Aanvalsplan tegen dakloosheid in Gelderland Een provinciale aanpak voor terugdringing van dakloosheid, verbetering van kwaliteit van leven en vermindering van overlast
“Ik zat maar een beetje op mijn kamer te zitten en niemand die me vroeg waarom dat was. Ik had aandacht en een schop onder mijn kont nodig.” – “Daklozen willen heus wel wat doen, geef ze werk en regelmaat. Geef ze een kans.” – “Het is belachelijk als mensen maanden of jaren op een vervolgplaats moeten wachten, terwijl ze er wel helemaal aan toe zijn.” – “Mensen verschillen, dus hulp moet individueel zijn. Nu gooien ze iedereen op één hoop.” – “Je moet hier om 9.15 uur wegwezen en mag er pas 19.00 uur weer in. Dan moet je dus al die tijd de straat op.”
Aanvalsplan tegen dakloosheid in Gelderland Een provinciale aanpak voor terugdringing van dakloosheid, verbetering van kwaliteit van leven en vermindering van overlast
December 2004 NIZW Sociaal Beleid Daan Heineke in opdracht van de Provincie Gelderland
Colofon Uitgave Provincie Gelderland Dienst REW/WZC Tekst Daan Heineke (NIZW Sociaal Beleid) Grafische vormgeving Kees de Bruijn Produktie Sandra Rensen, Marina van Paassen (Provincie Gelderland) Arnhem, april 2005 Het project ‘Aanvalsplan tegen dakloosheid’ is één van de vijf deelprojecten van het grote provinciale project ‘De Gelderse Strijd tegen Dakloosheid’.
4
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Inhoud Samenvatting Voorwoord Inleiding 1. Daklozen in Gelderland 2. Het aanbod voor daklozen in de Gelderse steden 3. De ambitie van de provincie Gelderland 4. Het Aanvalsplan
6 8 10 12 16 20 24
Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5. Bijlage 6. Bijlage 7. Bijlage 8. Bijlage 9. Bijlage 10. Bijlage 11. Bijlage 12.
36 38 39 43 49 66 74 75 76 80 81 85
Noten
Aanvalsplan in één oogopslag Samenstelling van de begeleidingscommissie Aanvalsplan De activiteiten van het NIZW De resultaten van de daklozenraadpleging Verbeterthema’s per stad De vijf provinciale deelprojecten vanaf 2005 Definitie Daklozen Een overzicht van knelpunten Een overzicht van het bestaande aanbod in Gelderland Persbericht 3 december 2004 Informatie over de Doorbraakmethode Lijst van gebruikte afkortingen
86
Samenvatting De provincie Gelderland heeft een grote ambitie. Gelderland wil de dakloosheid aanpakken. Dakloosheid is namelijk een ernstig en lastig maatschappelijk probleem. Alleen al in Gelderland zijn naar schatting minimaal tweeduizend mensen dakloos. En dakloosheid gaat gepaard met forse persoonlijke problemen op meerdere gebieden. Vele honderden daklozen leven onder erbarmelijke omstandigheden op en rond de straat. Steden en hulporganisaties zijn natuurlijk al jaren druk aan de slag met zoals de provincie het noemt De strijd tegen dakloosheid. Dat gebeurt voornamelijk in de steden Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen, Doetinchem, Ede, Harderwijk, Tiel en Zutphen. De provincie Gelderland voelt zich echter ook verantwoordelijk voor het sociale domein en met name het vraagstuk van de dakloosheid en wil een actief faciliterende rol spelen. Gelderland gaat de komende jaren (2005–2007) acht Gelderse steden en de hulporganisaties ondersteunen in de strijd tegen dakloosheid. Daartoe is in 2004 het grote project De Gelderse strijd tegen dakloosheid opgezet met drie doelstellingen1: • Vermindering van het aantal daklozen in Gelderland • Verbetering van de kwaliteit van leven van daklozen • Vermindering van overlast voor de omgeving. Dit Aanvalsplan, dat in opdracht van de provincie is samengesteld door het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn), geeft richting aan die strijd. In nauw overleg met de steden en na raadpleging van daklozen en hulporganisaties is gekozen voor een brede provinciale strategie. Deze aanvalsstrategie bestaat uit vier pijlers: ondersteuning van tientallen stedelijke programma’s en projecten, participatie van alle acht steden, de organisatie van vijf thematische deelprojecten en het mogelijk maken van interstedelijke uitwisseling.
Tientallen programma’s en projecten Middels het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO) gaat de provincie de acht steden op drie terreinen ondersteunen: sociaal, fysiek en economisch. De provincie biedt daartoe financiën en faciliteiten. Binnen het sociale domein heeft de aanpak van dakloosheid grote prioriteit. Vanuit het GSO-beleid gaat de provincie tientallen programma’s en projecten ondersteunen die bijdragen aan de strijd tegen dakloosheid. Het zijn projecten die bijdragen aan het voorkomen van dakloosheid (preventie), het snel opsporen van dakloosheid (vroegsignalering), het opvangen van daklozen (laagdrempelige opvang) en het onder begeleiding laten wonen van daklozen (woonbegeleiding en herstel). Gelderland gaat deze projecten de komende jaren geheel of gedeeltelijk financieren, nauwlettend volgen en daar waar gewenst interstedelijke uitwisseling organiseren.
6
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
In alle acht GSO steden De Gelderse strijd zal in de gehele provincie woeden, in alle acht regio’s onder regie van de coördinerende (centrum)gemeenten: • Apeldoorn • Harderwijk • Arnhem • Nijmegen • Doetinchem • Tiel • Ede • Zutphen
Vijf thematische deelprojecten Gelderland kiest daarnaast voor vijf deelprojecten vanaf 2005. Het betreft projecten over verbeterthema’s die door bijna alle betrokkenen een zeer hoge prioriteit hebben gekregen: • Positie en imago daklozen • Monitoring en registratie (STEM versterking positie daklozen) • Ketensamenwerking • Zwerfjongeren • Dagbesteding en werk
Interstedelijke uitwisseling Gelderland zal actief onderzoeken met welke thema’s winst te behalen is als steden en hun samenwerkingspartners leren van elkaars ervaringen en samen oplossingen ontwikkelen. Voorkomen moet worden dat iedere stad het eigen wiel uitvindt. Gelderland zal de steden resultaatgericht bij elkaar brengen.
De brede aanpak van Gelderland Tientallen programma’s en projecten (initiatief gemeenten) • Preventie • Vroegsignalering • Crisisopvang • Laagdrempelige opvang • Overlastbestrijding • 24-uurs voorzieningen • Begeleid wonen • Goedkope huurwoningen • Algemeen aanbod Vijf thematische deelprojecten (initiatief provincie) • Versterking positie daklozen • Registratie en Monitoring • Dagbesteding • Zwerfjongeren • Ketensamenwerking
DAKLOOSHEID
Acht Gelderse steden • Arnhem • Nijmegen • Apeldoorn • Doetinchem • Ede • Harderwijk • Tiel • Zutphen
Interstedelijke uitwisseling Resultaatgerichte intersectorale verbetertrajecten met uitwisseling tussen projectteams
S A M E N VAT T I N G
7
Voorwoord Voor u ligt het Aanvalsplan tegen dakloosheid in Gelderland. Het is een strijdvaardig plan. Een plan om dakloosheid aan te pakken en de verbetering van kwaliteit van leven en vermindering van overlast te realiseren. Een plan dat gaat over mensen, met oplossingen voor mensen. Dakloosheid is een groot maatschappelijk probleem. Er is een toename van de problematiek. Dakloosheid komt nooit alleen. Mensen die dakloos worden hebben te maken met een combinatie van problemen. Daklozen veroorzaken ook regelmatig problemen in de vorm van overlast. De provincie Gelderland heeft in het statenakkoord besloten de strijd tegen onvrijwillige dakloosheid aan te gaan. Het doel is geen onvrijwillige daklozen meer in 2007.Om dit te realiseren is de provincie begonnen met het grote provinciale project ‘’De Gelderse strijd tegen dakloosheid’’. Het aanvalsplan is een deelproject in deze Gelderse strijd. Naast het aanvalsplan zijn er nog vijf andere deelprojecten. Deze deelprojecten zijn: zwerfjongeren, registratie & monitoring, STEM versterking van de positie van daklozen, dagbesteding en het deelproject De Keten Verbeterd. Samen vormen ze de Strijd tegen de Gelderse dakloosheid. In het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO-beleid) heeft de provincie Gelderland stadscontracten afgesloten met de acht grote Gelderse steden om de kwaliteit van de leefomgeving, van de sociale en culturele infrastructuur en de economie helpen te verbeteren. De provincie Gelderland biedt ondersteuning met financiën en faciliteiten om de doelen van het stedelijk ontwikkelingsbeleid te bereiken. Binnen de sociale pijler heeft de aanpak van dakloosheid grote prioriteit. Vanuit de GSO-gelden kunnen een aantal projecten verder worden ontwikkeld. In de acht grote steden van Gelderland gebeurt er al veel in de opvang van daklozen. De steden hebben de regie en proberen, samen met allerlei organisaties en instellingen, een samenhangend en effectief beleid tot stand te brengen. De provincie steunt de acht grote Gelderse steden in dit beleid. Daartoe is zij begonnen om met verschillende betrokkenen, gemeenten, maatschappelijke instellingen, dak- en thuislozen en woningbouwcorporaties te praten over de gewenste aanpak van dakloosheid. De provincie wil een brede benadering, die aansluit bij de lokale situatie. Ze vindt het van belang dat initiatieven bij elkaar worden gebracht en dat er een uitwisseling plaatsvindt rond relevante thema’s. Ook vindt ze de stem van daklozen belangrijk. Waar lopen nu de daklozen zelf tegenaan? Wat is nodig om hun leefsituatie te verbeteren en de veiligheid in de stad te vergroten? In het aanvalsplan is er voor gekozen de ideeën en oplossingen van dak- en thuislozen een grote rol te laten spelen.
8
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Het aanvalsplan bevat een schat aan informatie en richtlijnen om op een ondernemende en vernieuwende manier de strijd tegen dakloosheid aan te gaan. De aanpak is gericht op preventie, vroegsignalering, laagdrempelige opvang, woonbegeleiding en herstel. Deze brede aanpak biedt mogelijkheden voor nieuwe initiatieven en projecten. Een aanvalsplan betekent: actie, de mouwen opstropen en aan de slag. Zoeken naar concrete oplossingen, nemen van maatregelen en zoeken naar samenwerking en afstemming. Het betekent ook: niet praten over, maar met daklozen. In beweging komen, nieuwe wegen zoeken, positief, breed en actiegericht. De provincie Gelderland wil hier graag een bijdrage aan leveren, zodat er in 2007 geen onvrijwillig daklozen in Gelderland zijn.
Hans Esmeijer Gedeputeerde voor Zorg Provincie Gelderland
VOORWOORD
Nico Jan Wijsman Gedeputeerde voor GSO-beleid Provincie Gelderland
9
Inleiding Je zult maar dakloos geworden zijn. Of erger nog, voor langere tijd dakloos zijn. Dat is een zwaar leven, want dakloosheid gaat gepaard met veel problemen. Je hebt niet alleen je eigen veilige woonplek verloren, maar ook staan je gezondheid, je inkomen en je omgang met familie en vrienden onder grote druk. Dakloosheid komt nooit alleen. Het aantal daklozen in Gelderland is naar schatting minimaal tweeduizend. En dan spreek je over allerlei soorten daklozen, zowel op straat als in allerlei opvangvoorzieningen. Voor de provincie Gelderland is dat een ernstig gegeven. De provincie raakt steeds meer betrokken bij het sociale domein en daarbinnen ook het vraagstuk van de dakloosheid in Gelderland. De provincie heeft grote ambities geformuleerd. In De Gelderse Aanpak, Statenakkoord 2003-2007 staat ‘minder daklozen’ als eerst genoemde doelstelling van de sociale pijler in het onderdeel Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO). Het Collegewerkplan 2003-2007 spreekt zelfs van ‘in 2007 geen daklozen meer op straat’. Het is de provincie dus menens. De provincie zet de aanval in tegen dakloosheid. En voorafgaand aan die aanval heeft de provincie het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn) gevraagd om een plan te schrijven: een Aanvalsplan. En dat Aanvalsplan moest aan vier eisen voldoen. Het moest in de eerste plaats munitie aanleveren voor de stadscontracten die de provincie met de acht grote (GSO-) steden in december 2004 zou afsluiten. Ten tweede moest er een brede benadering van de problematiek zijn: niet alleen een aanpak voor de daklozen op straat en in opvanginstellingen, maar ook aandacht voor het voorkomen en het doorstromen, voor preventie en herstel. Verder moest het plan aansluiten bij de lokale situatie in de steden, dáár waar de feitelijke strijd tegen dakloosheid plaatsvindt. En tenslotte hecht de provincie er aan om de daklozen zelf te betrekken bij het maken van plannen die op hen gericht zijn. Het NIZW is in de periode maart tot en met december samen met de provincie hard aan het werk geweest om een plan te maken voor de strijd tegen dakloosheid. Met de verschillende betrokkenen uit alle acht steden was overleg. Tientallen gesprekken en bijeenkomsten hebben plaatsgevonden met daklozen, gedeputeerden, wethouders, ambtenaren en vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen. Die overleggen en gesprekken gingen vooral over de meest urgente knelpunten en de meest kansrijke oplossingsrichtingen in de aanpak van dakloosheid. Er zijn ideeën uitgewisseld en er zijn prioriteiten gesteld. En de uitkomsten van de gesprekken leverden de gewenste munitie op voor de plannen van de steden, voor de stadscontracten (met afspraken tussen provincie en steden over de uit te voeren plannen, de verwachte resultaten en de financiering ervan) en voor andere deelprojecten die de provincie in het kader van de Gelderse strijd tegen dakloosheid opgezet heeft.
10
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Het resultaat ligt voor u. Een Aanvalsplan waarvoor in alle acht steden draagvlak is, dat breed van opzet is, rekening houdt met de specifieke lokale mogelijkheden en wensen en waarin de opvattingen van daklozen verwerkt zijn. Het is een uniek plan. Geen enkele provincie benadert de dakloosheid zo betrokken en zo breed. Dit Aanvalsplan is een bundeling van tientallen nieuwe programma’s en projecten die de steden met provinciale ondersteuning gaan uitvoeren. Dit Aanvalsplan bevat ook een overzicht van de gehele Gelderse strijd tegen dakloosheid, want ook de provinciale deelprojecten en de mogelijkheden voor interstedelijke uitwisseling staan beschreven.
Leeswijzer We hebben er naar gestreefd om het Aanvalsplan zo compact mogelijk te houden. Daarom zullen we regelmatig verwijzen naar een van de bijlagen. Het eerste hoofdstuk gaat over daklozen. Kort beschrijven we de vijf doelgroepen, geven we een voorzichtige schatting van de aantallen daklozen in Gelderland, gaan we in op de kenmerken en het ontstaan van dakloosheid. Hoofdstuk 2 gaat over de aanpak van dakloosheid, zoals die in de acht Gelderse steden plaatsvindt, steden die nogal van elkaar verschillen, zowel in grootte als in voorzieningenaanbod. Vervolgens komt de ambitie van de provincie aan bod in hoofdstuk 3. De provincie trekt ten strijde tegen dakloosheid door ondersteuning van de steden en instellingen. In het vierde en laatste hoofdstuk geven we een overzicht van alle nieuwe initiatieven, maatregelen en projecten die er in de periode 2005-2007 op stapel staan. En dat is het eigenlijke Aanvalsplan.
Het NIZW-projectteam Aanvalsplan • • • • •
Daan Heineke (projectleider) Alex Leenders Dea Bobeldijk Lia van Doorn Petra van Leeuwen-den Dekker
INLEIDING
11
1. Daklozen in Gelderland Wandelend door de bossen van de Veluwe, fietsend over de dijken van Rivierenland of kamperend in de Achterhoek zou je het niet direct vermoeden: er zijn naar schatting zo’n tweeduizend daklozen in Gelderland. Daklozen zijn er niet alleen in grote steden als Amsterdam en Rotterdam. Als je rondloopt in de centra van Arnhem, Nijmegen of Apeldoorn of als je een kijkje zou nemen in de opvangcentra van Ede en Doetinchem dan zie je ze echt. Ook in de kleinere steden Zutphen, Harderwijk en Tiel zijn daklozen.
Doelgroepen Daklozen zijn mensen die op de een of andere manier zwaar in de problemen zijn geraakt. Zo zwaar dat ze niet meer op een vaste plek kunnen wonen, geen eigen huisvesting meer hebben. En dat soms vele jaren achtereen. Dé dakloze bestaat niet. Elke dakloze is weer anders2, met een eigen geschiedenis en een eigen combinatie van problemen en ook mogelijkheden. Wel kunnen we enkele hoofdgroepen aan daklozen onderscheiden. Daarbij hanteren we het criterium fase van dakloosheid (Van Doorn 2002), gecombineerd met het criterium verblijfsituatie of vindplaats. Zo komen we op de volgende vijf groepen (zie ook bijlage 7):
Doelgroep
Vindplaats
Fase van dakloosheid
Potentieel daklozen
Zelfstandige huisvesting
Ontstaan van dakloosheid
Recent daklozen
Kennissen, crisisopvang en de straat
Beginnen van dakloosheid
Langdurig feitelijk daklozen
De straat en dag- en nachtopvang
Continueren van dakloosheid zonder vaste plek
Residentieel daklozen
Voorziening voor 24-uurs wonen
Continueren van dakloosheid in voorziening
Ex-daklozen
Zelfstandige huisvesting met woonbegeleiding
Beëindigen van dakloosheid
Aantallen Of het er echt tweeduizend zijn in Gelderland is onzeker. Groot probleem in Nederland is dat er in de sectoren die zich met daklozen bezighouden geen goede en eenduidige registratie is. Er zijn wel instellingen en sectoren die registreren, maar de gegevens blijken dan óf onvolledig óf moeilijk vergelijkbaar. Want heb je het bij het aantal daklozen over feitelijk daklozen (op straat), of ook over daklozen in voorzieningen of zelfs over alle mensen die zich in een bepaald jaar hebben aangemeld bij een instelling voor maatschappelijke opvang? Al die cijfers worden door elkaar gebruikt. Verschillende Gelderse steden hebben de afgelopen jaren (eenmalige) onderzoeken laten doen om een beeld te krijgen
12
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
van het aantal daklozen in hun stad. De onderzoeken en schattingen in verschillende rapporten wijzen in de richting van de volgende aantallen: in elk van de steden Arnhem, Apeldoorn en Nijmegen 150 tot 350 feitelijk daklozen, in Ede 75, in Doetinchem en Harderwijk 50 en in Tiel en Zutphen 25. In totaal zou dat in Gelderland dus op een totaal van 1000 aan feitelijk daklozen neerkomen. Residentieel daklozen zijn met meer nauwkeurigheid vast te stellen. De totale capaciteit van woonvoorzieningen3 in Gelderland is 700. Daarvan is 68% een plek in een voorzieningen voor 24-uurs wonen en 32% in een vorm van begeleid wonen of ambulante woonbegeleiding. Daarnaast zijn er in Gelderland ook nog ongeveer 130 plaatsen crisisopvang, 50 plaatsen crisisopvang voor jongeren en 160 plaatsen crisisopvang voor mishandelde vrouwen, hetgeen neerkomt op in totaal tenminste 340 zogeheten recent daklozen (er van uitgaande dat de capaciteit grotendeels benut wordt). Tenslotte zijn er nog de verborgen recent daklozen, daklozen die hun dakloosheid verborgen weten te houden of die tijdelijk bij vrienden en kennissen logeren. Het aantal potentieel daklozen zal nooit goed te tellen zijn. Het is ook afhankelijk van de definitie van potentieel dakloze en de mogelijkheden om er onderzoek naar te doen. Het is aannemelijk te veronderstellen dat het aantal potentieel daklozen (dus zeer sociaal kwetsbare mensen, die bedreigd worden in het behouden van hun zelfstandige huisvesting) een veelvoud is van het aantal daklozen4. In de provincie Gelderland zijn dat er vele duizenden. Een voorzichtige schatting van het aantal daklozen in Gelderland is als volgt:
Doelgroep
Aantal
Potentieel daklozen
Vele duizenden
Recent daklozen Doelgroep Aantal
Minimaal 340
Langdurig feitelijk daklozen
Mogelijk 1000
Residentieel daklozen
Circa 480
Ex-daklozen
Circa 220
Dat zou betekenen dat er op een Gelderse bevolking van ongeveer 2 miljoen er 0,1% dakloos is. Op elke 1000 inwoners in Gelderland is er minimaal één dakloos en zijn er enkele inwoners potentieel dakloos. En vergeleken met landelijke cijfers is dat nog aan de lage kant. Want hoewel recent onderzoek (De Bruin, 2003) het percentage daklozen ook op ongeveer 0,1% van de Nederlandse bevolking inschat, zijn er meer onderzoeken waaruit een hoger percentage te berekenen is: 0,2% (Lourens e.a, 2002) of zelfs 0,37% (Leger des Heils, zie IBO 2003). Het is aannemelijk dat het aantal daklozen in Gelderland hoger is dan tweeduizend.
DAKLOZEN IN GELDERLAND
13
Kenmerken Kenmerkend voor daklozen is hun meervoudige problematiek (probleemverstrengeling). Het ontbreken van huisvesting is zelden het enige probleem. Het strekt zich, behalve huisvesting, uit over vrijwel alle levensgebieden, zoals: • Financiën (geld) • Lichamelijk functioneren (gezondheid) • Psychisch functioneren (geestelijke gezondheid) • Sociaal functioneren (sociaal netwerk) • Praktisch functioneren (zelfredzaamheid) • Dagbesteding (werk en vrije tijd) Daarnaast kampen ze vaak met problemen ten gevolge van middelengebruik, criminaliteit, zwakbegaafdheid en/of illegaliteit (het ontbreken van een verblijfsvergunning). Circa 25 tot 30% van de daklozen hebben zowel last van psychische stoornissen als van verslavingen. Verhoudingsgewijs komen ze vaak met politie in justitie in aanraking en ze hebben vaker dan de gemiddelde burger een veroordeling of detentie achter de rug. Ze hebben vaak schulden. Daarnaast is hun gezondheidssituatie – met name die van feitelijk daklozen – slecht. Tenslotte hebben zij weinig dagelijkse activiteiten. Al met al is er sprake van een lage kwaliteit van leven, zowel objectief (ongunstige levensomstandigheden) als subjectief (de tevredenheid over de eigen levensomstandigheden). Daarbij is de kwaliteit van leven van de groep feitelijk daklozen verreweg het laagst (Wolf e.a. 2000; Reinking 2001, Wolf e.a. 2002). De verschillende problemen vormen als het ware een domino-effect: het ene probleem zet het andere in gang. Ze cumuleren en uiteindelijk escaleren ze. In deze draaikolk van problemen zakken ze steeds dieper weg en kunnen ze op den duur onbereikbaar worden voor hulpverleners.
Het ontstaan van dakloosheid Er zijn vier hoofdoorzaken te onderscheiden die relatief vaak tot huisvestingsverlies leiden (zie ook Van Doorn, 2002). Deze oorzaken treden vaak in onderlinge combinaties op en kunnen dan al gauw voor een huisuitzetting zorgen of een ander onvrijwillig vertrek: 1. Schulden: geen evenwicht in inkomsten en uitgaven, vaak na verlies van inkomen door werk en door kosten i.v.m. de verslaving. Huurschulden kunnen leiden tot huisuitzetting. 2. Ontslag uit instituties: dakloos na vertrek uit instituties die volledige verzorgingsarrangementen bieden. Het gaat daarbij met name om psychiatrische ziekenhuizen, jeugdinternaten en gevangenissen. 3. Overlast: dit kan door extreme vervuiling van het huishouden of door asociaal gedrag. 4. Verstoorde relaties: een aantal mensen belandt op straat als gevolg van verstoorde sociale relaties, waardoor ze niet meer in hun oude sociale omgeving kunnen functioneren.
14
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Het kan niet anders dan dat Gelderse daklozen met dezelfde problemen kampen. Dat bleek ook uit de daklozenraadpleging (n=38) die het NIZW in juni 2004 verricht heeft (zie bijlage 4). De daklozen noemden als belangrijkste reden voor het ontstaan van hun dakloosheid: • Schulden (34%) • Verslaving (24%) • Psychische problemen (21%) • Relationele problemen (16%) • Weglopen uit institutie (5%) Het blijkt dat daklozen vrijwel nooit opzettelijk hun woonruimte opgeven om een zwervend bestaan te gaan leiden. Het liefst zouden daklozen weer een regulier bestaan willen opbouwen en hebben zij ergens nog het ideaal van een huisje-boompje-beestje. Ook veel van de geraadpleegde daklozen zien duidelijk lichtpuntjes en hopen op een betere toekomst. “Als ik maar weer een woning heb, dan zal het goed gaan. Ik ben niet bang om terug te vallen”. “Over twee jaar wil ik een vaste baan hebben, een relatie en cocaïnevrij zijn”. Daarbij hebben zij goede voornemens. “Ik wil meer inzicht in mezelf krijgen, het wietroken afleren en aan mezelf werken”. “Ik ga binnenkort naar een psychiatrische inrichting om af te kicken en een behandeling te ondergaan”. Anderzijds zien sommigen de toekomst zeer somber tegemoet. “Als er iets tegenzit, pak ik mijn boeltje en ga maar de straat op. Dat went wel”. “Als er niets verandert, kom ik in de gevangenis. Ik wil soms wel dood zijn”. Het volgende hoofdstuk zal gaan over de aanpak van dakloosheid. Wat is het huidige aanbod in de Gelderse steden?
DAKLOZEN IN GELDERLAND
15
2. Het aanbod voor daklozen in de Gelderse steden De strijd in de steden Toen er de laatste tien jaar steeds meer daklozen bijkwamen en hun problemen ernstiger werden, zijn er in de verschillende steden allerlei maatregelen genomen. Vijf van de acht grotere Gelderse steden5 zijn zogeheten centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid. Zij krijgen van de rijksoverheid een doeluitkering en moeten daarvoor een gedifferentieerd voorzieningenaanbod financieren, toezien op kwaliteitsbeleid, overleggen met omliggende regiogemeenten en regie voeren over het geheel. De feitelijke strijd tegen dakloosheid vindt dus plaats in de steden. Of het nu vanuit het perspectief van OGGZ, verslavingszorg, maatschappelijke opvang of openbare orde is: de steden hebben de regie en proberen een samenhangend en effectief beleid tot stand te brengen. Beleid gericht op het voorkomen van dakloosheid, het snel opsporen van en hulp bieden aan recent daklozen, het van de straat halen van daklozen, vermindering van overlast, doorstroming uit voorzieningen en een zo zelfredzaam en gezond mogelijk leven.
De acht Gelderse steden verschillen De Gelderse gemeenten overziend, zijn er grote verschillen. Van de drie grootste steden met pakweg 150.000 inwoners tot kleine dorpse gemeenten met enkele duizenden inwoners. Steden met grootstedenproblematiek (achterstandswijken en veel sociaal kwetsbaren waaronder daklozen) tot landelijke gemeenten met minder sociaal kwetsbaren. De grotere steden hebben een uitgebreide sociale infrastructuur. Zij hebben ook regionale, coördinerende taken, bijvoorbeeld als
GSO-gemeente
Centrumgemeente
Aantal inwoners verzorgingsgebied6
Apeldoorn
Ja
234.500
Arnhem
Ja
416.500
Nijmegen
Ja
310.000
Doetinchem
Ja
276.500
Ede
Ja
281.500
Harderwijk
Nee (is Zwolle–Overijssel)
199.500
Tiel/Rivierenland
Nee (is Nijmegen–Gelderland)
210.000
Zutphen
Nee (is Deventer – Overijssel)
87.000
Totaal
16
2.015.500
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
centrumgemeente maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid of als trekker van het OGGZ-beleid. Van de acht GSO-steden, zijn er vijf centrumgemeente maatschappelijke opvang. De drie andere steden hebben zeker een regionale functie, maar die is beperkter wat betreft maatschappelijke opvang. Op pagina 14 de acht GSO-steden op een rijtje. In totaal zijn er eigenlijk vier groepen gemeenten te onderscheiden in de aanpak van dakloosheid: • De drie grootste centrumgemeenten (Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen) • Twee middelgrote centrumgemeenten (Ede en Doetinchem) • Drie kleinere GSO-steden (Harderwijk, Tiel en Zutphen). Zij ontvangen geen doeluitkering maatschappelijke opvang maar overleggen met hun centrumgemeenten over het voor de regio gewenste beleid. Deze drie gemeenten hebben een coördinerende rol binnen hun regio meestal in het kader van de OGGZ. • Alle andere kleinere regiogemeenten (ruim 50 in totaal).
Een gedifferentieerd voorzieningenaanbod De Gelderse steden hebben zoals gezegd de laatste jaren gezorgd voor een breed palet aan voorzieningen. Met de verschillende samenwerkingspartners (maatschappelijke opvang, GGD, GGZ, verslavingszorg, politie, woningcorporaties, welzijnsinstellingen, zorgkantoor) hebben de vijf steden die centrumgemeente zijn en ook de drie andere gemeenten (Zutphen, Tiel en Harderwijk) ingespeeld op de ontwikkelingen in hun regio en gewerkt aan een samenhangend beleid. Zo is er in de acht steden een omvangrijk voorzieningenaanbod gerealiseerd. Daarbij zijn de volgende vijf voorzieningencategorieën te onderscheiden, die overigens precies samenvallen met de in het vorige hoofdstuk genoemde vijf doelgroepen: • Preventie: signalering van dreigende dakloosheid, snelle interventie in OGGZmeldpunten en interventieteams • Crisisopvang: laagdrempelig en kortdurend, werken aan herstel. • Laagdrempelige opvang feitelijk daklozen: dagopvang, nachtopvang, diensten t.a.v. gezondheid, verslaving, financiën en zelfverzorging. • 24-uurs woonvoorzieningen: kort- of langdurig wonen: internaten, sociale pensions, beschermd wonen, meerzorg voor verzorgingsbehoeftige daklozen. • Begeleid wonen: in kleine groepen of individueel in reguliere huisvesting, bij voorkeur in de wijk. Ook maatjesprojecten (of vriendendiensten) aan thuiswonende cliënten vallen hieronder. Verder is het voor alle subgroepen daklozen belangrijk om een zinvolle dagbesteding te hebben: het kunnen verrichten van zinvolle activiteiten (bijvoorbeeld speciale werkprojecten, werkplaatsen en sociale activeringstrajecten).
HET AANBOD VOOR DAKLOZEN IN DE GELDERSE STEDEN
17
In het overzicht van bijlage 9 is per stad te zien welk aanbod er is in de strijd tegen dakloosheid. In het vorige hoofdstuk werd al duidelijk dat er veel aanbod is in Gelderland. Noem maar op: 340 plaatsen crisisopvang, bijna 300 plaatsen dagopvang, bijna 200 plaatsen nachtopvang, ruim 100 sociaal pensionplaatsen, 380 andere plaatsen voor 24-uurs wonen en ongeveer 220 plaatsen begeleid wonen of ambulante woonbegeleiding8. De omvang en de differentiatie van het voorzieningenaanbod is uiteraard afhankelijk van het inwoneraantal van de regio en de van het rijk ontvangen doeluitkering. In alle steden zijn meldpunten en vormen van outreachende hulpverlening. In de grootste steden zijn meer gespecialiseerde voorzieningen voor daklozen met problemen als verslaving, psychiatrische aandoeningen, met deze twee problemen tegelijkertijd (double diagnosed), met veelvuldige criminaliteit (veelpleging) of met een slechte gezondheid verzorgingsbehoeftigheid).
Schatting capaciteit daklozenvoorzieningen Gelderland
1
1. OGGZ-meldpunt en outreachend interventieteam in elke stad 2. Crisisopvang: circa 340 plaatsen (incl. opvang vrouwen en zwerfjongeren) 3. Dagopvang 300 plaatsen, nachtopvang 200 plaatsen, diverse diensten en outreachend straatwerk 4. 24-uurs wonen: sociaal pension, internaat, beschermd wonen: 480 plaatsen 5. Begeleid wonen: 220 plaatsen
Zelfstandig wonen
Begeleid (zelfstandig) wonen
Verblijf op straat
3
5
in voorzieningen voor 24-uurs wonen
4
Algemeen gemeentelijk beleid Voor het ontwikkelen en uitvoeren van gericht gemeentelijk beleid zijn er nog vier beleidsthema´s te noemen die zeer essentieel zijn voor het voorzieningenaanbod en waar alle gemeenten mee te maken hebben:
Gemeentelijke regierol Regie en coördinatie van een samenhangend en effectief beleid, waarbij toegezien wordt op de kwaliteit en de resultaten.
Ketensamenwerking Er is nauwe samenwerking op het gebied van OGGZ en maatschappelijke opvang, zowel op bestuurlijk als op uitvoerend niveau. Alle acht Gelderse steden hebben OGGZ-platforms,- stuurgroepen of –werkgroepen.
18
2
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Centraal registratie- en monitoringsysteem Hiermee kan een gemeente (laten) meten wat de vraag is, wat het gerealiseerde zorgaanbod is en wat de trends zijn. Alleen dan kan gericht beleid ontwikkeld worden. Alleen Ede heeft een doorontwikkeld monitorsysteem. Enkele andere steden hebben plannen daartoe.
Cliëntenparticipatie Oog hebben voor de positie, de belangen en de wensen van daklozen en versterking van hun imago. In diverse voorzieningen zijn cliëntenraden en met name in Nijmegen is het daklozen mogelijk gemaakt eigen initiatieven te ontplooien en zelfs een eigen voorziening te beheren. Hoofdstuk drie zal gaan over de ambitie van de provincie: het drastisch verminderen van het totaal aantal daklozen door ondersteuning van de steden.
HET AANBOD VOOR DAKLOZEN IN DE GELDERSE STEDEN
19
3. De ambitie van de provincie Gelderland Dakloosheid op de agenda De huidige voorzieningen en maatregelen blijken nog niet voldoende te zijn. Dakloosheid is een hardnekkig probleem. De problematiek van de dakloosheid staat in Nederland al enige jaren hoog op de agenda, met name op landelijk en gemeentelijk niveau. De aanpak van dakloosheid is opgenomen in tal van beleidsnota’s, programmabegrotingen en convenanten. In 2003 werd in opdracht van het kabinet het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO)9 gepresenteerd. Op basis van dit onderzoek, met diverse voorstellen ter beperking van de instroom en bevordering van de doorstroom, heeft het kabinet besloten extra geld uit te trekken; oplopend van € 4,5 miljoen in 2004 tot € 15,0 miljoen in 2007. Verder is dakloosheid in het Grote Stedenbeleid een thema. Doelstelling van het beleid is met name het voorkomen van overlast en het bevorderen van welzijn en gezondheid van daklozen. Het Rijk wil hiermee een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening gericht op overlastgevende personen bevorderen. Het Rijk gaat hierover in de volgende periode van grotestedenbeleid (GSB-III:20052009) meetbare resultaatsafspraken maken met de centrumsteden (IBO 2003). En dan is er ook een grote betrokkenheid van de provincie Gelderland bij de dakloosheidsbestrijding. Want hoewel er in Gelderland al veel totstandgekomen is (zie vorige hoofdstuk), zijn er nog grote inspanningen nodig om deze urgente problematiek drastisch te verminderen. De provincie Gelderland wil er een flinke schep bovenop doen en de dakloosheid samen met de acht steden (de zogeheten GSO-steden10) aanpakken. Gelderland wil een stimulerende kracht zijn in het zoeken naar oplossingen. Het College van Gedeputeerde Staten heeft zich in het collegewerkplan 20032007 voorgenomen om in overleg met de verschillende partijen aan oplossingen te werken. Het College wil de totstandkoming van sluitende netwerken in de opvang van en zorgverlening aan daklozen bevorderen. Doelstelling van het beleid is een meer leefbare samenleving, leefbaar voor alle bevolkingsgroepen. Ten aanzien van dakloosheid wordt deze doelstelling op drie manieren verbijzonderd: 1. Terugdringing van dakloosheid11 2. Verbetering van de kwaliteit van leven 3. Vermindering van overlast
De provincie was al actief De provincie Gelderland maakt al langere tijd volop gebruik van haar mogelijkheden om een betekenisvolle rol te spelen op het gebied van zorg en welzijn (Weijenburg en Kamsteeg 2003). Vanuit deze actieve rol heeft de provincie sinds 2001 diverse activiteiten verricht op het beleidsterrein van de maatschappelijke opvang en OGGZ, waaronder het afsluiten van stadscontracten met de acht GSOsteden12, het organiseren van bijeenkomsten en de oprichting van het provinciaal kennisplatform maatschappelijke opvang in 2002. Zo zijn er diverse ontwikkelin-
20
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
gen en projecten op gang gebracht, onder meer ten aanzien van de zwerfjongerenproblematiek en registratie. In de eerste GSO-periode 2000–2004 heeft de provincie ook al diverse projecten ondersteund ten behoeve van preventie, opvang en herstel van daklozen.
De provincie nog strijdbaarder De provincie wil vaart maken in het tot stand brengen van een concrete aanpak en zet groot materieel in om de ambities waar te maken. In 2004 is een grootschalig project van start gegaan onder de titel ‘De Gelderse Strijd tegen Dakloosheid’. Dit project bestond uit maar liefst vijf deelprojecten: • Aanvalsplan13 • Zwerfjongeren • Registratie en Monitoring • De Keten Verbeterd • STEM: Versterking Positie Daklozen Dit aanvalsplan is het resultaat van het eerste deelproject: ‘Aanvalsplan NIZW’. De deelprojecten ‘Zwerfjongeren’ en ‘Registratie en Monitoring’ zijn in 2003 gestart. Het zwerfjongerenproject is gericht op een sluitende aanpak in het indammen van de instroom en het bevorderen van de uitstroom. Bundeling van expertise en ontwikkeling van aanbod staan hier centraal. Het deelproject Registratie & Monitoring onderzoekt de mogelijkheden voor de opzet van een bruikbaar registratiesysteem of een koppeling van registratiesystemen gericht op het verwerven van beleidsinformatie (monitoren). De acht steden zouden bij de ontwikkeling van een dergelijk systeem goed kunnen samenwerken. In de gemeente Ede loopt daartoe een pilotproject. En dan is er het deelproject De Keten verbeterd, een project om de ketensamenwerking op het gebied van dakloosheidsbestrijding te stimuleren. Het deelproject ‘Versterking Positie Daklozen’ is medio 2004 van start gegaan en heeft onder meer geresulteerd in de ‘Gelre-Hometour 2004‘ en de publicatie ‘Dagboek in de open lucht’. Het deelproject ‘Dagbesteding voor Daklozen’ wordt in januari 2005 door de provincie toegevoegd (zie verder bijlage 6).
Naar een overwogen Aanvalsplan De provincie heeft het NIZW gevraagd om in 2004 een Aanvalsplan op te stellen met bouwstenen voor het concretiseren van de provinciale inspanning in de strijd tegen dakloosheid. De provincie had daarbij vier eisen:
1. Munitie voor de GSO-stadscontracten Het Aanvalsplan moest input leveren voor de stadscontracten die de provincie eind 2004 met de acht afzonderlijke steden afgesloten heeft in het kader van de tweede GSO-periode (2005 – 2007). Daarbij dacht de provincie in eerste instantie vooral aan het verbeteren van de kwaliteit van het huidige aanbod en de samenwerkingsprocessen tussen hulpverlenende en dienstverlenende instanties. Het
DE AMBITIE VAN DE PROVINCIE GELDERLAND
21
opzetten van grote structurele voorzieningen kan de provincie niet voor haar rekening nemen.
2. Een brede benadering De provincie wilde een brede benadering, dat wil zeggen niet alleen de doelgroep feitelijk daklozen (de op straat zichtbare groep), maar ook de doelgroepen potentieel daklozen (thuiswonende zeer sociaal kwetsbaren) en residentieel daklozen (daklozen met een tijdelijke of langdurige woonplek binnen de maatschappelijke opvang)14. Dat betekende dat er ook aandacht moest zijn voor preventie van dakloosheid en uitstroom uit dakloosheid (maatschappelijk herstel).
3. Aansluiten bij de lokale situatie De feitelijke strijd tegen dakloosheid wordt gevoerd in de steden, dus het lag voor de hand dat het Aanvalsplan rekening moest houden met de specifieke omstandigheden, knelpunten en wensen in de steden. Een wens van de provincie was om bij de opstelling van het Aanvalplan de verschillende samenwerkende partijen te betrekken. En er zijn veel partijen. In de acht steden zijn vele instellingen en organisaties betrokken bij de aanpak van dakloosheid: met name, maatschappelijke opvang, GGZ, verslavingszorg, GGD, politie, woningcorporaties, zorgverzekeraar, AMW en de gemeente. En niet te vergeten de daklozen en hun belangenorganisaties.
4. Betrekken van de daklozen Bij het maken van beleid voor dakloosheidsbestrijding moet niet alleen óver de daklozen gesproken worden, maar vooral ook mét de daklozen. De provincie hecht zwaar aan het horen van de stem van daklozen zelf. Het is belangrijk dat daklozen op verschillende niveaus zelf mee kunnen praten over de verbetering van hun eigen positie en die van daklozen in het algemeen.
Samen werken aan het Aanvalsplan Om aan de eisen van de provincie te voldoen, was het zeer noodzakelijk voor het NIZW om zoveel mogelijk betrokkenen te benaderen om van hen te horen wat de meest urgente knelpunten en de meest kansrijke oplossingrichtingen waren. En er zijn veel betrokkenen: acht steden, in elk stad tien of meer voor de daklozenaanpak belangrijke organisaties en de daklozen zelf. Het NIZW is in samenwerking met de provincie op de volgende manier met de betrokkenen in gesprek gegaan: 1. Raadplegen van daklozen in de acht GSO-steden 2. Organiseren van een sleutelfigurenbijeenkomst in alle acht GSO-steden 3. Overleggen met beleidsambtenaren in de acht GSO-steden 4. Overleggen met portefeuillehouders GSO en/of Maatschappelijke Zorg in de acht GSO-steden 5. Adviseren aan de provincie inzake de aandacht voor dakloosheidbestrijding in de Meerjarenplannen van de steden15. 22
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
En zo hebben zich veel betrokkenen gebogen over de gewenste aanpak van dakloosheid. Op deze manier kon aan de wensen van de provincie voldaan worden: een brede benadering, aansluiting bij de lokale situatie en raadpleging van daklozen. De resultaten van de NIZW-activiteiten hebben vervolgens een rol gespeeld bij de totstandkoming van de stadscontracten. En er ontstond steeds meer duidelijkheid over de noodzakelijke ingrediënten van het Aanvalsplan. Eind december 2004 kon er een overzicht gemaakt worden van alle voorgenomen activiteiten. Dat zijn niet alleen de plannen die de steden in samenwerking met lokale partners en omliggende regiogemeenten gemaakt hebben. Ook de provinciale voornemens zijn onderdeel van het Aanvalsplan. In het volgende hoofdstuk zullen we het Aanvalsplan nader uitwerken.
DE AMBITIE VAN DE PROVINCIE GELDERLAND
23
4. Het Aanvalsplan Brede aanpak Een nadrukkelijke wens van de provincie was een brede benadering van de daklozenproblematiek. En dat is gelukt. De brede benadering komt in vier invalshoeken naar voren: • Van preventie tot herstel • In alle acht steden • Vijf deelprojecten • Intergemeentelijke uitwisseling We zullen deze vier invalshoeken hieronder uitwerken.
Van preventie tot herstel Zoals we in de hoofdstukken 2 en 3 gezien hebben, zijn er vijf groep daklozen te onderscheiden. Voor elke groep bestaat er een aanbod, een pakket aan samenhangende maatregelen. Daarnaast zijn er nog algemene maatregelen, geldend voor alle vijf groepen. Doelgroep Aanbod & maatregelen Doelgroep
Aanbod & maatregelen
Potentieel daklozen
Preventie: signalering, melding & interventie
Recent daklozen
Vroeginterventie en crisisopvang
Langdurig feitelijk daklozen
Laagdrempelige dag- en nachtopvang, outreachende hulp, diensten voor basisbehoeften
Residentieel daklozen
Voorzieningen voor 24-uurs wonen, verzorging of verpleging
Ex-daklozen
Herstel: voorzieningen voor begeleid wonen en ambulante woonbegeleiding
Algemeen
Regie gemeente, registratie & monitoring, ketensamenwerking, dagbesteding, cliëntenparticipatie
De maatregelen die de acht Gelderse steden zelf in hun meerjarenontwikkelingsprogramma’s hebben opgenomen, hebben betrekking op alle vijf groepen en de daklozen in het algemeen. Deze maatregelen worden gefinancierd vanuit GSOmiddelen, doeluitkeringmiddelen of andere middelen. In bijlage 1 staat een overzicht van alle verbeterthema’s per stad, inclusief de aanvullende maatregelen die voortkomen uit de provinciale deelprojecten. We bespreken hier de maatregelen zoals die in de stedelijke plannen opgenomen zijn.
24
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Preventie In Gelderland wonen duizenden zogeheten potentieel daklozen. Zij noemen zichzelf niet zo, maar toch lopen zij een grote kans om dakloos te worden omdat ze in moeilijke omstandigheden wonen. Door oplopende schulden en het niet meer kunnen betalen van de huur lopen mensen de kans om uit hun huis gezet te worden. Door ernstige verslaving of door een psychiatrische aandoening kunnen mensen het niet meer volhouden om hun baan en inkomen en op den duur ook niet meer hun woning te behouden. En ook zijn er sociaal kwetsbaren die na verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, een jeugdinternaat of een gevangenis zomaar op straat kunnen belanden, omdat er geen vervolg geregeld is. Huiselijk geweld kan ook een oorzaak zijn van het verliezen van de eigen woning. In Gelderland zullende komende jaren op het gebied van preventie onder andere de volgende nieuwe maatregelen genomen worden: • Preventieve woonbegeleiding om huisuitzetting te voorkomen en de inrichting van zorgstructuren op wijkniveau (Apeldoorn) • Aanpak huiselijk geweld (Arnhem, Doetinchem, Nijmegen, Tiel, Zutphen) • Versterking van signalering en melding (Doetinchem, Ede, Nijmegen) • Bemoeizorg voor zorgwekkende zorgmijders (Harderwijk) • Casemanagement (Doetinchem) • Samenwerking met grote intramurale instellingen (Harderwijk) • Betaalbare woningen beschikbaar na detentie (Nijmegen, Zutphen) • Hulpverlening multiprobleemjongeren of zwerfjongeren (Tiel, Ede, Nijmegen, Arnhem, Zutphen)
Vroeginterventie en crisisopvang Als mensen dan toch hun woning moeten verlaten, dan is dat een cruciaal moment met een groot risico voor een val naar de straat. Als er nog een sociaal netwerk is, kunnen mensen nog tijdelijk terecht bij familie, vrienden of kennissen. Maar zoniet, dan is een recent dakloze aangewezen op de crisisopvang en als dat niet lukt de straat. Volgens onderzoek (Van Doorn, 2002) is het van uitermate groot belang dat de omgeving dan snel te hulp schiet met een pasklaar hulpverleningsaanbod. Recent daklozen zijn doorgaans nog zeer gemotiveerd om van de straat te komen. Hoe langer het straatleven duurt, hoe meer inburgering in het straatleven en hoe moeilijker maatschappelijk herstel te realiseren is. In Gelderland zullende komende jaren op het gebied van vroeginterventie onder andere de volgende nieuwe maatregelen genomen worden: • Signalering recent daklozen (Nijmegen) • Regionale meldings- en aanmeldingscentrale (Ede) • Start of uitbreiding crisisopvang (Zutphen, Tiel) • Extra plaatsen vrouwenopvang (Arnhem, Nijmegen)
HET AANVALSPLAN
25
Laagdrempelige opvang Voor daklozen die al jaren op straat verblijven zijn er in alle acht steden al laagdrempelige voorzieningen. De daklozen kunnen er terecht voor basale diensten zoals bijvoorbeeld een bed, voeding, kleding wassen en douchen. De laagdrempelige opvang kan ook een adres zijn om de bijstandsuitkering te verkrijgen en begeleiding bij schulden, verslaving of psychiatrische problemen. Het is een vindplaats voor vaak moeilijk te bereiken daklozen. En als de feitelijk daklozen de laagdrempelige opvang om de een of andere reden mijden, dan zijn er in grote steden outreachende hulpverleners, die hen actief opzoeken op straat en op zich om deze zorgwekkende groep bekommeren. In Gelderland zullende komende jaren op het gebied van laagdrempelige opvang onder andere de volgende nieuwe maatregelen genomen worden: • Uitbreiding dag- of nachtopvang (Arnhem, Doetinchem, Tiel) • Gebruikersruimte alcoholverslaafde daklozen (Doetinchem) • Versterking multifunctioneel centrum voor feitelijk daklozen en chronisch verslaafden (Apeldoorn, Nijmegen) • Onderzoek naar mogelijkheden voor experiment medische verstrekking van heroïne (Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen) • Casemanagement (Doetinchem, Arnhem) • Centraliseren hulpverlening aan verslaafden, o.a. dagopvang, gebruikersruimte en methadonverstrekking (Zutphen) • Vermindering van overlast op straat, o.a. door veelplegersaanpak (Arnhem, Nijmegen)
24-uurs wonen Er zijn ook vele daklozen die in een woonvoorziening willen en kunnen verblijven. Soms voor korte tijd ter overbrugging naar meer zelfstandige huisvesting. Soms voor langere tijd, omdat bijvoorbeeld een psychiatrische aandoening de zelfredzaamheid in de weg staat. Of als het gaat om oudere daklozen die verzorgings- of verplegingsbehoeftig zijn. In deze residentiele voorzieningen leeft men over het algemeen in groepen en is er permanente of gedeeltelijke begeleiding in wisseldiensten. In Gelderland zullende komende jaren op het gebied van 24-uurs wonen onder andere de volgende nieuwe maatregelen genomen worden: • Oriëntatie op vormen van sociale pensions en beschermd wonen (Zutphen, Ede, Doetinchem) • Verbetering toegankelijkheid schuldhulpverlening (Arnhem) • Verbetering doorstroom bijv. door centrale intake/aanmeldpunt (Nijmegen, Ede, Arnhem)
Herstel En dan zijn er daklozen die zo zelfredzaam gebleven of weer geworden zijn dat ze in aanmerking komen voor een eigen wooneenheid. Zo’n wooneenheid delen ze soms met enkele andere ex-daklozen en soms wonen ze er alleen. Soms is de
26
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
woning van een (opvang)instelling en soms van de woningcorporatie. Sinds 1990 is het aantal plaatsen voor begeleid wonen aanzienlijk toegenomen. Het is zeer belangrijk dat de wooneenheid en het type woonbegeleiding op de cliënt zijn afgestemd. Zeker voor daklozen die vele jaren op straat of in een grote instelling verbleven. Het kan zijn dat het wonen in een eigen huurwoning een te grote opgave is en een ex-dakloze meer gebaat is bij een kleinere kamer, tuinhuisje of caravan en daarin een aanvaardbaar leven kan leiden (substandaard wonen). In Gelderland zullen de komende jaren op het gebied van herstel onder andere de volgende nieuwe maatregelen genomen worden: • Betaalbare woningen voor daklozen in samenwerking met woningcorporaties (Nijmegen, Ede, Apeldoorn) • Oriëntatie op begeleid wonen en kamertraining (Zutphen, Harderwijk) • Substandaard wonen/onconventioneel wonen (Arnhem)
Algemeen Tenslotte zijn er algemene, meer voorwaardenscheppende maatregelen die voor alle vijf groepen gelden. Om de effecten van beleid te kunnen meten, om het aanbod precies op de vraag aan te laten sluiten zijn periodieke metingen nodig (registratie). Om de vele instellingen samen een sluitende aanpak te laten uitvoeren zijn goede ketenafspraken nodig en een infrastructuur waarbinnen die samenwerking vastgehouden en verbeterd kan worden (ketensamenwerking). Niet alleen huisvesting, maar ook dagbesteding is heel essentieel voor de kwaliteit van leven en aanknopingspunten voor maatschappelijk herstel. Tenslotte is het de taak van de grotere steden (centrumgemeenten) om de totaalaanpak, zeg maar het stedelijke aanvalsplan, in goede te banen via coördinatie en regie, ook met de omliggende gemeenten. In Gelderland zullende komende jaren onder andere de volgende algemene nieuwe maatregelen genomen worden: • Registratie en monitoring (Tiel, Apeldoorn, Arnhem) • Ketensamenwerking (Harderwijk, Doetinchem, Ede, Apeldoorn, Arnhem) • Dagbesteding (Zutphen, Nijmegen, Ede, Arnhem, Apeldoorn) • Regierol (Arnhem, Apeldoorn)
Provinciale ondersteuning De provincie heeft eind 2004, na onderhandelingen met de afzonderlijke gemeenten, besloten de meeste programma´s met dit thema te subsidiëren. De gemeenten kunnen dus aan de slag. Maar de provincie wil zich niet afzijdig houden en pas over drie jaar kijken wat er van terechtgekomen is. De provincie vindt het belangrijk om gedurende de Gelderse strijd tegen dakloosheid 2005-2007 nauw betrokken te zijn bij die strijd die zich in de steden afspeelt. De provincie wil zicht houden op alle initiatieven die in het kader van die Gelderse strijd gestart zijn. Periodiek zal de provincie zich op de hoogte stellen en informatie vragen, met name over de effecten en ook over ontwikkelingen en knelpunten. De ervaringen vanuit de daklozen zelf zullen daarbij ook een grote plek innemen.
HET AANVALSPLAN
27
Daarnaast wordt overwogen om fondsen voor wetenschappelijk onderzoek aan te schrijven om de gehele Gelderse Strijd tegen dakloosheid wetenschappelijk te kunnen onderzoeken. Dit zal de provincie veel kennis kunnen opleveren ten aanzien van haar rol in dit megaproject. Ook andere provincies (en gemeenten) kunnen van de kennis profiteren. Niet voor niets heeft de Gelderse aanpak in december 2004 van de ministeries van VROM en VWS de status gekregen van pilotproject. De ministeries zien de provinciale inspanningen als goed voorbeeld in de aanpak van daklozenproblematiek (zie bijlage 10).
In alle acht steden De strijd tegen dakloosheid zal plaatsvinden in geheel Gelderland, in alle acht regio’s onder regie van de coördinerende (centrum)steden. Aanvankelijk waren de steden nogal terughoudend ten opzichte van de Provinciale bemoeienis. Zij vonden dat zijzelf verantwoordelijk waren voor het daklozenbeleid. Zij vonden het ook lastig dat de Provinciale middelen ‘slechts’ voor drie jaar beschikbaar zijn, terwijl dit taaie en complexe vraagstuk juist een forse en structurele investering vergt, zeker in het licht van de provincie zelf (een substantiële terugdringing van dakloosheid). De contacten met de steden hebben zich evenwel bijzonder constructief ontwikkeld. Voor alle acht steden zijn in juni zogeheten sleutelfigurenbijeenkomsten georganiseerd. En alle steden hebben in hun plannen nieuwe maatregelen opgenomen (zie vorige paragraaf), de meeste in hun meerjarenontwikkelingsprogramma’s16, sommige in andere beleidsplannen17. Een ambtenaar van een grote stad formuleerde het tijdens een overleg als volgt: ´Wat mij in dit provinciale traject aangenaam heeft getroffen is dat er niet gezocht is naar een grootste gemene deler voor het provinciale beleid, maar dat er sterk rekening is gehouden met de couleur locale van iedere stad in het beleid dat de provincie nu heeft gemaakt met de steden. Vaak word je als stad in de spagaat vastgezet dat je in het provinciale beleid mee moet gaan om geld binnen te halen en dus niet op lange tenen mag trappen, maar dat je omgekeerd in het geheel niet gerespecteerd wordt in je eigenheid. Of dat je als stad over een onderwerp gedoceerd wordt door de provincie. In het begin was ik één van de sterkste tegenstanders van het Aanvalsplan, omdat ik bang was dat we met de provinciale aanpak van dakloosheid weer in dezelfde fout zouden vervallen. Ik heb nu het gevoel dat we een inhoudelijk inbreng hebben gehad en een bijdrage hebben geleverd aan het geheel. Uit de werkwijze in dit project spreekt een ambtelijk/bestuurlijke stijl die mij zeer goed ligt´. Het is winst dat de provinciale inspanningen bijdragen aan extra maatregelen in de lokale strijd tegen dakloosheid. Maar de provincie wil meer. De provincie wil graag stimuleren dat de verschillende steden van elkaar profiteren. Daartoe is in 2002 het provinciaal kennisplatform maatschappelijke opvang opgericht en heeft de provincie vervolgens vijf deelprojecten opgezet.
28
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Deelprojecten vanaf 2005 In hoofdstuk drie kwamen de verschillende deelprojecten al naar voren. De provincie voert vanaf 2005 vijf deelprojecten uit (zie bijlage 6): • Zwerfjongeren • Registratie en Monitoring • De Keten Verbeterd • STEM: Versterking Positie Daklozen • Dagbesteding voor Daklozen Ook met deze vijf deelprojecten wil de provincie Gelderland een flinke impuls geven aan de Gelderse strijd tegen dakloosheid. En ook dat gebeurt zowel door financiële als beleidsmatige ondersteuning. De provincie Gelderland wil de steden helpen met zoeken naar een bruikbaar monitoringsysteem. Een monitoringsysteem is van groot belang voor de steden om hun regierol waar te kunnen maken. Met een dergelijk systeem kunnen steden nagaan of het gevoerde beleid voldoende effectief is en of er ombuigingen nodig zijn. Ede heeft in 2004 in een pilotproject al een eigen monitoringsyseem ontwikkeld. In het deelproject Registratie en Montering bevordert de provincie dat de ontwikkelde methodiek navolging krijgt in de andere steden. De problematiek van zwerfjongeren blijft ernstig. Landelijk is er een toename van het aantal zwerfjongeren (Rekenkamer, 2004). Diverse Gelderse steden hebben al maatregelen genomen of gaan dat doen. Gelderland ondersteunt een aantal nieuwe projecten in het deelproject Zwerfjongeren. Het deelproject ‘STEM’ is gericht op de versterking van de positie van daklozen. Voor, door en met daklozen worden activiteiten georganiseerd en projecten ondersteund die een bijdrage leveren aan een betere beeldvorming rondom daklozen; vergroten van betrokkenheid van daklozen bij beslissingen die hen raken en empowerment van daklozen. Het behoud van zelfrespect is van cruciaal belang voor het herstelproces bij daklozen (Van Doorn, 2002). In het deelproject ‘De Keten Verbeterd’ zal de provincie samen met de steden en hun partners zoeken naar effectieve ketensamenwerking ten behoeve van de doelgroep daklozen, gericht op het bereiken van gezamenlijk geformuleerde ketendoelen en heldere prestatienormen. In de door het NIZW georganiseerde sleutelfigurenbijeenkomsten bleek ketensamenwerking de hoogste prioriteit te hebben in maar liefst vier van de acht steden. Tenslotte zal er in 2005 het deelproject ‘Dagbesteding voor Daklozen’ gestart worden. In dit deelproject wil de provincie een forse stimulans geven aan de uitbreiding van aantrekkelijke dagbestedingactiviteiten. Daarbij zal men nagaan hoe reeds bestaand aanbod meer toegankelijk gemaakt kan worden voor daklozen en er geprofiteerd kan worden van goede voorbeelden elders in de Gelderland en de rest van Nederland.
HET AANVALSPLAN
29
Interstedelijke uitwisseling Bij deze vijf deelprojecten, maar ook bij andere lokale projecten kan de provincie projectleiders en projectmedewerkers bij elkaar brengen om de ervaringen te delen, om van elkaar te leren, om samen te zoeken naar good practices. Wat zijn do’s en dont’s? Wat zijn randvoorwaarden voor het slagen van een project? Wat zijn effectieve strategieën? Dergelijke leernetwerken of uitwisselingsbijeenkomsten kunnen heel waardevol zijn. Het is daarbij goed denkbaar dat er behalve de vijf thema’s van de deelprojecten, nog andere verbeterthema’s geselecteerd worden om met een intersectorale team, bestaande uit ketenpartners te werken aan. Daarbij denkt het NIZW aan de volgende verbeterthema’s (tussen haakjes staan de ketenpartners): • Voorkomen van huisuitzetting (OGGZ-meldpunt, GGD, politie, woningcorporatie, AMW en schuldhulpverlening); • Toegankelijk maken van schuldhulpverlening voor daklozen (OGGZ-meldpunt, stads(krediet)bank, maatschappelijke opvang)18; • Verbetering van instroom, doorstroom en uitstroom door regionale regie en centralisering (gemeente, maatschappelijke opvang, GGZ, verslavingszorg, GGD, CIZ, Zorgkantoor)19; • Versterking cliëntenparticipatie20 (daklozen, daklozenorganisaties, instellingen voor maatschappelijke opvang, gemeente); • Toegankelijkheid en beschikbaarheid van woningen voor begeleid of zelfstandig wonen (maatschappelijke opvang, gemeente, woningcorporaties, AMW, buurtregisseur, regiogemeenten)21. Dergelijke verbeterprojecten kunnen een plaats krijgen in het deelproject ‘De Keten Verbeterd’, omdat verbetering alleen in eendrachtige samenwerking tot stand kan komen. Zo mogelijk kan de provincie bijdragen aan deskundigheidsbevordering voor projectleiders of aan een effectieve verbeteringsstrategie (bijvoorbeeld de Doorbraakmethode, zie bijlage 11) om verschillende projectteams in korte tijd en resultaatgericht aan dezelfde concrete verbeterdoelen te laten werken met gebruikmaking van min of meer bewezen goede praktijken elders in Nederland.
Tenslotte Er ligt een grote ambitie. Er ligt een Aanvalsplan. Gelderland gaat er tegen aan! Er zal nog wel veel uitgedacht en uitgewerkt moeten worden op lokaal niveau, voordat alle projecten uitgevoerd kunnen worden. Er is draagvlak. En er zit beweging in. Er is al veel in stelling gebracht. Ten aanval!
30
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
“En waar ik nog van droom? Een eigen stekkie en ik wil graag ambulancebroeder worden. Daarvoor moet ik eerst vier jaar een basisopleiding volgen (–). Zoals het er nu naar uitziet, zal het dus wel lukken. Voorlopig sta ik nog onder curatele vanwege die schulden, dus die eerste jaren kan ik toch niet veel kanten op. Leren is een goeie tijdsbesteding. Over twee jaar ben ik uit de schulden, weer een vrij mens. Maar dan is de eindstreep al in zicht, dus blijf je gemotiveerd. En daarna nog een jaar specialisatie. Dus al met al is het een vijfjarenplan. Te overzien, toch? Als je weet, waar ik vandaan kom....”
Een fragment van het verhaal van Mathijs, dakloze te Nijmegen. Uit: Dagboek in de open lucht. Portretten uit het Gelders straatleven (2004).
HET AANVALSPLAN
31
Literatuur • Aedes Schouders onder de opvang. Samenwerking corporaties en maatschappelijke opvang, Compact 20, Hilversum: 2004. • Algemene Rekenkamer Opvang zwerfjongeren 2004, Den Haag: 2004. • Bottenberg, M., e.a. Zwerfjongeren in de provincie Gelderland, Advies- en Onderzoeksgroep Beke/Adviesbureau Van Montfoort, 2001. • Bruin, D. de Zwerven in de 21ste eeuw. Een exploratief onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblematiek en overlast van dak- en thuislozen in Nederland. Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek, 2003. • Commissie Taskforce Vermaatschappelijking Geestelijke Gezondheidszorg Erbij horen, Advies Taskforce Vermaatschappelijking Geestelijke Gezondheidszorg, Amsterdam, 2002. • Dalman, S., H. Herders en A. Schoorl Handreiking maatschappelijke opvang `van opvang tot regie. Beschrijving doelgroep, sector en landelijk beleid en ontwikkelingen. Den Haag: VNG, 2000. • Doorn, L. van en L. Tabak Experts van de straat. Nieuwe trends in de dak- en thuislozenopvang. Utrecht: NIZW/JWF, 1999. • Doorn, L. van Een tijd op straat. Een volgstudie naar (ex-)daklozen in Utrecht (1993-2001). Utrecht: NIZW, 2002. • Doorn, L. van Outreachende hulpverlening. Praktijkervaringen van 10 experimentele projecten. Arnhem: Hoogland & Zoon, 2004. • Federatie Opvang Maatschappelijke Opvang in cijfers 2001. Utrecht: Federatie Opvang, 2001. • Federatie Opvang Openbare geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) in de praktijk van de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang. Utrecht: 2002.
32
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
• Fleurke, F. e.a. Selectieve decentralistatie en de zorg voor kwetsbare groepen. Een bestuurskundig onderzoek naar de werking van het bestuurlijk stelsel op het terrein van de maatschappelijke opvang, het verslavingsbeleid en de vrouwenopvang. Den Haag: VNG, 2002. • Heineke, D., D. Bobeldijk en L. van Doorn Startnotitie Aanvalsplan tegen dakloosheid, Op weg naar kansrijke oplossingsrichtingen in de acht GSO-gemeenten. Utrecht: NIZW, 2004. • Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Ketenzorg bij chronisch zieken. Den Haag, 2004. • Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Van overlastbestrijding naar bemoeizorg. Deelrapport. Den Haag, 2003. • Interdepartementaal Beleidsonderzoek 2002-2003 (IBO). De opvang verstopt, IBO Maatschappelijke opvang, Den Haag, 2003. • Leeuwen-den Dekker, P. van, D. Heineke en L. van Doorn Adviesrapport oriëntatiefase Centrale Toegang Utrecht. Utrecht: NIZW, 2003. • Leeuwen-den Dekker, P. van en D. Heineke Adviesdocument Begeleid Wonen Passade. Utrecht: NIZW, 2003. • Leeuwen-den Dekker, P. van en D. Heineke Het 8-fasenmodel. Planmatig werken in de maatschappelijke opvang. Utrecht: NIZW, 2004. • Lourens, J. e.a. Verkommerden en verloederden. Een onderzoek naar de omvang en de aard van de groep in Nederland. Leiden: Research voor Beleid, 2002. • Provincie Gelderland In de steigers, Het Gelders convenant Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang, PsyGe-reeks nr.21, Arnhem, 2001. • Provincie Gelderland Dagboek in de open lucht. Portretten uit het Gelderse straatleven. Arnhem: 2004.
L I T E R AT U U R
33
• Provincie Gelderland Gelderse strijd tegen dakloosheid. CD-ROM van het projectteam dakloosheid en ‘GIDz’. Arnhem: 2004. • NIZW Vademecum Opvang 2004/2005. Utrecht: NIZW, 2004. • PvdA-fracties Eerste Kamer en Tweede Kamer Iedereen onderdak in 2007. Waarom niemand in 2007 nog tegen zijn zin op straat hoeft te slapen. Zwolle, 2003. • Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) Kwetsbaar in kwadraat. Krachtige steun aan kwetsbare mensen. Advies 16. Den Haag: SDU, 2001. • Reinking, D., e.a. Daklozen in Den Haag: onderzoek naar omvang en kenmerken van de populatie. Utrecht: Trimbos-instituut, 2001. • Splunteren, P. van, e.a. Doorbreken met resultaten. Verbetering van de patiëntenzorg met de Doorbraakmethode. Utrecht: CBO, 2003. • Weijenburg, H.M. en F.H. Kamsteeg; Geschakeld beleid, Over de rol van de provincies in de zorg en het sociale domein, Arnhem: Provincie Gelderland, 2003. • Werkgroep Corporaties & Opvang Preventie en begeleiding bij het wonen, Federatie Opvang en Aedes vereniging voor woningcorporaties, 2003. • Wolf, J., A. Elling en I. de Graaf Monitor Maatschappelijke Opvang. Deelmonitoren Vraag, Aanbod en Gemeentelijk Beleid. Utrecht: Trimbos-instituut, 2000. • Wolf, J. e.a. Op achterstand, Een onderzoek naar mensen in de marge van Den Haag. Utrecht: Trimbos-instituut, 2002.
34
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Bijlagen
35
Interstedelijke uitwisseling
Deelprojecten van de provincie
Zutphen
Tiel Rivierenland
Nijmegen
Harderwijk
Ede
Doetinchem
Arnhem
Apeldoorn
Bijlage 1 Aanvalsplan in één oogopslag
Algemeen O
Registratie & Monitoring Effectmeting
P
Ketensamenwerking / OGGZ-coördinatie
P
OGGZ-vangnetteam zorgmijders & casemanagem. Dagbesteding en werk
U
A
P
P
P
A
O
P
U
P
P
D
O
D
A
O
Versterking positie daklozen / empowerment
D
Cliëntparticipatie maatschappelijke opvang22
P
P
Zwerfjongeren
D
D
P
D
P
P
D+A
D
A
Vrouwenopvang
P23
A
Regierol Ondersteuning regiogemeenten
D
P
Potentieel daklozen Risico- & multiprobleemjongeren
A
Preventie algemeen Preventieve woonbegeleiding
P
P
36
P
P
A
Huisbezoeken Voorkomen Huiselijk Geweld
P
P
Versterking OGGZ-melding & vroeginterventie Resocialisatie gedetineerde veelplegers
P+A
P
P
O P
O
P
O
P
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Interstedelijke uitwisseling
Zutphen G+A
Deelprojecten van de provincie
Tiel Rivierenland
Nijmegen
Harderwijk
Ede
Doetinchem
Arnhem
Apeldoorn
O
Recent daklozen P
Tijdelijke opvang / crisisopvang A
Vrouwenopvang Feitelijk Daklozen Dagopvang
P
Dagopvang (dranklokaal)
P
Medische behandeling met heroïne
O
P
O
O
Nachtopvang
P
P
Opvang verslaafde daklozen
A
P
P
Vermindering overlast
A
P
P
Multifunctioneel Centrum (leefsituatie verbeteren)
A+P
A+P
Residentieel daklozen 24 uurs-wonen (sociaal pension en beschermd)
P
P
A
Opvang psychiatrische ex-delinquenten
P
Beschermd Wonen
P
Doorstoombevordering instellingen Ex-daklozen Begeleid (Zelfstandig) Wonen - huurwoningen Onconventioneel (substandaard) Wonen
P
A
P
P
P
O
A
P = Provinciale middelen (in GSO-kader of anderszins) D = Deelprojecten (financiering provincie) A = Andere middelen (doeluitkering vanuit Rijk of GSB – eigen gemeentelijk – AWBZ – fondsen)24 O = Project is in onderzoek (inhoudelijk en/of de subsidiering) U = Project is inmiddels sinds 2004 in uitvoering
37
Bijlage 2 Samenstelling van de begeleidingscommissie Aanvalsplan Voorzitter Drs. Harry Weijenburg (Provincie Gelderland)
Secretaris Marina van Paassen (Provincie Gelderland)
Leden Drs. Anja van der Aa (Stichting Ketennetwerk) Drs. Ed de Boer25 (Gemeente Nijmegen) Symone de Bruin (Gemeente Apeldoorn) Maurice Custers (Nijmeegs Daklozen Overleg) Marianne van Duijn (GGZ Groep Europoort Istia) Wim Foppen (Arcuris, Raad van Bestuur) Reggie Heim (Dagopvang voor verslaafden) Jan Jans (Gemeente Arnhem) Kitty Penninga (Penninga Management) Ir. Vera Spronk (Provincie Gelderland) Drs. Anne de Vries (Provincie Gelderland) Prof.dr. Judith Wolf (Radboud Universiteit Nijmegen / Trimbos Instituut)
38
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Bijlage 3 De activiteiten van het NIZW De vier eisen voor het Aanvalsplan De provincie heeft het NIZW gevraagd om in 2004 een Aanvalsplan op te stellen met bouwstenen voor het concretiseren van de provinciale inspanning in de strijd tegen dakloosheid. Het NIZW had daarbij te maken met vier provinciale eisen:
1. Munitie voor de GSO-stadscontracten Het Aanvalsplan moest input leveren voor de stadscontracten die de provincie eind 2004 met de acht afzonderlijke steden afgesloten heeft in het kader van de tweede GSO-periode (2005 – 2007)
2. Een brede benadering De provincie wilde een brede benadering, dat wil zeggen dat het Aanvalsplan niet alleen op de doelgroep feitelijk daklozen, maar ook de andere vier groepen betrekking moest hebben.
3. Aansluiten bij de lokale situatie Een eis van de provincie was om bij de opstelling van het Aanvalplan de verschillende samenwerkende partijen te betrekken. In de acht steden zijn vele instellingen en organisaties betrokken bij de aanpak van dakloosheid: met name, maatschappelijke opvang, GGZ, verslavingszorg, GGD, politie, woningcorporaties, zorgverzekeraar, AMW en de gemeente. En natuurlijk de daklozen en hun belangenorganisaties.
4. Betrekken van de daklozen Bij het maken van beleid voor dakloosheidsbestrijding moet niet alleen óver de daklozen gesproken worden, maar vooral ook mét de daklozen. De provincie hecht zwaar aan het horen van de stem van daklozen zelf. Voor het opstellen van dit Aanvalsplan heeft het NIZW diverse activiteiten ondernomen; vooral activiteiten voor en met de belangrijkste betrokkenen: daklozen, samenwerkingspartners uit diverse sectoren, ambtenaren, wethouders en gedeputeerden. Het NIZW heeft de volgende voorbereidende activiteiten uitgevoerd: 1. Overleggen met de begeleidingscommissie 2. Schrijven van een startnotitie 3. Raadplegen van daklozen in de acht GSO-steden 4. Organiseren van een sleutelfigurenbijeenkomst in alle acht GSO-steden 5. Overleggen met portefeuillehouders GSO in de acht GSO-steden 6. Adviseren aan de provincie inzake de aandacht voor dakloosheidbestrijding in de Meerjarenplannen van de steden26.
BIJLAGE 3
39
Zes hoofdactiviteiten We zullen de zes activiteiten kort langslopen.
1. Begeleidingscommissie De provincie heeft een Begeleidingscommissie samengesteld met vertegenwoordigers van de drie grootste steden, daklozenorganisaties, maatschappelijke opvang en provincie. Ook namen experts op het gebied van maatschappelijke opvang, ketensamenwerking en GGZ zitting (zie bijlage 2). De begeleidingscommissie is zes keer bijeengeweest en heeft onder meer geadviseerd over de opzet van het project, de startnotitie, de communicatie met portefeuillehouders in de steden en de inhoud van het Aanvalsplan.
2. Startnotitie In juni 2004 is er een startnotitie ter voorbereiding van de sleutelfigurenbijeenkomsten (zie punt 4) die het NIZW in samenwerking met de provincie Gelderland organiseerde. De doelgroep van de daklozen is daarin gedefinieerd en onderverdeeld in vijf subdoelgroepen: potentiële daklozen, recent daklozen, langdurig feitelijk daklozen, residentiele daklozen en ex-daklozen. Verder gaf de startnotitie op basis van literatuur en landelijke onderzoeken overzichten van het aanbod voor daklozen, relevante landelijke ontwikkelingen, knelpunten en oplossingen. De startnotitie konden de sleutelfiguren gebruiken om inspiratie en ideeën op te doen, om nog eens na te gaan of de landelijke ontwikkelingen en landelijke kennis ook bruikbaar zijn voor de aanpak van dakloosheid in de eigen stad.
3. Daklozenraadpleging De provincie heeft een apart deelproject opgezet om in samenwerking met daklozen zelf aan de slag te gaan met de verbetering van de positie van daklozen: STEM. Dit deelproject voorziet onder meer in activiteiten om het imago van daklozen te verbeteren, hen te vragen adviezen te geven ten aanzien van aanpak en beleid en de belangenbehartiging te versterken (zie ook bijlage 6). Ook in het kader van het opstellen van het Provinciaal Aanvalsplan was het belangrijk de opvattingen van daklozen zelf te horen. Vandaar dat er in juni 2004 tientallen daklozen geïnterviewd zijn, verspreid over de acht steden en over de verschillende doelgroepen. De daklozen hebben knelpunten benoemd en bruikbare tips naar voren gebracht (zie bijlage 4).
4. Sleutelfigurenbijeenkomsten Per GSO-gemeenten organiseerde het NIZW een actieve uitwisselingsbijeenkomst voor sleutelfiguren in de 2e helft van juni 2004. De sleutelfiguren zijn de contactpersonen in de vele verschillende instellingen, organisaties en steden, die zich op de een of andere manier bezig houden met de strijd tegen dakloosheid: het terugdringen van dakloosheid door preventie en herstel (door- en uitstroom) alsmede het verbeteren van de kwaliteit van leven van daklozen. De sleutelfiguren zijn centrale contactpersonen die van de hoed en de rand weten. Die verder
40
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
kunnen kijken dan hun eigen sector lang is. Die een breed zicht hebben op uitvoering en beleid. Op de bijeenkomsten kwamen zeven tot twaalf sleutelfiguren. Zij waren afkomstig van de gemeente, de GGD, de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg, de GGZ, welzijnsorganisaties, de politie, woningcorporaties en zorgkantoren. Centrale vragen in de bijeenkomsten waren: • Hoe verloopt de strijd tegen dakloosheid in de stad? • Welke knelpunten zijn daarbij het meest urgent en oplosbaar? • Op welke wijze moeten we de belangrijkste thema’s aanpakken? Waar liggen de grootste kansen? De sleutelfiguren prioriteerden de knelpunten op urgentie en oplosbaarheid. De top 5 van knelpunten diepten zij verder uit met oplossingsmogelijkheden. Zo ontstonden er vijf kansrijke verbeterthema’s (zie bijlage 5). Van alle acht bijeenkomsten is een verslag gemaakt, waarna de aanwezigen en ook de nietaanwezigen ruime gelegenheid gekregen hebben om aanvullingen en reacties te geven.
5. Stedentour (overleg met wethouders) Medewerkers van respectievelijk de dienst REW (Ruimte, Economie en Welzijn) van GSO (Gelders Stedelijk Ontwikkeling) en het NIZW hebben alle acht steden bezocht en gesproken met collegeleden en ambtenaren. Met hen is het volgende doorgenomen: • De resultaten van de daklozenraadpleging en de sleutelfigurenbijeenkomsten • De voornemens van de steden om in het kader van GSO plannen uit te voeren op het gebied van dakloosheidsbestrijding • Suggesties van het NIZW om met de meest kansrijke verbeterthema’s aan de slag te gaan • De verdere stappen in het GSO-traject Uit de gesprekken kwam duidelijk naar voren dat de steden veel belang hechten aan de aanpak van dakloosheid en daarbij provinciale ondersteuning toejuichen. Gezamenlijk is gekeken naar goede aanknopingspunten voor stedelijk beleid.
6. Adviseren aan de Gedeputeerde GSO-beleid Het NIZW heeft de Gedeputeerden geadviseerd over de bijdragen van de verschillende stedelijke programma’s aan de strijd tegen dakloosheid.
BIJLAGE 3
41
De NIZW-activiteiten in samenhang De provincie Gelderland heeft de ambitie om onder andere door middel van GSO-beleid de dakloosheid in de provincie aan te pakken terugdringing van dakloosheid een betere kwaliteit van leven bij daklozen minder overlast
Project Gelderse Strijd tegen Dakloosheid met vijf deelprojecten Deelproject Zwerfjongeren
1. Begeleidingscommissie
Deelproject Registratie & Monitoring
2. Startnotitie NIZW
Deelproject Aanvalsplan
Deelproject STEM
3. Raadpleging daklozen
4. Bijeenkomsten sleutelfiguren Welke verbeterthema's zijn het meest urgent en kansrijk?
5. Stedentoer Overleg met wethouders
6. Advies aan Gedeputeerden
Deelproject De Keten Verbeterd
GSO-traject Alle steden schrijven meerjarige plannen. Na beoordeling en selectie sluit de provincie contracten af t.a.v. de te financieren programma's
Aanvalsplan tegen Dakloosheid 2005-2007 Provincie ondersteunt programma's en projecten in de acht GSO-steden Provincie stimuleert daarbij bovenlokale samenwerking Provincie continueert vijf provinciale projecten
Toelichting • Met de ambitie Terugdringing van dakloosheid wordt gekozen voor een brede insteek, waarvan de ambitie van GS (geen daklozen tegen hun wil op straat) onderdeel is. Het komt er op neer dat de provinciale inspanningen moeten leiden tot vermindering van het aantal daklozen, zowel op straat, als in de verschillende opvang- en woonvoorzieningen. • Vanaf 2005 heeft de provincie het deelproject Aanvalsplan vervangen door het deelproject Dagbesteding voor Daklozen.
42
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Bijlage 4 De resultaten van de daklozenraadpleging Over het thema dakloosheid en de aanpak er van wordt in de steden en de provincie veel gesproken. Er zijn veel mensen bij betrokken: hulpverleners, managers van instellingen, bestuurders van gemeenten en de provincie, vertegenwoordigers van andere instellingen. Ondanks alle goede bedoelingen, blijkt dat er in veel gevallen vaak meer over de daklozen gesproken wordt dan met de daklozen. De provincie Gelderland heeft dat gesignaleerd en heeft in een aantal deelprojecten van de Gelderse strijd tegen dakloosheid de daklozen nadrukkelijk betrokken. Er is zelfs een deelproject opgezet met de naam ‘STEM’. Dit deelproject wil de positie van de daklozen versterken. Bij de totstandkoming van het Aanvalsplan heeft de provincie ook laten weten sterk te hechten aan medewerking van daklozen zelf. Twee van de leden van de begeleidingscommissie van het Aanvalsplan participeerden vanuit het cliëntenperspectief. Bovendien heeft het NIZW gedurende twee weken via hulpverleningsinstellingen contacten gelegd met 38 daklozen in de acht GSO-gemeenten en hen gevraagd naar knelpunten en oplossingen in het daklozenbeleid in hun gemeente. De 38 geraadpleegde daklozen kunnen in de volgende categorieën onderverdeeld worden: • Recent daklozen (11%) • Langdurig feitelijk daklozen (42%) • Residentieel daklozen (18%) • Ex-daklozen (21%) • Zwerfjongeren (8%) Vrijwel alle benaderde daklozen waren zeer coöperatief in het weergeven van hun mening en ook in het spontaan vertellen van een deel van hun leven en levensloop. Hieronder volgen de bevindingen van de daklozenraadpleging: de hoofdproblemen, de belangrijkste vijf verbeterthema’s en opmerkingen over zichzelf en hun toekomst.
Hoofdproblemen De hoofdproblemen die aan de basis stonden van de dakloosheid van de ondervraagden: • Schulden (34%) • Verslaving (24%) • Psychische problemen (21%) • Relationele problemen (16%) • Weglopen uit institutie (5%)
Schulden Het blijkt dat het hebben van schulden vaak een belangrijke factor was in het verliezen van huisvesting.
BIJLAGE 4
43
“Ik werd dakloos door een huurachterstand van drie maanden”. “In 1999 ging mijn bedrijf over de kop en toen kwam ik zwaar in de schulden”. Een dakloze geeft aan dat het belangrijk is dat hulpverleners er op tijd bij zijn, voordat er door de schulden een huisuitzetting volgt. “Was er voordat de deurwaarder kwam, maar een hulpverlener aan de deur geweest.” En door schulden kunnen cliënten ook moeilijker werk krijgen en doorstromen naar reguliere huisvesting. Ook omdat de schulden hen blijven achtervolgen. Het is moeilijk om schoon schip te maken. “Altijd als ik weer werk en een kamer had, kwamen de schuldeisers weer achter me aan. Ik vluchtte steeds naar een andere stad. Werken heeft dus geen zin”. “Ik heb € 12.000 schuld en daar kom ik nooit meer van af. Het is gebeurd met mij”. “Bijna niemand kan het aflossen van schulden opbrengen”.
Verslaving Verslaving aan drugs of alcohol was bij een kwart van de respondenten de belangrijkste reden van de dakloosheid. Veel andere respondenten gingen, eenmaal dakloos geworden, allerlei soorten middelen gebruiken. “Als verslaafde dakloze voel ik me afgeschreven”. “Ik geloof dat ik de hoogste dosering methadon van de hele regio krijg”.
Psychische problemen Diverse daklozen hebben te maken gehad met de GGZ, hetzij ambulant, hetzij intramuraal. Op de een of andere manier hebben velen die contacten verloren. “Ik heb ADHD en een borderlinesyndroom”. “Ik ben een ambulant psychiatrisch patiënt met een depot”.
Relationele problemen De relationele problemen waren er nooit alleen. Altijd was er een samenloop met verlies van werk of het aan de drank raken: “Na mijn scheiding werd ik werkloos en raakte ik aan de drank”. “Ik ben het huis uitgevlucht na het stalken en intimideren door mijn ex”.
De belangrijkste verbeterthema’s volgens de daklozen De respondenten is gevraagd naar de knelpunten die zij zien in de aanpak van dakloosheid in hun gemeente en ook naar mogelijke oplossingen. Tussen haakjes staat het percentage van de respondenten die het thema (uit zichzelf) genoemd hebben. 1. Persoonlijke, continue benadering door hulpverleners (47%) 2. Dagbesteding en werk (39%) 3. Kamers, kleine woningen of substandaard wonen (28%) 4. Keuze tussen verschillende soorten voorzieningen (differentiatie) (26%) 5. Openingstijden dag- en nachtopvang (21%)
44
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
We zullen de resultaten van deze daklozenraadpleging bespreken aan de hand van de belangrijkste vijf thema’s die daklozen zelf naar voren brengen.
1. Persoonlijke, continue benadering door hulpverleners Ruim de helft van de daklozen spreekt over de wijze waarop hulpverleners hen benaderen of zouden moeten benaderen. Er zijn daklozen die hun hulpverleners echt waarderen. Zij waarderen dan vooral de bekendheid, de vertrouwdheid met een vaste hulpverlener. Maar de helft vindt dat de hulpverleners tekort schieten. Zij missen juist de vertrouwdheid, datzelfde gezicht die niet steeds naar anderen doorverwijst, maar samen met de cliënt aan de slag gaat. En wat betreft deze persoonlijke benadering noemen ze de volgende vier elementen:
Er-zijn en luisteren De daklozen hebben veel behoefte aan een luisterend oor, aan een hulpverlener die de tijd neemt voor hun persoonlijke verhaal, die present is. Diverse daklozen missen het persoonlijke contact, anderen hebben het beter getroffen. “Sommige hulpverleners verschuilen zich op hun kantoor. En zijn ze met hun administratie bezig. Ze zijn bang dat je ze iets vraagt, omdat ze niet weten wat ze ermee aan moeten”. “Hulpverleners moeten meer respect hebben en luisteren. Dat geldt ook voor de politie”. “Ik vind het belangrijk dat werkers er echt zijn en interesse tonen”.
Actieve benadering Naast persoonlijke continuïteit is men ook gesteld op een actieve benadering van de hulpverlening. “Ze moeten daklozen binnen een jaar de opvang uit krijgen, anders komen ze er nooit meer uit”. “Ik heb iemand nodig die me motiveert”. Verscheidene daklozen vinden hulpverleners te passief. Hulpverleners zouden niet alleen meer kunnen doen (bijvoorbeeld zaken regelen), maar ook de daklozen meer achter de broek aan zitten, hen uit die ziekmakende passiviteit halen. “Ik zat maar een beetje op mijn kamer te zitten en niemand die me vroeg waarom dat was. Ik had een schop onder mijn kont nodig”. “Het is hier alleen maar pappen en nathouden”. “Als ze mensen niet aanspreken (positief of negatief) leren ze niets. Je moet ze prikkelen” Daarbij gingen sommige respondenten nog veel verder. Zij staan een veel dringender en verplichtende benadering voor. Zij vinden de opvang veel te tolerant en te veel gedogen, waardoor de daklozen zich niet leren aan te passen aan de omgeving en daardoor ook veel moeilijker van de straat af kunnen komen. “Er is hier totaal geen structuur en dat is niet goed”. “Ze zouden iedereen moeten verplichten om te douchen, want je ligt met z’n allen op zaal”. BIJLAGE 4
45
“Haal de mensen onmiddellijk van de straat. Verplicht. Dat geeft hen pas kansen!” Voor een klein deel van de respondenten zijn er juist minder regels nodig. Zij vinden de hulp juist te kinderachtig of te betuttelend. “Daklozen kunnen een heleboel zelf regelen, bijvoorbeeld nachtopvang in zelfbeheer”. Er zijn dus drie benaderingen genoemd: actieve motivering, verplichting en drang en zelfbeheer met een beperkt aantal regels.
Continuïteit Daklozen zien vaak verschillende hulpverleners langskomen, die allemaal een beetje en ook tijdelijk begeleiden. Er is een behoefte aan één vaste, vertrouwde begeleider, die ook voor een langere periode beschikbaar is. “Ik heb geen vaste begeleider. Ze verbinden zich niet aan de mensen”. “Ik zou wel één iemand willen, voor al mijn zaakjes” “Ik wou dat er, toen ik dakloos werd, iemand had klaargestaan en bleef tot het niet meer nodig was.”
Professionele benadering Ook trekken sommige daklozen openlijk de kennis en vaardigheden van hulpverleners in twijfel. “De hulpverleners in de opvang hebben geen kennis over verslaving en helpen me ook niet om de juiste stappen te zetten. Ik word niet begrepen”. “Ze slaan steeds de plank mis. Hulpverleners kunnen niet overweg met emotionele zaken”.
2. Dagbesteding en werk Een eyeopener bij de interviews was het sterke pleidooi van de daklozen om veel meer werk voor daklozen te regelen. “Er zijn meer activiteiten nodig voor daklozen”. “Daklozen willen heus wel wat, geef ze werk en regelmaat. Geef ze een kans”. De passiviteit, het niets doen, het hangen op straat of in de opvang is voor hen een bron van ergernis, waar ze niet zelf uit kunnen komen. “Mensen op straat vervelen zich en dan krijg je problemen”. De respondenten die werk hadden beleefden dat als zeer positief. Ze voelden zichzelf er meer waard door. “Het werk bevalt me goed. Je draait weer een beetje mee in de maatschappij”. Meestal was dat werk door hulpverleners geregeld. Maar de meeste daklozen hebben geen werk of dagbesteding. Dat komt voor een deel door hun problemen. “Door mijn methadongebruik lukte het me niet om werk te krijgen”. “Ik durf niet te werken; ik ben bang dat de deurwaarder op mijn werk komt”. Voor een ander deel komt dat door stigmatisering. “Als je het stempel van dakloze hebt, kom je nooit meer aan het werk, deuren gaan dan dicht”. 46
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
3. Kleine woningen, kamers of substandaard woningen Veel van de daklozen die in laagdrempelige opvang wonen of in een 24-uursvoorziening zeggen daar wel weg te kunnen en willen, maar wijzen op het gebrek aan doorstroommogelijkheden. Het komt voor dat er daklozen in een voorziening verblijven die helemaal toe zijn aan een meer zelfstandige woonruimte. Daarbij spreken ze over drie aspecten. In de eerste plaats vinden ze dat er meer kleine en goedkope woningen of kamers beschikbaar zouden moeten komen. En daarbij stellen ze geen hoge eisen. Sommige respondenten zeggen dat ze aan een caravan of een tuinhuisje voldoende hebben. “We hebben meer kraakpanden nodig”. “Een kennis van me woont sinds kort in een oud pand van de bank. Hij huurt daar een kamer van 4x17 meter voor € 150,-. Dat zou ik ook wel willen”. “Ik wou dat er een officieel daklozenkamp zou zijn, een plekje waar een dakloze kan leven”. Ten tweede vinden ze dat doorstroming meer stapsgewijs zou moeten plaatsvinden. De ex-dakloze niet direct loslaten, maar nog enige nazorg bieden. “Er zijn meer plekken begeleid wonen nodig om mensen sneller uit het sociale pension te laten doorstromen”. “Als ik de drang heb om buiten te slapen, ga ik op mijn balkon liggen. Dus een balkon is heel belangrijk voor daklozen die weer een woning hebben”. Tenslotte is het niet voor iedereen haalbaar om geheel zelfstandig te wonen. Er zijn ook daklozen die nadrukkelijk met anderen willen wonen. “In de toekomst wil ik met andere mensen wonen, niet alleen”.
4. Keuze tussen verschillende voorzieningen Veel respondenten spreken over het belang van maatwerk. In de opvang is dat vaak niet mogelijk, dan is er meer een groepsgerichte benadering, waardoor de hulpverleners niet toekomen aan gerichte hulp. “Mensen verschillen, dus hulp moet individueel zijn. Nu gooien ze iedereen op één hoop”. “Het probleem met de opvang is dat samenleven met zoveel anderen”. Daarom wordt er gepleit voor meer differentiatie in voorzieningen, waardoor verschillende doelgroepen apart begeleid kunnen worden. In de eerste plaats zouden de doelgroepen verslaafden en de niet-verslaafden gescheiden moeten worden volgens een aantal respondenten. “Als gewone daklozen hier komen gaan ze al snel gebruiken. Er wordt hier namelijk gedeald. Je moet die groepen scheiden”. Ten tweede geldt dat ook voor gemotiveerden van de niet-gemotiveerden. “Als ze nu eens de gemotiveerden in een andere groep zouden plaatsen dana de ongemotiveerden, dan zouden die gemotiveerden veel verderkomen, bijvoorbeeld van de drugs afraken”. “Je moet het kaf van het koren scheiden”.
BIJLAGE 4
47
5. Openingstijden dag- en nachtopvang De laagdrempelige opvangvoorzieningen hebben beperkte openingstijden. De dagopvang alleen overdag en de nachtopvang ‘s avonds en ‘s nachts. Van de nachtopvang kan men meestal niet dag-in dag-uit gebruik maken. “Je moet hier om 9.15 uur wegwezen en mag er pas 19.00 uur weer in. Dan moet je dus al die tijd de straat op”. “Ik moet als ik van mijn werk kom een paar uur wachten eer ik de opvang in kan en mezelf kan douchen”. Soms is er een regeling dat een cliënt een beperkt aantal nachten achter elkaar mag komen en daarna weer een paar nachten moet wachten. “Die 7-nachten-regeling is heel vervelend. Je bent steeds bezig met het zoeken van onderdak”. In sommige centrumgemeenten is de nachtopvang niet in het weekend open.
Over zichzelf en de toekomst Daklozen denken na over hun situatie en de toekomst. Sommigen zien de toekomst zeer somber tegemoet. “Als er iets tegenzit, pak ik mijn boeltje en ga maar de straat op. Dat went wel”. “Als er niets verandert kom ik in de gevangenis. Ik wil soms wel dood zijn”. Velen zien duidelijk lichtpuntjes en hopen op een betere toekomst. “Als ik maar weer een woning heb, dan zal het goed gaan. Ik ben niet bang om terug te vallen”. “Over twee jaar wil ik een vaste baan hebben, een relatie en cocainevrij zijn”. Daarbij hebben zij goede voornemens. “Ik wil meer inzicht in mezelf krijgen, het wiet roken afleren en aan mezelf werken”. “Ik ga binnenkort naar een psychiatrische inrichting om af te kicken en een behandeling te ondergaan”. “Ik wil af van de methadon en dat ga ik doen met het Afrikaanse wortelextract Iboga”. Voor meer informatie over het dagelijkse leven van de Gelderse daklozen, hun problemen en hun verwachtingen heeft de provincie het Dagboek in de openlucht, portretten uit het Gelders straatleven gepubliceerd (2004).
48
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Bijlage 5 Verbeterthema’s per stad Inleiding De provincie wil in de periode 2005-2007 investeren in de strijd tegen dakloosheid. Belangrijke vragen waren: • Op welke thema’s zouden we ons vooral moeten richten? • Welke projecten zijn kansrijk in het licht van de provinciale ambitie? Om daar achter te komen heeft het NIZW per stad daklozen geraadpleegd (zie bijlage 4), een sleutelfigurenbijeenkomst georganiseerd en het meerjarenontwikkelingsprogramma (MOP) bestudeerd. In deze bijlage starten we met het beschrijven van het verloop van de sleutelfigurenbijeenkomsten. Daarna geven we per stad de resultaten van respectievelijk de sleutelfigurenbijeenkomst, de daklozenraadpleging en de analyse van de stedelijke plannen (MOP’s), in zoverre die direct of indirect betrekking hadden op de dakloosheidsbestrijding.
Sleutelfigurenbijeenkomsten Behalve de daklozen zijn ook de sleutelfiguren geraadpleegd. In elke stad zijn vele tientallen mensen dagelijks aan de slag met de opvang, de begeleiding en de zorgverlening van daklozen. En met het ontwikkelen van beleid en het maken van plannen. Beleidsmakers en uitvoerenden zijn onmisbaar bij het maken van aanvalsplannen, hetzij op instellingsniveau, hetzij op gemeentelijk niveau, hetzij op provinciaal niveau. Omdat het logistiek ondoenlijk is om alle beleidsmakers en uitvoerenden te horen, hebben we er voor gekozen om zogenaamde sleutelfiguren te benaderen, centrale contactpersonen die van de hoed en de rand weten. Die verder kunnen kijken dan hun eigen sector lang is. Die een breed zicht hebben op uitvoering en beleid. Met hen hebben we per stad om de tafel gezeten om op een actieve, creatieve en constructieve wijze niet alleen verbeterthema’s te inventariseren. Kansrijke verbeterthema’s die de kwaliteit van de aanpak van dakloosheid een impuls kunnen geven. Verbeterthema’s waarvoor bijna altijd de samenwerking met meerdere partners nodig is. Verbeterthema’s waarbij de provincie financiële en procesmatige ondersteuning zou kunnen bieden. Er zijn acht sleutelfigurenbijeenkomsten geweest, acht dagdelen, waarbij gemiddeld tien sleutelfiguren bij aanwezig waren, afkomstig van de gemeente, de maatschappelijke opvang, de GGZ, de GGD, de verslavingszorg, het zorgkantoor, de politie, de woningcorporatie, een cliëntenorganisatie en het AMW. Ook de provincie was vertegenwoordigd. De bijeenkomsten vonden plaats op het provinciehuis te Arnhem, in aanwezigheid van medewerkers van de provincie. Bij de organisatie van de bijeenkomsten heeft het NIZW ondersteuning gehad van het bedrijf Crealogic BV. Via brainstorming, prioritering en clustering (in tweetallen per laptop) werden uiteindelijk per stad een top 5 van verbeterthema’s samengesteld en ook nader uitgewerkt. Van de bijeenkomsten zijn verslagen gemaakt. In deze bijlage staat voor elke stad de top 5 van verbeterthema’s weergegeven
BIJLAGE 5
49
Daklozenraadpleging In bijlage 4 worden de algemene resultaten van de daklozenraadpleging weergegeven. In deze bijlage 5 staan per stad de meest belangrijke en veelvoorkomende opmerkingen van daklozen beschreven. Omdat het meestal om enkele daklozen gaat (4 tot 6) zijn de opmerkingen per stad niet representatief, maar bieden zij wel aanknopingspunten om het perspectief van de daklozen te verhelderen.
Meerjarenontwikkelingsprogramma’s (MOP’s) Alle acht GSO-steden hebben een MOP opgesteld met programma’s voor het sociale, het fysieke en economische domein. In de meeste MOP’s kwam de aanpak van dakloosheid, als onderdeel van het sociale domein, uitvoerig aan de orde. Voor de provincie was dat een reden om programma’s met daarin dit thema te financieren vanuit het GSO-kader.
De overzichtstabellen per stad De volgorde van de besprekingen van verbeterthema’s per stad is: • Apeldoorn • Arnhem • Doetinchem • Ede • Harderwijk • Nijmegen • Tiel • Zutphen
Toelichting Per stad is er een tabel. In de vier kolommen vindt u de verbeterthema’s van de sleutelfiguren, van de daklozen en van de steden zelf (in hun meerjarenplannen). Eerste kolom: de naam van het verbeterthema. Tweede kolom: de prioriteiten van de sleutelfiguren (top 5). Derde kolom: de verbeterthema’s genoemd door enkele daklozen. Vierde kolom de plannen en projecten die de gemeente vanaf 2005 wil gaan uitvoeren. Na de bespreking van elk overzichtstabel geven we een korte inhoudelijke toelichting en een korte conclusie.
50
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Apeldoorn Daklozen
Sleutelfiguren
De uitvoeringsplannen van Apeldoorn voor dakloosheidsbestrijding in het meerjarenontwikkelingsprogramma 2005 – 2009
Ketensamenwerking
1
Ketenbenadering instroom, doorstroom en uitstroom (stadsbreed en op wijkniveau)
Signalering potentieel daklozen
2
Preventieve aanpak (preventieve woonbegeleiding om huisuitzetting te voorkomen en de inrichting van zorgstructuren op wijkniveau)
Registratie, zicht op vraag en aanbod.
3
Effectmeting en procesmeting t.b.v. verdere verbetering van het aanbod
Persoonlijke en continue begeleiding
4
Dagbestedings- en activeringsmogelijkheden
5
X Sociale activering en dagbesteding
Minder menging doelgroepen, differentiatie
X
Doorstroming en begeleid wonen
X
Huurwoningen t.b.v. uitbreiding capaciteit begeleid wonen (doorstroom) Start Omnizorg in 2005 (een groot multifunctioneel centrum voor feitelijk daklozen en chronisch verslaafden, vaak in combinatie met ggz-problematiek. Omnizorg is resocialisatiegericht en wordt georganiseerd door de GGZ, de Verslavingszorg en de maatschappelijke opvang. Omnizorg biedt tal van voorzieningen voor opvang, wonen, begeleiding, behandeling, zorg, gebruikersruimte en dagbesteding) gecombineerd gehuisvest). Ondersteuning regiogemeenten bij dakloosheidbestrijding
Toelichting De uitvoeringsplannen van Apeldoorn worden vanaf 2005 nader geconcretiseerd. Apeldoorn geeft daarbij prioriteit aan: • Capaciteitsuitbreiding • Kwaliteitsverbetering • Versterking van activiteiten in het kader van maatschappelijk herstel • Ketenbenadering In Omnizorg komt mogelijk ook een behandeleenheid voor medische behandeling met heroïne, overigens zonder financiering vanuit de brede doeluitkering GSB van het Rijk.
Conclusie De plannen zoals Apeldoorn die m.b.v. GSO-middelen wil gaan uitvoeren komen geheel overeen met de verbeterthema’s van de sleutelfiguren en gedeeltelijk met die van de geraadpleegde daklozen. BIJLAGE 5
51
Arnhem Sleutelfiguren
Daklozen
De uitvoeringsplannen van Arnhem voor dakloosheidsbestrijding in het meerjarenbeleidsplan 2005 – 2008
Persoonlijke en continue begeleiding met voldoende individuele regie en begeleidingstijd. Het is nu nog te kortdurend, versnipperd en weinig integraal.
1
X
Casemanagement wordt opgenomen in werkplan Maatschappelijke Zorg 2005
Toegankelijkheid schuldhulpverlening
2
X
Aanpak schulden is opgenomen in werkplan Maatschappelijke Zorg 2003 – 2004
Signaleringsvermogen en samenwerking ten aanzien van potentieel daklozen
3
Goedkope woningen voor uitstroom uit de opvang. Woningmarkt meer toegankelijk door een soepeler urgentie- en toewijzingsbeleid (daklozen staan vaak niet ingeschreven) en ontwikkelen onconventioneel wonen.
4
X
Onderzoek naar onconventionele woonvoorzieningen in samenwerking met woningcorporaties (substandaard wonen)
Dagbestedings- en activeringsmogelijkheden.
5
X
Dagbesteding is opgenomen in werkplan Maatschappelijke Zorg 2003 – 2004
Toegankelijkheid laagdrempelige opvang (openingstijden en tarieven)
X
Realiseren nacht- en dagopvang voor dakloze, zeer problematische drugsverslaafden en twee inloopvoorzieningen voor de minder zwaar verslaafden
Vermenging van doelgroepen, te weinig differentiatie
X
Verbetering doorstroming in de maatschappelijke opvang (o.a. andersoortige woonvoorzieningen)
Formuleren van preventiebeleid
Opvang psychiatrisch zieke mensen met een delinquente achtergrond Stigmatisering en imagoverbetering, voorlichting over daklozen
X
Realiseren sluitende zorg en opvang voor zeer kwetsbaren Ketenaanpak thuisloze jeugd Extra plaatsen vrouwenopvang Project voorkomen Huiselijk geweld, een meldpunt (wel opgenomen in de GSO-aanvraag) Verminderen van overlast op straat (ketenmanagement, ketenaanpak drang en dwang, veelplegersproject, monitoring) Versterken van gemeentelijke regierol
52
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Toelichting De gemeente Arnhem is de afgelopen jaren al vergevorderd in een ketenaanpak. Veel instellingen en organisaties werken al stevig samen en hebben daartoe duidelijke afspraken gemaakt. Dat is onder meer een resultaat van de uitvoering van het werkplan Maatschappelijke Zorg 2003-2004. In dat werkplan staan nog meer projecten en ontwikkelpunten geformuleerd, waaronder dagbesteding en werk, de toegankelijkheid van schuldhulpverlening en registratie/monitoring27. In het werkplan 2005 zal aandacht besteed worden aan ‘casemanagement: persoonlijke continue begeleiding’.
Conclusie De plannen van Arnhem in de verschillende plannen (Meerjarenbeleidsplan 20052008 en de werkplannen Maatschappelijke Zorg komen goed overeen met de verbeterthema’s van de sleutelfiguren en de geraadpleegde daklozen. Arnhem is op veel fronten bezig met de strijd tegen dakloosheid.
BIJLAGE 5
53
Doetinchem
1
Differentiatie woonvoorzieningen en doorstromingsmogelijkheden
2
Kennis over het ontstaan van dakloosheid
3
Persoonlijke, continue begeleiding, outreachend en cliëntvolgend
4
Preventieve interventie (signalerings-, meldingsen interventieteams)
5
Daklozen
Sleutelfiguren
Sociale infrastructuur en ketensamenwerking
De uitvoeringsplannen van Doetinchem voor dakloosheidsbestrijding in het meerjarenontwikkelingsprogramma ‘Boeiende bakens, lichtpunten voor de stad’
De gemeentelijke plannen zijn gericht op voorkomen van maatschappelijke uitval, zowel ten aanzien van potentieel daklozen (preventie) als ten aanzien van feitelijk daklozen (doorstroom naar vaste opvang en zo mogelijk naar zelfstandige huisvesting). Daartoe is een sluitende sociale infrastructuur met ketenvoorzieningen voor daklozen noodzakelijk. X
Opzet sociaal pension /begeleide huisvesting: Doetinchem is in nauw overleg met instellingen en een woningcorporatie om het een en ander op haalbaarheid te onderzoeken en verder te concretiseren.
X
Doetinchem gaat na op welke wijze er meer gewerkt kan worden met casemanagement: vaste persoonlijke begeleiders ten aanzien van zowel potentieel daklozen als feitelijke daklozen. Versterking van het OGGZ-meldpunt (meldpunt multiprobleemsituaties) en de mogelijkheden om snelle preventieve acties uit te voeren ten aanzien van dreigende huisuitzettingen, verwaarlozende huishoudens en overlastsituaties. Daarbij wordt onderzocht hoe dit meldpunt een functie kan vervullen t.a.v. de regionale aanpak huiselijk geweld.
Openingstijden nachtopvang
X
Goedkope wooneenheden voor doorstroom
X
Uitbreiding dagopvang tot 12 uur per dag, zeven dagen per week. Daarmee sluiten de openingstijden naadloos aan op die van de nachtopvang. Dit is al gerealiseerd per 1 juli 2004. Voor die tijd konden daklozen er gedurende vijf dagen per week zes uur per dag terecht. Overwogen wordt om de capaciteit van de dagopvang de komende jaren nog verder uit te breiden. Doetinchem overweegt verder om in de loop van 2005 de nachtopvang met ongeveer tien plaatsen uit te breiden.
Inrichting dranklokaal bij de opvanginstelling STOOG. Dit dranklokaal is een ruimte waar het daklozen toegestaan is om alcoholische consumpties te nuttigen en waardoor het voor hen niet meer nodig is om een locatie te zoeken in het centrum van Doetinchem. De in te richten ‘gebruikersruimte’ is niet alleen prettig voor de gebruikers, het is ook gericht op vermindering van overlast in het Centrum. Sluitende aanpak huiselijk geweld op basis van afspraken die veldpartijen in 2004 hebben gemaakt. De provincie gaat de kosten van de projectleider financieren.
54
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Toelichting Als het gaat om effectieve en haalbare oplossingen voor dakloosheid dan denken de sleutelfiguren in Doetinchem toch veelal aan preventie: op tijd signaleren melden en interveniëren. Voorkomen dat mensen dakloos worden uit hun eigen thuis of uit een andere instelling (detentie of GGZ). Er voor zorgen dat mensen thuis kunnen blijven wonen door professionele ondersteuning (casemanagers) of vrijwilligers (maatjes). Plannen op het gebied van sociaal kwetsbaren waarvoor geen GSO-middelen vrijkomen en vooralsnog niet direct uitgevoerd kunnen worden: • Oprichten Platform Vermaatschappelijking • Zicht krijgen op de behoefte aan welzijnsdiensten bij kwetsbare groepen • Huisbezoeken
Conclusie Er is veel overeenstemming tussen de speerpunten van daklozen, sleutelfiguren en de gemeente.
BIJLAGE 5
55
Ede Daklozen
Sociale infrastructuur, ketensamenwerking
1
Signaleringsvermogen en samenwerking t.a.v. potentieel daklozen
2
X
Regionaal coördinatiepunt Regionale goed bereikbare meldings- en aanmeldingscentrale t.a.v. multiproblem-cliënten met mogelijkheid van doorgeleiding naar regionaal vangnetteam, die outreachende hulp kan bieden aan mensen die al dan niet (nog) zelfstandig wonen. Het bereik is 24 uur per dag per E-mail en per telefoon dagelijks van 10.00 – 12.00 uur. Het een en ander in combinatie met de actuele overzichten van het ontwikkelde registratie- en monitoringsysteem, waarbij alle instanties eenmaal per kwartaal een screening uitvoeren van alle bij hen bekende cliënten. Planning: start eind 2004 en uitbouw 2005 – 2007
Dagbesteding en activering
3
X
Streven is het inkopen van dagbestedingstrajecten voor 50 personen alsmede een activiteitentrefpunt voor circa 100 personen draaideur- en multiproblem cliënten zorgsector en circa 300 cliënten uitkeringsbestand. Het dagbestedingsaanbod kan bijvoorbeeld plaatsvinden in een zorgboerderij, een werkplaats of computerruimten. De gemeente wil de resultaten van de diverse dagactiviteiten sluitend kunnen volgen op individueel, doelgroep en regionaal niveau. Planning: aanbesteding in 2005 en uitvoering in 2006.
Overlast
4
Capaciteit in de verschillende opvangvoorzieningen Woonbegeleiding (stapsgewijs)
5
X
Sociale pensions/beschermde woonvormen en een centraal meld- en interventiepunt. Het betreft hier geadviseerde plannen: • Ombouwen van 10 plaatsen nachtopvang naar 34 plaatsen verlengde opvang en 6 passantenplaatsen (december 2004) • Beschermd Wonen RIBW (24-uurs langdurig verblijf): uitbreiding te Veenendaal van 22 naar 26 en te Wageningen van 24 naar 28. Begeleid Wonen RIBW (langdurig verblijf): 19 plaatsen te Ede (vanaf 2006). • Zelfstandige woningen (voor ambulante woonbegeleiding): 39 wooneenheden erbij in Ede (periode 2006 – 20014) en 18 wooneenheden in de rest van de Valleiregio. Voor de drie laatste type voorzieningen moet in 2005 en 2006 overeenstemming bereikt worden tussen corporaties, instellingen en gemeenten. Tevens wordt gewerkt aan de instandhouding van een regionaal centraal punt waar cliënten aangemeld kunnen worden en van waaruit een multidisciplinair team outreachende, coachende hulp kan gaan bieden aan zorgwekkende zorgmijders die al dan niet zelfstandig wonen.
Sleutelfiguren
De uitvoeringsplannen van Ede voor dakloosheidsbestrijding in het meerjarenontwikkelingsprogramma ‘Ede, vitaal, vernieuwend en veilig’
Meer kennis van en begrip voor daklozen (o.a. politie)
X
Preventie van schulden en schuldsanering
X
Nachtopvang in eigen beheer (zie Utrecht en Nijmegen)
X
Integrale aanpak risicojongeren (uitbreiding straathoekwerk in bepaalde wijken met signalering, uitbreiding wijkgerichte intensieve gezinsbegeleiding en een nieuw project wijkgerichte justitiële jeugdzorg).
Toelichting De gemeente Ede heeft in het meerjarenontwikkelingsprogramma, twee maatschappelijke opgaven geformuleerd met een directe link naar de bestrijding van dakloosheid: terugdringen van maatschappelijke uitsluiting en de sluitende aanpak risicojongeren. Uitgangspunt daarbij is dat de eerste opvang regionaal georganiseerd wordt en vervolgvoorzieningen zoveel mogelijk en zo snel mogelijk lokaal aanwezig zijn in de regiogemeenten (van herkomst). De gemeente Ede heeft voor de WERV/De Valleiregio28 verschillende projecten voor ogen. Het betreft een samenhangend pakket van maatregelen gericht op resocialisatie van daklozen. De wens is om te komen tot een evenwichtige spreiding van voorzieningen. Zowel spreiding wat betreft type voorzieningen (passantenopvang, verlengde, tijdelijke 24-uursopvang, beschermd wonen, begeleid zelfstandig wonen) als geografische spreiding (voorzieningen in alle andere regiogemeenten). De aansturing van de diverse activiteiten (met uitzondering van de aanpak risicojongeren) vindt plaats vanuit de stuurgroep OGGZ De Valleiregio. Hulpverleningsdienst Gelderland Midden (HGM) zal de uitvoering van het regionaal coördinatiepunt ter hand nemen, alsmede de implementatie van het reeds ontwikkelde monitorsysteem. Voor het dagbestedingprogramma vindt eind 2004 een klein vooronderzoek plaats. De ambitie van Ede/Valleiregio is het beperken van de instroom en het verhogen van de uitstroom met een nettoresultaat van 10% reductie van het aantal in het regionaal registratiesysteem opgenomen personen in 2007 (van 540 naar circa 490 personen). Doordat in plaats van de aangevraagde € 2 miljoen er € 1 miljoen beschikbaar gekomen is, ziet Ede zich genoodzaakt de beoogde resultaten bij te stellen, de projectaanpak te temporiseren en additionele subsidiestromen proberen te verwerven.
Conclusie Ede wil veel gaan investeren in de strijd tegen dakloosheid en kiest daarbij voor een brede aanpak zowel qua aanbod (gedifferentieerde woonvoorzieningen, preventie, dagbesteding, monitoring) als qua geografische spreiding (betrekken van regiogemeenten). De gekozen invalshoeken van Ede sluiten zeer goed aan bij de prioriteiten van de sleutelfiguren en gedeeltelijk bij de thema’s van de geïnterviewde daklozen.
BIJLAGE 5
57
Harderwijk Daklozen
Sleutelfiguren
De uitvoeringsplannen van Harderwijk voor dakloosheidsbestrijding in het meerjarenontwikkelingsprogramma
Sociale infrastructuur, ketensamenwerking
1
Ketensamenwerking in OGGZ-verband
Aansluiting van GGZ, Groot Emaus en detentie met opvang, zorg en huisvesting
2
Ketensamenwerking in relatie tot grote intramurale instellingen
Dagbesteding en activering
3
Outreachende hulpverlening voor zorgwekkende zorgmijders
4
Persoonlijke, continue begeleiding
5
X In oktober is het project ‘bemoeizorg’ gestart.
X
Openingstijden nachtopvang
X
Woonvoorzieningen (sociaal pension en eenvoudige kamers/woningen)
X
58
Vormen van woonbegeleiding Verder onderzoekt Harderwijk in samenwerking met de relevante partners de mogelijkheden van vormen van begeleid wonen of kamertraining. Op basis van dit haalbaarheidsonderzoek maakt Harderwijk een concreet projectplan.
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Toelichting Harderwijk heeft een apart programma opgesteld ten aanzien van de aanpak van dakloosheid, het programma ‘Opvang dak- en thuislozen’.
Conclusie Harderwijk sluit door middel van het specifieke programma aan bij een aantal de door de sleutelfiguren en daklozen genoemde verbeterthema’s, met name ketensamenwerking en woonvoorzieningen. Wat betreft de ketensamenwerking kan Harderwijk een beroep doen op het provinciale deelproject ‘De keten verbeterd’. In dat kader kan ook gekeken worden naar de mogelijkheid van vaste contactpersonen voor potentiële en feitelijk daklozen (ook een verbeterthema volgens sleutelfiguren en daklozen). Ook kan Harderwijk aansluiten bij het provinciale deelproject ‘Dagbesteding Daklozen’.
BIJLAGE 5
59
Nijmegen Sleutelfiguren
Daklozen
De uitvoeringsplannen van Nijmegen voor dakloosheidsbestrijding in het meerjarenontwikkelingsprogramma ‘Sterke wijken, sociale stad’
Dagbesteding en werk
1
X
Dagbestedingsproject Bureau Dagloon. Dit vrijwilligersproject voor daklozen is eind 2004 van start gegaan onder leiding van Bureau Dagloon. Het betreft zinvolle dagbesteding zoals verzorging van de buitenruimte en bijzondere opdrachten met een vrijwilligersvergoeding. Nijmegen onderzoekt de mogelijkheden voor structurele financiering uit eigen middelen en Europese fondsen. Daarnaast is er een provinciale subsidie (buiten de GSOmiddelen om) en heeft de stichting zelf een aanvraag gedaan bij het Oranje Fonds.
Signalering en samenwerking t.a.v. potentieel daklozen
2
Vroegtijdige en preventieve aanpak dakloosheid en verslaving (gefinancierd uit GSB en gemeentelijke middelen).
Signalering t.a.v. recent daklozen
3
idem
Regie in toewijzing van voorzieningen aan daklozen
4
Betere doorstroom: in overleg met de grootste aanbieder van maatschappelijke opvang (Arcuris) wordt gekeken of de in-, door- en uitstroom van cliënten verbeterd kan worden, bijvoorbeeld d.m.v. een centrale intake en het werken met begeleidingsplannen. (gefinancierd uit GSO, GSB en gemeentelijke middelen)
Activerings- en arbeidstoeleidingsinstrumenten
5
Capaciteit laagdrempelige opvang
X
Opjaagbeleid politie
X
Schuldhulpverlening
X
Betaalbare, eenvoudige kamers of woningen (o.a. na detentie)
X
Betere leefsituatie verslaafde daklozen (gefinancierd vanuit GSBmiddelen en GSO-middelen). Het programma is er op gericht de bezettingsgraad van het Multifunctioneel Centrum (MFC) te verhogen en daarmee de verslaafde feitelijk daklozen van de straat te halen (en hun overlast te verminderen). (Gefinancierd uit GSB en gemeentelijke middelen)
Extra inspanning betaalbare huisvesting voor daklozen (programma Wonen) Meer capaciteit vrouwenopvang (gefinancierd vanuit GSB-middelen) Beter bereik verslavingszorg (gefinancierd uit GSB-middelen) Sluitende aanpak zwerfjongeren (gefinancierd vanuit GSB-middelen) WerkHotel zwerfjongeren. Sancta Maria, instelling voor zwerfjongeren, wil in samenwerking met woningcorporatie Portaal en onderwijsinstelling ROC in de periode 2005 – 2005 een voorziening opzetten voor circa 60 probleemjongeren om te wonen, te leren en te werken. Financiering wordt gezocht bij de gemeente, de provincie, fondsen en de AWBZ. (buiten MOP om). Uitbreiden ketenaanpak veelplegers (drang & dwang). Meer veel plegers in detentie gevolgd door een nazorg en/of resocialisatietraject) Regie aanpak Huiselijk Geweld Aanpak overlast door daklozen en psychisch hulpbehoevenden
Toelichting De gemeente Nijmegen heeft in het meerjarenontwikkelingsprogramma ‘Sterke wijken, sociale stad’, veel aandacht voor maatschappelijke zorg. In het programma met die naam zijn veel verschillende projecten opgenomen. Maar ook in het programma Veiligheid en het programma Wonen sluiten projecten aan op de dakloosheidsbestrijding. Het eerste en de vijfde prioriteit van de sleutelfiguren vallen goeddeels samen. Daar waar enkele daklozen niet tevreden zijn met het ‘opjaagbeleid’ van de gemeente, wil de gemeente zelf meer inzetten op ‘drang & dwang’ en op aanpak van overlast door daklozen.
Conclusie Nijmegen is zeer ambitieus in haar plannen ten aanzien van dakloosheidsbestrijding. De programmaprojecten sluiten grotendeels goed aan bij de gedachten van de sleutelfiguren en de daklozen. Ook het thema dagbesteding en activering voor daklozen heeft krijgt inmiddels de nodige aandacht. Hierbij kan aansluiting gezocht worden bij het Provinciaal project ‘Dagbesteding voor Daklozen’, welke in 2005 van start gaat.
BIJLAGE 5
61
Tiel/Rivierenland
1
Regie van de gemeente
2
Signalering en samenwerking t.a.v. potentieel daklozen
3
Sociale infrastructuur en ketensamenwerking
4
Structureel casemanagement
5
Daklozen
Sleutelfiguren Registratie: zicht op vraag en aanbod
De uitvoeringsplannen van Tiel/Rivierenland voor dakloosheidsbestrijding o.a.in het meerjarenontwikkelingsprogramma ‘Werken aan de toekomst van Tiel’
Registratie (buiten MOP)
X
Casemanagement multiprobleemjongeren (in het MOP)
Openingstijden en capaciteit van laagdrempelige opvang (dag- nacht- en winteropvang)
X
Woonvoorzieningen (goedkopen wooneenheden, kamers of substandaard wonen)
X
Voorkoming huisuitzetting
X
Nacht(koude)opvang/crisisopvang (buiten MOP)
In stand houden van PATCH, hulpverlening aan jongeren met meervoudige problematiek (buiten MOP) Aanpak huiselijk geweld (buiten MOP)
62
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Toelichting De gemeente Tiel heeft in het meerjarenontwikkelingsprogramma ‘Werken aan de toekomst van Tiel’ geen programma’s opgenomen die rechtstreeks ten goede komen aan de dakloosheidsbestrijding. Tiel heeft de prioriteit gegeven aan stadsdeel Tiel-Oost, ouderen en jongeren. In het programma jongeren is wel een project voor multi-probleemjongeren ingeruimd (casemanagement). Dit project draagt daarmee bij aan preventie van dakloosheid. Tiel heeft, mede als lid van de Stuurgroep OGGZ/MO Rivierenland in het overleg met de provincie besloten om wel Provinciale subsidies aan te vragen. De regio Rivierenland wil daarmee aan de slag gaan met de regionale verbeterpunten zoals geformuleerd in het evaluatieverslag van de Stuurgroep. Daarbij is het een gunstig vertrekpunt dat er een goede OGGZ-samenwerkingsstructuur opgebouwd is in de afgelopen jaren.
Conclusie Tiel heeft in de GSO-aanvraag andere prioriteiten gelegd dan dakloosheidsbestrijding. Daardoor zullen er in Tiel vooralsnog geen GSO-middelen aan dit vraagstuk besteed worden, alleen indirect via het project ‘Casemanagement multiprobleemjongeren’. Maar Tiel zal zoals hierboven aangegeven een beroep kunnen doen op andere Provinciale middelen voor projecten die prima passen in de Strijd tegen dakloosheid.
BIJLAGE 5
63
Zutphen Daklozen
Registratie: zicht op vraag en aanbod
1
Persoonlijke, continue begeleiding
2
Capaciteit crisisopvang
3
X
Crisisopvang en doorstroming naar beschermd wonen of ambulante woonbegeleiding voor daklozen Zutphen is in overleg met een instelling voor maatschappelijke opvang, een instelling voor verslavingszorg en een woningcorporatie om een kleinschalige crisisopvang te realiseren met een capaciteit van 9 – 12 personen. De voorziening zal gericht zijn op doorstroming naar vormen van beschermd en begeleid wonen. Behalve GSO-middelen zijn hiervoor ook AWBZ-gelden noodzakelijk.
Signalering en samenwerking t.a.v. potentieel daklozen
4
X
Project zorg en arbeid veelplegers Dit project staat onder regie van de gemeente en is gericht op een betere aansluiting van verblijf in een penitentiaire inrichting (PI) enerzijds en terugkeer in de samenleving anderszijds. Tien deelnemers per jaar worden in de PI drie maanden voor de invrijheidsstelling voorbereid op terugkeer en begeleid ten aanzien van wonen, zorg en arbeid.
Dagbesteding en activering
5
X
Sleutelfiguren
De uitvoeringsplannen van Zutphen voor dakloosheidsbestrijding o.a.in het meerjarenontwikkelingsprogramma ‘Vitale Stad 2’
Openingstijden dagopvang
X Gebruikersruimte verslaafden Zutphen wil de hulpverlening aan (dakloze) harddrugsgebruikers centraliseren. Vanaf 2005 zal een gebruikersruimte aan de dagopvang gekoppeld worden. Tevens zal de methadonverstrekking en de ambulante verslavingszorg ook vanuit deze locatie gaan plaatsvinden. Daartoe is een verbouwing nodig. Deze maatregelen dragen bij aan de kwaliteit van leven en vermindering van overlast. Huiselijk geweld Hierbij gaat het om een effectief sluitende aanpak van diverse organisaties en hulpverlening gericht op slachtoffer en dader Jongeren met meervoudige problematiek
64
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Toelichting De gemeente heeft een meerjarenontwikkelingsplan opgesteld, genaamd ‘Vitale Stad 2’. In dit plan levert één van de programma’s, namelijk ‘Toekomstperspectief voor jeugd en verslaafden’ een bijdrage aan de dakloosheidsbestrijding en het verbeteren van leefomstandigheden van met name verslaafde daklozen. De wens van Zutphen om de dagbesteding voor verslaafden uit te breiden lijkt momenteel niet haalbaar.
Conclusie Zutphen wil investeren in de problematische groep van verslaafde daklozen, alsmede in de preventie van dakloosheid daar waar het gaat om huiselijk geweld en multiproblematiek bij jongeren. Krijgt ook aandacht en dat sluit aan bij een belangrijk verbeterthema van daklozen en sleutelfiguren. Voor het thema Dagbesteding kan Zutphen aansluiten bij het toekomstig deelproject ‘Dagbesteding Daklozen’ van de provincie. Dat geldt ook voor het thema Registratie en Monitoring, waarvoor al een provinciaal deelproject loopt.
BIJLAGE 5
65
Bijlage 6 De vijf provinciale deelprojecten vanaf 2005 De provincie Gelderland ondersteunt de acht grootste steden niet alleen bij de uitvoering van de GSO-meerjarenprogramma’s die mede gericht zijn op de dakloosheidsbestrijding. Ook heeft de provincie maar liefst vijf deelprogramma’s opgezet vanuit dezelfde ambitie. Het betreft de deelprogramma’s: 1. Registratie en Monitoring 2. Zwerfjongeren 3. STEM versterking positie daklozen 4. De keten verbeterd 5. Dagbesteding voor Daklozen In dit hoofdstuk zullen we deze vijf deelprogramma’s typeren.
Deelproject Registratie en Monitoring Het belang Het thema ‘Registratie en Monitoring’ staat hoog op de agenda bij de GSOsteden en bij de provincie Gelderland. Door een goede analyse van de vraag komt er bruikbare beleidsinformatie beschikbaar: • Ontwikkelingen in de vraag (Hoeveel daklozen zijn er? Welke problemen hebben zij? Welke behoeften en mogelijkheden hebben zij? Wat zijn de trends over een bepaalde periode?); • Het gebruik van het aanbod (Welk aanbod is er beschikbaar? Wat is het gebruik van het aanbod? Wat zijn de effecten, onder meer qua doorstroming?); • Aansluiting van het aanbod op de vraag; • Effecten van beleid. Zo kunnen de gemeente en de samenwerkingspartners gericht beleid ontwikkelen en meten: evalueren op de effecten.
De huidige situatie Op dit moment hebben de GSO-steden eigen manieren om de vraag van de doelgroep daklozen in kaart te brengen. Er zijn twee benaderingswijzen. In de eerste plaats laten sommige gemeenten periodiek (tel-) onderzoeken uitvoeren. In een bepaalde periode gaan onderzoekers de regio door en tellen zij rechtstreeks of via intermediairen (sleutelfiguren van instellingen) het aantal daklozen. Nadeel van deze methode is dat de gegevens nogal snel verouderen door de dynamiek van de doelgroep. Een tweede methode is aanlevering van gegevens door hulpverleningsinstellingen.Deze methode blijkt vooralsnog niet mee te vallen. De instellingen hebben verschillende definities van de doelgroep. Daarnaast zijn er instellingen die nauwelijks registreren, m.n. de laagdrempelige instellingen. Tenslotte is het lastig om dubbeltellingen eruit te halen.
66
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Door de gebrekkige beleidsinformatie is het gevaar dat beleid teveel ‘nattevingerwerk’ wordt.
De pilot Ede In 2004 is de gemeente Ede in staat gesteld een Monitorsysteem op maat te ontwikkelen. Ede heeft een praktisch monitorsysteem ontwikkeld, waarbij alle relevante instellingen op het gebied van OGGZ en maatschappelijke opvang middels een uniform, maar snel in te vullen digitaal formulier gegevens aanleveren aan een Centraal punt van de GGD. Het betreft gegevens over de zeer kwetsbare cliënten, zowel cliënten die thuis wonen (potentieel daklozen), cliënten die op straat verblijven en cliënten die in een instelling voor maatschappelijke opvang verblijven (residentieel daklozen). Zo is er een bestand van circa 600 cliënten opgebouwd, waar de dubbelingen uitgehaald zijn. Doordat de instellingen de gegevens periodiek aanleveren, zijn er goed trends vast te stellen, alsmede een indicatie van het noodzakelijke aanbod.
Implementatie in andere gemeenten In de jaren 2005 en 2006 zullen de andere zeven gemeenten een beroep kunnen doen op de Gelderse ICT-regeling. De provincie wil graag dat de gemeenten gebruik gaan maken van de door Ede ontwikkelde expertise en een vergelijkbaar systeem gaan invoeren. Een eerste voordeel van een dergelijke uniform monitorsysteem is dat de gegevens en de ontwikkelingen die daar uit af te leiden zijn tussen gemeenten goed vergelijkbaar zijn. Een tweede voordeel is dat er bij de implementatie, de training van gebruikers en de verdere vervolmaking van het systeem samenwerking mogelijk is en daarmee meer effectiviteit en kostenbesparing te bereiken zijn. Daarom zal de provincie de gemeenten die dat willen ondersteunen bij het aanvragen bij projectsubsidie alsmede bij het uitwisselen van ervaringen, bijvoorbeeld via het Kennisplatform Maatschappelijke Opvang.
Doelgroep Zwerfjongeren Het lijkt de provincie zinvol om de Registratie en Monitoring inzake zwerfjongeren bij dit project te betrekken. Per GSO-gemeente kan dan ook inzicht verkregen worden in de vraag van en het aanbod voor zwerfjongeren.
Deelproject Zwerfjongeren Al in 2002 is er het tweejarig provinciaal project Zwerfjongeren gestart. De provincie heeft zich, samen met vele partijen in het veld ingespannen om de problematiek van de zwerfjongeren aan te pakken.
Het belang Zwerfjongeren zijn jongeren met veelal complexe problematiek en zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het zijn uitermate kwetsbare jongeren die in de huidige
BIJLAGE 6
67
zorginfrastructuur tussen wal en schip gekomen zijn. Uit onderzoek30 bleek dat de zwerfjongeren in Gelderland meestal ouder zijn dan 18 jaar en eerder contact hebben gehad met de jeugdzorg. Door de aanwezigheid van meervoudige problematiek kan het jeugdzorgcircuit vaak geen hulp op maat bieden. En de maatschappelijke opvang is vaak ook niet voor hen toegerust. Bovendien is het belangrijk om te voorkomen dat zwerfjongeren terechtkomen in het circuit van de landurig daklozen. Extra maatregelen zijn nodig. Dat gebeurt onder meer door het jeugdzorgbeleid en het lokale jeugdbeleid beter op elkaar af te stemmen. Maar er is meer nodig om de instroom van jongeren in het zwerfcircuit te verminderen en de uitstroom te vergroten. Dat is zeer belangrijk om de zwerfjongeren van nu, niet de langdurig daklozen van straks te laten worden.
Verkenning in en met de acht GSO-steden Een provinciale projectleider heeft de mogelijkheden geïnventariseerd om samen met de GSO-steden en hun regio’s de zwerfjongerenproblematiek te bestrijden. Zo is onder meer gekeken naar: • Registratie • Ambulante hulpverlening • Uitwisseling van expertise tussen steden • Preventie en nazorg ( onder meer opvoedingsondersteuning, zorgadviesteams en nazorgmodules Jeugdzorg) • Huisvestingsmogelijkheden • Ketensamenwerking • Jongerenparticipatie Het blijkt dat de gemeenten hun regierol ten aanzien van de zwerfjongerenproblematiek opgepakt hebben. In bijna alle acht GSO-gemeenten zijn initiatieven zoals werkgroepen van ketenpartners en concrete projectplannen t.a.v. zwerfjongeren. Er is duidelijk draagvlak en er zijn kansen om de Strijd tegen dakloosheid onder zwerfjongeren effectief uit te breiden.
Subsidiering van zes zwerfjongerenprojecten Eind 2004 hebben Provinciale Staten besloten tot de subsidiëring van zes projecten: • Begeleid wonen voor dakloze tienermoeders te Nijmegen (leren van vaardigheden om zelfstandig te kunnen wonen en toeleiding naar zelfstandige woonruimte) • Dagopvang, ambulante zorg en jongerenparticipatie voor zwerfjongeren van 18 t/m 25 jaar te Arnhem (een brede aanpak van preventie, signalering, opvang, begeleiding en nazorg) • Woon- en traininingsvoorziening voor jongeren van 15 t/m 25 jaar met complexe problematiek te Arnhem (laagdrempelig en in ketensamenwerking bieden van individuele begeleiding) • Intensieve trajectbegeleiding voor kamers met kansen voor zwerfjongeren te
68
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Ede (vroegtijdig signaleren, outreachend werken en sectoroverstijgend samenwerken in combinatie met begeleid wonen) • Outreachende hulpverlening aan jongeren te Apeldoorn (laagdrempelig opzoeken van jongeren en zoeken naar aanknopingspunten voor huisvesting en vervolghulpverlening) • Kunstproject zwerfjongeren te Nijmegen (werken aan motivatie en het zelfbeeld) Deze zes projecten zullen op korte termijn kunnen starten en een maximale looptijd hebben van twee jaar. Er is sprake van cofinanciering. Naar verwachting zal naar de toekomst toe niet kunnen worden volstaan met investeren in alleen maar projecten. De problematiek van zwerfjongeren is dermate ernstig dat extra investeringen in de komende jaren noodzakelijk zullen zijn. Alleen dan kan in Gelderland gewerkt worden aan een duurzame verankering van oplossingen.
Deelproject STEM STEM staat voor Steunpunt Empowerment. Het is de naam van het provinciaal deelproject dat gericht is op versterking van de positie van daklozen. Voor, door en met daklozen worden activiteiten georganiseerd en projecten ondersteund die een bijdrage leveren aan: Een betere beeldvorming rondom daklozen; Vergroten van betrokkenheid van daklozen bij beslissingen die hen raken; Empowerment van daklozen. Het project loopt van juni 2004 tot en met december 2006.
Het belang Daklozen leven aan de onderkant van onze maatschappij. Er wordt veel over hen gepraat en geschreven, maar de daklozen zelf komen nauwelijks aan het woord. Hulpverleners overleggen met hun dakloze cliënten over hun situatie en het te volgen hulpverleningstraject (hoewel daarbij ook nog veel te verbeteren valt volgens de daklozen in de daklozenraadpleging) en in verschillende instellingen zijn daklozen actief in cliëntenraden. In Nijmegen zijn de daklozen zelfs georganiseerd om actief mee te praten over het daklozenbeleid, en realiseren ook actief projecten en voorzieningen (zie bijvoorbeeld in Bijlage 4 het aanbod Nijmegen). Maar bij beleidsmakers ontbreekt het vaak aan goed zicht op de behoeften van daklozen.
Activiteiten in 2004 Het projectteam, bestaande uit provinciale medewerkers en vertegenwoordigers uit de doelgroep daklozen, hebben in 2004 al een reeks van activiteiten georganiseerd en producten gerealiseerd:
BIJLAGE 6
69
• Gelre-Hometour 2004, de provinciale daklozenmanifestatie. In oktober en november heeft een daklozenbus alle acht GSO-steden aangedaan. In elke stad zijn diverse activiteiten georganiseerd, zoals: • Terrasdebatten; • Toneelvoorstelling ‘Er zit een gat in mijn stoel’; • Voetbaltoernooi. Daarnaast is het ‘Dagboek in de open lucht’ gepubliceerd, met portretten van Gelderse daklozen, de CD ‘Uit je dak’ van de daklozenband DAK is heruitgegeven. Medio februari 2005 verschijnt een boekje met sfeerverslagen, verslagen van de terrasdebatten en foto’s van de Gelre-Hometour. Het effect van deze activiteiten was dat in sommige steden een impuls gegeven is aan de discussie over daklozenbeleid en in andere steden deze discussie is voortgezet.
Activiteiten in 2005 en 2006 Het project wordt met even groot enthousiasme voortgezet in de volgende twee jaar. Daarbij zullen in ieder geval de volgende activiteiten ondernomen worden: • Ondersteunen van projecten die door daklozen zelf geïnitieerd zijn; • Ondersteunen van projecten die tot doel hebben de stem van de daklozen beter te laten horen; • Ondersteunen van activiteiten die tot doel hebben de beeldvorming omtrent daklozen te verbeteren.
Deelproject De Keten Verbeterd Het belang Daklozen zijn tegenwoordig niet alleen meer aangewezen op opvangvoorzieningen. Dakloosheid gaat vrijwel altijd gepaard met meervoudige problematiek; problemen op meerdere leefgebieden zoals huisvesting, dagbesteding, financieel, sociaal, psychisch, lichamelijk en praktisch functioneren en problemen door verslaving en criminaliteit. Er zijn veel verschillende voorzieningen betrokken te zijn bij de aanpak van dakloosheid. Allemaal benaderen ze de dakloze vanuit een eigen invalshoek. Ze werken allemaal aan verbetering van de leefomstandigheden van de daklozen (kwaliteit van leven), hun maatschappelijk herstel (doorstroom) en het terugdringen van overlast. Maar uit verschillende onderzoeken31 blijkt dat die zogeheten ketensamenwerking voor verbetering vatbaar is. Wat nog vaak ontbreekt is coördinatie, samenhang, continuïteit en innovatie (waaronder nieuwe vormen van opvang en begeleiding). De regierol van de gemeenten komt onvoldoende van de grond. Tijdens de sleutelfigurenbijeenkomsten (in het kader van het Aanvalsplan) bleek dat de ketensamenwerking het belangrijkste thema was, in ieder geval in vier van de acht GSO-steden. Verder menen verschillende daklozen (in de daklozenraadpleging) dat er te weinig
70
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
continuïteit en betrokkenheid is vanuit de hulpverleners: “Ik zou wel één iemand willen, voor al mijn zaakjes”. Dus het is hard nodig dat er een substantiële verbetering komt in de samenwerking van afstemming tussen instellingen en sectoren die zich richten op de hulpverlening aan daklozen. Er zijn effectieve ketens nodig in de preventie, in de laagdrempelige opvang en in het maatschappelijk herstel.
Er is al veel samenwerking in de provincie De regierol van de (centrum)gemeente en coördinatie van de samenwerking tussen de verschillende ketenpartners is met name al in meer of mindere mate georganiseerd binnen de OGGZ-regio’s. Ook in de acht GSO-gemeenten is de afgelopen jaren al flink geïnvesteerd in een OGGZ-structuur met veelal drie niveaus: • Bestuurlijk niveau: een OGGZ-platform met bestuurlijke vertegenwoordigers van instellingen en gemeenten; • Middenmanagementniveau: structurele ketenafspraken ten aanzien van op elkaar aansluitende activiteiten voor een bepaalde doelgroep; • Uitvoerend niveau: afstemming over het te volgen individueel hulpverleningstraject van een gezamenlijke cliënt.
Activiteiten 2005 en 2006 Het provinciale deelproject De Keten Verbeterd wil zich vooral op het middelste niveau richten: op de regie van structurele ketenafspraken met duidelijke gemeenschappelijke ketendoelen en meetbaarheid van het bereiken van die ketendoelen (prestatie-indicatoren). De provincie wil de GSO-gemeenten stimuleren om de multidisciplinaire samenwerking verder vorm te geven: • In kaart brengen van de ketensamenwerkingsvormen in de verschillende regio’s; • Procesmatige en financiële ondersteuning van projecten; • Het organiseren van interstedelijke uitwisseling over ketensamenwerking en succesprojecten.
Deelproject Dagbesteding voor Daklozen Bij het opstellen van het Aanvalsplan in het kader van de Gelders strijd tegen dakloosheid kwam van meerdere kanten naar voren dat het niet hebben van dagbesteding voor daklozen een groot knelpunt is. Niet alleen de sleutelfiguren uit instellingen en gemeenten gaven een hoge prioriteit aan dit knelpunt, ook 39% van de geraadpleegde daklozen noemden het belang van dagbesteding of werk spontaan. Ook veel daklozen met wie tijdens de Gelre-Hometour is gesproken gaven aan een dingende behoefte aan een zinvolle dagbesteding te hebben. Reden voor de provincie Gelderland om een extra deelproject toe te voegen aan het grote project de Gelderse strijd tegen dakloosheid. BIJLAGE 6
71
Het belang Het niet hebben van dagbesteding is veelal een knellend probleem. Het niet hebben van een zinvolle dagbesteding kan vele negatieve consequenties hebben. Dagbesteding is nodig voor: • Verhoging van de kwaliteit van het (alledaagse) leven (in plaats van apathie en verveling); • Meer zelfwaardering en zelfrespect; • Minder tijd voor overlast en druggebruik; • Meer kans op maatschappelijk herstel: doorstroming uit de opvang en het verkrijgen van regulier werk en een inkomen Daarom is het van groot belang om in de GSO-gemeenten meer activiteiten voor daklozen te organiseren of bestaande activiteiten toegankelijk te maken voor daklozen.
Activiteiten in 2005 en 2006 De provincie Gelderland wil de GSO-steden ondersteunen bij het realiseren van meer dagbestedingsmogelijkheden voor daklozen. Gelderland wil een faciliterende rol spelen door onder meer de volgende activiteiten: • In kaart brengen van huidige aanbod voor dagbesteding voor daklozen en andere kwetsbare groepen in de GSO-steden (denk bijv. aan schoonmaakprojecten, werkplaatsen en zorgboerderijen); • In kaart brengen van het gewenste aanbod (behoeften en competenties); • In kaart brengen en bekend maken van andere succesvolle projecten (good practices) op het gebied van dagbesteding in Nederland: ‘wat werkt?’; • Procesmatige en financiële ondersteuning van projecten gericht op verbetering van de dagbestedingsmogelijkheden voor daklozen; • Uitwisseling van Gelderse projecten op het gebied van dagbesteding voor daklozen. Daarbij kunnen de volgende thema’s aan de orde komen: het meten van behoeften en mogelijkheden van daklozen, de participatie van andere dagbestedingsprojecten, bedrijfsleven en uitzendbureaus, ketensamenwerking, meten van verbetering (prestatie-indicatoren).
72
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Organisatiestructuur Gelderse Strijd tegen Dakloosheid Project-Gedeputeerde
GSO-Gedeputeerde
Hans Esmeijer
Nico Jan Wijsman
Projectleider Strategisch-bestuurlijk
Projectleider Operationeel-tactisch
Peter-Paul Doodkorte
Sandra Rensen
Secretariaat Marina van Paassen
Deelproject Registratie & Monitoring
Deelproject Zwerfjongeren
Deelproject STEM
Deelproject De Keten Verbeterd
Deelproject Dagbesteding & Werk
Huisvesting
Anne de Vries
Anne de Vries
Sandra Rensen
Anne de Vries Esta Hellendoorn
Sandra Rensen Esta Hellendoorn
Esta Hellendoorn Anne de Vries
BIJLAGE 6
73
Bijlage 7 Definitie Daklozen Daklozen Onder daklozen verstaan we mensen die niet beschikken over een gegarandeerd onderkomen voor de nacht. Deze term verwijst uitsluitend naar de fysieke component van het ontbreken van een gegarandeerd onderkomen. Het is een ééndimensionaal begrip. We geven de voorkeur aan de term ‘daklozen’ boven twee andere veelgebruikte termen, namelijk thuislozen of dak- en thuislozen32. We onderscheiden vijf groepen daklozen.
Potentiële daklozen Mensen met vaste huisvesting voor wie een dreiging bestaat om die huisvesting te verliezen en op straat te belanden.
Recent daklozen Mensen die hun vaste huisvesting hebben verloren en enkele dagen of weken aangewezen zijn op familie, vrienden of kennissen of op crisisopvang. Als dat niet lukt belanden zij op straat.
Feitelijk daklozen33 Mensen die voor hun overnachting vooral zijn aangewezen op straat of een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen (dag- en nachtopvang).
Residentieel daklozen Mensen met een min of meer permanent verblijf in 24-uursvoorzieningen verblijven zoals sociale pensions, internaten en groepswonen.
Ex-daklozen Gewezen daklozen die inmiddels weer (bijna) zelfstandig wonen in min of meer reguliere huisvesting en een maatschappelijk herstelproces doormaken.
1 Zelfstandig wonen
1. 2. 3. 4. 5.
Potentieel daklozen Recent daklozen Feitelijk daklozen Residentieel daklozen Ex-daklozen
Begeleid (zelfstandig) wonen
Verblijf op straat
3
5
in voorzieningen voor 24-uurs wonen
4 74
2
Bijlage 8 Een overzicht van knelpunten Onderstaande knelpunten op het gebied van daklozen zijn geselecteerd na een studie van landelijke onderzoeken en beleidsnotities. De lijst is overgenomen uit de Startnotitie (Heineke e.a. 2004).
Algemeen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Onsamenhangende sociale infrastructuur /onvoldoende samenwerking Onvoldoende regie gemeente Onvoldoende persoonlijke en continue begeleiding Onvoldoende registratie: geen zicht op vraag en noodzakelijk aanbod Onvoldoende bereik van AWBZ-zorg Onvoldoende dagbestedings- en activeringsmogelijkheden
Potentiële daklozen 7. Onvoldoende signaleringsvermogen samenwerkende partners 8. Teveel dakloosheid t.g.v. huisuitzetting 9. Onvoldoende aansluiting van GGZ en detentie met opvang, zorg en huisvesting
Recent daklozen 10. Recent daklozen blijven te lang onopgemerkt 11. Capaciteitsgebrek crisisopvang
Feitelijk daklozen 12. Capaciteitsgebrek laagdrempelige opvang en zorg 13. Overlast 14. Onvoldoende bereik van woonvoorzieningen (weinig capaciteit, veel eigen bijdrage, betuttelcultuur, nergens passen)
Residentieel daklozen 15. Onvoldoende kwaliteit en planmatigheid woonvoorzieningen 16. Te weinig differentiatie woonvoorzieningen (naar hulpvraag en zelfredzaamheidsniveau)
Ex-daklozen die begeleid wonen 17. Onvoldoende goedkope woningen voor uitstroom uit de opvang 18. Te weinig activerings- en arbeidstoeleidingsinstrumenten
BIJLAGE 8
75
Potentieel daklozen OGGZ-meldpunt OGGZ-casemanagement OGGZ-casuistiekbespreking Lokale zorgnetwerken ORH / bemoeizorg zorgmijders Preventieve Woonbegeleiding Aanpak Vervuilde Huishoudens Dagbesteding kwetsbaren Tweede Kans huisvesting Aanpak Huiselijk Geweld Recent daklozen Crisisopvang Crisisopvang jongeren Crisisopvang ex-gedetineerde jongeren Crisisopvang vrouwenopvang Noodopvang i.v.m. huiselijk geweld Dienstencentrum Feitelijk Daklozen Dagopvang Dagopvang voor verslaafden Dagopvang psychiatrische problematiek Dagopvang alcoholverslaafden Opvang straatprostituees Nachtopvang Nachtopvang voor verslaafden Nachtopvang zonder bed
76
x
x x x x
x
Zutphen
x
Tiel Rivierenland
Nijmegen
x
Harderwijk
x x
Ede
x x
Doetinchem
Arnhem
Algemeen OGGZ-platform/stuurgroep/beleidsgroep OGGZ-team/hoofdenoverleg/werkgroepen OGGZ-ketenregisseur OGGZ-monitorsysteem Stedelijk Daklozen Overleg Informatie & Advies winkel Inkomensbeheer
Apeldoorn
Bijlage 9 Een overzicht van het bestaande aanbod in Gelderland
x x
x
x x
x
x x x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
x x
x
x
x
x
x x
x x x
x
x
x
x
x x
x x
x
x x
x x x x
x
x
x x
x
x x x x x x
x x
x
x x
x
x x
x x x
x
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Residentieel 24-uurs woonvoorzieningen 24-uurs wonen ex-gedetineerden Sociaal pension Beschermd wonen Overbruggingsplaatsen Diagnostisch pension Behandelingsafdeling ex-delinquente daklozen Meerzorg /ziekenboeg Verpleeghuisafdeling Double diagnosed daklozen-voorziening Werkplaats/dagbesteding Opvang zwerfjongeren Ex-daklozen Begeleid (Zelfstandig) Wonen Begeleid Wonen ex-verslaafden Begeleid Wonen oudere daklozen Begeleid Wonen zwerfjongeren / kamertraining Begeleid Wonen risicogroepen Begeleid Wonen vrouwenopvang Ambulante woonbegeleiding Substandaard Wonen Maatjesprojecten/Vriendendienst
BIJLAGE 9
x x x
x x
x x x x x x x
Zutphen
Tiel Rivierenland
x x
x x x
x x x
x
x
x x x x x
x x
x x x x
x x
x
x x
Nijmegen
Harderwijk
Ede
Doetinchem
Arnhem
Apeldoorn Feitelijk Daklozen (vervolg) Winternachtopvang Medisch spreekuur daklozen Schuldhulpverlening daklozen Gebruikersruimte Dagbesteding en activering Surveillance en verwijzing Begeleiding ex-delinquente daklozen ORH-veldwerk-casemanagers-straatpastoraat Aanpak overlastgevers Aanpak veelplegers Daklozenbelangenorganisatie Artistieke activiteiten
x
x
x
x x x x
x x x
x
x
x x
x x
x
x x x x x x x x
x
x
x x x34 x x
x x
x x x x
x
77
Nadere toelichting35 Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen In Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen is het aantal daklozen en de ernst van hun problematiek de laatste jaren sterk toegenomen. De feitelijk daklozen en drinkende daklozen op straat zorgen voor overlast. De kwaliteit van leven van veel feitelijk daklozen laat behoorlijk te wensen over. Daarom is het niet verwonderlijk dat juist deze drie gemeenten de laatste jaren zeer druk aan de slag zijn gegaan om de sociale infrastructuur verder op te bouwen, het aanbod verder uit te breiden en te differentiëren. Zo start Apeldoorn in 2005 met het grootschalige project Omnizorg voor verslaafden en daklozen met GGZ-problematiek. Deze multifunctionele opvang herbergt dus meerdere problematische doelgroepen in een gebouw en biedt tal van samenhangende voorzieningen: opvang. huisvesting, behandeling, begeleiding, medische zorg, dagbesteding en gebruikersruimte. Dat allemaal in ketensamenwerking tussen maatschappelijke opvang, verslavingszorg en GGZ. Arnhem realiseerde medio 2004 een boot voor 24-uursopvang voor 120 drugsverslaafde verslaafden en twee inloopcentra. En Nijmegen heeft in het voorjaar van 2004 een multidisciplinair centrum voor 30 harddrugsverslaafde daklozen geopend, met dagopvang, nachtopvang en gebruikersruimte. Ook zijn hier plannen voor een 24-uurs woonvoorziening voor double-diagnosed daklozen. Het is begrijpelijk dat de laatste grote ontwikkelingen op het gebied van zorgaanbod vooral gericht zijn op de verslaafde daklozen.
Doetinchem en Ede In deze middelgrote steden is de versterking van de sociale infrastructuur de laatste jaren enorm geweest. Vanuit de functie als centrumgemeente is er een vrij breed voorzieningenaanbod opgebouwd (Doetinchem) of is men daar druk mee bezig (Ede). Daarbij valt op dat Doetinchem met minder daklozen (enkele tientallen sinds enkele jaren) een meer uitgebreid voorzieningenniveau heeft dan Ede die wellicht enkele honderden daklozen herbergt. In beide gemeenten neemt de overlast van op straat verblijvende daklozen toe. Terwijl de daklozen in Doetinchem sterk regiogebonden zijn, vermoedt men in Ede (door de centrale ligging en het treinstation) meer mobiliteit. Vergeleken met de drie voorgaande steden, blijken Doetinchem en Ede zich meer te verhouden tot de regiogemeenten als het gaat om OGGZ/MO. Met name Ede zet zich in om de OGGZactiviteiten in de Utrechtse buurgemeente Veenendaal met ondersteuning van centrumgemeente Amersfoort te verbeteren.
Harderwijk, Tiel en Zutphen Als niet centrumgemeenten zijn deze drie GSO-gemeenten sterk afhankelijk van de medewerking van de centrumgemeenten (resp. Zwolle, Nijmegen en Deventer) en ook van de regiogemeenten. De problematiek van de dakloosheid staat hier niet altijd hoog op de politieke agenda. De enkele tientallen daklozen
78
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
zijn nog niet altijd even zichtbaar. Toch geven hulpverlenende instanties aan dat er OGGZ-activiteiten nodig zijn, zowel voor de stille, verborgen problematiek (potentiële daklozen), als voor crisissituaties waarbij recent daklozen hun heil zoeken in de grotere steden (omdat daar crisisopvang en nachtopvang aanwezig is). Om vormen van eerste, laagdrempelige opvang te kunnen realiseren, sprokkelen deze gemeenten geld bijeen vanuit de centrumgemeenten, zorgkantoor, intergemeentelijke samenwerkingsorganen en de provincie. Opvallend is dat de verslavingszorg in Zutphen zo sterk ontwikkeld is, terwijl daar ook voorzieningen voor zijn in de naburige grote gemeenten in de Stedendriehoekregio (Deventer en Apeldoorn).
Regiogemeenten Zoals eerder gezegd lijken de regiogemeenten een grotere stem te hebben bij de kleinere GSO-gemeenten dan bij de grotere GSO-gemeenten. Kleinere gemeenten zijn in de aanpak van complexe problematiek en specialistische voorzieningen meer aangewezen op elkaar. Grote centrumgemeenten zijn druk aan de slag met de eigen grote zorgen en hun kleinere regiogemeenten ervaren nauwelijks problemen. Dit wordt bevestigd door onderzoek (Fleurke, 2002): ‘de praktijk kenmerkt zich niet door een rijk regionaal leven’. Toch lijkt de in de Welzijnswet 1994 neergelegde verplichting tot overleg met omliggende gemeenten zinvol daar waar het gaat om preventie en herstel. Juist in kleinere gemeenten kan men werken aan signalering en vroegtijdige interventie, bijvoorbeeld als het gaat om voorkoming van huisuitzetting. En ook kunnen de regiogemeenten prestatieafspraken met woningcorporaties om enkele woningen ter beschikking te stellen aan (terugkerende) ex-daklozen. Als elke Gelderse gemeente gemiddeld vijf woningen zou regelen, is er plaats voor 300 ex-daklozen!
BIJLAGE 9
79
Bijlage 10 Persbericht 3 december 2004 Nr. 2004-526 Arnhem, 3 december 2004
Dit is een gezamenlijk persbericht van de provincies Overijssel en Gelderland Gelderse en Overijsselse aanpak dak- en thuislozenproblematiek voorbeeld voor het rijk De aanpak van de dak- en thuislozenproblematiek in Gelderland en Overijssel krijgt de status van pilotproject voor de ministeries VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) en VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Op initiatief van Tweede-Kamerlid Co Verdaas en de gedeputeerden Hans Esmeijer (Gelderland) en Theo Rietkerk (Overijssel) heeft minister Dekker van VROM hier deze week toe besloten tijdens de Kamerbehandeling van de VROMbegroting voor 2005. Zowel in Overijssel als in Gelderland wordt intensief en enthousiast gewerkt aan het oplossen van de problematiek. Het streven is om in 2007 alle daklozen van de straat te hebben. De positieve ervaringen en de belemmeringen waar beide provincies momenteel tegenaan lopen, kunnen van groot belang zijn voor de ontwikkeling van het rijksbeleid voor thuis- en daklozen. De minister zal binnenkort in overleg gaan met de verantwoordelijke Gelderse en Overijsselse bestuurders om de invulling van de pilot te bespreken. De Overijsselse aanpak is met name gericht op de huisvesting van de daklozen. De Gelderse aanpak heeft een meer integraal karakter en richt zich op de samenwerking van alle betrokken partijen en op het imago van de dakloze, waardoor meer begrip ontstaat. Beide provincies ervaren het besluit van minster Dekker als een belangrijke steun in de rug en gaan ervan uit dat dit op een positieve manier bij zal dragen aan het bereiken van het uiteindelijke doel, nl. dat alle dak- en thuislozen in 2007 onderdak hebben. Voor meer informatie over dit persbericht kunt u terecht bij afdeling Communicatie van de provincie Gelderland, Barbara Veltrop, tel. (026) 359 90 28, e-mailadres:
[email protected] of de afdeling Communicatie van de provincie Overijssel, tel. (038) 4252318, e-mailadres
[email protected].
80
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Bijlage 11 Informatie over de Doorbraakmethode36 Wat is Doorbraak? Doorbraak is dé werkwijze om bij organisaties verbeteringen door te voeren en kennis toe te passen. Het gaat daarbij altijd om verbeteringen die de cliënt ten goede komen. Door ‘best practices’ te verzamelen, te analyseren en als een veranderpakket met verbeterideeën aan te reiken aan instellingen, worden ambitieuze doelstellingen bereikt. Doorbraak werkt als er een kloof bestaat tussen wat we weten en wat we doen. Met andere woorden: als we aantoonbare verbeteringen uit andere praktijken niet gebruiken voor onze eigen praktijk. En er daardoor tussen organisaties grote verschillen zijn in de kwaliteit van de uitvoering. Een voorbeeld; in ziekenhuis A moeten patiënten op de spoedeisende hulp gemiddeld 45 minuten wachten tot zij geholpen worden, terwijl in ziekenhuis B de gemiddelde wachttijd meer dan 2,5 uur bedraagt. Ziekenhuis A uit het voorbeeld wordt bevraagd op haar aanpak (‘wat doen jullie anders waardoor jullie dit betere resultaat behalen?’). Vervolgens wordt aan andere ziekenhuizen geleerd hoe zij met behulp van een gefaseerd en methodisch verbetermodel zelf ook deze aanpak kunnen realiseren. Doorbraak is gericht op concrete en aantoonbare verbeteringen voor cliënten, zonder over te gaan op een omslachtiger of duurder traject. Het is geen manier om (wetenschappelijk) onderzoek te doen en is evenmin een advies- of benchmarktraject. De methode is altijd gericht op meer teams tegelijk. De ambitieuze doelstellingen nopen organisaties zodanig in te grijpen in hun werkprocessen dat er grote veranderingen in het systeem plaatsvinden. De gedachte hierachter is dat ‘ieder systeem zo is gebouwd om de uitkomsten te genereren die het oplevert’ (Don Berwick, President en Chief Executive Officer van het Amerikaanse Institute for Healthcare Improvement).
Wie heeft Doorbraak ontwikkeld en toegepast? De methode is ontwikkeld door het Institute for Healthcare Improvement (IHI) in de Verenigde Staten en wordt toegepast om knelpunten in de gezondheidszorg te verbeteren. De behaalde resultaten zijn talloos: wacht- en doorstroomtijden van (poli)klinieken zijn drastisch teruggebracht, het aantal dagen dat patiënten op de intensive care verblijven is verminderd, patiënten worden minder lang beademd, er worden minder fouten met medicatie gemaakt enzovoort, enzovoort. In Nederland is de methode door CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg toegepast in de curatieve gezondheidszorg. CBO heeft inmiddels vele Doorbraak-projecten uitgevoerd rond thema’s als: • verminderen van wachttijden; • verbeteren van zorg op de intensive care; • verbeteren van medicatieveiligheid; • verminderen van het aantal postoperatieve wondinfecties; • verbeteren van de regionale zorg voor mensen met een beroerte.
BIJLAGE 11
81
Geïnspireerd door deze gunstige resultaten, onderzoekt het NIZW of en hoe de methode kan worden toegepast in sectoren als jeugdzorg, ouderenzorg, thuiszorg en welzijn. Ook deze sectoren kampen immers met wachtlijsten, lange doorstroomtijden en meer problemen die een klantvriendelijke bejegening in de weg staan.
Wat levert Doorbraak op? Door mee te doen in een Doorbraak-project zijn teams in staat gebleken om versneld verbeteringen te realiseren in hun primaire proces. De resultaten die in Nederland in de gezondheidszorg zijn behaald zijn zeer aansprekend: • afname van het aantal onnodige ligdagen op intensive care van 16,5 naar 5 dagen; • reductie van de beademingsduur op intensive care met 2 dagen; • minder postoperatieve pijn; • verkorting van de doorlooptijd op een afdeling Spoedeisende Hulp met 33%; • vermindering van het aantal postoperatieve wondinfecties van 18 naar 3,8%; • verkorting van de toegangstijd voor een ‘kniespreekuur’ van 35 naar 5 dagen. Een positief neveneffect is soms een aanzienlijke kostenreductie bij de deelnemende afdeling. Bovendien worden medewerkers (weer) enthousiast over hun werk en blijken cliënten de zorg beter te waarderen.
Hoe werkt Doorbraak? Doorbraak start met een missiestatement, waarin de maatschappelijke relevantie, de knelpunten en de beoogde doelstellingen verwoord worden. Dit statement is gebaseerd op globaal inventariserend vooronderzoek. Het missiestatement geeft het belang aan van het project en moet organisaties inspireren om mee te doen. Organisaties die zich achter de doelen van het missiestatement scharen vaardigen een multidisciplinair team af, dat zal deelnemen aan de Doorbraak-bijeenkomsten en de verbeteringen in de eigen afdeling zal gaan toepassen. Voor het project Werken zonder wachtlijsten (Doorbraak-project in de jeugdzorg) luidt het missiestatement als volgt: Het project beoogt de Doorbraak-methode te introduceren bij de Bureaus Jeugdzorg. Doelstelling is om bij minimaal zes, maximaal acht participerende teams binnen één jaar de wacht- en doorlooptijden van gemiddeld 6 maanden drastisch terug te brengen. Wachttijden binnen het Bureau Jeugdzorg zijn niet oplosbaar zonder goede afstemming met de ketenpartners van het lokaal beleid en de zorgaanbieders. Omgekeerd zijn deze ketenpartners ten aanzien van hun wacht- en doorlooptijden mede afhankelijk van het functioneren van de Toegang. Het project zal aan de context van deze ketenrelaties expliciet aandacht besteden en heeft als nevendoelstelling de wacht- en doorlooptijden in de totale keten van jeugdzorg
82
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
te verbeteren. Daarmee beoogt het project ook de samenwerking tussen deze ketenpartners te verbeteren. Vervolgens wordt er een expertgroep geformeerd, bestaande uit deskundigen en wetenschappers op dit specifieke onderwerp. Zij verzamelen de bestaande kennis, stellen met elkaar vast wat best practices zijn en formuleren op basis hiervan een aantal verbeterideeën. Dit zijn richtlijnen waarmee verbetering gerealiseerd kan worden. Gezamenlijk vormen deze verbeterideeën het Startpakket. De deelnemende teams worden uitgenodigd voor een serie werkconferenties. Hen wordt gevraagd voorbereidend werk te doen, vaak gericht op het verzamelen van de juiste gegevens voor een nulmeting. Tijdens de eerste werkconferentie worden de verschillende verbeterideeën uit het startpakket in workshops toegelicht. Dit is voor de teams de inhoudelijke input voor hun eigen verbeterplannen. Daarnaast maken de teams tijdens de werkconferentie kennis met het verbetermodel dat centraal staat in de Doorbraak-methode. Dit model (cyclus van Plan-Do-Study-Act) stelt de teams in staat om in korte tijd snel opeenvolgende veranderingen in het werk toe te passen en te toetsen of de verandering een verbetering is. Na de eerste werkconferentie maken teams concrete actieplannen voor hun eigen afdeling. Hiermee gaan zij de eerste actieperiode in. Dan wordt volgens verwachting de eerst reeks verbeteringen bereikt. Er volgen nog een tweede en derde werkconferentie waar de teams hun ervaringen en resultaten met elkaar uitwisselen en meer informatie ontvangen over het werken met het verbetermodel. Ook wordt dan een plan gemaakt om de verbeteringen te verspreiden over andere delen van de eigen organisatie. Na een derde actieperiode wordt het Doorbraak-project afgesloten met een congres waar de resultaten gedeeld worden met collega’s uit het land. Daarnaast vindt verspreiding plaats door middel van publicaties, studiedagen en dergelijke.
Opzet Doorbraak-project Deadline voor inschrijving Intakegesprekken Startbijeenkomst P
Veranderconcepten A Expertbijeenkomst
BIJLAGE 11
1e Werkconferentie
P D
S
A
2e Werkconferentie
D S
3e Werkconferentie
Landelijk congres
83
Wat zijn de randvoorwaarden voor Doorbraak? Instellingen die mee willen doen met een Doorbraak-project moeten aan een aantal voorwaarden voldoen: • De directie of het hoger management ondersteunt de deelname actief, onder andere door benodigde tijd, geld en middelen ter beschikking te stellen. • Er wordt een multidisciplinair team samengesteld en afgevaardigd. Vanuit alle disciplines die bij de verandering betrokken zijn, is iemand vertegenwoordigd. • De teamleden zijn enthousiaste en gemotiveerde mensen die tijd en energie willen steken in het realiseren van de doelstellingen. • Er wordt binnen de organisatie een projectleider aangewezen die op locatie het project aanstuurt. Hij of zij is de contactpersoon voor het Doorbraak-team.
Welke ondersteuning biedt het Doorbraak-team? Het Doorbraak-team begeleidt de organisaties die deelnemen aan het project actief. De managers worden geadviseerd over de randvoorwaarden voor het welslagen van het project én de borging van de resultaten op lange termijn. Met de projectleiders vindt frequent overleg plaats over alle ins en outs van de voortgang van het project in hun organisatie. Voor de deelnemende teams organiseert het Doorbraak-team workshops over de uitgangspunten van Doorbraak, het verrichten van metingen en het evalueren van de resultaten. Bovendien wordt de deelnemers geleerd verregaand te brainstormen over de vraag welke veranderingen tot de gewenste verbeteringen kunnen leiden. Het Doorbraak-team doet dit alles in een sfeer van vriendschappelijke competitie, zodat de verschillende resultaten van de verschillende teams als een totaal verbeterpakket in het project kunnen worden gebruikt. Dat is immers de meerwaarde van de Doorbraakmethode.
Wilt u meer informatie over Doorbraak in de jeugdzorg? Kijk op www.doorbraakindejeugdzorg.nl of stuur uw vraag per e-mail naar
[email protected].
Literatuur over dit onderwerp • Splunteren P. van, Everdingen J. van e.a. Doorbreken met resultaten. Effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Assen (van Gorcum): CBO, 2003 • Diephuis, K.H. Doorbreken met Kwaliteit. Programma Kwaliteitszorg in de Jeugdzorg II. Utrecht: MOgroep, 2004
Relevante websites www.cbo.nl www.ihi.org © 2004
84
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
Bijlage 12 Lijst van gebruikte afkortingen AMW AWBZ CIZ GGD GGZ GIDz GSB GSO IBO MJB MO MOP NIZW NVVK OGGZ ORH RIBW RMO STEM VROM VWS WMO
BIJLAGE 12
Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Centrum Indicatiestelling Zorg Gemeentelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheidszorg Gelders kennis- en informatiecentrum voor welzijn en zorg Grote Stedenbeleid Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid Interdepartementaal Beleidsonderzoek 2002-2003 Maatschappelijke Opvang Meerjarenbeleidsplan Maatschappelijke Opvang Meerjarenontwikkelingsprogramma Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Nederlandse Vereniging van Volkskrediet Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Outreachende Hulpverlening Regionale Instellingen Beschermd Wonen Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling Steunpunt Empowerment (deelproject) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Maatschappelijke Ondersteuning
85
Noten 1
2 3 4
5 6 7
8 9 10
11
12 13
14
86
Het betreft hier een uitwerking van de doelstelling minder daklozen zoals opgenomen in het Statenakkoord 2003-2007 en de doelstelling in 2007 geen daklozen tegen hun wil op straat in het Collegewerkplan 2003-2007. De provincie kiest voor een brede benadering: niet alleen een aanpak gericht op feitelijk daklozen, maar ook op potentiële, recente en residentiële daklozen. Zie de verschillende portretten van daklozen zoals beschreven in Dagboek in de open lucht (Gelderland, 2004) Exclusief voorzieningen voor zwerfjongeren en voorzieningen van de vrouwenopvang en de GGZ Het aantal mensen met ernstige en langdurige psychische problemen in de thuissituatie wordt op 50.000-90.000 geschat (Commissie Taskforce Vermaatschappelijking GGZ, 2002). Het aantal daklozen wordt geschat op 15.000 (De Bruin, 2003) en 33.000 (Lourens, e.a.2002). Het aantal zwerfjongeren is recentelijk (2004) door de Algemene Rekenkamer geschat op 5.000. In Gelderland lag dat aantal in 2001 op 400 (Bottenberg e.a., 2001). Apeldoorn, Arnhem, Doetinchem, Ede en Nijmegen. Cijfers over 2004. Bron: GIDz (www.gidz.nl) Waarvan 30% op Utrechts grondgebied door de provincieoverschrijdende OGGZ-regio ‘Valleiregio’ met Veenendaal, Renswoude en Rhenen (samen 82.000 inwoners) De schatting is gebaseerd op informatie van gemeenten, sleutelfiguren en het Vademecum Opvang 2004/2005 (NIZW, 2004). Interdepartementaal Beleidsonderzoek 2002-2003, De opvang verstopt, IBO Maatschappelijke opvang, Den Haag, 2003. GSO staat voor Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid. Het betreft de gemeenten Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen, Doetinchem, Ede, Harderwijk, Tiel en Zutphen. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving, van de sociale en culturele infrastructuur en de stadseconomie helpen verbeteren. De provincie biedt de betrokken steden brede ondersteuning met financiën en faciliteiten om de doelen van het stedelijk ontwikkelingsbeleid te bereiken. Binnen de sociale pijler heeft de aanpak van dakloosheid grote prioriteit. Gezien de brede benadering (een brede aanval) die de provincie zich voorstelt en het plan om te werken aan preventie, snelle opvang, door- en uitstroom is de doelstelling uit het Collegewerkplan (geen daklozen tegen hun wil op straat) geherformuleerd. Terugdringing van dakloosheid richt zich behalve feitelijk daklozen ook op potentieel, residentieel en exdaklozen. Dit gebeurde in het kader van het GSO-traject-I Na het gereedkomen van dit Aanvalsplan eind 2004, zal dit deelproject vervangen worden door een ander deelproject, namelijk ‘Dagbesteding voor Daklozen’ Het project ‘Aanvalsplan tegen dakloosheid’ heeft alleen de daklozen als aandachtsgebied. Het project zal zich niet rechtstreeks richten op de doel-
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
15
16
17
18 19 20
21
22 23 24
25
26
27
groepen zwerfjongeren, vrouwen van de vrouwenopvang, slachtoffers van huiselijk geweld en verslaafde niet-daklozen. Op basis van de Meerjarenontwikkelingsplannen (de MOP’s) van de gemeenten heeft de provincie Gelderland in het vierde kwartaal van 2004 keuzes gemaakt in de financiering van GSO-programma’s en die vervolgens vastgelegd in stadscontracten. In het kader van het GSO-II-traject hebben de acht steden meerjarenontwikkelingsprogramma´s opgesteld ten aanzien van drie domeinen: sociaal, fysiek en economisch. De steden hebben de wens van de provincie gehonoreerd om in de plannen veel aandacht te besteden aan de strijd tegen dakloosheid. De steden Arnhem en Tiel hebben bij de aanvraag voor GSO-middelen andere prioriteiten dan dakloosheidsbestrijding gesteld. Deze gemeenten gaan nieuwe maatregelen ten aanzien van de OGGZ en de maatschappelijke opvang op een andere wijze (proberen) te financieren. Arnhem zal daarbij een beroep doen op GSB-middelen. Met gebruikmaking van de bewezen effecten in het tweejarig pilotproject ‘Schuld onder dak’ van het Leger des Heils en de NVVK (2003). Zie projecten Centrale Toegang in Utrecht en Den Haag (Van Leeuwen-den Dekker, 2003) Inmiddels heeft de provincie besloten om een project van onder meer Passade en Arcuris (twee Gelderse instellingen voor maatschappelijke opvang) te subsidiëren. Dit project is gericht op versterking van de cliëntparticipatie binnen de maatschappelijke opvang door onderzoek naar knelpunten, wensen en good practices. Zie project Geef opvang de ruimte, gericht op doorstroming naar huisvesting met begeleiding of bescherming. Dit project wordt georganiseerd door Aedes, de Federatie Opvang en SEV en vindt plaats in de steden Zwolle, Leeuwarden, Eindhoven, Breda en Den Haag. De provincie Gelderland subsidieert een project van de MO-instellingen Passade en Arcuris, die actief zijn in vijf steden Uitwisseling tussen steden vindt plaats in het provinciaal kennisplatform maatschappelijke opvang (sinds 2002) Bij de meeste door de provincie gesubsidieerde projecten zullen er nog andere aanvullende financieringsbronnen noodzakelijk zijn, zeker als het om grote opvang- of woonvoorzieningen gaat. De provinciale subsidiering is incidenteel. Vanaf juli 2004 is de plaats van Ed de Boer in de begeleidingscommissie opgevuld door Vera Stekelinck en haar plaatsvervanger Allard Bekius, beiden van de gemeente Nijmegen Op basis van de Meerjarenontwikkelingsplannen (de MOP’s) van de gemeenten heeft de provincie Gelderland keuzes gemaakt in de financiering van GSO-programma’s en dat vervolgens vastgelegd d.m.v. stadscontracten. Arnhem wil in 2005 een Registratie- en Monitoringsysteem invoeren, gebaseerd op het Model van Ede en gesubsidieerd vanuit de ICT-regeling van de provincie Gelderland
NOTEN
87
28
29 30 31 32
33 34 35 36
88
WERV staat voor de samenwerking op het gebied van volkshuisvesting tussen de vier gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal. De Valleiregio is een samenwerkingsverband (o.a. t.a.v. sluitende aanpak maatschappelijke zorg) op vrijwillige basis tussen zeven gemeenten: de WERV-gemeenten en Scherpenzeel, Barneveld en Renswoude. De gemeenten Rhenen, Veenendaal en Renswoude liggen in de provincie Utrecht. In Leiden is er al een goed voorbeeld van een WerkHotel Bottenberg, M., e.a., Zwerfjongeren in Gelderland, Arnhem, 2002 Zie onder andere het IBO-rapport ‘De opvang verstopt’, Den Haag, 2003. De term thuisloosheid verwijst veeleer naar de sociaal-psychologische component: naar het onvermogen van de betrokkenen om zich een thuisbasis te verwerven, om duurzame sociale relaties en bindingen aan te gaan, in combinatie met een onvermogen om zich een stabiel leef- en werkmilieu te verschaffen. Dit is een meerdimensionaal begrip waarvan de afzonderlijke dimensies niet eenduidig geoperationaliseerd zijn. Het is derhalve minder goed bruikbaar. In de term dak- en thuislozen worden de fysieke en sociaalpsychologische componenten met elkaar verbonden. Het is echter de vraag of beide aanduidingen elkaar geheel overlappen. Met andere woorden: of alle daklozen ook thuisloos zijn en vice versa (Wolf e.a. 2000; Van Doorn 2002). Aangezien (dreigende) huisvestingsproblemen kenmerkend voor hen zijn, houden we de term daklozen aan. De definities van feitelijk daklozen en residentieel daklozen zijn ontleend aan J. Wolf e.a. (2002) Verwacht in 2005 De toelichting is overgenomen uit de Startnotitie Aanvalsplan tegen dakloosheid (Heineke, 2004) Tekst uit NIZW-brochure 2004
AANVALSPLAN TEGEN DAKLOOSHEID IN GELDERLAND
NOTEN
89