Jaargang 9 Nr. 5 - 2012
3 september 2012
Actualiteiten voor nieuwsgierige ondernemers
Kerkplein 5 6039 GH Stramproy Postbus 3116 6039 ZG Stramproy Tel. 0495 56 43 42 Fax. 0495 56 49 56
Inhoudsopgave 1.
BTW-VERHOGING ROEPT VRAGEN OP
3
2. DREIGEND FAILLISSEMENT? DENK AAN MELDING BETALINGSONMACHT
3
3. ALTERNATIEVE PENSIOENMOGELIJKHEDEN VOOR DE ZELFSTANDIGE
4
4.
STERKERE VERHOGING PENSIOENLEEFTIJD NODIG
5
5.
HARDERE AANPAK FRAUDE MET TOESLAGEN
5
6.
VAR-WUO WEKT VERTROUWEN OP
5
7. WOZ-WAARDE IN JAAR VAN OVERLIJDEN BEPALEND VOOR ERFBELASTING
6
8.
SBR WORDT STANDAARD VOOR AANGIFTE IB EN VPB
6
9.
PERSOONLIJKE NOOT
7
10.
GROEIENDE GROEP OLDTIMERS VEROORZAAKT STEEDS MEER SCHADELIJKE EMISSIES
7
11. MINDER ALIMENTATIE VOOR ONDERNEMERS MET TEGENSLAGEN
7
12.
8
KORTE TOILETPAUZE RESULTEERT IN PARKEERBON
[email protected] www.vandongenaccountancy.nl
1. BTW-VERHOGING ROEPT VRAGEN OP Per 1 oktober aanstaande gaat het btwtarief omhoog van 19 naar 21 procent. Dat lijkt eenvoudig, maar in de praktijk is het dat niet, zo schrijft Felix Peppelenbosch in de Staatscourant. Zo kan bijvoorbeeld de vraag aan de orde komen welk tarief een ondernemer in rekening moet brengen voor een dienst die hij voor 1 oktober al heeft gefactureerd, maar die hij pas verricht na 1 oktober. Advocaten bijvoorbeeld vragen bijna altijd een voorschot voor hun nog te verrichten werkzaamheden. Is dan het 19- of het 21-procenttarief van toepassing? Dat laatste is het geval. Dat is ook praktisch, want anders zou de advocaat eerst een factuur met 19 procent btw moeten sturen en later nog eens een factuur met 2 procent extra. De ondernemer die de factuur ontvangt, mag die 21 procent aftrekken. Een andere vraag is, welk tarief van toepassing is op doorlopende prestaties die zijn begonnen vóór 1 oktober 2012 en eindigen na deze datum. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het verlenen van licenties, abonnementen op leveringen van gas, elektriciteit en water en telecommunicatiediensten. Hiervoor geldt het volgende: als het gaat om een periode die eindigt na 30 september 2012, dan moet de afrekenperiode worden gesplitst. Voor het deel van de dienst of de levering die plaatsvindt vóór 1 oktober geldt het oude tarief van 19 procent. Voor het deel van de prestatie die plaatsvindt ná 30 september 2012 geldt het nieuwe tarief van 21 procent. Dan is er ook nog de overgangsregeling voor nieuwbouwwoningen die zijn gekocht vóór 28 april 2012 met een opleveringsdatum ná 30 september
2012. De overgangsregeling houdt in dat het 19 procenttarief blijft gelden voor alle te betalen termijnen tot 1 oktober 2013, volgend jaar dus. De achtergrond van deze overgangsregeling is dat op 27 april jongstleden door de Kunduz-partijen is besloten het btwtarief per 1 oktober aanstaande met 2 procent te verhogen. Kopers die vóór deze datum een nieuwbouwwoning kochten met een opleveringsdatum ná 30 september, hebben hiermee geen rekening gehouden. Veel nieuwbouwprojecten worden vaak pas gestart als een bepaald percentage van de nog te bouwen woningen is verkocht. Dit is over het algemeen standaard in de koop/aannemingsovereenkomst opgenomen. Juridisch gezien is er dan sprake van een opschortende voorwaarde. Dat houdt in dat de koopovereenkomst feitelijk pas ingaat op het moment dat deze voorwaarde wordt vervuld. Als deze datum na 28 april 2012 ligt, is het vervolgens de vraag of het overgangsrecht nog wel van toepassing is. Dat blijkt het geval. Volgens staatssecretaris Weekers van Financiën is het van belang dat de koop/aannemingsovereenkomst vóór 28 april 2012 is gesloten. Niet van belang is of er opschortende dan wel ontbindende voorwaarden zijn opgenomen in deze overeenkomst. Dan speelt er met nieuwbouwprojecten nog de volgende kwestie. In het kader van de uitvoering van een koop/ aanneemovereenkomst is het vrijwel altijd mogelijk meerwerk te laten uitvoeren. In veel van deze overeenkomsten is een bepaling opgenomen dat de opdrachtgever bij het verstrekken van de opdracht tot meerwerk direct een bedrag moet betalen ter grootte van een bepaald percentage, bijvoorbeeld 50 procent, van de vergoeding voor dat meerwerk. Hiervoor geldt het volgende: als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk is verstrekt vóór 28 april 2012 (dus als onderdeel van de koop/aanneemovereenkomst) en de betaling daarvan in één of meer termijnen gedaan wordt vóór 1 oktober 2013, geldt het tarief van 19 procent.
2. DREIGEND FALLISSEMENT? DENK AAN MELDING BETALINGSONMACHT Veel ondernemingen ondervinden nadelige gevolgen van de economische crisis. Nog zeer onlangs, op 13 augustus 2012, liet het CBS weten dat er alleen al in juli 725 bedrijven en instellingen (exclusief eenmanszaken) failliet zijn verklaard. Dat is een uitzonderlijk hoog aantal. In de eerste 7 maanden van 2012 gingen 4475 bedrijven en instellingen failliet. Dat is bijna 30 procent meer dan in dezelfde periode van 2011. Met deze feiten in het achterhoofd is het des te belangrijker dat bestuurders attent zijn op het tijdig melden van betalingsonmacht, zo meldt Flynth Belastingadviseurs. Denk aan aparte melding betalingsonmacht door bestuurders. Kan een bv (of stichting, nv of ander rechtspersoon) niet tijdig betalen, dan is het onder strikte voorwaarden mogelijk om uitstel van betaling te krijgen. Het is daarnaast echter ook belangrijk dat een bestuurder tijdig een aparte melding betalingsonmacht moet doen. De bestuurder kan in privé hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor belasting- en premieschulden van zijn bv.Het gaat daarbij vooral om loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekeringswet, omzetbelasting en premies voor het bedrijfspensioenfonds. Aan de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de genoemde schulden kan de bestuurder in de meeste gevallen
3
ontkomen door een tijdige melding betalingsonmacht bij de Belastingdienst en/of het Bedrijfspensioenfonds. Van een tijdige melding is sprake als de bestuurder de melding doet, binnen twee weken, ná de dag waarop de betalingsonmacht is ontstaan. Vaak is dat het tijdstip waarop de premies en/of de belasting behoorde(n) te zijn afgedragen of voldaan had(den) moeten worden. Voorwaarde is wel dat de bestuurder alle verschuldigde belastingen in de gedane aangifte heeft verantwoord. Voor het deel dat de bestuurder niet in zijn aangifte heeft verantwoord, geldt de melding van betalingsonmacht niet! Sinds medio 2010 moet de bestuurder een dergelijke melding schriftelijk doen. Dat kan digitaal via het eigen domein op de website van de Belastingdienst, via een speciaal te downloaden formulier van de site van de Belastingdienst óf via een brief. Heeft de bestuurder een rechtsgeldige melding gedaan, dan is hij alleen aansprakelijk als de Belastingdienst aannemelijk weet te maken dat het niet betalen van de belastingen en premies het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur dat aan de bestuurder te wijten is en wel in de periode van drie jaren voorafgaande aan het tijdstip van de 3. ALTERNATIEVE PENSIOENMOGELIJKHEDEN VOOR DE ZELFSTANDIGE Advocaat-Generaal Niessen concludeert in twee procedures voor de Hoge Raad dat zelfstandigen en werknemers geen gelijke gevallen zijn voor de pensioenopbouw. Wat zijn alternatieven voor de pensioenopbouw van een zzp’er? In twee verschillende zaken hebben zelfstandig ondernemers lijfrentepremies voor de inkomstenbelastingheffing afgetrokken. De inspecteur accepteert een lager bedrag, namelijk het bedrag van ieders jaar- en reserveringsruimte. Volgens belanghebbenden is er sprake van een ongelijke behandeling. Zelfstandig ondernemers hebben minder mogelijkheden dan werknemers om fiscaal gefacilieerd een pensioenvoorziening te vormen. De Advocaat-Generaal (A-G) concludeert dat zelfstandigen en werknemers
rechtsgeldige mededeling van betalingsonmacht. Heeft de bestuurder geen rechtsgeldige melding gedaan, dan is hij aansprakelijk tenzij hij zèlf aannemelijk kan maken dat het hem niet te verwijten is dat er geen rechtsgeldige melding is gedaan. Slaagt de bestuurder daarin, dan moet hij ook nog aannemelijk maken dat er geen sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Coulanceregeling uitstel van betaling Met het oog op de crisis geldt er sinds mei 2009 een tijdelijke regeling op grond waarvan de bestuurder eerder kan aankloppen bij de Belastingdienst om uitstel van betaling te krijgen. Aan deze tegemoetkoming zijn wel de nodige voorwaarden verbonden. Zo moet onder andere de onderneming levensvatbaar zijn en moet de bestuurder de belastingschuld wel op termijn kunnen voldoen. Ook moet hij concreet kunnen aangeven voor welke periode hij het uitstel van betaling nodig heeft. Tot slot moet een derde deskundige een verklaring opstellen, waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de bestuurder aan de gestelde vereisten voldoet. Zonodig moet hij aan de Belastingdienst een zekerheidsverklaring verschaffen waarin óók aannemelijk gemaakt moet worden dat de bestaande betalingsmoeilijkheden feitelijk en rechtens geen vergelijkbare gevallen zijn. De wetgever heeft zich bij het opstellen van de fiscale regels van de opbouw van oudedagsvoorzieningen vergewist van de verschillende posities van zelfstandigen en werknemers en daarop zijn wetgeving afgestemd. Van een onevenredig ongelijke behandeling is dan ook geen sprake. Alternatieven De uitkomst mag niet verrassen. Je moet niet bij de rechter aankloppen om de onbillijkheid van wetgeving aan te kaarten. De rechter moet ervan uitgaan dat de wetgever billijk is geweest, tenzij er sprake is van een onevenredige ongelijkheid waar geen redelijke grond voor is. Hiervan is volgens de A-G in dit geval geen sprake. Dit laat echter onverlet dat zelfstandigen in zijn algemeenheid minder ruime opbouwmogelijkheden hebben dan werknemers. Dat is op zich merkwaardig. Arbeid en de daarmee samenhangende
direct veroorzaakt zijn door de economische crisis! Gevolg is dat de stringente voorwaarden waaronder de ontvanger uitstel van betaling kan verlenen in individuele gevallen soepeler kunnen worden toegepast. Let op: vrijwaring inlenersaansprakelijkheid Het grote aantal faillissementen vergroot ook de kans om aansprakelijk te worden gesteld voor de inleners- of ketenaansprakelijkheid. Sinds 1 juli 2012 bestaat mogelijkheid tot vrijwaring bij de inlenersaansprakelijkheid. inkomsten zouden centraal moeten staan bij de opbouw van een oudedagsvoorziening, niet de hoedanigheid waarin die arbeid verricht wordt. Alleen de wetgever kan dit opheffen, maar het is niet waarschijnlijk dat er op dit vlak op korte termijn iets gaat veranderen. Ook al omdat veel zelfstandigen en ondernemersorganisaties deze achterstand niet als heel knellend ervaren. Als pleister op de wonde geldt de saldomethode voor het deel van de premies dat deze zelfstandige niet fiscaal heeft kunnen aftrekken. Dat wil zeggen: in zoverre hij geen premieaftrek heeft genoten, krijgt hij in de uitkeringsfase de (eerste) termijnen onbelast. Deze saldomethode is echter vanaf 2010 beperkt tot een jaarlijkse premie van € 2.269. Wordt er meer aan niet-aftrekbare premie betaald, dan is dit meerdere gewoon belast. Vitaliteitsregeling Een andere mogelijkheid voor opbouw van een inkomensvoorziening is de vitaliteitsregeling die per 2013 wordt geïntroduceerd. De vitaliteitsregeling gaat gelden voor werknemers en zelfstandigen en biedt de mogelijkheid om een voorziening op te bouwen die vóór het bereiken van de pensioenleeftijd wordt opgenomen. Deze regeling kan voor zelfstandigen met een onregelmatig inkomen enigszins interessant zijn. Als de zelfstandige een goed jaar draait – hoge winst – moet hij mogelijk aan de top van zijn inkomen 52% belasting betalen. Door in dat jaar binnen de vitaliteitsregeling te sparen, kan de belastingheffing gematigd worden. In een slecht jaar – lage of geen winst – worden opnamen tegen een laag belastingtarief in de heffing betrokken.
4
Kortom: • Sparen als de winst hoog is; en • Ontsparen als de winst laag is. Dit spaar- en ontspaargedrag zal overeenkomen met de inkomensbehoefte van een zelfstandige.
4. STERKERE VERHOGING PENSIOENLEEFTIJD NODIG De Nederlandse vergrijzing leidt bij ongewijzigd beleid tot toenemende kosten van de gezondheidszorg, de rijksbijdrage AOW en uiteindelijk tot onhoudbare overheidsfinanciën. Dit blijkt uit onderzoek van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) en TNO. Er is een combinatie van maatregelen nodig om onhoudbare situaties te voorkomen. Essentieel is volgens het centrum een sterkere verhoging van de pensioenleeftijd met een sterkere koppeling aan de levensverwachting dan voorgesteld in het concept stabiliteitsprogramma 2012. Een verdere toename van de arbeidsparticipatie van ouderen maakt het verhogen van de pensioenleeftijd effectiever. Ook zijn investeringen die de algemene arbeidsproductiviteit en de arbeidsproductiviteit in de langdurige zorg te verhogen noodzakelijk. De studie ‘Vergrijzing: onzekerheden en oplossingen’ van het centrum is een kwantitatieve analyse van de gevolgen die diverse combinaties van onzekere ontwikkelingen kunnen hebben op de betaalbaarheid van de Nederlandse verzorgingsstaat.
5. HARDERE AANPAK FRAUDE MET TOESLAGEN Het kabinet gaat de fraude met toeslagen nog harder aanpakken. De Belastingdienst/ Toeslagen heeft het afgelopen jaar al stevig ingezet op de aanpak van fraude. Ook de komende tijd zal de bestrijding van fraude onverminderd prioriteit hebben. Het kabinet stelt daarom een aantal nieuwe maatregelen voor. Zo kunnen fraudeurs die tweemaal de fout ingaan vanaf volgend jaar een boete van 150% verwachten. Dit schrijft staatssecretaris Weekers van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer. Hij doet dit mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hoge boete voor fraudeurs ‘Fraude moet hard worden aangepakt en oneigenlijk gebruik moet zoveel mogelijk worden voorkomen’, aldus staatssecretaris Weekers. Het kabinet stelt daarom een aantal nieuwe maatregelen voor. Zo kunnen fraudeurs die tweemaal de fout ingaan vanaf volgend jaar een boete van 150% tegemoet zien. Als de recidivist de boete niet ineens kan betalen, wordt deze verrekend met nog te ontvangen toeslagen. Bij geen reactie stopt toeslag Verder zal de uitbetaling van een toeslag stopgezet worden als iemand niet reageert op het verzoek van de inspecteur om inkomen uit het buitenland op te geven. Betere inkomensschatting Toeslagen worden verleend op basis van een schatting. Aan het eind van een jaar kan blijken dat het inkomen toch hoger is dan de schatting, waardoor er geen recht op een toeslag is. Er wordt dan ook onderzocht of de Belastingdienst toeslaggerechtigden kan helpen het inkomen beter te schatten. Wanneer de Belastingdienst signalen heeft dat de schatting mogelijk niet klopt, zal ze de toeslaggerechtigde daar actief op wijzen. Hoe beter het inkomen geschat wordt, hoe minder mensen te veel of te weinig toeslag krijgen. Als blijkt dat iemand twee jaar op rij ten onrechte huurtoeslag uitgekeerd heeft gekregen zal de toeslag ook stopgezet kunnen worden.
Rente bij terugbetaling toeslag Daarnaast zal voortaan rente gerekend worden als een deel van de toeslag terugbetaald moet worden. 6. VAR-WUO WEKT VERTROUWEN OP Volgens hof Arnhem vormen de interimwerkzaamheden van een manager geen onderneming omdat hij geen ondernemingsrisico heeft gelopen. Desondanks heeft de afgegeven VAR-WUO door de Belastingdienst bij de manager wel het vertrouwen gewekt dat zijn interim-werkzaamheden ondernemingsactiviteiten zijn. Omdat hij voldoet aan het urencriterium komt de manager met een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel alsnog in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Wel of geen ondernemer? De manager verricht sinds het jaar 2003 op onregelmatige basis interim-managementwerkzaamheden in de gezondheidszorg. In het jaar 2007 geeft hij de inkomsten die hij hiermee heeft genoten aan als winst uit onderneming. Daarbij claimt hij ook een zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling. Voor het jaar 2007 heeft de manager een VAR-WUO ontvangen van de Belastingdienst. In dat jaar heeft hij drie opdrachtgevers. In 2008 heeft hij nog maar 1 opdrachtgever. In 2009 stopt de manager met zijn interim-werkzaamheden. Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007. Volgens hem is er al vanaf 2006 geen sprake meer van een onderneming en heeft de manager in 2007 geen recht op de ondernemersfaciliteiten. Rechtbank Arnhem verklaart het beroep van de manager ongegrond. Hof Arnhem overweegt dat de interim-werkzaamheden voor de manager geen onderneming vormen omdat hij daarmee geen ondernemingsrisico heeft gelopen. Het beroep van de manager op het vertrouwensbeginsel slaagt echter. Volgens het hof kon de manager vertrouwen ontlenen aan de afgegeven VAR-WUO dat zijn werkzaamheden een onderneming vormden. Aannemelijk is dat de manager wel aan het urencriterium heeft voldaan. Hij komt dan ook in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling.
5
7 WOZ-WAARDE IN JAAR VAN OVERLIJDEN BEPALEND VOOR ERFBELASTING Voor de heffing van erfbelasting wordt aangesloten bij de waarde van het huis op het tijdstip van overlijden. Volgens de Successiewet 1956 geldt voor mensen die vóór 2012 een huis hebben geërfd als waarde de WOZ-waarde die geldt voor het kalenderjaar waarin het overlijden heeft plaatsgevonden. Ontwikkelingen na het overlijden, zoals bijvoorbeeld een daling van de huizenprijzen, hebben geen gevolgen voor de vastgestelde erfbelasting. Inmiddels is de wet voor de te hanteren WOZ-waarde echter versoepeld. Voor overlijdens op of na 1 januari 2012 geldt een keuzeregeling. Als de verkrijger van een woning daarvoor kiest, kan de WOZ-waarde gehanteerd worden die geldt voor het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het overlijden heeft plaatsgevonden. Op die manier kan men kiezen voor een WOZ-waarde waarvan de peildatum dichter ligt bij de datum van overlijden. De versoepeling geldt evenwel niet voor overlijdens in 2010 en 2011. CPB: zelfstandigenaftrek te ruim Het Centraal Planbureau (CPB) pleit voor een aanpassing van de Zelfstandigenaftrek. Doordat het gemiddelde belastingtarief voor zelfstandigen lager is dan voor werknemer worden werknemers om een verkeerde reden aangemoedigd om zelfstandige te worden. De zelfstandigenaftrek is volgens het CPB bedoeld om te zorgen dat ondernemers niet gedemotiveerd worden door de vrees dat zij al hun winst aan de belasting moeten afdragen. Van een verdiende euro houden ZZP-ers 15 tot 25 cent meer over dan werknemers. Het planbureau constateert echter dat de huidige regeling ook veel mensen stimuleert zich als zzp’er in te schrijven om belastingvoordeel te ontvangen, zonder dat zij daadwerkelijk een winstgevende onderneming proberen op te zetten. Het aantal zelfstandigen in Nederland stijgt van 850 duizend
in 2001 naar 1,1 miljoen in 2011. De MKB-winstvrijstelling scoort gunstig in de analyse van het CBP. Deze belastingvrijstelling werkt als een verlaging van het marginale belastingtarief voor zelfstandigen. Een belangrijk effect van deze faciliteit is dat de keuze van rechtsvorm van ondernemingen wordt gedreven door economische motieven in plaats van door belastingontwijking. Bovendien worden zelfstandigen aangemoedigd om meer (fiscale) winst te maken. De zelfstandigenaftrek moet worden omgevormd naar een specifieke aftrek voor de groepen die deze steunregeling daadwerkelijk nodig hebben, als werkzoekende ouderen en arbeidsgehandicapten, aldus het CBS rapport. FNV Zelfstandigen reageert kritisch op het rapport van het CPB: “zelfstandigen moeten wel een fiscale tegemoetkoming ontvangen, omdat ondernemers – in tegenstelling tot werknemers in loondienst – meer risico lopen en investeringen moeten doen.” Om echt ondernemerschap te stimuleren is FNV Zelfstandigen voorstander van een fiscale faciliteit die is gebaseerd op winst en niet op het aantal uren dat gewerkt wordt (1225 urencriterium voor zelfstandigenaftrek). Het rapoort is te downloaden op: http://www.cpb.nl/publicatie/de-fiscalebehandeling-van-zelfstandigen-eenkritische-blik
8. SBR WORDT STANDAARD VOOR AANGIFTE IB EN VPB Standard Business Reporting (SBR) wordt de standaard voor het aanleveren van allerlei financiële informatie bij de Belastingdienst, het CBS en de Kamers van Koophandel (KvK). Dat hebben minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Weekers van Financiën met marktpartijen en verschillende overheidsorganisaties afgesproken.”Dit
zorgt ervoor dat ondernemers minder werk hebben aan de verplichte rapportages aan overheden en banken,” aldus minister Verhagen. “Door slim gebruik van deze standaard maken we het leven van ondernemers makkelijker.” De overheid gaat vanaf 1 januari 2013 werken met de SBR-standaard voor de aangiftes voor de Inkomstenbelasting en de Vennootschapsbelasting. Het gaat om aangiftes die ondernemers rechtstreeks doen vanuit softwarepakketten of via intermediairs zoals accountants. De komende jaren kunnen ook andere belastinggegevens, en ook de aanlevering van statistieken bij het CBS en de jaarrekeningen bij de KvK steeds meer via de nieuwe standaard gebeuren.Met SBR kunnen ondernemers gegevens uit hun administratie eenvoudig (her)gebruiken. Ook de banken werken in toenemende mate met deze standaard voor bijvoorbeeld kredietrapportages. Hierdoor kan een bedrijf straks met dezelfde financiële informatie aan de slag richting zijn bank als in de richting van de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en bijvoorbeeld het CBS. Zowel uitvragende als aanleverende partijen (ondernemers, accountants, administratiekantoren) hebben hier voordeel bij doordat rapportages sneller kunnen worden samengesteld en verwerkt Ook worden gegevens beter uitwisselbaar en kwalitatief beter doordat er minder fouten optreden. De SBRstandaard is geschikt voor belastingaangiften, jaarrekeningen, statistiekinformatie en kredietrapportages. Alle uitvragende partijen hebben zich verbonden aan het gebruik van deze standaard.Individuele ondernemers die via internet hun belastingaangifte doen, kunnen dat gewoon blijven doen. Wordt de aangifte vanuit een softwaresysteem aangeleverd (bijvoorbeeld door een accountant of een administratiekantoor) dan wordt in de toekomst dus alleen nog de SBRstandaard gebruikt via het zogeheten Digipoort kanaal van de overheid. Door een gefaseerde invoering van de SBRstandaard is het mogelijk voor softwareleveranciers om tijdig hun pakketten SBR-geschikt te maken en voor aanleveraars om zich goed voor te bereiden op de invoering van SBR. Banken en andere marktpartijen ondersteunen de nieuwe aanpak. In een intentieverklaring hebben alle betrokken partijen uitgesproken dat
6
zij verwachten dat de overgang naar SBR geen hogere kosten voor ondernemers hoeft te betekenen. Behaalde voordelen zullen ook zoveel mogelijk aan de ondernemingen worden doorgegeven 9. PERSOONLIJKE NOOT Mochten Verhagen en Weekers al weten wat SBR inhoudt ik stel me de vraag of ze enig idee hebben wat de implementatie van SBR in de administratieve processen met zich meebrengt. Om nu al te spreken over dat behaalde voordelen doorgegeven zullen worden is wel erg prematuur.. Deze voordelen moeten eerst gerealiseerd worden. Sofware leveranciers zijn druk bezig met het ontwikkelen van de programmatuur. Ik kan u nu al verzekeren dat deze zeker niet gratis ter beschikking gesteld wordt aan adviserend Nederland en het de omzet van deze bedrijven een boost op zal gaan leveren. Verder valt niet te begrijpen dat de overheidsdiensten al veel langer wisten dat SBR met ingang van 1 januari 2013 ingevoerd zou worden en zij de aanleverende partijen eerst toch nog BAPI certificaten laten kopen met een looptijd van 6 maanden om deze vervolgens om te moeten zetten in een nog veel duurder SBR PKI servercertificaat. Om u een idee te geven van de implementatie. Finianciele admnistraties zullen gekoppeld moeten worden aan de Nederlandse taxonomie.Uitvragende partijen zoals fiscus, banken, KvK en CBS halen hieruit de gevens die voor hen van belang zijn. Bijvoorbeeld. Daar waar banken hun kredietrapportages nu nog handmatig in moeten voeren, met behulp van SBR behoort dit tot de verleden tijd. De adviseur wordt dus het hulpje van een aantal instanties en waar het voordeel terecht gaat komen hoeft geen betoog meer. Accountants, fiscalisten en administratiekantoren mogen neem ik aan ook tot de ondernemers gerekend worden. Ze zullen de ksoetnverhogongen als gevolg van deze door de overheid opgedrongen nieuwe standaard dan ook zeker doorberekenen aan hun klanten.. En voor de zoveelste keer zal blijken dat de MKB bedrijven gewoon duurder uit zijn en het gesuggeerde voordeel bij de uitvragende partijnen terecht komt. Over geld weggooien gesproken en dat in deze crisis tijd.
10. GROEIENDE GROEP OLDTIMERS VEROORZAAKT STEEDS MEER SCHADELIJKE EMISSIES Auto’s ouder dan 25 jaar (oldtimers) vormen in een aantal grote steden nu nog ongeveer 1% van het licht wegverkeer. Zij zijn echter wel verantwoordelijk voor ongeveer 10% van de uitstoot aan PM10-fijn stof en 20% van de NOx. De uitstoot van fijnstof (PM10) uit de uitlaat van dieselvoertuigen van die leeftijd, goed voor de helft van de import van oldtimers, is 80 keer hoger dan van een moderne dieselauto.Hetzelfde geldt voor oldtimers op benzine en LPG. De uitstoot van NOx van deze voertuigen is 40-100 keer hoger dan van een moderne
benzineauto. De import van één oude auto van voor 1988 doet zo het effect van vele nieuwe schone auto’s teniet. Dat blijkt uit het onderzoek “Milieueffecten van oldtimers” dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en TNO in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu hebben uitgevoerd en dat op 1 augustus 2012 is gepubliceerd. Staatssecretaris Atsma constateert dat het rapport de vermoedens bevestigt. “Jonge oldtimers, net ouder dan 25 jaar, zijn de afgelopen jaren in flinke aantallen geïmporteerd en worden steeds vaker ingezet voor dagelijks gebruik. Omdat deze auto’s sterk vervuilend zijn, zijn ze in hoge mate verantwoordelijk voor de luchtvervuiling in met name grote steden.” Atsma wil samen met zijn collega-staatssecretaris Weekers (Financiën) serieus kijken naar de aanbevelingen in het rapport. “Enerzijds stimuleren we automobilisten succesvol om te investeren in nieuwe, schone auto’s, maar tegelijkertijd houden we een importstroom van vieze, oude auto’s in stand, waarmee de winst van schone lucht voor een groot deel weer ongedaan wordt gemaakt.”
11. MINDER ALIMENTATIE VOOR ONDERNEMERS MET TEGENSLAG In een aantal recente uitspraken in echtscheidingsprocedures hebben rechters bij het vaststellen van de hoogte van de alimentatie de gebruikelijke rekenmethode losgelaten. Voorheen was het gemiddelde bedrijfsresultaat van de onderneming over de voorgaande drie boekjaren bepalend voor de draagkracht van een ondernemer en de hoogte van de alimentatie. In de recente uitspraken baseerden de rechters zich echter op de verwachte inkomsten. Dit is een belangrijke wijziging, waarmee alimentatieplichtige ondernemers die te kampen hebben met teruglopende bedrijfsresultaten gebaat kunnen zijn. Dat zegt Flynth Belastingadviseurs. Echtgenoten gaan een levenslange zorgplicht aan op het moment dat zij in het huwelijk treden. Deze zorgplicht stopt niet als het huwelijk eindigt door een scheiding. Wanneer één van de partners na scheiding niet in het levensonderhoud kan voorzien, dan heeft de andere partner de plicht om bij te dragen in de kosten daarvan. Maar als de financiële omstandigheden van de alimentatiegerechtigde of de alimentatieplichtige veranderen, kan de eerder vastgestelde bijdrage in de kosten van het levensonderhoud – de alimentatie – worden bijgesteld. De hoogte van de alimentatie wordt bepaald door de behoefte van de alimentatiegerechtigde (wat heb je nodig) en de draagkracht van de alimentatieplichtige (wat kun je betalen). Voor de bepaling van de behoefte kijken rechters naar de welstand tijdens het huwelijk. Voor de bepaling van de draagkracht maken ze gebruik van rekenregels die staan in het zoge-
7
naamde Tremarapport. Volgens die regels wordt het inkomen van een ondernemer bepaald door een gemiddelde te nemen van het inkomen van de voorgaande drie boekjaren. Maar door de economische crisis vertonen de inkomens van veel ondernemers een dalende lijn. Als de draagkracht van zo’n ondernemer wordt bepaald op basis van een gemiddelde van de inkomens van de voorgaande drie boekjaren, dan leidt dat tot een te hoge en onredelijke uitkomst. In een aantal recente uitspraken hebben rechters de draagkracht van een ondernemer bepaald op basis van verwachte inkomsten en niet op basis van het gemiddelde van de voorgaande drie boekjaren. Alimentatieplichtige ondernemers die kampen met teruglopende bedrijfsresultaten, kunnen hier hun voordeel mee doen.
Bij de woning van de man geldt dat er parkeerbelasting verschuldigd is. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda legde een naheffingsaanslag parkeerbelasting op omdat de man de verschuldigde parkeerbelasting niet had voldaan. De man wijst op zijn gezondheidstoestand die toiletbezoek noodzakelijk maakte. Hij stelt dat hij niet meer de mogelijkheid had om vooraf parkeerbelasting te betalen.
Rechtbank Breda kent geen clementie en oordeelt dat er sprake is van parkeren gedurende de periode van enkele minuten dat de man zijn auto heeft verlaten voor toiletbezoek. Dat de man naar eigen zeggen niet in staat was om vooraf de parkeerbelasting te betalen, doet niets af aan de juistheid van de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Er kan in dit geval volgens de rechtbank ook niet worden gesproken van het onmiddellijk in- en uitstappen van personen.
12. KORTE TOILETPAUZE RESULTEERT IN PARKEERBON Een man die zijn auto enkele minuten bij zijn woning parkeerde vanwege toiletbezoek, is terecht door een heffingsambtenaar op de bon geslingerd. Tot dat oordeel kwam rechtbank Breda onlangs.
Jaargang 9 Nr. 5 - 2012
[email protected] www.vandongenaccountany.nl Kerkplein 5 6039 GH Stramproy Postbus 3116 6039 ZG Stramproy Tel. 0495 56 43 42 Fax. 0495 56 49 56
Disclaimer: Bij samenstellen van deze nieuwsbrief is de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. De juiste en volledigheid van de nieuwsbrief kan echter niet worden gegarandeerd. Wij accepteren dan ook geen aansprakelijkheid van schade, van welke aard ook die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en beslissingen die gebaseerd zijn op deze nieuwsbrief.