Jaarverslag 2012
STICHTING PENSIOENFONDS SLIGRO FOOD GROUP
INHOUD
VOORWOORD 5 Bestuur en organisatie
7
bestuursverslag Ontwikkelingen in 2012
13
Fondsspecifieke ontwikkelingen in 2012
16
De financiële positie van het fonds
20
Verzekerdenbestand 26 Beleggingen 27 Risicoparagraaf 30
Verslag van de VISITATIECOMMISSIE
37
Verslag van het VERANTWOORDINGSORGAAN
41
JAARREKENING Balans per 31 december
46
Staat van baten en lasten
48
Kasstroomoverzicht 50 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
51
Waardering 51 Toelichting op de balans per 31 december
56
Toelichting op de staat van baten en lasten
61
Risicoparagraaf 68
Overige gegevens Resultaatbestemming 79 Gebeurtenissen na balansdatum
79
Actuariële verklaring
80
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
81
Beleggingsoverzichten 83
3
VOORWOORD
Beste deelnemers, Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers, Het thema pensioenen blijft de gemoederen bezig houden in Nederland en dat maakt velen onzeker. Inmiddels zijn op relatief grote schaal pensioenaanspraken verminderd (‘korten’). Bij ons fonds was dat gelukkig niet het geval. Een veel genoemde indicator van de financiële gegoedheid van pensioenfondsen is de dekkingsgraad. Dit getal geeft de verhouding aan tussen de beschikbare middelen en de (toekomstige) pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad herstelde in 2012 van 103% naar 111%. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat circa 6%-punt van die verbetering het gevolg is van een voorgeschreven gewijzigde berekeningswijze, op initiatief van de overheid. Toch menen wij te mogen stellen dat ook de eind 2010 door het bestuur getroffen extra maatregelen aan het herstel hebben bijgedragen: • voor de actieve deelnemers: een tijdelijke extra werknemerspremie van 2% (van april 2011 t/m december 2013) • voor de gepensioneerden en inactieve deelnemers: een toekomstige bijdrage in de vorm van een korting van in totaal 6% op toekomstige toeslagverlening(en). • voor de werkgever geldt dat deze ultimo 2010 eenmalig een bedrag van € 6 miljoen in het pensioenfonds heeft gestort ten behoeve van het herstel. Het bestuur is van mening dat deze extra maatregelen niet alleen bijgedragen hebben aan het herstel, maar dat alle belanghebbenden daarmee een evenredige bijdrage leveren. Het bestuur was echter ook van mening dat het prille herstel nog geen mogelijkheden bood voor hervatting van (gedeeltelijke) indexatie per 1 januari 2013. Vooralsnog laat 2013 een verder herstel zien, waardoor er in ieder geval weer zicht komt op een ‘stabieler’ pensioen omgeving. We dienen echter ook te beseffen dat het economisch klimaat fragiel is en dat de financiële markten nog steeds erg beweeglijk zijn. Het is duidelijk dat politici in binnen- en buitenland moeite hebben zich aan te passen aan de nieuwe realiteit. Democratie werkt nu eenmaal beter wanneer de taart groter wordt in plaats van kleiner. ‘Eerlijk’ delen is nog lastiger in tijden van tegenspoed dan voorspoed en dat geldt zeker ook voor pensioenfondsen. Het bestuur van uw fonds ervaart de dilemma’s die daarbij spelen. Evenwichtige belangenbehartiging staat hoog in ons vaandel. In ons bestuur zijn alle belanghebbenden vertegenwoordigd, maar wij prijzen ons gelukkig dat het totaalbelang van ons fonds belangrijker wordt ervaren dan pure belangenbehartiging van ‘bloedgroepen’. Het kan geen toeval zijn dat het ‘Groene Bloed’ van de onderneming Sligro Food Group ook door de aderen van het fondsbestuur loopt. Samen sterk! Namens het bestuur, Huub van Rozendaal voorzitter
5
Bestuur en
organisatie
Bestuur en organisatie per 31 december 2012
Bestuur
H. van Rozendaal
voorzitter,
namens werkgever
J. Cooijmans
plaatsvervangend voorzitter,
namens werkgever
R. van der Sluijs
secretaris,
namens werknemers
W. Jansen
plaatsvervangend secretaris,
namens werknemers M. Verbruggen
namens pensioengerechtigden
J. Geerdink
voorzitter
C. van Gils
A. Rademakers
Visitatiecommissie
Verantwoordingsorgaan
G. van der Veeken
namens werkgever (voorzitter)
D. van der Does
namens deelnemers
H. Terpstra
namens pensioengerechtigden
Organisatie
Communicatiecommissie: J. Cooijmans, W. Jansen, P. van de Ven Accountant: KPMG Accountants N.V., Utrecht
Adviserend actuaris: Aon Consulting Nederland cv, Eindhoven
Waarmerkend actuaris: Deloitte Pension Advisory B.V., Rotterdam
Administrateur: AZL N.V., Heerlen
Herverzekeraar: Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij. N.V., Rotterdam
Vermogensbeheerder: ING Investment Management, Den Haag
7
MEERJARENOVERZICHT
2012 2011 2010 2009 2008
Aantallen Actieve deelnemers
3.870
3.837
3.709
3.674
3.557
Gewezen deelnemers
3.264
3.183
4.129
4.095
3.738
Pensioengerechtigden Totaal
512 458 393 359 319 7.646 7.478 8.231 8.128 7.614
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds Belegd vermogen
177.049
143.253
120.002
97.831
81.392
15,4%
8,4%
11,5%
10,6%
-5,0%
Vrije reserve
-6.600
-17.613
-9.329
-9.738
-17.409
Reserve beleggingsrisico's
24.219
21.800
18.657
14.151
12.413
Rendement op basis van total return Reserves
Toeslagenreserve
0
0 1.657 917
Premie-egalisatie reserves
0
0
Totaal reserves
66
1.130
0
2.305
17.619 4.187 11.051 6.460 -2.691
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen 157.662
137.392
107.375
85.466
79.354
Voorziening toekomstige arbeidsongeschikten
voor risico pensioenfonds
634
566
512
586
620
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
984
950
874
894
927
Totaal technische voorzieningen
159.280 138.908 108.761 86.946 80.901
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
138 158
190 4.425 3.182
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (1) Pensioenuitkeringen
15.631 14.579 19.265 12.263 10.456 3.631 4.628 3.442 2.856 2.494
Dekkingsgraad (2)
(1)
FTK
111,1% 103,0% 110,2% 107,5% 96,6%
Vereiste FTK
115,3%
115,8%
117,3%
116,4%
115,5%
De premiebijdrage 2010 is inclusief een eenmalige bijdrage van € 6 miljoen van de werkgever in verband met een extra herstelmaatregel.
De dekkingsgraad is als volgt berekend:
(2)
(Reserves + Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds) / Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds.
9
Bestuursverslag
Inleiding Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna: ons fonds), opgericht per notariële akte op 19 juli 2001, is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenregelingen uit van een deel van de bedrijven van Sligro Food Group Nederland B.V.
DOELSTELLING Ons fonds heeft als doel: • het toekennen van pensioenaanspraken; • het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen; • het treffen van andere gewenste voorzieningen voor de (ex-)werknemers en hun nabestaanden; • het doen van uitkeringen met een ideële of sociale strekking, in de gevallen en onder de voorwaarden zoals nader geregeld in de statuten en de reglementen van ons fonds. De werkgever en werknemers financieren de pensioenvoorziening. De afspraken over de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen ons fonds en de werkgever.
ORGANISATIE VAN ONS FONDS Het bestuur van ons fonds (hierna: het bestuur) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling die de werkgever toezegt (pensioenovereenkomst). Het bestuur bestaat uit twee bestuurders benoemd door Sligro Food Group Nederland B.V., twee bestuurders benoemd door de ondernemingsraad namens de deelnemers en uit één bestuurslid benoemd door en uit de pensioengerechtigden. De bestuursleden namens de deelnemers en namens de pensioengerechtigden vormen samen de werknemersbestuursleden. Om de paritaire samenstelling te handhaven, is het stem gewicht van de drie werknemersbestuursleden gelijk aan het stemgewicht van de twee werkgeversbestuursleden. De bestuursleden die in dienst zijn van Sligro Food Group Nederland B.V. worden als zodanig niet bezoldigd. De samenstelling van het bestuur is in het verslagjaar gewijzigd in verband met het terugtreden van de heer De Kok als werknemersbestuurslid met ingang van 1 januari 2012. De ondernemingsraad heeft de heer Jansen benoemd als op volger van de heer De Kok. De heer Verbruggen besloot in 2012 om zijn functie als bestuurslid namens de pensioen gerechtigden per 1 januari 2013 te beëindigen. De heer Dijkstra volgt de heer Verbruggen per 1 januari 2013 op als bestuurslid namens de pensioengerechtigden. Als beoogd bestuurslid heeft de heer Dijkstra, ter voorbereiding op zijn toetreding tot het bestuur, vanaf 1 september 2012 als toehoorder de vergaderingen van het bestuur bijgewoond. Het bestuur kwam in het verslagjaar vijfmaal bijeen (op 22 maart, 29 mei, 14 juni, 18 september en 13 december). De vergaderingen op 29 mei en 18 september zijn aan specifieke thema’s gewijd. Hierin heeft het bestuur onder andere uit-
11
gebreid stilgestaan bij het beleggingsbeleid van ons fonds. In het jaarverslag onder “ontwikkelingen in 2012” staat welke activiteiten het bestuur in het verslagjaar heeft uitgevoerd.
UITBESTEDING Als administrateur van ons fonds zorgt AZL N.V. onder meer voor de volgende zaken: • de pensioen- en deelnemersadministratie en deelnemerscommunicatie; • de financiële administratie; en • de bestuursondersteuning en advisering. AZL N.V. beschikt over een ISAE 3402 rapportage. Door deze rapportage te overleggen toont AZL N.V. aan ons fonds en aan de accountant van ons fonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. ING Investment Management (hierna: ING IM) beheert het vermogen van ons fonds. ING IM belegt dit op basis van richtlijnen voor het vermogensbeheer die het bestuur heeft vastgesteld. ING IM houdt ons fonds onder meer met periodieke rapportages op de hoogte van de uitbestede dienstverlening. ING IM beschikt ook over een ISAE 3402 rapportage. Voor actuariële en overige adviezen doet het bestuur een beroep op Aon Consulting Nederland cv. Deloitte Pension Advisory Services B.V. voert de actuariële waarmerking over het verslagjaar 2012 uit. KPMG Accountants N.V. controleert de jaarrekening over het verslagjaar 2012. De verzekeringstechnische risico’s die voortvloeien uit de regelingen zijn voor het grootste deel herverzekerd bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij. N.V. (hierna NN). Ons fonds loopt uit hoofde van de kapitaalovereenkomst met NN ook zelf risico.
BELEID In lijn met artikel 3 lid 2 van de statuten werkt het bestuur van ons fonds volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn). Deze geeft integraal inzicht in het functioneren van ons fonds en beschrijft het te voeren beleid, inclusief de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust. De Abtn heeft het karakter van een bedrijfsplan. In de Abtn wordt bijvoorbeeld ook ingegaan op de organisatiestructuur van ons fonds en op het interne beheersingssysteem. Ook is er aandacht voor het beleggingsbeleid van ons fonds en voor de financiële sturingsmiddelen waarover ons fonds beschikt. De regelingen die ons fonds voert zijn op hoofdlijnen beschreven in de Abtn.
PENSIOENREGELING De pensioenregelingen die ons fonds ultimo 2012 uitvoert, zijn opgenomen in de volgende reglementen: • Pensioenreglement voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 en werknemers die na 31 december 2005 in dienst treden. • Pensioenreglement voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950. • Prepensioenreglement voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950. • Pensioenreglement excedentprepensioenregeling voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950. • Pensioenspaarreglement voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950. • Pensioenreglement ANW hiaat. Deze reglementen en veel andere informatie zijn opgenomen op de website van het fonds: pf-sligrofoodgroup.nl. U vindt daar ook dit jaarverslag en jaarverslagen over eerdere jaren. U kunt hier maandelijks de ontwikkeling van de dekkingsgraad volgen. Als u als (oud) werknemer of pensioengerechtigde bij ons fonds betrokken bent, kunt u online toegang krijgen tot uw persoonlijke gegevens. Wij nodigen u van harte uit kennis te nemen van alle informatie die u kan helpen om uw pensioeninzicht te vergroten.
12
Ontwikkelingen in 2012 ALGEMENE PENSIOENONTWIKKELINGEN IN 2012 Algemeen Het invoeren van een nieuw type pensioencontract laat op zich wachten. Sommige pensioenfondsen willen voortgang maken met de implementatie van een reëel pensioencontract, andere staan er sceptisch tegenover. In het verslagjaar wordt de levendige discussie over een ander pensioencontract voortgezet, maar wel op basis van nog onvolledige informatie. Deze situatie verandert nauwelijks na de publicatie van de Hoofdlijnennota Herziening FTK door voormalig minister Kamp van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De nota gaat vergezeld van de resultaten van drie onderzoeken. Onderzocht werden de juridische mogelijkheden om oude pensioenrechten in te varen, de effecten van het nieuwe contract op de solidariteit tussen de generaties en de hoofdkenmerken van het reële contract zijn getoetst aan de Europese pensioenwetgeving. Niettemin laat de Hoofdlijnennota Herziening FTK vitale onderdelen onuitgewerkt, waardoor de fondsbesturen en hun uitvoeringsorganisaties zich moeten beperken tot oriëntatie en analyse van de beschikbare informatie. Dit ondanks het feit dat de toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM), in december 2012 in een speciale nieuwsbrief de pensioensector oproepen om alvast ‘aan de slag te gaan’. De huidige opvatting is dat binnen het bestaande nominale kader maatregelen mogelijk zijn die de toekomstbestendigheid en financiële houdbaarheid van de aanvullende pensioenregelingen bevorderen. Het zogeheten Septemberpakket van voormalig staatssecretaris van SZW, de heer De Krom, is hiervan een illustratie. Kortings- en premievoorschriften op basis van de huidige Pensioenwet en FTK worden –zonder nadere wetgeving– vervangen door maatregelen die min of meer vooruit lopen op het reële pensioencontract. Voorbeelden zijn de versnelde verhoging van de pensioenrichtleeftijd en toepassing van het (pseudo) levensverwachtingsaanpassingsmechanisme (LAM). Ook uitbreiding van de bestaande beleidsstaffels met een indexatiebeleid bij lage dekkingsgraden past in het reële kader. In 2013 beraadt het bestuur zich verder over de noodzakelijke voorbereidingen op weg naar de nieuwe wetgeving. In de bedrijfstak voor de Groothandel in Levensmiddelen moeten werkgevers en vakbonden voor 1 januari 2015 een keuze maken voor een nominaal of reëel pensioencontract. Sligro Food Group Nederland B.V. heeft vrijstelling voor deelname aan de bedrijfstakpensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen (Bpf GIL). Om deze vrijstelling (dispensatie) te behouden moet Sligro Food Group Nederland B.V. een pensioenregeling treffen die gelijkwaardig is aan die van de bedrijfstak. De keuze van sociale partners in de bedrijfstak is dus van groot belang voor Sligro Food Group Nederland B.V. en voor ons fonds. Invaren oude pensioenaanspraken en -rechten Invoering van het reële pensioencontract maakt het wenselijk om opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pen sioenen in het nieuwe regime in te passen. Anders zouden de beoogde effecten van het reële kader te gering zijn. Dit gevoelige onderwerp zorgt voor maatschappelijke onrust en mobiliseert diverse groepen belanghebbenden. Organisaties verdedigen namens de ouderen dan wel jongeren hun belangen. Het onderwerp is in ieder geval met juridische risico’s omgeven. De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft het kabinet dan ook om meer wettelijke bescherming ter zake gevraagd. Deze bescherming kan de politieke noodzaak bevestigen om het aanvullende pensioenstelsel te herzien. Vooralsnog worden de risico’s bij sociale partners en fondsbesturen neergelegd. Een apart aspect in dit verband is de omzetting van oude pensioenaanspraken met een ingangsleeftijd van 65 jaar, naar 67 jaar. Een en ander op collectieve basis en zonder de noodzaak van individuele instemming van een deelnemer. De pensioenfondsen vragen deze mogelijkheid omdat die de pensioenadministratie aanmerkelijk vereenvoudigt. Staatssecretaris Klijnsma van SZW acht deze mogelijkheid onder voorwaarden al aanwezig en vindt dat geen verdere wettelijke grondslag nodig is. Communicatierapport en uitstel Na de publicatie van de Hoofdlijnennota Herziening FTK volgt in juni een rapport over de communicatieaspecten van het nieuwe pensioencontract. Vooral op dit terrein vinden de toezichthouders dat fondsen alvast voorbereidingen kunnen treffen. Dit mede in reactie op de beslissing van staatssecretaris Klijnsma van SZW om de herziening van het FTK met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2015. Dit besluit confronteert sociale partners en fondsbesturen met een extra overgangsjaar
13
2014, waarin de overheid mogelijk –in navolging van het Septemberpakket– aanvullende maatregelen gaat nemen.
Nieuw kabinet en regeerakkoord Ondertussen komen in het verslagjaar een nieuw kabinet en regeerakkoord tot stand en blijkt het kabinet-Rutte II nog enige andere maatregelen in petto te hebben. Deze maatregelen liggen onder meer op het terrein van de AOW, de Anw en de fiscale maximering van de pensioenopbouw (het ‘Witteveenkader’). Versnelde verhoging van de AOW-leeftijd De bestaande synchronisatie tussen de AOW en de aanvullende pensioenen staat onder druk. In het verslagjaar wijzigt per 1 april de ingangsdatum van de AOW van de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, naar de verjaardag zelf. Met het verder verhogen van de AOW-leeftijd volgt het kabinet een geheel eigen traject en tempo, terwijl de plannen tot flexibilisering van de AOW zijn geschrapt. Ten slotte wil het nieuwe kabinet de verhoging van de AOWleeftijd nog versnellen en het (pseudo) levensverwachtingsaanpassingsmechanisme pas introduceren nadat een deelnemer 67 jaar is geworden. De eigen koers met de AOW stelt de pensioenfondsen die streven naar gelijktijdige uitbetaling van AOW en aanvullend pensioen voor uitvoeringstechnische problemen. Anw Naast de AOW-plannen heeft het voorstel om de uitkeringsduur van de Anw te beperken mogelijk gevolgen voor het nabestaanden- en Anw-hiaatpensioen binnen de pensioenregelingen van ons fonds. Meer zal duidelijk worden als het kabinet de plannen concretiseert. Fiscale maximering De fiscaal maximale pensioenopbouw wordt met ingang van 2014 verlaagd van jaarlijks 2% naar 1,9% (voor eindloonregelingen) dan wel van 2,25% naar 2,15% (voor middelloonregelingen). Verder wordt in één stap de fiscale begeleiding van de aanvullende pensioenopbouw aangepast aan de gewenste verhoging van de pensioenleeftijd. Twee stapjes in 2013 (naar 66 jaar) en 2015 (naar 67 jaar) worden tot één stap in 2014 (van 65 naar 67 jaar) teruggebracht. Hierdoor kan de aanpassing van de diverse pensioenregelingen en administratie beperkt blijven tot één operatie. Dit voordeel lijkt overigens te verdwijnen als het kabinet-Rutte II met ingang van 2015 besluit tot een verdere beperking van de maximale pensioenopbouw. De Tweede Kamer heeft het kabinet een rapportage gevraagd van de effecten voor de diverse generaties. Daarnaast bestaat het voornemen om het inkomen waarover pensioen kan worden opgebouwd te maximeren op € 100.000 (aftopping).
Evaluatie van de herstelplannen en het Septemberpakket Het reële pensioencontract moet schokken op de financiële markten kunnen opvangen. Zolang dit type contract niet is ingevoerd, moeten de bestaande korte- en langetermijnherstelplannen nog langs de weg van huidige regels en aan wijzingen worden uitgevoerd. Dat neemt niet weg dat DNB in het begin van het verslagjaar twijfelt of de te hanteren rentetermijnstructuur (RTS) op maandbasis nog een juiste weergave is van de prijsvorming op de (verstoorde) financiële markten. Met ingang van het verslagjaar mag daarom worden gerekend met een gemiddelde RTS op basis van de drie voorgaande maanden. Hoewel de toezichthouder het tijdelijke karakter van deze maatregel benadrukt, mogen fondsen deze middeling gedurende het gehele verslagjaar toepassen. Verder wordt per ultimo september de Ultimate Forward Rate (UFR) ingevoerd voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen voor het deel dat betrekking heeft op de pensioenverplichtingen met een looptijd vanaf 20 tot 60 jaar. Deze UFR is onderdeel van het Septemberpakket. Dit bevatte enkele voorwaarden waaronder pensioenfondsen hun aangekondigde kortingen mogen uitsmeren over een langere periode en/of hun premie voor 2013 lager kunnen vaststellen. De financiële situatie van ons fonds is dusdanig dat ons fonds de pensioenen niet hoeft te verlagen per 1 april 2013. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen gaan wij hier nader op in. Daarin is ook aandacht voor de AG-Progno-
14
setafel die het Actuarieel Genootschap in het verslagjaar actualiseert. In het verslagjaar moeten alle pensioenfondsen uiterlijk 1 mei bij DNB een financieel crisisplan indienen. Doel van dit plan is om, los van lopende herstelplannen, beter voorbereid te zijn op een eventuele volgende financiële crisis. DNB heeft de financiële crisisplannen van enkele pensioenfondsen geëvalueerd en is tot de algemene conclusie gekomen dat de kwaliteit kan worden verbeterd. Ons fonds heeft tijdig een crisisplan bij DNB ingediend. In het hoofdstuk over de fonds specifieke ontwikkelingen behandelen wij het financiële crisisplan van ons fonds.
Governance Op het gebied van de governance van pensioenfondsen zijn er nieuwe ontwikkelingen. Wet Koser Kaya/Blok De Eerste Kamer gaat akkoord met voorstellen om gepensioneerden meer zeggenschap te geven bij pensioenfondsen. Het is een initiatief van de Tweede Kamerleden Koser Kaya (D66) en Blok (VVD). Staatssecretaris Klijnsma bepaalt dat de wet 1 juli 2014 in gaat. In de ogen van het kabinet biedt de wet slechts een oplossing op een deelterrein. Het kabinet ziet de eigen voorstellen (zie hierna) als een integrale benadering van de problematiek. Ons fonds heeft de medezeggenschap van gepensioneerden geregeld via een rechtstreekse vertegenwoordiging van de pensioengerechtigden in het bestuur van ons fonds. Wet versterking bestuur pensioenfondsen Met de maatregelen in het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen wil het kabinet de deskundigheid van fondsbesturen bevorderen, het intern toezicht versterken en de diverse organen en hun taken stroomlijnen. Het wetsvoorstel beperkt het aantal bestuurs- en toezichtfuncties dat iemand bij een pensioenfonds mag bekleden. Die maatregel wijkt speciaal voor de sector af van de algemene voorschriften voor financiële ondernemingen om te bereiken dat de schaarse deskundigheid en ervaring op het terrein van pensioen- en vermogensbeheer optimaal worden benut. Onderdeel van het wetsvoorstel zijn verder alternatieve bestuursmodellen voor het bestaande paritaire (werkgevers en werknemers) model. De doelstelling is dat straks alle verschillende groepen belanghebbenden beter zijn vertegenwoordigd in het bestuur, wanneer het bestuur moet beslissen over de keuze voor het reële of het nominale pensioencontract. Staatssecretaris Klijnsma van SZW wil de Wet versterking bestuur pensioenfondsen eerder in laten gaan dan de Wet Koser Kaya/Blok. Een deel van de Wet Koser Kaya/Blok is opgenomen in de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen. Gedragscode Pensioenfondsen De Pensioenfederatie werkt samen met de Stichting van de Arbeid aan een herziening van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Wij verwachten dat er in het komende jaar een nieuwe gedragscode komt. In het hoofdstuk ‘Naleving principes goed pensioenfondsbestuur’ leest u hoe ons fonds invulling geeft aan deze principes.
Toezicht DNB voert in het verslagjaar themaonderzoeken uit, onder meer naar de risico’s van commercieel vastgoed, uitbesteding en de effectiviteit van het bestuur. Ook de AFM verricht onderzoek naast zijn toezichttaken. Ons fonds is niet direct bij deze onderzoeken betrokken, maar houdt uiteraard wel rekening met de uitkomsten. Een en ander komt op een tijdstip dat de toezichtkosten en dus de uitvoeringskosten van pensioenfondsen omhoog gaan, terwijl de overheid aankondigt zich te zullen terugtrekken uit de financiering van de toezichtkosten. De pensioensector maakt zich al jaren zorgen over de stijging van de laatstgenoemde kosten.
Uitvoeringskosten De uitvoeringskosten van pensioenfondsen zelf kunnen rekenen op kritische aandacht; er worden meerdere onderzoeken gepubliceerd. Voor de uitvoeringskosten van ons fonds verwijzen wij u naar het onderdeel ‘Aanbevelingen Uitvoerings kosten Pensioenfederatie’.
15
Fondsspecifieke ontwikkelingen in 2012 DE BELANGRIJKSTE AANDACHTSPUNTEN IN HET VERSLAGJAAR 2012 Excedentregelingen Met ingang van 1 januari 2012 brengt Sligro Food Group Nederland B.V. de WIA-excedentregeling rechtstreeks onder bij NN. Dit is het gevolg van het besluit van het bestuur van 6 december 2011 om deze excedentregeling uit ons fonds te halen. Het bijbehorende pensioenreglement vervalt voor ons fonds. De deelnemers zijn hierover per brief geïnformeerd. Vorengenoemde wijziging sluit aan op het besluit van het bestuur van 18 maart 2010 om de excedentregeling voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 en voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 per 31 december 2010 uit ons fonds te halen. Sligro Food Group Nederland B.V. brengt deze excedentregeling per 31 december 2010 rechtstreeks onder bij NN. Communicatie Ons fonds heeft een communicatiecommissie. Deze ontwikkelt het communicatiebeleid, adviseert het bestuur en is verantwoordelijk voor de uitvoering. Jaarlijks stelt de communicatiecommissie een communicatie jaarkalender vast. Ons fonds vult de communicatie in aan de hand van het communicatiebeleidsplan 2011 – 2013. De visie luidt: ons fonds wil door pensioencommunicatie de pensioenbewustwording stimuleren, de verwachtingen van belanghebbenden managen en ervoor zorgen dat ze de eigen verantwoordelijkheden kennen en leren benutten. Daarnaast wil ons fonds dat belanghebbenden tevreden zijn over de pensioencommunicatie. Ook beschrijft het plan hoe ons fonds aan alle (wettelijke) communicatieverplichtingen voldoet. In de jaarkalender van het verslagjaar komen naast de vaste jaarlijkse communicatie inzet twee belangrijke communicatie momenten naar voren. 1. Ons fonds ziet het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) als het communicatiemiddel voor belanghebbenden om inzicht in de eigen situatie te krijgen en daarmee pensioenbewustwording te stimuleren. Dat communicatiemoment heeft ons fonds breder ingezet. Met name door het ontwikkelen van een pensioenmagazine, ‘PensioenSlim’. Dit magazine wordt sinds 2011 bij de UPO’ s gevoegd. 2. Daarnaast introduceert ons fonds in 2012 een digitale nieuwsbrief, waarmee ons fonds in staat is om de pensioen actualiteit onder de aandacht van de deelnemers te brengen. In augustus 2012 verschijnt de eerste editie van deze digitale nieuwsbrief (zie voor een nadere toelichting pagina 24). Zoals ook aangegeven op pagina 12 streven wij er naar zoveel mogelijk informatie (ook) toegankelijk te maken via de website van ons fonds pf-sligrofoodgroup. nl.
NALEVING PRINCIPES GOED PENSIOENFONDSBESTUUR Het bestuur onderschrijft de huidige gedragscode voor pensioenfondsen, de principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die in de Pensioenwet zijn verankerd. Deze principes hebben onder andere betrekking op deskundigheid, op het functioneren van het bestuur, verantwoording en intern toezicht, op compliance, naleving wet- en regelgeving en op openheid en communicatie. Hierna staat hoe ons fonds hier in 2012 gevolg aan heeft gegeven.
16
Deskundigheid Het bestuur werkt actief aan deskundigheidsbevordering van bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan. Het fonds heeft een deskundigheidsplan, inclusief een opleidingsplan, dat in december 2012 is geactualiseerd. In het deskundigheidsplan zijn de ‘Beleidsregel Deskundigheid van DNB en AFM’ en de ‘Aanbevelingen Deskundig en Competent Pensioenfondsbestuur’ van de Pensioenfederatie verwerkt. Voor (nieuwe) bestuursleden en (nieuwe) leden van het verantwoordingsorgaan maakt ons fonds gebruik van het cursusaanbod van SPO (Stichting Pensioen Opleidingen) en van informatiesessies verzorgd door externe adviseurs, de pensioenuitvoeringsorganisatie en de toezichthouders DNB en AFM. In 2012 hebben diverse bestuursleden en een lid van het verantwoordingsorgaan opleidingen en of seminars gevolgd. Zelfevaluatie Overeenkomstig de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur in zijn statuten een procedure opgenomen om zijn eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van de individuele bestuursleden, periodiek te evalueren. In het verslagjaar heeft het bestuur de zelfevaluatie voor het eerst uitgevoerd onder begeleiding van een externe partij. Deze zelfevaluatie vindt plaats op 5 april 2012. Om meer diepgang aan te brengen in de zelfevaluatie besluit het bestuur eind 2012 de opzet hiervan te wijzigen. Voor de zelfevaluatie gaat het bestuur vanaf 2013 uit van een 3-jaarscyclus. Per jaar wordt de focus gelegd op één of meer thema’s van de zelfevaluatie, zodat over een periode van drie jaar een integrale zelfevaluatie plaats vindt. In de zelfevaluatie zijn de uitkomsten betrokken van de ConFirm analyse die Towers Watson in 2012 voor ons fonds uitvoert (deze analyse wordt verder besproken in de risicoparagraaf ). In aansluiting hierop scherpt het bestuur de taak- en verantwoordelijksverdeling binnen het bestuur aan. Ook besluit het bestuur om vaker te vergaderen en om in de bestuursvergaderingen specifieke beleidsthema’s te behandelen. Per thema wijst het bestuur een bestuurslid aan, die verantwoordelijk is voor het uitbrengen van een advies over het betreffende beleidsthema aan het bestuur. Daarnaast breidt het bestuur de beleids- en controlecyclus uit. Het bestuur hanteert vanaf 2013 een Vergaderjaarplan en een Jaarplan Bestuur, om de voortgang van de bestuursactiviteiten goed te kunnen monitoren. Verantwoordingsorgaan In lijn met de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft ons fonds sinds 2007 een verantwoordingsorgaan ingesteld. Dit bestaat uit een vertegenwoordiger van de werkgever, een vertegenwoordiger van de deelnemers en een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden (gekozen en benoemd uit de groep van pensioengerechtigden). De leden van het verantwoordingsorgaan zijn in 2007 voor vier jaar benoemd. De leden van het verantwoordingsorgaan die niet in dienst zijn bij Sligro Food Group Nederland B.V. worden bezoldigd. Met ingang van 6 december 2011 is de heer Jansen, vanwege zijn voorgenomen benoeming in het bestuur, teruggetreden als lid van het verantwoordingsorgaan namens de deelnemers. Het bestuur heeft de heer Van der Does per die datum benoemd als opvolger, na voordracht door de ondernemingsraad. Daarnaast heeft het bestuur de heren Van der Veeken en Terpstra, aansluitend aan hun aflopende zittingstermijn, per 1 januari 2012 herbenoemd. Het verantwoordingsorgaan komt in het verslagjaar drie keer bijeen (op 26 januari, 17 april en 6 oktober). Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan als vertegenwoordiger van de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever die bij ons fonds betrokken zijn. Dit jaarverslag bevat ook een verslag van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over het beleid dat het bestuur in 2012 voert en de reactie van het bestuur daarop. Intern toezicht Het bestuur besloot in 2007 het interne toezicht in te vullen met een visitatiecommissie die jaarlijks het functioneren van ons fonds evalueert en toetst. Het volgende wordt beoordeeld: • De procedures en processen en de controle-omgeving van ons fonds. • De manier waarop ons fonds wordt aangestuurd. • De manier waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de langere termijn. Bij de visitatie over 2012 lag de focus op: • Het beoordelen van de besluitvormingsproces en procedures, waarborging en maatregelen. • De continuïteit binnen het beleidsvormings- en besluitvormingsproces.
17
• De taakinvulling en wijze van verantwoording afleggen door het bestuur. • De zelfevaluatie va het bestuur. • De bevoegdheden, verantwoordelijkheden en afbakening van de diverse organen van ons fonds. • De betrouwbaarheid en onafhankelijk binnen het beleidsvormingsproces en de rol externe adviseurs. • De huidige risico’s en de risico’s op de langere termijn. • De checks & balances bij de financiering van ons fonds. De visitatiecommissie, die door het bestuur is benoemd, bestaat uit drie onafhankelijke, externe personen. Zij krijgen een vergoeding voor hun werkzaamheden. Dit jaarverslag bevat ook een verslag van de bevindingen en aanbevelingen van de visitatiecommissie over boekjaar 2012. De samenstelling van de visitatiecommissie wijzigt in verband met het terugtreden van de heer Van Mierlo als lid van de visitatiecommissie met ingang van 1 januari 2013. Het bestuur benoemt de heer Rademakers als opvolger van de heer Van Mierlo. Bij de visitatie over 2012 heeft de visitatiecommissie een tweetal aanbevelingen aan het bestuur gedaan. Het bestuur heeft hier op onderstaande wijze invulling aan gegeven: 1. De visitatiecommissie adviseert het bestuur om prioriteit te geven aan stabiliteit binnen (de samenstelling van) het bestuur om zo de kwaliteit en continuïteit binnen het bestuur te waarborgen. Het bestuur is er van overtuigd dat er, met de huidige samenstelling van het bestuur, voldoende kennis bij het bestuur aanwezig is. Met de visitatiecommissie hoopt het bestuur dat het bestuur de komende tijd in de huidige samenstelling zijn werk kan voortzetten, maar dat ligt soms buiten de invloedsfeer van het bestuur. 2. De overeenkomst tussen het pensioenfonds en NN loopt af per 1 januari 2016. De dienstverlening van de huidige dienstverleners AZL en ING IM is onderdeel van deze overeenkomst. Het bestuur heeft aangegeven in de loop van 2014 een onderzoek te zullen uitvoeren naar het meest passende model /de meest passende contractvorm ter opvolging van de huidige overeenkomst met NN. Het bestuur zal tevens beoordelen bij welke dienstverleners het pensioenfonds de dienstverlening per 1 januari 2016 wenst onder te brengen dan wel met welke dienstverleners het pensioenfonds de dienstverlening wenst te continueren. De visitatiecommissie wijst in dit kader op het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Tevens wijst de visitatiecommissie op het belang van de borging van de continuïteit (in de uitvoering) van de regeling. Het bestuur neemt de aanbeveling van de visitatiecommissie ter harte. Bij het onderzoek naar de opvolging van de huidige overeenkomst met NN zal het bestuur voldoende aandacht besteden aan de continuïteit van de regeling en aan de evenwichtige behartiging van de belangen van alle belanghebbenden bij ons fonds. Compliance Ons fonds hanteert een gedragscode die is afgestemd op de modelgedragscode van de koepelorganisaties. Het bestuur heeft de heer Van der Veeken aangesteld als compliance officer. Hij bewaakt dat ons fonds voldoet aan de wet- en regelgeving op het gebied van compliance die op ons fonds van toepassing is. De compliance officer meldt in het verslagjaar geen bijzonderheden. Naleving wet- en regelgeving In het afgelopen jaar heeft DNB geen aanwijzingen aan ons fonds gegeven. Er is geen bewindvoerder aangesteld en de bevoegdheidsoefening van organen van ons fonds is niet gebonden aan toestemming van de toezichthouder. De vermogenspositie is zodanig dat het herstelplan van 2009 nog steeds van kracht is.
FINANCIEEL CRISISPLAN Het bestuur stelt op 22 maart 2012 een financieel crisisplan vast. Dit plan is geschreven in het kader van artikel 143 van de Pensioenwet en de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van 9 december 2011 en is deel van de beschrijving van de beheerste en integere bedrijfsvoering. Het plan is opgenomen in de Abtn van ons fonds. Het financieel crisisplan is in 2012 tijdig ingediend bij DNB en wordt jaarlijks geëvalueerd aan de hand van actuele richtlijnen en voorwaarden van
18
DNB. Het financieel crisisplan beschrijft maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief kan inzetten als de dekkingsgraad snel een kritische waarde bereikt of dreigt te bereiken, waardoor het realiseren van de doelstellingen van ons fonds in gevaar komt. Het plan beschrijft wanneer er, naar de mening van het bestuur, sprake is van een crisis, benoemt een gevarengrens en een kritische ondergrens voor de dekkingsgraad en beschrijft welke maatregelen ons fonds ter beschikking heeft in geval van een crisis. Ook wordt het verwachte effect aangegeven van de maatregelen die in het plan beschreven zijn en het moment waarop deze worden ingezet. Daarnaast beschrijft het plan het besluitvormingsproces en de
19
manier waarop over de maatregelen wordt gecommuniceerd met belanghebbenden. Het financieel crisisplan is, in het kader van transparantie, als onderdeel van de Abtn gepubliceerd op de website van ons fonds.
AANBEVELINGEN UITVOERINGSKOSTEN PENSIOENFEDERATIE In november 2011 presenteerde de Pensioenfederatie de Aanbevelingen uitvoeringskosten. Hierin roept de Pensioenfederatie de pensioenfondsen op om de kosten van pensioenbeheer, vermogensbeheer en transacties te publiceren. Deze kosten moeten volgens de Pensioenfederatie volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen zijn: • Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro’s per deelnemer. • Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen. • Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen. Ons fonds deelt de mening van de Pensioenfederatie en wil volledig transparant zijn over deze kosten. Dit gaat dus over meer dan alleen de kosten die direct in de jaarrekening verantwoord worden. Het transparant maken van alle kosten en deze mogelijk afzetten tegen een benchmark helpt ook om de kosten verder te beheersen. Met het onderstaande kostenoverzicht volgt ons fonds de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Bij het opstellen van het jaarverslag was de informatie over de transactiekosten vermogensbeheer 2011 niet beschikbaar.
KOSTENOVERZICHT
2012 2011
Pensioenbeheer Kosten in € per deelnemer (1)
210 229
Vermogensbeheer (2) Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,33
0,23
0,21
Niet bekend
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen.
De financiële positie van ons fonds Rentetermijnstructuur en wijziging prognosetafel Rentetermijnstructuur In lijn met de voorschriften van DNB hanteert ons fonds bij aanvang van het verslagjaar een rentetermijnstructuur (RTS) op basis van de drie voorgaande maanden bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen en de kostendekkende premie. Vanaf 30 september 2012 hanteert ons fonds de Ultimate Forward Rate systematiek (UFR, onderdeel van het septemberpakket van Staatssecretaris De Krom) bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen voor 1 Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten voor 2012 bedragen € 920. Om de kosten te berekenen is in lijn met de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal
actieve deelnemers en pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Dit in tegenstelling tot de methode ‘normdeelnemer’ waarbij
elk type deelnemer een weging krijgt in het totale aantal deelnemers. Een pensioengerechtigde en gewezen deelnemer kosten immers minder dan een
actieve deelnemer.
2 Kosten van het vermogensbeheer vallen in twee categorieën. De eerste categorie zijn de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. Daaronder vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Voor 2012 is dit een bedrag van € 340. Er is geen betrouwbare toerekening naar beleggingscategorie mogelijk. De tweede categorie zijn kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggings rendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de jaarrekening.
20
het deel dat betrekking heeft op de pensioenverplichtingen met een looptijd vanaf 20 tot 60 jaar. Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen voor het deel dat betrekking heeft op de pensioenverplichtingen met een looptijd tot 20 jaar, blijft ons fonds na 30 september 2012 conform voorschrift van DNB de rentetermijnstructuur op basis van de drie voorgaande maanden hanteren. Wijziging prognosetafel In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) is opgenomen dat een pensioenfonds prudente verzekeringstechnische grondslagen moet hanteren, waaronder de voorzienbare trend in de overlevingskansen. DNB geeft aan dat een overgang op de meest recente prognosetafel gewenst is. Daarop aansluitend besluit het bestuur op 13 december 2012 om per 31 december 2012 over te gaan op de nieuwe AG-Prognosetafel 2012 – 2062, die het Actuarieel Genootschap in september 2012 publiceert. Tot 31 december 2012 hanteerde ons fonds de AG-Prognosetafel 2010 – 2060. In de nieuwe geactualiseerde tafel zijn drie jaren aan nieuwe waarnemingen (2009 tot en met 2011) toegevoegd aan het model. Door de aanpassing van de rentetermijnstructuur dalen de voorziening pensioenverplichtingen en de actuarieel benodigde premie. Door het besluit om de nieuwe AG-Prognosetafel 2012 – 2062 te hanteren stijgen de voorziening pensioenverplichtingen en de actuarieel benodigde premie. Deze stijging is minder dan de daling als gevolg van de aanpassing van de rentetermijnstructuur. Per saldo daalt de voorziening en de actuarieel benodigde premie van ons fonds. De financiële positie van ons fonds is weergegeven in onderstaande tabel.
Ultimo 2012
Ultimo 2011
Grondslagen Voorziening Pensioenverplichtingen Overlevingstafel Startjaar Correctiefactor man/vrouw Rente
AG-prognosetafel AG-prognosetafel 2012-2062 2010-2060 2013 2012 0,9 / 0,9
0,9/0,9
RenteTermijnStructuur RenteTermijnStructuur 31-12-2012 31-12-2011
Vermogen Belegd vermogen (inclusief liquide middelen) Gemiddelde rendement (o.b.v. Total return)
€ 177,6 miljoen
€ 143,0 miljoen
15,4%
8,4%
€ 158,3 miljoen
€ 138,0 miljoen
Dekkingsgraad Voorziening Pensioenverplichtingen Reserves Vermogen Aanwezige dekkingsgraad
€ 17,6 miljoen
€ 4,2 miljoen
€ 175,9 miljoen
€ 142,2 miljoen
111,1%
103,0%
115,3%
115,8%
€ 17,6 miljoen
€ 4,2 miljoen
€ 7,2 miljoen
€ 6,6 miljoen
€ 24,2 miljoen
€ 21,8 miljoen
Solvabiliteitseisen Benodigde dekkingsgraad Eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
21
SOLVABILITEITSEISEN Op 1 januari 2012 voldoet ons fonds niet aan de norm voor het minimaal vereist eigen vermogen. Er is sprake van een dekkingstekort. Vanaf september 2012 voldoet ons fonds wel aan deze norm, maar niet aan de norm voor het vereist eigen vermogen. Er is vanaf september 2012 feitelijk geen dekkingstekort meer, maar wel een reservetekort. Op grond van de regelgeving van DNB moet een pensioenfonds minimaal drie opeenvolgende kwartalen voldoen aan de norm voor het minimaal vereist eigen vermogen om formeel uit een situatie van dekkingstekort te komen. Ons fonds voldoet korter dan drie opeenvolgende kwartalen aan deze norm. Hierdoor is er ultimo 2012 formeel sprake van een dekkingstekort. Eind maart 2013 is het dekkingstekort formeel opgeheven. Continuïteitsanalyse De pensioenwetgeving schrijft voor dat het bestuur van een pensioenfonds ten minste eens in de 3 jaar een continuïteitsanalyse laat maken. Met deze analyse beoordeelt ons fonds of de financiële risico’s voor een pensioenfonds aanvaardbaar zijn, bezien over een periode van ten minste vijftien jaar. De analyse bevat een realistische schatting van de toekomstige ontwikkeling van de economie. De voornaamste doelen van deze analyse zijn inzicht te geven in de ontwikkeling van de financiële positie van ons fonds op de lange termijn en in de verwachte realisatie van de toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening. ALM-studie Op grond van het beleggingsbeleid voert ons fonds eenmaal in een 5-jaarsperiode een ALM-studie uit. Dit is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. Aon Consulting Nederland cv voerde in mei 2011 een ALM-studie uit voor ons fonds. De extra herstelmaatregelen die ons fonds in december 2010 nam, zijn in de ALM-studie verwerkt. Naar aanleiding van de conclusies in de ALM-studie wijzigde het bestuur in 2011 het beleid rond de duratie van de beleggingen. Bij de paragraaf over het beleggingsbeleid gaan wij verder in op deze wijziging. Herstelplan Vanwege het dekkingstekort dat eind 2008 ontstond, diende ons fonds op 26 maart 2009 een korte- en een langetermijnherstelplan in bij DNB. Ook de continuïteitsanalyse van maart 2009 werd ingediend. Met het herstelplan gaf ons fonds aan hoe het binnen vijf jaar het dekkingstekort opheft en binnen 15 jaar het reservetekort. Bij het opstellen en evalueren van het herstelplan vroeg het bestuur ondersteuning van de externe adviseur Aon Consulting Nederland cv. Het herstelplan is opgesteld volgens de uitgangspunten van DNB. Nadrukkelijk merkt het bestuur hierbij op dat, inherent aan de modelmatige aanpak, ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelplan; de financiële positie van ons fonds kan sneller of langzamer herstellen dan voorzien. Het herstelplan is gebaseerd op de feitelijke situatie per 31 december 2008. Ons fonds verwachtte zonder aanvullende maatregelen binnen drie jaar geen dekkingstekort meer te hebben. Toch maakt het gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) biedt om binnen vijf in plaats van drie jaar (dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Het bestuur volgt de financiële positie van ons fonds nauwlettend en kijkt maandelijks naar de dekkingsgraad en naar de waarde van de beleggingsportefeuille. Wij evalueren het herstelplan jaarlijks in februari. Zijn er tijdens de looptijd van het herstelplan ingrijpende wijzigingen, dan neemt het bestuur direct contact op met DNB. Het herstelplan eindigt zodra er in drie aaneengesloten kwartalen geen tekort meer is. De belangrijkste maatregelen vanwege herstel • Per 1 januari 2009 verhoging van de doorsneepremie met 1,5 %. Het bestuur constateerde toen al dat niet uitgesloten kon worden dat er op termijn nog een premieverhoging nodig was. Vervolgens is de doorsneepremie in 2010 nog tweemaal verhoogd, per 1 januari 2010 met 1,2% en per 1 april 2010 met 1,2%. • Op grond van het huidige beleid wordt, als er een dekkingstekort is, geen toeslag verleend. Is er geen dekkingstekort, maar wel een reservetekort, dan bekijkt het bestuur of en zo ja in welke mate een gedeeltelijke toeslag mogelijk is.
22
Vanwege een dekkingstekort is per 1 januari 2011 en per 1 januari 2012 geen toeslag verleend aan de actieve deel nemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. • Op grond van het herstelplan verwacht het bestuur voldoende herstelkracht om binnen drie jaar een dekkingsgraad te bereiken van 105%, de minimaal vereiste dekkingsgraad. Ook verwacht het bestuur binnen vijftien jaar geen reserve tekort meer te hebben. Het lijkt vooralsnog niet nodig om het premie-, toeslag- en beleggingsbeleid verder aan te passen. In december 2010 constateerde het bestuur dat het herstel achter liep op het herstelpad uit het herstelplan. Vervolgens besloten ons fonds en de werkgever gezamenlijk tot eenmalige extra herstelmaatregelen. De eenmalige extra herstelmaatregelen • De werkgever stortte in 2010 eenmalig en vrijwillig een extra bijdrage van € 6 miljoen in ons fonds; • De deelnemers betalen van 1 april 2011 tot en met 31 december 2013 een extra premie van 2% van de pensioengrondslag; • De gewezen deelnemers en pensioengerechtigden leveren in de toekomst in totaal 6% van de toeslagverlening in, zodra er die anderszins wel geweest zou zijn. Tot op heden is hiervan nog niets geëffectueerd. Deze afspraken liggen vast in een aanvullende overeenkomst tussen de werkgever en ons fonds. Deze maakt onderdeel uit van de uitvoeringsovereenkomst. Naar de overtuiging van het bestuur leiden deze maatregelen tot sneller herstel dan op grond van de verwachtingen eind 2010 is voorzien. Door de extra maatregelen ontstaan eerder mogelijkheden om weer tot toeslagverlening over te gaan. Met de extra maatregelen wil ons fonds voorkomen dat het een lange periode de pensioenen niet kan aanpassen aan de CAO-loonontwikkeling c.q. de consumentenprijsindex. Tegenover de bijdrage van de deelnemers staat voor hen het voordeel dat zij door de extra maatregelen eerder toeslagen kunnen ontvangen dan zonder deze maatregelen het geval zou zijn. Tegenover de bijdrage van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers staat het voordeel dat hun pensioenrechten of -aanspraken waarschijnlijk niet verlaagd hoeven worden. De verhouding van de bijdragen van de werkgever en de deelnemers komt ongeveer overeen met de standaard verdeling van de premiebijdrage van 2/3 voor de werkgever en 1/3 voor de deelnemers. De bijdragen van de actieve deelnemers en de bijdrage van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers komen qua omvang ongeveer overeen. Het bestuur vindt dat hiermee een evenwichtig pakket aan herstelmaatregelen tot stand is gekomen.
23
DNB heeft in februari 2011 laten weten definitief in te stemmen met het herstelplan. Het herstelplan is in februari 2012 geëvalueerd door ons fonds. Uit deze evaluatie is naar voren gekomen dat ons fonds in 2012 geen extra herstelmaatregelen hoeft te nemen. Begin 2013 evalueert ons fonds het herstelplan opnieuw. Belangrijkste uitkomst uit die evaluatie is dat er voor ons fonds geen noodzaak is tot verlaging van pensioenen per 1 april 2013.
TOESLAGENBELEID Ons fonds heeft de ambitie: • om de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks te verhogen volgens de CAO-loons verhoging in de Bedrijfstak Groothandel in Levensmiddelen; • om de pensioenrechten van de pensioengerechtigden en de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers jaarlijks te verhogen met de consumentenprijsindex, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag wordt verleend. De toeslag voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden mag hierbij niet hoger zijn dan de toeslag voor actieve deelnemers. De voorwaardelijke toeslagverlening voor zowel de opgebouwde aanspraken als de pensioenrechten en de premievrije aanspraken die overeenkomt met de stijging van de consumentenprijsindex wordt gefinancierd uit de overrendementen (indexatiecategorie D1). Er is een bestemmingsreserve voor de verdere verhoging van de opgebouwde aanspraken tot het niveau van de CAO-loonsverhoging in de Bedrijfstak Groothandel in Levensmiddelen (indexatiecategorie D4). Aan ver hoging in enig jaar kunnen geen rechten worden ontleend in toekomstige jaren. In het herstelplan is er niet voor gekozen om het toeslagenbeleid aan te passen. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Is er een dekkingstekort, dan wordt geen toeslag verleend. Het bestuur besloot in de vergadering van 6 december 2011 om per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen aan actieven en inactieven. Op het moment van besluitvorming was er een dekkingstekort. Als er wel een volledige toeslag was verleend, dan was deze volgens de toeslagambitie uitgekomen op 1,5% voor actieven (de CAO-loonsverhoging in de Bedrijfstak Groothandel in Levensmiddelen per 1 mei 2011). Voor de inactieven zou een volledige toeslagverlening zijn uitgekomen op 2,47% (de ontwikkeling van de consumentenprijsindex van september 2010 tot september 2011). De toeslagverlening voor inactieven is echter gemaximeerd op de toeslagverlening voor de actieven van 1,5%. Overigens zou dan, in verband met de eenmalige extra herstelmaatregelen, de toeslagverlening aan inactieven zijn beperkt. Ultimo 2012 voldoet ons fonds aan de norm voor het minimaal vereist eigen vermogen. Dat is nog geen drie opeen volgende kwartalen het geval. Daardoor heeft ons fonds volgens de regelgeving van DNB wel nog steeds een dekkingstekort. Vanwege dit tekort en het broze herstel van de financiële positie van ons fonds besluit het bestuur om per 1 januari 2013 geen toeslagen toe te kennen. Was er wel een volledige toeslag verleend, dan zou deze 1,5% hebben bedragen voor de actieven en 1,5% voor de inactieven. Ook dan zou, in verband met de eenmalige extra herstelmaat regelen, de toeslagverlening aan inactieven zijn beperkt.
PREMIEBELEID Artikel 129 van de PW schrijft voor dat de ontvangen premie ten minste gelijk moet zijn aan de (gedempte) kostendekkende premie die conform de Abtn is vastgesteld. Premiekorting mag alleen als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen nakomen.
2012 2011
Feitelijke premie
€ 15,5 miljoen € 14,5 miljoen
Kostendekkende premie
€ 15,8 miljoen € 15,2 miljoen
Gedempte premie
€ 12,0 miljoen € 13,7 miljoen
Premie met bijdrage aan herstel
€ 14,4 miljoen
De feitelijke premie over boekjaar 2012 bedraagt € 15.517, de kostendekkende premie € 15.772 en de gedempte kostendekkende premie over boekjaar 2012 bedraagt € 12.032. Gezien het voorgaande is het bestuur van mening dat de totaal
24
ontvangen premie toereikend is. Het bestuur besluit daarom in de vergadering van 13 december 2012 om de premie per 1 januari 2013 niet te verhogen. De actieve deelnemers leveren met de (tijdelijke) premieverhoging van 1 april 2011 tot en met 31 december 2013 al een (extra) bijdrage aan het herstel van ons fonds. Verdere premieverhoging vindt het bestuur daarom, ook vanwege een evenwichtige belangenbehartiging, niet nodig.
BELEGGINGSBELEID Het beleggingsbeleid van ons fonds is vastgelegd in de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen, die als bijlage is opgenomen in de Abtn, en in het beleggingsplan van ons fonds. Het vermogensbeheer van ons fonds is ondergebracht bij ING Investment Management. Voor de inhoud van het beleggingsbeleid verwijzen wij u naar het hoofdstuk Beleggingen van dit bestuursverslag.
INFORMATIE AAN DE DEELNEMERS De deelnemers van ons fonds zijn via de website van ons fonds pf-sligrofoodgroup.nl, via de digitale nieuwsbrief en via het magazine PensioenSlIM geïnformeerd over de besluiten om per 1 januari 2012 en per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen. De pensioengerechtigden zijn hierover schriftelijk geïnformeerd in een toelichting bij de jaaropgave. Ons fonds communiceert structureel over de financiële situatie via de eigen website. Zo plaatst ons fonds regelmatig actuele berichten over de financiële situatie op de website, waaronder de maandelijkse dekkingsgraad. In augustus 2012 is de eerste digitale nieuwsbrief voor deelnemers aan ons fonds verschenen. In deze nieuwsbrief is onder andere aandacht besteed aan de financiële positie van ons fonds en is een vooraankondiging van het UPO opgenomen. Onze deelnemers kunnen zich op de website van ons fonds aanmelden voor de digitale nieuwsbrief. In september 2012 is het UPO aan de deelnemers verzonden. Ons fonds trok dat communicatiemoment breder door bij de verzending van het UPO het magazine PensioenSlim toe te voegen, door extra informatie over het UPO op de eigen website te plaatsen en op het intranet van de werkgever. In het magazine PensioenSlim stond het UPO centraal. Daarnaast bevatte het magazine interviews met deelnemers over relevante pensioenonderwerpen en informatie over de financiële situatie van ons fonds. In december 2012 heeft ons fonds het (vijfjaarlijks) UPO verzonden aan de gewezen deelnemers (het slapers UPO).
25
Verzekerdenbestand
Actieve Gewezen Pensioen
deelnemers deelnemers gerechtigden Totaal
Stand per 31 december 2011
3.837
3.183
458
7.478
Mutaties door: Nieuwe toetredingen Ontslag met premievrije aanspraak Waardeoverdracht Ingang pensioen Overlijden Afkoop
481 2 0 483 -389
374
0
-45
-16
54
-7
-5 -4 -5 -14 0 -269 -10 -279
Andere oorzaken
-9 1 15 7
Mutaties per saldo
33 81 54 168
Stand per 31 december 2012
3.870
3.264
512
2012 2011 Specificatie pensioengerechtigden Ouderdomspensioen 399 347 Partnerpensioen 95 92 Wezenpensioen 18 19 Totaal 512 458
26
-15
0 -7 0 -7
7.646
BELEGGINGEN ALGEMENE ONTWIKKELINGEN Beleggers herinneren zich 2012 als het jaar dat de centrale banken het verschil maakten. Dankzij zeer lage rentes, massale liquiditeitssteun en vooral innovatief beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) stijgen wereldwijde aandelen fors (+14% in euro). De ECB weet het vertrouwen in de eurozone fors te verhogen. Afwisselend voeren risicobereidheid en massale risico-aversie op de financiële markten de boventoon. Beleggers laten zich vooral leiden door hun verwachtingen over het verloop van de economische indicatoren, het beleid van de centrale banken en de eurosysteemcrisis. Zo dragen meevallende economische indicatoren en massale liquiditeitssteun van de centrale banken tot medio maart bij aan hogere aandelenkoersen. Nadat economische indicatoren teleurstellen en de eurosysteemcrisis (Spanje, Griekenland) weer oplaait, bereiken aandelen begin juni het laagste niveau van het jaar. Dat de Griekse Parlementsverkiezingen in mei niet in de vorming van een regering uitmonden en nieuwe verkiezingen nodig maken, leidt tot grote nervositeit op de financiële markten en tot massale risicoreductie. Beleggers vluchten in Duitse en Amerikaanse staatsleningen. De Duitse 10-jaars rente daalt eind mei even onder 1,2%. Kortlopende obligaties van Duitsland en van andere, als veilig beschouwde, landen hebben in periodes van crisis zelfs negatieve rentes. Dat er in juni een Griekse coalitieregering kan worden gevormd, is een grote opluchting voor beleggers. Dat de opwaartse koersbeweging kan doorzetten, heeft mede te maken met de lage waarderingsniveaus waarop aandelen en andere risicovollere beleggingen terecht zijn gekomen. Wat bijdraagt aan de positievere stemming, is dat de Europese regeringsleiders eind juni stappen zetten in de richting van meer economische en politieke integratie van de 17 landen in de eurozone. Zo wordt de weg vrijgemaakt voor directe steun aan kwetsbare banken, buiten de begroting van de betreffende overheid om.
KAPITAALMARKT EN RENTE Eurozone (Duitsland) De rentes van tienjarige staatsleningen van Duitsland blijven binnen een nauwe bandbreedte. De markt heeft er kennelijk vertrouwen in dat het OMT mechanisme (obligatie-opkoopprogramma dat de ECB in september instelt) effectief zal zijn als een land in moeilijkheden er een beroep op zal doen. Dat verklaart waarom onrust over de politieke ontwikkelingen in Italië in december geen effect op de staatsleningenmarkten van de kernlanden heeft. De neerwaartse bijstelling van Frankrijk (van AAA naar AA+) heeft geen noemenswaardige invloed op de Franse staatsleningenmarkt. Staatsleningen in de eurozone (Duitsland) met zeer lange looptijden (30 – 50 jaar) De rente op zeer lange staatsleningen beweegt min of meer in lijn met de rente op tienjarige staatsleningen. Het renteverschil tussen beide is ongeveer gelijk gebleven. Perifere landen eurozone Het grootste deel van het verslagjaar profiteren staatsleningenmarkten in de perifere landen van een positief sentiment. Dankzij het OMT mechanisme leidt onrust in december over de politieke ontwikkelingen in Italië slechts tot een minimale stijging van de risicopremies op Italiaanse staatsleningen. Ook werkt deze onrust slechts beperkt door op de Spaanse staatsleningenmarkt en op staatsleningenmarkten van andere perifere landen. Vanaf zeer lage niveaus stijgen Griekse staatsleningen spectaculair. Dat heeft te maken met signalen dat de Europese regeringsleiders Griekenland voorshands in de eurozone willen houden. Het brede steunpakket voor Griekenland (o.a. lagere rente, verlenging looptijd, opkoopprogramma eigen staatsleningen) dat in december wordt overeengekomen draagt bij aan het vertrouwen van beleggers in de eurozone. Kortlopende staatsleningen / geldmarkt De rentes op tweejarige staatsleningen (VS, Duitsland) blijven extreem laag. Dat houdt verband met het extreem soepele
27
monetaire beleid. Tweejarige staatsleningen noteren geregeld negatieve rentes.
AANDELEN In 2012 hebben de markten vooral te kampen met drie grote risico’s. De eurosysteemcrisis, risico van een harde landing in China en de ‘fiscal cliff’ in de VS. De gunstige prestaties van wereldwijde aandelen in 2012 zijn voornamelijk te danken aan het beleid van de ECB. Hierdoor neemt één van de grote risico’s in de markten, fors af. Ook positief is dat de aandelenmarkten vanaf september voordeel ondervinden van betere economische indicatoren, vooral in de VS en in China. De ‘fiscal cliff’ is het belangrijkste risico in de VS. Het aflopen van een aantal belastingvoordelen in de Verenigde Staten op 1 januari 2013 zorgt voor onzekerheid op de financiële markten in 2012. Er is een deelakkoord bereikt over de aflopende belastingmaatregelen in de VS. Een aantal beslissingen, waaronder het ‘schuldenplafond’ in de VS, is echter naar voren geschoven. Wereldwijde, ontwikkelde aandelenmarkten stijgen, gemeten in euro, met 14,0%. Opkomende aandelenmarkten stijgen met 16.8% door de hogere risicobereidheid bij beleggers. Japan is in 2012 de zwakste aandelenmarkt (Topix: +5,9% in euro) voor internationale beleggers. Op basis van de relatief aantrekkelijke waardering en de afgenomen systeemrisico’s presteren aandelen in de eurozone het best: +20,6%. Wall Street heeft in het vierde kwartaal last van de onzekerheden vanwege de ‘fiscal cliff’, maar stijgt over geheel 2012 in lijn met wereldwijde ontwikkelde markten: +14,4%. De Nederlandse AEX index stijgt 14,1% in 2012. De aandelenportefeuille van ons fonds is voor circa 92% belegd in wereldwijde ontwikkelde aandelen en voor 8% in opkomende aandelenmarkten.
VOORUITBLIK Wereldwijde economie In de VS trekken de consumentenbestedingen, de duurzame orders en de huizenmarkt aan. Voor 2013 wordt op basis hiervan voor de VS een gematigde groei verwacht. In de eurozone wordt een stabilisatie van de economie verwacht. De aantrekkende groei in de VS en China, het beleid van de ECB en een afnemende bezuinigingsdrang van (centrale) overheden kunnen hier leiden tot een traditioneel, aan de export gerelateerd, herstel. Mede dankzij deze exportgroei zou de eurozone aan een recessie moeten kunnen ontkomen. Ondanks tekenen van herstel blijft de wereldeconomie kwetsbaar. De rol van de centrale banken en van de politici blijft vooralsnog cruciaal voor een voortzetting van het gematigde economische herstel. De wereldwijde economische groei kan in 2013 op of iets onder het langjarige gemiddelde uitkomen.
28
Rente Het aanhoudend ruime beleid van de centrale banken, het naar verwachting gematigde herstel en de nog steeds voortdurende overcapaciteit in de volwassen economieën zal leiden tot aanhoudend lage rentes van staatsleningen in landen als de VS, Duitsland en Nederland. De rentes kunnen wel iets oplopen, maar ze blijven op laag niveau. Aandelen Mede op basis van de extreem lage rentes en de relatief hoge dividendrendementen wordt een positieve waardeontwikkeling op de wereldwijde aandelenmarkten verwacht. Gunstig is dat de balansen van de bedrijven nog steeds relatief gezond zijn en veel bedrijven ruimte hebben om eigen aandelen in te kopen en dividenden te verhogen. Het beperkte economische herstel in de verzadigde economieën (VS, Europa, Japan) gaat echter druk uitoefenen op de (historisch hoge) winstmarges. Daardoor zal er niet of nauwelijks ruimte zijn voor winstgroei. De prestaties van wereldwijde aandelen moeten dan ook voortkomen uit hogere waarderingen. Valutamarkten Het systeemrisico in de eurozone is weliswaar sterk afgenomen, maar is nog niet definitief van de baan. Bovendien is de economie van de eurozone relatief zwak. Daardoor blijft de euro kwetsbaar ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De verwachting is dat de ECB het officiële rentetarief verder verlaagt.
BELEGGINGEN STICHTING PENSIOENFONDS SLIGRO FOOD GROUP Ons fonds heeft het beheer van haar beleggingen ondergebracht bij ING Investment Management (hierna ING IM). Hierbij gelden duidelijke richtlijnen. De strategische mix bestaat uit 65% vastrentende waarden en 35% aandelen, in lijn met de ALM-studie uit 2011. In het derde kwartaal van 2011 heeft het bestuur besloten het beleggingsbeleid tijdelijk aan te passen door de weging tussen vastrentende waarden en aandelen voorlopig niet actief bij te sturen. Dit vanwege de dalende dekkingsgraad en de aanhoudende onzekerheid op de financiële markten. Eind 2011 bestond daardoor een hogere weging in vastrentende waarden ten opzichte van de strategische mix. In 2012 draaien we dat geleidelijk terug door een deel van de pensioenpremie in aandelen te beleggen. Ons fonds volgt continu de ontwikkelingen op de financiële markten. In verband met het herstel van de dekkingsgraad naar 111,1 %, besluit het bestuur om de portefeuille te hervatten conform de strategische mix, met de mogelijkheid om tijdelijk aandelen te over- of onderwegen ten opzichte van vastrentende waarden. Vanaf 2006 is de duratie (maatstaf voor rentegevoeligheid) van de vastrentende portefeuille geleidelijk verlengd om de duratie van de bezittingen (beleggingen) meer in lijn te brengen met de duratie van de verplichtingen. Als de rente verandert, veranderen hierdoor de marktwaarden van de bezittingen en verplichtingen uiteindelijk beide ongeveer hetzelfde. Ons fonds loopt hierdoor per saldo minder renterisico. De hogere duratie van de vastrentende portefeuille leidt tot grotere schommelingen in de performance. In 2012 is de absolute performance van de vastrentende portefeuille met 14,8% opnieuw hoog doordat de rente verder daalt. In tegenstelling tot 2011 komt de hoge absolute performance niet alleen door een rentedaling maar ook door de goede performance van o.a. bedrijfsobligaties en staatsobligaties uit de periferie (Italië, Spanje, Ierland).
Verantwoord beleggen De werkgever heeft in het verleden gekozen voor verantwoordelijk ondernemen. Verantwoord beleggen hoort daar dan bij. Vanuit ons fonds is gekeken hoe duurzaam de middelen van ons fonds worden belegd. De vermogensbeheerder van ons fonds ING IM hecht veel waarde aan het verantwoord beleggen van de middelen. Alle beleggingsfondsen van ING IM kennen een strategie voor verantwoord beleggen en deze is gebaseerd op de volgende (gedrags)richtlijnen: • ING Groep Business Principles; • ING IM Investment Principles; • ondertekening van de United Nations Principles for Responsible Investments (UNPRI); • een ‘wapenbeleid’ dat van toepassing is op zowel eigen gelden als gelden van derden; • een actief stembeleid met aandacht voor milieuproblemen en maatschappelijke issues; • voortdurende dialoog met bedrijven.
29
Performance 2012 De tabel toont de resultaten van de portefeuille van ons fonds versus de benchmark. Beleggingscategorie Vastrentende portefeuille
Resultaat Benchmark 14,8%
15,0%
Aandelen portefeuille
17,2%
14,8%
Totale portefeuille
15,4%
15,1%
Vastrentende waarden De absolute performance op de vastrentende portefeuille van ons fonds kunnen we niet los zien van de verplichtingenkant van de balans. Het rendement is hoger dan het zonder de renteafdekking zou zijn geweest, doordat de looptijd van de vastrentende beleggingen is afgestemd met de looptijd van de verplichtingen, terwijl de rente daalde. De relatieve performance op de vastrentende portefeuille is in 2012 licht negatief.
Aandelen Ultimo 2012 is de portefeuille van ons fonds voor 34,2% belegd in het ING Multi Manager Global Equity Fonds, voor 39,6% in het ING Global Equity Basis Fonds, voor 17,9% in het ING Dividend Aandelen Fonds en voor 8,3% in het ING Emerging Markets Equity Fonds. Het ING Multi Manager Global Equity Fund is in 2007 toegevoegd om de aandelen beleggingen te spreiden over meerdere managers. In dit fonds zitten vermogensbeheerders van buiten ING. Daarnaast is er sinds 2007 een belang opgebouwd in Hoog Dividend aandelen en Emerging Markets. Aandelenbeleggers hebben in 2012 een heel goed jaar. De koersen stijgen met 17,2% (na valuta-afdekking) voor ons fonds. Hiermee doet de portefeuille van ons fonds het beter dan de benchmark (14,8%). Emerging Markets, waarvoor het valutarisico niet is afgedekt, laten in 2012 in absolute zin een goede performance zien, maar blijven achter bij de benchmark (15,5% versus 16,4%). Dividend Aandelen blijven 0,5% achter bij de benchmark. Gezien de sterk stijgende aandelenkoersen, waarbij dividend aandelen het doorgaans minder doen, is dat een goed resultaat. Het Global Equity Fonds en het Multi Manager Global Equity Fonds laten beiden een goede relatieve performance zien (beiden +3,1%). Het afdekken van de valuta’s binnen de aandelenportefeuille zorgt in 2012 voor een licht hoger resultaat (0,7%). Door de onzekerheid omtrent de euro verzwakt de euro aanvankelijk, met een laagste niveau in juli. Door het beleid van de ECB, waarbij veel onzekerheid rond de euro wordt weggenomen, stijgt de koers van de euro sterk vanaf augustus en komt daarmee iets boven het niveau van eind 2011 uit versus de dollar.
Risicoparagraaf INLEIDING Ons fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. Het belangrijkste doel van ons fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Om dat te realiseren streven we naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf gaan we in op het beleid van ons fonds en de risico’s die ons fonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de manier waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s verwijzen we naar de paragraaf ‘Financiële risico’s’ in de jaarrekening.
RISICOANALYSE- EN BEHEERSING Ons fonds is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem, het risicomanagement. Risicomanagement is een continu proces waarbij de risico’s en de organisatie van ons fonds integraal worden bekeken. Het risicomanagement is belangrijk bij het bepalen van de strategie van ons fonds. Het bestuur besloot in 2011 om het integraal risicomanagement verder vorm te geven door Towers Watson een risico analyse te laten uitvoeren. Deze risicoanalyse is gebaseerd op het FIRM model (het Financiële Instellingen Risico Model. dat De Nederlandse Bank ontwikkelde. Het bestuur neemt de uitkomsten van de risicoanalyse mee als input voor de zelf-
30
evaluatie, die plaatsvindt op 5 april 2012. Naar aanleiding hiervan besluit het bestuur om vanaf 2013 jaarlijks een strategische bijeenkomst te houden. De eerste strategische bijeenkomst is op 21 maart 2013. In deze bijeenkomst wordt nader aandacht besteed aan de structuur van het integrale risicomanagement van ons fonds en aan de manier waarop invulling kan worden gegeven aan de aanbevelingen van Towers Watson. Daarnaast besluit het bestuur in aansluiting op de risicoanalyse om medio 2013 een tevredenheidsonderzoek te houden onder actieve deelnemers en pensioengerechtigden. De communicatiecommissie verzorgt hiertoe een advies voor het bestuur. Het bestuur neemt in 2012 enkele maatregelen om de controle en toetsing van het uitbestedingsbeleid aan te scherpen. KPMG krijgt opdracht om te onderzoeken of de dienstverlening van NN in lijn is met de overeenkomst tussen ons fonds en NN. In aansluiting hierop zijn de kostenrapportage en begroting uitgebreid. Daarnaast geeft het bestuur Aon Consulting Nederland cv opdracht om de uitvoerings- en vermogensbeheerkosten te toetsen.
BELEID EN RISICOBEHEER Het bestuur verwoordt zijn beleid in de Abtn. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur heeft een aantal beleidsinstrumenten om deze risico’s te beheersen: • ALM-beleid en duration matching; • dekkingsgraad; • beleggingsbeleid; • premiebeleid; • toeslagbeleid; • herverzekeringsbeleid; • beleid ten aanzien van uitbesteding. Welk beleidsinstrument toegepast wordt, bepaalt het bestuur na uitvoerige analyse van de te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij gebruiken we onder meer ALM-studies. Dat zijn analyses van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. In 2011 is een ALM-studie uitgevoerd. De invloed van deze beleidsinstrumenten op de financiële positie van ons fonds evalueren we jaarlijks. Hierbij spelen zowel de huidige financiële positie als de toekomstige financiële positie van ons fonds een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert ons fonds in principe eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit. In het risicomodel van DNB zijn voor een aantal risicocategorieën scenario’s vastgesteld (‘schokken’). DNB duidt ze aan met een S-code. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen (buffers) past ons fonds de standaardmethode toe op basis van de zogenaamde wortelformule (S1 t/m S6). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s staan in de ‘risicoparagraaf’ in de jaarrekening. Het vereist vermogen berekenen we op basis van zowel de feitelijke als de strategische beleggingsmix. De hoogste van beide hanteren we als het vereist eigen vermogen.
31
Financiële risico’s SOLVABILITEITSRISICO Het belangrijkste risico voor ons fonds is het solvabiliteitsrisico. Dat is het risico dat ons fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen te dekken. De solvabiliteit meten we zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen die de toezichthouder oplegt. Ontwikkelt de solvabiliteit van ons fonds zich negatief, dan bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele verhoging van de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat ons fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert. Het solvabiliteitsrisico kent de volgende risico-categorieën: – renterisico (S1); – zakelijke waarden risico (S2); – valuta risico (S3); – grondstoffenrisico (S4); – kredietrisico (S5); – verzekeringstechnisch risico (S6). RENTERISICO (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Door deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Want bij een rentedaling nemen de verplichtingen sterker in waarde toe dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de mismatch te beperken, dekt ons fonds het renterisico gedeeltelijk af met renteswaps. ZAKELIJKE WAARDEN RISICO (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd lopen hierdoor risico. Het percentage dat maximaal belegd mag worden in zakelijke waarden staat in de beleggingsrichtlijnen. VALUTARISICO (S3) Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert door veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro is een risico voor een pensioenfonds, omdat verplichtingen veelal in euro worden uitgedrukt en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor directe posities in een valuta en voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Afgezien van tactische posities is de vastrentende portefeuille volledig in euro belegd. De aandelenportefeuille is voor een groot deel belegd buiten de euro. Om het valutarisico van de aandelenportefeuille grotendeels af te dekken gebruiken we derivaten. Op basis van de werkelijke weging aandelen dekken we het valutarisico af van de US$, GBP, YEN, AUD, CAD en CHF. De valuta-exposure binnen aandelen wordt conform benchmarkgewichten vastgesteld en wordt maandelijks gecontroleerd en zo nodig bijgestuurd. GRONDSTOFFENRISICO (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. KREDIETRISICO (S5) Bij het kredietrisico gaat het om het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij. Dit risico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread, het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Het kredietrisico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. Ons fonds integreert de beheersing van deze vorm van kredietrisico in het beleggingsproces. Bij de keuze van de strategische benchmark houden we rekening met het kredietrisico.
32
VERZEKERINGSTECHNISCH RISICO (S6) Naast de financiële risico’s staat ons fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Hier binnen worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s door afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf moet worden meegenomen wanneer de voorziening voor risico fonds wordt bepaald. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen hanteert ons fonds prudente veronderstellingen waaronder leeftijdscorrectiefactoren en toekomstige verbetering van de levensverwachting. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico, arbeidsongeschiktheidsrisico en looninflatie. Ons fonds heeft haar regelingen met een overeenkomst herverzekerd bij NN. De verzekeringsrisico’s liggen voor het grootste deel bij NN. Ons fonds loopt echter ook zelf risico uit hoofde van de kapitaalovereenkomst met NN. LIQUIDITEITSRISICO Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor ons fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hier om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeits posities. Er is bij ons fonds jaarlijks een grote premie-instroom. Deze is meer dan voldoende om de lopende pensioenuitkeringen en de pensioen- en administratiekosten te voldoen. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan is dus klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. CONCENTRATIERISICO Grote posten kunnen we aanduiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten we per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur optellen. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als er geen adequate spreiding is van activa en passiva. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Worden aandelen in dezelfde sector aangehouden, dan is er een cumulatief concentratierisico. INFLATIERISICO Ons fonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, in lijn met de wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, slapers en pensioengerechtigden. Hierdoor is de kans zeer gering dat we verwachtingen wekken en juridische claims moeten honoreren. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid, ook in financieel mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd.
Niet financiële risico’s WERKGEVERSRISICO Ons fonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor ons fonds, de zogenaamde werkgeversrisico’s. Voorbeelden zijn onder meer: faillissementsrisico, betalingsonmacht veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de werkgever, financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de werkgever. Tegelijkertijd droeg juist de relatie met de werkgever er in 2010 veel aan bij dat wij samen met de werkgever de extra herstelmaatregelen konden nemen, zoals beschreven in de paragraaf ‘De financiële positie van ons fonds’. OMGEVINGSRISICO’S Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. Denk aan veranderingen in de maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. OPERATIONEEL RISICO Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of door externe gebeurtenissen. Operationele risico’s zijn negatief voor een goede uitvoering van de pensioenrege-
33
ling. Een verregaande reductie van deze risico’s kan wel een onevenredige inspanning en onevenredige kosten met zich meebrengen. AZL N.V. verzorgt de operationele uitvoering. Deze partij heeft een ISAE 3402 rapportage (type II). Door deze rapportage te overleggen toont AZL N.V. aan ons fonds en aan de accountant van ons fonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Ook komt het overleggen van de ISAE 3402 rapportage tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. UITBESTEDINGSRISICO’S Het bestuur blijft voor alle werkzaamheden verantwoordelijk, maar heeft werkzaamheden structureel aan derden uit besteed. Het bestuur heeft geen directe gezagsverhouding met de personen die bij die derden feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft verder geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Daardoor ontbreekt ook rechtstreeks zicht op de uitvoeringskosten. Het bestuur erkent dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door derden, zoals AZL N.V. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert ons fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Ons fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan hetgeen bepaald is bij of krachtens artikel 34 van de PW. In voorkomende gevallen maakt ons fonds nadere afspraken met de uitvoerende organisatie omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten. Deze legt ons fonds vast in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA liggen afspraken vast over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. AZL N.V. beschikt over een ISAE 3402 rapportage. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen. Het bestuur is door periodieke rapportages van de uitvoeringsorganisatie en van externe adviseurs in staat de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. ING IM beheert het vermogen van ons fonds. ING IM beschikt ook over een ISAE 3402 rapportage. Bij nieuwe of gewijzigde uitbesteding informeert ons fonds in de offerteaanvraag naar de waarborgen die mogelijk zijn om problemen te voorkomen. Offertes vraagt ons fonds bij voorkeur aan bij ISAE 3402-gecertificeerde uitvoerders. INTEGRITEITSRISICO DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van een pensioenfonds of van het financiële stelsel wordt beïnvloed, in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij het beheersen van dit risico kunnen we denken aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Ons fonds heeft een gedragscode en een compliancebeleid. Beide zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving. Een regeling voor omgang met integriteitgevoelige functies komt relatief weinig voor. DNB toetst nieuwe bestuursleden voorafgaand aan hun benoeming. JURIDISCHE RISICO’S Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Om dit risico te beperken kan het fonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico is dat niet voldoende vorm geven wordt aan consistent beleid. Als een fonds hierop wordt aangesproken maakt dat het fonds kwetsbaar. Een vierde risico is het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die ons fonds heeft ingehuurd. Voor deze risico’s neemt het bestuur de volgende maatregelen: • Ons fonds wordt op juridisch gebied ondersteund door AZL N.V. AZL N.V. toetst de fondsstukken bij wetswijzigingen en stelt waar nodig wijzigingen voor aan het bestuur. • Ons fonds heeft geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten, maar vergoedt eventuele schade, waarbij we ervanuit gaan dat bestuursleden te goeder trouw handelen. Of en in hoeverre iets vergoed wordt hangt af van de
34
omstandigheden van het geval. • Ons fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. • Ons fonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Door het planmatig uitvoeren bewaken we dat de communicatie van ons fonds aan de eisen van de wet voldoet. Naast deze vereisten heeft ons fonds aanvullende communicatiedoelen gesteld. • Met alle externe partijen zijn of worden contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet nakomen van de gemaakte afspraken. • Jaarlijks controleert de certificerend actuaris de uitvoering door ons fonds. Hij rapporteert materiële onvolkomenheden Wij danken allen die een bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van het fonds en met name Sligro Food Group Nederland B.V. voor haar aanhoudende betrokkenheid bij het fonds in tijden waarin veel bedrijven juist proberen de afstand tot hun pensioenfonds te vergroten. Veghel, 11 juni 2013
H. van Rozendaal R. van der Sluijs voorzitter secretaris
J. Cooijmans W. Jansen
A. Dijkstra
35
Verslag van de
VISITATIECOMMISSIE
Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna het pensioenfonds), gevestigd te Veghel heeft besloten om het interne toezicht in te vullen door middel van een visitatiecommissie. Het bestuur heeft een vaste visitatiecommissie benoemd. De visitatiecommissie bestaat per 1 januari 2013 uit: • De heer J. Geerdink (voorzitter) • De heer C. van Gils • De heer A Rademakers
Conclusies van de visitatiecommissie De visitatiecommissie constateert dat er op alle onderdelen (o.a. samenstelling, deskundigheid, rolverdeling, communicatie en taakafbakening) sprake is van een evenwichtige situatie bij het pensioenfonds. De bevindingen van de visitatiecommissie uit de visitaties over voorgaande jaren zijn nog steeds van toepassing. Het bestuur is voldoende onafhankelijk en deskundig. De betrokkenheid van het bestuur is groot. Deze betrokkenheid komt mede voort uit de sterke binding tussen het pensioenfonds en de werkgever. Het bestuurlijk besluitvormingsproces is gedegen en goed georganiseerd en de besluitvorming wordt voldoende vastgelegd. De naleving van wet- en regelgeving en de ‘checks and balances’ in het bestuurlijk besluitvormingsproces worden afdoende gewaarborgd, ondersteund door intensieve externe advisering. De visitatiecommissie constateert dat het bestuur in 2012 ruime aandacht heeft besteed aan de verdere versterking van de governance. Concrete voorbeelden hiervan zijn de introductie van het Jaarplan Bestuur, het Vergaderplan (inclusief themabehandeling) en de zelfevaluatie, die in 2012 voor het eerst plaatsvond onder begeleiding van een externe partij. Het bestuur heeft naar aanleiding van de zelfevaluatie concrete vervolgactiviteiten geformuleerd. De voortgang hiervan monitort het bestuur aan de hand van het Jaarplan Bestuur. Het bestuur heeft tevens maatregelen genomen om de continuïteit binnen het bestuur te waarborgen. Dit komt tot uiting in de rol van de vicevoorzitter en in de aanscherping en formalisering van de taakverdeling binnen het bestuur. Er is sprake van een heldere en duidelijke scheiding en afbakening van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de betreffende organen, zodat juiste en evenwichtige besluitvorming is gewaarborgd. Met alle betrokkenen en belanghebbenden wordt adequaat gecommuniceerd. De visitatiecommissie heeft in de rapportage over 2011 de aanbeveling gedaan dat het zaak is dat het bestuur aandacht blijft houden voor het adequaat beheersbaar houden van de risico’s. Het bestuur heeft in 2012 een risicoanalyse uitgevoerd. In de eerste helft van 2013 is hier vervolg aan gegeven met de verdere inrichting en formalisering van het integraal
37
risicomanagement van het pensioenfonds. Het bestuur heeft op 21 maart 2013 besloten om een commissie risicomanagement in te stellen. Het bestuur integreert het risicomanagement, als vast onderdeel van het Jaarplan Bestuur, in het bestuurlijk besluitvormingsproces. Als onderdeel van het formaliseren van het risicomanagement zal het pensioenfonds een contractenregister invoeren.
Aanbevelingen aan het bestuur De visitatiecommissie constateert dat het bestuur een veranderslag heeft doorgemaakt. De wijzigingen in de samenstelling van het bestuur zijn gericht op de verdere versterking van de expertise en kennis binnen het bestuur op specifieke beleidsonderdelen. Alle disciplines zijn binnen het bestuur aanwezig. Dit is een goede ontwikkeling, die echter wel tot gevolg heeft dat er in de afgelopen jaren frequent wisselingen hebben plaatsgevonden in de samenstelling van het bestuur. De visitatiecommissie adviseert het bestuur om nu prioriteit te geven aan stabiliteit binnen (de samenstelling van) het bestuur om zo de kwaliteit en continuïteit binnen het bestuur te waarborgen. De overeenkomst tussen het pensioenfonds en NN loopt af per 1 januari 2016. De dienstverlening van de huidige dienstverleners AZL en ING IM is onderdeel van deze overeenkomst. Het bestuur heeft aangegeven in de loop van 2014 een onderzoek te zullen uitvoeren naar het meest passende model /de meest passende contractvorm ter opvolging van de huidige overeenkomst met NN. Het bestuur zal tevens beoordelen bij welke dienstverleners het pensioenfonds de dienstverlening per 1 januari 2016 wenst onder te brengen dan wel met welke dienstverleners het pensioenfonds de dienstverlening wenst te continueren. De visitatiecommissie wijst in dit kader op het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Tevens wijst de visitatiecommissie op het belang van de borging van de continuïteit (in de uitvoering) van de regeling.
Reactie van het bestuur op de bevindingen en aanbevelingen van de visitatiecommissie Het bestuur is blij met de constatering van de visitatiecommissie dat er in 2012 flinke vooruitgang is geboekt in de verdere professionalisering van het bestuur, maar het bestuur beseft ook dat er nog genoeg werk te verzetten valt. De opmerkingen van de visitatiecommissie ter zake zal het bestuur ter harte nemen. Het bestuur is er van overtuigd dat er met de huidige samenstelling van het bestuur voldoende kennis in huis is om ons ondernemingspensioenfonds zelfstandig voort te zetten als het bestuur tot de conclusie komt dat dat ook het verstandigst is om te doen. Met de visitatiecommissie hoopt het bestuur de komende tijd in de huidige samenstelling zijn werk voort te zetten, maar dat ligt soms buiten de invloedsfeer van het bestuur. Veghel, 11 juni 2013
H. van Rozendaal R. van der Sluijs voorzitter secretaris
J. Cooijmans W. Jansen
A. Dijkstra
38
39
Verslag van het
VERANTWOORDINGSORGAAN
Oordeel Verantwoordingsorgaan 2012 Conform de principes voor goed pensioenfondsbestuur geeft het Verantwoordingsorgaan (hierna het VO) van de Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna SPSFG) haar oordeel over het door het bestuur gevoerde beleid in 2012. De leden van het VO hebben in 2012 de fondsdocumenten en bijbehorende relevante stukken ontvangen, zodat zij hun taak naar behoren hebben kunnen uitvoeren. In 2012 is het VO driemaal bijeengekomen. Daarnaast heeft het VO de themavergaderingen van het bestuur op 29 mei 2012 en 18 september 2012 bijgewoond. In deze themavergaderingen zijn de volgende onderwerpen behandeld: het beleggingsbeleid, de governance, het deskundigheidsplan en de begroting. Vanaf 2013 woont het VO de thema besprekingen bij die in de bestuursvergaderingen plaatsvinden. Het VO heeft de bestuursvergadering van 11 juni 2013 bijgewoond, waarin het jaarverslag 2012 is vastgesteld. In deze vergadering is het VO in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen aan zowel het bestuur, de vermogensbeheerder, de adviserend actuaris, de accountant en de certificerend actuaris. Het jaarverslag 2012 geeft het VO een getrouw beeld van de ontwikkelingen bij SPSFG en het VO heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het verslag. Het VO constateert dat de financiële positie van SPSFG, mede als gevolg van de extra herstelmaatregelen die het bestuur en de werkgever eind 2010 hebben doorgevoerd, geleidelijk verbetert. Eind 2012 was er feitelijk geen dekkingstekort meer en eind maart 2013 is het fonds formeel uit dekkingstekort. Het kortetermijnherstelplan van SPSFG is geëindigd. Er is nog wel sprake van een reservetekort. Het langetermijnherstelplan van SPSFG is daarom nog van kracht.
41
De omstandigheden op de financiële markten en de financiële positie van SPSFG zijn weliswaar verbeterd, maar er zijn nog veel onzekerheden. Het VO kan zich mede daarom vinden in het besluit van het bestuur om per 1 januari 2012 en per 1 januari 2013 geen toeslagen toe te kennen aan de actieven en inactieven. Het bestuur heeft in 2012 gevolg gegeven aan de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld. Dit komt onder andere tot uiting in de wijze waarop het bestuur de zelfevaluatie heeft geïntensiveerd. Ook heeft het bestuur de governance verder versterkt. Daarnaast geeft het bestuur extra aandacht aan risicomanagement, kostenbeheersing en kostentransparantie. SPSFG heeft in 2012 een digitale nieuwsbrief voor deelnemers geïntroduceerd. Het bestuur toont hiermee aan oog te hebben voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van communicatie. Oordeel Verantwoordingsorgaan over 2012 Het VO is van oordeel dat met de in de paragraaf ‘Fondsspecifieke ontwikkelingen in 2012’ van het jaarverslag 2012 opgenomen besluiten en maatregelen, het bestuur haar taken in 2012 naar behoren heeft uitgevoerd. In dit licht is het VO van mening, mede gelet op de bevindingen van de externe accountant en de certificerend actuaris, dat het bestuur in 2012 een verantwoord beleid heeft gevoerd.
Aldus vastgesteld en ondertekend door het verantwoordingsorgaan d.d. 11 juni 2013 te Veghel. Namens deze,
G. van der Veeken Voorzitter
REACTIE VAN HET BESTUUR OP HET OORDEEL VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN 2012 Inleiding In navolging van het verantwoordingsorgaan van de Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna ons fonds) dat op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur haar oordeel over het door het bestuur van ons fonds gevoerde beleid in 2012 heeft gegeven, geeft het bestuur van ons fonds haar reactie op dit oordeel. Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid in 2012 en herkent zich hierin. De onzekerheden op de financiële markten maar ook op het gebied van de pensioenhervormingen vragen van het bestuur een prudente en actieve houding. Daaraan hebben we in 2012 gewerkt en dat vinden we ook voor 2013 zeker een uitdaging.
Veghel, 11 juni 2013
H. van Rozendaal R. van der Sluijs voorzitter secretaris
J. Cooijmans W. Jansen
A. Dijkstra
42
43
JAARREKENING
45
Balans per 31 december (na bestemming saldo; in duizenden euro) (1) Activa 2012 2011
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten
59.760
45.243
116.180
99.927
1.183 0
177.123 145.170 Beleggingen voor risico deelnemers [2] Robeco
138 158
138 158 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [3]
984
950
Vorderingen en overlopende activa [4]
760
735
Liquide middelen [5]
424
0
Totaal activa 179.429 147.013
1 Cijfers zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
46
Passiva 2012 2011 (1) Reserves Vrije reserves [6]
-6.600
-17.613
Reserve beleggingsrisico's [7]
24.219
21.800
Toeslagenreserve [8]
0
0
Premie-egalisatie reserve [9]
0
0
17.619
4.187
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen 157.674
137.392
Voorziening toekomstige arbeidsongeschikten [11]
voor risico pensioenfonds [10]
634
566
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [12]
984
950
159.292 138.908 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [13]
138
158
Kortlopende schulden en overlopende passiva [14]
2.380
3.760
Totaal passiva 179.429 147.013
1 Cijfers zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
47
Staat van baten en lasten (in duizenden euro) (1) 2012 2011
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [15] Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer
571
303
22.261
10.078
-340
-291
22.492 10.090 Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [16] Indirecte beleggingsopbrengsten
16
-4
16
-4
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [17]
15.631
14.579
Premiebijdragen voor risico deelnemers [18]
0
0
Saldo van overdrachten van rechten [19]
90
760
Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers [20]
-36
-28
Pensioenuitkeringen [21] -3.631 -4.628 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [22] Pensioenopbouw Inkoop vanuit FVP en spaarkapitalen Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Toename voorziening toekomstige kosten Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
-11.274 -10.525 0
-90
-12
-2
-2.275 -1.503 3.654
4.748
-223
-211
67
72
Kanssystemen
-1.246 -425
Wijziging marktrente
-7.419
-21.042
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-128
-946
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-1.318
0
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-108 -93
-20.282 -30.017
1 Cijfers zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
[..]De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
48
(1) 2012 2011
Mutatie overige technische voorzieningen [23]
-68
-54
voor risico deelnemers [24]
20
32
Herverzekering [25]
169
2.445
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [26]
-920
-983
Overige baten en lasten [27]
-49
944
Saldo van baten en lasten
13.432
-6.864
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Bestemming van het saldo Vrije reserve Toeslagenreserve Reserve beleggingsrisico's Premie-egalisatie reserve
11.013
-8.284
0 -1.657 2.419
3.143
0
-66
13.432 -6.864
1 Cijfers zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
[..]De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
49
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro) 2012 2011 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
15.684
14.400
Uitkeringen uit herverzekering
161
0
Overgenomen pensioenverplichtingen
204
1.049
16.049 15.449 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-3.652
-4.650
-207
-210
-1
-694
-1.064
-761
-4.924 -6.315 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
571
526
29.086
13.565
29.657 14.091 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-39.393
-24.200
-336
-291
-39.729 -24.491
50
Mutatie liquide middelen
1.053
-1.266
Saldo liquide middelen 1 januari
-1.162
104
Saldo liquide middelen 31 december
-109
-1.162
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group heeft de jaarrekening opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging. De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro (functionele valuta), afgerond op het dichtsbijzijnde duizendtal. De cijfers van voorgaand jaar zijn op enkele aspecten aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Schattingswijziging i.v.m. aangepaste rentegrondslag DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de driemaands gemiddelde rente. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). Dit wordt gezien als een schattingswijziging. In onderstaand overzicht is het effect van de middeling en de UFR op de voorziening en de dekkingsgraad weergegeven.
Op basis van de zuivere
Op basis van
marktrente
rentemiddeling en UFR
Voorziening voor pensioenverplichtingen
170.534
158.296
Dekkingsgraad 103,2% 111,1% Verder heeft in 2012 de Commissie Overlevingstafels van het AG een herziening van de AG-prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd, zijnde de AG-prognosetafel 2012-2062 en heeft het fonds besloten over te gaan op deze nieuwe overlevingstafel. Ultimo 2012 is de technische voorziening verhoogd met 1.318 als gevolg van deze schattingswijziging. Het effect van de schattingswijziging op de technische voorziening is als mutatie in het resultaat verwerkt.
Waardering Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevon-
51
den, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Algemene grondslagen De activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij hierna een andere grondslag wordt vermeld. Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de contante koersen per balansdatum. Alle baten en lasten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht, rekening houdend met de overlopende posten per balansdatum. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koersen op transactiedatum. Waar nodig vindt waardevermindering plaats voor het risico van onvolwaardigheid van het activum.
Beleggingen Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen reële waarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde het aandeel in de intrinsieke waarden van de beleggingsfondsen, wat een afspiegeling van de zakelijke beurswaarde van de beleggingsproducten in het fonds is.
Vastrentende waarden De obligaties worden gewaardeerd tegen reële waarde. Beursgenoteerde vastrentende waarden zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden niet beursgenoteerd zijn, vindt waardering plaats op basis van de geschatte toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende markten. De beleggingen zijn ondergebracht in een gesepareerd depot bij de herverzekeraar waarvan het juridisch eigendom bij de verzekeraar berust.
Derivaten Derivaten, die zijn afgesloten voor risicoafdekking en die deel uitmaken van de beleggingsportefeuille zijn onder een aparte beleggingscategorie gerubriceerd. De reële waarde van intrest rate swaps is gebaseerd op de contante waarde van de verwachte kasstromen op basis van het rekenmodel van de vermogensbeheerder.
Beleggingen voor risico deelnemers De beleggingen voor risico deelnemers worden tegen dezelfde grondslagen gewaardeerd als de beleggingen voor risico van het fonds. De kapitalen kunnen tegen de op dat moment geldende voorwaarden bij het fonds worden aangewend.
Reserve beleggingsrisico’s Dit betreft het door de actuaris berekende Vereist Eigen Vermogen. Voor het jaar 2012 is dit bepaald op van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds. De jaarlijkse mutatie wordt verwerkt bij de bestemming van het resultaat.
52
Toeslagenreserve De toeslagenreserve wordt gevoed door een eventueel door het bestuur vast te stellen gedeelte van de doorsneepremie. Dit gedeelte van de doorsneepremie is maximaal gelijk aan het deel van de doorsneepremie dat niet noodzakelijk is voor de financiering van de pensioenopbouw (jaarlijkse comingservice-inkoop), de risicodekking (overlijden en arbeids ongeschiktheid), het instandhouden van het vereist eigen vermogen en de uitvoeringskosten. Tevens wordt het behaalde beleggingsrendement met betrekking tot deze reserve toegevoegd. De omvang van de toeslagenreserve is gemaximeerd op 5% van de voorziening pensioenverplichtingen voor actieve deelnemers.
Vrije reserve De resultaten worden toegevoegd voor zover zij niet benodigd zijn voor de vorming of instandhouding van de toeslagenreserve, reserve beleggingsrisico’s en de reserve premie-egalisatie prepensioen.
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is gewaardeerd op basis van actuele waarde. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisverhogingen en/of toeslagen. De contante waarde wordt vastgesteld op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur ultimo 2012. De verwachte kasstromen zijn gebaseerd op prudent geachte verzekeringstechnische grondslagen. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
Intrest Conform de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB (inclusief UFR + 3-maands middeling).
Sterfte Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de door het Actuarieel Genootschap vastgestelde AG Prognosetafel 2012-2062 ultimo 2012 (startjaar 2013), met 90% ervaringssterfte voor zowel mannen als vrouwen (2011: 2010-2060, startjaar 2012).
Partnerfrequentie Ten behoeve van de vaststelling van het partnerpensioen wordt uitgegaan van een partnerfrequentietabel en een verondersteld leeftijdsverschil van 3 jaar.
Uitkeringen De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld.
Kosten De opslag voor excassokosten bedraagt 2% van de technische voorziening voor risico fonds.
Voorziening toekomstig arbeidsongeschikten Aangezien het fonds voor dit risico is herverzekerd, is voor hetzelfde bedrag een vordering op de verzekeraar opgenomen.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is op dezelfde grondslagen gebaseerd als de voorziening pensioen verplichting en voorziening pensioenfonds.
Voorziening voor risico deelnemers De voorziening voor risico deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen, die zijn aangehouden bij Robeco. De hoogte is gelijk aan de op marktwaarde gewaardeerde beleggingen die zijn aangehouden bij Robeco. De beleggingen zijn onder de activa verantwoord als beleggingen voor risico deelnemers. Deze voorziening heeft een langlopend karakter.
53
Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de renteopbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen.
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: • gerealiseerde koersverschillen bij verkopen van aandelen en obligaties; • gerealiseerde koersverschillen bij (af )lossingen van obligaties; • valutaverschillen met betrekking tot obligaties en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties; • niet-gerealiseerde koersverschillen inzake aandelen en obligaties.
Herverzekering Het pensioenfonds heeft een herverzekeringsovereenkomst gesloten met herverzekeraar Nationale Nederlanden. Uit hoofde hiervan zijn onder meer de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s van de deelnemers in het fonds herverzekerd. Zo komt het niet gefinancierde partner- en wezenpensioen bij voortijdig overlijden ten laste van de herverzekeraar. Ook de reguliere opbouw van ouderdomspensioen en de voortzetting van de dekking van het overlijdensrisico voor het niet gefinancierde partner- en wezenpensioen is herverzekerd. Bij arbeidsongeschiktheid zal de herverzekeraar de premiebetaling voor voortzetting van de pensioenopbouw en de risicodekking voor zijn rekening nemen. Elk jaar wordt door de herverzekeraar een berekening gemaakt van het technisch resultaat dat uit hoofd van de herverzekeraar voortvloeit. Wanneer de som van de jaarlijkse resultaten aan het einde van de vijfjarige afrekenperiode positief is, komt 76% van het resultaat ten bate van het fonds en is 24% ten bate van de herverzekeraar. De vijfjarige afrekenperiode zal eindigen op 31 december 2015. Naast de technische winstdeling deelt het fonds ook in de resultaten op beleggingen. De beleggingen van het fonds worden geadministreerd in een gesepareerd depot. Voor zover het rendement op de beleggingen in het depot groter is dan de actuariële rekenrente en contractueel vastgelegde kosten, komt het meerdere ten gunste van het fonds. Een eventueel tekort aan het einde van de contractperiode is voor rekening van het pensioenfonds.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de herkomst en aanwending van kasmiddelen. De kasstromen zijn gerubriceerd naar kasstroom uit pensioenactiviteiten, kasstroom uit beleggingsactiviteiten en overige mutaties. Bij het opstellen van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd. Hierin zijn de bankschulden meegenomen.
54
55
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER (in duizenden euro) Niet [1] Beleggingen voor risico Stand Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde Stand pensioenfonds Categorie
ultimo Verstrek- Verkopen koers- koers- ultimo 2011
kingen aflossingen verschillen verschillen
2012
Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen 45.243 27.608 -20.086 1.998 4.997 59.760
45.243 27.608 -20.086 1.998 4.997 59.760
Vastrentende waarden Vastrentende beleggingsfondsen
99.927 10.370 -9.000
612 14.271 116.180
99.927 10.370 -9.000
612 14.271 116.180
Derivaten Valutaderivaten
-1.065 1.865
0
0 383 1.183
-1.065 1.865
0
0 383 1.183
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
144.105
39.843
-29.086
2.610
19.651
177.123
Waarde beleggingen voor risico pensioenfonds
144.105 177.123
Derivaten opgenomen onder Kortlopende schulden en overige passiva
1.065 0 145.170 177.123
Security lending Binnen een aantal beleggingsfondsen waarin Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend. Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.
56
Directe marktnotering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Afgeleide marktnotering: geen directe beursnotering, maar andere uit de markt waarneembare data, danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannamen en schattingen). Overige waarderingsmethoden: marktwaarde bepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Directe Afgeleide Overige
markt-
Ultimo 2012
notering
markt- waarderingsnotering
methoden Totaal
Zakelijke waarden
0 59.760
0 59.760
Vastrentende waarden
0 116.180
0 116.180
Derivaten
0 1.183
0 1.183
0 177.123
0 177.123
Directe Afgeleide Overige
markt-
Ultimo 2011
notering
markt- waarderingsnotering
methoden Totaal
Zakelijke waarden
0 45.243
0 45.243
Vastrentende waarden
0 99.927
0 99.927
Derivaten
0 -1.065
0 -1.065
0 144.105
0 144.105
Niet [2] Beleggingen Stand Aankopen Gerealiseerde Gerealiseerde Stand voor risico deelnemers Categorie
Robeco
Ultimo 2011
Verstrek-
Verkopen
koers-
koers-
kingen aflossingen verschillen verschillen
Ultimo 2012
158 0 -36 0 16 138
Totaal beleggingen voor risico deelnemers
158
0
-36
0
16
138
57
2012 2011 [3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
984
950
In deze post herverzekering is de contante waarde opgenomen van de nog te ontvangen uitkeringen (op basis van oude herverzekeringscontracten, garantiecontracten). [4] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de herverzekeraar (toekomstig AO)
634
566
85
138
van het pensioenfonds
21
29
Beheerskosten
18 0
Vorderingen op aangesloten ondernemingen Vorderingen op pensioengerechtigden
Vooruitbetaalde bedragen
2
2
Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan één jaar. Totaal vorderingen en overlopende activa
760
735
[5] Liquide middelen Depotbanken ING Bank N.V.
0 0 424
0
424
0
Reserves [6] Vrije reserve Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
-17.613
-9.329
11.013
-8.284
Stand per 31 december -6.600 -17.613
[7] Reserve beleggingsrisico's Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
21.800
18.657
2.419
3.143
Stand per 31 december 24.219 21.800
[8] Toeslagenreserve
58
Stand per 1 januari
0
1.657
Saldobestemming boekjaar
0
-1.657
Stand per 31 december 0 0
2012 2011 [9] Premie-egalisatie prepensioen
Stand per 1 januari
0
66
Saldobestemming boekjaar
0
-66
Stand per 31 december 0 0
Totaal eigen vermogen
17.619
4.187 104,8%
Het minimaal vereist vermogen bedraagt
165.539
104,6%
144.516
Het vereist vermogen bedraagt
182.527
115,4%
159.758
115,8%
111,1%
103,0%
De dekkingsgraad is De dekkingsgraad is vastgesteld als de reserves plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Technische voorzieningen [10] Voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari
137.392
107.375
Het verloop van de voorziening is als volgt: Pensioenopbouw Inkoop vanuit FVP en spaarkapitalen Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen
11.274 10.525 0
90
12
2
2.275 1.503 -3.654
-4.748
Toename voorziening toekomstige kosten
223
211
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
-67
-72
Kanssystemen
1.246 425
Wijziging marktrente
7.419
21.042
128
946
1.318
0
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging actuariële grondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
108 93
Stand per 31 december 157.674 137.392
De benodigde rentetoevoeging is gebaseerd op de 1-jaars rente van 1,54%. De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is als volgt opgebouwd Actieve deelnemers
105.738
92.937
Gewezen deelnemers
26.338
23.002
Pensioengerechtigden
25.598 21.453
157.674 137.392
59
2012 2011 [11] Voorziening toekomstige arbeidsongeschikten Stand per 1 januari Mutatie via staat van baten en lasten
566
512
68
54
Stand per 31 december 634 566
[12] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Mutatie
950
874
34 76
Stand per 31 december 984 950
Totaal technische voorzieningen
159.292
138.908
[13] Voorziening pensioenverplichtingen
voor risico deelnemers Stand per 1 januari
158
190
Stortingen Robeco
0
0
Overgenomen pensioenverplichtingen
0
0
-36
-28
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten Rendement
16 -4
Stand per 31 december 138 158
[14] Kortlopende schulden en
overlopende passiva Derivaten
0 1.065
Beleggingen
472 0
Depotbanken
533 1.079
ING Bank N.V.
0
83
Schulden uit hoofde van waardeoverdrachten
9
101
Verzekeringsmaatschappijen
395 330
Gecumuleerd technisch resultaat
142
99
77
106
747
877
Belastingen en sociale premies Schulden inzake pensioenuitvoeringsen administratiekosten Overige
5 20
2.380 3.760 Behalve het Cumulatief technisch resultaat hebben alle schulden een looptijd korter dan één jaar.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Er zijn meerjarige contracten met de vermogensbeheerder en de administrateur afgesloten. Deze contracten zijn jaarlijks opzegbaar.
60
TOELICHTING OP DE staat van baten en lasten (in duizenden euro) 2012 2011 [15] Beleggingsopbrengsten
voor risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten Zakelijke waarden
476
526
0
0
Valuta verschillen
131
-223
Subtotaal
607 303
Banken
-38 -12
Vastrentende waarden
Waardeoverdrachten Overige
Totaal directe beleggingsopbrengsten
5 16 -3 -4 571 303
Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten Zakelijke waarden Vastrentende waarden
1.998
-277
612
75
2.610
-202
Ongerealiseerde resultaten Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten
4.997
-2.952
14.271
14.254
383 -1.022
19.651
10.280
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
22.261
10.078
Kosten van vermogensbeheer
Beheerloon
-340 -291
Totaal kosten vermogensbeheer
-340 -291
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
22.492
10.090
61
2012 2011 [16] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten
0
0
Ongerealiseerde resultaten
16
-4
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
16 -4
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
16
-4
[17] Premiebijdragen van werkgevers
en werknemers Pensioenpremie werkgevers
10.345
9.671
Pensioenpremie werknemers
5.172
4.836
Bijdrage FVP regeling
70
46
Inkoopsommen
44 26
15.631 14.579 De premiebijdragen van werkgevers en werknemers bedragen in totaal 26,9% (tot 1 april 2011 24,9%, vanaf 1 april 2011 26,9%) van de pensioengrondslag. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. Kostendekkende premie
15.772
15.169
Gedempte kostendekkende premie
12.032
13.491
Premie met bijdrage aan herstel
14.354
Feitelijke premie
15.517
14.507
12.883
10.736
2.036
2.103
De feitelijke premie is hoger dan de gedempte kostendekkende premie. De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd Opslag in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Premies risicoverzekering
62
853
911
0
1.419
15.772 15.169
2012 2011 De gedempte premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
8.142
9.306
Opslag in stand houden vereist vermogen
1.525
1.855
Opslag voor uitvoeringskosten Premies risicoverzekering
853
911
1.512
1.419
12.032 13.491
De premie met bijdrage aan herstel is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
11.371
Opslag in stand houden vereist vermogen
618
Opslag voor uitvoeringskosten
853
Premies risicoverzekering
1.512 14.354
[18] Bijdragen voor risico deelnemers Premies pensioensparen Robeco
0
0
0 0 [19] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
297
970
Overgedragen pensioenverplichtingen
-207
-210
90
760
[20] Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
-36
-28
-36 -28
63
2012 2011 [21] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen Partnerpensioen
-3.033 -3.317 -245 -236
Wezenpensioen
-23 -20
Invaliditeitspensioen
-50 -36
Subtotaal
-3.351 -3.609
Andere uitkeringen Afkoopsommen Overige uitkeringen Subtotaal
-229 -968 -51
-51
-280 -1.019
Totaal pensioenuitkeringen -3.631 -4.628 [22] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Inkoop vanuit FVP en spaarkapitalen Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Toename voorziening toekomstige kosten Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
-11.274 -10.525 0
-90
-12
-2
-2.275 -1.503 3.654
4.748
-223
-211
67
72
Kanssystemen
-1.246 -425
Wijziging marktrente
-7.419
-21.042
-128
-946
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging actuariële grondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-1.318
0
-108
-93
-20.282 -30.017 [23] Mutatie overige technische voorzieningen
64
-68
-54
2012 2011 [24] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico deelnemers Stortingen Robeco Overgenomen pensioenverplichtingen Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten Onttrekkingen t.b.v. waarde overdracht Rendement
0
0
0
0
36
28
0
0
-16 4
20 32 [25] Herverzekering Uitkeringen uit herverzekering
160
0
Winstdeling herverzekering
-59
-55
68
2.500
Overige
169
2.445
Onder de post Overige in 2011 is de vrijval van de afslag in verband met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar verantwoord. Vanaf februari 2011 is deze afslag niet meer vereist door DNB. [26] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie
-746 -877
Accountant Kosten voor het onderzoek van de jaarrekening Contributies en bijdragen Overige kosten
-36
-35
-20
-19
-118
-52
Totaal Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-920
-983
Er heeft geen andere dienstverlening door de accountant plaatsgevonden.
65
2012 2011 Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group die in dienst zijn van Sligro Food Group N.V. hebben in 2012 geen bezoldiging ontvangen. De overige bestuursleden (1), leden van het verantwoordingsorgaan (2) en de leden van de visitatiecommissie (6) hebben een bezoldiging van € 9 ontvangen. Personeel Gedurende het boekjaar 2012 had Stichting Pensioenfonds Sligro geen personeelsleden in dienst. Verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen, het fonds, de werkgever, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De b estuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van de voorwaarden in het pensioenreglement. [27] Overige baten en lasten 20% van het technisch resultaat Diversen
-43
-6 1.043
Saldo van baten en lasten
66
-99
-49 13.432
944 -6.864
2012 2011 Actuariële analyse van het saldo Wijziging rentetermijnstructuur
-9.710
Beleggingsopbrengsten
22.508 8.587
Premies Waardeoverdrachten Kosten Uitkeringen Kanssystemen Reguliere mutaties Toeslagverlening
-21.042
1.769 1.423 -38 -186 0 0 111 121 -82 456 -108
-67
-12 -2
Mutatie vordering herverzekeraar
0
Wijziging Actuariële grondslagen
-1.318
0
312
-26
Overige mutaties
3.872
13.432
-6.864
De mutatie vordering herverzekeraar bevat de (mutatie van de) afslag op de beleggingen in verband met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar. De afslag is vanaf 2011 nul.
67
Risicoparagraaf (bedragen in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR.
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen.Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2012 groter dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen, maar kleiner dan het Vereist Eigen Vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds in een reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico, liquiditeitenrisico (voornoemde risico's worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2012: feitelijk; 2011: strategisch).
2012 2011 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4)
€ % € % 8.101 5,1% 7.011 5,1% 17.268
10,9%
16.127
11,7%
1.610 1,0% 1.328 1,0% 0 0,0%
0 0,0%
Kredietrisico (S5)
6.235 3,9% 2.490 1,8%
Verzekeringstechnisch risico (S6)
7.375
4,7%
6.705
4,9%
Diversificatie-effect
-16.370 -10,3% -11.861 -8,6%
Vereist eigen vermogen
24.219 15,3% 21.800 15,8%
Aanwezige dekkingsgraad 111,1% 103,0% Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,6%
104,8%
Vereiste dekkingsgraad 115,3% 115,8% De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, toegenomen van 103% (2011) tot 111,1% (2012).
68
Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 21,2 Duratie van de pensioenverplichtingen 21,6 Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kas stromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Feitelijke verdeling Strategische verdeling
%
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
20.786
20.786
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
12.686
14.610
Renterisico
in €
%
8.100 6.176
Afdekkingspercentage (B/A) 61,0% 70,3% Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 70,3% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico € 8.101 (5,1%) en voor het strategisch renterisico € 6.176 (3,9%) ultimo 2012.
Zakelijke waarden risico Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
2012 2011
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets)
51.568
86,3%
39.804
88,0%
Opkomende markten (Emerging markets)
4.390
7,3%
2.806
6,2%
Overige
3.801 6,4% 2.633 5,8%
59.759 100,0% 45.243 100,0%
69
Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico en liquiditeitenrisico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt € 17.268 (10,9%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico € 17.875 (11,3%).
Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro's luiden terwijl een deel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om een gedeelte van haar buitenlandse valuta's af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
2012 2011
€ % € %
Zakelijke waarden naar valuta voor afdekking met derivaten Euro
24.765 41,4% 20.734 45,8%
Amerikaanse dollar
19.933 33,4% 13.404 29,6%
Britse pound sterling
3.321
Japanse yen
2.974 5,0% 2.171 4,8%
Overige
8.767 14,6% 6.657 14,8%
5,6%
2.277
5,0%
59.760 100,0% 45.243 100,0%
Zakelijke waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro
70.944 118,7% 54.759 121,0%
Amerikaanse dollar
-9.495 -15,9% -7.915 -17,5%
Britse pound sterling
-1.888
Japanse yen
-1.796 -3,0% -1.777 -3,9%
Overige
70
-3,2%
-1.392
-3,1%
1.995 3,4% 1.568 3,5% 59.760 100,0% 45.243 100,0%
2012 2011
€ % € %
Vastrentende waarden naar valuta voor afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Overige
100.156 86,2% 85.251 85,3% 1.046
0,9%
-1.499
-1,5%
14.978 12,9% 16.175 16,2% 116.180 100,0% 99.927 100,0%
Vastrentende waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Overige
100.156 86,2% 85.251 85,3% 1.046
0,9%
-1.499
-1,5%
14.978 12,9% 16.175 16,2% 116.180 100,0% 99.927 100,0%
2012 2011
€ % € %
Totaal beleggingen naar valuta voor afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar
126.104 71,2% 104.920 72,8% 20.979
11,8%
11.905
8,3%
Britse pound sterling
3.321
1,9%
2.277
1,6%
Japanse yen
2.974 1,7% 2.171 1,5%
Overige
23.745 13,4% 22.832 15,8% 177.123 100,0% 144.105 100,0%
Totaal beleggingen naar valuta na afdekking met derivaten Euro
172.283 97,3% 138.945 96,4%
Amerikaanse dollar
-8.449 -4,8% -9.414 -6,5%
Britse pound sterling
-1.888
Japanse yen
-1.796 -1,0% -1.777 -1,2%
Overige
16.973 9,6% 17.743 12,3%
-1,1%
-1.392
-1,0%
177.123 100,0% 144.105 100,0%
Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt € 1.610 (1,0%) en voor het strategisch valuta risico risico € 1.546 (1,0%).
71
Kredietrisico Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,76%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentede waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder 'lager dan BBB' als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2012 2011
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
25.401 21,9% 49.313 49,3%
AA
23.809 20,5% 8.350 8,4%
A
12.431 10,7% 22.854 22,9%
BBB
32.889 28,3% 5.411 5,4%
Lager dan BBB Cash
2.290
2,0%
1.837
1,8%
19.360 16,6% 12.162 12,2%
116.180 100,0% 99.927 100,0%
2012 2011
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
21.439
18,5%
12.377
12,4%
Resterende looptijd >1,<5
31.354
27,0%
35.852
35,9%
Resterende looptijd >= 5 jaar
63.387
54,5%
51.698
51,7%
116.180 100,0% 99.927 100,0%
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van € 6.235 (3,9%) en voor het strategisch kredietrisico van € 7.878 (5,0%).
72
Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk en strategisch verzekeringstechnisch risico bedraagt € 7.375 (4,7%).
Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen.De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook "grote posten" zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd.
73
Zakelijke waarden 2012 2011
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa
31.556 52,8% 25.327 56,0%
Noord-Amerika
16.565 27,7% 11.542 25,5%
Midden- en Zuid-Amerika
1.970
Azië
8.653 14,5% 5.519 12,2%
Overige
1.016 1,7% 976 2,2%
3,3%
1.879
4,2%
59.760 100,0% 45.243 100,1%
Verdeling zakelijke waarden per sector: Financiële instellingen
8.214 13,7% 5.108 11,3%
Informatietechnologie
5.081 8,5% 2.860 6,3%
Industriële ondernemingen
4.055 6,8% 2.664 5,9%
Niet-cyclische consumentengoederen
3.793 6,3% 2.367 5,2%
Cyclische consumentengoederen
3.234 5,4% 2.625 5,8%
Farmacie
3.239 5,4% 2.391 5,3%
Energie
3.748 6,3% 2.877 6,4%
Nutsbedrijven
1.308 2,2% 1.236 2,7%
Telecommunicatie
1.097 1,8% 1.134 2,5%
Basisindustrieën
2.960 5,0% 2.204 4,9%
Andere sectoren
23.031 38,5% 19.777 43,7%
59.760 100,0% 45.243 100,0%
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen
74
ING Global Equity Basis Fonds
23.656
13,4%
Nationale Nederlanden / ING Multi Manager Fund
20.447
11,5%
ING Dividend Aandelen Basis Fonds
10.725
6,1%
Vastrentende waarden 2012 2011
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden per Categorie: Staatsobligaties
49.067 42,2% 50.842 50,9%
Bedrijfsobligaties
36.652 31,5% 26.107 26,1%
Hypotheken / Leningen
4.412
Financiële Instellingen
7.182 6,2% 5.059 5,1%
Lokale overheden Overige
3,8%
5.645
5,6%
315 0,3% 580 0,6% 18.552 16,0% 11.694 11,7% 116.180 100,0% 99.927 100,0%
De exposure naar PIGS landen voor staat- en staatsgerelateerde obligaties in de Alle Grade Basis Fonds is 17,1%. Er was 13,2% exposure naar Italië en 6,9% Spanje, er was geen exposure in Griekenland en Portugal. Het All Grade Long Duration Fonds heeft voor 90.7% van het vermogen, beleggingen in het All Grade Basis Fonds. Daarmee komt de exposure naar PIGS (staat + staatsgerelateerd) binnen vastrentend voor Sligro op 15.9%, ofwel 10.5% op totaal portefeuille niveau.
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds
85.963
48,5%
ING Fixed Income All Grade Basis Fonds
30.217
17,1%
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in Sligro Food Group en de aan haar gelieerde ondernemingen. Veghel, 11 juni 2013
H. van Rozendaal R. van der Sluijs voorzitter secretaris
J. Cooijmans W. Jansen
A. Dijkstra
75
76
77
Overige
GEGEVENS
Resultaatbestemming Bepalingen omtrent de resultaatbestemming
Conform de ABTN dienen de jaarresultaten te worden toegevoegd aan de reserves.
Resultaatverdeling
Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2012 als volgt te verdelen:
2012 x € 1.000
Vrije reserve 11.013 Toeslagenreserve 0 Reserve beleggingsrisico’s 2.419 Premie-egalisatie reserve 0
13.432
Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
79
ACTUARIELE VERKLARING
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group te Veghel is aan Deloitte Pension Advisory B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 (vereist eigen vermogen). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Rotterdam, 11 juni 2013 drs. Jeroen Bout AAG verbonden aan Deloitte Pension Advisory B.V.
80
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT
Aan: Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group te Veghel gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
81
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 11 juni 2013
KPMG Accountants N.V. H.P. van der Horst RA
82
BELEGGINGSOVERZICHTEN Overzicht beleggingen voor risico pensioenfonds 2012 2011
€
% Norm
€
% Norm
Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen 59.760 33,8% 35,0% 45.243 31,6% 35,0%
59.760 33,8% 35,0% 45.243 31,6% 35,0%
Vastrentende waarden Vastrentende beleggingsfondsen
116.180 65,6% 65,0% 99.927 69,9% 65,0% 116.180 65,6% 65,0% 99.927 69,9% 65,0%
Overige beleggingen Deposito
1.183 0,7% 0,0% -1.065 -0,7% 0,0% 1.183 0,7% 0,0% -1.065 -0,7% 0,0%
Liquide middelen Banken Totaal
-109 -0,10% -1.162 -0,8% -109 -0,1% 0,0% -1.162 -0,8% 0,0% 177.014 100,0% 100,0% 142.943 100,0% 100,0%
Waarde beleggingen voor risico pensioenfonds
177.014
142.943
83
84
COLOFON Dit verslag is geheel in eigen beheer vervaardigd met medewerking van de volgende afdelingen.
BEGELEIDING AZL N.V., afdeling IBA AZL N.V., afdeling DTP AZL N.V., afdeling FAV Bestuur Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
VORMGEVING Studio Sligro Food Group
FOTOGRAFIE Alain Lemmens
PAPIER Dit verslag is geproduceerd met FSC gecertificeerd papier
DRUK Schrijen Lippertz, Voerendaal Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group N.V. Corridor 11 5466 RB Veghel