Actuariële en bedrijfstechnische nota Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group Vastgesteld op 3 december 2015
Over deze publicatie Voorwoord Deze actuariële en bedrijfstechnische nota (hierna: abtn) van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna: het pensioenfonds) is geschreven in het kader van artikel 145 van de Pensioenwet en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van 18 december 2006. De abtn geeft uitvoering aan de bepalingen in artikel 145 en de in het besluit vermelde richtlijnen, zoals geformuleerd in de artikelen 24 tot en met 29b. De abtn heeft in algemene zin de hoedanigheid van een bedrijfsplan gekregen. Naast de beschrijving van de actuariële opzet en de pensioenregeling wordt bijvoorbeeld ook ingegaan op de organisatiestructuur van het pensioenfonds en het interne beheersingssysteem. Tevens wordt aandacht besteed aan het beleggingsbeleid van het pensioenfonds en de financiële sturingsmiddelen die het pensioenfonds ter beschikking heeft. De abtn is te beschouwen als een ‘levend document’. Wijzigingen in bijvoorbeeld de organisatie- of verplichtingenstructuur worden zo spoedig als mogelijk verwerkt en doorgegeven aan De Nederlandsche Bank (hierna: DNB).
Inleiding De stichting is per 19 juli 2001 opgericht onder de naam: Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group. De stichting voert de pensioenregeling uit die Sligro Food Group Nederland B.V. heeft getroffen voor de werknemers die onder de pensioenregeling vallen. De huidige pensioenregeling is van kracht sinds 1 januari 2015.
Vaststelling actuariële en bedrijfstechnische nota De voorliggende actuariële en bedrijfstechnische nota van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group, hierna te noemen “het pensioenfonds”, is vastgesteld op 3 december 2015. Veghel, 3 december 2015 Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
H.L. van Rozendaal (voorzitter)
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
J.C.J.M. Cooijmans (secretaris)
i
3 december 2015
Inhoudsopgave
1.
Hoofdlijnen organisatie en interne beheersingssysteem
3
1.1
Organigram
3
1.2
Beheersingskader van de organisatie
3
1.3
Operationele beheersingmaatregelen
7
1.4
Beleidsmatige beheersingsmaatregelen
13
1.5
Financieel crisisplan
14
2.
Haalbaarheidstoets en risicohouding
15
2.1
Haalbaarheidstoets
15
2.2
Beleidsdoelstellingen
16
3.
Aansluiting werkgevers en verkrijging deelnemerschap
18
4.
De pensioenregeling
19
4.1
Korte omschrijving van de pensioenregeling bij het pensioenfonds
19
4.2
De regeling samengevat in tabelvorm
19
4.3
Voorwaardelijke toeslagverlening pensioenen
20
5.
Financieel kader
21
5.1
Risico’s uit aangegane verplichtingen
21
5.2
Reservering
22
5.2.1
Voorziening pensioenverplichtingen en financiering
22
5.2.2
Voorziening herverzekerde pensioenverplichtingen
24
5.2.3
Voorziening toekomstige arbeidsongeschikten
24
5.3
Omzetting(sfactoren)
25
5.4
Premiebeleid
26
5.5
Toeslagenbeleid
27
5.6.1
Korting bij 5 jaar onafgebroken dekkingstekort
28
5.6.2
Korting bij onvoldoende herstelkracht
28
5.7
Beleggingsbeleid
29
5.8
(Minimaal) vereist eigen vermogen
31
5.9
Voorwaardelijke toeslagen binnen reserverings-, premie- en beleggingsbeleid
33
5.10
Financiële sturingsmiddelen
33
Bijlage A
Verklaring inzake de beleggingsbeginselen
35
Bijlage B
Financieel crisisplan
40
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
ii
3 december 2015
Actuariële en bedrijfstechnische nota van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group 1.
Hoofdlijnen organisatie en interne beheersingssysteem
In dit hoofdstuk wordt een beschouwing gegeven van de mandaatregeling van het pensioenfonds. Daarna volgt een beschrijving van de hieraan gerelateerde operationele en beleidsmatige beheersingsmaatregelen. 1.1 Organigram
Sligro Food Group Nederland B.V.
(Gewezen) Deelnemers
Pensioengerechtigden
Beleggingscommissie
Verantwoordingsorgaan Bestuur Communicatiecommissie
Visitatiecommissie
Commissie risicomanagement en uitbesteding
Herverzekeraar
Vermogensbeheerder NN IP
Administrateur AZL N.V.
Accountant KPMG
NN
Adviserend Actuaris Aon Consulting
Waarmerkend Actuaris Towers Watson
1.2 Beheersingskader van de organisatie Doelstelling, missie en visie Het bestuur is de beheerder van het pensioenfonds en stelt zich ten doel de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen ter zake van ouderdom en overlijden aan (gewezen) werknemers van ondernemingen binnen Sligro Food Group Nederland B.V. die door het bestuur tot het pensioenfonds zijn toegelaten. Voorts worden uitkeringen verstrekt aan de nagelaten betrekkingen van (gewezen) werknemers, overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de statuten. Het bestuur tracht dit doel te bereiken door het uitvoeren van de pensioenregeling zoals die in het onderliggende pensioenreglement van het pensioenfonds is omschreven. De missie van het pensioenfonds is om een zo goed mogelijke invulling te geven aan de pensioenregeling die Sligro Food Group Nederland B.V. heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. Hierin is het pensioenfonds trendvolger en hoeft het niet voorop te lopen. Het pensioenen vermogensbeheer van het pensioenfonds moet (kosten)efficiënt, risicobewust en transparant worden uitgevoerd. Bij het bepalen van beleid wordt gezorgd dat de belangen van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden en de werkgever op een evenwichtige wijze worden behartigd. De ambitie is om de koopkracht voor de belanghebbenden zo goed mogelijk te handhaven.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
3
3 december 2015
Als visie, zowel binnen de huidige als de komende wettelijke kaders, streeft het pensioenfonds naar een goede en duurzame uitvoering van de pensioenen binnen de mogelijkheden die het heeft. Daarbij zal het pensioenfonds altijd oog houden voor de doelgroepen van het fonds en aandacht hebben voor de omvang van het fonds. Om de visie te kunnen uitvoeren, is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de werkgever waar het pensioenfonds een bijzondere relatie mee heeft. Vanwege de nauwe verwantschap met de werkgever is het uitgangspunt om het ondernemingspensioenfonds te continueren. Bevoegdheden Het bestuur heeft het administratief en geldelijk beheer gedelegeerd aan AZL N.V. (hierna: AZL). Daarnaast zijn communicatie-inspanningen, (secretariële) ondersteuning en begeleiding van het bestuur, alsmede werkzaamheden in het kader van de jaarverslaglegging aan AZL uitbesteed. AZL is in het bezit van de ISAE 3402 certificering type I en II. Door middel van een overeenkomst tussen het pensioenfonds en AZL c.q. Nationale-Nederlanden zijn haar taken en bevoegdheden duidelijk vastgelegd. In die overeenkomst heeft het pensioenfonds vastgelegd in welke situaties AZL haar in en buiten rechtens kan vertegenwoordigen en welke daden van beheer door laatstgenoemde namens het pensioenfonds mogen worden verricht, zoals het uitkeren van de pensioenen aan de pensioengerechtigden en het aangaan van contractuele relaties. De administratieve organisatie is erop gericht dat alle belangrijke contracten tussen het pensioenfonds en derden van handtekeningen van de voorzitter en de secretaris worden voorzien. Verder is er een procuratieregeling opgesteld waarin onder meer de tekeningsbevoegdheid van AZL ten aanzien van huishoudelijke en algemene uitgaven van het pensioenfonds is vastgelegd. Samenstelling bestuur Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat uit vijf bestuursleden. Twee werkgeversbestuursleden worden benoemd door het bestuur na voordracht door de directie van Sligro Food Group Nederland B.V. Twee werknemersbestuursleden worden benoemd door het bestuur na voordracht door de ondernemingsraad van Sligro Food Group Nederland B.V. Eén bestuurslid uit de pensioengerechtigden wordt benoemd door het bestuur na verkiezingen. Het bestuurslid dat benoemd is uit de pensioengerechtigden, behoort samen met de bestuursleden die benoemd zijn uit de deelnemers en gewezen deelnemers tot de werknemersbestuursleden. De verdeling van de zetels van de vertegenwoordigers van werknemers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden vindt plaats op basis van onderlinge getalsverhoudingen waarbij de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden niet meer dan 25% van het totaal aantal zetels bezet. Het bestuur neemt zijn besluiten bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij het stemgewicht van de twee werkgeversbestuursleden gelijk is aan het stemgewicht van de drie werknemersbestuursleden. De voorzitter van het bestuur wordt door het bestuur uit de werkgeversbestuursleden gekozen. Eén van de werknemersbestuursleden wordt door het bestuur als secretaris aangewezen. De overige functies, zijnde plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend secretaris, worden door het bestuur in onderling overleg verdeeld. Het bestuur kan in onderling overleg uit zijn midden ook andere functionarissen aanwijzen, zoals een penningmeester en een plaatsvervangend penningmeester. Het voltallige bestuur is belast met het besturen van de stichting. Het dagelijks beleid wordt uitgevoerd door ten minste twee bestuursleden. Het voltallige bestuur vergadert in de regel zes maal per jaar. Van deze vergaderingen worden door de administrateur schriftelijke verslagen gemaakt. Het bestuur wordt in elke bestuursvergadering door de administrateur en/of de adviseurs uitvoerig geïnformeerd over pensioenactualiteiten. Ook de beleidsstukken van het pensioenfonds worden tijdens bestuursvergaderingen besproken. Een week voor iedere bestuursvergadering houdt het bestuur een vooroverleg waarbij de administrateur en adviseurs niet aanwezig zijn. Doel van dit vooroverleg is om voorafgaand aan de bestuursvergaderingen de eigen visievorming van het bestuur te bevorderen. Commissies Het bestuur kan uit zijn midden commissies benoemen die met een speciale taak of taken worden belast en waarvan de bevoegdheden bij bestuursbesluit worden geregeld. Deze commissies kunnen worden bijgestaan door een externe deskundige. Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
4
3 december 2015
Het bestuur heeft drie commissies ingesteld: de Beleggingscommissie, de Communicatiecommissie en de Commissie risicomanagement en uitbesteding. De Beleggingscommissie adviseert het bestuur over het te voeren beleggingsbeleid. Een onafhankelijke, externe deskundige staat de commissie hierin bij. De uitgangspunten van het beleggingsbeleid heeft het bestuur vastgelegd in de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen en in het beleggingsplan. De Beleggingscommissie zorgt ook voor de uitvoering van besluiten die het bestuur heeft genomen. Bovendien houden de leden toezicht op de goede uitvoering van het vermogensbeheer door NN Investment Partners (NN IP). De Communicatiecommissie adviseert het bestuur over de communicatie met deelnemers en andere belanghebbenden van het pensioenfonds. De Communicatiecommissie zorgt ook voor de uitvoering van de door het bestuur genomen besluiten. Bovendien houden de leden toezicht op de goede uitvoering hiervan. De commissie doet dit in samenwerking met AZL N.V. De Commissie risicomanagement en uitbesteding is verantwoordelijk voor de opzet en monitoring van het integrale risicomanagement en het uitbestedingsbeleid van het pensioenfonds en adviseert hierover aan het bestuur. De uitgangspunten van het risicomanagement en het uitbestedingsbeleid heeft het bestuur vastgelegd in beleidsplannen. Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan (hierna: VO) ingesteld. De inrichting en bevoegdheden zijn vastgelegd in statuten en in het reglement verantwoordingsorgaan. In het VO zijn actieve deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) in principe gelijkelijk vertegenwoordigd. Het bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het VO heeft de bevoegdheid een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur in algemene zin, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het achterliggende kalenderjaar, beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het verantwoordingsorgaan baseert haar oordeel op het jaarverslag, de jaarrekening, alle andere door het bestuur verstrekte relevante informatie en eventuele bevindingen van de visitatiecommissie. Het VO heeft onder andere recht op: ■ ■ ■ ■
overleg met het bestuur; overleg met het intern toezichtorgaan; overleg met de externe accountant en de externe actuaris; informatie;
en heeft het recht om advies uit te brengen over: ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
de vergoedingsregeling van bestuursleden; wijzigen van het beleid ten aanzien van het VO; de vorm en inrichting van het intern toezicht; de profielschets voor leden van de visitatiecommissie; de interne klachten- en geschillenprocedure; het communicatie- en voorlichtingsbeleid; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1 van de Pensioenwet; en het disfunctioneren van het bestuur na melding hierover door de visitatiecommissie.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
5
3 december 2015
Intern toezicht Het bestuur zorgt voor organisatie van transparant intern toezicht (hierna: IT). Het IT betreft het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur door onafhankelijke deskundigen. Het IT heeft ten minste de volgende taken: ■ beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en –processen en checks en balances; ■ beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd; ■ beoordelen van de omgang met risico’s op langere termijn; en heeft recht op: ■ alle informatie om haar taak te kunnen uitoefenen; ■ overleg met het bestuur over alle bestuurstaken; ■ overleg met de externe accountant en de externe actuaris. Het IT rapporteert na visitatie aan het bestuur. Het bestuur bespreekt het rapport met het verantwoordingsorgaan en de bevindingen worden in het jaarverslag van het pensioenfonds vermeld. Voor de inrichting van het IT zijn er de volgende mogelijkheden: ■ ■ ■ ■
visitatie; instellen van een afzonderlijk orgaan; systeem van one tier board; auditcommissie.
Het bestuur van het pensioenfonds heeft een visitatiecommissie ingesteld, bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. De inrichting en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in de statuten en het reglement visitatiecommissie. Integriteitsbeleid Integriteit is een wezenlijk kenmerk van een professionele en betrouwbare organisatie. Het bevordert niet alleen de efficiëntie, de interne transparantie en samenwerking, maar ook het vertrouwen. Het pensioenfonds heeft hiervoor een integriteitsbeleid vastgesteld. Het integriteitsbeleid is het beleid (om te komen) tot beheersing van de integriteitsrisico’s die het fonds loopt. Belangrijke beheersingsmiddelen zijn de gedragscode, de incidentenregeling en klokkenluidersregeling van het pensioenfonds. Verantwoording Naast de verzekeringstechnische administratie zijn ook de financiële administratie en de secretariële werkzaamheden opgedragen aan AZL. Tevens geeft AZL (juridisch) advies, nadat het bestuur hier opdracht toe geeft. Zij legt in elke bestuursvergadering verantwoording af voor het door haar gevoerde beheer. Externe deskundigen en zakelijke partners van het pensioenfonds Nationale-Nederlanden Levensverzekeringsmaatschappij N.V. (hierna: Nationale-Nederlanden) treedt op als herverzekeraar van het pensioenfonds. Nationale-Nederlanden werkt nauw samen met AZL en vermogensbeheerder NN IP. Het bestuur heeft accountantsbureau KPMG Accountants N.V. aangesteld voor de vereiste jaarlijkse controle op de jaarrekening en de staten DNB. De accountant zal (minimaal) eenmaal per jaar in de bestuursvergadering mondeling verslag doen van haar bevindingen en controlewerkzaamheden. Tevens legt zij een en ander schriftelijk vast door middel van een accountantsverklaring en een brief gericht aan het bestuur. Het bestuur heeft Towers Watson Netherlands B.V. benoemd tot certificerend actuaris. De certificerend actuaris maakt jaarlijks een actuarieel verslag en certificeert de actuariële verslagstaten. Ook hij zal (minimaal) éénmaal per jaar in de bestuursvergadering mondeling verslag doen van zijn bevindingen. Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
6
3 december 2015
Als adviseur treedt eveneens Aon Consulting Nederland cv (hierna: Aon Consulting) op. Door Aon Consulting is met instemming van het bestuur aangegeven dat de functies van certificerend actuaris en adviseur niet in dezelfde persoon verenigd zullen zijn. Het bestuur vraagt daarnaast advies aan de accountant en de actuaris in alle gevallen waarin het dit nodig acht. 1.3 Operationele beheersingsmaatregelen Het pensioenfonds heeft haar regelingen door middel van een 10-jarige overeenkomst herverzekerd bij Nationale-Nederlanden, waarbij gekozen is voor een bedieningsconcept waarbij AZL optreedt als loket ten aanzien van de werkzaamheden uit hoofde van de overeenkomst. De overeenkomst eindigt op 31 december 2015. AZL is een dienstverlener die gespecialiseerd is in het voeren van pensioenfonds-administraties en bestuursadvisering. AZL verleent geen diensten op het gebied van vermogensbeheer en of het verzekeren van risico’s. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door NN IP. De verzekeringsrisico’s liggen voor het grootste deel bij Nationale-Nederlanden en voor een kleiner deel bij het pensioenfonds zelf. Door deze splitsing van taken wordt naast een goede governance structuur naar de mening van het bestuur tevens bewerkstelligd dat de verschillende taken worden uitgevoerd bij die organisaties die daar het best voor zijn uitgerust. Bij het structureel uitbesteden van werkzaamheden worden de daaraan verbonden risico's in kaart gebracht. Het bestuur inventariseert hiertoe gedetailleerd voor elk van de uit te besteden werkzaamheden de problemen die bij uitbesteding kunnen ontstaan. Vervolgens worden procedures en maatregelen vastgesteld die deze problemen kunnen voorkomen. Bij reeds bestaande vormen van uitbesteding wordt getracht zoveel mogelijk de medewerking van de uitvoeringsorganisaties te krijgen. Als de uitvoeringsorganisaties op dit punt terughoudend reageren zal het pensioenfonds meer zelf doen. In de tabellen 1 tot en met 3 staan per uitvoeringsorganisatie vermeld de risico-analyse en de risico-beheersingsmaatregelen die tot op heden door het bestuur, in overleg met de uitvoeringsorganisaties, zijn geëffectueerd. Bij een nieuwe of gewijzigde uitbesteding wordt in de offerteaanvraag geïnformeerd naar de waarborgen (boetes, exitbepalingen, verklaringen e.d.) die mogelijk zijn ter voorkoming van problemen. Het bestuur bepaalt vervolgens of de risico's en waarborgen in een redelijke verhouding tot elkaar staan alvorens zij definitief besluit tot de uitbesteding van de werkzaamheden aan een specifieke uitvoeringsorganisatie. Offertes worden door het bestuur bij voorkeur aangevraagd bij ISAE 3402 type I en II gecertificeerde uitvoeringsorganisaties. Als dit laatste niet haalbaar is moeten (potentiële) uitvoeringsorganisaties in ieder geval beschikken over: ■ interne procedures die de juistheid en tijdigheid van de werkzaamheden waarborgen; ■ richtlijnen die vertrouwelijke omgang met de gegevens van het pensioenfonds garanderen en de integriteit van de werknemers van de uitvoeringsorganisatie waarborgen. Na afloop van een offertetraject wordt voor elk van de geïdentificeerde risico's een (nieuwe) maatregel ter beheersing van het risico geformuleerd. Een deel van deze maatregelen komt bij het pensioenfonds zelf te liggen. De overige maatregelen worden in de overeenkomst met de uitvoeringsorganisatie (bijvoorbeeld in een Service Level Agreement (hierna: SLA)) vastgelegd. Daarnaast worden in de overeenkomst/SLA voor alle afzonderlijke werkzaamheden de afspraken omtrent moment, frequentie en doorlooptijd benoemd. Maatregelen als boete- en beëindigingclausules waarborgen dat afspraken ook in uiterste gevallen tijdig worden nagekomen. De procedures en maatregelen ter beheersing van de risico’s (bij bestaande en nieuwe uitbesteding) gelden in principe voor de duur van de overeenkomst, maar kunnen bij een onbevredigend resultaat in goed overleg tussentijds worden aangepast. Daarom wordt ten minste eenmaal per jaar, maar ook zodra wordt overwogen een andere uitvoeringsorganisatie te kiezen, door het bestuur nagegaan of het
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
7
3 december 2015
totaaloverzicht van risico's, procedures en maatregelen aanpassing behoeft. Een goede rapportage van incidenten en ervaringen is hierbij van groot belang. De accountant en actuaris controleren en beoordelen tevens de procedures en maatregelen ter beheersing en voorkoming van de risico's.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
8
3 december 2015
Tabel 1: Risicoanalyse uitbesteding pensioenadministratie Betreft
Risico's
■ Gegevens
■ Juistheid
verwerking
Procedure / Maatregel
■ De uitvoeringsorganisatie is in het bezit van een ISAE 3402 certificering type I en type II.
■ Bij de uitvoeringsorganisatie zijn interne procedures geformuleerd
■ Tijdigheid
■ Berekeningen
■ Juistheid
die juistheid van gegevensverwerking waarborgen. Bijvoorbeeld: invoer van nieuwe gegevens en mutaties is gescheiden van de goedkeuring hiervan (interne functiescheiding). ■ Eén keer per jaar gaat het totale bestand naar het pensioenfonds. Deze controleert de aanspraken en status van de deelnemers. ■ Met de aangesloten ondernemingen zijn afspraken gemaakt betreffende de frequentie van aanlevering van gegevens aan de administrateur. ■ Binnen 6 weken tot 3 maanden, afhankelijk van de soort mutaties, worden wijzigingen doorgevoerd.
■ De berekeningen worden geautomatiseerd uitgevoerd. Handmatige berekeningen zijn tot een minimum beperkt en betreffen alleen uitzonderlijke (vooraf geïdentificeerde) situaties. ■ Het bestuur is in het bezit van betrouwbare referenties ten aanzien van het door de uitvoeringsorganisatie ■ Gebruikte softwarepakket. ■ De uitvoeringsorganisatie heeft voor beheer en onderhoud van de softwareapplicatie een uitgebreide procedure opgesteld die bij het bestuur bekend is.
■ Pensioen-
■ Juistheid
opgaven
■ De pensioenopgaven zijn gekoppeld aan de aansprakenadministratie.
■ De werknemer wordt verzocht de gegevens te controleren en bij onjuistheden te reageren richting het pensioenfonds.
■ Uitkeringen-,
■ Juistheid
financiële-, en beleggingenadministratie
■ Overig
■ De deelnemers- en aansprakenadministratie is gekoppeld aan de uitkeringenadministratie.
■ Alle financiële handelingen en transacties worden in een geautomatiseerd boekhoudkundig systeem vastgelegd.
■ Continuïteit
■ Dagelijks maakt de uitvoeringsorganisatie een adequate back-up
■ Vertrouwe-
■ De uitvoeringsorganisatie heeft waarborgen afgegeven betreffende
van de bestanden. lijkheid
de Wet bescherming persoonsregistratie.
■ Werknemers van de uitvoeringsorganisatie ondertekenen een contract waarin vertrouwelijke omgang met gegevens van derden is opgenomen.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
9
3 december 2015
Eén keer per jaar vindt een controle plaats van de pensioenadministratie van de uitvoeringsorganisatie door een onafhankelijke derde partij (de accountant en actuaris van het pensioenfonds) in het kader van het jaarwerk. Om dubbelwerk te voorkomen worden daarbij wel afspraken gemaakt tussen deze derde partij en de interne accountant en actuaris van de uitvoeringsorganisatie. Het pensioenfonds en deze derde partij ontvangen voor de controle een elektronisch bestand van de uitvoeringsorganisatie. Een bijkomend voordeel is dat bij een onbevredigende dienstverlening een nieuwe uitvoeringsorganisatie op basis van dit bestand betrekkelijk eenvoudig de werkzaamheden zou kunnen overnemen. Op deze wijze wordt extra gewicht gegeven aan de beëindigingsvoorwaarden van de schriftelijke overeenkomst.
Tabel 2: Risicoanalyse uitbesteding actuarieel advies Betreft
Risico's
■ Actuariële
■ Juistheid
berekeningen en adviezen
Procedure / Maatregel
■ Er wordt gewerkt met het systeem van peer-review, dat wil zeggen dat alle berekeningen en adviezen door een collega-(actuaris) worden gecontroleerd.
■ Tijdigheid
■ In overleg met de uitvoeringsorganisatie wordt een deadline vastgesteld die door ten minste twee consultants wordt bewaakt.
■ Actuarieel verslag en actuariële verklaring
■ Staten De Nederlandsche Bank
■ Juistheid en volledigheid
■ De actuaris werkt met peer-review en gebruikt kantoor-standaarden m.b.t. toereikendheidstoets en rapportage.
■ Tijdigheid
■ Twee consultants bewaken de voortgang zodat de deadline van 1
■ Juistheid
■ De ingevulde actuariële staten worden gecontroleerd door ten
■ Tijdigheid
■ Uiterlijke datum van oplevering van de staten ligt vast in een
juli met een grote mate van zekerheid wordt gehaald.
minste twee medewerkers van het kantoor van de actuaris. overeenkomst.
■ Rapportages De
■ Juistheid en
Nederlandsche Bank
tijdigheid
■ Signalering
■ Tijdigheid
pensioenontwikkelingen
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
■ Het kantoor van de actuaris gebruikt de standaarden van De Nederlandsche Bank of zelf ontwikkelde standaarden om snel en volledig de noodzakelijke rapportages aan De Nederlandsche Bank op te kunnen stellen.
■ De actuaris is aanwezig bij de bestuursvergaderingen van het pensioenfonds en krijgt daar voldoende tijd om de meest recente ontwikkelingen op pensioengebied toe te lichten. Daarnaast geeft het kantoor van de actuaris een informatief magazine uit.
10
3 december 2015
Tabel 3: Risicoanalyse uitbesteding vermogensbeheer Potentiële problemen
Procedure / Maatregel
■ Wijziging vermogensbeheer-team
■ De vermogensbeheerder heeft in de beheerovereenkomst
en –stijl
■ Gebrekkige systemen voor risicomanagement, transactieafhandeling en compliance aan richtlijnen
■ Prestaties beheerder
vastgelegd dat wijzigingen worden gemeld en, in bepaalde gevallen, het pensioenfonds het recht geven de overeenkomst op te zeggen.
■ De beleggingsadviseur heeft positief geadviseerd over de kwaliteit van de systemen en de interne accountant heeft een verklaring afgegeven over de AO/IC van de vermogensbeheerder.
■ Het resultaat wordt periodiek geëvalueerd door het bestuur rekening houdend met het mandaat, de marktomgeving en het risico waarmee de performance tot stand is gekomen.
■ Onjuist, onvolledig of ontijdig aanleveren data aan beleggingsadministratie, cliënt, consultant
■ Vertrouwelijkheid gegevens
■ Rapportageafspraken zijn vastgelegd in een SLA. ■ De accountant verifieert de waardering.
■ In de beheerovereenkomst zijn afspraken omtrent vertrouwelijkheid en communicatie van gegevens van het pensioenfonds vastgelegd.
■ Beleggingsmandaat
■ De beleggingsadviseur heeft positief geadviseerd over de professionaliteit en onafhankelijkheid van de compliance afdeling vermogensbeheerder.
■ Fraude / diefstal
■ Het depotverslag is voorzien van een accountantsverklaring. Eventuele schade is voor rekening van de vermogensbeheerder.
Dienstverlening AZL Het pensioenfonds heeft voor de uitvoering van de administratie van de pensioenregeling de beschikking over de volgende modules bij AZL: 1. module deelnemersadministratie; 2. module secretariële ondersteuning; 3. module communicatie; 4. module financiële en actuariële informatievoorziening; 5. module managementinformatie. Hierna wordt voor de dienstenmodules van AZL een puntsgewijze opsomming van de activiteiten gegeven. 1. Module deelnemersadministratie De deelnemersadministratie die AZL voert bestaat uit: a. deelnemersadministratie; b. uitkeringenadministratie. Ad a. De deelnemersadministratie omvat: ■ het administreren en indien nodig muteren van de persoonsgegevens van de deelnemers; ■ het berekenen, vaststellen, toekennen en registreren van (premievrije) aanspraken, hetgeen onder meer berekening en verwerking van toeslagen op pensioenrechten en ingegane pensioenen omvat; ■ het doorvoeren van alle voorkomende mutaties. Dit omvat onder meer inkomende en uitgaande waardeoverdrachten, de consequenties van echtscheidingen (zoals pensioenverevening, conversie en afsplitsing bijzonder partnerpensioen) en overlijdensmeldingen en indien de mutatie hiertoe aanleiding geeft het afgeven van een actuele pensioenopgave; ■ het verzorgen van: de jaarlijkse pensioenopgave aan de deelnemers;
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
11
3 december 2015
de opgaven voor belastingplichtige, belastingdienst, pensioenfonds en DNB; WIA-controles op de met het pensioenfonds overeengekomen wijze; de door de actuaris van het pensioenfonds benodigde gegevens; de door de accountant van het pensioenfonds benodigde gegevens; het uitvoeren van de regels Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.
Ad b. De uitkeringenadministratie omvat: ■ het tijdig opvragen van gegevens van uitkeringsgerechtigden; informatie en communicatie m.b.t. de ingang van pensioen, inclusief opgave uitruil, hoog/laag constructies en wijziging ingangsdatum pensioen; ■ de pensioenuitkering conform de bepalingen in het reglement, waarbij automatische inhouding plaatsvindt van wettelijke sociale en fiscale premies, e.d. 2. Module secretariële ondersteuning De secretariële ondersteuning van AZL omvat: ■ het voorbereiden, bijwonen en notuleren van bestuursvergaderingen (het aantal is in overleg vast te stellen); ■ het voorleggen van zaken waarover het bestuur de (eind)beslissing moet nemen; ■ secretariële ondersteuning van de visitatiecommissie; ■ secretariële ondersteuning van het verantwoordingsorgaan; ■ het archiveren van alle beleidsmatige en bestuurlijke besluiten; ■ het voeren van correspondentie namens het bestuur van het pensioenfonds. 3. Module communicatie AZL verzorgt alle communicatie: algemeen: verstrekking op verzoek van de volledige statuten en de reglementen van het pensioenfonds, voor zover deze nog niet verstrekt zijn; ■ nieuwe toetreders: actief informeren over waardeoverdracht; offerte inkoop waardeoverdracht inclusief uitleg; verstrekking toetredingsbewijs / pensioenopgave; ■ actieven: verstrekking jaarlijkse pensioenopgave (opgave van de opgebouwde en te bereiken aanspraken); nieuwe pensioenopgave per gewijzigde pensioensituatie; pensioenopgave bij uitdiensttreding; pensioenopgave voor ex-partner bij scheiding (bijzonder partnerpensioen, consequenties verevening en eventuele conversie); ■ slapers: eenmaal in de 5 jaar verstrekken van een pensioenopgave; verzorgen van uitgaande waardeoverdrachten; ■ arbeidsongeschikten: jaarlijks verstrekken van een pensioenopgave; ■ uitkeringsgerechtigden: jaarlijkse pensioenopgave; tijdige informatie over pensioenrechten inclusief berekeningswijze, eventuele inhoudingen, informatie over toeslagenbeleid; overschrijving met aanduiding van de inhoudingen; jaaropgave ten behoeve van de aangifte inkomstenbelasting; toelichting op de jaaropgave; ■ het verzendklaar maken en de verzending van de pensioenbescheiden; ■ beheer van de website.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
12
3 december 2015
4. Module financiële en actuariële informatievoorziening: ■ het administreren van alle mutaties op de financiële rekeningen onder beheer van AZL ten name van pensioenfonds; ■ het voeren van een grootboekadministratie; ■ liquiditeitsbewaking op met het pensioenfonds overeengekomen wijze; ■ het verzorgen en mede opstellen van de verslagstaten DNB; ■ bewaking en verzorging van de actuariële verslaglegging, welke door AZL namens het pensioenfonds ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de certificerend actuaris van het pensioenfonds; ■ het verzorgen van het financieel jaarverslag op basis van de verslagstaten DNB; ■ de jaarlijkse rapportage van de actuaris omtrent de ontwikkeling van de technische voorzieningen, de premie, de toeslagverlening en de financiële positie. 5. Module managementinformatie Per kwartaal zal ten behoeve van het bestuur een kwartaalrapportage opgesteld worden waarin is opgenomen: ■ het totaal aantal deelnemers; ■ alle pensioenuitkeringen, gespecificeerd op hoofdgroepen; ■ het totaal aantal mutaties, gespecificeerd naar aard met vermelding van de gemiddelde doorlooptijd; ■ het totaal aantal klachten. Controle AZL heeft in haar administratieve systemen en procedures diverse controle mechanismen ingebouwd. Naast visuele, systeem- en waarschijnlijkheidscontroles vinden tevens valideringscontroles plaats. In bestuursvergaderingen legt AZL verantwoording af over de door haar uitgevoerde werkzaamheden door middel van de in de module managementinformatie vermelde kwartaalrapportage. Bij het opstellen van het jaarverslag en de verslagstaten DNB vindt controle plaats door de certificerende actuaris en accountant.
1.4 Beleidsmatige beheersingsmaatregelen Beleidsmatige processen en doelstellingen Om de gestelde doelen te verwezenlijken wordt door het bestuur beleid gemaakt, waarbij de actualiteit steeds in het oog gehouden wordt. Het bestuur heeft de mogelijkheid om werkgroepen en commissies in te stellen om een specifiek onderwerp voor te bereiden. Daarnaast kan het bestuur ook specifieke adviezen inwinnen bij de externe deskundigen. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door diverse rapportages, gemaakt door of in samenspraak met externe deskundigen, die tezamen met het jaarverslag van het pensioenfonds een totaalbeeld moeten geven van de (financiële) positie van het pensioenfonds met de daarbij te onderkennen en te analyseren risico’s. De diverse rapportages die onderscheiden kunnen worden, zijn de volgende: ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
de actuariële verklaring en het certificeringsrapport van de certificerend actuaris; het beleggingsplan; een ALM-studie; een lastenprognose; de verslagstaten DNB; de jaarlijkse brief (management letter) van de accountant en de actuaris aan het bestuur; een notitie van de actuaris ten behoeve van de premievaststelling en het toeslagenbeleid voor het komende boekjaar; ■ de haalbaarheidstoets. Bewaking en analyse van het beleidsmatige ondernemingsrisico en de managementinformatie Alle externe deskundigen en zakelijke partners rapporteren aan het bestuur. Op basis van die informatie en analyses (toetsing vooraf) wordt eventueel actie door het bestuur ondernomen. Een meetbaar effect van een eventuele actie is achteraf zichtbaar in de periodieke rapportages (toetsing achteraf).
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
13
3 december 2015
Alle periodieke rapportages worden, als onderdeel van de informatievoorziening, uitgebreid in de bestuursvergaderingen behandeld. Hierbij wordt getracht zoveel mogelijk rekening te houden met alle te onderkennen risico’s die van invloed kunnen zijn en wordt getracht op ontwikkelingen adequaat in te spelen.
1.5 Financieel crisisplan Het bestuur heeft een financieel crisisplan vastgesteld dat een beschrijving van maatregelen bevat die het fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de (beleids)dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van het pensioenfonds in gevaar komt. Ook wordt aangegeven in welke financiële situaties sprake kan zijn van een crisissituatie. Het financieel crisisplan maakt als bijlage B onderdeel uit van deze abtn.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
14
3 december 2015
2.
Haalbaarheidstoets en risicohouding
2.1 Haalbaarheidstoets De haalbaarheidstoets is een stochastische toets die inzicht geeft in de samenhang tussen de financiële opzet, het verwachte pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. De economische scenario’s zijn voorgeschreven. De haalbaarheidstoets heeft de continuïteitsanalyse en de consistentietoets vervangen. In de haalbaarheidstoets wordt een projectie van de financiële situatie van het pensioenfonds voor een lange periode (60 jaar) gemaakt voor een veelvoud aan economische scenario’s (stochastische analyse). De haalbaarheidstoets heeft als doel inzicht te geven in: de gevolgen van de financiële opzet van het fonds; de verwachtingen en risico’s, met name ten aanzien van koopkrachtbehoud; de consistentie en evenwichtigheid van het beleid; de haalbaarheid en consistentie van het premiebeleid; de herstelkracht van het fonds. De belangrijkste uitkomst waarnaar gekeken wordt in de haalbaarheidstoets is het pensioenresultaat. Dit is een maatstaf voor koopkrachtbehoud. De resultaten van de aanvangshaalbaarheidstoets zijn als volgt: verwacht pensioenresultaat startend vanuit de vereiste dekkingsgraad: 89,4%; verwacht pensioenresultaat startend vanuit de (beleids)dekkingsgraad per 31 december 2014: 89,7%; afwijking pensioenresultaat startend vanuit de (beleids)dekkingsgraad per 31 december 2014 in slechtweerscenario: 26,2%. De onderhavige berekeningen zijn in eerste instantie uitgevoerd op basis van de rentetermijnstructuur per 1 januari 2015. Voor de vaststelling van de ondergrenzen c.q. bovengrens ten aanzien van genoemde parameters achtten wij het verstandig rekening te houden met de wijziging van de UFRmethodiek per 15 juli 2015. Verder zien wij de minimaal vereiste dekkingsgraad een niveau dat wij niet willen onderschrijden. Daarom hebben wij de berekeningen ook laten uitvoeren bij een startdekkingsgraad van 104,3%. Dat leverde de volgende resultaten op: verwacht pensioenresultaat startend vanuit verlaagde dekkingsgraad: 85,2%; afwijking pensioenresultaat startend vanuit verlaagde dekkingsgraad in slechtweerscenario: 26,5%. Op basis daarvan zijn wij tot de volgende grenswaarden gekomen: ondergrens verwacht pensioenresultaat startend vanuit de vereiste dekkingsgraad: 80%; ondergrens verwacht pensioenresultaat startend vanuit de feitelijke (beleids)dekkingsgraad: 80%; bovengrens afwijking pensioenresultaat startend vanuit de feitelijke (beleids)dekkingsgraad: 30%. Jaarlijks vóór 1 juli zal het pensioenfonds een haalbaarheidstoets laten uitvoeren. Vervolgens zullen wij de resultaten ervan evalueren binnen het bestuur en deze bij een onder- c.q. overschrijding van de norm(en) bespreken met een werkgeversdelegatie en een afvaardiging van de Ondernemingsraad. Wij zullen de Visitatiecommissie en het Verantwoordingsorgaan informeren over de uitkomsten. Indien de pensioenregeling wordt gewijzigd danwel zich een significatie wijziging in de situatie van het fonds voordoet, zal het fonds een nieuwe aanvangshaalbaarheidstoets uitvoeren. De resultaten zullen besproken worden met de Ondernemingsraad. Ook zullen de Visitatiecommissie en het Verantwoordingsorgaan geïnformeerd worden over de uitkomsten van dat overleg. De nieuwe onder/bovengrenzen zullen binnen een maand na de gewijzigde situatie aan de toezichthouder worden gerapporteerd.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
15
3 december 2015
2.2 Beleidsdoelstellingen Op grond van artikel 102a van de Pensioenwet dient een pensioenfonds beleidsdoelstellingen te formuleren. Sinds 1 januari 2015 voert het pensioenfonds een CDC-regeling uit. Voor een periode van 5 jaar ligt de premie vast op 24,5% van de pensioengrondslagsom. De premie is derhalve geen sturingselement. Vanwege de vaste premie kan de pensioenopbouw in enig jaar vanwege bestandsontwikkeling en fluctuatie in de uitvoeringskosten variëren. Daarop kan het bestuur echter slechts in zeer beperkte mate sturen, namelijk door de beheersing van de uitvoeringskosten. Dit risico is vanaf 1 januari 2016 voor een groot deel afgedekt aangezien er een afspraak met de administrateur is gemaakt dat het overgrote deel van diens kosten voortaan vast liggen. Gegeven de CDC-regeling stuurt het pensioenfonds derhalve met name op de toeslagverlening en korting van opgebouwde pensioenen. Wij streven een stabiele toeslagverlening na. Toeslagverlening wordt echter minder belangrijk geacht dan het voorkomen van pensioenkortingen. Daarom voeren wij een defensief beleggingsbeleid zonder complexe producten. Er wordt alleen in vastrentende waarden en aandelen belegd, volgens een strategische verhouding van 65:35. Aan de hand van de uitkomst van de in de eerste helft van 2015 uitgevoerde ALM-studie wordt de strategische verhouding in vijf stappen gewijzigd naar 60:40. Daarnaast wordt de afdekking van het renterisico eveneens in vijf stappen gewijzigd van 70% naar 65%. Met ingang van het vierde kwartaal 2015 wordt in vijf kwartalen per het begin van ieder kwartaal de strategische verhouding met 1% aangepast en neemt de afdekking van het renterisico met 1% af. Daarmee proberen wij te bereiken dat onze relatief goede financiële positie zoveel mogelijk in tact blijft en de kans op korting zo klein mogelijk is. Anderzijds resulteert een te defensief beleggingsbeleid in een te beperkte herstelkracht waardoor korting van opgebouwde pensioenen zelfs in een situatie dat er geen dekkingstekort is, aan de orde kan zijn. Met de gekozen beleggingsmix denkt het bestuur de kans op korten acceptabel te houden. Het bestuur realiseert zich dat een forse afdekking van het renterisico gegeven de lage rentestand het opwaarts potentieel bij een rentestijging beperkt. Maar dat past in de gedachte dat korting van opgebouwde pensioenen als ernstiger wordt ervaren dan een wat beperktere toeslagverlening. Op grond van het voorgaande hebben wij onze beleidsdoelstellingen als volgt geformuleerd: Alleen in uitzonderlijke situaties mag de beleidsdekkingsgraad lager zijn dan 100%. Het pensioenfonds stuurt niet op extreem hoge dekkingsgraden. Er wordt gestreefd naar een verwacht indexatieresultaat over een 15-jarige periode van minimaal 85%. Een verwacht koopkrachtverlies over een periode van 15 jaar van meer dan 15% wordt als ongewenst gezien. Er wordt gestreefd om de kans op korten van pensioenen kleiner dan 2% te laten zijn. Uiteraard kunnen die doelstellingen in de praktijk niet haalbaar blijken, bijvoorbeeld door een forse daling van de aandelenmarkten. De meeste pensioenfondsen zullen dan te maken krijgen met fors lagere dekkingsgraden en derhalve beperkte toeslagverlening en een grote kans op korten van opgebouwde pensioenen. Het bestuur zal dan mogelijkerwijs zijn beleidsdoelstellingen moeten aanpassen aan de marktomstandigheden.
2.3 Risicohouding In het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) neemt de risicohouding van het fonds een belangrijke plaats in. Vooraf moet worden vastgesteld welk risico acceptabel is. Het grootste risico van een pensioenfonds vloeit voort uit het beleggingsrisico. Bij het vaststellen van de risicohouding is het van belang de risicohouding van de achterban mee te nemen. De vraag is welke risico’s de belanghebbenden bereid zijn te lopen om de doelstellingen van het fonds te realiseren en de mate waarin het fonds beleggingsrisico’s kan lopen gezien de kenmerken van het fonds.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
16
3 december 2015
In dat kader heeft het bestuur een onderzoek laten uitvoeren naar de risicobereidheid en het risicodraagvlak onder het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de Ondernemingsraad van de aangesloten onderneming. De standpunten van genoemde organen lagen ten aanzien van de meeste onderzoeksvragen redelijk in lijn, zij het dat binnen de organen wel verschil van inzicht was. Uit het onderzoek heeft het bestuur geconcludeerd dat het thans geformuleerde beleggingsbeleid, gegeven de restrictie dat het bestuur niet in complexe producten wenst te beleggen, het beste past bij de risicohouding die voortvloeit uit voren beschreven onderzoek. De risicohouding komt tot uitdrukking in de gekozen ondergrenzen voor de haalbaarheidstoets en voor de korte termijn in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor. De risicohouding op korte termijn wordt vertaald in het vereist eigen vermogen en een bandbreedte daarom heen. Allereerst hebben wij in dat kader het vereist eigen vermogen naar de rentestand per 31 augustus 2015 op basis van de regels van het nieuwe FTK en op basis van de per 15 juli 2015 geldende rentetermijnstructuur vastgesteld. Dat bedraagt 17,9% van de voorziening pensioenverplichtingen. Zoals wij in het voorgaande hebben aangegeven, willen wij niet teveel beleggingsrisico lopen. Onze belangrijkste doelstellingen zijn om de relatief goede dekkingsgraad zo goed mogelijk op niveau te houden en de kans op korten van de opgebouwde pensioenen zo laag mogelijk. Daarbij hoort een beperking van het beleggingsrisico hetgeen zich vertaalt in geringe bandbreedtes om het vereist eigen vermogen. Om te komen tot bedoelde bandbreedtes hebben wij het vereist eigen vermogen berekend bij de beleggingsmixen behorende bij de bandbreedtes rondom de strategische beleggingsverdeling (70:30 c.q. 60:40). Dat resulteerde in een percentage vereist eigen vermogen van 16% respectievelijk 20%. Op basis hiervan heeft het bestuur besloten om een bandbreedte ten aanzien van het percentage vereist eigen vermogen aan te houden van 16 tot 20%. Elk kwartaal wordt het vereist eigen vermogen op basis van het strategische beleggingsbeleid geschat en vergeleken met genoemde grenzen.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
17
3 december 2015
3.
Aansluiting werkgevers en verkrijging deelnemerschap
Sligro Food Group Nederland B.V. is gedispenseerd van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen (hierna: Bpf GIL). Dat pensioenfonds werkt binnen een verplichtstellingsbeschikking, die is afgegeven op verzoek van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen, namens de Federatie van de Groothandel in Levensmiddelen, de Vereniging voor de Groothandel in Zoetwaren, Tabak en Tabaksprodukten, FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening. Om dispensatie te verkrijgen en te behouden dienen de pensioenregeling die door het pensioenfonds wordt uitgevoerd, minimaal gelijkwaardig te zijn aan de verplichtgestelde regeling van het bedrijfstakpensioenfonds. Voor deelneming aan de pensioenregeling van het pensioenfonds moet een werknemer onder de pensioenregeling vallen en beschikken over een dienstverband met een onderneming binnen Sligro Food Group Nederland B.V. In de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en Sligro Food Group Nederland B.V. wordt vastgelegd dat partijen zich verbinden aan de statuten en reglementen waarop de pensioenregeling bij het pensioenfonds is gebaseerd. Tevens moeten partijen zich verbinden aan de besluiten van het bestuur van het pensioenfonds. Bedoelde overeenkomst wordt aangegaan voor een termijn van vijf jaar (eindigend op 31 december 2019) en is gelijk aan de termijn waarin de werkgever en werknemer een vaste premie beschikbaar stellen. Het pensioenfonds zal zorgdragen voor de pensioenbelangen en –verplichtingen van de werknemers in dienst van de bij Sligro Food Group Nederland B.V. aangesloten onderneming(en), die voortkomen uit de statuten en de reglementen van het pensioenfonds. Sligro Food Group Nederland B.V. moet op grond van de statuten en reglementen van het pensioenfonds zorgdragen voor het tijdig betalen van de verschuldigde premie en voor het aanmelden van iedere werknemer die door de statuten en reglementen als deelnemer wordt aangemerkt.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
18
3 december 2015
4.
De pensioenregeling
Met ingang van 1 januari 2015 is een nieuwe pensioenregeling in werking getreden voor de werknemers van Sligro Food Group Nederland B.V. Hierna wordt in kernbegrippen en op hoofdlijnen een overzicht van deze regeling gegeven.
4.1 Korte omschrijving van de pensioenregeling bij het pensioenfonds Voor de deelnemers geldt een pensioenregeling die voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen conform de middelloonsystematiek, ingaand op leeftijd 67 jaar, waarbij tijdens de periode van deelneming een aanspraak op partner- en wezenpensioen op risicobasis wordt verstrekt. Onder partner wordt zowel de huwelijkse, als de geregistreerde als de niet-geregistreerde partner beschouwd. Arbeidsongeschikte deelnemers blijven pensioen opbouwen, maar worden vrijgesteld van premiebetaling aan het pensioenfonds. De administratie van de pensioenregeling heeft het pensioenfonds uitbesteed aan AZL. De verzekeringstechnische risico’s zijn voor het grootste deel herverzekerd bij Nationale-Nederlanden. Het pensioenfonds loopt uit hoofde van de kapitaalovereenkomst met Nationale-Nederlanden ook zelf enig risico.
4.2 De regeling samengevat in tabelvorm Pensioenregeling
Deelname
Verplicht voor elke werknemer vanaf 21 jaar deelneemt.
Pensioendatum
Eerste van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt.
Pensioengevend jaarsalaris
12 respectievelijk 13 maal het met de deelnemer overeengekomen vaste bruto maand- respectievelijk 4-wekelijkse salaris, vermeerderd met de zogenaamde ORTtoeslag, compensatietoeslag, individuele toeslag, functietoeslag, werkvenstertoeslag in combinatie met toeslag voor onaangename uren, persoonlijke toeslag, vakantietoeslag, provisie en diplomatoeslagen. Tantièmes, vergoeding voor overwerk en andere door de aangesloten werkgever nader aan te geven emolumenten waaronder de buffeltoeslag blijven buiten beschouwing. Voor parttimers wordt het werkelijke salaris omgerekend naar een fulltime fictief salaris. Het pensioengevend jaarsalaris wordt gemaximeerd op een door het bestuur te bepalen bedrag. Voor 2015 is dit maximum op € 48.788,-- gesteld.
Franchise
Een bedrag van € 12.403,-- per 1 januari 2015. De hoogte van de franchise wordt jaarlijks per 1 januari door het bestuur aangepast met inachtneming van artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964.
Pensioengrondslag
Pensioengevend jaarsalaris minus franchise.
Pensioensysteem
Voorwaardelijk geïndexeerd middelloon op basis van CDC-systeem.
Ouderdomspensioen
Op basis van een geambieerd opbouwpercentage van 2,1 per jaar. Parttimers bouwen naar rato van het actuele parttimepercentage op.
Wezenpensioen
Risicodekking van 12% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen.
Partnerpensioen
Risicodekking van 60% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
19
3 december 2015
Pensioenregeling
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Op basis van de klasse-indeling van de WIA en indien nog van toepassing WAO.
Voorwaardelijke toeslagverlening deelnemers
De verhoging van de opgebouwde pensioenen voor de deelnemers vindt plaats op basis van de algemene loonontwikkeling binnen de CAO voor de Groothandel in Levensmiddelen en wordt doorgevoerd indien en voor zover de middelen van het pensioenfonds zulks toelaten.
Voorwaardelijke toeslagverlening gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
De verhoging van de opgebouwde pensioenen voor de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden vindt plaats aan de hand van de stijging in het prijsniveau, indien en voor zover de middelen van het pensioenfonds zulks toelaten.
4.3 Voorwaardelijke toeslagverlening pensioenen De verhoging van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenaanspraken worden in alle gevallen voorwaardelijk toegekend, voor zover de middelen van het pensioenfonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Onder die voorwaarde gelden de volgende bepalingen: ■ het pensioenfonds streeft ernaar de premievrije en ingegane ouderdomspensioenen jaarlijks per 1 januari te verhogen met maximaal de stijging van de consumentenprijsindex, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS); ■ het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde ouderdomspensioenen van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari te verhogen met het percentage van de algemene loonronde waartoe krachtens de CAO in de Groothandel in Levensmiddelen wordt besloten. In paragraaf 5.5 is het toeslagenbeleid verder uitgewerkt.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
20
3 december 2015
5.
Financieel kader
Het pensioenfonds heeft haar regelingen middels een 10-jarige overeenkomst herverzekerd bij Nationale-Nederlanden, waarbij gekozen is voor een bedieningsconcept waarbij AZL optreedt als loket ten aanzien van de werkzaamheden uit hoofde van de overeenkomst. De overeenkomst eindigt op 31 december 2015. Vanwege het karakter van de overeenkomst met Nationale-Nederlanden (kapitaalcontract) zou ook gesproken kunnen worden van ‘uitbesteed eigen beheer’. De belangrijkste risico’s (het overlijdens-, langleven- en het beleggingsrisico) zijn namelijk op lange termijn voor rekening van het pensioenfonds. Gedurende de contractperiode zijn echter het overlijdens- en het invaliditeitsrisico wel degelijk afgedekt daar het pensioenfonds niet zal delen in eventuele negatieve technische resultaten op dit terrein. Het pensioenfonds deelt wel mee in de positieve technische resultaten. Na een beschrijving van de risico’s die voortkomen uit de aangegane verplichtingen, wordt ingegaan op de financiële opzet bij het pensioenfonds en de daarmee samenhangende sturingsmiddelen. Allereerst leggen wij nog twee relevante definities vast, de (actuele) dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad. De (actuele) dekkingsgraad is gelijk aan de verhouding tussen het beschikbare pensioenvermogen van het pensioenfonds en de voorziening pensioenverplichtingen. Daarbij wordt het vermogen tegenover de bestemde premiereserve buiten beschouwing gelaten. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad per de laatste twaalf maandeinden.
5.1 Risico’s uit aangegane verplichtingen De belangrijkste materiële risico’s van het pensioenfonds, zijnde het overlijdens- en langlevenrisico dat voortvloeit uit de pensioenregeling bij het pensioenfonds, zijn op de lange termijn voor rekening van het pensioenfonds. Concreet zijn ook de volgende risico’s voor rekening van het pensioenfonds: ■ beleggingsrisico (dekkingstekort); ■ risico beperkte toeslagverlening; ■ risico van het te laag (of te hoog) vaststellen van de (risico)premie en van de voorziening pensioenverplichtingen; ■ risico inzake (dis)continuïteit van de premiebetaling door de aangesloten ondernemingen. Het beleggingsrisico houdt in dat op enig moment de waarde van de beleggingen lager kan zijn dan de op de grondslagen van het pensioenfonds vastgestelde voorziening pensioenverplichtingen. Om dit risico te minimaliseren wordt een prudent beleggingsbeleid gevoerd, dat beschreven wordt in paragraaf 5.6. Onderdeel daarvan is het aanhouden van het (minimaal) vereist eigen vermogen. De bepaling van het (minimaal) vereist eigen vermogen staat vermeld in paragraaf 5.7. De situatie zou kunnen ontstaan waarin het niet wenselijk is om de pensioenen te verhogen conform het voorwaardelijke toeslagenbeleid (zie ook paragraaf 4.4). Dit kan dan mede het gevolg van slechte beleggingsrendementen uit het verleden zijn en is dan in die zin gekoppeld aan het beleggingsrisico. Daarentegen kan een dergelijke situatie ook mede veroorzaakt worden door een bepaalde prioriteitstelling ten aanzien van de totale financiering van de pensioenregeling. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de pensioenfondsgrondslagen. De pensioenfondsgrondslagen moeten voldoende basis bieden om een prudente voorziening te kunnen vaststellen. Aanpassing van de pensioenfondsgrondslagen (bijvoorbeeld het overgaan op nieuwe sterftetafels) is altijd aandachtspunt bij de vaststelling van de voorziening en de analyse van het verloop ervan (zie ook paragraaf 5.2). Dit geldt ook voor de risicopremies voor de betreffende op risicobasis verzekerde aanspraken, waarbij door nacalculatie en door ervaringscijfers evaluatie plaatsvindt (zie ook paragraaf 5.3). De risico’s verbonden aan het vaststellen van de pensioenpremie liggen op het vlak van de inschatting van de actuariële lasten en de bronnen van financiering (waaronder ook de beleggingsrendementen), daarbij betrokken de premiesystematiek bekeken over een langere periode (zie ook paragraaf 5.3 en 5.4).
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
21
3 december 2015
Mocht een aangesloten onderneming de verplichting tot premiebetaling niet meer kunnen nakomen, dan komt daarmee de voortzetting van de pensioenopbouw voor betreffende werknemers in gevaar. Het bestuur van het pensioenfonds zal dan moeten bekijken hoe op een dergelijke situatie moet worden ingespeeld. Gesteld kan worden dat de risico’s die voortkomen uit de aangegane verplichtingen in eigen beheer niet onafhankelijk van elkaar zijn. De wisselwerking heeft veelal het effect van communicerende vaten. Vandaar dat een analyse van de risico’s integraal wordt bekeken over alle beleidsgebieden. De daaruit voortvloeiende inzet van sturingsmiddelen wordt beschreven in paragraaf 5.9.
5.2 Reservering 5.2.1 Voorziening pensioenverplichtingen en financiering De voorziening pensioenverplichtingen in de pensioenregeling is gelijk aan de contante waarde van de verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de tot de datum van de vaststelling opgebouwde onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. De contante waarde wordt vastgesteld op basis van de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. De verwachte uitgaande kasstromen worden gebaseerd op voor het pensioenfonds prudente grondslagen. Tevens wordt op een adequate manier rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De actuariële grondslagen van het pensioenfonds worden in deze paragraaf verder beschreven. In hoofdstuk 4 is een omschrijving gegeven van de regeling die het pensioenfonds uitvoert, met een overzicht van alle pensioensoorten. De financiering van de daar genoemde pensioensoorten is als volgt. Tijdsevenredige financiering pensioenophouw en toeslagverlening De financiering van de reguliere opbouw van aanspraken op pensioen vindt krachtens de pensioenregeling evenredig in de tijd plaats, met onmiddellijke affinanciering van de aanspraken die uit hoofde van toegekende verhogingen ontstaan. Op geen enkel moment in de tijd kunnen er andere backserviceverplichtingen ontstaan. Bij de bepaling van de voorziening ultimo enig jaar wordt reeds rekening gehouden met de toegekende toeslagen van de ingegane en opgebouwde pensioenaanspraken primo het volgende jaar. Bestemde premiereserve Fluctuaties in de uitvoeringskosten en de opbouw van het deelnemersbestand leiden tot bewegingen in de gedempte kostendekkende premie (uitgedrukt in de pensioengrondslagsom). Dat zou kunnen betekenen dat er in het ene jaar een positieve premiemarge (het verschil tussen de vaste premie en de gedempte kostendekkende premie bij de geambieerde pensioenopbouw) is terwijl in een ander jaar een premietekort zou resulteren in een korting van de pensioenopbouw. Dat is ongewenst. Daarom wordt er vanaf 1 januari 2015 een bestemde premiereserve gevormd. Daaraan wordt een positieve premiemarge toegevoegd. Indien er sprake is van een negatieve premiemarge, wordt een gedeelte van de bestemde premiereserve onttrokken. De onttrekking is gelijk aan een evenredig deel (resterende periode tot 1 januari 2020) van de bestemde premiereserve doch maximaal gelijk aan de absolute waarde van de negatieve premiemarge. De onttrekking is beschikbaar als premie voor de financiering van de jaarlijkse pensioenopbouw. Aan de bestemde premiereserve wordt jaarlijks (een deel van) het behaalde fondsrendement toegevoegd. Het vermogen tegenover de bestemde premiereserve wordt buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van de (beleids)dekkingsgraad.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
22
3 december 2015
Prudentie en afwikkeling De hierboven bedoelde voorziening wordt op prudente grondslagen vastgesteld. Hierna volgt een opsomming van die grondslagen. Deze grondslagen worden voldoende voorzichtig (prudent) geacht om met de daarmee vastgestelde voorziening de betreffende verplichtingen van het pensioenfonds te kunnen afwikkelen. Sterftekansen en leeftijdsterugstelling De sterftekansen voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden vanaf 31 december 2014 ontleend aan de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel 2014. Medio 2013 heeft ons fonds extra onderzoek uitgevoerd om te komen tot op het pensioenfonds toegesneden sterftekansen. Op grond daarvan worden fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke schaalfactoren gehanteerd voor de vaststelling van de sterftekansen van het pensioenfonds. Voor vrouwen wordt echter uitgegaan van een leeftijdsonafhankelijke schaalfactor aangezien uit het onderzoek bleek dat de leeftijdsafhankelijkheid marginaal was. Uniform leeftijdsverschil tussen man en vrouw Voor de gewezen deelnemers wordt een leeftijdsverschil tussen man en vrouw verondersteld van 3 jaar. Partner- en wezenpensioen Voor het partnerpensioen opgebouwd in de pensioenregeling die tot en met 31 december 2000 van toepassing was, wordt gerekend met het onbepaalde man/vrouw systeem met partnerfrequenties, zolang de deelnemer de pensioenrichtleeftijd nog niet heeft bereikt. Deze frequenties zijn in de volgende tabel weergegeven. Partnerfrequenties (in %) Leeftijdscategorie
Van 18 tot en met 24 jaar Van 25 tot en met 29 jaar Van 30 tot en met 34 jaar Van 35 tot en met 39 jaar Van 40 tot en met 59 jaar Van 60 tot en met pensioenrichtleeftijd 1 Op pensioenrichtleeftijd
Mannen (leeftijd x)
Vrouwen (leeftijd y)
10 * (x -/- 18) 70 75 80 85 85
10 * (y -/- 18) 70 80 80 80 75
85/100
75/100
Op het moment dat een deelnemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, wordt de voorziening pensioenverplichtingen voor het partnerpensioen berekend op basis van het bepaalde man/vrouwsysteem. Wel wordt het leeftijdsverschil van 3 jaar gehandhaafd. Op het moment dat het partnerpensioen tot uitkering komt, wordt de voorziening pensioenverplichtingen gebaseerd op de werkelijke gegevens van de partner. Voor het partnerpensioen uit de regeling die vanaf 1 januari 2001 van toepassing is, wordt uitgegaan van het bepaalde man/vrouw systeem. Met latent wezenpensioen wordt als volgt rekening gehouden. Voor de deelnemers wordt op de 1-jarige risicopremie voor het partnerpensioen een opslag van 2% toegepast voor het wezenpensioen. Voor de (gewezen) deelnemers zit in de voorziening voor het partnerpensioen een opslag van 2% voor wezenpensioen. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor het ingegane wezenpensioen wordt ervan uitgegaan dat ingegane uitkeringen eindigen op het moment waarop de wees de leeftijd van 1
Ten behoeve van niet-uitruilbaar partnerpensioen en overlijdensrisicodekking respectievelijk uitruilbaar partnerpensioen.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
23
3 december 2015
18 jaar bereikt. Mocht hij daarna nog recht hebben op een uitkering uit hoofde van het wezenpensioen, dan wordt er bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen van uitgegaan dat de uitkering tot aan leeftijd 27 doorloopt. Gedurende de periode van deelneming wordt het partner- en wezenpensioen op risicobasis verzekerd. Bij beëindiging van de deelneming stopt de risicodekking. De aanspraak op niet ingegaan wezenpensioen vervalt volledig bij beëindiging van de deelneming. Uitruil van ouderdomspensioen voor wezenpensioen is dan ook niet mogelijk. Rentetermijnstructuur Conform de voorschriften van DNB wordt gebruik gemaakt van een rentetermijnstructuur (RTS) op basis van de Ultimate Forward Rate systematiek (UFR) voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen en de kostendekkende premie. Opslag voor administratie- en excassokosten Tot eind 2014 werden de voorziening pensioenverplichtingen en de koopsommen en risicopremies berekend inclusief een opslag van 2% ter dekking van mogelijke toekomstige kosten. Deze opslag dient mede ter dekking van het risico van stopzetting van de premiebetaling door de aangesloten onderneming(en). Mede naar aanleiding van de Q&A van DNB d.d. 6 mei 2014 heeft het pensioenfonds onderzoek laten doen naar deze kostenopslag. Bij een eventuele beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst ligt een collectieve waardeoverdracht naar Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen (BPF GIL) voor de hand. De aangesloten onderneming valt namelijk onder de verplichtstelling van dit bedrijfstakpensioenfonds. BPF GIL hanteert ook een opslag van 2% voor toekomstige uitvoeringskosten. Een collectieve waardeoverdracht vanuit het fonds naar BPF GIL zou een forse schaalvergroting voor het bedrijfstakpensioenfonds betekenen. Daarom mag verwacht worden dat de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten die het bedrijfstakpensioenfonds in aanmerking zal nemen, niet hoger zal liggen dan 2%. Een dergelijke collectieve waardeoverdracht gevolgd door liquidatie van het pensioenfonds kost tijd. Daarom zal een voorziening voor liquidatiekosten aangehouden moeten worden. Deze kosten zijn geschat op 0,5% van de voorziening pensioenverplichtingen. Zodoende bedraagt de kostenopslag op de voorziening pensioenverplichtingen en de koopsommen en risicopremies met ingang van 31 december 2014 2,5%. Vaststellen leeftijden en duren Bij de berekeningen worden de leeftijden in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Overige veronderstellingen Verder wordt verondersteld dat de uitkeringen continu geschieden, dat partnerschap (waaronder onder andere ook gehuwdheid) en sterfte zich voordoen als hierboven beschreven. 5.2.2 Voorziening herverzekerde pensioenverplichtingen Naast de voorziening pensioenverplichtingen heeft het pensioenfonds een voorziening voor herverzekerde pensioenverplichtingen opgenomen op de balans. Deze voorziening heeft betrekking op ingegane ANW-hiaat- en WAO-hiaatpensioenen. De hoogte van deze voorziening is gelijk aan de hoogte van de vordering op de herverzekeraar. 5.2.3 Voorziening toekomstige arbeidsongeschikten Het pensioenfonds houdt een technische voorziening voor de toekomstige schadelast voor zieken aan. Deze schadelast bestaat uit de last voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen enerzijds en de last voor de financiering van de premievrije voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid anderzijds. Het pensioenfonds houdt voor toekomstige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen een overige technische voorziening aan ter grootte van 2 maal de risicoherverzekeringspremie voor deze pensioensoort. Voor toekomstige pensioendoorbouw verhoogt het pensioenfonds de voorziening pensioenverplichtingen met 2 maal de risicoherverzekeringspremie die voor premievrijstelling in de kostendekkende premie begrepen is.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
24
3 december 2015
5.3 Omzetting(sfactoren) Omzettingsfactoren geldend van 1 januari 2015 tot 1 januari 2017 De pensioenregeling kent een aantal mogelijkheden om een aanspraak van de ene pensioensoort om te zetten in een aanspraak op een andere. Een dergelijke omzetting dient te geschieden op basis van sekseneutrale omzettingsfactoren. Het pensioenfonds stelt de omzettingsfactoren voor een langere termijn vast. De omzettingsfactoren die gelden in de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2017 zijn gebaseerd op onderstaande grondslagen. Disconteringsvoet De omzettingsfactoren zijn gebaseerd op een rekenrente van 2,4% op jaarbasis. Deze rentevoet sluit aan bij de disconteringsvoet die gehanteerd wordt bij de berekening van de gedempte kostendekkende premie. Aangezien die rekenrente tot eind 2019 vaststaat, zal ook de rekenrente voor de omzettingsfactoren bij ongewijzigd beleggingsbeleid op 2,4% per jaar tot en met 31 december 2019 toegepast worden. Sterftekansen De sterftekansen zijn ontleend aan de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel 2014. De gehanteerde starttafel per 31 december 2014 is 2015. De starttafel schuift op 31 december van ieder jaar met een jaar op. Op de basissterftekansen wordt een fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactor toegepast voor mannen. Voor vrouwen geldt een leeftijdsonafhankelijke schaalfactor van 100%. Uniform leeftijdsverschil tussen man en vrouw Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw wordt verondersteld gelijk te zijn aan drie jaar, waarbij de man de oudste van beiden is. Verhouding man:vrouw Voor de vaststelling van de sekseneutrale tarieven is uitgegaan van een verhouding tussen mannen en vrouwen van 85:15. Omzetting Tot 1 januari 2015 kende de door het pensioenfonds uitgevoerde pensioenregelingen een ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar. Sinds 1 januari 2015 wordt een ouderdomspensioen opgebouwd met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Ter beperking van de complexiteit in de administratieve uitvoering en in de communicatie richting de belanghebbenden heeft het bestuur besloten om de ouderdomspensioenen met pensioenrichtleeftijd 65 jaar per 1 januari 2015 om te zetten naar een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Tegelijkertijd zijn de premievrije aanspraken op prepensioen omgezet in extra ouderdomspensioen. Deze omzetting heeft collectief actuarieel neutraal plaatsgevonden op basis van dezelfde actuariële grondslagen die ten grondslag liggen aan de hiervóór beschreven omzettingsfactoren, waaronder een rekenrente van 2,4% per jaar. Aangezien de belanghebbenden de mogelijkheid hebben om op de pensioenrichtdatum de ouderdomspensioenen te vervroegen, inclusief mogelijkheden voor zogenoemd hoog/laag, op basis van de vorenbeschreven actuariële grondslagen heeft het bestuur geen instemming van de belanghebbenden gevraagd voor deze omzetting. Naar het oordeel van het bestuur is namelijk voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en DNB.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
25
3 december 2015
5.4 Premiebeleid Kostendekkende premie, gebaseerd op rentetermijnstructuur De kostendekkende premie dient volgens de Pensioenwet te bestaan uit de volgende componenten: 1. de premie die actuarieel benodigd is in verband met de pensioenverplichtingen; 2. de opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen; 3. de opslag die nodig is voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds. Bij de bepaling van de kostendekkende premie voor het nieuwe boekjaar wordt uitgegaan van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het eind van het vorige boekjaar. De overige actuariële grondslagen zijn dezelfde als die gehanteerd worden bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen: ■ de sterftekansen voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zijn ontleend aan de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel 2014. Op de basissterftekansen wordt een fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactor toegepast voor mannen. Voor vrouwen geldt een leeftijdsonafhankelijke schaalfactor van 100%. De gehanteerde starttafel per 31 december 2014 is 2015. De starttafel schuift op 31 december van ieder jaar met een jaar op; ■ in verband met toekomstige uitkerings- en administratiekosten wordt een opslag van 2,5% gelegd op de netto premie. De opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen is gelijk aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie, uitgaande van de strategische beleggingsmix en uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen op actuele waarde. Voor de vaststelling van dit vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van het standaardmodel, zoals omschreven in artikel 24 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. De opslag voor de uitvoeringskosten van het pensioenfonds wordt jaarlijks vastgesteld. De uitvoeringskosten voor een betreffend jaar wordt in zijn totaliteit verwerkt in de kostendekkende premie. Gedempte kostendekkende premie Indien de feitelijke (af te dragen) premie gelijk is aan de bovenstaande kostendekkende premie, dan is de feitelijke premie aan fluctuaties onderhevig. De hoogte van de kostendekkende premie wordt namelijk beïnvloed door de (variabele) rentestand. De pensioenregeling betreft echter een CDCregeling met een vaste premie voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019. Bedoelde fluctuaties zouden zodoende in de jaarlijkse pensioenopbouw aan de orde zijn. Om ongewenste fluctuatie in de pensioenopbouw te voorkomen biedt het raamwerk van het Besluit FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente voor de vaststelling van de premie. Er mag daarom uitgegaan worden van een verwacht fondsrendement. Het pensioenfonds maakt gebruik van deze mogelijkheid en hanteert als rekenrente voor de gedempte kostendekkende premie een verwacht fondsrendement van 2,4% per jaar. Deze rentevoet wordt bij ongewijzigd beleggingsbeleid toegepast over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019. Dat tijdvak sluit aan bij de periode waarover de CDC-premie vast is. Genoemde rentevoet is gelijk aan het verschil tussen het verwachte nominale fondsrendement van 4,5% per jaar (zie hierna voor een toelichting) en een aftrek van 2,1%-punt in verband met de indexatieambitie (prijsinflatie voor inactieven, CAO-verhoging voor actieven). Het verwachte nominale fondsrendement is berekend op basis van het strategische beleggingsbeleid per 1 januari 2015. Als uitgangspunt heeft de rentetermijnstructuur per 31 oktober 2014 gediend. De gehanteerde rentetermijnstructuur betrof de destijds beoogde rentecurve dat wil zeggen zonder 3-maandsmiddeling en met de beoogde nieuwe UFR-methodiek. Deze rente lag op dat moment lager dan indien de op 31 oktober 2014 geldende rentetermijnstructuur zoals die uiteindelijk vanaf 1 januari 2015 is gaan gelden, Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
26
3 december 2015
was gehanteerd. Daarmee is er prudentie ingebouwd. De toegepaste rentetermijnstructuur is vertaald naar een dusdanige looptijdonafhankelijke rente dat de contante waarde van de kasstromen met betrekking tot de pensioenopbouw over 2015 op basis van de looptijdafhankelijke rentetermijnstructuur gelijk is aan de contante waarde op basis van de looptijdonafhankelijke rente. Vervolgens is hierop de door de Commissie Parameters voorgeschreven methodiek ter bepaling van het maximale fondsrendement toegepast op basis van de strategische beleggingsmix per 1 januari 2015. Dat heeft geresulteerd in een maximaal verwacht nominaal fondsrendement van 4,5% per jaar. Feitelijke premie De gedempte kostendekkende premie is gebaseerd op een gedempte disconteringsvoet van 2,4% per jaar. Rekening houdend met een opslag ter dekking van uitvoeringskosten heeft dit geresulteerd in een verwachte gedempte kostendekkende premie per 1 januari 2015 van 23,6% van de pensioengrondslagsom. In juni 2014, toen de rente nog op een hoger niveau lag dan per 31 oktober 2014, is afgesproken de vaste CDC-premie voor de jaren 2015 tot en met 2019 vast te stellen op 24,5% van de pensioengrondslag. De marge is beschikbaar om toekomstige tegenvallers (hogere uitvoeringskosten en/of veroudering van het deelnemersbestand) op te vangen. Premie- en financieringsbeleid voor de korte termijn In een jaarlijks terugkerende notitie van de adviserend actuaris wordt vooruit gekeken naar het komende boekjaar. Hierbij wordt een schatting van de gedempte kostendekkende premie voor het komende boekjaar gemaakt. Die wordt afgezet tegen de feitelijke premie ad 24,5% van de pensioengrondslag. Indien de feitelijke premie (inclusief een eventuele onttrekking vanuit de bestemde premiereserve) naar verwachting lager uitvalt dan de gedempte kostendekkende premie, dan wordt de pensioenopbouw in het volgende jaar verlaagd. De procentuele reductie wordt dusdanig vastgesteld dat de feitelijke premie in dat jaar naar verwachting gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie bij de gekorte pensioenopbouw. De risicodekkingen worden daarbij niet aangetast. In de notitie wordt uiteindelijk aan het bestuur een advies uitgebracht inzake het toe te passen opbouwpercentage met betrekking tot het ouderdomspensioen voor het komende boekjaar.
5.5 Toeslagenbeleid Het voorwaardelijke toeslagenbeleid voor de actieve en inactieve deelnemers wordt als volgt vormgegeven: 1. het voorwaardelijke toeslagenbeleid betreft een voorwaardelijk toeslagenbeleid op basis van een externe factor met financiering van de toeslagen uit het eventuele overrendement c.q. het vrije eigen vermogen. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd; 2. het uitgangspunt voor de toeslagen op de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers is de stijging van de CAO-lonen over de periode van 2 januari van het voorgaande jaar tot de toeslagdatum; 3. het uitgangspunt voor de toeslagen op de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden is de stijging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, over de periode oktober tot en met september voorafgaande aan de toeslagdatum. De verhoging van de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden kan nooit meer bedragen dan de verhoging van de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers;
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
27
3 december 2015
4. de toeslagenambitie bedraagt voor actieve deelnemers 100% van de CAO-loonontwikkeling en voor gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden 100% van de stijging van de CPI. In de jaarlijkse haalbaarheidstoets zal de verwachte realisatie van de toeslag worden bepaald; 5. het pensioenfonds kent geen inhaaltoeslagen; 6. jaarlijks neemt het bestuur op basis van de geschatte beleidsdekkingsgraad (peildatum eind oktober) een besluit tot het verlenen van de toeslagen over de aanspraken en rechten per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Daarbij dient de volgende staffel als uitgangspunt. De daadwerkelijke toeslagverlening zal nooit hoger liggen dan volgens onderstaand overzicht.
Situatie beleidsdekkingsgraad
Toekenning
Onder 110% Tussen 110% en 110% + vereist TBI Boven 110% + vereist TBI
Geen Lineaire toekenning Volledig
Voor de bepaling van de grens voor volledige indexatie wordt de wettelijk voorgeschreven methodiek van toekomstbestendig indexeren (TBI) toegepast. Daartoe worden de indexatiekasstromen contant gemaakt tegen een vaste rente van 6,75% per jaar. Deze contante waarde wordt uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen. Omdat de indexatie van de deelnemers afwijkt van die van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt voor de indexatiekasstromen uitgegaan van 40% van de verwachtingswaarde met betrekking tot de toeslagambitie van de deelnemers en 60% van de verwachtingswaarde met betrekking tot de toeslagambitie van de inactieve deelnemers.
5.6 Kortingsbeleid Ten aanzien van het kortingsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen twee situaties. 5.6.1 Korting bij 5 jaar onafgebroken dekkingstekort Nieuw onder het nieuwe FTK is dat een korting na 5 jaar onafgebroken dekkingstekort niet ineens genomen hoeft te worden maar dat deze uitgesmeerd zou mogen worden over een periode van maximaal 10 jaar. Met inachtneming van evenwichtigheid, transparantie en administratieve lasten zal een dergelijke korting uitgesmeerd worden over de maximaal mogelijke termijn. De korting zal elk jaar gelijk zijn en wordt niet ingehaald. Ook al is gekozen voor uitsmeren, de korting is onvoorwaardelijk. Ook toekomstige kortingen worden verwerkt in de voorziening pensioenverplichtingen. 5.6.2 Korting bij onvoldoende herstelkracht De vorige situatie heeft geen betrekking op een eventuele korting van de opgebouwde pensioenen vanwege een gebrek aan herstelkracht. Een dergelijke korting is aan de orde indien niet door middel van een prognoseberekening aangetoond kan worden dat een reservetekort binnen de gekozen hersteltermijn is weggewerkt. Bedoelde korting mag uitgesmeerd worden over een periode van 10 jaar (12 jaar in 2015 en 11 jaar in 2016). Het pensioenfonds is geen vergrijsd fonds. Omdat korting als ultiem remedium wordt gezien, is besloten om de korting bij onvoldoende herstelkracht gelijkmatig binnen de wettelijk voorgeschreven maximale termijn door te voeren. De korting wordt niet ingehaald.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
28
3 december 2015
5.7 Beleggingsbeleid 5.7.1. Beleggingsdoelstelling Het beleggingsdoel van het pensioenfonds is om met een voor het pensioenfonds acceptabel beleggingsrisico een zo hoog mogelijk rendement op het vermogen te behalen. Dit om de continuïteit van de pensioenregeling zo goed als mogelijk te garanderen. De beleidsinstrumenten die het bestuur kan inzetten om het vermogen van het pensioenfonds te beïnvloeden zijn het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid. Randvoorwaarde is dat het aanwezig eigen vermogen minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen. 5.7.2. Wijze van risicobeheersing, -meting en opzet van de resultaatsevaluatie Eenmaal in een 3-jaarsperiode voert het pensioenfonds een ALM- studie (Asset Liability Managementstudie) uit. In deze ALM-studies worden bepaalde scenario’s (en de daaraan verbonden beleggingsrisico’s) doorgerekend naar de toekomst ten einde onder meer een indruk te krijgen van de kans op dekkingstekort. Het bestaande beleggingsprofiel wordt op deze wijze vergeleken met mogelijke andere scenario’s. Conclusies uit de ALM-studies worden meegenomen bij de afweging om al dan niet het beleid aan te passen. Indien van toepassing worden de conclusies verwerkt in het strategisch beleggingsbeleid. Door het pensioenfonds worden de behaalde beleggingsresultaten periodiek (minstens eenmaal per kwartaal) afgezet tegen de benchmarks zoals vastgesteld in het strategisch beleggingsplan. 5.7.3. Prudent beleggingsbeleid De activa worden in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden belegd. De belegging van het vermogen zal op solide wijze geschieden, hetgeen onder meer inhoudt dat wordt belegd met inachtneming van de in deze paragraaf omschreven risico beperkende maatregelen. De activa worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. De activa die bedoeld zijn om de technische voorzieningen te dekken, worden belegd op een wijze die rekening houdt met de aard en de looptijd van de verwachte toekomstige nominale pensioenuitkeringen. Tevens worden de activa naar behoren gediversifieerd, zodat een bovenmatige afhankelijkheid of risicoaccumulatie van bepaalde activa, een bepaalde emittent of groep van ondernemingen wordt vermeden. 5.7.4. Renteafdekking Het renterisico is één van de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds. Renterisico ontstaat omdat de nominale pensioenverplichtingen worden verdisconteerd tegen een variërende rentecurve. Het pensioenfonds dekt het renterisico gedeeltelijk af. Het renterisico wordt zodanig afgedekt dat 70% van het renterisico van de nominale pensioenverplichtingen wordt gemitigeerd. Aan de hand van de uitkomst van de in de eerste helft van 2015 uitgevoerde ALM-studie wordt de afdekking van het renterisico in vijf stappen gewijzigd naar 65%. Met ingang van het vierde kwartaal 2015 wordt in vijf kwartalen per het begin van ieder kwartaal een aanpassing van 1%-punt doorgevoerd. Het niveau van de renteafdekking wordt bepaald op basis van de DV01 (de euroduratie) van de nominale verplichtingen versus de DV01 (euroduratie) van de matchingsportefeuille. De DV01 is een maatstaf voor de verandering van de waarde van de nominale verplichtingen bij een renteverandering van 1 basispunt (0,01%). Hierbij vormt de door de markt bepaalde rentetermijnstructuur (de swapcurve) de basis voor de berekening van de DV01. De renteafdekking heeft een maximale bandbreeedte van 65% - 85% van de DV01. Als de renteafdekking zich buiten deze bandbreedte bevindt, wordt de afdekking onverwijld weer binnen de bandbreedte gebracht.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
29
3 december 2015
5.7.5. Normportefeuille en tactische bandbreedte In het strategisch beleggingsbeleid van het pensioenfonds is met betrekking tot het totaal aan beleggingen de normportefeuille vastgesteld als in onderstaande tabel. In de tabel wordt ook de bijbehorende bandbreedte vermeld. Beleggingscategorie
Gewicht in normportefeuille
Bandbreedte
%
%
Vastrentende waarden Aandelen Liquiditeiten
65 35 0 100
60 – 70 30 – 40 -5 – 5
De bandbreedte begrenst het gewicht van een categorie in de beleggingsportefeuille. De ruimte die de bandbreedte biedt om af te wijken van de normportefeuille wordt gebruikt om de tactische visie van de vermogensbeheerder in de portefeuille tot uitdrukking te brengen. Daarnaast dient deze bandbreedte om de effecten van marktontwikkelingen op te vangen. Een te frequente bijsturing van de portefeuille met bijbehorende kosten wordt hiermee voorkomen. Vastrentende waarden De vastrentende portefeuille is opgebouwd uit participaties in de volgende vastrentende beleggingsfondsen. De prestaties van deze fondsen worden afgezet tegen onderstaande benchmarks. Beleggingsfonds
Benchmark
ING Fixed Income All Grade Fund - Z ING Fixed Income All Grade Long Duration Fund - Z
Barclay’s Euro Aggregate Index Unhedged (TR) Barclay’s Euro Aggregate Index Unhedged (TR) + Interest Rate Swaps
Het Long Duration Fonds staat centraal in het beleid van het fonds om het dekkingsgraad risico als gevolg van veranderingen in de rentecurve te beperken. Met het fonds wordt de rentegevoeligheid van de beleggingen, voor zover gewenst en mogelijk, in lijn gebracht met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Kredietwaardigheid vastrentende portefeuille In de vastrentende portefeuille wordt strategisch alleen in investment grade obligaties belegd, de benchmark hiervoor is de Barclays Euro Aggregate. Er mogen actieve allocaties buiten de benchmark worden ingenomen waarvan maximaal 20% non-investment grade mag zijn. Aandelen De beleggingen in aandelen vindt plaats via participaties in de volgende fondsen:
Beleggingsfonds
ING Global Equity Fund - Z ING Global Emerging Markets Fund - Z ING Dividend Aandelen Fonds -Z
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
Norm totaalniveau
Minimum
Maximum
%
%
%
27,0 2,8
15,2 1,0
38,3 4,6
5,2
0,0
10,0
30
Benchmark
MSCI (DM) World (Net) MSCI (EM) Emerging Markets Free (Net) MSCI (DM) World (Net)
3 december 2015
Valuta-beleid / afdekking aandelenportefeuille Binnen de aandelenportefeuille wordt op de werkelijke weging aandelen het valutarisico voor 100% afgedekt van de USD, GBP, YEN, AUD, CAD en CHF. De valuta-exposure binnen aandelen wordt conform de gewichten in de benchmark vastgesteld. De valuta-afdekking wordt maandelijks gecontroleerd en zo nodig bijgestuurd. 5.7.6. Opzet van de uitvoering van de activiteiten met betrekking tot het vermogensbeheer Het vermogensbeheer inclusief de daarbij horende beleggingsadministratie is uitbesteed aan NN IP. Deze partij voert het vermogensbeheer uit. Dit op basis van het beleggingsplan wat jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld en met inachtneming van de daarin gestelde normportefeuilles en bandbreedtes. Het beleggingsplan wordt vertaald naar de richtlijnen vermogensbeheer NN IP. De richtlijnen vermogensbeheer geeft het kader waarbinnen NN IP haar opdracht tot het beheer van het vermogen uitvoert. Elke maand ontvangt het bestuur van NN IP de door NN IP ten behoeve van het pensioenfonds opgestelde maandrapportages. Daarnaast geeft NN IP minstens eenmaal per jaar in een bestuursvergadering een mondelinge toelichting op het gevoerde beheer en de behaalde resultaten. 5.7.7. Waarderingsgrondslag van de beleggingen op de balans De waarderingsgrondslag voor de beleggingen op de balans van het pensioenfonds is de beurswaarde. Daarbij is tot 1 februari 2011 rekening gehouden met een afslag vanwege de kredietwaardigheid van herverzekeraar Nationale-Nederlanden. Vanaf 1 februari 2011 hoeft deze afslag niet meer toegepast te worden. 5.7.8. Pension Fund en Corporate Governance Pensionfund Governance betreft zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Het bestuur besteedt hier uitgebreid aandacht aan in het besef dat de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden recht hebben op goed en deskundig beheer van de aan het pensioenfonds toevertrouwde gelden en de daaraan te ontlenen aanspraken. Er is een stembeleid door NN IP geformuleerd welke beschikbaar is op haar website. De wijze waarop NN IP International op specifieke aandeelhoudersvergaderingen het stemrecht heeft uitgeoefend wordt ook op haar website gepubliceerd. 5.7.9. Verklaring beleggingsbeginselen De door het bestuur van het pensioenfonds vastgestelde uitgangspunten voor het beleggingsbeleid zijn tevens opgenomen in de ‘verklaring beleggingsbeginselen’ die als bijlage A bij deze abtn is opgenomen. De verklaring beleggingsbeginselen wordt op verzoek verstrekt aan de belanghebbenden in het pensioenfonds.
5.8 (Minimaal) vereist eigen vermogen Op grond van de Pensioenwet moet het pensioenfonds beschikken over een (minimaal) vereist eigen vermogen. Het pensioenfonds stelt vooraf zelf een beoogde minimale omvang van het eigen vermogen vast, dat nodig wordt geacht om de solvabiliteit van het pensioenfonds op langere termijn te waarborgen. Het (minimaal) vereiste eigen vermogen wordt bepaald rekeninghoudend met de relevante weten regelgeving. Vaststelling minimaal vereist eigen vermogen Het pensioenfonds stelt jaarlijks het minimaal vereist eigen vermogen vast conform de bepalingen in artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
31
3 december 2015
Vaststelling vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen wordt zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen één jaar over minder middelen beschikt dan de voorziening pensioenverplichtingen voor de onvoorwaardelijke toezeggingen. Voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen hanteert het pensioenfonds het standaardmodel dat is uitgewerkt in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het vereist eigen vermogen wordt conform deze regeling zodanig vastgesteld dat de effecten kunnen worden opgevangen in de volgende onmiddellijke veranderingen in de risicofactoren: 1. Renterisico (S1): Het effect in termen van netto verlies van de meest ongunstige wijziging van de rente(termijnstructuur) volgens voorgeschreven stijgings- en dalingsfactoren. 2. Aandelen- en vastgoedrisico (S2): Het effect van een daling van de waarde van de beleggingen in beursgenoteerde aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed met 30% (S2A), in aandelen opkomende markten met 40% (S2B), in niet-beursgenoteerde aandelen met 40% (S2C) en in direct vastgoed met 15% (S2D). 3. Valutarisico (S3): Het effect van een daling van de waarde van de beleggingen in andere valuta dan de euro met ten minste 20% en maximaal 35%. 4. Grondstoffenrisico (S4): Het effect van een daling van de waarde van de belegging in grondstoffen (commodities) met 35%. 5. Kredietrisico (S5): Het effect van een daling van de gewogen gemiddelde rentemarge (credit spread) afhankelijk van de creditrating. 6. Verzekeringstechnisch risico (S6): Het vereiste vermogen voor verzekeringstechnische risico’s bestaat uit aan te houden vermogen voor de onvoorziene sterfterisico’s en onvermijdbare sterfterisico’s. Het onvoorziene sterfterisico (procesrisico) is een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen. De onvermijdbare sterfterisico’s bestaan uit de toekomstige sterftetrendonzekerheid en de negatieve stochastische afwijking van de verwachtingswaarde (NSA). Het vereiste vermogen voor verzekeringstechnische risico’s wordt bepaald met de volgende formule: S6= procesrisico TSO2 NSA2 7. Liquiditeitsrisico (S7), concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9) Het liquiditeits-, het concentratie- en het operationeel risico zijn verondersteld gelijk te zijn aan 0% en worden in de berekening buiten beschouwing gelaten. 8. Actief beheerrisico (S10) Het risico van afwijkende posities in de beleggingsmix ten opzichte van de strategische beleggingsmix. De effecten S1 tot en met S6 worden vervolgens gecombineerd aan de hand van de volgende formule:
(S12 S 22 2 * 0,4*S1* S 2 S 32 S 42 S 52 2 * 0,4*S1* S 5 2 * 0,5*S 2* S 5 S 62 S102 ) waarbij,
S 22 S 22A S 22B S 22C S 22D
2 * 0,75 * S 2 A * S 2 B S 2 A * S 2C S 2 A * S 2 D S 2 B * S 2C S 2 B * S 2 D S 2C * S 2 D
Hierbij geeft de eerste 0,4 de correlatie weer tussen het renterisico (S1) enerzijds en het aandelen- en vastgoedrisico (S2) anderzijds. De tweede 0,4 geeft de correlatie weer tussen het renterisico (S1) en het kredietrisico (S5) bij een rentedaling. Bij een rentestijging wordt deze correlatie op 0 gesteld. Daarnaast is de correlatie tussen het aandelen- en vastgoedrisico (S2) enerzijds en het kredietrisico (S5) anderzijds vastgesteld op 0,5. De correlaties tussen de risico’s die onderdeel uitmaken van het aandelen- en vastgoedrisico bedragen 0,75. Voor alle overige onderlinge verbanden zijn de correlaties
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
32
3 december 2015
op nul gesteld. Derhalve wordt ervan uitgegaan dat deze risico’s onafhankelijk van elkaar optreden. Het vereist eigen vermogen wordt bepaald aan de hand van een iteratief proces. Toetsing certificerend actuaris De certificerend actuaris toetst onder andere of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend c.q. juist zijn vastgesteld. Hierbij gaat hij uit van de standaardmethoden en –technieken voor de controle binnen zijn adviesbureau, met inachtneming van de vereisten in de Pensioenwet en het daarvan onderdeel uitmakende FTK. Tevens vormt hij een oordeel over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
5.9 Voorwaardelijke toeslagen binnen reserverings-, premie- en beleggingsbeleid In paragraaf 4.5 is het toeslagenbeleid van het pensioenfonds geformuleerd. De toeslag op de pensioenaanspraken is voorwaardelijk. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen worden toegekend. Doordat de reservering is gebaseerd op de nominale rentetermijnstructuur ligt de mogelijke ruimte voor toeslagen binnen het gemaakte rendement boven de benodigde interest op basis van de nominale rentetermijnstructuur. Het gemaakte rendement boven de benodigde interest is tevens onderdeel van de totale financiële positie van het pensioenfonds. De premievaststelling in de evenwichtssituatie is gebaseerd op een verwacht reëel fondsrendement van het pensioenfonds. Dit verwacht reëel fondsrendement bedraagt 2,4% en is bepaald door uit te gaan van de huidige beleggingsmix van het pensioenfonds. Uitgaande van een verwacht rendement op obligaties van op basis van de rentetermijnstructuur per 31 oktober 2014 en op aandelen van 6,75%, bedraagt het verwachte nominale fondsrendement 4,5%. Een afslag van 2,1%-punt op dit verwachte nominale fondsrendement is nodig voor de beoogde realisatie van de toeslagenambitie. Eens per vijf jaar worden de veronderstellingen die gehanteerd zijn bij de vaststelling van het verwacht reëel fondsrendement beoordeeld. Het fondsrendement dat gehanteerd wordt bij de premievaststelling, wordt per 1 januari 2020 op basis van de rentestand eind oktober 2019 aangepast. Op het moment dat de middelen van het pensioenfonds het niet toelaten de wenselijke toeslagverlening te kunnen toepassen, zal het toeslagenbeleid bezien moeten worden binnen het geheel van de sturingsmiddelen (zie hiervoor paragraaf 4.9). Uiteraard zullen daarbij de wettelijke bepalingen ten aanzien van toekomstbestendig indexeren in acht genomen worden.
5.10 Financiële sturingsmiddelen Binnen het kader van de financiële opzet heeft het pensioenfonds in beginsel de volgende financiële sturingsmiddelen: ■ aanpassing van de premie; ■ aanpassing van de beleggingsportefeuille; ■ aanpassing van de toeslagverlening. Aanpassen van de premie De financiële positie van het pensioenfonds zou in beginsel op enig moment aanleiding kunnen zijn om de premie aan te passen. Sinds 1 januari 2015 is echter een CDC-regeling van toepassing met een vaste premie voor 5 jaar. Wijziging van het premieniveau is derhalve niet mogelijk. Aanpassen van de beleggingsportefeuille De risicometing en resultaatsevaluatie door het pensioenfonds en de situatie op de financiële markten zouden aanleiding kunnen geven om de beleggingsportefeuille aan te passen.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
33
3 december 2015
Aanpassen van de toeslagverlening Uitgangspunt voor de toeslagverlening is de wettelijk voorgeschreven methodiek van toekomstbestendig indexeren. Op het moment dat de middelen van het pensioenfonds het niet toelaten de wenselijke toeslagen te verlenen, kan besloten worden een lagere of geen toeslag te verlenen. Daartoe wordt bekeken of over de gehele linie (deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) nog wel een toeslag verleend kan worden conform (het deel van) de maatstaf die daartoe gehanteerd wordt.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
34
3 december 2015
Bijlage A
Verklaring inzake de beleggingsbeginselen
1. Introductie 1.1 Inleiding Deze verklaring inzake de beleggingsbeginselen (hierna: de verklaring) geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna: het pensioenfonds). Deze uitgangspunten zijn door het bestuur vastgesteld. 1.2 Doelstelling beleggingsbeleid Het beleggingsdoel van het pensioenfonds is om met een voor het pensioenfonds acceptabel beleggingsrisico een zo hoog mogelijk rendement op het vermogen te behalen om de continuïteit van de pensioenregeling zo goed als mogelijk te garanderen. De beleidsinstrumenten die het bestuur kan inzetten om het vermogen van het pensioenfonds te beïnvloeden zijn het toeslagen- en beleggingsbeleid. Randvoorwaarde is dat het aanwezig eigen vermogen minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen. 1.3 Vaststellen en wijzigen van de Verklaring Deze verklaring is door het bestuur vastgesteld op 4 december 2014. De verklaring wordt minimaal eens in de drie jaar herzien. Indien tussentijds belangrijke wijzigingen optreden in het beleggingsbeleid wordt de verklaring tussentijds herzien.
2. Organisatie en regeling 2.1 Het pensioenfonds Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group is het pensioenfonds voor Sligro Food Group Nederland B.V. Het pensioenfonds beschermt de belangen bij het pensioenfonds van de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden (gepensioneerden en hun nabestaanden). Het pensioenfonds heeft ten doel het treffen van voorzieningen ten behoeve van de oude dag, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds belegt en beheert het pensioenvermogen in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van het pensioenfonds. De administratie van het pensioenfonds wordt uitgevoerd door AZL N.V. 2.2 Het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is paritair samengesteld en bestaat uit vijf bestuursleden. Twee werkgeversbestuursleden worden benoemd door het bestuur na voordracht door de directie van Sligro Food Group Nederland B.V. Twee werknemersbestuursleden worden benoemd door het bestuur na voordracht door de ondernemingsraad van Sligro Food Group Nederland B.V. Eén bestuurslid uit de pensioengerechtigden wordt benoemd door het bestuur na verkiezingen. Het bestuurslid dat benoemd is uit de pensioengerechtigden, behoort samen met de bestuursleden die benoemd zijn uit de deelnemers en gewezen deelnemers tot de werknemersbestuursleden. Het bestuur neemt zijn besluiten bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij het stemgewicht van de twee werkgeversbestuursleden gelijk is aan het stemgewicht van de drie werknemersbestuursleden. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het pensioenfonds en dus ook voor het beleggingsbeleid. Het bestuur stelt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds vast en is verantwoordelijk voor het beleggen van de beschikbare gelden in overeenstemming met de beleggingsbeginselen zoals omschreven in deze verklaring. Het bestuur wordt ondersteund door een beleggingscommissie die weer wordt bijgestaan door een externe adviseur.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
35
3 december 2015
2.3 Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid wordt door het bestuur vastgesteld en omvat: de organisatie van het beleggingsproces; het vaststellen van het risicobudget; de strategische allocatie en bijbehorende bandbreedtes; de keuze van de benchmark; de invulling van de beleggingsmandaten; de keuze van de vermogensbeheerders; de bewaking van het algehele beleggingsbeleid. 2.4 Deskundigheid medewerkers Het pensioenfonds zorgt ervoor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de juiste deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; een correct beheer van de beleggingen; een goede beheersing van de aan de beleggingen verbonden risico’s. 2.5 Scheiding van belangen Het pensioenfonds zorgt ervoor dat bij de personen die belast zijn met (de uitvoering van) het beleggingsbeleid geen sprake is van belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen. De personen die belast zijn met (de uitvoering van) het beleggingsbeleid zijn gebonden aan de door het pensioenfonds opgestelde gedragscode. Deze gedragscode voldoet aan de eisen die De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten hieraan stellen.
3. Uitvoering 3.1 Uitbesteding Het pensioenfonds heeft de pensioenregelingen middels een 10-jarige overeenkomst middels een kapitaalcontract herverzekerd bij Nationale-Nederlanden. De overeenkomst eindigt op 31 december 2015. Binnen dit kapitaalcontract treedt NN IP op als vermogensbeheerder. NN IP belegt het vermogen van het fonds op basis van door het bestuur vastgestelde richtlijnen met betrekking tot het vermogensbeheer. NN IP rapporteert periodiek aan het pensioenfonds. De wijze waarop en de frequentie is vastgelegd in een Service Level Agreement. In het jaarverslag van het pensioenfonds wordt door het bestuur verantwoording afgelegd over het gevoerde beleggingsbeleid en de resultaten daarvan. 3.2 Strategisch beleggingsbeleid Als uitgangspunt van het strategisch beleggingsbeleid geldt de samenhang tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds. Het bevat de belangrijkste beleggingskeuzes die gemaakt moeten worden. Deze keuzes betreffen: De gewenste vermogenssamenstelling naar beleggingscategorieën. Het risicoprofiel van deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten en verplichtingen van het pensioenfonds, zowel op korte als op lange termijn; De rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdrukking gebracht in één of meer vergelijkingsmaatstaven; De mate van bereidheid van het pensioenfonds om de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk) te laten afwijken van de strategisch normportefeuille; Het duratiebeleid met betrekking tot de vastrentende waarden; Het valutabeleid. In het jaarlijkse beleggingsplan wordt uiteengezet op welke wijze in het desbetreffende jaar invulling wordt gegeven aan het strategische beleggingsplan.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
36
3 december 2015
3.3 Algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen Bij de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid staat de ‘prudent person’ regel centraal. Op grond van dezelfde Europese Richtlijn die ook ten grondslag ligt aan deze verklaring geldt namelijk voor pensioenfondsen als algemeen beginsel dat beleggen dient te geschieden volgens de prudent person regel. Dit betreft een kwalitatieve norm waarbij, op een enkele uitzondering na, geen beleggingsrestricties of –instructies gelden, maar waarbij pensioenfondsen zelf aan de hand van een aantal algemene principes moeten bepalen hoe zij hun beleggingsbeleid prudent kunnen vormgeven. Deze regel heeft de onderstaande uitgangspunten: Het pensioenfonds doet de beleggingen in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden; Met betrekking tot belegging van de activa geldt: - de activa worden zodanig belegd dat de kwaliteit, veiligheid, liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd; - de activa die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden zoveel mogelijk op gereglementeerde markten belegd op een wijze die strookt met de aard en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen; - de activa worden naar behoren gediversifieerd; Het pensioenfonds belegt alleen in derivaten voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken; Beleggingen in de bijdragende onderneming worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel; ingeval de bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de onderneming die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. 3.4 Risicobeheersing Het strategisch beleggingsbeleid wordt driejaarlijks, met een jaarlijkse tussentijdse beoordeling, geanalyseerd. Belangrijk analyse-instrument hierbij is het Asset Liability Management, waarbij ontwikkelingen in de beleggingen en verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld. De uitkomsten worden weergegeven in een nota, op basis waarvan het bestuur van het pensioenfonds vervolgens de beleidsuitgangspunten voor het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid (de sturingsmiddelen) vaststelt. 3.5 Beleggingsrichtlijnen en actuele situatie De te beleggen middelen zijn verdeeld over diverse beleggingscategorieën. De beleggingen worden gewaardeerd tegen beurswaarde waarde. Het pensioenfonds beoordeelt elke belegging op basis van risico- en rendementsoverwegingen en het totale effect op de beleggingsportefeuille in samenhang met de totale verplichtingenstructuur. In het strategisch beleggingsbeleid van het pensioenfonds is met betrekking tot het totaal aan beleggingen de normportefeuille vastgesteld als in onderstaande tabel. In de tabel wordt ook de bijbehorende bandbreedte vermeld.
Beleggingscategorie
Vastrentende waarden Aandelen Liquiditeiten
Gewicht in normportefeuille
Bandbreedte
%
%
65 35 0 100
60 – 70 30 – 40 -5 – 5
De bandbreedte begrenst de het gewicht van een categorie in de beleggingsportefeuille. De ruimte die de bandbreedte biedt om af te wijken van de normportefeuille wordt gebruikt om de tactische visie van de vermogensbeheerder tot uitdrukking te brengen in de portefeuille. Daarnaast dient deze bandbreedte Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
37
3 december 2015
om de effecten van marktontwikkelingen op te vangen. Een te frequente bijsturing van de portefeuille met bijbehorende kosten wordt hiermee voorkomen. Er wordt binnen de vastrentende waarden belegd in de volgende beleggingsfondsen waarvan de prestaties worden afgezet tegen de volgende benchmarks. Beleggingsfonds
Benchmark
ING Fixed Income All Grade Fund - Z ING Fixed Income All Grade Long Duration Fund - Z
Barclay’s Euro Aggregate Index Unhedged (TR) Barclay’s Euro Aggregate Index Unhedged (TR) + Interest Rate Swaps
Het Long Duration Fonds staat centraal in het beleid van het fonds om het dekkingsgraad risico als gevolg van veranderingen in de rentecurve te beperken. Het streven is om dit risico waar mogelijk te beperken. Als norm voor de renteafdekking hanteert het pensioenfonds 70%. Dit betekent dat de volatiliteit van de nominale (beleids)dekkingsgraad als gevolg van renteveranderingen voor 70% wordt geïmmuniseerd. De renteafdekking wordt in vijf stappen verlaagd naar 65% (per 1 oktober 2016). Voor de vaststelling van de mate van afdekking hanteert het fonds de swapcurve. De door de markt bepaalde rente termijnstructuur. Kredietwaardigheid vastrentende portefeuille In de vastrentende portefeuille wordt strategisch alleen in investment grade obligaties belegd, de benchmark hiervoor is de Barclays Euro Aggregate. Er mogen actieve allocaties buiten de benchmark worden ingenomen waarvan maximaal 20% non-investment grade mag zijn. De beleggingen in aandelen vindt plaats via participaties in de volgende fondsen:
Beleggingsfonds
ING Global Equity Fund - Z ING Global Emerging Markets Fund - Z ING Dividend Aandelen Fonds - Z
Norm totaalniveau
Minimum
Maximum
%
%
%
27,0 2,8
15,2 1,0
38,3 4,6
5,2
0,0
10,0
Benchmark
MSCI (DM) World (Net) MSCI (EM) Emerging Markets Free (Net) MSCI (DM) World (Net)
Binnen de aandelenportefeuille wordt op de werkelijke weging aandelen het valutarisico materieel voor 100% afgedekt van de USD, GBP, YEN, AUD, CAD en CHF. De valuta-exposure binnen aandelen wordt conform de gewichten in de benchmark vastgesteld. De valuta-afdekking wordt maandelijks gecontroleerd en zo nodig bijgestuurd. 3.6 Kernactiviteiten / nevenactiviteiten Het pensioenfonds voert geen nevenactiviteiten uit, doch blijft bij haar kernactiviteit: het uitvoeren van de pensioenovereenkomsten die door de aangesloten ondernemingen zijn gesloten met haar werknemers. 3.7 Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid ziet het pensioenfonds er op toe dat de kosten redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het vermogen en de doelstelling van het pensioenfonds.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
38
3 december 2015
4. Financiële sturingsmiddelen Met het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid heeft het bestuur van het pensioenfonds een aantal sturingsmiddelen voorhanden die worden ingezet als de financiële positie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft. Mochten deze sturingsmiddelen onvoldoende resultaat geven, dan zal het pensioenfonds in het uiterste geval de pensioenaanspraken (moeten) aanpassen.
5. Aanvullende bepalingen 5.1 Pension Fund en Corporate Governance Pensionfund Governance betreft zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Het bestuur besteedt hier uitgebreid aandacht aan in het besef dat de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden recht hebben op goed en deskundig beheer van de aan het pensioenfonds toevertrouwde gelden en de daaraan te ontlenen aanspraken. Er is een stembeleid door NN IP geformuleerd welke beschikbaar is op haar website. De wijze waarop NN IP International op specifieke aandeelhoudersvergaderingen het stemrecht heeft uitgeoefend wordt ook op haar website gepubliceerd.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
39
3 december 2015
Bijlage B
Financieel crisisplan
1. Elementen crisisplan In de Pensioenwet is verankerd dat een pensioenfonds beschikt over een vereist eigen vermogen en een minimaal vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen, dan dient het pensioenfonds een herstelplan op te stellen en in te dienen bij DNB. Daarnaast moet elk pensioenfonds beschikken over een financieel crisisplan. In dit plan geeft het bestuur inzicht in de financiële risico’s die kunnen leiden tot een crisissituatie. Daarnaast maakt het bestuur in het financieel crisisplan vooraf, ook als nog geen sprake is van een dekkingstekort, duidelijk hoe het om zal gaan met een crisissituatie van het fonds. Daarnaast is een belangrijk verschil met een herstelplan dat het bestuur zelf een definitie geeft van een crisissituatie, terwijl in een herstelplan wettelijke definities bepalend zijn. Een dergelijk crisisplan geeft een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief kan inzetten indien de (beleids)dekkingsgraad zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de primaire doelstellingen van het pensioenfonds (het verstrekken van pensioen aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) in gevaar komt. De kernaspecten die uit voorgaande omschrijving van een crisisplan naar voren komen, zijn evident: crisis, maatregelen, effectiviteit, belanghebbenden en de uitvoering. Derhalve wordt in dit financieel crisisplan ingegaan op de volgende elementen die hiermee nauw samenhangen: Crisis: Bij welke financiële risico’s kan een crisis ontstaan? Wanneer is er naar de mening van het bestuur sprake van een crisis? Wat is de gevarengrens ten aanzien van de dekkingsgraad waarbij SPSFG een eerste signaal opvangt omtrent een dreigende crisis? Wat is de kritische ondergrens wat betreft de dekkingsgraad waarbij SPSFG nog kan herstellen zonder te hoeven overgaan op korten? Maatregelen: Welke maatregelen heeft SPSFG ter beschikking in geval van een crisis en in hoeverre zijn deze maatregelen reeds ingezet? Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen? Effectiviteit: Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen? Welke maatregelen worden op welk moment genomen bij achterblijvend herstel? Belanghebbenden: Hoe wordt bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenbehartiging? Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer? Uitvoering: Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven? Op welke wijze wordt het crisisplan getoetst en geëvalueerd? In het vervolg van dit financieel crisisplan wordt door het bestuur van SPSFG successievelijk op bovenstaande elementen ingegaan, om zodoende te komen tot een crisisplan voor SPSFG. Op voorhand merken wij op dat de inhoud van de pensioenregeling in feite grotendeels wordt bepaald door de sociale partners binnen de bedrijfstak. De door het pensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling dient immers vanwege de verplichtstelling van een vergelijkbaar niveau te zijn als die door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen wordt uitgevoerd Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
40
3 december 2015
(BPF GIL). Sinds 1 januari 2015 is er sprake van een CDC-regeling waarbij de premie voor een periode van 5 jaar is vastgesteld op 24,5% van de pensioengrondslag. Indien deze premie ontoereikend is voor de financiering van de geambieerde opbouw, zal de pensioenopbouw in enig jaar gekort moeten worden hetgeen op gespannen voet kan staan met genoemde vrijstelling van BPF GIL.
2. Crisis In dit hoofdstuk gaat het bestuur van SPSFG nader in op wat door het bestuur van SPSFG wordt verondersteld als een crisissituatie en wordt ingegaan op de ondergrens van de dekkingsgraad, waarbij SPSFG nog kan herstellen zonder de noodzaak tot korten van de pensioenaanspraken en -rechten of pensioenopbouw. Ook wordt een gevarengrens gedefinieerd. Indien de dekkingsgraad onder deze grens komt, wordt om alertheid van het bestuur gevraagd.
2.1 Beschrijving crisissituatie Wanneer SPSFG voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat de beleidsdekkingsgraad van SPSFG niet meer voldoet of niet zal voldoen aan de door DNB opgelegde vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen, dient SPSFG in een herstelplan uit te werken hoe het eigen vermogen van SPSFG uiterlijk binnen tien jaar (voor 2015: twaalf jaar, voor 2016 elf jaar) weer voldoet aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. Deze beoordeling vindt elke maand plaats naar de situatie per het einde van de voorafgaande maand. Volgens het bestuur van SPSFG is er sprake van een dreigende crisis als het eigen vermogen van SPSFG onder het minimaal vereist eigen vermogen daalt en het er naar uitziet dat dit langdurig zal zijn. Onder langdurig verstaat het bestuur van SPSFG de situatie waarin zonder aanvullende maatregelen redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat de dekkingsgraad binnen vijf jaar boven het minimaal vereist eigen vermogen komt er vanuit gaande dat het herstel alleen komt uit een conservatief berekend overrendement en de premiemarge bij een eigen vermogen gelijk aan het minimaal vereist eigen vermogen (de gevarengrens, zie 2.3). Bovendien moet de dekkingsgraad zich minstens per het einde van drie achtereenvolgende maanden onder deze gevarengrens bevinden. Verder treedt het crisisplan direct in werking indien het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen verminderd met vijf maal het herstelvermogen (de kritische ondergrens, zie 2.4). Het vorenstaande wordt in onderstaand overzicht grafisch weergegeven. 5 maal herstelvermogen
Crisis tekort
conservatief herstelvermogen maal resterende looptijd herstelplan
Dreigende crisis
Kritische ondergrens
Dekkingstekort
Gevarengrens
100%
Reservetekort
Geen
MVEV
VEV
2.2
Risico’s voor ontstaan crisis Hierna beschrijft het bestuur de situatie waarbij er mogelijk sprake is van een crisissituatie. Het pensioenfonds staat er per 31 december 2014 relatief gezien goed voor. Een van de doelstellingen van het fonds is om die situatie vast te houden waarbij het opwaarts potentieel als
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
41
3 december 2015
minder belangrijk wordt gezien dan het beperken van een daling van de dekkingsgraad. Daarom heeft het bestuur gekozen voor een, gegeven de bestandsopbouw, vrij defensief beleggingsbeleid met een forse mate van afdekking van het renterisico (70% en geleidelijk naar 65% op marktwaarde per 1 oktober 2016). Op 31 maart 2015 lag de rente op het historisch laagste niveau. Per die datum was onze actuele dekkingsgraad 120%. Een verdere daling van de dekkingsgraad zal resulteren in een daling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds maar die zal relatief beperkt zijn. Doordat de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen de rentetermijnstructuur gebaseerd op de UFRmethodiek in combinatie met een afdekking van het renterisico van 70% (geleidelijk naar 65% per 1 oktober 2016) op marktwaarde zal de impact van het bereiken van de bodem in de rente op de dekkingsgraad niet groot zijn. Zodoende is het gevaar voor het ontstaan van een crisissituatie voor het pensioenfonds eigenlijk alleen een forse daling van de aandelenkoersen. De dekkingsgraad eind maart 2015 lag een stuk hoger dan de vereiste dekkingsgraad. De kans dat een crisissituatie op korte termijn wordt bereikt, is daarmee uitermate klein.
2.3 Gevarengrens dekkingsgraad Het eerste signaal dat onze financiële positie zich in de gevarenzone bevindt, is aan de orde indien de dekkingsgraad zakt onder de gevarengrens. Deze grens ligt boven de hierna onder 2.4 te beschrijven kritische ondergrens. Uitgangspunt bij de gevarengrens is dat de verbetering van de dekkingsgraad alleen mogelijk is vanuit een (conservatief) verwacht overrendement op de zakelijke waarden alsmede de premiemarge bij een aanwezig eigen vermogen gelijk aan het minimaal vereist eigen vermogen. Met inachtneming van de per 1 januari 2012 van toepassing zijnde Regeling parameters pensioenfondsen wordt uitgegaan van een gemiddelde netto risicopremie op de nietvastrentende waarden van 2% op jaarbasis. De gevarengrens ten aanzien van de dekkingsgraad wordt aan de hand van dit overrendement, het strategische beleggingsbeleid alsmede de resterende looptijd van het kortetermijnherstelplan berekend. Voor een nadere toelichting ten aanzien van vaststelling van de gevarengrens voor het pensioenfonds verwijzen wij naar de bijlage. Er wordt uitgegaan van een overrendement dat niet wordt bepaald door de marktrente of de economische situatie. Wel bepaalt de hoogte van de marktrente in welke mate de premie(marge) bijdraagt aan het herstel. In dat kader is in onderstaand overzicht het herstelvermogen ter bepaling van de gevarengrens over de resterende looptijd van het kortetermijnherstelplan opgenomen voor drie niveaus van de rentetermijnstructuur. Uitgangspunt is de rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december 2014 (zonder 3-maandsmiddeling) alsmede de rente bij een parallelle verschuiving met 1%-punt omlaag en omhoog. Een belangrijk aandachtspunt is dat bij een lage rente de gevarengrens zelfs boven de minimaal vereiste dekkingsgraad komt te liggen. In die situatie blijkt het premieniveau onvoldoende. Doordat ons premiestuur groot is, is het verlies op premie groter dan het te behalen overrendement. Gevarengrens dekkingsgraad Herstelvermogen per jaar Rentestand
Resterende periode wegwerken dekkingstekort 5 jaar
4 jaar
3 jaar
2 jaar
1 jaar
RTS ultimo 2014
0,3%
102,1%
102,2%
102,6%
103,1%
103,7%
RTS ultimo 2014 minus 1%-punt
-/- 1,2%
110,6%
108,7%
107,2%
106,0%
105,1%
RTS ultimo 2014 plus 1%-punt
2,4%
92,7%
95,1%
97,5%
99,8%
102,1%
Het negatieve herstelvermogen bij een 1%-punt lagere marktrente dan ultimo 2014 wordt verklaard doordat het verlies op premie groter is dan het overrendement. Die situatie zal zich in Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
42
3 december 2015
beginsel niet voordoen aangezien in dekkingstekort de premiedekkingsgraad minimaal 104,5% dient te bedragen. De gevarengrens ligt ook dan onder de minimaal vereiste dekkingsgraad.
2.4 Kritische ondergrens dekkingsgraad Zodra de dekkingsgraad van SPSFG onder de vereiste dekkingsgraad zakt, dient SPSFG een herstelplan in te dienen bij DNB. Voor het indienen van dit herstelplan dient te worden uitgegaan van berekeningen die als basis de op dat moment geldende marktsituatie en het op dat moment verwachte economische scenario hebben. Daaruit volgt wat het jaarlijkse reguliere herstelvermogen is bij ongewijzigd beleid en zonder aanvullende maatregelen te nemen. De kritische ondergrens van de dekkingsgraad ligt dan op de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen minus de resterende looptijd van het kortetermijnherstelplan maal het verwachte jaarlijkse reguliere herstelvermogen. Bij een lagere dekkingsgraad dan deze ondergrens mag niet meer worden verwacht, dat SPSFG in de resterende looptijd van het kortetermijnherstelplan kan herstellen uit de situatie van dekkingstekort zonder de implementatie van nadere maatregelen. In de bijlage is de actuele zienswijze over en de wijze van vaststelling van de kritische ondergrens en het herstelvermogen opgenomen. De cijfermatige uitwerking hiervan naar de rentetermijnstructuur per 31 december 2014 is in onderstaand overzicht opgenomen. De hoogte van de kritische ondergrens is onder andere afhankelijk van het verwachte beleggingsrendement. Uitgangspunt is het maximaal in aanmerking te nemen beleggingsrendement volgens de Regeling parameters pensioenfondsen per 1 januari 2015. Dit rendement is afhankelijk van de resterende looptijd om uit dekkingstekort te geraken. Vanuit conservatieve overwegingen zijn wij uitgegaan van de 1-jaarsrente per 31 december 2014 zodat een jaarlijks rendement van 5,35% is gehanteerd. Ook bepaalt de hoogte van de marktrente in welke mate de premie(marge) bijdraagt aan het herstel. In dat kader is het herstelvermogen ter bepaling van de kritische ondergrens over de resterende looptijd om uit dekkingstekort te geraken opgenomen voor drie niveaus van de rentetermijnstructuur. Kritische ondergrens dekkingsgraad Herstelvermogen
Resterende periode wegwerken dekkingstekort
Rentestand
per jaar
5 jaar
4 jaar
3 jaar
2 jaar
RTS ultimo 2014
3,1%
101,5%
98,5%
95,4%
92,2%
RTS ultimo 2014 minus 1%-punt
2,0%
102,7%
100,9%
98,9%
96,7%
94,5%
RTS ultimo 2014 plus 1%-punt
4,0%
102,1%
97,9%
93,5%
89,0%
84,5%
1 jaar
88,9%
2.5 Einde crisissituatie Een crisissituatie is beëindigd op het moment dat het bestuur vaststelt dat gedurende een periode van zes opeenvolgende maanden geen sprake is geweest van een dekkingstekort en de dekkingsgraad op die momenten ook boven de gevarengrens heeft gelegen.
3. Maatregelen Het is vanzelfsprekend dat het van groot belang is te voorkomen dat SPSFG überhaupt in een crisissituatie belandt. Derhalve wordt periodiek middels een ALM-studie geanalyseerd of het beleggingsbeleid nog voldoende robuust is vormgegeven. Daarbij worden diverse varianten van het beleggingsbeleid tegen het licht gehouden.
3.1 Mogelijk in te zetten maatregelen Mocht SPSFG in een crisissituatie terecht komen, dan heeft SPSFG in beginsel een combinatie van de volgende financiële sturingsmiddelen ter beschikking:
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
43
3 december 2015
Aanpassen toeslagen Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagbeleid. Daarvoor geldt onder het nieuwe FTK de methodiek van toekomstbestendig indexeren. Zodoende kan besloten worden minder toeslag of geen toeslag toe te kennen dan op grond van toekomstbestendig indexeren mogelijk is. In dat kader merken wij op dat in een situatie van dekkingstekort sowieso geen toeslagverlening plaatsvindt. Tijdens een crisissituatie is de toeslagverlening zodoende geen effectief sturingsmiddel in zoverre dat de dekkingsgraad door de inzet niet stijgt.
Aanpassen beleggingsportefeuille en risico-beheersingsinstrumenten De risicometing en resultaatsevaluatie door het fonds en de situatie op de financiële markten zouden aanleiding kunnen geven om de beleggingsportefeuille aan te passen dan wel om de risico’s op een gewijzigde manier te beheersen. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat wij het risicoprofiel niet mogen vergroten indien het pensioenfonds in reservetekort verkeert.
Aanpassen premie De financiële positie zou aanleiding kunnen geven om de premie aan te passen. Er is echter sinds 1 januari 2015 sprake van een CDC-regeling met een vaste premie. De feitelijke premie is derhalve sindsdien geen sturingsmiddel meer.
Bijstorting door aangesloten onderneming Aangezien de door ons uitgevoerde pensioenregeling inmiddels een CDC-regeling betreft, voorziet de uitvoeringsovereenkomst niet in een bijstorting door de aangesloten onderneming.
Aanpassen pensioenen De uitvoeringsovereenkomst biedt mede in verband met de vrijstelling van BPF GIL een beperkte mogelijkheid om de jaarlijkse pensioenopbouw eenzijdig te verlagen. Wel zal de jaarlijkse pensioenopbouw verminderd worden indien de feitelijke premie inclusief een eventuele onttrekking uit de bestemde premiereserve lager is dan de gedempte kostendekkende premie.
Korten aanspraken en rechten In artikel 11.2 van het pensioenreglement is opgenomen dat alle opgebouwde pensioenen kunnen worden gekort indien onze financiële positie daartoe noopt en alle overige sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet. Hiermee is invulling gegeven aan artikel 134 van de Pensioenwet. Bij de uitwerking hiervan zou in het kader van een evenwichtige belangenbehartiging onderscheid gemaakt kunnen worden tussen de verschillende deelnemerscategorieën. Het bestuur heeft eerder onderzoek gedaan naar een differentiatie en geconcludeerd dat bij een eventuele korting de pensioenen van alle belanghebbenden in dezelfde mate verlaagd worden. In onderstaand overzicht is opgenomen op grond van welke juridische gronden de inzet van genoemde maatregelen gerechtvaardigd is. Juridische legitimiteit maatregelen (artikelnummer) UitvoeringsMaatregel
Statuten
Niet indexeren Beleggingsbeleid aanpassen
5
Pensioenreglement
overeenkomst
6.1
14
Premieverhoging Bijstorting Aanpassing pensioenopbouw
13
Korten opgebouwde pensioenen
13
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
16 19
44
16
3 december 2015
3.2 Realistische maatregelen Wij hechten er aan om te benadrukken dat de uiteindelijke keuze met betrekking tot de te nemen maatregelen afhankelijk is van de concrete situatie die zich voordoet op het moment dat de maatregelen moeten worden genomen. Op dat moment worden de belangen van alle betrokkenen op een evenwichtige manier behartigd. De te maken keuzes worden daarbij deels beïnvloed door de oorzaken van de ontstane situatie en ook door de budgettaire draagkracht die bij de verschillende belanghebbenden op dat moment aanwezig is. Dit betekent dat het voor het bestuur onmogelijk is om op voorhand aan te geven welke (combinatie van) maatregelen daadwerkelijk worden genomen in een crisissituatie. Het voorwaardelijke toeslagbeleid houdt er al rekening mee dat er geen volledige toeslagen worden toegekend bij een dekkingsgraad beneden wettelijke grens van toekomstig bestendig indexeren terwijl geen toeslagverlening aan de orde is bij een beleidsdekkingsgraad beneden 110%. Deze maatregel is derhalve realistisch. Een aanpassing van het beleggingsbeleid waarbij het risicobudget wordt verhoogd, is niet mogelijk in een crisissituatie tenzij dat onderdeel uitmaakt van het bestaande beleid zoals vastgelegd in de Abtn. Een verhoging van het risicobudget is zodoende bij ons uitgesloten. Er kan zich wel een moment aandienen waarop wij besluiten om het risicoprofiel te verlagen. Met betrekking tot de overige genoemde maatregelen is er een aantal factoren dat een rol speelt bij de afweging die aan de te maken keuze ten grondslag ligt. Al deze genoemde maatregelen zijn realistische maatregelen tijdens een crisissituatie. Het inzetten van de beleidsmaatregel om de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten te korten, is een mogelijkheid waarbij het bestuur van SPSFG zeer grote prudentie betracht. Het is een uiterst redmiddel. In onze ogen is het toepassen van deze maatregel een keuze die gemaakt wordt als het niet anders kan. Dit neemt niet weg dat het bestuur van SPSFG onderschrijft en communiceert dat het mogelijk is dat op enig moment het korten van aanspraken en rechten daadwerkelijk plaatsvindt.
4. Effectiviteit Uiteraard vindt het bestuur van SPSFG het van groot belang dat bij het inzetten van de diverse maatregelen het gewenste effect wordt bereikt. Dit nemen wij dan ook mee in ons besluit om de combinatie van de juiste maatregelen in te zetten. De effectiviteit van de diverse maatregelen is uiteraard ook weer afhankelijk van de op dat moment geldende markt- en economische situatie. Die situatie, eventueel ondersteund door de resultaten van een ALM-studie, bepaalt welke (combinatie van) maatregelen in de crisissituatie van dat moment het meest gewenste effect kunnen opleveren.
4.1 Financiële effect maatregelen Om inzicht te verkrijgen in het financiële effect van de maatregelen wordt op basis van de meest actuele beschikbare gegevens een inschatting gemaakt van de financiële effecten van diverse maatregelen. De resultaten zijn opgenomen in het onderstaande overzicht. Financiële effecten maatregelen op dekkingsgraad (in %-punt per jaar) Maatregel
RTS -/- 1%-punt
Jaarlijks effect bij RTS RTS+1%-punt
Niet indexeren Beleggingsbeleid aanpassen: 10% minder zakelijke waarden
N.v.t -0,4%
N.v.t. -0,4%
N.v.t -0,4%
Premieverhoging met 1%
P.m.
P.m.
P.m.
Bijstorting
P.m.
P.m.
P.m.
Aanpassing pensioenopbouw: verlaging opbouw met 10%
P.m.
P.m.
P.m.
Afstempeling actieven met 1%
0,7%
0,7%
0,7%
Afstempeling inactieven met 1%
0,4%
0,4%
0,4%
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
45
3 december 2015
4.2 Maatregelen bij achterblijvend herstel Wij geven met de hiervoor genoemde (combinaties van) maatregelen aan dat bij een achterblijvend herstel mogelijkerwijs meerdere maatregelen worden ingezet. Daarmee wordt het gewenste effect bereikt dat bij achterblijvend herstel van de dekkingsgraad extra herstelvermogen bovenop het reguliere herstelvermogen wordt gerealiseerd en tevens wordt daarmee rekening gehouden met de behartiging van de belangen van de diverse groepen belanghebbenden. Het bestuur van SPSFG benadrukt dat het onmogelijk is om nu al aan te geven welke maatregelen daadwerkelijk worden ingezet in een crisissituatie, aangezien dit afhankelijk blijft van de situatie op dat moment en de oorzaken voor de ontstane situatie.
5. Belanghebbenden Het bestuur van SPSFG behartigt de belangen van alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en houdt daarmee ook rekening bij het toepassen van de verschillende maatregelen tijdens een crisissituatie.
5.1 Evenwichtige belangenbehartiging Voor het bestuur van SPSFG is het ook van belang, zeker in het kader van artikel 105, lid 2 van de Pensioenwet, om een evenwichtige afweging te maken tussen de belangen van de verschillende groepen belanghebbenden. Vanzelfsprekend worden in een crisissituatie alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden geraakt, doordat bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110% er aan geen van deze groepen toeslag wordt toegekend. In het hierna volgende overzicht is opgenomen welke groep(en) belanghebbenden bij een bepaalde maatregel word(t)(en) getroffen. Impact maatregelen belanghebbenden
Maatregel
Niet indexeren Beleggingsbeleid aanpassen Premieverhoging Bijstorting Aanpassing pensioenopbouw Afstempeling
Deelnemers
Gewezen deelnemers
Pensioengerechtigden
X
X
X
X (n.v.t.) X (n.v.t.) X
Aangesloten ondernemingen
X (n.v.t.) X (n.v.t.) X
X
5.2 Communicatie richting belanghebbenden Onderdeel van dit financieel crisisplan is ons communicatiebeleid richting de belanghebbenden en de sociale partners. Daarbij zullen wij drie vormen van communicatie toepassen. Elektronisch In de eerste plaats wordt dit crisisplan op onze website geplaatst. Tevens zullen wij bij de maandelijkse publicatie van onze beleidsdekkingsgraad op de website de gevarengrens en de kritische ondergrens aan de dekkingsgraad vermelden indien de dekkingsgraad beneden 110% uitkomt. Schriftelijk Ten tweede zal er een schriftelijke communicatie richting de belanghebbenden plaatsvinden indien er een dreigende crisis aan de orde is. Daarvan is sprake indien de dekkingsgraad van
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
46
3 december 2015
SPSFG zich gedurende drie achtereenvolgende maanden onder de gevarengrens bevindt. Wij zullen dan alle belanghebbenden persoonlijk binnen twee maanden een brief sturen waarin zij op taalniveau B1 geïnformeerd worden over de financiële positie en de mogelijke gevolgen daarvan. Mocht zich de situatie voordoen waarin ons crisisplan daadwerkelijk in werking treedt, dan zullen wij de belanghebbenden hierover informeren binnen één maand. In eerste instantie betreft het een mededeling per brief dat de kritische ondergrens aan de dekkingsgraad is onderschreden. Ook zal daarin aangekondigd worden wanneer de belanghebbenden een vervolgschrijven kunnen verwachten. Daarin zal worden aangegeven wat de mogelijke (combinaties van) maatregel(en) zijn indien de financiële positie zich onvoldoende snel herstelt. Deze communicatie zal zoveel mogelijk op taalniveau B1 plaatsvinden. Overigens wordt de schriftelijke communicatie aan de belanghebbenden ook op de website van SPSFG geplaatst. Mondeling In de derde plaats zullen wij onze communicatie met de aangesloten ondernemingen intensiveren zodra er sprake is van een dreigende crisis, dat wil zeggen een onderschrijding van de gevarengrens gedurende drie opeenvolgende maandeinden. Daartoe zal er een overleg plaatsvinden met de aangesloten onderneming waarin de financiële positie uit de doeken gedaan wordt en aangegeven wordt welke maatregelen er genomen zouden kunnen worden met de bijbehorende consequenties. Een dergelijke sessie zal in beginsel in de informerende sfeer geschieden. Mocht zich vervolgens de situatie voordoen waarbij de dekkingsgraad van SPSFG onder de kritische ondergrens duikt, dan zal er opnieuw overlegd worden met de onderneming en haar Ondernemingsraad waarbij inhoudelijk en diepgaand gesproken zal worden over de mogelijke maatregelen die wij kunnen nemen.
6. Uitvoering Zodra de dekkingsgraad van SPSFG onder het minimaal vereiste dekkingsgraad zakt en hetgeen in hoofdstuk 2 is vermeld van toepassing is, treedt het crisisplan in werking en dient het bestuur tot besluitvorming over te gaan.
6.1 Besluitvormingsproces Het crisisplan maakt onderdeel uit van de Abtn van SPSFG. Besluiten kunnen door het bestuur van SPSFG worden genomen conform de statuten. Dat besluitvormingsproces geldt ook voor een eventueel besluit om het crisisplan in werking te laten treden. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt jaarlijks het door ons gevoerde beleid en de besluitvorming daaromtrent, alsmede onze beleidskeuzes voor de toekomst. Het dagelijks beleid van SPSFG wordt intensief beoordeeld door het gehele bestuur. Omdat wij frequent vergaderen, zal het voltallige bestuur vervolgens in voorkomende gevallen als crisisteam optreden. Mocht bij de evaluatie van het herstelplan sprake zijn van achterblijvend herstel dan kan dit voor het bestuur van SPSFG aanleiding geven tot het toepassen van de maatregelen zoals vastgelegd in dit financieel crisisplan.
6.2 Evaluatie en toetsing van het crisisplan Het crisisplan van SPSFG is feitelijk opgenomen in de Abtn. De Abtn wordt periodiek door ons geëvalueerd en zo nodig aangepast. Daarbij wordt het beleggingsbeleid periodiek getoetst aan de hand van een ALM-studie. De toetsing van het financieel crisisplan wordt bij deze evaluaties meegenomen. Ten slotte wordt de effectiviteit van het crisisplan beoordeeld, nadat zich een crisis heeft voorgedaan en het crisisplan ten uitvoer is gebracht. Vanwege de impact van wijzigingen op de financiële markten worden de financiële cijfers in dit crisisplan jaarlijks geactualiseerd.
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
47
3 december 2015
Bijlage bij het financieel crisisplan Gevarengrens dekkingsgraad Het eerste signaal dat onze financiële positie zich in de gevarenzone bevindt, is aan de orde indien de dekkingsgraad zakt onder de gevarengrens. Deze gevarengrens wordt bepaald aan de hand van de dekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist eigen vermogen van SPSFG. Deze minimaal vereiste dekkingsgraad bedroeg circa 104,5%. Vervolgens wordt verondersteld dat een verbetering van de dekkingsgraad alleen mogelijk is vanuit een verwacht overrendement op de zakelijke waarden. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde netto risicopremie op de niet-vastrentende waarden van 2,0% per jaar. Als basis voor de berekening van de gevarengrens dient verder de strategische beleggingsmix op het moment dat deze vastgesteld wordt. Op dit moment is strategisch 35% van onze portefeuille in zakelijke waarden belegd. Het herstellend vermogen uit het beleggingsrendement bedraagt zodoende 0,7% per jaar. Uitgaande van een maximale duur van een dekkingstekort van 5 jaar is het totale herstel van de dekkingsgraad voor de berekening van de gevarengrens ongeveer 3,5%-punt. Daarmee komt de gevarengrens zolang er geen sprake is van een herstelplan in beginsel uit op 101,0%. Tijdens de looptijd van het herstelplan zal de gevarengrens geleidelijk aan toegroeien naar de minimaal vereiste dekkingsgraad (104,5%). Daarnaast wordt bij de vaststelling van de gevarengrens rekening gehouden met het resultaat op premie. De te ontvangen premie wordt toegevoegd aan de beleggingen. De benodigde koopsommen en premies voor de reguliere pensioenopbouw worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. De te ontvangen premie in relatie tot hetgeen actuarieel benodigd is, heeft impact op de dekkingsgraad. Het effect hiervan op de gevarengrens wordt beoordeeld aan de hand van de premie die wij ontvangen bij een eigen vermogen ter grootte van het minimaal vereist eigen vermogen. Op basis van de rentetermijnstructuur per 31 december van enig jaar wordt de benodigde premie per jaar vastgesteld. Het verschil tussen beide premies wordt uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen per die balansdatum. Het hieruit voortvloeiende percentage wordt gemakshalve gezien als herstelvermogen (of aanvullend tekort bij een lage marktrente) ten behoeve van de vaststelling van de gevarengrens. Per 1 januari 2015 bedraagt dit -/- 0,1% per jaar. Daarmee komt de gevarengrens bij een 5-jaarsherstelperiode uit op 101,0% + 5 * 0,1% = 101,5%.
Kritische ondergrens dekkingsgraad De kritische ondergrens van de dekkingsgraad is in feite gelijk aan de dekkingsgraad die hoort bij een financiële positie waarbij het eigen vermogen gelijk is aan het minimaal vereist eigen vermogen minus vijf maal het verwachte jaarlijkse reguliere herstelvermogen. Bij een lagere dekkingsgraad dan deze ondergrens mag immers normaliter niet worden verwacht, dat SPSFG kan herstellen uit de situatie van dekkingstekort zonder nadere maatregelen te nemen. Wij hebben bij het uitvoeren van de ALM-studie in 2015 een dekkingsgraadsjabloon laten opstellen op basis van een dusdanige startdekkingsgraad eind 2014 dat eind 2019 een dekkingsgraad wordt bereikt die correspondeert met het minimaal vereist eigen vermogen. Deze startdekkingsgraad komt uit op 88,9%. Op jaarbasis komt dit neer op een herstelvermogen van 3,1%-punt. Het vorenstaande betekent dat bij een wettelijke hersteltermijn van vijf jaar de kritische ondergrens aan de dekkingsgraad waarbij SPSFG zonder nadere maatregelen niet meer kan herstellen uit een situatie van dekkingstekort, rond 89% ligt. Vanaf het moment dat er een kortetermijnherstelplan is ingediend, zal deze kritische ondergrens geleidelijk aan toegroeien naar de minimaal vereiste dekkingsgraad (104,5%).
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
48
3 december 2015