Academiejaar 2010-2011 Eerste Examenperiode
EMOTIES BIJ ECHTSCHEIDING - STRESSOREN EN AANPASSINGSVERMOGEN
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, optie Klinische Psychologie door Aurelie Van den Brande
Promotor: Dr. Ann Buysse Begeleiding: Anne Wietzker
ABSTRACT Recente cijfers tonen aan dat er de laatste eeuw een echtscheidingsrevolutie heeft plaatsgevonden. Daardoor moeten steeds meer mensen leren omgaan met deze stressvolle levensgebeurtenis. Sommigen slagen daar op een relatief korte termijn in, voor anderen blijkt dit een hele opgave. Uit het Divorce-Stress-Adjustment Perspective van Amato (2000) blijkt dat stressoren en protectieve factoren deze aanpassing aan hun nieuwe leven sterk kunnen beïnvloeden. Uit de literatuur blijkt ook dat een scheiding een hele waaier aan emoties met zich kan meebrengen. Deze thesis wil onderzoeken of deze emoties ook een rol spelen in het aanpassingsproces. We beschouwen in dit onderzoek twee soorten emoties (depressie-emoties en protest-emoties) en zeven stressoren (Conflict, Financiële Situatie, Steun, Echtscheidingsprocedure, Relatieduur, Contact en Initiator). Concreet wordt er in deze scriptie onderzocht of deze Stressoren en het Psychologisch Welzijn na de scheiding gemediëerd worden door Emoties. Hiervoor werd er bij 453 mensen een testbatterij afgenomen die peilde naar deze drie verschillende aspecten van scheiding. Deze data werd geanalyseerd met een Meervoudige Lineaire Regressie. Hieruit bleek dat het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn gemedieerd wordt door de depressie- en protest-emoties samen. Daarnaast werd ook vastgesteld dat het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn gemedieerd wordt door enkel depressie-emoties en door depressie- en protest-emoties samen. De andere verbanden van stressoren naar psychologisch welzijn werden niet door depressie- en/of protest -emoties gemedieerd.
DANKWOORD
Vier jaar is het geleden dat ik mijn eerste letter heb geschreven en nu eindelijk na al die momenten van wanhoop, frustratie, opnieuw moeten beginnen en het bijna willen opgeven, nu vier jaar later zit ik EIN-DE-LIJK mijn dankwoord te typen. En hoewel ik er trots op ben zover te staan, was ik er NOOIT in geslaagd zonder de hulp van een aantal mensen die voor mij heel belangrijk zijn. Mensen jullie zijn hartverwarmend.
Allereerst wil ik alle mensen bedanken die de vragenlijsten hebben willen invullen, ik weet dat dit toch een redelijke tijd in beslag heeft genomen en het niet altijd even gemakkelijk moet geweest zijn terug met een aantal zaken geconfronteerd te worden, maar zonder jullie hulp was er gewoon geen onderzoek.
Mijn promotor, Dr. Ann Buysse, voor het aanbieden van een interessant en uitdagend onderzoek en de verdere opvolging ervan.
Anne Wietzker, mijn begeleidster. Ik weet dat je heel erg met mij hebt afgezien en dat het niet altijd even gemakkelijk is geweest. Maar doordat jij zoveel geduld met mij hebt gehad, mij meer dan eens het nodige duwtje in de rug hebt gegeven, mij hebt aangemoedigd en mij met vele adviezen hebt geholpen, sta ik nu waar ik sta. Bedankt!
Ruben Brondeel. De Statistiek-Expert. Dankjewel voor alle keren dat ik bij u mocht langskomen om iets uit te leggen dat ik niet begreep of om resultaten te bespreken. Die afspraken waren vaak zeer verhelderend.
Al mijn vriendinnen die mij zijn blijven aanmoedigen: “Komaan Aurelie, doe dat gewoon, je gaat zo blij zijn als je er vanaf bent”. “Allé Aurelie nog twee dagen en je bent er”, “Als ik u moet komen helpen, dan moet je het maar zeggen, hé”. Meisjes ik heb echt de beste vriendinnen van de wereld.
Mamsie, merci voor al het geduld, al die weken dat je met mij in afzondering naar de zee hebt willen gaan, al die keren dat je voor mij gekookt heb zodat ik me daar toch al geen zorgen over hoefde te maken en dat nog super lekker was ook. En ondanks het feit dat je zelf niet goed was, toch al die blz. hebt willen lezen. Thank You!
And Last but Absolutely not Least: Lukske, Voar, De Paps. Paps zonder u, en dat meen ik echt, was mij dit noooooit gelukt. Al uw kritische opmerkingen, alle uren dat we hebben zitten discussiëren over concepten, opbouw, zinsconstructies, al de tijd die je voor mij hebt vrijgemaakt, al de snoepjes die voor afleiding moesten zorgen maar ook voor de nodige kilo’s en ook alle keren dat we super hard hebben moeten lachen, van miserie of omdat een van ons twee “ne kemel sloeg”, of gewoon zomaar. Dank u, Dank u, Dank u WEL!!!!
INHOUDSOPGAVE LITERATUUROVERZICHT .......................................................................................... 1 ALGEMENE INLEIDING ........................................................................................... 1 De Scheidingsrevolutie: Statistieken .................................................................. 1 Aanpassing bij de scheiding ............................................................................... 3 Scheiding als een proces..................................................................................... 5 HET ‘DIVORCE-STRESS-ADJUSTMENT PERSPECTIVE’ - (Amato, 2000) ........ 6 Het ‘Divorce-Stress-Adjustment’-Model ........................................................... 6 Stressoren ........................................................................................................... 7 Emotionele Scheiding: Conflict .................................................................. 8 Wettelijke Scheiding: Echtscheidingsprocedure ......................................... 9 Economische Scheiding: Financiële Situatie na de scheiding .................... 9 Sociale Scheiding: Steun ........................................................................... 10 Psychologische Scheiding: Relatieduur, Contact, Initiator ....................... 11 Aanpassing ....................................................................................................... 12 EMOTIES ................................................................................................................... 13 Woede........................................................................................................ 14 Verdriet...................................................................................................... 15 Angst ......................................................................................................... 15 Afkeer/Walging ......................................................................................... 16 Schaamte ................................................................................................... 16 Schuld ........................................................................................................ 16 Spijt ........................................................................................................... 17 Opluchting ................................................................................................. 17 Respect ...................................................................................................... 17
Liefde ........................................................................................................ 18 AANGEPAST ‘DIVORCE-STRESS-ADJUSTMENT PERSPECTIVE’ ................. 19 Stressoren en Emoties ...................................................................................... 19 Emoties en Aanpassing .................................................................................... 21 Aangepast ‘Divorce-Stress-Adjustment’-Model .............................................. 22 SAMENVATTING LITERATUUROVERZICHT .................................................... 23 HUIDIG ONDERZOEK ............................................................................................. 24 ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN........................................................ 26 Algemene Hypothese ....................................................................................... 26 Specifieke Hypothesen ..................................................................................... 26 Conflict ...................................................................................................... 26 Echtscheidingsprocedure ........................................................................... 26 Steun .......................................................................................................... 27 Financiële Situatie ..................................................................................... 27 Relatieduur ................................................................................................ 27 Contact ...................................................................................................... 28 Initiator ...................................................................................................... 28 METHODE..................................................................................................................... 28 HET IPOS-ONDERZOEK ......................................................................................... 29 DEELNEMERS .......................................................................................................... 29 VERWERVINGSPROCEDURE................................................................................ 31 INSTRUMENTEN ..................................................................................................... 32 Stressoren ......................................................................................................... 32 Conflict ...................................................................................................... 32 Echtscheidingsprocedure ........................................................................... 33
Financiële Situatie ..................................................................................... 33 Steun .......................................................................................................... 33 Initiator ...................................................................................................... 34 Contact ...................................................................................................... 34 Relatieduur ................................................................................................ 34 Emoties ............................................................................................................. 34 Aanpassing ....................................................................................................... 36 Psychologisch Welzijn .............................................................................. 36 STATISTISCHE PROCEDURE ................................................................................ 37 Mediatie ............................................................................................................ 37 Mediatievoorwaarden ................................................................................ 37 Lineaire Regressie ............................................................................................ 39 Controle Assumpties ........................................................................................ 40 Assumptie 1 ............................................................................................... 40 Assumptie 2 ............................................................................................... 40 Assumptie 3 ............................................................................................... 40 Assumptie 4 ............................................................................................... 40 Assumptie 5 ............................................................................................... 41 Assumptie 6 ............................................................................................... 41 Assumptie 7 ............................................................................................... 41 Assumptie 8 ............................................................................................... 42 Assumptie 9 ............................................................................................... 42 RESULTATEN .............................................................................................................. 43 BESCHRIJVENDE STATISTIEK ............................................................................. 43 Conflict ...................................................................................................... 43
Echtscheidingsprocedure ........................................................................... 43 Financiële Situatie ..................................................................................... 43 Relatieduur ................................................................................................ 43 Initiator ...................................................................................................... 44 Contact ...................................................................................................... 44 Steun .......................................................................................................... 44 Depressie-Factor........................................................................................ 44 Protest-Factor ............................................................................................ 44 Psychologisch Welzijn .............................................................................. 44 TOETSEN VAN DE HYPOTHESEN ....................................................................... 45 Depressie-Factor als mediator .......................................................................... 45 Conflict ...................................................................................................... 46 Financiële Situatie ..................................................................................... 47 Steun .......................................................................................................... 48 Echtscheidingsprocedure ........................................................................... 49 Relatieduur ................................................................................................ 49 Contact ...................................................................................................... 50 Initiator ...................................................................................................... 50 Protest-Factor als mediator............................................................................... 51 Conflict ...................................................................................................... 52 Financiële Situatie ..................................................................................... 53 Steun .......................................................................................................... 54 Echtscheidingsprocedure ........................................................................... 54 Relatieduur ................................................................................................ 55 Contact ...................................................................................................... 55
Initiator ...................................................................................................... 56 Protest & Depressie Factoren samen als mediator ........................................... 57 Conflict ...................................................................................................... 57 Initiator ...................................................................................................... 58 DISCUSSIE .................................................................................................................... 60 BEVINDINGEN ......................................................................................................... 60 Conflict ...................................................................................................... 60 Initiator ...................................................................................................... 60 Financiële Situatie ..................................................................................... 61 Steun .......................................................................................................... 61 Contact ...................................................................................................... 62 Echtscheidingsprocedure ........................................................................... 63 Relatieduur ................................................................................................ 63 BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK ............................................................. 64 VERDER ONDERZOEK ........................................................................................... 65 CONCLUSIE .............................................................................................................. 67 REFERENTIES
FIGUREN Figuur 1. Evolutie van het aantal echtscheidingen in België 1900-2002 .................................. 1 Figuur 2: Vereenvoudigd ‘Divorce-Stress-Adjustment Perspective’ van Amato ..................... 7 Figuur 3: Negatieve Feedbacklussen bij emoties .................................................................... 20 Figuur 4: Aangepast‘Divorce-Stress-Adjustment Perspective’ van Amato ............................ 22 Figuur 5: Hypothetisch ‘Divorse-Stress-Adjustment Perspective’ van Amato ...................... 45 Figuur 6: Grafische voorstelling mediatietoetsen voor a) Depressie- en b) Protest-Factor 4537
TABELLEN Tabel 1. Huwelijken, echtscheidingen en samenlevingscontracten in België 1970-2007 ...... 45 Tabel 2: Demografische gegevens deelnemers echtscheidingsonderzoek (n = 453) .......... 4530 Tabel 3: Exploratorische Factoranalyse van de emotie subschalen ........................................ 45 Tabel 4: Meervoudige Regressies met Depressie-Factor als mediator ................................. 456 Tabel 5: Meervoudige Regressieanalyses met Protest-Factor als mediator .......................... 452 Tabel 6: Meervoudige Regressies met Depressie- & Protest Factoren samen als mediator . 457
BIJLAGEN Bijlage A: Overzicht van alle gebruikte variabelen ....................................................................
LITERATUUROVERZICHT ALGEMENE INLEIDING De Scheidingsrevolutie: Statistieken Het leven zou een sprookje moeten zijn: eerst verliefd, dan verloofd en tot slot belooft men elkaar trouw ‘tot de dood ons scheidt’. In realiteit eindigen heel wat relaties die als sprookje begonnen echter niet met de woorden ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’. Men kan vaststellen dat steeds meer en meer huwelijken worden verbroken. Om een beter beeld te krijgen op hoe manifest echtscheiding nu werkelijk aanwezig is in onze maatschappij, worden er enkele cijfers rond echtscheiding besproken en wordt er dieper ingegaan op de impact ervan. Zoals Figuur 1 aangeeft is in België het aantal huwelijken per jaar van 1900 tot 2002 sterk gedaald, dit geldt zowel voor mensen die voor het eerst trouwen als voor degenen die hertrouwen. Het aantal echtscheidingen na zowel eerste als na latere huwelijken is echter sterk gestegen. België behoort tot één van de landen met de laagste huwelijkscijfers en de hoogste echtscheidingscijfers (Corijn, 2005). Figuur 1. Evolutie van het aantal echtscheidingen in België 1900-2002
Bron: Corijn (2005, p2)
─
1
─
In Tabel 1 vindt men een gedetailleerder overzicht voor de periode 1970-2007. Ook hier kan men merken dat ten eerste steeds minder mensen ervoor kiezen zich in de echt te binden, dat ten tweede steeds meer huwelijken eindigen in een echtscheiding en dat ten derde ook het samenlevingscontract geen substituut vormt voor het huwelijk. Ondanks het feit dat het samenlevingscontract de laatste jaren een sterke opmars heeft gekend, zijn er ook steeds meer mensen die dit opnieuw verbreken (FOD Economie - Algemene directie statistiek en economische informatie, 1970-2007). Volgens Mortelmans (2009) heeft het aantal echtscheidingen na al die jaren van groei zijn plafond bereikt. Voor België lijkt het aantal echtscheidingen gestabiliseerd te zijn op een (top)niveau tussen de 30.000 à 35.000 echtscheidingen per jaar Tabel 1. Huwelijken, echtscheidingen en samenlevingscontracten in België 1970-2007
Jaren
1970
Aantal huwelijken
73.261 66.369 64.554 45.123 45.561
Aantal huwelijken per 1.000 inwoners
7,59
6,73
6,46
4,40
4,30
Aantal huwelijken per 1.000 niet-gehuwde vrouwen* 80,5
66,1
54,8
31,4
-
Aantal scheidingen
6.404
14.457 20.331 27.002 30.081
Aantal echtscheidingen per 1.000 inwoners
0,66
1,47
2,04
2,64
2,80
5,8
8,3
11,4
-
Aantal echtscheidingen per 1000 gehuwde vrouwen* 2,6
1980
1990
2000
2007
Aantal personen die samenlevingscontracten aangaan
-
-
-
5.144
49.189
Aantal personen die samenlevingscontract verbreken
-
-
-
220
12.137
* 20- tot 79-jarigen Bronnen: FOD Economie – Algemene directie statistiek en economische informatie (1970-2007) Corijn (2005)
Echter niet alleen in België is het aantal scheidingen gestegen, ook in Europa (González & Viitanen, 2009) en de rest van de wereld komen echtscheidingen steeds vaker voor. Zo eindigde in de VS in het midden van de 19de eeuw slechts 5% van alle huwelijken in een echtscheiding. Nu benadert dit cijfer 50% (Amato, 2000; Cherlin, 1992). Hoewel dit onderzoek zich enkel focust op de wettelijke echtscheiding moet men in het achterhoofd houden dat een groot aantal romantische relaties wordt aangegaan en terug wordt ontbonden zonder wettelijke of juridische tussenkomst, waardoor er weinig of
─
2
─
geen cijfers over terug te vinden zijn. Toch mag men de impact van ook deze relatiebreuken op het leven van deze mensen niet onderschatten (Corijn, 2005). Uit bovenstaand cijfermateriaal kan men dus concluderen dat er de laatste jaren een opmerkelijke stijging in het aantal echtscheidingen heeft plaatsgevonden die nu is gestabiliseerd op topniveau. Dit heeft tot gevolg dat er steeds meer mensen moeten leren omgaan met een scheiding en haar gevolgen. Aanpassing bij de scheiding Een
echtscheiding
wordt
beschouwd
als
een
van
de
meest
stressvolle
levensgebeurtenissen die men kan meemaken, dit geldt zowel voor degenen die scheiden als voor hun kinderen (Sbarra, 2006). Of zoals Amato (2000, p. 1269) het stelt: “of all the changes in family life during the 20th century, perhaps the most dramatic and most far-reaching in its implications- was the increase in the rate of divorce”. In de literatuur kan men twee algemene modellen terugvinden over hoe mensen omgaan met stressvolle gebeurtenissen, namelijk het ‘Chronisch Stress Model’ en het ‘Crisis Model’ (Amato, 2000; Demo, Johnson, Henley, Pasley, & Supple, 2003): Bij het Crisis Model gaat men er vanuit dat een scheiding een tijdelijk een vermindering van het welzijn met zich meebrengt, maar dat dit welzijn zich op korte termijn tot op zijn vroeger niveau herstelt. Bij het Chronische Stress Model worden degenen die scheiden door alles wat een scheiding met zich meebrengt, in een zodanige neerwaartse spiraal getrokken dat zij hiervan nooit volledig zullen herstellen. Volgens Amato (2000) zijn beide modellen mogelijk. Sommigen zullen veerkrachtig genoeg zijn om er op korte termijn in te slagen het hoofdstuk af te sluiten en verder te gaan met hun leven. Anderen zullen de rest van hun leven een verminderd welzijn ervaren ten gevolge van de echtscheiding. Vooral mensen die langdurig gepreoccupeerd blijven met het einde van de relatie lopen een verhoogd risico op welzijnsproblemen. Men kan dus opmerken dat niet iedereen gelijkaardig reageert op deze ingrijpende levensgebeurtenis en alle veranderingen die deze met zich meebrengt. In de literatuur kan men drie verschillende manieren van omgaan met een scheiding terugvinden. Een eerste groep ziet een scheiding als de kans om opnieuw te beginnen. De scheiding geeft een gevoel van opluchting en bevrijding, zeker als men een
─
3
─
langdurig conflictueuze relatie achter de rug heeft (Wang & Amato, 2000). Voor sommigen kan een scheiding zelfs aanleiding zijn tot persoonlijke groei (Tashiro & Frazier, 2003). In 30% van de gevallen is er vlak na de scheiding al geen sprake meer van gehechtheid naar de ex-partner toe. Vooral personen die het initiatief tot de scheiding namen en personen die reeds een nieuwe partner hebben, blijken in de praktijk sneller in staat om verder te gaan met hun leven (Amato & Wang, 2000). Verder zijn het algemeen genomen de vrouwen die er het vlugst in slagen om de draad weer op te pikken. Bij vrouwen die de scheiding positief hebben kunnen afsluiten, merkt men een groter gevoel van zelfvertrouwen en meer vertrouwen in hun adequaat en efficiënt handelen (Demo et al., 2003; Marks, 1996). Daarnaast genieten zij van een autonomie die ze al lange tijd niet meer hebben ervaren (Marks, 1996). Echter voor 70% van de gescheidenen is het niet mogelijk om vrijwel onmiddellijk verder te gaan met hun leven na een echtscheiding. Deze groep bestaat uit twee subgroepen, een groep die na een verwerkingsperiode erin slaagt zich vrij goed aan te passen aan de veranderde levenssituatie en een groep die de rest van hun leven een litteken aan de scheiding zal overhouden. De eerste subgroep, die er na een tijd in slaagt om verder te gaan met hun leven omvat ongeveer 40 % van de gescheidenen. Bij hen ziet men een hevige piek van stress en emoties net na de scheiding die geleidelijk aan afneemt naarmate de tijd verstrijkt (Kitson & Holmes, 1992). Aanvankelijk heeft men het moeilijk de scheiding te aanvaarden, wat een tijdelijke vermindering van het welzijn met zich kan meebrengen. Maar door een verwerkingsperiode, die gemiddeld twee tot vier jaar duurt, leert men omgaan met het feit dat de relatie beëindigd is en kan men beetje bij beetje beginnen aan het opbouwen van een nieuw leven (Sbarra & Emery, 2005). De tweede subgroep ten slotte kan zich moeilijk neerleggen bij het einde van de relatie. Onderzoek heeft aangetoond dat 30% van de gescheiden mensen vier jaar na de scheiding nog steeds gehecht is aan hun ex-partner (Kitson & Holmes,1992). Sbarra & Emery (2005) hebben vastgesteld dat zelfs 12 jaar na de scheiding er nog steeds een significant deel van de gescheiden mensen gehecht is aan hun ex-partner. In onderzoek werd aangetoond dat een blijvende gehechtheid aan de ex-partner een negatieve invloed heeft op het welzijn van de gescheidenen en daarnaast het opbouwen van een normaal leven na de echtscheiding bemoeilijkt (Tschann, Johnston, & Wallerstein, 1989).
─
4
─
Men kan besluiten dat mensen op drie verschillende manieren kunnen omgaan met een scheiding. Er zijn mensen die vrijwel direct verder gaan met hun leven en mensen die een periode van rouw nodig hebben. Deze twee groepen doorstaan een scheiding (relatief) goed en komen er soms zelfs sterker uit. Toch zijn er ook mensen waarvoor een scheiding zo een stressvolle omwenteling in hun leven betekent dat ze er niet in slagen de relatie los te laten waardoor men langdurig een verminderd welzijn ervaart. Het is de bedoeling van dit onderzoek om na te gaan welke rol Stressoren en emoties spelen bij het verwerkingsproces van een echtscheiding, waardoor het welzijn van deze mensen sterk vermindert. Scheiding als een proces Pas als men begrijpt dat een scheiding niet te conceptualiseren valt als een momentopname, maar veeleer als een proces dat van start gaat jarenlang voor de definitieve scheiding en pas lang erna eindigt, kan men begrijpen dat niet iedereen even gemakkelijk omgaat met deze stressvolle levensgebeurtenis (Kitson & Morgan, 1990). Meestal start er al een hele poos voor de werkelijke scheiding een vervreemdingsproces, waarbij partners uit elkaar groeien en steeds meer naast elkaar gaan leven. Daarna volgt er vaak een periode waarbij men verschillende keren uit elkaar gaat en terug samenkomt om de relatie toch nog een kans te geven. Sommige koppels gaan zelfs in huwelijkstherapie om te proberen hun relatie te redden. Als dit alles toch niet blijkt te werken, volgt uiteindelijk de definitieve scheiding. (Amato, 2000; Kayser, 1993; Rodgers & Pryor, 1998). Echter na de werkelijke scheiding stopt het nog niet. Zeker degenen die verlaten worden moeten nog een heel verwerkingsproces doorlopen. Lantz en Snyder (1969) onderscheiden zeven fasen van pre-scheiding tot post-scheiding: −
De verstoring van het emotioneel-seksueel leven,
−
Het ter sprake brengen van een mogelijke scheiding,
−
Het stoppen met solidair zijn in de relatie,
−
De beslissing nemen om te scheiden,
−
De crisisperiode voor de scheiding,
−
Het werkelijk uit elkaar gaan,
−
De emotionele verstoring na de scheiding.
─
5
─
Deze laatste fase splitst Bowlby (1980) nog verder op in drie door elkaar lopende en overlappende subfasen die we vooral terugvinden bij degene die verlaten wordt: −
De protestfase: Men begint te beseffen dat de relatie definitief over is waardoor paniek kan toeslaan. Hierdoor zal men verschillende dingen proberen om de geliefde terug te krijgen zoals kwaad worden, wenen, smeken, tot soms zelfs agressief worden en manipuleren.
−
De depressiefase: Kwaadheid maakt plaats voor intense pijn, verdriet en eenzaamheid als blijkt dat de ex-partner nooit meer zal terugkeren. Dit kan gepaard gaan met eet- en slaapproblemen of zelfs depressie en desorganisatie (Fraley & Shaver, 1999).
−
De herstelfase: Door een ander beeld van zichzelf en de beëindigde relatie te vormen kan men hun leven herorganiseren zodat er weer stabiliteit plaatsvindt (Bowlby, 1980).
Dit onderzoek zal zich concentreren op stap zeven van Lantz en Snyder (1969), meer bepaald zal er worden nagegaan waarom sommige gescheiden mensen de sprong naar herstel niet kunnen maken, waardoor men fysieke en/of psychologische klachten kan ontwikkelen. HET ‘DIVORCE-STRESS-ADJUSTMENT PERSPECTIVE’ - (Amato, 2000) Het ‘Divorce-Stress-Adjustment’-Model Uit het voorgaande blijkt enerzijds dat een echtscheiding geen strak afgebakende gebeurtenis is, maar een proces dat begint wanneer het koppel nog samenleeft en pas eindigt lang nadat de definitieve echtscheiding werd afgehandeld. Anderzijds blijkt ook dat een echtscheiding wordt beschouwd als een van de meest stressvolle levensgebeurtenis die men kan meemaken en dat velen moeite hebben om zich hieraan aan te passen. Amato, een expert in echtscheidingsonderzoek, heeft deze twee aspecten samengevoegd in één model, namelijk het ‘Divorce-Stress-Adjustment’-Model. De stressvolle veranderingen op korte termijn noemt Amato Stressoren. Als deze Stressoren gedurende een langere periode een negatieve invloed blijven uitoefenen kunnen deze op hun beurt ernstige gezondheids-, gedrags- en psychologische problemen veroorzaken en kunnen ze de aanpassing aan de echtscheiding verhinderen. Het is dus niet verbazingwekkend dat de eerste negatieve effecten soms pas jaren na de definitieve
─
6
─
scheiding zichtbaar worden. Daarnaast spreekt Amato van protectieve factoren die de aanpassing aan een scheiding positief kunnen beïnvloeden, zoals steun van familie en vrienden, goede probleemoplossingvaardigheden, steunende overheidsmaatregelen, enz. Zij werken als een buffer tegen de schadelijke gevolgen van een scheiding. Dus hoe meer Stressoren men tijdens de scheiding ervaart, hoe meer risico men loopt op psychologische en fysieke problemen. Hoe meer protectieve factoren echter, hoe gemakkelijker men zich kan aanpassen aan de veranderingen veroorzaakt door de scheiding (Lorenz et al, 1997). In dit onderzoek worden de protectieve factoren buiten beschouwing gelaten. In Figuur 2 wordt Amato’s visie op scheiding vereenvoudigd weergegeven.
Figuur 2: Vereenvoudigd ‘Divorce-Stress-Adjustment Perspective’ van Amato
Divorce Process
Stressors
Adjustment
Protective Factors Bron: Amato (2000) In wat volgt bespreken we eerst de Stressoren die de aanpassing beïnvloeden, daarna wordt het Psychologisch Welzijn, een aspect van aanpassing, besproken. Stressoren Een scheiding is een crisis die de levenskwaliteit van de gescheidenen, zowel psychologische als fysiek, ernstig negatief kan beïnvloed en volgens Kitson (1982) kan het welzijn pas terug op peil komen als men erin slaagt zich aan de scheiding aan te passen en de ex-partner los te laten. Dit is volgens Bohannan (1970) enkel mogelijk als de gescheidenen zes “scheidingstaken” tot een goed eind brengen. Men zou kunnen
─
7
─
zeggen dat, net zoals kinderen ontwikkelingstaken moeten volbrengen, gescheidenen scheidingstaken moeten volbrengen om verder te kunnen gaan met hun leven. Naast het emotioneel loslaten van de geliefde (emotionele scheiding) moet men zich aan heel wat veranderingen ten gevolge van de scheiding aanpassen. Zo dienen de middelen verdeeld te worden (economische scheiding). Bij getrouwde koppels moet de scheiding wettelijke worden geregeld (wettelijke scheiding). Hierbij moeten afspraken worden gemaakt over oa. de kinderen en wie gaat er in de gezinswoning blijven wonen. Daarnaast moet er ook worden omgegaan met eventuele negatieve reacties en verlies van vrienden en familie (sociale scheiding). Pas als men dit allemaal achter de rug heeft, kan men beginnen met het creëren van een nieuwe identiteit en een leven zonder expartner (psychologische scheiding). Elk van deze taken op zich, of dingen die verhinderen de taken te volbrengen, kunnen voor de gescheidenen zeer stresserend zijn. Niet iedereen ervaart deze stressfactoren op het zelfde moment, in dezelfde volgorde of met dezelfde intensiteit. Dit betekent dat wat door sommigen ervaren wordt als een stressor voor anderen een hele opluchting kan betekenen (Boke & Ozkan, 2007). In wat volgt worden de Stressoren bij elke scheidingstaak in detail besproken. Emotionele Scheiding: Conflict Literatuur toont aan dat voor mensen die sterk emotioneel gehecht zijn aan hun expartner het moeilijker is de relatie volledig los te laten (Kitson, 1982; Madden-Derdich & Arditti, 1999; Masheter, 1997). Dit maakt van de echtscheiding een stressvolle gebeurtenis waardoor men zich moeilijk kan aanpassen (Tschann, Johnston, & Wallerstein, 1989). Dus een van de eerste taken die een koppel moet volbrengen op weg naar een nieuw leven na de scheiding is het zich emotioneel loskoppelen van de expartner. Dit alles kan gepaard gaan met steeds frequentere en intensere conflicten, die tot lang na de definitieve scheiding kunnen aanhouden. Zo’n conflicten brengen vaak veel stress met zich mee voor degenen die verlaten worden maar ook voor diegenen die verlaten (Baum, 2006; Boke & Ozkan, 2007). Voor (ex-)partners, die een conflictvolle en vijandige relatie hebben, is het moeilijker zich aan de echtscheiding aan te passen (Ahrons 1994; Buehler & Trotter 1990, Masheter,1997). Het zorgt ervoor dat, weliswaar op een negatieve manier, partners aan elkaar gehecht blijven (Masheter, 1997). Een open, rationele en neutrale communicatie tussen beide partijen is
─
8
─
noodzakelijk om de romantische band met de ex-partner te kunnen doorknippen (Clarke-Stewart & Brentano, 2006). Wettelijke Scheiding: Echtscheidingsprocedure Men moet de echtscheiding officieel aanvragen, wil men voor de wet gescheiden zijn. Hiervoor moet men heel wat procedures doorlopen die een heleboel papierwerk met zich meebrengen (Boke & Ozkan, 2007). Indien beide partners willen scheiden en akkoord gaan met de voorwaarden kunnen ze scheiden met de procedure ‘Echtscheiding door Onderlinge Toestemming’ (EOT-procedure). Indien één van de partners niet wil scheiden of indien beide partners niet overeenkomen met de voorwaarden om te scheiden, kan men een ‘Echtscheiding op grond van Onherstelbare Ontwrichting’ (EOO-procedure) starten (Geraets, 2010). Dit laatste houdt het risico in dat de echtscheiding in een vechtscheiding verandert, waarbij men niet meer zoekt naar de beste oplossing voor alle partijen, maar men strijdt om goederen en kinderen als principekwestie. Het inhuren van een advocaat om de individuele belangen te verdedigen, zowel qua verdeling van goederen en middelen, qua alimentatie als qua hoederecht over de kinderen, kan dit proces nog versterken. (Hopper, 2001, Ballard, Holtzworth-Munroe, Applegate & D’Onofrio, 2011).
Economische Scheiding: Financiële Situatie na de scheiding Na een scheiding dienen alle goederen en middelen verdeeld te worden over twee huishoudens. Vanaf dan moet elke partner zijn of haar kosten met één inkomen betalen, kan men niet meer genieten van financiële schaalvoordelen en moeten de achtergelaten gezamenlijke bezittingen worden heraangekocht (Bouman, 2004c; Fokkema, 2001). Hierdoor betekent een scheiding voor velen een verminderding van de welvaart, hoewel sommigen er na de echtscheiding financieel op vooruit gaan. Onderzoek heeft uitgewezen dat vooral vrouwen na een scheiding een daling in hun levensstandaard mogen verwachten (Andress & Bröckel, 2007; Bouman, 2004a; Bouman 2004b). Gemiddeld gaan vrouwen qua huishoudinkomen er ongeveer 20 à 30 procent op achteruit in vergelijking met voor de scheiding (Amato, 1994; Braver & O'Connell, 1998; Duncan & Hoffman, 1985). Ondanks de steeds grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt blijft het een feit dat vrouwen nog steeds minder verdienen dan
─
9
─
mannen (Kuppens, Steegmans, Van Aerschot, Poot & Van Haegendoren, 2006). Ook het feit dat vrouwen vaker het hoederecht toegewezen krijgen kan ervoor zorgen dat zij minder inkomsten hebben. Naast het feit dat het hebben van kinderen veel uitgaven met zich meebrengt, beperken zij ook vaak de mogelijkheden om te werken en bijgevolg ook de kansen op een hoger inkomen. (Bouman, 2004a; Bouman 2004b; Bouman, 2004c; Duncan & Hoffman, 1985; Wang & Amato, 2000). De levensstandaard van mannen echter kent een veel kleinere daling of soms zelfs een verhoging na de scheiding omdat ze vaak behalve voor de alimentatie alleen maar voor zichzelf hoeven in te staan (Amato, 1994; Braver & O'Connell, 1998; Bouman, 2004a; Bouman 2004b). Men kan besluiten dat in de meeste gevallen beide partners een daling in hun levensstandaard ondergaan, maar dat de daling bij mannen kleiner en kortstondiger is dan bij vrouwen (Duncan & Hoffmann,1985; McManus & DiPrete, 2001). De financiële moeilijkheden veroorzaken bij velen extra stress en spanningen die verhinderen de scheiding te verwerken (Fokkema & Dijkstra, 2001). Toch wordt een daling van de economische levensstandaard niet altijd als iets negatief gezien. Veel vrouwen voelen zich, ondanks het feit dat ze het financieel minder breed hebben, toch financieel sterker omdat ze nu controle percipiëren over de financiële middelen van het gezin (Wang & Amato, 2000). Sociale Scheiding: Steun Een uitgebouwd sociaal netwerk is voor velen een belangrijk factor om zich goed aan een echtscheiding aan te passen (Amato, 2000). Echter heeft onderzoek uitgewezen dat gescheiden mensen meer in sociaal isolement verkeren en net een kleiner sociaal netwerk hebben om op terug te vallen (Demo et al., 2003; Terhell, Broese van Groenou & Van Tilburg, 2004). Zo verliest men binnen twee jaar na de scheiding gemiddeld de helft van zijn sociale netwerk dat men voor de scheiding bezat (Broese van Groenou, 1991), waardoor men de steun mist die het gemakkelijker zou maken om met deze stressvolle levensgebeurtenis om te gaan (Perilloux & Buss, 2008). Er kunnen verschillende oorzaken aan de bron van dit probleem liggen. Zo kan het contact met vrienden en familie verwateren doordat men verder weg gaat wonen. Daarnaast kan men het contact met gemeenschappelijk vrienden verliezen (Terhell, Broese van Groenou, & Van Tilburg, 2004) omdat dit, net zoals alle andere dingen uit het huwelijk,
─
10
─
“verdeeld worden” tussen de ex-partners (Broese van Groenou, 1991; Demo et al., 2003) of dat gemeenschappelijke vrienden partij kiezen voor een van beide ex-partners (Demo et al., 2003). Het is ook mogelijk dat nieuwe singles getrouwde vrienden vermijden omdat het te pijnlijk is met hun geluk geconfronteerd te worden of dat sommige vrienden contact met de nieuwe single vermijden omdat men deze als een bedreiging voor hun relatie ziet (Demo et al., 2003; Kitson & Holmes, 1992). Tot slot komt het ook voor dat familie of vrienden de scheiding niet goedkeuren. Vooral degenen die het initiatief namen om te scheiden krijgen veel negatieve commentaar, worden als harteloos, onsympathiek of wreed beschreven (Perilloux and Buss, 2008). Het gevoel dat er veel minder mensen zijn die steun geven of waarop men beroep kan doen indien nodig, kan veel stress met zich meebrengen en de aanpassing aan de echtscheiding bemoeilijken (Amato, 2000). Psychologische Scheiding: Relatieduur, Contact, Initiator Door een scheiding moet men zijn zelfconcept herconstrueren: “Wie ben ik?”, “Wat wil ik?”, “Wat ben ik waard?”. Ook moet men de Ander herdefiniëren (Models of Other): “Wat betekent de Ander voor mij?”, “In hoeverre kan ik de Ander nog vertrouwen?” (Bowlby, 1973; Milardo, 1987). Dit brengt vaak heel wat stress, pijn en verdriet met zich mee. Vooral getrouwden met een traditionele kijk op het huwelijk (het huwelijk is voor eeuwig, het huwelijk is heilig, enz.) hebben het moeilijk om het einde van hun huwelijk onder ogen te zien. Doordat het huwelijk voor mensen met een traditionele kijk intrinsiek eeuwigheid inhoudt zullen deze veel minder snel vrede nemen met een scheiding, dan mensen die bij een huwelijk de mogelijkheid tot scheiden in het achterhoofd houden (Hopper, 2001). Om er toch in te slagen zich psychologisch los te koppelen van de ex-partner kan men twee technieken gebruiken: Ofwel behoudt men zijn traditionele visie, maar diskwalificeert men dit ene huwelijk, bijv. “Ik ben met de verkeerde getrouwd”, “Het liep al slecht vanaf dag een”, “Mijn partner heeft mij gedurende heel ons huwelijk misleid en bedrogen”. Ofwel kan men zijn visie op het huwelijk veranderen: “Een huwelijk is niet noodzakelijk voor altijd, er kan steeds een einde aankomen” (Hopper, 2001). Relatieduur. Onderzoek heeft aangetoond dat het ongeveer twee jaar duurt om zich te identificeren met de rol van man/vrouw in een huwelijk (Bowlby, 1973). Na twee jaar wordt het hoe langer hoe moeilijker om de identiteit als getrouwde los te laten en een
─
11
─
andere identiteit en levensstijl op te bouwen die niet langer in verbinding staat met de ex-partner en leven voor de scheiding (Kitson & Holmes, 1992; Kitson & Morgan, 1990). Ook Madden-Derdich & Arditti (1999) vonden in hun onderzoek dat hoe langer men getrouwd is geweest hoe moeilijker het is om de ex-partner na scheiding los te laten. Initiator. Uit onderzoek blijkt dat degenen die verlaten worden een echtscheiding moeilijker aanvaarden dan degenen die willen scheiden (Vaughan, 1986; Kincaid & Caldwell, 1995), omdat degenen die verlaten worden zich het slachtoffer kunnen voelen van veranderingen in hun leven die zij niet willen en waarover zij geen controle hebben (Gray & Silver, 1990; Gray, 1996). Hierdoor verwerken degenen die verlaten worden moeilijker de relatiebreuk en kunnen zij hun identiteit als gescheiden persoon moeilijker herdefiniëren (Spanier & Casto, 1979; Vaughan, 1986). Contact. Sommige ex-partners worden door omstandigheden gedwongen tijdens en na de scheiding met elkaar in contact te blijven, bijv. door regelingen over de kinderen, beroepshalve, enz. Deze confrontaties verlopen voor sommigen zeer moeilijk en stresserend (Sbarra & Emery, 2005). Zoals hierboven wordt aangetoond brengt een scheiding veel veranderingen met zich mee die heel wat stress kunnen veroorzaken. In volgend hoofdstuk wordt besproken wat hier de gevolgen van kunnen zijn. Aanpassing Volgens Amato (2000) kent de aanpassing aan een echtscheiding verschillende aspecten: ten eerste de mate van fysieke, gedrags- of psychologische problemen, ten tweede in welke mate men kan functioneren in nieuwe rollen en ten derde in welke mate men er in slaagt een nieuwe identiteit te creëren. In dit onderzoek wordt enkel het aspect ‘Psychologisch Welzijn’ van de aanpassing in beschouwing genomen. Algemeen hebben gescheidenen een verminderd Psychologisch Welzijn in vergelijking met mensen die getrouwd blijven of mensen die nooit trouwden (Horwitz, White & Howell-White, 1996; Kim & McKenry, 2002; Marks & Lambert, 1996; Wade & Pevalin, 2004).
─
12
─
In de eerste plaats kan een scheiding een verstoring van de cognitieve functies veroorzaken.
Zo
hebben
gescheiden
mensen
meer
geheugenproblemen
en
slaapmoeilijkheden, waardoor men oa. minder goed presteert op het werk (Goode, 1949). Daarnaast komen depressies significant meer voor bij gescheiden mensen in vergelijking met getrouwden (Brown & Harris, 1989; Davis, Shaver &Vernon, 2003; Horwitz, White & Howell-White, 1996; Kim, 1992; Kurdek, 1991). Behalve indien de scheiding een vlucht uit een conflictueuze relatie betekent (Aseltine & Kessler, 1993).Vooral gescheiden vrouwen die in armoede leven lopen een verhoogd risico op een depressie in vergelijking met getrouwde en nooit getrouwde vrouwen (Cotten, 1999; Davies, Avison, & McApline, 1997. Ook gescheiden moeders lopen een verhoogd risico op een depressie (Sbarra, 2005). Bovendien komen angststoornissen (zoals sociale angststoornis, fobie, paniekstoornis en de algemene angststoornis), middelenmisbruik en andere affectieve stoornissen (zoals dysthemie en manie) ook meer voor bij alleenstaande vrouwen dan bij getrouwde vrouwen. (Lipman, MacMillan & Boyle 2001). Williams, Takeuchi & Adair (1992) vonden meer middelenmisbruik en angststoornissen in hun onderzoek bij zowel gescheiden mannen als vrouwen in vergelijking met hun getrouwde tegenhanger. Ook Afifi, Cox en Enns (2006) kwamen tot een soortgelijke conclusie: in vergelijking met getrouwden hebben gescheidenen meer kans op de ontwikkeling van een angststoornis, een depressie, een dysthemie, een gedragsstoornis en/of een persoonlijkheidsstoornis. Ook in vergelijking met nooit getrouwden hebben gescheidenen meer kans op het ontwikkelen van een angststoornis en/of depressie. Verder stelt men vast dat de proportie zelfdodingen bij gescheiden mensen hoger ligt dan de proportie die men zou verwachten op basis van de totale bevolking en dat er meer moorden worden gepleegd door gescheiden mensen dan door getrouwden (Davis, Shaver, and Vernon, 2003; Shneidman & Farberow, 1961). Men kan dus besluiten dat mensen die gescheiden zijn een verminderd Psychologisch Welzijn vertonen in vergelijking met getrouwden of nooit getrouwden. Het psychologische welzijn vermindert door meer affectieve, angst, persoonlijkheids- en door gedragsstoornissen en meer middelenmisbruik. EMOTIES
─
13
─
Of het nu gaat over een echtscheiding na jaren huwelijk of over een breuk na een serieuze romantische relatie, onderzoek toont in beide gevallen aan dat een scheiding erg vaak een storm van emoties met zich meebrengt (Davis, Shaver, & Vernon, 2003; Sbarra & Emery, 2005; Sbarra & Ferrer, 2006). Ondanks de frequente aanwezigheid van deze emoties, wordt hier in het model van Amato geen rekening mee gehouden (Amato 2000). In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de meest voorkomende emoties die men kan ervaren door een scheiding en/of haar gevolgen. In volgend hoofdstuk wordt er vervolgens nagegaan of deze emoties in het model van Amato zouden kunnen passen.
Woede Woede komt frequent voor bij een scheiding (Chung et al., 2003; Sbarra 2006;; Sprecher, Felmlee, Metts, Fehr & Vanni, 1998; Verduyn, Delvaux, Van Coillie, Tuerlinckx & Van Mechelen, 2009). Woede is een emotie die men voelt als er zich een obstakel voordoet dat verhindert een gewild doel te bereiken. Een scheiding verhindert het verder zetten van de romantische relatie met de ex-partner, waardoor vooral degene die verlaten wordt zich mogelijks woedend ten opzicht van de ex-partner kan voelen (Plutchik, 2001). Door woedend te reageren probeert men de ander te intimideren zodat die zou doen wat men wil, bijv. terugkeren. Dit heeft echter vaak het omgekeerd effect, zodat de ex-partner nog meer afstand gaat nemen. Van alle mensen die gescheiden zijn, zijn degenen die hun partner terugwillen vaak het meest agressief en het vijandigst (Davis, Shaver, & Vernon, 2003; Perilloux & Buss, 2008; Sbarra, 2006). Daarnaast kan een gevoel van woede ten opzichte van de ex-partner ook ontstaan wanneer men zich tekort gedaan voelt en het niet eens raakt over bijv. het hoederecht, de alimentatie, enz. (Davis, Shaver, & Vernon, 2003; Sbarra & Emery, 2005). Bij sommigen kan het gevoel van woede jaren blijven aanslepen en uitgroeien tot verbittering waarbij men wraak wil voor al het geleden verdriet door leugens, overspel, enz. (Hopper, 2001).
─
14
─
Verdriet Naast woede ervaren heel veel mensen verdriet bij een echtscheiding (Sbarra, 2006; Sbarra & Ferrer, 2006; Verduyn et al., 2009). Verdriet is een emotie, waarbij men een (nood)signaal naar anderen uitzendt om hulp te krijgen. Met dit signaal probeert men de liefde van de ex-partner terug te winnen of steun en sympathie van anderen te krijgen (Plutchik, 1980). Daarnaast is verdriet een emotie die kan helpen om in de toekomst gelijkaardige pijnlijke situaties te vermijden (Plutchik, 1980; Plutchik, 2001; Keller & Nesse, 2005). Zeker als men de relatie niet wilde beëindigen kan men intens verdriet voelen omdat men afscheid moet nemen van personen en van een leven. Men beseft dat de persoon waar men zoveel van houdt nooit meer terug komt. Dit gevoel van verdriet kan met de jaren nog vergroten (Bowlby, 1980; Perilloux & Buss, 2008; Sbarra & Emery, 2005; Sbarra, 2006; Sbarra & Ferrer (2006). Angst Angst is een emotie die men heeft als reactie op een bedreigende situatie, met als doel een actie te ondernemen die erop gericht is deze als gevaarlijk ingeschatte of stressvolle situatie op te heffen (Plutchik, 2001). Een scheiding kan ervaren worden als een bedreigende situatie en bijgevolg angst uitlokken (Benthem, Andrea & Van der Meer, 2004; Chung, Farmer, Grant, Newton, Payne, Perry, Saunders, Smith & Stone, 2003; Verduyn et al., 2009). Nieuwe stressvolle situaties die voortkomen uit een echtscheiding, kan men als bedreigend percipiëren waardoor men angst voelt. Men zal proberen aan deze bedreigingen te ontsnappen (bijv. door een nieuwe partner te zoeken) om de angst te verminderen (Davis, Shaver, & Vernon, 2003; Perilloux & Buss, 2008). Soms slaagt men er echter niet in de angst te verminderen en krijgt de angst een pathologisch karakter. Zo kan de hoeveelheid ontstane angst niet in verhouding staan tot de stressor, de angst onevenredig lang aanhouden of optreden in afwezigheid van een externe stressfactor. Bij deze abnormale vormen van angst heeft men een grotere kans om op lange termijn een angststoornis te ontwikkelen die het dagelijks functioneren belemmert (Benthem, Andrea en Van der Meer, 2004).
─
15
─
Afkeer/Walging Na een scheiding kan men afkeer voelen (bijv. wanneer men er achter komt dat de partner al jaren een buitenechtelijke relatie heeft) (Maldonado, 2008). Afkeer is een emotie die men ervaart bij een aversieve stimulus die ervoor zorgt dat men uit balans geraakt. Men wil zich zo snel mogelijk van de aversieve stimulus ontdoen om terug naar een staat van evenwicht te gaan. Bij een scheiding kan het zijn dat men de ex-partner niet meer kan uitstaan, waardoor men afkeer gaat voelen. Dit kan gelden voor zowel degenen die het initiatief nemen als voor degenen die verlaten wordt (Plutchik, 2001) Schaamte Schaamte is een emotie waarbij men zichzelf als iemand slecht bestempelt doordat men iets heeft gedaan dat ingaat tegen de door de persoon geïnternaliseerde sociale waarden en normen van de maatschappij (Tangney, Wagner, Fletcher, & Gramzow, 1992; Tangney, 1999). Schaamte is een emotie die probeert te voorkomen dat de schaamteloze act herhaald wordt. (Plutchik, 2001). Zo kan men ook bij een scheiding zichzelf beschaamd voelen als men iets gedaan heeft dat tegen zijn interne sociale normen indruist. In culturen, families of sociale kringen waarin echtscheiding niet algemeen aanvaard is, kan men zich beschaamd voelen omdat men er niet in geslaagd is het cultureel ideaal, namelijk levenslang partnerschap, te bereiken. Men voelt zich mislukt omdat men het huwelijk niet heeft kunnen redden (Jenkins, 2010; Sullivan, 2005). Schuld In tegenstelling tot schaamte, waar de persoon zelf het object is van negatieve evaluatie, is schuld een emotie waarbij men een negatieve evaluatie maakt van een gedrag dat men gesteld heeft. Men heeft iets fout gedaan volgens de sociale normen en waarden en daar voelt men zich slecht bij (Tangney, 1996). Zo kunnen bij scheiding ex-partners zich schuldig voelen over een gedrag dat ze gesteld hebben, bijv. overspel (Baum, 2006; Baumeister, Wotman & Stillwell, 1993; Chung et al, 2003; Sprecher et al.). Schuld kan langs twee kanten spelen. Enerzijds kan de initiator zich schuldig voelen omdat hij deze emotionele en stressvolle gebeurtenis heeft veroorzaakt en anderen leed heeft bezorgd. Men voelt zich schuldig omdat men niet meer van de partner houdt, deze verlaat en zijn verantwoordelijkheid als partner en/of ouder ontloopt (Baum, 2006; Baumeister et al., 1993; Eastwick, Finkel, Krishnamurti, & Loewenstein, 2008; Emery 1994; Myers,
─
16
─
1989). Anderzijds kan degene die verlaten werd zichzelf de schuld geven van het einde van de relatie. (Davis, Shaver, & Vernon, 2003; Perilloux & Buss, 2008; Sbarra & Emery, 2005). Een aanhoudend schuldgevoel kan een daling van het welzijn veroorzaken (Spanier & Margolis, 1983), de rouw- en verwerkingsprocessen verhinderen, beletten dat men zijn leven en zijn identiteit heropbouwt (Pais & White, 1979) en ervoor zorgen dat men meer kans heeft op het ontwikkelen van een depressie (Walters-Chapman, Price, & Serovich, 1995). Spijt Spijt is een emotie die men voelt als men iets gedaan heeft waarvan men wenste dat men het niet gedaan had (spijt van een actie), maar ook als men iets niet gedaan heeft, waarvan men had gewenst dat men het wel gedaan had (spijt van geen actie). Ook bij een scheiding kan men de twee soorten spijt ervaren. (Clarke-Stewart, Vandell, McCartney, Owen & Booth, 2000; Sbarra & Emery, 2005; Wolcott & Hughes, 1999). Allereerst kan men spijt hebben van iets dat men de andere partner heeft aangedaan. Dit zien we vooral bij degenen die verlaten. Maar men kan ook spijt hebben van bepaalde dingen die men niet heeft gedaan en die in hun perceptie de relatie misschien hadden kunnen redden. Men blijft na het beëindigen van de relatie nadenken over wat en hoe men het anders had kunnen aanpakken: “Had ik maar dit of dat gedaan”. Door spijt te tonen hopen sommigen dat hun partner terugkeert (Saffrey & Ehrenberg, 2007; Sbarra & Emery, 2005). Zeker bij ex-partners die na de relatiebreuk goed blijven overeenkomen, kan er weleens een gevoel van spijt opduiken (Sbarra & Emery, 2005). Opluchting Na een scheiding kan men ook een gevoel van opluchting ervaren (Sbarra & Emery, 2005). Zo vindt men de emotie opluchting, vooral bij de initiatoren van de scheiding en bij de personen die een conflictueuze relatie beëindigd hebben. De scheiding zorgt voor de rust waar men al zolang naar heeft verlangd en een kans om hun leven terug op een positieve manier op te bouwen (Amato, 2000; Perilloux & Buss, 2008). Respect Toch zijn er ook nog mensen die respect voelen voor hun ex-partner. Onderzoek toont dat respect een vaak voorkomende emotie is bij echtscheiding (Wietzker & Buysse, z.j.)
─
17
─
Liefde Sommige mensen, vooral diegenen die zich niet bij de relatie kunnen neerleggen en/of waarbij de scheiding onverwachts was, voelen nog steeds een hardnekkige liefde voor hun ex-partner, waarbij men in sommige gevallen verwacht dat de ex-partner nog steeds voor hen zorgt (Masheter, 1997; Sbarra & Ferrer, 2006). Dit kan zelfs uitgroeien tot het idealiseren van de ex-partner. Hardnekkige liefde zorgt ervoor dat het heel moeilijk wordt om de relatie los te laten en de breuk te aanvaarden (Masheter, 1997; Sbarra, 2006; Sbarra & Ferrer, 2006). Hoewel de vergelijking niet helemaal opgaat, gaan net zoals bij het overlijden van een partner, ex-partners bij een echtscheiding vaak door een rouwproces, waarbij veel emoties komen kijken (Emery & Dillon, 1994). Kübler-Ross (1969) onderscheidt tijdens het rouwproces vijf fasen nl, de ontkennings-, de protest/woede-, de onderhandel-, de depressie- en de acceptatiefase, die vaak voorkomen bij mensen die iets of iemand dierbaar hebben verloren. Hierin vindt men twee fasen terug waarbij men hevige negatieve emoties heeft, namelijk de protestfase, en de depressiefase. Naar analogie van de vijf rouwfasen bij verlies door overlijden, kan men bij scheiding ook doorheen een protestfase gaan waarbij emoties als woede en afkeer een grote rol spelen. Daarnaast gaan ook sommige gescheidenen door een depressiefase, waarbij men hevig verdriet, veel pijn, spijt en nog liefde voelt voor de ex-partner (Crosby, Gage, and Raymond, 1983; Gray and Shields, l992; Kruk, 1991; Wiseman, 1975). Om het onderzoek overzichtelijker te houden en gemakkelijker conclusies te kunnen trekken, zal niet voor elke emotie apart het mediatie-effect worden nagegaan, maar zullen eerst de protest-emoties en vervolgens depressie-emoties worden gegroepeerd om nadien voor beide mediatie-effecten na te gaan.
─
18
─
AANGEPAST ‘DIVORCE-STRESS-ADJUSTMENT PERSPECTIVE’ Zoals hiervoor werd vastgesteld houdt het Divorce-Stress-Adjustment model geen rekening met emoties, ondanks dat deze frequent aanwezig zijn bij scheiding. Echter zijn er andere onderzoeken die enerzijds aantonen dat Stressoren Emoties kunnen uitlokken (Lazarus, 1991; Mandler, 1975; Plutchik, 2001) en anderzijds dat extreme of langdurige Emoties Aanpassingsproblemen kunnen veroorzaken (Brown & Harris, 1989; Clayton, 1990; Davis, Shaver & Vernon, 2003; Kitson & Holmes, 1992; Kurdek, 1991; Wang & Amato, 2000). Stressoren en Emoties Volgens Plutchik (2001, p 345) is een emotie: “A complex chain of loosely connected events that begins with a stimulus and includes feelings, psychological changes, impulses to action and specific, goal-directed behavior. That is to say, feelings do not happen in isolation. They are responses to significant situations in an individual’s life, and often they motivate actions”. Plutchik (1980, 1997, 2000 & 2001) plaatst emoties in een evolutionair kader, waarbij emoties een grote functionele waarde hebben. Volgens hem probeert elke levend wezen voortdurend naar een staat van homeostase te streven. Dit is een toestand van dynamisch evenwicht dat het organisme tracht te behouden via negatieve feedbacklussen (Houweling-Meijers & Visser, 2005) (zie Figuur 3). Men komt in het dagelijks leven allerlei stimuli tegen die ons evenwicht dreigen te verstoren zoals onder andere bedreigingen en onverwachte, veranderde of nieuwe situaties. Dit kunnen aangename of stressvolle stimuli zijn. Wil men niet alleen als individu maar ook als soort overleven, moet men zo snel mogelijk op een goede manier met deze evenwichtsverstorende stressvolle stimuli kunnen omgaan. Om ons te helpen, bij het zo efficiënt
mogelijk
aanpassen
aan
gevaarlijke,
onverwachte
of
veranderende
omgevingen, hebben zowel mens als dier, via overlevering, processen ontwikkeld die we emoties noemen. In Figuur 3 kan men zien dat deze processen uit gevoelens, cognities en gedrag bestaan. Bij elke interne of externe stimulus, die een verstoring van de homeostase veroorzaakt, worden deze emotieprocessen automatisch geactiveerd. Deze helpen in een fractie van een seconde de aard van de stimulus te bepalen (vormt deze een bedreiging of niet) om op de meest gepast manier te reageren. Is deze reactie
─
19
─
adaptief, dan overleeft men en kan men zich voortplanten. Is de reactie niet adaptief sterft men (uit). Het zijn onze cognities die helpen de situatie te beoordelen. Daarnaast wordt alle relevante informatie in verband met de stressor ook opgeslagen, zodat het inschatten en reageren in de toekomst nog sneller en efficiënter kan gebeuren. Op deze manier kan men zich blijven aanpassen aan gevaarlijke en steeds veranderende leefwerelden. Figuur 3: Negatieve Feedbacklussen bij emoties
Feeling State Stimulus
Inferred
Event
Cognition
Physiologi
Impulses
Overt Behavior
to Action
(displays)
Effect
cal Arousal
Bron: Plutchik (2001, p347) Ook volgens Mandler (1975) zijn emoties processen die worden uitgelokt wanneer men een stressvolle bedreiging percipieert. Zo krijgt men voldoende energie om gepast te reageren zodat de stressvolle bedreiging kan worden geëlimineerd. Daar waar Plutchik en Mandler eerder gefocust hebben op emoties bij gepercipieerde fysieke dreigingen heeft Lazarus (1991) ook oog voor emoties bij gepercipieerde psychologische dreigingen. Ook hij omschrijft negatieve emoties als processen die worden uitgelokt als men een bedreiging van het welzijn ervaart en zal men positieve emoties voelen als men een verbetering van het welzijn ervaart. Volgens Lazarus zijn onder andere de emoties woede, angst, schaamte, schuld en verdriet stressemoties. Wat ook belangrijk te erkennen is, is dat een stimulus die de fysieke of psychische integriteit dreigt aan te tasten, pas voor die persoon een stressor wordt als die persoon de stimulus als bedreigend ervaart (Lazarus, 1991).
─
20
─
Emoties en Aanpassing Volgens Freund (1990) zijn emoties het essentiële verbindingspunt tussen iemands sociale, psychische en fysieke zijn. Ze bepalen en beïnvloeden wie we zijn, wat we voelen en hoe we reageren. Dit wil zeggen dat emoties ons in positieve, maar ook in negatieve zin kunnen beïnvloeden. Door processen van emotieregulatie en emotiegeneratie samen wordt bepaald welke emoties we voelen. Emotiegeneratie is het proces waarbij interne of externe stimuli de hersenen automatisch triggeren om emoties te produceren. Emotieregulatie echter verwijst naar de processen die proberen de emotie te stoppen of proberen de expressie ervan te verhinderen. Het zijn die processen die proberen te beïnvloeden welke emoties we hebben, wanneer we ze hebben, hoe we ze uitdrukken en op welke manier we ze ervaren. M.a.w. hoe kunnen we emoties onderdrukken, afzwakken, versterken, verkorten, verlengen, enz. (Gross, 1998; Gross & Barret, 2010). Zowel mensen die extreme emoties genereren of moeilijkheden hebben met de regulatie van emoties maken meer kans op psychopathologie (Rottenberg & Gross, 2003). Psychologische stoornissen kan men linken aan extreem intense of langdurige emoties, een tekort aan emoties of het ontbreken van een samenwerking tussen de emotieresponssystemen (Barlow, 1991; Clark & Watson, 1991; Kring & Bachorowski, 1999; Lazarus, 1991; Plutchik, 1993; Thoits, 1985). Meer dan de helft van de AS-I stoornissen, met uitzondering van verslavingsproblematiek en alle AS-II stoornissen wordt geassocieerd met een slechte emotieregulatie (Gross & Levenson, 1997). Zo wordt depressie gekarakteriseerd door een tekort aan positieve emoties en daar bovenop een teveel aan negatieve emoties (Gross & Levenson, 1997). Keltner & Kring (1998) linken depressie aan frequente gevoelens van verdriet, schuld, angst en woede. De algemene angststoornis linkt men aan extreme angstgevoelens en schizofrenie aan een slechte samenwerking tussen emotieresponssystemen (Gross & Levenson, 1997). Men kan uit het voorgaande besluiten dat zowel intense, ongepaste, langdurige als onderdrukte emoties een nefaste invloed kunnen hebben op de psychologische gezondheid.
─
21
─
Aangepast ‘Divorce-Stress-Adjustment’-Model Hierboven werd enerzijds het verband tussen Stressoren en emoties en anderzijds het verband tussen emoties en aanpassing aangetoond. Daarom wordt in dit onderzoek nagegaan of het model van Amato kan worden aangevuld met ‘emoties’ als mediator tussen Stressoren en aanpassing. Zie Figuur 4 voor een grafische weergave. Figuur 4: Aangepast‘Divorce-Stress-Adjustment Perspective’ van Amato
Echtscheidings Proces
Emoties
Stressoren
─
22
─
Aanpassing
SAMENVATTING LITERATUUROVERZICHT In de laatste zeventig jaar is het aantal echtscheidingen enorm gestegen, deze stijging heeft nu haar plafond bereikt met bijna één op twee koppels die uit elkaar gaan (Corijn, 2005; FOD Economie - Algemene directie statistiek en economische informatie, 19702007; Mortelmans, 2009). Dit wil zeggen dat een significant deel van de bevolking tijdens zijn levensloop een echtscheiding zal meemaken. Een dergelijk echtscheiding brengt heel wat veranderingen en gevolgen met zich mee, waarmee men moet leren leven. De scheiding op zich, maar ook de veranderingen en gevolgen van de scheiding kunnen voor mensen zeer stresserend zijn (Amato, 2000; Sbarra, 2006). Volgens Amato (2000) is een echtscheiding zelfs één van de meest stressvolle levensgebeurtenissen die een mens in zijn leven kan meemaken. In deze scriptie worden zeven Stressoren onderscheiden, nl.: Conflict, Financiële Situatie, Steun, Echtscheidingsprocedure, Contact, Relatieduur en Initiator. Elk van deze zeven Stressoren kunnen een invloed hebben op hoe goed men zich aanpast aan het feit dat de relatie beëindigd werd (Amato, 2000; Bohannen, 1970). Langdurige invloeden van deze Stressoren kunnen nefaste gevolgen hebben op het Psychologisch Welzijn van degenen die scheiden (Amato, 2000; Bloom, Asher & White, 1978). Zo ervaart men meer concentratieproblemen, loopt men een groter risico op allerlei stoornissen zoals depressie, ziet men meer verslavingsproblematieken en komt zelfdoding meer voor dan bij niet-gescheidenen (Brown & Harris, 1989; Davis, Shaver & Vernon, 2003; Kurdek, 1991). In de literatuur kunnen we ook terugvinden dat Stressoren veel emoties uitlokken (Plutchik, 1980, 1997, 2000 & 2001; Lazarus, 1991), zoals angst, woede, verdriet, afkeer, schaamte, schuld, spijt, liefde en opluchting (Davis, Shaver, & Vernon, 2003; Sbarra & Emery, 2005). Daarnaast kunnen emoties ook een nefaste invloed hebben op het psychologische welzijn. Zowel emoties die zeer intens, langdurig, ongerelateerd aan de stimulus of persistent worden uitgedrukt, als emoties die worden onderdrukt kunnen psychologische problemen veroorzaken (Barlow, 1991; Clark & Watson, 1991; Francis, 2007; Gross & Levenson, 1997; Kring & Bachorowski, 1999; Lazarus, 1991; Plutchik, 1993; Thoits, 1985). Daarom wordt in dit onderzoek nagegaan of emoties het verband tussen enerzijds de Stressoren ten gevolge van een scheiding en anderzijds het Psychologisch Welzijn na een scheiding mediëren.
─
23
─
HUIDIG ONDERZOEK Uit het voorgaande hebben we vastgesteld: − Stressoren een invloed kunnen hebben op de aanpassing aan scheiding (Amato , 2000); − Stressoren ook hevige en/of negatieve emoties met zich mee kunnen brengen (Lazarus, 1991; Mandler, 1975; Plutchik, 2000); − Als deze emoties lang blijven aanhouden, kunnen ze een invloed hebben op de aanpassing aan de scheiding (Brown & Harris, 1989; Clayton, 1990; Davis, Shaver & Vernon, 2003; Kitson & Holmes, 1992; Kurdek, 1991; Wang & Amato, 2000). Vanuit deze wetenschap wordt de hypothese gesteld dat Emoties het verband tussen de Stressoren en Aanpassing mediëren en daarom wordt het bestaande model van Amato aangevuld met een vierde element Emoties. Een mediërend verband van Emoties tussen Stressoren en Aanpassing kan een nieuwe invalshoek betekenen voor het begeleiden van gescheiden mensen en hun omgeving, zodat hun welzijn zo goed mogelijk kan worden teruggebracht naar het niveau van voor de scheiding Zie Figuur 5 voor een grafische weergave van het hypothetisch Divorce-Stress-Adjustment model.
─
24
─
Figuur 5: Hypothetisch ‘Divorse-Stress-Adjustment Perspective’ van Amato
STRESSOREN
EMOTIES
AANPASSING
Emotionele Scheiding: •
Conflict
Wettelijke Scheiding •
Echtscheidingsprocedure
Depressie Emoties Economische Scheiding •
Psychologisch Welzijn
Financiële Situatie
Protest Emoties Sociale Scheiding •
Steun
Psychische Scheiding: • •
Relatieduur Initiator
─
25
─
ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN Algemene Hypothese In de literatuur vindt men heel wat Stressoren die van invloed kunnen zijn op Psychologisch Welzijn na de scheiding (Amato, 2000; Sbarra, 2006). Volgens Plutchik (1980, 1997, 2000 & 2001) lokken Stressoren negatieve emoties uit. Daarnaast kunnen negatieve emoties de oorzaak zijn van een verminderd Psychologisch Welzijn. Dus we verwachten in dit onderzoek dat de Stressoren gemedieerd worden door emoties. Algemeen wordt er verwacht dat het verband tussen Stressoren en Psychologisch Welzijn door emoties wordt gemedieerd. Specifieke Hypothesen Conflict Hypothese 1: Zoals reeds werd aangehaald, kunnen aanhoudende en/of hevige conflicten met de expartner voor veel stress zorgen en verhinderen dat men de partner emotioneel loslaat (Baum, 2006; Boke & Ozkan, 2007). Uit het voorgaande verwachten we dat het verband tussen conflict bij een scheiding en het Psychologisch Welzijn wordt gemedieerd door emoties. Meer specifiek wordt verwacht dat hoe vaker en intenser er conflicten voorkomen, hoe meer protest- en depressie-emoties men ervaart en hoe meer kans op psychologische problemen men heeft. Echtscheidingsprocedure Hypothese 2: Onderzoek heeft aangetoond dat een Echtscheiding door Onherstelbare Ontwrichting meer leidt tot een “vechtscheiding”, wat voor de gescheidenen zeer stresserend kan zijn (Hopper, 2001, Ballard, et al., 2011). Het verband tussen het soort echtscheidingsprocedure en het psychologische welzijn wordt gemedieerd door emoties. Meer specifiek wordt verwacht dat mensen die scheiden met een procedure ‘Echtscheiding door Onherstelbare Ontwrichting’ meer protest- en depressie-emoties ervaren dan mensen die scheiden met een procedure
─
26
─
‘Echtscheiding met Onderlinge Toestemming’ en men bijgevolg een verminderd psychologische welzijn hebben. Steun Hypothese 3: In de literatuur werd aangetoond dat mensen die weinig steun krijgen van familie en/of vrienden tijdens en na de scheiding, meer stress ervaren (Perilloux & Buss, 2008). Uit het voorgaande verwachten we dat het verband tussen de gepercipieerde steun en het psychologische welzijn wordt gemedieerd door emoties. Meer specifiek wordt verwacht dat hoe minder steun men ervaart hoe meer protest- en depressie-emoties dit uitlokt bij degenen die scheiden en hoe meer het psychologische welzijn vermindert. Financiële Situatie Hypothese 4: Onderzoek heeft aangetoond dat de scheiding vaak een vermindering van welvaart met zich meebrengt. Dit is voor veel mensen een bron van stress (Bouman, 2004a, 2004b, 2004c; Fokkema, 2001). Daarom verwachten we uit het voorgaande dat het verband tussen een inkomstendaling na de scheiding en het psychologische welzijn wordt gemedieerd door emoties. Meer specifiek wordt verwacht dat hoe slechter de financiële toestand na de scheiding is, hoe meer protest- en depressie-emoties men ervaart waardoor het psychologische welzijn kan dalen. Relatieduur Hypothese 5: Onderzoek heeft aangetoond dat het ongeveer twee jaar duurt om zich te identificeren met de rol van man/vrouw in een huwelijk (Bowlby, 1973). Na deze 2 jaar wordt het hoe langer hoe moeilijker om zich hiervan terug los te maken omdat men een nieuwe identiteit moet ontwikkelen en een andere levensstijl moet opbouwen die niet langer in verbinding staat met zijn vroegere leven (Kitson & Holmes, 1992; Kitson & Morgan, 1990). Uit het voorgaande wordt verwacht dat het verband tussen de relatieduur en het psychologische welzijn wordt gemedieerd door emoties. Meer specifiek wordt verwacht
─
27
─
dat hoe langer de relatie heeft geduurd hoe meer protest- en depressie-emoties men ervaart bij de scheiding en hoe meer het psychologische welzijn kan verminderen. Contact Hypothese 6: Uit de literatuur blijkt dat het regelmatig zien van de ex-partner stressvol kan zijn (Sbarra & Emery, 2005). Uit het voorgaande verwachten we dat het verband tussen het contact met de ex-partner na de scheiding en het psychologische welzijn wordt gemedieerd door emoties. Meer specifiek wordt verwacht dat hoe meer contact men heeft met zijn ex-partner, hoe meer protest- en depressie-emoties men ervaart en hoe meer dit een negatieve invloed op het psychologische welzijn kan hebben. Initiator Hypothese 7: Vanuit de literatuur weten we dat degenen die de scheiding het minst willen meer stress ervaren (Vaughan, 1986; Kincaid & Caldwell, 1995). Uit het voorgaande wordt verwacht dat het verband tussen wie de scheiding het liefst wil en het psychologische welzijn wordt gemedieerd door emoties. Meer specifiek wordt verwacht dat degenen die de scheiding het minst willen, meer protest- en depressieemoties ervaren en bijgevolg meer het psychologische problemen zullen ontwikkelen.
─
28
─
METHODE HET IPOS-ONDERZOEK Dit onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het grootschalige Interdisciplinair Project voor Optimalisering van Scheidingstrajecten (IPOS). Dit multidisciplinair project wil door samenwerking van onderzoekers en scheidingsdeskundigen het veranderend maatschappelijk en juridisch scheidingslandschap in kaart brengen. Zo wil men inzichten verwerven in het scheidingsproces en de scheidingstrajecten in Vlaanderen. Daarnaast wil men innovatieve ideeën en concepten ontwikkelen om op deze
manier
voornoemde
scheidingstrajecten
te
optimaliseren
met
een
gestandaardiseerde praktijk. Hierdoor kan men scheidingsdeskundigen handvaten aanreiken om mensen in een scheiding nog beter te kunnen ondersteunen. Dit alles heeft als einddoel de kwaliteit van het leven van gezinnen in een scheidingssituatie en na een scheiding te verbeteren. DEELNEMERS Vanuit dit kader werden in verschillende rechtbanken mensen aangesproken die aan het scheiden waren, met de vraag of men wilde deelnemen aan het IPOS echtscheidingsonderzoek. Indien men bereid was deel te nemen, zouden de onderzoekers op een later tijdstip contact opnemen om de vragenlijsten in te vullen. Van de 8896 mensen die aangesproken werden, waren 3924 mensen (44%) bereid tot deelname. Uiteindelijk hebben 1850 (20,8%) volwassenen een latere afspraak gemaakt en de vragenlijst volledig ingevuld. Daarvan hebben er 453 (24.5%) de IPOS Basisvragenlijst en vragenlijst IPOS Deelversie B ingevuld, de vragenlijsten die in dit onderzoek werden gebruikt. Deze steekproef bestond uit 274 (60,5%) vrouwen en 179 (39,5%) mannen waarvan de meerderheid, namelijk 443 (97,8%) participanten, de Belgische nationaliteit had. De gemiddelde leeftijd van de steekproef was 43.54 jaar (SD= 9,24), waarbij de jongste deelnemer 22 jaar oud was en de oudste deelnemer een leeftijd van 71 jaar had. De deelnemers hadden met hun (ex-)partner gemiddeld 1,6 (SD= 1,22) kinderen, variërend van geen tot vijf. Gemiddeld scheidden de deelnemers in onze steekproef na 15 jaar en 6 maanden (SD = 9,64), het kortste huwelijk duurde
─
29
─
drie maanden en het langste 49 jaar en 4 maanden. In Tabel 2 worden alle demografische gegevens gedetailleerd weergegeven. Tabel 2: Demografische gegevens deelnemers echtscheidingsonderzoek (n = 453) n
Geslacht: Man Vrouw Leeftijd: 21 tot 30 jaar 31 tot 40 jaar 41 tot 50 jaar 51 tot 60 jaar 61 tot 70 jaar 71 tot 80 jaar Gemiddelde leeftijd Aantal Kinderen: 0 1 2 3 4 5 Gemiddelde aantal kinderen Hoogst behaalde diploma: Geen Lager Onderwijs Buitengewoon Lager Onderwijs Buitengewoon Secundair Onderwijs Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs Beroepssecundair Onderwijs Middenstandsopleiding Technisch of Kunst Secundair Onderwijs Algemeen Secundair Onderwijs Hogeschool of Universiteit: Bachelor Hogeschool of Universiteit: Master Doctoraat met Proefschrift Huwelijksduur: 0 jaar en 1 mnd - 10 jaar 10 jaar en 1 mnd - 20 jaar 20 jaar en 1 mnd - 30jaar 30 jaar en 1 mnd - 40jaar 40 jaar en 1 mnd - 50jaar Missing Gemiddelde Huwelijksduur
179 274
39,5% 60,5%
38 129 178 90 17 1 M = 43.54 (SD = 9.24)
8,4% 28,5% 39,3% 19,9% 3,8% 0,2%
119 68 173 68 19 6 M = 1,6 (SD = 1,22)
26,3% 15,0% 38,2% 15,0% 4,2% 1,3%
8 23 3 5 2 44 2 95 53 126 89 3
1,8% 5,1% 0,7% 1,1% 0,4% 9,7% 0,4% 21,0% 11,7% 27,8% 19,6% 0,7%
154 147 101 27 4 20 M = 15,53 (SD = 9,64)
34,0% 32,5% 22,3% 6,0% 0,9% 4,4%
Noot M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie
─
%
30
─
VERWERVINGSPROCEDURE De deelnemers voor dit onderzoek werden van 17 maart 2008 tot 16 maart 2009 gerekruteerd op de Rechtbanken van Eerste Aanleg, van Antwerpen, Gent, Kortrijk en Mechelen. Men beschikte per dag over een lijst van echtscheidingsrechtzaken die op die dag voorkwamen. Op basis van deze lijst werden mensen aangesproken, werd hen het concept van het onderzoek uitgelegd en werd hen gevraagd of men bereid was deel te nemen aan het onderzoek. Indien men akkoord was deel te nemen, werd de schriftelijk toestemming samen met de contactgegevens van de deelnemer verzameld. Enkele dagen later werd er met de deelnemers contact opgenomen om te bespreken op welke manier men de vragenlijst wenste in te vullen. Er waren drie mogelijkheden: Op afspraak kon een onderzoeker met een laptop bij de deelnemer thuis langs gaan om hierop de vragenlijst elektronisch te laten invullen. Op afspraak kon de deelnemer naar één van de computerlokalen van de Universiteit Gent of van de Katholieke Universiteit Leuven komen om de vragenlijst elektronisch in te vullen. De deelnemer kon kiezen om een e-mail toegestuurd krijgen. Deze mail bevatte een link naar een site waarop men de vragenlijst elektronisch kon invullen. Dit onderzoek werd goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit Gent en de Katholieke Universiteit Leuven. Alvorens te starten met het onderzoek kregen de deelnemers een exemplaar van de informatiebrief die meer uitleg betreffende het onderzoek bevatte. Bij de informatiebrief was een informed consent gevoegd. Door het informed consent te ondertekenen bevestigden de deelnemers de informatiebrief begrepen te hebben, akkoord te gaan met de inhoud ervan en vrijwillig deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast werd er in het informed consent ook duidelijk vermeld welke rechten elke deelnemer heeft. Deze zijn dat ten eerste elke deelnemer zich op elk moment mag terugtrekken uit het onderzoek zonder een reden verschuldigd te zijn en zonder hiervan enige nadelige gevolgen te ondervinden, dat ten tweede alle gegevens op anonieme wijze verwerkt en bewaard worden en dat ten derde men recht heeft op een samenvatting van de algemene onderzoeksbevindingen.
─
31
─
INSTRUMENTEN Nadat de deelnemers het informed consent ondertekend hadden, kreeg men een testbatterij, die bestond uit twee grote delen. Elke deelnemer kreeg als eerste deel de ‘IPOS Basisvragenlijst’. Als tweede deel kreeg men at random bepaald één van de drie verschillende IPOS Deelversies. Voor dit onderzoek werden enkel de deelnemers gebruikt die ‘IPOS Deelversie B’ hebben ingevuld. In de IPOS Basisvragenlijst wordt enerzijds vooral gevraagd naar demografische en persoonlijke gegevens over zowel de deelnemers zelf, de (ex-)partner als de huidige partner, zoals leeftijd, geslacht, inkomen, aantal kinderen, enz. en anderzijds naar algemene gegevens over de scheiding zoals de scheidingsprocedure, het contact met (ex-)partner, enz. In de vragenlijst IPOS Deelversie B wordt er dieper ingegaan op de verschillende aspecten van de scheiding zoals emoties, of men al dan niet een bemiddelaar heeft geraadpleegd, hoe men dit ervaren heeft, enz. In de bijlage vindt men de volledige testbatterij (Zie Bijlage A) en een gedetailleerd overzicht van de gebruikte variabelen in dit onderzoek (Zie Bijlage B). Stressoren Conflict Om te meten in welke mate de deelnemers nog steeds conflict ervaren in de huidige relatie met hun (ex-)partner werd de Nederlandstalige versie van de Quality of Relationships Inventory (QRI) gebruikt (Pierce, Sarason, & Sarason, 1991; vertaling door Verhofstadt, Buysse, Rosseel, & Peene, 2006). Deze vragenlijst bestaat uit drie subschalen die peilen naar de relatiespecifieke perceptie van (a) steun, (b) conflict en (c) diepgang van de relatie. Voor dit onderzoek werd enkel de subschaal conflict gebruikt. Deze subschaal bestaat uit 12 items zoals bijv. ‘Hoe overstuur maakt uw (ex-)partner u’ en ‘Hoe zeer discussieert u met uw (ex-)partner’. Elke item wordt op een 4-punten Likert-schaal gaande van 1 (‘helemaal niet’) tot 4 (‘heel veel’) beantwoord, waarvan het gemiddelde werd gebruikt om de variabele ‘CONFLICT’ te bekomen. Concreet wil dit zeggen dat hoe hoger men scoort op Conflict, hoe meer huidige conflicten men ervaart met de (ex-)partner. Voor dit onderzoek bedraagt de Cronbach Alpha van deze Conflictschaal, 0.90.
─
32
─
Echtscheidingsprocedure Om de procedure te bepalen volgens dewelke de deelnemers zijn gescheiden, werd de volgende vraag gesteld: ‘Welke uitspraak is voor u van toepassing’: 1 (Er is een procedure “Echtscheiding op grond van Onherstelbare Ontwrichting van het huwelijk”) gestart, 2 (‘Er is een procedure “Echtscheiding door Onderlinge Toestemming”) gestart, 3 (Er is een “EOT-procedure” gestart, maar nadien is er overgestapt naar een “EOOprocedure”) en 4 (Mijn (ex-)partner en ik waren NIET getrouwd). Deze variabele wordt ‘ECHTSCHEIDINGSPROCEDURE’ genoemd. Voor de variabele Echtscheidingsprocedure zal er één dummyvariabele worden aangemaakt nl. ‘EOT’. Hierbij zal iedereen die gescheiden is volgens de EOO- procedure (al dan niet na eerst geprobeerd te hebben te scheiden met onderlinge toestemming) een score 0 krijgen en al wie gescheiden is volgens de EOT-procedure een score 1 krijgen op de hulpveranderlijke EOT. Financiële Situatie Om een inzicht in de financiële situatie van de deelnemers te krijgen werd de vraag ‘Kan u met uw huidig totaal beschikbaar inkomen gemakkelijk rondkomen’ gesteld. Deze vraag bestond uit een 7-punten Likert-schaal die gaat van 1 (‘Zeer gemakkelijk’) tot 7 (‘Zeer moeilijk’). Deze variabele wordt in dit onderzoek ‘FINANCIËLE SITUATIE’ genoemd. Concreet wil dit zeggen dat hoe hoger men scoort op de variabele Financiële Situatie, hoe moeilijker men het heeft om rond te komen. Steun Om de mate van steun die de deelnemers ervaren te bepalen, werd er gebruik gemaakt van de items ‘Hoe vaak praat u met een goede vriend(in) en/of familie(lid)’ en ‘Hoe vaak is er de afgelopen drie maanden iemand bij u op bezoek geweest’ waarop men kon antwoorden op een 5-punten Likert-schaal van 1 (‘Dagelijks’) tot 5 (‘Minder dan eens per maand’). Er werd ook gebruik gemaakt van de items ‘Als u zich depressief/verdrietig voelt, hoe vaak is er dan iemand die toont dat hij/zij om u geeft’ en ‘Als u iets bijzonders wil doen, hoe vaak wil iemand anders dat dan samen met u doen’, waarbij men kon antwoorden van 1 (‘Bijna nooit’) tot 5 (‘Bijna altijd’) op een 5-punten Likert-schaal. Om de variabele ‘STEUN’ te meten werden eerst de twee eerste items geheroriënteerd om vervolgens het gemiddelde van de vier items te nemen. Concreet
─
33
─
wil dit zeggen dat hoe hoger men scoort op Steun, hoe minder steun men ervaart. De betrouwbaarheid van deze Steunschaal bedraagt 0.69, gemeten met Cronbach’s Alpha. Initiator Om de initiator van de scheiding te bepalen werd er gebruik gemaakt van de vraag ‘Wie wilde de scheiding het meest’. Men kon antwoorden met 1 (‘Ik’), 2 (‘Mijn (ex-)partner’) of 3 (‘Beiden evenveel’). Deze variabele wordt in dit onderzoek ‘INITIATOR’ genoemd. Voor de variabele Initiator werden 2 dummy’s aangemaakt, nl ‘IK’ en ’EX’. Als de deelnemer zelf het liefst wilde scheiden kreeg hij een score 1 op de dummy IK en een score 0 op de dummy EX. Als de (ex-)partner van de deelnemer het liefst wilde scheiden kreeg de deelnemer een score 1 op de dummy EX en een score 0 op de dummy IK. Als beiden partners even graag wilden scheiden kreeg de deelnemer zowel op dummy 1 als op dummy 2 een score 0. Contact De mate van contact tussen de (ex-)partners werd gemeten met het item ‘Hoeveel contact heeft u momenteel met uw (ex-)partner’. Men kon antwoorden op een 9-punten Likert-schaal die werd gehercodeerd van 1 (‘Geen’) tot 9 (‘Dagelijks’). Deze variabele wordt in dit onderzoek ‘CONTACT’ genoemd. Concreet wil dit zeggen dat hoe hoger men scoort op Contact, hoe meer contact men nog heeft met de (ex-)partner. Relatieduur Dit wordt gemeten met de vraag ‘Hoelang hebben u en uw (ex-)partner een relatie gehad’ Dit werd oorspronkelijk in aantal jaren en maanden gemeten en getransformeerd naar een variabele ‘RELATIEDUUR’ die de relatieduur uitdrukt in aantal maanden. Emoties Via een emotievragenlijst (Wietzker en Buysse, in voorbereiding) werd er beoogd meer inzicht te krijgen in de emoties die de deelnemers ervaren tov hun (ex-)partner. De vragenlijst bestaat uit 85 items die op een 7-punten Likert-schaal beantwoord worden, gaande van 1 (‘nooit) tot 7 (‘altijd). Deze items behoren tot één van de tien subschalen die elk een bepaalde emotie bevragen. Deze zijn Angst (8 items), Woede (11 items), Verdriet (8 items), Afkeer/walging (8 items), Schaamte (14 items), Schuld (14 items), Spijt (4 items) Respect (6 items), Opluchting (6 items) en Liefde (6 items). Elk van deze ─
34
─
subschalen heeft een betrouwbaarheid, gemeten met Cronbach’s Alpha, tussen 0,84 (Verdriet) en 0,93 (Liefde). Er werd een exploratorische factoranalyse uitgevoerd op de tien emotiesubschalen door middel van een ‘maximum likelihood’ schatting. Er werden twee factoren bekomen die obliek werden geroteerd via promax. Dit laat toe dat, zoals men kan verwachten bij emoties, beide factoren correleren (Ford, Maccallum & Tail, 1986). Deze twee achterliggende factoren verklaren samen bijna 66% van de variantie van het model. Na de promax rotatie scoren op de eerste factor vooral die emoties hoog die we in de depressiefase, zijnde de vierde rouwfase van Kübler-Ross terugvinden en die wordt gekenmerkt door oa. verdriet, liefde en spijt. Deze factor zal vanaf nu ‘DEPRESSIEFACTOR’ worden genoemd. Op de tweede factor scoren vooral die emoties hoog waarbij men een soort protest ervaart, zoals in de tweede rouwfase van Kübler-Ross die wordt gekenmerkt door oa. woede, afkeer/walging, geen respect. Deze factor zal vanaf nu ‘PROTEST-FACTOR’ worden genoemd. Voor meer details zie Tabel 3. Deze twee emotiefactoren worden gebruikt om de mediatie na te gaan tussen de Stressoren en het Psychologisch Welzijn.
Tabel 3: Exploratorische Factoranalyse van de emotie subschalen Factor 1:
Factor 2:
Depressie Emoties
Protest Emoties
Walging
,890
Respect
-,758
Woede
,697
Verdriet
,925
Spijt
,849
Liefde
,835
Schaamte
,766
Angst
,728
Opluchting
-,635
Schuld
Noot 1: Extractie Methode: Maximum Likelihood, Rotatie Methode: Promax with Kaiser Noot 2: Subschalen werden weerhouden als ze minder dan 0,45 laden op de Factor
─
35
─
Aanpassing Psychologisch Welzijn Om het Psychologisch Welzijn te meten wordt de General Health Questionnaire gebruikt (Goldberg, 1972; Goldberg & Williams 1988; vertaald door Koeter & Ormel, 1991). Dit is een zelfbeoordelingvragenlijst, die werd ontworpen om potentiële psychiatrische stoornissen op te sporen. In dit onderzoek werd de verkorte versie GHQ12 gebruikt, die somatische symptomen, depressie, sociaal disfunctioneren en angstklachten tracht te detecteren. Let wel, dit is geen diagnostisch instrument en kan dus ook niet gebruikt worden om diagnoses vast te stellen. Bij indicatie van een psychiatrische stoornis dienen nog bijkomende onderzoeken worden verricht. De GHQ-12 bestaat uit 12 items die allen op een 5-punten Likert-schaal worden gemeten gaande van 1 (‘Helemaal niet’) tot 5 (‘Helemaal wel’). De nodige items werden eerst geheroriënteerd, Daarna werd van deze items het gemiddelde genomen om de variabele ‘PSYCHOLOGISCH WELZIJN’ te bekomen. Concreet betekent dit hoe lager men scoort op de variabele Psychologisch Welzijn hoe meer kans men heeft op de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis. Volgens Goldberg (1997) heeft de test een hoge sensitiviteit, specificiteit en een hoge validiteit. Voor dit onderzoek bedraagt Cronbach Alpha 0,89.
─
36
─
STATISTISCHE PROCEDURE Mediatie In dit onderzoek werd er nagegaan of er mediatie bestaat tussen de Stressoren en het Psychologisch Welzijn. Om te kunnen spreken van mediatie moet er aan vier mediatievoorwaarden worden voldaan (Zie figuur 6). Figuur 6: Grafische voorstelling mediatietoetsen voor a) Depressie- en b) ProtestFactor a) 2
Depressie Emoties
Stressor
3 Psychologisch Welzijn
1
b) 2
Protest Emoties
Stressor
3 Psychologisch Welzijn
1
Bron: Baron &. Kenny, 1986
Mediatievoorwaarden Allereerst moeten er een aantal directe verbanden significant zijn. 1.
Het direct verband tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele moet significant zijn, indien er geen mediator in rekening wordt genomen.
2.
Het direct verband tussen de onafhankelijke variabele en de mogelijke mediator moet significant zijn.
3.
Het directe verband tussen de mogelijke mediator en de afhankelijke variabele dient ook significant te zijn.
─
37
─
Als deze drie directe verbanden significant zijn kan men nagaan of er mediatie bestaat, door onderstaande voorwaarde te toetsen. 4.
Wanneer de mogelijke mediator in rekening wordt genomen moet het significante verband tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele verdwijnen en moet het verband tussen de mogelijke mediator en de afhankelijke variabele significant blijven.
Indien aan alle vier de voorwaarden is voldaan kan men spreken van een mediatie-effect (Baron &. Kenny, 1986; MacKinnon, Fairchild, & Fritz, 2007).
─
38
─
Lineaire Regressie Om de hypothesen van mediatie te toetsen werd gebruik gemaakt van meervoudige lineaire regressie. Dit is een statistische techniek die onderzoekt of er een lineair verband bestaat tussen een afhankelijke variabele en één of meerdere onafhankelijke variabelen. Men veronderstelt in tegenstelling tot correlatieanalyses dat dit verband causaal van aard is (Huizingh, 2008). Zowel enkelvoudige als meervoudige lineaire regressie
bestaan.
Bij
enkelvoudige
lineaire
regressie
(ook
wel
bivariate
regressieanalyse genoemd) probeert men de afhankelijke variabele door middel van slechts één onafhankelijke variabele zo goed mogelijk te voorspellen. Bij meervoudige lineaire regressie daarentegen gebruikt men meerdere onafhankelijke variabelen om een zo goed mogelijke schatting te maken van de afhankelijke variabele. Dit doet men met de methode van de kleinste kwadraten, een techniek waarbij men zo goed mogelijk met een rechte lijn het verband tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabele(n) probeert weer te geven, dwz dat de gemiddelde afstand van elk datapunt tot die lijn (residu) zo klein mogelijk wordt gehouden. Bij een sterk verband sluiten de datapunten nauw aan bij deze lijn en zullen de residuen over het algemeen klein zijn. Is er geen verband dan liggen de datapunten sterk verspreid rond deze lijn, zonder enig duidelijk rechtlijnig patroon en zullen gemiddeld de residuen groot zijn. (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2006). Dit rechtlijnig verband wordt als volgt weergegeven: ܻ = ߙ + ߚଵ ܺଵ + ߚଶ ܺଶ + ⋯ + ߚ ܺ + ߟ, waarbij α de waarde is van de afhankelijke variabele als de onafhankelijke variabele gelijk is aan nul, waarbij β weergeeft wat het effect is van een wijziging van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele en waarbij η weergeeft in welke mate de werkelijke scores afwijken van de door het model voorspelde scores. (De Pelsmacker en Van Kenhove 2006; Huizingh, 2008). Voor dit onderzoek werd er enkel gebruik gemaakt van de geschatte gestandaardiseerde betacoëfficienten die de richting en de sterkte van de effecten uitdrukken en van de pwaarden van de t-testen, die uitdrukken hoe significant de geschatte effecten zijn, waarbij een significantieniveau werd gehanteerd van 0,05.
─
39
─
Alvorens te starten met het toetsen van de hypothesen via lineaire regressie, werden er nog enkele assumpties gecontroleerd en werden de verschillende variabelen in dit onderzoek beschrijvend onderzocht. Controle Assumpties Assumptie 1: Een toevalsgewijze, representatieve en onafhankelijke steekproef Dit onderzoek is niet helemaal onafhankelijk omdat soms zowel de deelnemer als de (ex-)partner deelgenomen heeft aan het onderzoek. Er werd onderzocht of dit een invloed had op de resultaten door te kijken of de resultaten veranderden indien op toevallige wijze telkens één van de twee (ex-)partners weg werd gelaten. Dit was niet het geval (Wietzker A., personal communication, 19 april, 2011) Assumptie 2: Onafhankelijke Residuen Net zoals bij de assumptie betreffende de onafhankelijk steekproef, moeten ook de residuen onafhankelijk zijn (Huizinghe, 2008). De scores van de ene persoon mogen dus niet afhangen van de scores van andere personen. Of dat de residuen afhankelijk zijn of niet valt vaak al op te maken uit het onderzoeksdesign (De Vries & Huisman, 2007). Voor dezelfde redenen als assumptie 1 kan men er van uit gaan dat de residuen onafhankelijk zijn. Assumptie 3 - Meetniveau: Interval of Ratio Aan deze assumptie is voldaan als alle variabelen op zijn minst op interval niveau gemeten zijn (Huizingh, 2008). Enkel de variabele Relatieduur voldoet aan deze assumptie. De variabelen Conflict, Financiële Situatie, Steun, Contact, DepressieFactor, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn werden door middel van een Likertschaal bevraagd. Hoewel Likert-schalen strikt genomen schalen van ordinaal niveau zijn, wordt er in praktijk vanuit gegaan dat deze manier van schaalmeting een intervalkarakter heeft (Herzog, 1996; De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006). Tot slot resten nog de variabelen Echtscheidingsprocedure en Initiator, die allebei op nominaal niveau gemeten zijn. Nominale variabelen kan men echter toch gebruiken door ze te transformeren in dummyvariabelen.(De Vries & Huisman, 2007). Assumptie 4: Lineariteit
─
40
─
Er is sprake van een lineair verband, wanneer het gemiddelde van de residuen voor elke waarde op de x-as gelijk is aan 0. Is dit niet het geval, dan bestaat er in de afhankelijke variabele nog variantie die het lineaire verband niet kan verklaren (De Vries & Huisman, 2007; Siero, Huisman & Kiers, 2009). In dit onderzoek werd de assumptie van lineariteit getest door middel van een residual plot. Voor elk verband in dit onderzoek lagen de residuen willekeurig verspreid rond de nullijn en was het gemiddelde van de residuen zo goed als 0, waardoor de assumptie van lineariteit werd bevestigd. Assumptie 5: Het ontbreken van multicollineariteit De mate van multicollineariteit geeft de samenhang weer tussen de verschillende onafhankelijke variabelen. Hoe sterker de onafhankelijke variabelen met elkaar samenhangen, hoe hoger de multicollineariteit. In dit onderzoek werd de VIF gebruikt om multicollineariteit na te gaan. Bij een VIF hoger dan 10 is sprake van multicollineariteit (De Corte en De Schrijver, 2006). Bij geen enkele analyse in dit onderzoek werd een VIF hoger dan 10 aangetroffen. Assumptie 6: Homoscedasticiteit De assumptie van homoscedasticiteit houdt in dat de variantie van de residuen niet afhangt van de waarden van de onafhankelijke variabelen, anders spreekt men van heteroscedasticiteit (De Vries & Huisman, 2007). Er kon een lichte afwijking worden vastgesteld bij twee typen verbanden, namelijk waar de directe verbanden tussen Stressoren en het Psychologisch Welzijn gemedieerd worden door ten eerste de Depressie-Factor en door ten tweede door de Depressie- & Protest Factoren samen. Aangezien de literatuur zegt dat men zich vooral zorgen moet maken bij een sterke mate van afwijking, werden er verder geen correcties uitgevoerd (Cohen, 2003). Er wordt wel opgemerkt dat de p-waarden die kort bij het 0,05 significantieniveau liggen, in werkelijkheid misschien net aan de andere kant van de grens vallen. Assumptie 7: Normaal Verdeelde Residuen Alle analyses vertoonden normaal verdeelde residuen, met uitzondering van de testen van de directe verbanden tussen de Stressoren en de Depressie-Factor. Deze vertonen een rechtsscheve afwijking. Echter door het feit dat de steekproef een groot aantal
─
41
─
deelnemers telt (n=453), kan men op basis van de centrale limietstelling stellen dat de betrouwbaarheidsintervallen en de p-waarden bij benadering correct zijn geschat ook al zijn de residuen niet normaal verdeeld (Allison, 1999) Assumptie 8: Geen Outliers Outliers zijn waarnemingen die sterk verschillen van de rest van de waarnemingen uit de dataset (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2006; De Vries en Huisman, 2007). Gestandaardiseerde
residuen
van
waarnemingen
die
zich
meer
dan
drie
standaarddeviaties van het gemiddelde bevinden, worden vaak als outliers beschouwd (De Corte en De Schrijver, 2006). Enkele cases overschrijden bij een of meerdere verbanden deze grens. Echter het verwijderen van deze cases uit de dataset veroorzaakt geen noemenswaardige veranderingen op de significantieniveaus of de regressiecoëfficiënten. Door het grote aantal deelnemers aan het onderzoek, vertoonden de antwoorden vaak een grote spreiding. Dit heeft tot gevolg dat er geen brede kloven bestaan tussen de hoogste toegestane residuen en de residuen net boven de limiet. Integendeel, net zoals in een normaalverdeling, wijken de residuen geleidelijk aan steeds meer af waarbij ze uiteindelijk de grens van drie standaarddeviaties overschrijden. Dit kan verklaren waarom er geen betekenisvolle invloeden van de “outliers” gevonden werd.
Assumptie 9: Geen Influential Cases Bij de assumptie Influential Cases wordt er nagegaan in hoeverre een respondent de algehele regressievergelijking beïnvloedt (De Vries en Huisman, 2007) Om dit na te gaan wordt gebruik gemaakt van Cook’s Distance. Een respondent is influential als de absolute waarde van Cook’s Distance groter is dan één (De Corte & De schrijver, 2006). Geen enkele analyse overschreed deze grens.
─
42
─
RESULTATEN BESCHRIJVENDE STATISTIEK Alvorens te starten met het toetsen van de hypothesen worden de verschillende variabelen, gebruikt in dit onderzoek, descriptief geanalyseerd. Conflict De gemiddelde score van deze steekproef op Conflict was 2,29 (SD=0,75), met als laagste score 1 en als hoogste score 4. Bijna alle deelnemers hebben minstens af en toe een conflict met hun (ex-)partner. Meer dan de helft (58,7%) heeft tamelijk veel conflict met hun (ex-)partner. Bijna 1/5 (18,8%) heeft zelfs heel erg vaak conflict met de (ex-)partner. 119 deelnemers (26,3%). Echtscheidingsprocedure Van de 446 deelnemers, die de vraag rond echtscheidingsprocedure hebben ingevuld, vroegen 325 deelnemers (72,6%) de Echtscheiding in Onderlinge toestemming aan en 121 (27,0%) deelnemers de Echtscheiding op grond van Onherstelbare Ontwrichting (al dan niet na eerst geprobeerd te hebben in onderlinge toestemming te scheiden). Financiële Situatie De gemiddelde score van deze steekproef op Financiële Situatie was 4,04 (SD=1,45), met als laagste score 1 en als hoogste score 7. Van alle deelnemers komt na de scheiding ongeveer één derde (32,5%) gemakkelijker, ongeveer één derde (32,7%) even gemakkelijk en ongeveer één derde (34,9%) moeilijker rond in vergelijking met voor de scheiding. Relatieduur Gemiddeld duurde de relatie van de deelnemers met hun (ex-)partner 17 jaar en 10 maanden (SD= 9 jaar en 6 maanden). De kortste relatie duurde 5 maanden, de langste relatie heeft 53 jaar en 9 maanden standgehouden.
─
43
─
Initiator 49,9% van de deelnemers geeft aan dat ze zelf de echtscheiding het meest wilden. Bij 30% van de deelnemers wilden hun (ex-)partners de scheiding het meest. 20% van de deelnemers zegt dat men beiden even graag wilde scheiden. Contact De gemiddelde score op Contact was 5,33 (SD= 2,64). Sommigen hadden helemaal geen contact meer met hun (ex-)partner (= score 1), anderen hadden dan weer dagelijks contact met hun (ex-)partner (= score 9) Steun De gemiddelde score van deze steekproef op Steun was 3,56 (SD=0,77), waarbij de laagste score 1 en de hoogste score 5 was. Van de 447 deelnemers die de vraag hebben ingevuld, percipiëren 155 deelnemers (34,7%) erg veel steun. 72 deelnemers (16,7%) ondervinden daarentegen erg weinig steun van vrienden, familie, collega’s, enz. Depressie-Factor De gemiddelde score op de Depressie-Factor was 0,00 (SD= 0,97). De laagste factorscore op de Depressie-Factor is -1,49. Dit wil zeggen dat deze persoon erg laag scoort op emoties als verdriet, spijt, liefde, enz. en erg hoog scoort op opluchting. De hoogste factorscore bedraagt 3,31. Dit wil zeggen dat deze persoon erg veel emoties als verdriet, spijt, liefde, enz. voelt en helemaal geen opluchting. Protest-Factor De gemiddelde score op de Protest-Factor was 0,00 (SD= 0,95). De laagste score op de Protest-Factor bedraagt -2,38 en de hoogste bedraagt 2,77. Een lage factorscore wil zeggen dat men veel woede en afkeer en weinig respect voelt voor de ex-partner. Voor mensen met een hoge factorscore geldt het omgekeerde. Psychologisch Welzijn De gemiddelde score op Psychologisch Welzijn was 3,28 (SD=0,89), waarbij de laagste score 1,08 en de hoogste score 5,00 was. Geen enkele deelnemer heeft helemaal geen klachten, de meeste deelnemers hebben veel meer klachten dan gewoonlijk (38,4%), gevolgd door 28,7 % die wat meer klachten dan gewoonlijk vertonen. Jammer genoeg heeft ongeveer 1/5 van de deelnemers (21,9%) constant last van klachten. ─
44
─
TOETSEN VAN DE HYPOTHESEN In dit onderzoek wordt de vraag gesteld of emoties het verband tussen Stressoren en Psychologisch Welzijn mediëren. Concreet werden uit de literatuur hiervoor zeven stressoren alsook twee soorten emoties geselecteerd, die vaak voorkomen tijdens en na de scheiding. De onderzoeksvraag werd vertaald naar zeven specifieke hypothese, één per stressor. Om mediatie, veronderstelt in deze hypothesen; te toetsen werden een aantal verbanden onderzocht die moeten voldoen aan de vier hierboven besproken mediatievoorwaarden. Eerst wordt de invloed van de Depressie-Factor, vervolgens van de Protest-Factor en tot slot van de twee factoren samen op het verband tussen de Stressoren en Psychologisch Welzijn besproken. Depressie-Factor als mediator Er werden vier meervoudige lineaire regressies uitgevoerd, om de zeven hypothesen met Depressie-Factor als mediator te toetsen. Om mediatievoorwaarde 1 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als: −
Afhankelijke variabele: Psychologisch Welzijn;
−
Factoren: Echtscheidingsprocedure en Initiator;
−
Covariaten: Conflict, Financiële Situatie, Steun, Relatieduur en Contact.
Om mediatievoorwaarde 2 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als: −
Afhankelijke variabele: Depressie-Factor;
−
Factoren: Echtscheidingsprocedure en Initiator;
−
Covariaten: Conflict en Financiële Situatie, Steun, Relatieduur en Contact.
Om mediatievoorwaarde 3 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als −
Afhankelijke variabele: Psychologisch Welzijn;
−
Onafhankelijke variabele: Depressie-Factor.
Om mediatievoorwaarde 4 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als −
Afhankelijke variabele: Psychologisch Welzijn;
−
Factoren: Echtscheidingsprocedure en Initiator;
−
Covariaten: Conflict, Financiële Situatie, Steun, Relatieduur, Contact en Depressie-Factor als mogelijke mediator.
─
45
─
Hieronder wordt het resultaat van deze vier regressie per stressor besproken (Zie tabel 4).
CONFLICT FINANCIELE SITUATIE STEUN
-,12 ,24
*** *** ***
,18 ,08 -,21
β *
JA
** ***
SCHEIDINGSPROCEDURE - EOT
RELATIEDUUR CONTACT
MEDIATIE?
+DEPRESSIE
PWZ
STRESSOREN ST RESSOR
DEPRESSIE
β
β
-,16
JA
-,08
JA
,13
***
NEE
***
NEE
***
NEE
NEE
/
-,02
-,05
,00
,00
NEE
,00
/
,04
NEE
-,02
/
-,04
INITIATOR - IK - EX
MOGELIJK?
DEPRESSIE
-,25
β
VW 4 MEDIATIE
STRESSOREN
β
PWZ
VW 3
DEPRESSIE
VW 2
PWZ
VW 1 STRESSOREN
Tabel 4: Meervoudige Regressies met Depressie-Factor als mediator
** ***
,03 -,33
-,04
-,55 ***
JA
*** -,15 ,66
-,49 ***
JA -,04 ,00
VW: Mediatievoorwaarde
PWZ: Psychologisch Welzijn
* p-waarde < 0,05
** p-waarde < 0,01
*** p-waarde < 0,001
Conflict Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe vaker en intenser er conflicten voorkomen, hoe meer depressie-emoties men ervaart en hoe meer kans op psychologische problemen men heeft’ werden eerst de directe verbanden tussen Conflict, Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een negatief significant direct verband van Conflict naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is een positief significant direct verband van Conflict naar de Depressie-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Depressie-Factor naar het Psychologisch Welzijn.
─
46
─
Daar deze drie directe verbanden voor de stressor Conflict significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3 voldaan en kan er dus op mediatievoorwaarde 4 worden gecontroleerd. −
Het negatieve verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
−
Het negatieve verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
Om van mediatie te kunnen spreken moet na toevoeging van Depressie-Factor het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn veranderen van significant naar niet significant. Dit was niet het geval. CONCLUSIE: Depressie-Factor medieert NIET het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn. Financiële Situatie Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe slechter de financiële toestand na de scheiding is, hoe meer depressie-emoties men ervaart en dat hierdoor het psychologische welzijn daalt’ werden eerst de directe verbanden tussen Financiële Situatie, Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een negatief significant direct verband van Financiële Situatie naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is een positief significant direct verband van Financiële Situatie naar de Depressie-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Depressie-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar deze drie directe verbanden voor de stressor Financiële Situatie significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3 voldaan en kan er dus mediatievoorwaarde 4 worden gecontroleerd. −
Het negatief verband tussen Financiële Situatie en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
−
Het negatief verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
─
47
─
Om van mediatie te kunnen spreken moet na toevoeging van Depressie-Factor het verband tussen Financiële Situatie en Psychologisch Welzijn veranderen van significant naar niet significant. Dit was niet het geval. CONCLUSIE: Depressie-Factor mediëren NIET het verband tussen Financiële Situatie en Psychologisch Welzijn. Steun Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe minder steun men ervaart, hoe meer depressieemoties dit uitlokt bij degenen die scheiden en hoe meer het psychologische welzijn vermindert.’ werden eerst de directe verbanden tussen Steun, Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een positief significant direct verband van Steun naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is een negatief significant direct verband van Steun naar de Depressie-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Depressie-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar deze drie directe verbanden voor de stressor Steun significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3 voldaan en kan er dus op mediatievoorwaarde 4 worden gecontroleerd −
Het positief verband tussen Steun en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
−
Het negatief verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
Om van mediatie te kunnen spreken moet na toevoeging van Depressie-Factor het verband tussen Steun en Psychologisch Welzijn veranderen van significant naar niet significant. Dit was niet het geval. CONCLUSIE: Depressie-Factor mediëren NIET het verband tussen Steun en Psychologisch Welzijn.
─
48
─
Echtscheidingsprocedure Om de hypothese te toetsen dat ‘mensen die scheiden met een procedure ‘Echtscheiding door Onherstelbare Ontwrichting’ meer depressie-emoties ervaren dan mensen die scheiden met een procedure ‘Echtscheiding met Onderlinge Toestemming’ en men bijgevolg een verminderd psychologische welzijn hebben’ werden eerst de directe verbanden tussen Echtscheidingsprocedure, Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is geen significant direct verband van Echtscheidingsprocedure naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is geen significant direct verband van Echtscheidingsprocedure naar de Depressie-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Depressie-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar de eerste twee directe verbanden voor de stressor Echtscheidingsprocedure niet significant zijn, wordt er niet aan de mediatievoorwaarden 1 & 2 voldaan. Hierdoor is mediatie niet meer mogelijk en hoeft er dus ook niet meer op mediatievoorwaarde 4 voor Depressie-Factor gecontroleerd te worden. CONCLUSIE:
Depressie-Factor
medieert
NIET
het
verband
tussen
Echtscheidingsprocedure en Psychologisch Welzijn Relatieduur Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe langer de relatie heeft geduurd, hoe meer depressie-emoties men ervaart bij de scheiding en hoe meer het psychologische welzijn kan verminderen’ werden eerst de directe verbanden tussen Relatieduur, DepressieFactor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is geen significant direct verband van Relatieduur naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is geen significant direct verband van Relatieduur naar de Depressie-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Depressie-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar de eerste twee directe verbanden voor de stressor Relatieduur niet significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 & 2 niet voldaan. Hierdoor is mediatie niet meer
─
49
─
mogelijk en hoeft er dus ook niet meer op mediatievoorwaarde 4 voor Depressie-Factor getest te worden. CONCLUSIE: Depressie-Factor medieert NIET het verband tussen Relatieduur en Psychologisch Welzijn Contact Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe meer contact men heeft met zijn ex-partner, hoe meer depressie-emoties men ervaart en hoe meer dit een negatieve invloed op het psychologische welzijn heeft’ werden eerst de directe verbanden tussen Contact, Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is negatief significant direct verband van Contact naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is geen significant direct verband van Contact naar de Depressie-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Depressie-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar het tweede directe verband de stressor Contact niet significant is, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 niet voldaan. Hierdoor is mediatie niet meer mogelijk en hoeft er dus ook niet meer op mediatievoorwaarde 4 voor Depressie-Factor getest te worden. CONCLUSIE: Depressie-Factor medieert NIET het verband tussen Contact en Psychologisch Welzijn Initiator Om de hypothese te toetsen dat ‘degenen die de scheiding het minst wilden het meest depressie-emoties ervaren en bijgevolg meer het psychologische problemen zullen ontwikkelen’ werden eerst de directe verbanden tussen Initiator, Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een significant direct verband van Initiator naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is een significant direct verband van Initiator naar de Depressie-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Depressie-Factor naar het Psychologisch Welzijn.
─
50
─
Daar deze drie directe verbanden voor de stressor Initiator significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3 voldaan en kan er dus op mediatievoorwaarde 4 worden gecontroleerd. −
Het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn veranderde van significant naar niet significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
−
Het verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie-Factor aan het model.
Om van mediatie te kunnen spreken moet na toevoeging van Depressie-Factor het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn veranderen van significant naar niet significant en moet het verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn significant blijven. Dit was telkens het geval. CONCLUSIE: Depressie-Factor medieert WEL het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn. Protest-Factor als mediator Er werden vier meervoudige lineaire regressies uitgevoerd, om de zeven hypothesen met Protest-Factor als mediator te toetsen. Om mediatievoorwaarde 1 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als: −
Afhankelijke variabele: Psychologisch Welzijn;
−
Factoren: Echtscheidingsprocedure en Initiator;
−
Covariaten: Conflict, Financiële Situatie, Steun, Relatieduur en Contact.
Om mediatievoorwaarde 2 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als: −
Afhankelijke variabele: Protest-Factor;
−
Factoren: Echtscheidingsprocedure en Initiator;
−
Covariaten: Conflict en Financiële Situatie, Steun, Relatieduur en Contact.
Om mediatievoorwaarde 3 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als −
Afhankelijke variabele: Psychologisch Welzijn;
−
Onafhankelijke variabele: Protest-Factor.
Om mediatievoorwaarde 4 te toetsen werd een lineaire regressie uitgevoerd met als −
Afhankelijke variabele: Psychologisch Welzijn;
−
Factoren: Echtscheidingsprocedure en Initiator;
─
51
─
Covariaten: Conflict, Financiële Situatie, Steun, Relatieduur, Contact en Protest-
−
Factor als mogelijke mediator. Hieronder wordt het resultaat van deze vier regressie per stressor besproken (Zie tabel 5)..
CONFLICT FINANCIELE SITUATIE STEUN
-,12 ,24
*** *** ***
,57
RELATIEDUUR CONTACT
***
JA
-,04
,24
-,09
MEDIATIE?
PWZ
+PROTEST
STRESSOREN
-,24
NEE
*** ,03 -,33
β
,00
-,00 **
β
-,12
-,19
,00
PROT EST
NEE
** -,02
INITIATOR - IK - EX
β
ST RESSOR
,03
SCHEIDINGSPROCEDURE - EOT
MOGELIJK?
PROTEST
-,25
β
VW 4 MEDIATIE
STRESSOREN
β
PWZ
VW 3
PROTEST
VW 2
PWZ
VW 1 STRESSOREN
Tabel 5: Meervoudige Regressieanalyses met Protest-Factor als mediator
***
NEE
***
/
***
/
NEE -,09 *
***
NEE
***
/ -,02
JA
,00 -,04
JA
** ,12 -,15
-,01 / ** ***
NEE NEE
,03 -,33
VW: Mediatievoorwaarde
PWZ: Psychologisch Welzijn
* p-waarde < 0,05
** p-waarde < 0,01
*** p-waarde < 0,001
Conflict Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe vaker en intenser er conflicten voorkomen, hoe meer protest-emoties men ervaart en hoe meer kans op psychologische problemen men heeft’ werden eerst de directe verbanden tussen Conflict, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een negatief significant direct verband van Conflict naar het Psychologisch Welzijn.
−
Er is een positief significant direct verband van de Conflict naar de Protest-Factor.
−
Er is een negatief significant direct verband van Protest-Factor naar het Psychologisch Welzijn.
─
52
─
Daar deze drie directe verbanden voor de stressor Conflict significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3 voldaan en kan er dus op mediatievoorwaarde 4 worden gecontroleerd. −
Het negatief verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Protest-Factor aan het model.
−
Het verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn bleef niet significant na toevoeging van Protest-Factor aan het model.
Om van mediatie te kunnen spreken zou na toevoeging van de Protest-Factor het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn moeten veranderen van significant naar niet significant en zou het verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn significant moeten blijven. Dit was voor beiden verbanden niet het geval. CONCLUSIE: Protest-Factor medieert NIET het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn Financiële Situatie Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe slechter de financiële toestand na de scheiding is, hoe meer protest-emoties men ervaart en dat hierdoor het psychologische welzijn daalt’ werden eerst de directe verbanden tussen Financiële Situatie, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een negatief significant direct verband van Financiële Situatie naar het Psychologisch Welzijn
−
Er is geen significant direct verband van de Financiële Situatie naar de ProtestFactor
−
Er is een negatief significant direct verband van Protest-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar het tweede verband voor de stressor Steun niet significant is, wordt er aan mediatievoorwaarden 2 niet voldaan. Hierdoor is mediatie niet mogelijk en hoeft er dus ook niet meer op mediatievoorwaarde 4 voor Protest-Factor getest te worden. CONCLUSIE: Protest-Factor medieert NIET het verband tussen Financiële Situatie en Psychologisch Welzijn.
─
53
─
Steun Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe minder steun men ervaart, hoe meer depressieemoties dit uitlokt bij degenen die scheiden en hoe meer het psychologische welzijn vermindert.’ werden eerst de directe verbanden tussen Steun, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een positief significant direct verband van Steun naar het Psychologisch Welzijn
−
Er is geen significant direct verband van Steun naar de Protest-Factor
−
Er is een negatief significant direct verband van Protest-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar het tweede verband voor de stressor Steun niet significant is, wordt er aan mediatievoorwaarden 2 niet voldaan. Hierdoor is mediatie niet mogelijk en hoeft er dus ook niet meer op mediatievoorwaarde 4 voor Protest-Factor getest te worden. CONCLUSIE: Protest-Factor mediëren NIET het verband tussen Steun en Psychologisch Welzijn Echtscheidingsprocedure Om de hypothese te toetsen dat ‘mensen die scheiden met een procedure ‘Echtscheiding door Onherstelbare Ontwrichting’ meer protest-emoties ervaren dan mensen die scheiden met een procedure ‘Echtscheiding met Onderlinge Toestemming’ en men bijgevolg een verminderd psychologische welzijn hebben’ werden eerst de directe verbanden tussen Echtscheidingsprocedure, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is geen significant direct verband van Echtscheidingsprocedure naar het Psychologisch Welzijn
−
Er is een negatief significant direct verband van Echtscheidingsprocedure naar de Protest-Factor
−
Er is een negatief significant direct verband van Protest-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar het eerste direct verband voor de stressor Echtscheidingsprocedure niet significant is, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 niet voldaan. Hierdoor is mediatie niet mogelijk
─
54
─
en hoeft er dus ook niet meer op mediatievoorwaarde 4 voor Protest-Factor getest te worden. CONCLUSIE:
Protest-Factor
medieert
NIET
het
verband
tussen
Echtscheidingsprocedure en Psychologisch Welzijn Relatieduur Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe langer de relatie heeft geduurd, hoe meer protestemoties men ervaart bij de scheiding en hoe meer het psychologische welzijn kan verminderen’ werden eerst de directe verbanden tussen Relatieduur, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is geen significant direct verband van Relatieduur naar het Psychologisch Welzijn
−
Er is een negatief significant direct verband van Relatieduur naar de ProtestFactor
−
Er is een negatief significant direct verband van Protest-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar het eerste direct verbanden voor de stressor Relatieduur niet significant is, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 niet voldaan. Hierdoor is mediatie niet mogelijk en hoeft er dus ook niet meer op mediatievoorwaarde 4 voor Protest-Factor getest te worden. CONCLUSIE: Protest-Factor mediëren NIET het verband tussen Relatieduur en Psychologisch Welzijn Contact Om de hypothese te toetsen dat ‘hoe meer contact men heeft met zijn ex-partner, hoe meer protest-emoties men ervaart en hoe meer dit een negatieve invloed op het psychologische welzijn heeft’ werden eerst de directe verbanden tussen Contact, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is negatief significant direct verband van Contact naar het Psychologisch Welzijn
−
Er is een negatief significant direct verband van Contact naar de Protest-Factor
─
55
─
−
Er is een negatief significant direct verband van Protest-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar deze drie directe verbanden voor de stressor Contact significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3 voldaan, dus kan er op mediatievoorwaarde 4 worden gecontroleerd Het negatief verband tussen Contact en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Protest-Factor aan het model. Het verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn bleef niet significant na toevoeging van Protest-Factor aan het model. Om van mediatie te kunnen spreken zou na toevoeging van Protest-Factor het verband tussen Contact en Psychologisch Welzijn moeten veranderen van significant naar niet significant en zou het verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn significant moeten blijven. Dit was voor beiden verbanden niet het geval. CONCLUSIE: de Protest-Factor medieert NIET het verband tussen Contact en Psychologisch Welzijn Initiator Om de hypothese te toetsen dat ‘degenen die de scheiding het minst wilden het meest protest-emoties ervaren en bijgevolg meer het psychologische problemen zullen ontwikkelen’ werden eerst de directe verbanden tussen Initiator, Protest-Factor en Psychologisch Welzijn nagekeken. Men stelde vast dat: −
Er is een significant direct verband van Initiator naar het Psychologisch Welzijn
−
Er is een significant direct verband van de Initiator naar de Protest-Factor
−
Er is een significant direct verband van Protest-Factor naar het Psychologisch Welzijn
Daar deze drie directe verbanden voor de stressor Initiator significant zijn, wordt er aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3 voldaan, dus kan er op mediatievoorwaarde 4 worden gecontroleerd −
Het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Protest-Factor aan het model.
−
Het verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn bleef niet significant na toevoeging van Protest-Factor aan het model.
─
56
─
Om van mediatie te kunnen spreken zou na toevoeging van Protest-Factor aan het model het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn van significant naar niet significant moeten veranderen en zou het verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn significant moeten blijven. Dit was niet het geval. CONCLUSIE: de Protest-Factor medieert NIET het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn Protest & Depressie Factoren samen als mediator Tabel 6: Meervoudige Regressies met Depressie- & Protest Factoren samen als
CONFLICT FINANCIELE SITUATIE STEUN
-,12 ,24
*** *** ***
,18 ,08 -,21
β *
JA
**
RELATIEDUUR
,00
CONTACT
-,04
INITIATOR
-,05
**
JA
JA NEE NEE
**
NEE
-,00
,04
NEE
-,09
JA
VW: Mediatievoorwaarde
PWZ: Psychologisch Welzijn
* p-waarde < 0,05
** p-waarde < 0,01
M EDIATIE?
DEPRESSIE
PROTEST
β
β
β
-,05 -,07 ,12
JA ***
/
***
/
***
/ -,07
-,09 * ***
NEE
,00
JA
-,03
-,53 ***
-,16 *** /
*
JA
**
-,15 ,66
ST RESSOR
NEE
-,19
-,55 ***
***
***
,00
,00
*** ,03 -,33
β
,03
NEE -,02
- IK - EX
,57
JA
***
SCHEIDINGSPROCEDURE - EOT
β
VW 4 STRESSOREN +PROTEST & DEPRESSIE PWZ
DEPRESSIE PWZ
-,25
β
VW 3 M EDIATIE M OGELIJK?
STRESSOREN DEPRESSIE
β
VW 2
PROTEST PWZ
VW 3
STRESSOREN PROTEST
VW 2
M EDIATIE M OGELIJK?
VW 1 STRESSOREN PWZ
mediator
,12 -,15
JA -,03 ,00
*** p-waarde < 0,001
Conflict Daar zowel de Depressie-Factor als de Protest-Factor als mediator voldoet aan de mediatievoorwaarden 1 t&m 3, werd ook de hypothese getoetst dat ‘hoe vaker en intenser er conflicten voorkomen, hoe meer depressie-emoties en protest-emoties men ervaart en hoe meer kans op psychologische problemen men heeft’. Hiervoor werd op ─
57
─
/
mediatievoorwaarde 4 gecontroleerd voor de Depressie &- Protest Factoren samen (Zie tabel 6). −
Het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn veranderde van significant naar niet significant, na toevoeging van Depressie- & Protest Factoren samen aan het model.
−
Het negatief verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie- & Protest-Factor samen aan het model.
−
Het negatief verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van Depressie- & Protest-Factor samen aan het model.
Om van mediatie te kunnen spreken zou na toevoeging van de Depressie- & Protest Factoren samen het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn moeten veranderen van significant naar niet significant, het verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn significant moeten blijven en zou het verband tussen ProtestFactor en Psychologisch Welzijn ook significant moeten blijven. Dit was voor alle drie de verbanden wel het geval. CONCLUSIE: de Depressie- & Protest Factoren samen mediëren WEL het verband tussen Conflict en Psychologisch Welzijn. Initiator Daar zowel de Depressie-Factor als de Protest-Factor als mediator voldoet aan de mediatievoorwaarden 1 t&m 3, werd ook de hypothese getoetst dat ‘degenen die de scheiding het minst wilden het meest depressie-emoties en protest-emoties ervaren en bijgevolg meer psychologische problemen zullen ontwikkelen’ Hiervoor werd op mediatievoorwaarde 4 gecontroleerd voor de Depressie &- Protest Factoren samen. −
Het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn veranderde van significant naar niet significant, na toevoeging van de Depressie- & Protest Factoren samen aan het model.
−
Het verband tussen Depressie-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van de Depressie- & Protest Factoren samen aan het model.
−
Het verband tussen Protest-Factor en Psychologisch Welzijn bleef significant na toevoeging van de Depressie- & Protest Factoren samen aan het model.
─
58
─
Om van mediatie te kunnen spreken zou na toevoeging van Depressie- & Protest-Factor samen het verband tussen Initiator en Psychologisch Welzijn moeten veranderen van significant naar niet significant en zouden de verbanden van de Protest- respectievelijk de Depressie- Factor naar Psychologisch Welzijn significant moeten blijven. Dit was telkens het geval. CONCLUSIE: de Depressie- & Protest Factoren samen mediëren WEL het verband tussen Financiële Situatie en Psychologisch Welzijn. Bij de overige variabelen (Financiële Situatie, Steun, Echtscheidingsprocedure, Relatieduur en Contact) voldeden minstens één van de Factoren (Depressie en/of Protest) niet aan mediatievoorwaarden 1 t&m 3. Hierdoor is mediatie niet meer mogelijk en werd er bijgevolg ook niet meer gecontroleerd op mediatievoorwaarde 4 voor de Depressie- & Protest Factoren samen.
─
59
─
DISCUSSIE BEVINDINGEN Dit onderzoek wil nagaan of emoties het verband tussen Stressoren en Psychologisch Welzijn mediëren. We gingen dit na voor twee typen emoties. Ten eerste voor depressie-emoties en ten tweede voor protest-emoties. Bovendien, als aan bepaalde voorwaarden werd voldaan, gingen we ook na of de twee typen emoties samen het verband medieerden. Uit de analyses blijkt dat er voor twee Stressoren mediatie het geval is en dus dat de verbanden tussen de overige Stressoren en Psychologisch Welzijn niet gemedieerd worden door emoties. Voor de Stressoren Financiële Situatie, Steun en Contact kunnen we opmerken dat er wel een rechtstreeks verband naar Psychologisch Welzijn is, maar zonder mediatie. Voor de stressoren Echtscheidingsprocedure en Relatieduur er zelfs geen rechtstreeks verband met Psychologisch Welzijn bestaat. Conflict Eén eerste mediatie werd gevonden bij het verband van de stressor Conflict op het Psychologisch Welzijn. Dit verband wordt gemedieerd door depressie- & protestemoties samen. Zoals verwacht veroorzaakt veel conflict met de ex-partner veel negatieve emoties, die op hun beurt een nefaste invloed hebben op het Psychologisch Welzijn (Ahrons 1994; Buehler & Trotter 1990, Masheter,1997). Een conflictueuze relatie is voor sommigen een manier om de relatie met de ex-partner in stand te houden, wat maakt dat men gehecht blijft aan de ex-partner (Davis, Shaver, & Vernon, 2003). Het blijkt vooral dat als ex-partners na de scheiding er een langdurige conflictueuze relatie op nahouden, dit ernstige gevolgen kan hebben voor het welzijn (Clarke-Stewart & Brentano, 2006; Masheter, 1997). Initiator Een tweede mediatie werd gevonden bij het verband tussen de stressor Initiator en het Psychologisch Welzijn. Dit verband wordt gemedieerd door enerzijds depressie-emoties en anderzijds door depressie- & protest-emoties samen. Zoals verwacht ervaren mensen die niet het initiatief namen tot de echtscheiding, meer negatieve emoties, dan degenen ─
60
─
die het initiatief namen en bijgevolg meer psychologische klachten vertoonden (Kincaid & Caldwell, 1995; Vaughan, 1986). Als men verlaten wordt, kan men zich het slachtoffer voelen van allerlei veranderingen die men helemaal niet wilde (Gray & Silver, 1990; Gray, 1996). Zo ontzegt de initiator degene die hij verlaat een relatie, kan die de eventuele kinderen minder zien, moet die misschien verhuizen, enz., waardoor die oa woede tov de ex-partner kan voelen (Plutchik, 2001). Bovendien kunnen degenen die verlaten worden, nog een lange tijd liefde blijven voelen voor hun ex-partner, wat verhindert de ex-partner los te laten (Masheter, 1997; Sbarra & Ferrer, 2006). Tot slot krijgen degenen die verlaten worden vaak ineens te maken met allerlei onzekerheden, waardoor gevoelens van angst kunnen opduiken. Volgens Bowlby(1973) zit het in de natuur van de mens om zich, als men zich angstig voelt, te hechten aan de hechtingsfiguur die men kent en dit is ironisch genoeg vaak de ex-partner. Dit maakt dat zolang men zich angstig blijft voelen, men de ex-partner moeilijk kan loslaten. Financiële Situatie Er werd verwacht dat hoe moeilijker men kan rondkomen na de scheiding, hoe meer negatieve emoties dit veroorzaakt en dat deze op hun beurt een negatieve invloed hebben op het Psychologisch Welzijn. Deze hypothese konden we niet bevestigen. Er kan wel uit de resultaten worden geconcludeerd dat een moeilijkere financiële situatie na de scheiding, een lager Psychologisch Welzijn tot gevolg heeft, zonder dat emoties daar een rol in spelen. Steun Er werd verwacht dat hoe minder steun men ervaart na de scheiding, hoe meer negatieve emoties dit veroorzaakt en dat deze op hun beurt een negatieve invloed hebben op het Psychologisch Welzijn. Deze hypothese werd niet bevestigd. We konden wel bevestigen dat weinig steun na de scheiding een lager Psychologisch Welzijn tot gevolg heeft, zonder dat emoties daar een rol in spelen.
─
61
─
Contact Er werd verwacht dat hoe meer contact men met de ex-partner na de scheiding heeft, hoe meer negatieve emoties dit veroorzaakt en dat deze op hun beurt een negatieve invloed hebben op het Psychologisch Welzijn. Deze hypothese werd niet bevestigd. We konden wel bevestigen dat veel contact na de scheiding een lager Psychologisch Welzijn tot gevolg heeft, zonder dat emoties daar een rol in spelen. De drie bevindingen voor Financiële Situatie, Steun en Contact kunnen misschien verklaard worden door het feit dat slechts 5,6 %van de deelnemers langer dan één jaar gescheiden waren. De overige waren ofwel korter dan een jaar ofwel nog niet wettelijk gescheiden. Volgens Amato (2000) is het zo dat de eerste negatieve effecten soms pas jaren na de definitieve scheiding zichtbaar worden. Dit kan betekenen dat men nog geen of weinig invloed van emoties ondervindt. Volgens bepaalde onderzoekers is het zo dat men niet enkel het effect van extreme emoties, maar ook het effect van emoties die gedurende een langere periode constant aanwezig zijn, niet mag onderschatten (Barlow, 1991; Clark & Watson, 1991; Kring & Bachorowski, 1999; Lazarus, 1991; Plutchik, 1993; Thoits, 1985). Voor de meesten brengt een scheiding nadelige veranderingen met zich mee zoals het feit dat men met minder financiële middelen moet rondkomen, weinig steun ervaart en toch nog ‘verplicht’ contact moet hebben met de ex-partner (Perilloux & Buss, 2008; Sbarra & Emery, 2005). Deze nadelige veranderingen brengen vaak negatieve emoties met zich mee. Ondanks het feit dat men met veel nadelige veranderingen te maken krijgt die negatieve emoties met zich kunnen meebrengen, ervaren niet alle mensen een verminderd Psychologisch Welzijn, omdat daartegenover voor hen (bijv. bij initiatoren) de scheiding meer positieve veranderingen veroorzaakt, die meer doorwegen dan de nadelige. Zo kan de scheiding bijv. een oplossing betekenen om uit een conflictueuze relatie te stappen (Aseltine & Kessler, 1993). Wat hierbij ook van belang is, is dat een stimulus pas door iemand als een stressor wordt ervaren (ook al kan men objectief zeggen dat deze stimulus de fysieke en de psychische integriteit dreigt aan te tasten) als die persoon de stimulus als bedreigend conceptualiseert (Lazarus, 1991).
─
62
─
Echtscheidingsprocedure Er werd verwacht dat mensen die scheiden volgens een EOO-procedure, meer negatieve emoties ervaren, dan degenen die volgens een EOT-procedure scheiden en dat deze negatieve emoties op hun beurt een negatieve invloed hebben op het Psychologisch Welzijn. Deze hypothese kan niet worden bevestigd. Er zijn drie mogelijke redenen waarom men verplicht kan zijn om volgens een EOOprocedure te scheiden (BW Art. 229): Ten eerste omdat beide partners willen scheiden maar er onenigheid bestaat over de scheidingsvoorwaarden zoals het alimentatiebedrag, de verblijfsregeling van de kinderen of wie er blijft wonen, enz. Ten tweede wanneer slechts één van beide partners wil scheiden. Ten derde als er feiten van onherstelbare ontwrichting kunnen aangetoond worden, zoals geweld, overspel, enz. Ondanks dat een EOO-procedure vaak erg stresserend is, is dit voor een partner soms de enige manier om een (ongelukkige) relatie te beëindigen. Dit houdt in dat voor deze partner een EOO-procedure niet noodzakelijk een negatief Psychologisch Welzijn tot gevolg heeft. Dit kan verklaren waarom geen verband gevonden werd tussen Echtscheidingsprocedure en Psychologisch Welzijn. Relatieduur Er werd verwacht dat hoe langer de relatie met de ex-partner heeft geduurd, hoe meer negatieve emoties men ervaart en dat deze negatieve emoties op hun beurt een negatieve invloed hebben op het Psychologisch Welzijn. Deze hypothese kan niet worden bevestigd. Onderzoek heeft aangetoond dat het ongeveer twee jaar duurt om zich te identificeren met de rol van man/vrouw in een huwelijk (Bowlby, 1973). Volgens Kitson (1992) en Kitson & Morgan (1998) geldt dat hoe langer men getrouwd geweest is, hoe moeilijker men het bij een echtscheiding heeft om zichzelf als een gescheiden man/vrouw te beschouwen. Echter, of men nu na vijf of twintig jaar huwelijk scheidt, volgens Weiss (1975) blijft het even moeilijk om zich uit de rol als getrouwde man/vrouw los te maken en terug een nieuw identiteit op te bouwen. Dit kan een verklaring zijn waarom er geen verband is gevonden tussen Relatieduur en Psychologisch Welzijn.
─
63
─
BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK Het IPOS-onderzoek selecteerde zijn deelnemers al in de rechtbank om het echtscheidingsproces vanaf een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen volgen. Echter hierdoor waren op het moment van deelname slechts 49,2% van de participanten wettelijk gescheiden en van deze groep waren de meesten (97,2%) zelfs nog geen jaar gescheiden. Aangezien volgens Amato (2000) de invloed van een echtscheiding op het welzijn pas na jaren zichtbaar kan worden, is het mogelijk dat in dit onderzoek de invloed van Stressoren en emoties op Psychologisch Welzijn nog niet merkbaar is. Om een beter idee te krijgen van de lange termijn impact van een scheiding op het Psychologisch Welzijn, zou men ofwel het onderzoek moeten voeren met deelnemers die reeds verschillende tijdsduren gescheiden zijn ofwel de huidige deelnemers langdurig moeten blijven volgen. Daarnaast wordt er geen rekening gehouden met een eventueel selectie-effect. Het Selection-Model stelt dat mensen met psychologische problemen kwetsbaarder zijn voor stressvolle levensgebeurtenissen zoals echtscheiding. Het Social Causation-Model stelt dat stressvolle levensgebeurtenissen mensen kwetsbaarder maakt waardoor ze vaker psychologische problemen hebben (Bloom, Niles, & Tatcher 1985; Kitson and Sussman 1982 Lorenz et al, 1997). Veel onderzoekers zijn ervan overtuigd dat beide effecten een rol spelen. Kwetsbare mensen hebben meer kans op stressvolle levensgebeurtenissen waardoor men nog kwetsbaarder wordt en nog meer kans op stressvolle levensgebeurtenissen krijgt (Amato, 2000; Lorenz et al, 1997). In dit onderzoek zou het kunnen dat de echtscheiding wordt veroorzaakt door een verlaagd Psychologisch Welzijn of dat het verlaagd Psychologisch Welzijn wordt veroorzaakt door de echtscheiding (Davis, Shaver and Vernon, 2003; Sbarra and Nietert, 2009). Om een onderscheid te kunnen maken tussen het Selection- en Social Causation-Effect, zou men mensen longitudinaal moeten opvolgen, ttz. een onderzoek dat begint vanaf men trouwt tot lang na de eventuele echtscheiding. Aangezien de steekproef enkel bestaat uit deelnemers die al gerechtelijke stappen hebben gezet, kan men niet nagaan welke invloed het Psychologisch Welzijn van voor het echtscheidingsproces heeft. Men moet er dus rekening mee houden dat een deel van de stressoren en psychologische problemen na de echtscheiding verklaard kan worden door een probleem dat al voor de
─
64
─
echtscheiding of zelfs al voor het huwelijk bestond, zoals bijv. een vroegere depressie of antisociaal gedrag. (Bloom, Asher and White, 1978; Kitson,1992). Verder heeft van alle mensen die aangesproken zijn geweest om deel te nemen aan het onderzoek, slecht 20,8% de vragenlijst volledig ingevuld. Het feit dat bepaalde personen ervoor gekozen hebben om deel te nemen en anderen niet kan de resultaten beïnvloeden. Deze laatste groep kan namelijk andere kenmerken vertonen dan de eerste. Zo zou het kunnen dat juist de mensen die de echtscheiding als zeer pijnlijk ervaren, niet deelnamen omdat een onderzoek te confronterend is. Een laatste beperking zou kunnen zijn dat er in dit onderzoek geen rekening wordt gehouden met protectieve factoren die de negatieve gevolgen temperen of de positieve gevolgen van een echtscheiding die de negatieve gevolgen misschien compenseren. Als een echtscheiding voor iemand veel positieve gevolgen heeft zoals bijv. een herwonnen vrijheid, een ontsnappen aan een conflictueuze relatie, enz. kunnen de negatieve gevolgen misschien minder zwaar doorwegen en zal de scheiding misschien een verhoogd Psychologisch Welzijn tot gevolg hebben. Amato (2000) komt hieraan een stuk tegemoet door in zijn Divorce- Stress- Adjustment model wel protectieve factoren op te nemen. VERDER ONDERZOEK In dit onderzoek werden de hypothesen getoetst voor personen die wilden scheiden na eerst getrouwd te zijn. Maar de hypothesen uit dit onderzoek zouden ook voor andere populaties kunnen getoetst worden. Een eerste alternatieve populatie zou enkel personen kunnen bevatten die uit elkaar gaan na een serieuze relatie zonder ooit getrouwd te zijn, omdat, zoals reeds besproken in de inleiding, een scheiding niet alleen stressvol is voor degenen die scheiden na een huwelijk, maar ook voor degenen die uit elkaar gaan na een serieuze relatie (Corijn, 2005). Een tweede alternatieve populatie zou enkel kinderen van gescheiden ouders kunnen bevatten. Omdat ook voor kinderen een echtscheiding een zeer stressvolle en emotionele gebeurtenis kan zijn die de rest van hun leven kan beïnvloeden (Amato, 2000; Demo et al., 2003; Lamb & Sternberg, 1997). Men schat dat ongeveer 40% van
─
65
─
de Amerikaanse kinderen een scheiding gedurende hun kindertijd zal meemaken (Bumpass, 1990). Ook dit onderzoek telt 191 deelnemers met kinderen. Men zou ook de populatie van dit onderzoek kunnen verdelen in subgroepen, om na te gaan of voor elke subgroep de Stressoren en emoties een verschillend effect hebben op het Psychologisch Welzijn. Een eerste onderzoek zou het verschil tussen mannen en vrouwen kunnen nagaan, omdat mannen en vrouwen in veel gevallen emotioneel verschillend reageren of omdat mannen vaak rationeler hun problemen aanpakken. Zo vertonen vrouwen vaker intensere en langdurigere emoties bij een inter-persoonlijk conflict (Birditt & Fingerman, 2003) en uiten vrouwen meer emoties (Balswick & Averett, 1977; Kring & Gordon, 1998). Een tweede onderzoek zou het verschil tussen de ex-partners die wilden scheiden en de ex-partners die verlaten werden kunnen nagaan. Men zou kunnen kijken of er een verschil bestaat in de manier waarop deze omgaan met de stressvolle gevolgen van een echtscheiding. Iemand die ervoor kiest om te scheiden kan misschien de negatieve gevolgen als veel minder stresserend ervaren, omdat men deze misschien als opoffering ziet om iets veel waardevoller in de plaats krijgt zoals bijv. een herwonnen vrijheid. Hierdoor zullen negatieve gevolgen misschien minder negatieve emoties uitlokken en dus ook minder gevolgen hebben voor het Psychologisch Welzijn. Aangezien ten eerste de gevolgen van een echtscheiding vaak pas op lange termijn zichtbaar worden (Amato, 2000), ten tweede extreme maar ook vooral langdurige emoties een effect hebben op het Psychologisch Welzijn (Barlow, 1991; Clark & Watson, 1991; Kring & Bachorowski, 1999; Lazarus, 1991; Plutchik, 1993; Thoits, 1985) en ten derde de meeste deelnemers in dit onderzoek nog maar minder dan een jaar gescheiden zijn, is het waarschijnlijk interessant een vervolgonderzoek te doen naar de langetermijneffecten van Stressoren op Psychologisch Welzijn en naar de rol van Emoties hierin.
─
66
─
CONCLUSIE In
het
kader
van
het
Interdisciplinair
Project
voor
Optimalisering
van
Scheidingstrajecten (IPOS) heeft dit onderzoek geprobeerd enig inzicht te geven in het scheidingsproces in Vlaanderen. In het bijzonder onderzocht deze scriptie of emoties het verband tussen Stressoren door echtscheiding en Psychologisch Welzijn mediëren. We hebben vastgesteld dat enkel het verband tussen de Stressoren Conflict en Initiator met Psychologisch Welzijn gemedieerd worden door negatieve emoties. Hieruit kunnen we besluiten dat het nodig is om mensen die verlaten worden of mensen die nog steeds een zeer conflictueuze relatie hebben met hun ex-partner op emotioneel gebied te begeleiden, opdat die minder effecten van een negatief Psychologisch Welzijn zouden ervaren. Met deze inzichten zou men scheidingsdeskundigen handvaten kunnen aanreiken om mensen in een echtscheiding nog beter te kunnen ondersteunen en om de kwaliteit van het leven van gezinnen in een scheidingssituatie en na een scheiding te verbeteren. Er werd ook vastgesteld dat de Stressoren Financiële Situatie, Steun en Contact niet worden gemedieerd door negatieve emoties, maar wel rechtstreekse verbanden vertonen met Psychologisch Welzijn. Dus ook deze Stressoren spelen een belangrijke rol in het echtscheidingsproces. Er zou verder kunnen onderzocht worden of emoties bij deze verbanden misschien wel een rol spelen als men deelnemers blijft volgen op lange termijn, als men deelnemers opdeelt in subgroepen of bij andere populaties.
─
67
─
REFERENTIES
Afifi, T.O., Cox, B.J., & Enns, M.W. (2006). Mental Health Profiles among Married, NeverMarried, and Separated/Divorced Mothers in a Nationally Representative Sample. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 41, 122–129.
Ahrons, C. (1994). The Good Divorce. New York, NY: Harper Collins.
Allison, P. D. (1999). Multiple Regression. A primer. Thousand Oaks, CA: Pine Forge Press.
Amato, P. R. (1994). The Impact of Divorce on Men and Women in India and the United States. Journal of Comparative Family Studies, 25, 207–221.
Amato, P. R. (2000). The Consequences of Divorce for Adults and Children. Journal of Marriage and Family, 62, 1269–1287.
Andress, H. J., & Bröckel, M. (2007). Income and Life Satisfaction after Marital Disruption in Germany. Journal of Marriage and Family, 69, 500–512.
Aseltine, R. H., & Kessler, R. C. (1993). Marital Disruption and Depression in a Community Sample. Journal of Health and Social Behavior, 34, 237–251.
Ballard, R. H., Holtzworth-Munroe, A., Applegate, A. G., & D’Onofrio, B. (2011). Factors affecting Outcome of Divorce and Paternity Mediations. Family Court Review, 49, 16–33.
Balswick, J., & Averett, C. P. (1977). Differences in Expressiveness: Gender, Interpersonal Orientation, and Perceived Parental Expressiveness as Contributing Factors Author(s). Journal of Marriage and Family, 39, 121–127.
Barlow, D. H. (1991). Disorders of Emotion. Psychological Inquiry, 2, 58–71.
Baron, R., & Kenny, D. A. (1986). The Moderator Mediator Variable Distinction in Social Psychological Research: Conceptual, Strategic, and Statistical Considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51, 1173–1182.
Baum, N. (2006). Postdivorce Paternal Disengagement: Failed Mourning and Role Fusion. Journal of Marital and Family Therapy, 32, 245–254.
Baumeister, R. F., Wotman, S. R., & Stillwell, A. M. (1993). Unrequited Love: On Heartbreak, Anger, Guilt, Scriptlessness, and Humiliation. Journal of Personality and Social Psychology, 64, 377–394.
Benthem, G., Andrea, H., & Van der Meer, K. (2004). Angstklachten. Huisarts en Wetenschap, 47, 345–348.
Betzig, L. (1989). Causes of Conjugal Dissolution. Currant Anthropology, 30, 645–676.
Birditt, K. S., & Fingerman, K. L. (2003). Age and Gender Differences in Adults’ Description of Emotional Reactions to Interpersonal Problems. Journal of Gerontology: Psychological Sciences, 58, 237–245.
Bloom, B. L., Asher, S. J., & White, S.W. (1978). Marital Disruption as a Stressor: A Review and Analysis. Psychological Bulletin, 85, 867–894.
Bloom, B. L., Niles, R. L., & Tatcher, A. M. (1985). Sources of Marital Dissatisfaction among Newly Separated Persons. Journal of Family Issues, 6, 359–373.
Bohannan, P. (1970). Divorce and After. Garden City, N.Y.: Doubleday.
Boke, O. and Ozkan, I. (2007). Divorce and After. Geraadpleegd op: http://www.aile.selcuk.edu.tr/text/article2.pdf.
Bouman, A. M. (2004a). Financiële Gevolgen van Echtscheiding voor Man en Vrouw. Bevolkingstrends, 52, 19–23. CBS, Voorburg/Heerlen.
Bouman, A. M. (2004b). Financiële Gevolgen van de Beëindiging van Ongehuwd Samenwonen
voor
Man
en
Vrouw.
Bevolkingstrends,
52,
67–74.
CBS,
Voorburg/Heerlen. Bouman, A. M. (2004c). Financiële Gevolgen van Echtscheiding op Lange Termijn. Bevolkingstrends, 52, 85–89. CBS, Voorburg/Heerlen.
Bowlby, J. (1973). Attachment and Loss: Vol. 2. Separation. New York, NY: Basic Books.
Bowlby, J. (1980). Attachment and Loss: Vol. 2. Sadness and Depression. New York, NY: Basic Books.
Braver, S. L., & O'Connell, D. (1998). Divorced Dads: Shattering the Myths. New York, NY: Putnam.
Broese van Groenou, M. I. (1991). Gescheiden Netwerken. De Relaties met Vrienden en Verwanten na Echtscheiding. ICS Dissertatie. Amsterdam: Thela Thesis.
Brown, G. W., & Harris, T. O. (1989). Life Events and Illness. New York, NY: Guilford Press.
Buehler, C., & Trotter, B. B. (1990). Nonresidential and Residential Parents Perceptions of the Former Spouse Relationship and Children’s Social Competence Following Marital Separation: Theory and Programmed Intervention. Family Relations, 39, 395–404.
Bumpass, L. (1990). What's happening to the Family? Interactions between Demographic and Institutional Change. Demography, 27, 483–498.
Cherlin, A. J. (1992). Marriage, Divorce, Remarriage. Cambridge: Harvard University Press.
Chung, M. C., Farmer, S., Grant, K., Newton, R., Payne, S., Perry, M., Saunders, J., Smith, C., & Stone, N. (2003). Coping with Post-Traumatic Stress Symptoms following Relationship Dissolution. Stress and Health, 19, 27–36.
Clark, L. A., & Watson, D. (1991). Tripartite Model of Anxiety and Depression: Psychometric Evidence and Taxonomic Implications. Journal of Abnormal Psychology, 100, 316–336.
Clarke-Stewart, A., & Brentano, C. (2006). Divorce: Causes and Consequences. New Haven, CT: Yale University Press.
Clarke-Stewart, K., Vandell, D.L., McCartney, K., Owen, M.T., & Booth, C. (2000). Effects of Parental Separation and Divorce on Very Young Children. Journal of Family Psychology, 14, 304–326.
Clayton, P. (1990). Bereavement and Depression. The Journal of Clinical Psychiatry, 5, 34-40.
Cohen, J., Cohen, P., West, S. G., & Aiken, L. S. (2003). Applied Multiple Regression/Correlation Analysis for the Behavioral Sciences. Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.
Corijn, M. (2005). Huwen, uit het Echt Scheiden en Hertrouwen in België en in het Vlaamse Gewest. Een Analyse op Basis van Rijksregistergegevens. Brussel: CBGSWerkdocument 5.
Cotton, S. R. (1999). Marital Status and Mental Health Revisited: Examining the Importance of Risk Factors and Resources. Family Relations, 48, 225–233.
Crosby, J. F., Gage, B. A., & Raymond, M. C. (1983). The Grief Resolution Process in Divorce. Journal of Divorce, 7, 3–18.
Davies, L., Avison, W.R., & McApline, D. D. (1997). Significant Life Experiences and Depression among Single and Married Mothers. Journal of Marriage and Family, 59, 294–308.
Davis, D., Shaver, P. R., & Vernon, M. V. (2003). Physical, Emotional, and Behavioral Reactions to Breaking Up. Personality and Social Psychology Bulletin, 29, 871–884.
De Corte, W., & De Schrijver, M. (2006). Data-Analyse I. Universiteit Gent.
De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. Marktonderzoek Methoden en Toepassingen. Amsterdam, Pearson Education Benelux
De Vries, R. M., & Huisman, M. (2007). Regressieanalyse Assumpties. Rijksuniversiteit Groningen.
Demo, D. H., Johnson, C. L., Henley, K., Pasley, K., & Supple, A. J. (2003). Divorce-Effects on Children, Effects on Couples and Effects on Parents. Geraadpleegd op http://www.family.jrank.org/pages/413/Divorce.html
Duncan, G. J., & Hoffman, S. D. (1985). A Reconsideration of the Economic Consequences of Marital Dissolution. Demography, 22, 485–497.
Eastwick, P. W., Finkel, E. J., Krishnamurti, T., & Loewenstein, G. (2008). Mispredicting Distress following Romantic Breakup: Revealing the Time Course of the Affective Forecasting Error. Journal of Experimental Social Psychology, 44, 800–807.
Emery, R. E. (1994). Renegotiating Family Relationships: Divorce, Child Custody and Mediation. New York, NY: Guilford Press.
Emery, R. E., & Dillon, P. A. (1994). Conceptualizing the Divorce Process: Renegotiating Boundaries of Intimacy and Power in the Divorced Family System. Family Relations, 43, 374–379.
Francis L. E. (2007). Health and Emotions. In Stets, J. E., & Turner, J. H. (Eds.), Handbook of the Sociology of Emotions (pp. 591–610). Chicago: University of Chicago Press.
Fraley, R. C., & Shaver, P. R. (1999). Loss and Bereavement: Attachment Theory and Recent Controversies Concerning "Grief Work" and the Nature of Detachment. In J. Cassidy & P. R. Shaver (Eds.), Handbook of Attachment: Theory, Research, and Clinical Applications (pp. 735-759). New York, NY: Guilford Press.
FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (1970-2007). Geraadpleegd op http://www.statbel.fgov.be
Fokkema, C. M. (2001). Verdeling van Huis en Haard na Echtscheiding. Demo’s, Bulletin over Bevolking en Samenleving, 17, 45–47.
Fokkema, T., & Dykstra, P. (2001). Verschillen in Depressie tussen Gehuwden en Gescheiden Vrouwen in Nederland: Op Zoek naar een Verklaring. Sociale Wetenschappen, 44,115–137.
Ford, J. K., MacCallum, R. C., & Tail, M. (1986). The Applications of Exploratory Factor Analysis in Applied Psychology: A Critical Review and Analysis. Personnel Psychology, 39, 291–314.
Freund, P. E. S. (1990). The Expressive Body: A Common Ground for the Sociology of Emotions and Health and Illness. Sociology of Health and Illness, 12, 452–477.
Geraets, A. (2010). Eén Hart, Twee Huizen - Scheiden met het Geluk van je Kind als Belangrijkste Criterium in de Onderhandeling. Geraadpleegd op http//www.hetbesteuitelkaar.be/eenharttweehuizen.php
Goldberg, D. P. (1972). The Detection of Psychiatric Illness by Questionnaire. London, Oxford University Press.
Goldberg, D. P., Gater, R., Sartorius, N., Ustun, T. B., Piccinelli, M., Gureje O., & Rutter C. (1997). The Validity of Two Versions of the GHQ in the WHO Study of Mental Illness in General Health Care. Psychological Medicine, 27, 191–197.
Goldberg, D. P., & Williams, P. (1988). A Users Guide to the General Health Questionnaire. Windsor. Nfer Nelson
González, L., & Viitanen, T. (2009). The Effect of Divorce Laws on Divorce Rates in Europe. European Economic Review, 53, 127–138.
Goode, W. J. (1949). Problems in Post-Divorce Adjustment. American Sociological Review, 14, 394–401.
Gray, C. (1996). When Therapy is not in the Client’s Best Interest: Adapting Clinical Interventions to Stages of Divorce. Journal of Divorce and Remarriage, 26, 117–127.
Gray, C. A., & Shields, J. J. (1992). The Development of an Instrument to measure the Psychological Response to Separation and Divorce. Journal of Divorce and Remarriage, 17, 43–56.
Gray, J., & Silver, R. (1990). Opposite Sides of the Same Coin: Farmer Spouses’ Divergent Perspectives in Coping with their Divorce. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 1180–1191.
Gross, J. J. (1998). The Emerging Field of Emotion Regulation: An Integrative Review. Review of General Psychology, 2, 271–299.
Gross, J. J., & Barrett, L. F. (2011). Emotion Generation and Emotion Regulation: One or Two Depends on your Point of View. Emotion Review, 3, 8–16.
Gross J. J., & Levenson, R. W. (1997). Hiding Feelings: The Acute Effects of Inhibiting Negative and Positive Emotion. Journal of Abnormal Psychology, 106, 95–103
Hall, J. H., & Fincham, F. D. (2009). Psychological Distress: Precursor or Consequence of Dating Infidelity? Personality and Social Psychology Bulletin, 35, 143–159.
Herzog, T. (1996). Research Methods in the Social Sciences. Harper Collins College Publishers.
Hopper, J. (2001). The Symbolic Origins of Conflict in Divorce. Journal of Marriage and Family, 63, 430–445.
Horwitz A. V., White H. R., & Howell-White S. (1996). Becoming Married and Mental Health: A Longitudinal Study of a Cohort of Young Adults. Journal of Marriage and Family, 58, 895–907.
Houweling-Meijers, O., & Visser, K. (2005). Sociale Agogiek: Systeemgerichte Beleidsontwikkeling. Uitgeverij Van Gorcum.
Huizingh, E. (2008). Inleiding SPSS 16.0 voor Windows en Data Entry. Schoonhoven: Academic Service.
Jenkins, K. E. (2010). In Concert and Alone: Divorce and Congregational Experience. Journal for the Scientific Study of Religion, 49, 278–292.
Kayser, K. ( 1993 ). When Love dies: The Process of Marital Disaffection. New York, NY: Guilford Press.
Keller, M. C., & Nesse, R. M. (2005). Is low Mood an Adaptation? Evidence for Subtypes with Symptoms that match Precipitants. Journal of Affective Disorders, 86, 27–35.
Keltner, D., & Kring, A. M. (1998). Emotion, Social Function, and Psychopathology. Review of General Psychology, 2, 320–342.
Kim, H. K., McKenry P. C. (2002). The Relationship between Marriage and Psychological Well-Being. Journal of Family Issues, 23, 885–911.
Kincaid, S., & Caldwell, R. (1995). Marital separation: Causes, Coping, and Consequences. Journal of Divorce and Remarriage, 22, 109–128.
Kitson, G. C. (1982). Attachment to the Spouse in Divorce: A Scale and its Application. Journal of Marriage and the Family, 44, 379–393.
Kitson, G. C., & Holmes, W. M. (1992). Portrait of Divorce: Adjustment to Marital Breakdown. New York, NY: Guilford Press.
Kitson, G. C., & Morgan, L. A. (1990). The Multiple Consequences of Divorce: A Decade Review. Journal of Marriage and the Family, 52, 913–924.
Kitson, G. C., & Sussman, M. B. (1982). Marital Complaints, Demographic Characteristics, and Symptoms of Mental Distress in Divorce. Journal of Marriage and the Family, 44, 87–101.
Koeter M. W. J., & Ormel J. (1991). Manual of the Dutch Version of the General Health Questionnaire. Handleiding. Swets and Zeitlinger, Lisse.
Kring, A. M., & Bachorowski, J. A. (1999). Emotion and Psychopathology. Cognition and Emotion, 13, 575–599.
Kring, A. M., & Gordon, A. H. (1998). Sex Differences in Emotion: Expression, Experience, and Physiology. Journal of Personality and Social Psychology, 3, 686–703.
Kruk, E. (1991). The Grief Reaction of Noncustodial Fathers Subsequent to Divorce. Men’s Studies Review, 8, 17–21.
Kübler-Ross, E. (1969). On Death and Dying. New York, NY: W.W. Norton.
Kuppens, K., Steegmans, N., Van Aerschot, M., Poot, S., & Van Haegendoren, M. (2006). Vrouwen en Mannen in België: Genderstatistieken en Genderindicatoren. Brussel: Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.
Kurdek, L. A. (1991). The Relations between Reported Well-Being and Divorce History, Availability of a Proximate Adult, and Gender. Journal of Marriage and the Family, 53, 71–78.
Lamb, M. E., & Sternberg, K. J. (1997). The Effect of Divorce and Custody Arrangements on Children's Behavior, Development and Adjustment. Expert Evidence, 5, 83–88.
Lantz, H. R., & Snyder, E. C. (1969). Marriage: An Examination of the Man-Woman Relationship. New York: Wiley.
Lazarus, R. S. (1991). Emotions and Adaptation. New-York: Oxford University Press.
Lipman, E. L., MacMillan, H. L., & Boyle, M. H. (2001). Childhood Abuse and Psychiatric Disorders among Single and Married Mothers. American Journal of Psychiatry, 158, 73–77.
Lorenz, F .O., Simons, R. L., Conger, R. D., Elder, G. H., Johnson, C., & Chao, W. (1997). Journal of Marriage and Family, 59, 219–232.
MacKinnon, D. P., Fairchild, A. J., & Fritz, M. S. (2007). Mediation Analysis. Annual Review of Psychology, 58, 593–614.
Madden-Derdich, D. A., & Arditti, J. A. (1999). The Ties that bind: Attachment between Former Spouses. Family Relations, 48, 243–249.
Maldonado, S. (2008). Cultivating Forgiveness: Reducing Hostility and Conflict after Divorce. Wake Forest Law Review, 43, 441–504.
Mandler, G. (1975). The Search for Emotion. In L. Levi (Ed.), Emotions - Their parameters and measurement (pp. 1–15). New York, NY: Raven.
Marks, N. F. (1996). Flying Solo at Midlife: Gender, Marital Status, and Psychological WellBeing. Journal of Marriage and the Family, 58, 917–932.
Marks, N. F., & Lambert, J. (1998). Marital Status Continuity and Change among Young and Midlife Adults: Longitudinal Effects on Psychological Well-Being. Journal of Family Issues, 19, 652–686.
Masheter, C. (1997). Healthy and Unhealthy Friendship and Hostility between Ex-Spouses. Journal of Marriage and the Family, 59, 463–475.
McManus, P.A., & DiPrete T.A. (2001). Losers and Winners: The Financial Consequences of Separation and Divorce for Men. American Sociological Review, 66, 246–268.
Mortelmans, D. (2009). De Financiële Gevolgen van een Echtscheiding en hoe Vrouwen daarmee omgaan. RO-SA, 15, 11–14.
Myers, M. (1989). Men and Divorce. New York, NY: The Guilford Press.
Pais, J., & White, P. (1979). Family Redefinition: A Review of the Literature toward a Model of Divorce Adjustment. Journal of Divorce, 2, 271–281.
Panksepp, J. (2003). Feeling the Pain of Social Loss. Science, 302, 237–239.
Perilloux, C., & Buss, D. M. (2008). Breaking up Romantic Relationships: Costs Experienced and Coping Strategies Deployed. Evolutionary Psychology, 6, 164–181.
Pierce, G. R., Sarason, I. G., & Sarason, B. R. (1991). General and Relationship-Based Perceptions of Social Support: Are two Constructs better than one? Journal of Personality and Social Psychology, 61, 1028–1039.
Plutchik, R. (1980). A General Psycho Evolutionary Theory of Emotion. In R. Plutchik & H. Kellerman (Eds.), Emotion: Theory, Research and Experience. Vol. 1. Theories of Emotion (pp. 3–31). NewYork, NY: Academic Press.
Plutchik, R. (1993). Emotions and their Vicissitudes: Emotions and Psychopathology. In M. Lewis & J. M. Haviland (Eds.), Handbook of Emotions (pp. 53–66). New York, NY: Guilford Press.
Plutchik, R (1997).The Circumplex as a General Model of the Structure of Emotions and Personality. In R. Plutchik & H. R. Conte (Eds.), Circumplex Models of Personality and Emotions (pp. 221–244). Washington, DC: American Psychological Association.
Plutchik, R. (2000). Emotions in the Practice of Psychotherapy: Clinical Implications of Affect Theories. Washington, DC: American Psychological Association Press.
Plutchik, R. (2001). The Nature of Emotions. American Scientist, 89, 344–350.
Rodgers, B., & Pryor, J. (1998). Divorce and Separation: The Outcomes for Children. York, UK: Joseph Rowntree Foundation.
Rottenberg, J., & Gross, J. J. (2003).When Emotion goes Wrong: Realizing the Promise of Affective Science. Clinical Psychology: Science and Practice, 10, 227–232.
Saffrey, C., & Ehrenberg, M. (2007). When Thinking Hurts: Attachment, Rumination, and Postrelationship Adjustment. Personal Relationships, 14, 351–368.
Sbarra, D. A. (2006). Predicting the Onset of Emotional Recovery Following Nonmarital Relationship Dissolution: Survival Analyses of Sadness and Anger. Personality and Social Psychology Bulletin, 32, 298–312.
Sbarra, D. A., & Emery, R. E. (2005). Coparenting Conflict, Nonacceptance, and Depression Among Divorced Adults: Results From a 12-Year Follow-Up Study of Child Custody Mediation Using Multiple Imputation. American Journal of Orthopsychiatry, 75, 63-75.
Sbarra, D. A., & Ferrer, E. (2006). The Structure and Process of Emotional Experience following Nonmarital Relationship Dissolution: Dynamic Factor Analyses of Love, Ange and Sadness. Emotion, 6, 224–238.
Sbarra, D. A., & Nietert, P. J. (2009). Divorce and Death. Forty Years of the Charleston Heart Study. Psychological Science, 20, 107–113.
Siero F. W., Huisman M., & Kiers H. A. L. (2009) Voortgezette Regressie- en Variantieanalyse. Houten: Bohn, Stafleu & Van Loghum.
Shneidman, E. S., & Farberow, N. L. (1961). Statistical Comparsions between Attempted Committed suicides. In N. L. Farberow & E. S. Shneidman (Eds.), The Cry for Help (pp. 19-47). New York, NY: McGraw-Hill.
Spanier, G., & Casto, R. (1979). Adjustment to Separation and Divorce: A Qualitative Analysis: In Levinger, G., & Males (Eds.), Divorce and Separation: Context Causes Consequences (pp. 211-227). New York, NY: Basic Books.
Spanier, G. B., & Margolis R. L. (1983). Marital Separation and Extramarital Sexual Behavior. Journal of Sex Research, 19, 23–48.
Sprecher, S., Felmlee, D., Metts, S., Fehr, B., & Vanni, D. (1998). Factors associated with Distress following the Breakup of a Close Relationship. Journal of Social and Personal Relationships, 15, 791–809.
Sullivan, P. L. (2005). Culture, Divorce, and Family Mediation in Hong Kong. Family Court Review, 43, 109–123.
Tangney, J. P. (1996). Conceptual and Methodological Issues in the Assessment of Shame and Guild. Behaviour Research and Therapy, 34, 741–754.
Tangney, J. P. (1999). The Self-Conscious Emotions: Shame, Guilt, Embarrassment and Pride. In T. Dalgleish & M. J. Power (Eds.), Handbook of Cognition and Emotion. Chichester, England: Wiley.
Tangney, J. P., Wagner, P., Fletcher, C., & Gramzow, R. (1992). Shamed into Anger? The Relation of Shame and Guilt to Anger and Self-Reported Aggression. Journal of Personality and Social Psychology, 62, 669–675.
Tashiro, T., & Frazier, P. (2003). I’ll never be in a Relationship like that again: Personal Growth following Romantic Relationship Breakups. Personal Relationships, 10, 113-128.
Terhell, E. L., Broese van Groenou, M. I., & Van Tilburg, T. (2004). Network Dynamics in the Long-Term Period after Divorce. Journal of Social and Personal Relationships, 21, 719–738.
Thoits, P. A. (1985). Self-labeling Processes in Mental Illness: The Role of Emotional Deviance. American Journal of Sociology, 92, 221–249.
Tschann, J. M., Johnston, J. R., & Wallerstein, J. S. (1989). Resources, Stressors, and Attachment as Predictors of Adult Adjustment after Divorce: A Longitudinal Study. Journal of Marriage and the Family, 51, 1033–1046.
Vaughan, D. (1986). Uncoupling: Turning Points in Intimate Relationships. New York: Oxford University Press.
Verduyn, P., Delvaux, E., Van Coillie, H., Tuerlinckx, F., & Van Mechelen, I. (2009). Predicting the Duration of Emotional Experience: Two Experience Sampling Studies. Emotion, 9, 83–91.
Verhofstadt, L. L., Buysse, A., Rosseel, Y., & Peene, O. J. (2006). Confirming the ThreeFactor Structure of the Quality of Relationships Inventory within Couples. Psychological Assessment, 18, 15–21.
Wade, T. J., & Pevalin, D. J. (2004). Marital Transitions and Mental Health. Journal of Health and Social Behavior, 45, 155–170.
Walters-Chapman, S., Price, S., & Serovich, J. (1995). The Effects of Guilt on Divorce Adjustment. Journal of Divorce and Remarriage, 22, 163–177.
Wang, H., & Amato, P. R. (2000). Predictors of Divorce Adjustment: Stressors, Resources, and Definitions. Journal of Marriage and the Family, 62, 655–668.
Weiss, R. S. (1975). Marital Separation. NewYork, NY: Basic.
Wietzker, A., & Buysse, A. (zonder jaar). Emoties in Echtscheidingsonderhandelingen. Geraadpleegd op http://www.scheidingsonderzoek.be/
Williams, D. R., Takeuchi, D. T., & Adair, R. K. (1992). Marital Status and Psychiatric Disorders among Blacks and Whites.” Journal of Health and Social Behavior, 33, 140–157.
Wiseman, R. S. (1975). Crisis Theory and the Process of Divorce. Social Casework, 56, 205-212.
Wolcott, I., & Hughes, J. (1999). Towards Understanding the Reasons for Divorce, Working Paper 20. Australian Institute of Family Studies, Melbourne.
BIJLAGE A – Overzicht van alle gebruikte variabelen STRESSOREN Emotionele Scheiding (1 variabele) CONFLICT (Cronbach
α: 0,90)
Gelieve volgende vragen te beantwoorden over uw huidige relatie met uw ex-partner. Duidt het meest passende antwoord aan: (12 items)
Interval GEMIDDELDE (Basis 178 – Basis189)
Hoe vaak moet u uw best doen om conflict met uw ex-partner te vermijden
Basis 178
Hoe overstuur maakt uw ex-partner u
Basis 179
Hoe zeer doet uw ex-partner u schuldig voelen
Basis 180
Hoe zeer moet u toegeven aan uw ex-partner
Basis 181
Hoe zeer wil uw ex-partner dat u verandert
Basis 182
Hoe kritisch is uw ex-partner voor u
Basis 183
Hoe zeer zou u willen dat uw ex-partner verandert
Basis 184
Hoe boos doet uw ex-partner u voelen
Basis 185
Hoe zeer discussieert u met uw ex-partner
Basis 186
Hoe vaak doet uw ex-partner u boos voelen
Basis 187
Hoe vaak probeert uw ex-partner uw leven te controleren of te beïnvloeden
Basis 188
Hoe veel meer geeft u dan u krijgt in de relatie met uw ex-partner
Basis 189
Likert (4 niveaus)
Economische Scheiding ( 1 variabele) FINANCIËLE SITUATIE
Interval Kan u nu met uw beschikbaar inkomen gemakkelijk rondkomen (1 item)
Basis 40
Likert (7 niveaus)
Sociaal Scheiding (1 variabele) Interval
STEUN (Cronbach
α: 0,69)
GEMIDDELDE Krijgen de deelnemers steun van hun sociaal netwerk als ze het nodig hebben (4 items)
(Basis 688 – Basis 691)
Hoe vaak praat u met een goede vriend(in) en of familie(lid)
R
Basis 688
Hoe vaak is er de afgelopen drie maanden iemand bij u op bezoek geweest
R
Basis 689
Als u zich depressief of verdrietig voelt, hoe vaak is er dan iemand die toont dat die om u geeft
Basis 690
Als u iets bijzonders wil doen, hoe vaak wil iemand anders dat dan samen met u doen
Basis 691
Likert (5 niveaus)
Wettelijke Scheiding (1 variabele) ECHTSCHEIDINGSPROCEDURE
Volgens welke echtscheidingsprocedure is men gescheiden (1 item)
Basis 441
Nominaal (2 niveaus)
Psychologische Scheiding (3 variabelen) RELATIEDUUR
Hoelang hebben u en uw ex-partner een relatie gehad (2 items)
Basis 125 + Basis 126
Ratio (in maanden)
Hoeveel jaar
Basis 125
Hoeveel maanden
Basis 126
INITIATOR
Wie wou de scheiding het meest (1 item)
Basis 164
CONTACT
Hoe vaak hebt u nog contact met uw ex-partner (1 item)
Nominaal (3 niveaus)
R
Basis 171
Interval (9 niveaus)
EMOTIES Depressie Emoties Verdriet Cronbach
(8 items)
α: 0,84
onderstaande items
Hoe zal het leven zijn zonder mijn ex-partner?
B227
Ik weet niet hoe ik het zal overleven zonder mijn ex-partner.
B219
Ik ben voorgoed zijn/haar warmte kwijt.
B214
Dagen met een speciale betekenis voor mijn ex-partner en mij zijn erg moeilijk (bijv verjaardagen).
B231
Ik ben droevig.
B237
Ik voel me hopeloos.
B250
Ik wil getroost worden.
B280
Ik kijk naar oude foto’s.
B283
Angst Cronbach
Gemiddelde
(8 items)
α: 0,90
Gemiddelde onderstaande items
Ik kan niet tegen mijn ex-partner op
B217
Ik ben bang
B239
Ik voel me gespannen
B244
Ik voel me onrustig
B249
Ik voel me zenuwachtig
B255
Ik voel mij uitgeput
B257
Ik voel mij onzeker
B259
Ik zou willen vluchten
B273
Liefde Cronbach
(6 items)
α: 0,93
onderstaande items
Ik wou dat ik nog met hem/haar samen kon zijn
B212
Hoe zal ik ooit een andere relatie kunnen opbouwen als ik nog van mijn ex-partner hou?
B234
Ik voel nog liefde voor mijn ex-partner
B238
Ik mis mijn ex-partner
B245
Ik wil mijn ex-partner terugwinnen
B267
Ik wil mijn ex-partner omhelzen
B269
Schaamte Cronbach
Gemiddelde
(14 items)
α: 0,92
Gemiddelde onderstaande items
Ik ervaar de scheiding als een falen.
B225
Ik voel me beschaamd.
B256
Ik voel me klein.
B241
Ik voel me onwaardig.
B252
Ik verbied mezelf om nog te genieten.
B288
Ik mag van mezelf niets leuks meer doen.
B279
Ik zou in een hoekje willen kruipen.
B286
Ik zou mijn gezicht willen verbergen.
B293
Ik durf niet meer buitenkomen.
B268
Ik zou door de grond willen zakken.
B264
Ik blijf in de put zitten.
B275
Ik zou in bed willen kruipen en daar blijven liggen.
B281
Ik word passief.
B270
Ik trek me terug om mezelf te beschermen.
B277
Opluchting Cronbach
(6 items)
α: 0,85
onderstaande items
Eindelijk geen gezeur meer
B216
Mijn leven is nu beter dan voorheen
B234
Ik voel me opgelucht
B236
Ik ben blij dat we eindelijk uit elkaar zijn
B246
Nu kan ik ontspannen
B266
Ik zie de toekomst rooskleurig tegemoet
B274
Spijt Cronbach
Gemiddelde
(4 items)
α: 0,85
Gemiddelde onderstaande items
Ik vraag me af waarom het zo moest lopen, want wij hadden het toch goed samen.
B221
Ik heb spijt dat mijn relatie op de klippen liep.
B242
Als het kon, zou ik proberen de relatie nog te redden.
B290
Ik zou het graag weer goed willen maken.
B265
Protest Emoties Afkeer/Walging (Cronbach
(8 items)
α: 0,91)
onderstaande items
Ik vraag me af hoe ik ooit iets heb kunnen zien in mijn ex-partner
B228
Ik verafschuw mijn ex-partner
B240
Mijn ex-partner maakt me misselijk
B248
Ik voel afkeer tegenover mijn ex-partner
B254
Ik wil niets meer met mijn ex-partner te maken hebben
B261
Ik kan zijn/haar nabijheid niet dulden
B278
Ik wil mijn ex-partner negeren
B284
Ik zou alles wat met mijn ex-partner te maken heeft van mij af willen schudden
B289
Woede (Cronbach
Gemiddelde
(11 items)
α: 0,90)
Gemiddelde onderstaande items
Mijn ex-partner heeft mijn leven verpest
B209
Mij is onrecht aangedaan
B220
Ik denk na over hoe ik het mijn ex-partner betaald zou kunnen zetten
B223
Ik denk na over hoe ik mijn ex-partner zou kunnen kwetsen
B232
Ik voel me woedend
B235
Ik sta op ontploffen
B251
Ik ben kwaad
B258
Nu gaat mijn ex-partner boeten
B263
Ik wil het leven van mijn ex-partner zuur maken
B271
Ik wil wraak nemen
B282
Ik moet me afreageren
B287
Respect Cronbach
(6 items)
α: 0,86
onderstaande items
Wij hebben een goede tijd samen gehad
B211
Mijn ex-partner is eerlijk
B215
Ik vind dat mijn ex-partner veel geduld met mij heeft
B222
Mijn ex-partner heeft veel begrip voor mij
B230
Ik heb respect voor mijn ex-partner
B247
Ik wil een vriendschap met mijn ex-partner blijven houden
B291
Schuld Cronbach
Gemiddelde
(14 items)
α: 0,92
Gemiddelde onderstaande items
Ik doe mijn ex-partner verdriet aan
B210
Ik maak het leven van mijn ex-partner kapot
B213
De scheiding is aan mij te wijten
B217
Ik heb een belofte verbroken
B223
Ik ben verantwoordelijk voor zijn/haar miserie
B226
Ik doe iets wat mijn ex-partner kwetst, zonder dat ik dat wil
B229
Ik ga gebukt onder schuldgevoelens
B243
Ik voel me schuldig
B253
Ik heb spijt van wat ik hem/haar heb aangedaan
B260
Ik wil me excuseren tegenover mijn ex- partner
B262
Ik wil mijn ex-partner troosten
B272
Ik zou graag iets goeds voor mijn ex-partner willen doen
B276
Ik zou graag willen dat mijn ex-partner mij vergeeft
B285
Ik wens dat ik de pijn die ik mijn ex-partner heb aangedaan kon verzachten
B292
AANPASSING PSYCHOLOGISCH WELZIJN
Cronbach
α: 0,9
De volgende vragen gaan over hoe u zich voelt en over de klachten die u de laatste
Gemiddelde
tijd (de voorbije 2 weken) had.
(Basis 41 tot Basis 52)
Bent u de laatste tijd door zorgen veel slaap tekort gekomen
R
Basis 41
Heeft u de laatste tijd het gevoel dat u onder druk stond
R
Basis 42
Heeft u de laatste tijd u kunnen concentreren op uw bezigheden
Basis 43
Heeft u de laatste tijd het gevoel gehad zinvol bezig te zijn
Basis 44
Bent u de laatste tijd in staat geweest uw problemen onder ogen te zien
Basis 45
Voelt u zich de laatste tijd in staat om beslissingen over dingen te nemen
Basis 46
Heeft u de laatste tijd het gevoel gehad dat u uw moeilijkheden niet te baas kon
R: Gehercodeerde Items
R
Basis 47
Heeft u zich de laatste tijd alles bij elkaar redelijk gelukkig gevoeld
Basis 48
Heeft u de laatste tijd plezier kunnen beleven aan uw gewone dagelijkse bezigheden
Basis 49
Heeft u zich de laatste tijd ongelukkig en neerslachtig gevoeld
R
Basis 50
Bent u de laatste tijd het vertrouwen in uzelf kwijtgeraakt
R
Basis 51
Heeft u zich de laatste tijd als een waardeloos iemand beschouwd
R
Basis 52
Interval Likert (5 niveaus)