JAARGANG 6 • JUNI 2006 • NUMMER 2
c c
Thema: Meidenhulpverlening
Huilbaby’s: het heft 2 weer in handen
Nieuwe Perspectieven in Zaanstreek/Waterland
Meiden hebben een speciale plaats in de hulpverlening. Dat komt omdat ze over het algemeen introverter zijn dan jongens. Dat betekent dat zij minder snel gedrag vertonen dat de buitenwereld als problematisch ervaart. Vaak komen de problemen pas in de puberteit naar voren. Dat blijkt ook uit de cijfers van de vier instellingen die verantwoordelijk zijn voor het zorgaanbod in de stadsregio Amsterdam.
ROA komt met rapport 3 over ‘multiprobleemgezinnen’
Nieuwe Perspectieven is dit jaar ook beschikbaar in Zaanstreek/Waterland. In Purmerend startte een afdeling die bestaat uit een manager en twee medewerkers. Zij kunnen 26 trajecten op jaarbasis verzorgen. Meer informatie: www.spirit.nl
c Overbrugging in Villa 4 Kakelbont
Effectonderzoek Kindertelefoon van start
Lees verder pag. 7
Voor de Kindertelefoon is het belangrijk om te weten wat kinderen die met hen bellen of chatten vinden van de hulp die ze krijgen. De Kindertelefoon startte daarom samen met het SCO-Kohnstamm Instituut een onderzoek. Kinderen beantwoorden vlak voor en na het gesprek met de Kindertelefoon enkele vragen. Deze worden bij de telefoon “automatisch” gesteld door een gesproken stem en kinderen kunnen hun antwoorden intoetsen op hun telefoon. Bij de chat krijgen ze automatisch een scherm met vragen voordat ze de wachtrij in gaan én na afloop van het gesprek. Een maand na afloop van het gesprek krijgen kinderen op hun e-mail adres een wat langere vragenlijst. Kinderen die het hele onderzoek meedoen kunnen als dank gratis twintig muzieknummers downloaden. Meer informatie: www.bjaa.nl
Aanvalsplan tegen wachtlijsten c
Bureau Jeugdzorg zoekt hulpverleners Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) start een wervingscampagne voor jeugdhulpverleners en jeugdbeschermers. BJAA krijgt namelijk extra geld van de overheid om de wachtlijsten bij de voordeur (ambulante jeugdhulpverlening) te verkleinen. Hiernaast wordt in de jeugdbescherming binnenkort het Deltaplan ingevoerd. Dit is een nieuwe methodiek waarbij de jeugdbeschermers een lagere “caseload” krijgen en dus meer tijd voor persoonlijke aandacht. BJAA denkt dertig jeugdhulpverleners en jeugdbeschermers extra in te kunnen zetten. Meer informatie: www.bjaa.nl
c
Structurele wachtlijst per 1 april 2006 Jeugdhulp accommodatie zorgaanbieder groepsgericht Jeugdhulp accommodatie zorgaanbieder individueel Jeugdhulp outreachend Jeugdhulp thuis gezinsgericht Jeugdhulp thuis individueel Observatiediagnostiek deeltijd Verblijf accommodatie 24 uurs Verblijf accommodatie deeltijd Verblijf pleegouders 24-uurs Totaal
Het lijkt eindelijk te lukken. Met een doortimmerd plan van het ROA-jeugdzorgoverleg en de gelden die Ross beschikbaar stelde, kan de jeugdzorg de wachtlijsten voor eind dit jaar wegwerken. Maar… de gelden van VWS zijn niet structureel, zodat de wachtlijsten nog niet definitief tot het verleden behoren. Een gesprek met Mark Bent, voorzitter van het ROA-jeugdzorgoverleg.
‘M
ag ik de recente cijfers hebben?’, vraagt Bent aan zijn secretaresse. Een paar minuten later legt ze een overzicht voor hem neer van de cliënten die op de wachtlijst staan. Het Federatieve Informatiesysteem Amsterdam (FIA) is een belangrijk wapen van het ROAJeugdzorgoverleg in de strijd tegen de wachtlijsten. Dit systeem maakt direct inzichtelijk hoeveel cliënten er op de wachtlijsten staan bij de zes jeugdzorginstellingen in de regio Amsterdam. Bent: ‘VWS complimenteerde ons ook met deze mooie, betrouwbare lijst.’
Prijskaartje
36 13 160 28 3 75 42 100 457
c
De nauwkeurige cijfers zijn belangrijk in de strijd tegen de wachtlijsten. Ross eist dat de jeugdzorg deze lijsten voor eind 2006 wegwerkt. Het ROA-jeugdzorgoverleg kon hier dankzij het FIA direct een prijskaartje aanhangen. Ze had op jaarbasis 11.748.556 euro nodig. Ross kwam inderdaad met een dergelijk bedrag over de brug. Bent: ‘Het ging om 3,8 miljoen structurele gelden, 2 miljoen voor incidenteel zorgaanbod, 1 miljoen incidenteel voor de Bureau Jeugdzorg en 3,5 miljoen voor een uitbreiding van vijftig plaatsen bij de Hoenderloogroep die in eerste instantie voor de ROA zijn bedoeld.’ Bij elkaar 10,3 miljoen euro, een eind in de richting van de gevraagde 11,7 miljoen. Bent plaats echter vraagtekens: ‘Het probleem is dat
1
MARK VAN DER ZOUW/HH
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Jongeren die zijn opgesloten in het Jongeren Opvang Centrum oefenen samen met leden van de Dogtroep voor de voorstelling “Bajesbrommen”. De Amsterdamse jeugdzorg wil graag meer residentiele voorzieningen.
een groot deel van deze middelen incidenteel van aard is. Dat betekent dat we het probleem niet structureel kunnen oplossen. We kunnen bijvoorbeeld geen panden verwerven, want die drukken ook volgend jaar op ons budget. We moeten daarom een deel van de cliënten vervangende hulp bieden. Bovendien zal de wachtlijst na volgend jaar weer gewoon terugkomen omdat we dan de incidentele gelden niet meer krijgen.’
Prop De oorzaak van de problemen ligt in een verschil van interpretatie van de wachtlijst. Volgens VWS is er op het ogenblik sprake van een “prop” in de wachtlijst. Die moet dit jaar worden weggewerkt, waarna de jeugdzorg met minder geld toekan. Volgens Bent is de wachtlijst structureel. Opnieuw komt zijn secretaresse direct met cijfers die laten zien dat de wachtlijst van begin 2005 tot vandaag is verdrievoudigd. Bent noemt drie oorzaken: ‘We genereren meer vraag omdat verwijzers de jeugdzorg beter weten te vinden. Verder zien we dat kinderen na de zaak Savannah sneller uit huis worden geplaatst. Tenslotte is er tegenwoordig meer aandacht voor chronisiteit, waardoor kinderen langduriger uit huis worden geplaatst.’
Theorie Bent: ‘Als de wachtlijst niet groeit, zal het ons dit jaar wel lukken de wachtlijst weg te werken, onder andere door vervangende zorg te bieden, waar we liever structurele zorg hadden geboden. Maar wat er volgend jaar gebeurt is onduidelijk. De grote vraag is of de VWStheorie van de prop klopt. Zo niet, dan zitten we binnen de kortste keren met dezelfde wachtlijsten.’
Huilbaby’s: het heft weer in handen
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van zes instellingen voor de jeugdzorg en de jeugdpsychiatrie in de agglomeratie Amsterdam: Altra, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, HVO-Querido, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend.
Baby’s die maar niet stil zijn te krijgen. Voor kersverse ouders is dat letterlijk de grootste nachtmerrie die er is. Ze twijfelen aan hun eigen kunnen en werden tot voor kort vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Sinds 2005 bestaat er een speciaal begeleidingstraject voor gezinnen met huilbaby’s, een samenwerkingsproject van Altra en MOC ’t Kabouterhuis.
Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Hans van der Jagt (Altra) Peter Kempers (HVO-Querido), Clara Vollaard (De Bascule) Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis)
Vaste medewerkers Marnix de Bruyne, Michel van Dijk, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Sake Rijpkema, Wim Stevenhagen en Linda van Wijk. Redactie-adres Jong aan de Amstel Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam email:
[email protected] Ontwerp en DTP Roggeveen | Grafisch Ontwerp - Amsterdam Druk Rob Stolk BV
’Je ziet dat ouders door twijfel de vicieuze cirkel van het overprikkelen in stand houden.’
et gaat snel. Het consultatiebureau of ziekenhuis melden ouders aan bij Altra of ‘t Kabouterhuis en gebruiken de verkorte aanmeldprocedure van Bureau Jeugdzorg. Deze geeft zo snel mogelijk een indicatie, zodat nog dezelfde dag een ambulant gezinsbegeleider bij het gezin op huisbezoek gaat. Het hulpverleningstraject duurt acht weken en is bijzonder intensief. De eerste paar weken hebben ouders en hulpverlener vier tot vijf keer per week contact.
manier te reageren op initiatieven die de baby onderneemt. Dat kun je met video-opnames duidelijk maken. Ouders moeten in de communicatie het heft weer in handen nemen, zodat het kind volgt. Bij huilbaby’s is dat vaak andersom; de baby huilt, waarna de ouders van alles proberen om het huilen te stoppen. Je ziet dat ze door twijfel de vicieuze cirkel van het overprikkelen in stand houden. Als de baby huilt, krijgt die onnodig extra eten of wordt te snel uit bed gehaald waardoor de baby niet voldoende rust. Hierdoor raakt de baby nog meer geprikkeld en gaat nog meer huilen. Daarom is het belangrijk om zo snel mogelijk de rust en regelmaat te herstellen. Daarbij kun je verschillende methodieken gebruiken, zoals babymassage, inbakeren en mobiliseren van sociale steun.’
Videohometraining
Niet alleen
Dineke van Houwelingen, ambulant gezinsbegeleider bij MOC ’t Kabouterhuis: ‘Meteen bij het eerste huisbezoek maak ik gebruik van de videohometraining. Ik maak opnames van het moment waarop de baby niet huilt, maar iets als prettig ervaart. Dat kan van alles zijn, voeden, badderen, maar ook bijvoorbeeld het verwisselen van de luier. Deze beelden bekijk en analyseer ik met de ouders. Er is dan duidelijk sprake van een positieve interactie tussen ouder en baby. Hiermee kun je ouders uit de negatieve spiraal halen die door het huilen is ontstaan.’ Van Houwelingen: ‘De volgende stap is om op de juiste
Ouders van een huilbaby vinden het belangrijk dat ze serieus worden genomen, dat ze er niet meer alleen voor staan. Van Houwelingen: ‘De meeste ouders die hier terecht komen zijn radeloos en voelen zich schuldig. Ze weten niet waarom hun baby blijft huilen, maken zich zorgen en hebben het gevoel dat ze falen. Er rust helaas toch nog een taboe op hulpvraag, terwijl het in feite om een overprikkelde baby en een verstoorde interactie met de ouders gaat. Vervelend, maar zeker geen reden om aan alles te gaan twijfelen.’ Meer informatie: www.kabouterhuis.nl en www.altrajeugdzorg.nl
H
Redactie Rik van Beijma (Spirit), Hermien Buijse (Altra), Vincent Fafieanie (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Annelies Niessen (De Bascule)
THOMAS SCHLIJPER/HH
c D O O R : TA M A R A F R A N K E
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Nooit meer thuis zitten
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een bepaald thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/1 2003/2 2003/3 2003/4 2004/1 2004/2 2004/3 2005/1 2005/2 2005/3 2005/4 2006/1 2006/2
Vroegtijdige signalering De harde kern Kindermishandeling Basisonderwijs Jeugdpsychiatrie Voortgezet onderwijs Crisishulp Huiselijk geweld Jeugdgezondheidszorg Lokaal jeugdbeleid Speciaal onderwijs (primair) Armoede Meidenhulpverlening
maart 2003 juni 2003 september 2003 december 2003 maart 2004 juni 2004 november 2004 maart 2005 juni 2005 oktober 2005 december 2005 maart 2006 juni 2006
Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het emailadres van de redactie:
[email protected]
c
Sinds vorig jaar hoeven Amsterdamse jongeren die van school gestuurd worden niet meer thuis te zitten. Zij kunnen tijdelijk geplaatst worden in ‘Het Transferium’. Maar dumpen is onmogelijk. Scholen blijven verantwoordelijk voor de jongere.
L
eerplichtige leerlingen die van school verwijderd worden of geen school hebben kunnen bij “Het Transferium” onderwijs volgen, vertelt projectleider Hans Kruijssen. ‘Het gaat om jongeren voor wie een schoolwisseling geen optie is, bijvoorbeeld vanwege ernstige gedragsproblemen zoals schelden of agressie, frequent spijbelen of teruggetrokken gedrag. Meestal in combinatie met lage leerprestaties en een niet-steunend thuisfront.’ De Transferia zijn vmbo-klassen van maximaal twaalf leerlingen in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaar, begeleid door een onderwijzer en een pedagoog of psycholoog. Het programma bestaat uit onderwijs én hulpverlening, met onder andere aandacht voor diagnostiek, training en ouderbegeleiding. ‘De leergroep is ook een oefengroep,’ stelt Kruijssen. ‘Docent en hulpverlener reiken de leerlingen gedragsalternatieven aan, waarmee ze later op school weer verder kunnen. We stemmen daarbij zoveel mogelijk af met al bestaande hulpverlening. We doen geen dingen dubbel.’ Er zijn vier Transferia in Amsterdam. De Transferiumprogramma’s worden uitgevoerd door REC BovenAmstel (Altra College en De Wetering) en Altra Jeugdzorg. De zorgcoördinator van een school meldt de leerling, na consultatie van de zorgbreedtecommissie, voor plaat-
2
sing aan bij het OnderwijsSchakelloket. Kruijssen: ‘Indien de benodigde aanmeldingsgegevens zijn ingevuld wordt een plaats gegarandeerd. Het OnderwijsSchakelloket voert namelijk de regie over de plaatsen van Het Transferium, dat een opnameplicht heeft. De school blijft echter verantwoordelijk voor de leerling.’ Leerlingen verblijven ongeveer een half jaar op Het Transferium. Daarna stromen ze door naar het voortgezet onderwijs, een MBO of een REC 4-school. Het voorgezet onderwijs behoudt een opnameplicht, al gaan de leerlingen niet terug naar de oude school. ‘Scholen kunnen leerlingen niet “dumpen” op Het Transferium. Pas bij herplaatsing op een andere school, verliest de school haar verantwoordelijkheid. Elke zes weken is er ook een externe leerlingenbespreking met leerling, ouders, externe hulpverlener en school. Scholen zijn verplicht hieraan mee te werken. Doen ze dat niet, dan sturen we de leerling terug. Maar het verloopt uitstekend. Scholen voelen dat dit project van hen is.’ Het Transferium is een succes, constateert Kruijssen. ‘We hebben 175 aanmeldingen voor 108 permanente plaatsen, en de uitstroom komt op gang. Amsterdam telt nu al 85 procent minder thuiszitters dan vorig jaar. Dat komt vooral door Het Tranferium. Scholen en leerlingen zijn tevreden. De kleinschalige omgeving met persoonlijke aandacht doet de leerlingen goed. Enige knelpunt is dat ook wij uitvallers hebben. Sommige jongeren zijn zo gek als een deur, en hebben GGZ-hulp nodig. Deze jongeren komen nu beter in beeld.’ Meer informatie: www.altracollege.nl en www.recbovenamstel.nl
c D O O R : L I N D A VA N W I J K
ROA komt met rapport over ‘multiprobleemgezinnen’
Verstandelijke gehandicapt?
’We moeten de gezinnen blijven volgen’ Bestaat er in Amsterdam ook een kans op een gezinsdrama, zoals die afgelopen jaren geregeld het nieuws haalden? Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA), verantwoordelijk voor de jeugdzorg in de stadsregio, wilde dat risico graag in kaart brengen en vroeg Bureau Van Montfoort te onderzoeken hoeveel multiprobleemgezinnen de regio Amsterdam telt en of de jeugdzorg deze gezinnen weet te bereiken. Op 8 mei verscheen uiteindelijk het rapport “Multiprobleemgezinnen in de agglomeratie Amsterdam”. Het ROA ziet het als een discussiestuk voor de ketenpartners. ‘Het probleem waarvan wij al lang riepen dat het bestond, is hiermee wetenschappelijk aangetoond. We moeten aan de slag.’
Bij hele jonge kinderen kunnen ouders en professionals zich zorgen maken over de ontwikkeling van het kind. Waarom praat hij nog niet? Snapt hij het wel? Hij is zo snel boos, hoe kunnen we hem helpen? MOC ’t Kabouterhuis en Cordaan starten daarom samen een observatiegroep. Vanaf de zomer kunnen daar zes jonge kinderen voor een periode van maximaal zes maanden worden onderzocht gedurende vier en halve dag in de week. Door de expertise van beide instellingen te bundelen kan men onderzoeken welke problematiek er speelt en of die mede wordt bepaald door een verstandelijke beperking. Daarna kan men vasttellen hoe en waar het kind het beste hulp kan krijgen. Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
c
Spirit toegelaten als AWBZ-voorziening
Naschoolse opvang voor kinderen uit gezinnen met problemen. De jeugdzorg weet deze ‘multiprobleemgezinnen’ nog onvoldoende te bereiken.
VWS heeft Spirit toegelaten als AWBZ-voorziening voor ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling. Ze zal deze functie vanaf 1 januari 2007 uitoefenen. De toelating tot de AWBZ zorgt ervoor dat de effectiviteit van de hulpverlening toeneemt. Steeds vaker komen kinderen met een jeugdzorgindicatie namelijk uit gezinnen met veelsoortige problemen. Omdat Spirit nu ook AWBZ-hulp mag bieden, hoeft ze dat gezin niet meer door te verwijzen. Meer informatie: www.spirit.nl
blemen van “multiprobleemgezinnen” ook in het voortraject kunnen worden opgelost, zoals bij de arts, op school of bij het consultatiebureau. Bureau Jeugdzorg, is er alleen voor de zware gevallen.
STIJN RADEMAKER/HH
Uitval
O
m uit te zoeken om hoeveel multiprobleemgezinnen het gaat, werd er bij de consultatiebureaus en de ouder en kind centra (OKC’s) in Amsterdam een steekproef gehouden onder 8372 gezinnen met tenminste één kind in de leeftijd van nul tot vier jaar. Een gezin werd als “multiprobleemgezin” aangemerkt als er tenminste sprake was van twee risicofactoren op sociaal maatschappelijk gebied: werkloosheid, armoede/schulden, onbereikbaar voor het consultatiebureau, problemen van generatie op generatie, vervuiling, criminaliteit, prostitutie, veel verhuizen en antisociaal gedrag. Een tweede voorwaarde was dat het gezin deze problemen niet meer zelf kon oplossen. Nadeel van deze manier van werken is dat niet duidelijk wordt hoeveel “multiprobleemgezinnen” er in de stadsregio Amsterdam verblijven, aangezien de gezinnen in de regio’s Zaanland/Waterland en Amstelland/ De Meerlanden buiten beschouwing blijven. Hetzelfde geldt voor de gezinnen met kinderen van vijf tot negentien jaar. Zij staan immers niet geregistreerd bij de consultatiebureaus. De onderzoekers konden wel vaststellen dat 3 procent van de steekproef - oftewel 255 gezinnen - “multiprobleemgezinnen” waren. Dat betekent dat er in de stad Amsterdam tussen de 862 en 1050 “multiprobleemgezinnen” zijn in de categorie gezinnen met kinderen tot en met vier jaar.
Domein Om erachter te komen hoeveel van deze 255 “multiprobleemgezinnen” tot het domein van de jeugdzorg behoren, keken de onderzoekers of er één of meer aan jeugdzorg gerelateerde problemen in het gezin voorkwamen. Is er een opvoedingsprobleem? Heeft het kind ontwikkeling-, psychische of gedragsproblemen? Zijn er aanwijzingen voor kindermishandeling? Is sprake van bijzonder ouderschap? Hiertoe werden de gegevensbestanden van de GGD gekoppeld met die van Bureau Jeugdzorg. Van de 255 “multiprobleemgezinnen” bleken 197 te behoren tot het terrein van de jeugdzorg. Hiervan kwamen er 33 bij Bureau Jeugdzorg terecht en kregen er 23 een indicatie voor hulp door Spirit, Altra, MOC ’t Kabouterhuis of de Bascule. Dat is volgens de onderzoekers een laag percentage, zeker gezien het feit dat er bij 62 van de gezinnen een aanwijzing was voor kindermishandeling. De onderzoekers wijzen er overigens wel op dat de pro-
De onderzoekers stellen overigens wel dat in vergelijking met “gewone” probleemgezinnen de “multiprobleemgezinnen” vaker uit het hulpverleningstraject vallen. Ze komen vaker hun afspraken niet na en komen vaker terug bij jeugdzorg. Ze bevelen daarom ook aan om “multiprobleemgezinnen” actiever door te verwijzen naar jeugdzorg en een betere registratie bij te houden van de hulp die wordt verleend. Ze moedigen “outreachende” hulpverlening aan en pleiten voor meer continuïteit. Verder adviseren ze een betere samenwerking tussen de jeugdzorg en het Algemeen Maatschappelijk Werk omdat er vaak sprake is van armoede, schulden en werkloosheid. Daarom zal er vanuit meerdere sectoren hulp worden geboden.
c
Uitwisseling met Marokko Een aantal medewerkers van Spirit maakte begin 2006 een studiereis naar Marokko, waarbij ze jeugdzorginstellingen, een ministerie en een jeugdgevangenis bezochten. Het bezoek vond plaats in het kader van een uitwisselingsproject met Marokko. Het gaat daarbij vooral om uitwisseling van kennis en ervaring. Onderzocht wordt of studenten in het kader van hun stage twee maanden in Marokko door kunnen brengen en of Marokkaanse professionele werkers in Nederland hun kennis kunnen uitbreiden. Meer informatie: www.spirit.nl
Doorverwijzen Onderzoeker Rene van Vianen: ‘Of de gevonden aantallen hoog of laag zijn? 3 Procent bevestigt de vermoedens die het ROA en de ketenpartners vooraf hadden. Belangrijker is de conclusie dat de ketenpartners nog niet voldoende op elkaar zijn afgestemd.’ Frans Pijpers, hoofd Jeugdgezondheidszorg GGD Amsterdam: ‘De reden waarom de consultatiebureaus en de OKC’s zo mondjesmaat doorverwijzen naar jeugdzorg is tweeledig. Ten eerste is de drempel voor ouders om zelf direct naar de jeugdzorg te stappen te groot. Dat kun je oplossen door de intakes te laten lopen via de OKC’s. Ten tweede hebben veel ouders een slecht beeld of slechte ervaringen met de jeugdzorg. Dat kun je oplossen door ouders actiever te begeleiden en door de medewerkers van de consultatiebureaus te scholen zodat zij beter kunnen doorverwijzen naar de jeugdzorg. Dat laatste zijn we ook van plan te doen. We zoeken de oplossing ook in een betere samenwerking met zowel de andere ketenpartners als instanties buiten de jeugdzorg. Deze gezinnen hebben moeilijkheden op diverse levensterreinen. Bureau Jeugdzorg zal op haar beurt meer naar buiten moeten treden. Zij moeten hun voordeur verplaatsen, bijvoorbeeld door een van hun medewerkers bij de OKC’s neer te zetten.’
c
Verhuizing Bureau Jeugdzorg Noord De vestiging Noord van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam verhuist per 17 juli naar een andere locatie. Het bezoekadres wordt: Strekkerweg 79. Dit was: Buikslotermeerplein 260. Aanmelden bij Bureau Jeugdzorg gaat via het algemeen aanmeldnummer: 0900-2003004. Meer informatie: www.bjaa.nl
c
ROA wordt Stadsregio Amsterdam Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) wil haar naam wijzigen in Stadsregio Amsterdam, omdat deze naam beter in het gehoor ligt. Of de verandering daadwerkelijk wordt doorgevoerd, is vooralsnog onzeker. De zestien gemeenten van de ROA moeten zich namelijk nog uitspreken over de nieuwe naam en de gemeente Oostzaan heeft al laten weten hier niets voor te voelen. ROA is het bestuursorgaan dat onder andere verantwoordelijk is voor de jeugdzorg. Meer informatie: www.roa.nl
Logistiek Mareike Koster, directeur van Altra Jeugdzorg: ‘Er zijn inderdaad “multiprobleemgezinnen” die de zorg niet bereikt. Het wordt vooral een logistieke operatie om de aanpak te verbeteren. We moeten ons richten op langdurige hulp waarbij een “multiprobleemgezin” een of hooguit twee contactpersonen heeft. Continuïteit is meer dan belangrijk. Je moet die gezinnen blijven volgen. Wat mij betreft is er niet nog meer onderzoek nodig. Het probleem waarvan wij al lang riepen dat het er was, is hiermee wetenschappelijk aangetoond. We moeten aan de slag.’ Meer informatie: www.roa.nl
3
c
c DOOR: EVELIEN HOEKSTRA
De jeugdzorginstellingen in de regio Amsterdam laten onderzoeken wat de effectieve elementen zijn in de hulpprogramma’s die ze bieden. Niet alleen de instellingen zelf willen weten wat de werkzame ingrediënten in de programma’s en methoden zijn, ook de financiers van de jeugdzorg stellen steeds vaker effectiviteiteisen. Directe aanleiding voor het gezamenlijke onderzoek is de recente doorlichting van drie zorgprogramma’s van Spirit, een van de jeugdzorginstellingen in de regio. Uit dat onderzoek kwamen waardevolle aanbevelingen om de effectiviteit van de onderzochte programma’s te verbeteren. Het onderzoek, dat een looptijd van twee jaar heeft, wordt uitgevoerd NIZW Jeugd en Adviesbureau Van Montfoort. Het wordt voor de helft gefinancierd door het ROA en voor de andere helft door de instellingen zelf. De onderzoekers verzamelen de gegevens door middel van literatuur- en dossieronderzoek, analyse van registratiegegevens en groepsinterviews met behandelaars.
c
Jeugdhulpwijzer online In de vorige Jong aan de Amstel stond een fout in het bericht ‘jeugdhulpwijzer in januari online’. Daarom hierbij het juiste bericht. Begin 2006 ging de website www.jeugdhulpwijzer.nl online. Deze website bevat het jeugdhulpaanbod van Altra, de Bascule, HVO Querido, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. Verder bevat de site het hulpaanbod van Amstelduin, een instelling voor licht verstandelijk gehandicapten. De initiatiefnemers zullen ook andere instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten vragen hun aanbod op de site te plaatsen. De website is bedoeld voor medewerkers van Bureau Jeugdzorg en andere professionals die werken in zorg, welzijn en het onderwijs. Ook cliënten kunnen gebruik maken van de site. Door deze digitalisering van het zorgaanbod vervalt de jaarlijkse gedrukte versie, het “zorgaanbodboek”. Voor meer informatie: www.jeugdhulpwijzer.nl
Exclusief voor jonge thuisloze vrouwen
KLAAS FOPMA/HH
Onderzoek naar effectiviteit
Voor tienermoeders en jonge dak-of thuisloze vrouwen bestond tot vorig jaar september geen opvang. Alexandria is dan ook uniek. Het is de enige woonvoorziening die alleen bestemd is voor deze doelgroep. Een interview met teamleider Ian van der Kooye.
‘W
e willen vrouwen tussen 18 en 23 jaar in snel tempo zelfstandig maken’, zegt Van der Kooye. ‘Alle bewoners hier willen graag wat van hun leven maken en zijn daartoe tot het uiterste gemotiveerd. Ze willen en kunnen allemaal iets leren. Wij zijn dan ook niet Hotel Alexandria.’ In de opvang wonen 25 vrouwen die dak- of thuisloos zijn, financiële, psychosociale of relatieproblemen hebben. Omdat zij een slecht sociaal netwerk hebben en niet naar familie kunnen, wonen ze hier. De vrouwen hebben een eigen kamer, alleen de keuken, douche en toilet worden gedeeld. Ook zijn er drie kamers met woon-en slaapkamer met eigen kookgelegenheid voor jonge vrouwen met kinderen.
Vrijheid
c
Wervingscampagne pleeggezinnen
Van zeven uur ’s morgens tot half twaalf ’s avonds is er hulpverlening in huis. Van der Kooye: ‘Behalve de maatschappelijk werkers en woonbegeleiders, zijn er ook gastvrouwen- en heren. Bij hen kunnen de bewoners terecht als er iets gerepareerd moet worden of als er bij het huishouden moet worden geholpen.’ ’s Nachts is er een portier en er zijn camera’s in de openbare ruimtes
De ‘dreamfoundation’ hield een “Droomdag” voor dak- en thuisloze tienermoeders in Amsterdam. Zij konden in het World Trade Center bijvoorbeeld naar de kapper, of naar de pedicure.
binnen. Toch hebben de vrouwen veel vrijheid. Ze kunnen komen en gaan wanneer ze willen. ‘Maar het is natuurlijk wel een reden voor een gesprek als de vrouwen elke dag om drie ’s nachts thuis komen.’ De hulpverlening is een combinatie van wonen en begeleiding. Het regelen van een inkomen door werk of het aanvragen van studiefinanciering voor een opleiding of eventueel een uitkering is prioriteit. Het bieden van een dagbesteding door werk of scholing en het leren van zelfstandig wonen zijn andere aandachtsgebieden. Ook worden er opvoedcursussen gegeven en worden de jonge moeders intensief begeleid bij de opvoeding. Bovendien is het van groot belang dat de vrouwen leren omgaan met geld. De woonbegeleider treedt op als budgetbeheerder en geeft ondersteuning bij het budgetteren, het bijhouden van de administratie en eventueel schuldsanering.
Gouden document Van der Kooye: ‘Het begeleidingsplan is het gouden document. Aan de hand van de doelen wordt gewerkt aan zelfstandigheid. Het streven is dat de vrouwen hier niet langer dan een half jaar, met eventuele uitloop naar een jaar, verblijven. Het uiteindelijk doel is dat de vrouwen genoeg zelfvertrouwen en vaardigheden krijgen om zelfstandig te gaan wonen.’ Aanmelding verloopt via Bureau Jeugdzorg: 020 - 305 88 73. Prostituees, psychiatrische patiënten, verslaafden aan harddrugs en verstandelijk gehandicapten worden niet geïndiceerd.
DOOR: MARTIN GERRITSEN
De pijler: Overbrugging in Villa Kakelbont
Pleegzorg Nederland startte begin dit jaar een nieuwe landelijke wervingscampagne voor pleegouders. Het bureau Landelijke Voorlichting Pleegzorg richt zich op de algemene beeldvorming pleegzorg, dit vormt de basis voor de werving van nieuwe pleegouders. Het bureau Landelijke Voorlichting Pleegzorg ondersteunt regionale pleegzorginstellingen, zoals Spirit in Amsterdam, bij hun werving. Landelijk zijn er 2500 nieuwe pleeggezinnen nodig om de wachtlijst van duizend kinderen weg te werken. Meer informatie: www.pleegzorg.nl
c
Nieuw landelijk Handboek Jeugdreclassering In juni 2006 wordt het nieuwe Handboek Jeugdreclassering gelanceerd, met de titel “De jongere aanspreken”. Dit handboek dient als leidraad voor alle jeugdreclasseerders. Op initiatief van het Ministerie van Justitie komen in het handboek de werkwijze/methodiek, de organisatie en de routing in jeugdreclassering aan de orde. Dit alles met het uitgangspunt te voorkómen dat kinderen en jongeren opnieuw de fout ingaan. Meer informatie: www.justitie.nl
c
Het idee ligt voor de hand. Creëer een leefgroep voor kinderen die opvang nodig hebben, maar nu nog een plaats bezet houden in een regulier hulpprogramma. Dat was de filosofie achter de nieuwe orthopedagogische voorziening “De Pijler” van Spirit, die 1 april van dit jaar officieel startte.
Het gaat dus veelal om kinderen met een zware problematiek. Op “De Pijler” proberen ze de kinderen dan ook een programma op maat te bieden. Gigengack: ‘Maar dat programma is gericht op het wonen, op het leven van alle dag. We houden ons niet bezig met bijvoorbeeld een netwerkonderzoek of contactherstel. Als dat al gebeurt, dan gebeurt dat door een ambulant werker van Spirit.’
Golfbeweging
H
et is een mooi pand waar we zitten, bezweren afdelingsmanager Hanneke van Riessen en orthopedagoog Eveline Gigengack. Het is de oude burgemeesterswoning van Purmerend, een soort Villa Kakelbont. Inmiddels zijn zeven van de acht plekken er bezet. Van Riessen: ‘Het is een leefgroep voor kinderen van zes tot zestien jaar die eerst een plek bezet hielden op een andere hulpgroep, zoals Beter Met Thuis of de Kleinschalige Acute Opvang. Ze waren daar uitbehandeld en hadden een indicatie voor een andere hulpvorm, maar omdat ze daarvoor op de wachtlijst terecht kwamen bleven ze op hun oude plek zitten.’ Gigengack specificeert: ‘We bieden in feite een overbrugging naar een vervolgplek. De jongeren verblijven bij ons totdat ze door kunnen stromen naar de geïndiceerde hulpvorm. Dat kan minimaal een half jaar en maximaal twee jaar duren.’ Het grote voordeel is natuurlijk dat door deze manier van werken weer een behandelplek vrijkomt. Het gaat om kinderen die zijn geïndiceerd voor onder andere Hoenderloo en een therapeutisch pleeggezin.
4
Zoals gezegd, lijkt “De Pijler” een ideale oplossing om plekken vrij te krijgen. Waarom is het niet eerder gebeurt? Gigengack wijst op de politieke golfbeweging die hier in meespeelt. ‘Eerst was het zo-zo-zo-beleid uitgangspunt. Zo licht mogelijke hulp, zo snel mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis. Het ambulante werken werd een trend. Nu zien we dat de vraag naar residentiële hulp weer toeneemt, mede onder invloed van de gebeurtenissen rond Savannah. Het gevolg daarvan is dat we op dit moment met een tekort aan bedden zitten.’ In samenspraak met Bureau Jeugdzorg is ervoor gekozen om de instroom van de Pijler voor een jaar in eigen hand te houden, om een zo stabiel mogelijke start te maken. Van Riessen: ‘Het laatste wat we willen is een wachtlijst. Dan hebben we een wachtlijst voor een voorziening die is opgezet voor kinderen die op de wachtlijst staan.
Meer informatie: www.spirit.nl
Jeugdzorg in de regio Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is onder andere verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Zij vormt als het ware ‘de voordeur’ voor de jeugdzorg en stelt vast welke hulp kinderen en jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende, relatief eenvoudige hulp, dan verleent Bureau Jeugdzorg deze zelf. Indien meer en/of intensievere hulp nodig is, dan zorgt Bureau Jeugdzorg dat de cliënt wordt geholpen met een zorgprogramma. Deze programma’s worden in de agglomeratie Amsterdam uitgevoerd door vijf instellingen voor Hulp op indicatie (HOI), ook wel zorgaanbieders genoemd: Altra, de Bascule, HVO-Querido, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. Deze bieden zowel ambulante hulp, daghulp als residentiële hulp. Ook is Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk voor de indicatiestelling voor kinderen met psychiatrische problematiek. Dit kan onder andere met indicaties die leiden tot de inzet van Persoons Gebonden Budget (PGB).
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugzorg vormt de toegang tot een groot deel van de jeugdhulpverlening in de agglomeratie Amsterdam. Zij verleent hulp, indiceert, verwijst én begeleidt kinderen en jongeren (en hun ouders) zodanig, dat deze de juiste hulp krijgen. Zij werkt hiertoe samen met lokale voorzieningen en de gespecialiseerde jeugdhulpverlening. Ook begeleidt Bureau Jeugdzorg kinderen, jongeren en hun gezin bij de uitvoering van door de rechter opgelegde maatregelen binnen de (gezins-)voogdij en de jeugdreclassering. Bureau Jeugdzorg fungeert als meldpunt voor (vermoedens van) kindermishandeling. Bij al het handelen van Bureau Jeugdzorg staan de rechten van het kind centraal.
Jeugdhulpverlening Deze richt zich op cliënten die op vrijwillige basis met de jeugdzorg te maken krijgen. Daarnaast ondersteunt Bureau Jeugdzorg andere professionals, zodat cliënten geen gebruik hoeven te maken van de meer intensieve jeugdzorg. Naast het houden van dagelijks spreekuur, neemt BJAA deel aan de zorgstructuren van het basis-, voorgezet en speciaal onderwijs. Voor jonge kinderen wordt samengewerkt met de jeugdgezondheidszorg. BJAA is ook de toegangspoort voor de jeugd-ggz, hoewel de huisarts mag blijven verwijzen. In geval kinderen worden bedreigd, kan een zorgmelding bij BJAA worden gedaan waarna volgens een procedure wordt gehandeld. Voor crisissituaties heeft BJAA een crisisteam dat binnen zeer korte tijd ter plaatse is. Als een client bij BJAA is aangemeld, wordt er een uitgebreide analyse gedaan om vast te stellen wat de kern is van de problematiek en wat voor hulp nodig is. Meestal is geïndi-
AANMELDING Scholen Politie Maatschappelijk werk
TOEGANG EN INDICATIE Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam • Jeugdbescherming • Jeugdreclassering • Advies- en Meldpunt
ZORGAANBOD Altra MOC ‘t Kabouterhuis Spirit
Kindermishandeling
Kinderopvang
HVO-Querido
overigen
De Bascule
Artsen
ceerde hulp nodig. Wanneer relatief lichtere hulp volstaat, kan Bureau Jeugdzorg hulp- en adviesgesprekken voeren (max. 5). Wanneer de geïndiceerde hulp in gang is gezet, volgt en stuurt Bureau Jeugdzorg de hulp aan indien nodig. Het de taak van Bureau Jeugdzorg om de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek te vragen als de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd en/of ouders niet meewerken aan de hulpverlening. Vaak wordt dat voorafgegaan door de eerdergenoemde zorgmelding. Bureau Jeugzorg is daarmee ook de intake-poort van de Raad voor de Kinderbescherming
Gezinsvoogdij De gezinsvoogd ondersteunt een gezin als een kind door de situatie thuis niet meer goed en/of veilig kan opgroeien. Deze begeleiding start na een uitspraak van de kinderrechter. De gezinsvoogd geeft de ouder(s) bindende adviezen en ondersteunt bij de verzorging en opvoeding van het kind.
Voogdij In de Nederlandse wet staat dat iedereen die jonger is dan achttien jaar onder gezag moet staan. Als er geen ouder is die het gezag kan uitoefenen, dan kan in de agglomeratie Amsterdam de voogdij worden opgedragen aan Bureau Jeugdzorg. De voogdijwerker behartigt dan namens Bureau Jeugdzorg de belangen van de minderjarige en neemt de belangrijke beslissingen.
Jeugdreclassering Als een jongere in aanraking komt met de politie en er een proces-verbaal wordt opgemaakt, dan kan – na een beslissing van een bevoegde justitiële instelling – de jeugdreclassering worden ingeschakeld om herhaling te voorkomen. De jeugdreclasseringwerker betrekt de situatie op het werk of school, de vrijetijdsbesteding, vriendenkring en de thuissituatie bij de begeleiding, en zal de jongere intensief motiveren en controleren.
Raad voor de Kinderbescherming
Opvoedondersteuning Bureau Jeugdzorg biedt ouders en professionals ondersteuning bij vragen over opgroeien en opvoeden. Hiertoe verzorgt Bureau Jeugdzorg trainingen en kan men terecht bij diverse Opvoedwinkels.
Onderwijshulpverlening Op alle scholen voor voortgezet onderwijs is een onderwijshulpverlener werkzaam. Deze biedt schoolfunctionarissen advies en consult. In overleg met de school worden indicaties opgesteld en worden hulpen adviesgesprekken geboden. Voor een overzicht van het totale aanbod van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam: www.bjaa.nl.
Altra Altra biedt hulp aan kinderen en jongeren die zijn vastgelopen of dreigen vast te lopen in hun ontwikkeling en aan ouders die steun nodig hebben bij de opvoeding. Ook scholen kunnen een beroep doen op Altra bij de begeleiding van hun leerlingen.
Hulp op maat Altra biedt hulp op maat. Dat betekent dat er een groot aantal programma’s wordt geboden, afgestemd op de de specifieke behoeften en vragen. Zo biedt Altra crisisopvang voor heel jonge kinderen die niet meer thuis kunnen wonen, crisishulp voor gezinnen die in acute problemen zijn gekomen en een reeks hulpprogramma’s voor kinderen en jongeren in alle leeftijdscategorieën. Aanstaande tienermoeders krijgen hulp bij de opvoeding van hun kind en worden geholpen op weg naar zelfstandigheid. De programma’s verschillen in duur en intensiteit. De meeste hulp is ambulant, dat wil zeggen dat de kinderen een of meerder keren in de week naar een van de locaties van Altra komen. Soms ook wordt de hulp thuis geboden. De hulp aan jonge moeders en de crisis-
5
overigen
hulp voor jonge kinderen is residentieel: de moeders en kinderen wonen dag en nacht in een van de opvang- of leefgroepen van Altra.
Hulp op school Steeds meer hulpverlening vindt tegenwoordig op of vanuit de scholen plaats. Een bekend voorbeeld is het schoolmaatschappelijk werk dat voorziet in kortdurende hulp aan ouders van leerlingen met wie het op de basisschool niet goed gaat. Leerkrachten kunnen advies krijgen hoe ze het beste kunnen omgaan met het gedrag van de kinderen. Een ander voorbeeld is de Ouder-Kindtraining, bedoeld voor kinderen met gedragsproblemen en voor ouders die onvoldoende in staat zijn tot opvoeden. Het programma heeft een preventief karakter en vindt deels op school, deels bij de ouders thuis plaats. Voor het voortgezet onderwijs is er onder andere het Switchproject ontwikkeld. Het project is bedoeld voor leerlingen die zonder extra hulp en begeleiding een grote kans lopen vroegtijdig de school te verlaten.
Speciaal onderwijs Altra helpt scholen en leerkrachten, maar geeft zelf ook onderwijs. Op het Altra College wordt les gegeven aan jongeren die zich door gedragsproblemen niet kunnen handhaven binnen het reguliere voortgezet onderwijs. Ze krijgen hier een nieuwe kans, zodat ze terug kunnen naar de school die het beste past bij hun mogelijkheden. De leerlingen die aan werken toe zijn, proberen we door middel van stages voor te bereiden op een baan. Het Altra College telt veertien afdelingen verspreid over Amsterdam, Zaanstreek en Waterland. Voor meer informatie: 020 – 555 8 333
Jeugdzorg in de regio Amsterdam De Bascule De Bascule is een academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie waar kinderen, jongeren én hun ouders terecht kunnen als er sprake (of een vermoeden) is van kinder- en jeugdpsychiatrische problematiek. De Bascule onderzoekt, behandelt en begeleidt zowel kinderen, jongeren als gezinnen. Daarnaast biedt de Bascule ook consultaties aan andere hulpverleners. De Bascule biedt hulp vanuit verschillende locaties in de regio Amsterdam en de Gooi en Vechtstreek. De hulp wordt geboden in de vorm van poliklinische behandeling, dagbehandeling of dag-en-nachtbehandeling. Bij de invulling van de behandelingen wordt onder andere gebruik gemaakt van methodieken waarvan de werking wetenschappelijk is bewezen. De Bascule werkt nauw samen met de Vrije Universiteit en het AMC/Universiteit van Amsterdam. Het hulpaanbod van de Bascule is verdeeld in clusters.
Cluster kinderen Met de zorglijnen: • emotionele stoornissen • gedragsstoornissen • autistisch spectrum stoornissen • kinderpsychiatrische leerlingondersteuning
Cluster jeugd Met de zorglijnen: • emotionele stoornissen • gedragsstoornissen • autistisch spectrum stoornissen en psychosen • mandometercentrum (behandeling van eetstoornisssen)
Cluster forensische jeugdpsychiatrie Biedt hulp aan jongeren die met justitie in aanraking zijn gekomen (of dreigen te komen) en bij wie er sprake is van psychiatrische problematiek.
Cluster psychiatrie voor kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking Biedt hulp aan verstandelijk gehandicapte kinderen en jongeren met een (vermoeden) van psychiatrische problematiek.
Cluster psychiatrische gezinsbehandeling Biedt hulp aan multi-problem gezinnen waar sprake is van (een vermoeden van) psychiatrische problematiek bij ouders en/of kind.
Cluster therapeutische gezinsverpleging Onderzoekt en begeleidt kinderen met psychiatrische problematiek die niet meer thuis kunnen wonen naar een plaatsing in een specialistisch pleeggezin.
Cluster scholen voor speciaal onderwijs De Pionier en de Professor Waterinkschool integreren onderwijs en begeleiding van kinderen die bij de Bascule in behandeling zijn.
Cluster speciaal onderwijs en zorg Onderzoekt en begeleidt kinderen met leer- en opvoedingsproblemen. Verricht tevens onderzoek en ontwikkelt nieuwe werkwijzen voor het speciaal en regulier onderwijs.
Regionaal Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie (RCKJP) Gooi en Vechtstreek Voor kinder- en jeugdpsychiatrische diagnostiek en behandeling in de Gooi en Vechtstreek (in samenwerking met de Symfora groep).
Orthopsychiatrische residentiele voorziening Amsterdam Langdurige hulp en opvang voor kinderen en jongeren met gedragsproblemen of psychiatrische problematiek (in samenwerking met Spirit). Voor meer informatie: www.debascule.com of het Centraal Aanmeld- en informatiepunt: 020 – 890 19 01.
HVO-Querido HVO-Querido biedt opvang, woonbegeleiding en dagactiviteiten aan Amsterdammers die dat nodig hebben: dak- en thuislozen, vrouwen en gezinnen in nood en mensen met psychiatrische problemen. Jong en oud, mannen en vrouwen. Voor jeugdigen biedt HVOQuerido twee programma’s.
Wonen kun je leren De HVO-Querido afdeling BWA leert jeugdigen van 16 tot 23 jaar zelfstandig wonen in een reguliere woning. Op eigen benen staan vereist praktische vaardigheden als verantwoord omgaan met geld en goed, jezelf en de omgeving. Leren wonen kan zowel individueel als in een groep.
Alexandria HVO-Querido biedt in Alexandria opvang en begeleiding aan 25 jonge vrouwen tussen de 18 en 23 jaar: dak- en thuislozen, zwangere vrouwen en jonge moeders. De hulp bestaat uit een combinatie van wonen en begeleiding. In Alexandria leren de vrouwen zelfstandig wonen. Voor meer informatie 020 - 462 00 50 of www.hvoquerido.nl.
Medisch Orthopedagogisch Centrum ’t Kabouterhuis MOC ’t Kabouterhuis biedt hulp aan jonge kinderen tot acht jaar met ernstige gedragsproblemen of complexe ontwikkelingsproblematiek en hun ouders. Ze biedt multidisciplinair onderzoek en behandeling van het kind en begeleiding van het gezin. Uitgangspunt daarbij is: Samen met ouders zorgen voor een optimale ontwikkeling van het kind.
Dagbehandeling voor kinderen Van anderhalf tot zeven jaar. Voltijd of deeltijd in combinatie met intern onderwijs en begeleiding van het gezin. Er zijn speciale groepen voor jonge kwetsbare kinderen tot vier jaar, die zowel lichamelijk als sociaal-emotioneel extra kwetsbaar zijn. Ook is er een speciale groep voor kinderen die zijn geïndiceerd als autistisch. Binnen de dagbehandelinggroepen bestaat de mogelijkheid voor een observatieplaatsing van drie tot zes maanden
Ambulante gezinsbehandeling Voor gezinnen met kinderen tot acht jaar waarbij de kinderen gewoon naar school of de kinderopvang gaan. De behandeling vindt plaats in de thuissituatie eventueel in combinatie met advies aan andere opvoeders in de school-of opvangsituatie van het kind. Praktisch pedagogische gezinsbegeleiding (PPG), richt zich op gezinnen met kind(eren) met een ontwikkelingsachterstand of een lichtverstandelijke handicap in de thuissituatie. (PPG is tevens beschikbaar voor gezinnen waar een of beide ouders moeilijk lerend zijn. )
Okido Begeleiding op het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal of voorschool van het kind. Een medewerker van MOC ’t Kabouterhuis komt naar de opvang toe om begeleiding te bieden aan de leidsters van het kind.
Diagnostiek
Spirit Spirit helpt opvoeders en jeugdigen met oplossen van problemen bij opvoeden en opgroeien. De meeste hulp biedt Spirit in elke regio van Amsterdam en omstreken. Naast dit hierna beschreven basisaanbod, biedt zij diverse andere hulpvormen. Het basisaanbod bestaat uit:
Ambulante spoedhulp met kleinschalige acute opvang Als er acuut hulp nodig is, geeft een hulpverlener intensieve hulp bij het gezin thuis. Zonodig vindt daarnaast direct opvang plaats van een jeugdige voor een paar nachten in een huis voor Kleinschalige Acute Opvang of in een pleeggezin.
Hulp van de regionaal ambulante teams Bij deze intensieve, ambulante hulpverlening zoekt Spirit met de jeugdige en de gezinsleden uit, wat er voor hem of haar nodig is om de problemen die er zijn op te lossen door middel van verschillende methodieken, praktische ondersteuning en advies.
Pleegzorg Voor een jeugdige die tijdelijk niet in zijn of haar eigen gezin kan wonen, maar voor wie opvang in een gezinssituatie wel het beste zou zijn, zoekt Spirit een passend pleeggezin in het sociale netwerk van het gezin en anders in haar pleeggezinnenbestand.
Beter met Thuis Beter met Thuis biedt ambulante hulp en hulp met verblijf, bij de opvoeding van kinderen van zes tot en met vijftien jaar die tijdelijk niet, continue, thuis kunnen wonen. Aan deze hulp is vaak al andere hulp vooraf gegaan en is het noodzakelijk gebleken dat het kind tijdelijk ergens anders verblijft. Samen met de ouders of andere opvoeders, werkt Spirit aan de terugkeer naar huis of anders naar een andere gezinssituatie.
16+ 16+ helpt opvoeders en jongeren van zestien en zeventien jaar samen problemen op het gebied van opgroeien en opvoeden aan te pakken. De hulp wordt thuis in het gezin gegeven. De jongere kan tijdelijk in een woonruimte van Spirit verblijven. De hulp richt zich op terugkeer naar huis. Als terugkeer niet meer kan, dan wordt naar een andere oplossing gezocht, bij voorkeur bij familie of vrienden.
Echt-recht Conferentie
• via een consultatieplaatsing, een observatieplaatsing van zes weken op een van de dagbehandelinggroepen inclusief onderzoek. • via de uitzoekmodule, observatie (thuis/ op school of in de opvang) en onderzoek binnen zes weken. • via VTO- coördinatie (vroegtijdige onderkenning ontwikkelingsproblemen bij kinderen t/m vier jaar) VTO-coördinatie kan onderzoeken aanvragen bij ’t Kabouterhuis. Voor meer informatie: 020 – 644 53 51 of www.kabouterhuis.nl
6
Wanneer jeugdigen verantwoordelijkheid willen nemen voor een ‘wandaad’ die zij hebben gepleegd, kan een ‘Echt-recht Conferentie’ worden georganiseerd. Hier kunnen de dader, het slachtoffer zijn of haar familie en vrienden de gebeurtenis bespreken en een plan maken hoe de aangerichte schade enigszins hersteld kan worden. Voor meer informatie: www.spirit.nl of 020 – 5 400 500
c Meiden van de Verhulst, een leefgroep voor meisjes van Spirit. ‘Een nuchtere benadering werkt het best.’
SAKE RIJPKEMA
c
Problemen uiten zich veelal tijdens puberteit Aantal meisjes in hulpverlening 0–6 6 – 12 12 – 18 18+ Totaal
Meiden nemen een speciale plaats in de hulpverlening in. Dat komt omdat meisjes over het algemeen introverter zijn dan jongens. Dat betekent dat zij minder snel gedrag vertonen dat de buitenwereld als problematisch ervaart. Vaak komen de problemen pas in de puberteit naar voren. Dat blijkt ook uit de cijfers van de vier instellingen die verantwoordelijk zijn voor het zorgaanbod in de stadsregio Amsterdam. Het aandeel van de meisjes in de jeugdzorg neemt tijdens de puberteit ineens een forse sprong.
Aantal jongens in hulpverlening
Altra
Spirit
Kabouterhuis
Bascule
Totaal
151 293 555 57 1056
132 238 453 94 917
57 8 65
53 305 396 80 834
393 844 1404 231 2872
0–6 6 – 12 12 – 18 18+ Totaal
Altra
Spirit
Kabouterhuis
Bascule
Totaal
265 485 828 2 1580
194 305 455 171 1125
300 19 319
107 963 994 150 2214
866 1772 2277 323 5238
Verhouding jongens/ meisjes in hulpverlening
0-6 6-12 12-18 18+
Meisjes Absoluut
Percentueel
Jongens Absoluut
Percentueel
Totaal
393 844 1404 150
31% 32% 38% 39%
866 1772 2277 231
69% 68% 62% 61%
1259 (100%) 2616 (100%) 3681 (100%) 381 (100%)
DOOR: CORINA DE FEIJTER
’Meiden moeten een keuze hebben’ Hoe zie ik eruit? Wat vinden ze van me? Hoe ga ik om met mijn leeftijdsgenoten? Voor pubers worden dat belangrijke zaken die gaan spelen bij de overgang naar de middelbare school. Vandaar dat een aantal problemen zich juist in de puberteit manifesteert. ‘Op de basisschool zie je allerlei problemen bij jongens en meisjes. ADHD en autisme spectrum stoornissen komen wel meer bij jongens dan bij meisjes voor. In de puberteit zien we een verschuiving. Vooral meisjes krijgen dan problemen als depressiviteit, angstklachten, eetstoornissen en seksueel misbruik’, zegt Lennie Staats, orthopedagoge en psychotherapeute bij GGZ Buitenamstel.
V
oor een deel spelen deze problemen al tijdens een eerdere leeftijdsfase, maar zijn ze nog niet zichtbaar. ‘Een kind kan een probleem hebben waar het vooral zelf last van ondervindt, maar bijvoorbeeld ouders en leerkrachten veel minder. Die trekken dan ook minder snel aan de bel. Ook een kind praat er niet snel over. Een deel van deze problemen komt pas tijdens de puberteit aan het licht. Dat heeft te maken met de overgang naar de middelbare school en het zich losmaken van de ouders. Voor pubers spelen dan zaken als: hoe zie ik eruit, hoe verweer ik me, hoe ontwikkelen mijn vriendschappen zich, wie ben ik eigenlijk en hoe ga ik om met andere kinderen? Gaat dat niet goed en zit een meisje slecht in
haar vel, dan ontstaan er bij haar innerlijke conflicten.’ Meisjes moeten kunnen kiezen uit verschillende hulpverleningsvormen, vindt Staats. ‘Ik vind het belangrijk dat meiden iets te kiezen hebben. Willen ze individuele gesprekken of in een groep? Die keuzemogelijkheid moet er zijn. Vooral groepstherapie past bij deze leeftijd, omdat een deel van hun problemen immers gaat over hoe ze met leeftijdgenoten omgaan. In een groep ervaren ze herkenning en kunnen ze oefenen.’
Seksuele moraal Staats gelooft niet dat onze seksuele moraal heel erg verandert. ‘Seksueel misbruik is van alle tijden. Alleen komen
7
de verhalen nu eerder en meer naar buiten en dat vind ik positief. Er ontstaat daardoor minder een opeenstapeling van problemen en het misbruik kan eerder worden stopgezet. In het begin van mijn carrière behandelde ik cliënten die al tien of twintig jaar rondliepen met problemen als gevolg van seksueel misbruik.’ Maar hoe zit het dan met meisjes die in ruil voor een telefoonkaart aan seks doen? Of met groepsverkrachtingen? ‘Dat vind ik ook zorgelijk. Vooral meisjes die minder sterk in hun schoenen staan, lopen het risico in een verkeerde situatie te geraken. Ik denk dat het goed is als jeugdhulpverleners goed op de hoogte zijn van wat er leeft. We hebben als volwassenen een enorme achterstand wat moderne informatiestromen betreft. Een voordeel van groepshulpverlening is dat jongeren met elkaar ervaringen kunnen delen. Zo hoorde ik laatst dat kinderen elkaar ook waarschuwden als ze iets zagen op internet. Hulpverleners moeten zich realiseren dat het gedrag van jongeren anders is dan vroeger, maar dat hoeft niet per definitie slechter te zijn. Wij vinden het bijvoorbeeld schokkend dat meisjes orale seks hebben met een jongen die ze amper kennen. Maar zij vinden gemeenschap hebben pas echte seks.’
D O O R : TA M A R A F R A N K E
Mandometer helpt bij eetstoornis De Bascule heeft sinds anderhalf jaar een speciaal begeleidingsprogramma voor meiden (en jongens) met een eetstoornis. Met de Mandometer leren ze op een andere manier met voeding omgaan. De resultaten zijn bijzonder positief. In Zweden, waar het model vandaan komt, slaagt de behandeling bij 75 procent van de patiënten. Slechts 10 procent heeft een terugval. Het geheim zit in de gecombineerde aanpak.
De Mandometer: De computer registreert de snelheid van het eten en het verzadigingsgevoel.
‘D
e begeleiding bestaat uit vier onderdelen, waarvan de Mandometer er eentje is, maar wel een die de basis vormt. Mando komt uit het Latijn en betekent “ik eet”’, vertelt Jan van Driel, begeleider bij De Bascule. ‘De meter bestaat uit een weegschaaltje dat is verbonden is met een kleine zakcomputer. Op het weegschaaltje wordt het bord met de afgesproken hoeveelheid warm eten geplaatst. De computer registreert de snelheid van het eten en het verzadigingsgevoel, want de gebruiker geeft elke twee minuten aan hoe vol ze zich voelt. Mensen met een eetstoornis hebben namelijk een verstoord idee van verzadiging. Het is belangrijk om dat te registreren, zodat je daar samen aan kunt werken. Uiteindelijk streven we naar een normaal eetpatroon. De bereikt dat eerder dan de ander, maar gemiddeld kost het 14 maanden.’
‘We beginnen met een streefgewicht af te spreken. Dat bepaalt hoeveel eten er op het bord komt. Ze scheppen zelf hun eten op en kunnen zelf aflezen hoeveel eten er ligt. Er is niemand die er stiekem een paar gram meer bijdoet. De weegschaal geeft een gevoel van controle, wat heel belangrijk is voor mensen met een eetstoornis.’ Eettraining alleen is niet voldoende. Het tweede onderdeel is uitleg, psycho-educatie. Wat doet ondervoeding met je lijf, wat zijn de gevolgen op korte en lange termijn? En wat zijn de psychische effecten, bijvoorbeeld angst en somberheid? ‘We gaan nadrukkelijk niet op zoek naar de oorzaak van de eetstoornis, omdat daar geen wetenschappelijke bewijzen voor zijn. Wij richten ons op hoe we het kunnen herstellen en wat de ouders daaraan kunnen bijdragen.’
Bewegingsdrang Meisjes met anorexia hebben vaak last van bewegingsdrang en dat is het derde punt waar aandacht aan wordt besteed. ‘Die bewegingsdrang is er omdat ze daardoor
SAKE RIJPKEMA
Controle
vet verbranden, maar het komt ook voort uit een gevoel van onrust. Gebleken is dat warmte een positief effect heeft op bewegingsdrang. Daarom moet iedereen na het eten een uur rusten in een warme omgeving. In het begin is dat in een warm bed in een warme kamer, maar als het beter gaat, mag dat ook in de woonkamer met een
speciaal fleecejasje voorzien van warmtedraden. Het vierde punt is dat we proberen deze meiden zo snel mogelijk weer in een normaal sociaal leven te krijgen. En ze dat ook op de lange termijn zelf kunnen volhouden, zonder eetstoornis!’ Meer informatie: www.debascule.com
DOOR: SUZAN HILHORST
Vertrouwen, daar draait het om Het is duidelijk dat er verschillende hulpverleningsvormen zijn voor de specifieke problemen van meisjes. Maar, voordat ze kunnen worden doorverwezen, moet het probleem wel bij de hulpverlener of begeleider bekend zijn. En het is niet altijd even makkelijk te achterhalen met welke problemen een meisje precies te maken heeft.
P
atsy Beer is onder andere jeugdarts bij het Altra College, een VSO-ZMOK school in de regio Amsterdam. Ze nodigt kinderen uit en heeft vervolgens korte gesprekken met ze: ‘Ik doe een medisch onderzoek en vraag naar hun welzijn. Mocht het nodig zijn, dan verwijs ik ze door. Op het regulier voortgezet onderwijs krijgen alle jongeren een vragenlijst om in te vullen, maar in het speciaal onderwijs heb ik met de leerlingen een persoonlijk gesprek.’
Verschillen Volgens de jeugdarts zijn er grote verschillen in de manier waarop meisjes en jongens met hun problemen
omgaan. ‘Meisjes zijn vaak introverter. Als een meisje ergens mee zit, kun je dat niet altijd zien. Jongens lopen ook niet altijd met hun problemen te koop, maar vertonen wel vaker naar buiten gericht probleemgedrag waardoor je eerder merkt dat er iets mis is’, vertelt Beer. Doordat jongens eerder probleemgedrag vertonen, komen zij vaak sneller in contact met een of andere vorm van hulpverlening. Beer: ‘Kinderen die bij het Altra College worden aangemeld, hebben al vaak een complex verleden. In de meeste gevallen zijn de specifieke hulpvragen al bekend en worden zij begeleid. Er zitten minder meisjes op het Altra College dan jongens en dat zou kunnen betekenen dat de problemen van meisjes niet altijd worden gezien.’
Vertrouwen Beer benadert meisjes anders dan jongens. Volgens haar speelt vertrouwen een belangrijke rol: ‘Meisjes selecteren zelf met wie ze praten. Omdat ik ze slechts een à twee keer spreek, delen ze hun problemen eerder met mensen die ze al langer kennen en die ze vertrou-
8
wen. Ik probeer daarom ook zoveel mogelijk te overleggen met mentoren, behandelaars en ouders.’ Doordat meisjes niet met hun problemen te koop lopen, probeert Beer extra alert te zijn op specifieke meidenproblemen: ‘Zo let ik meer op het gewicht. Jonge meisjes hebben soms last van een eetstoornis. Als je dat vermoedt, moet je daar gericht op doorvragen. Bij meisjes moet je alert zijn op emotionele problemen, zoals depressies, die weer het gevolg kunnen zijn van mishandeling of seksueel misbruik.’ Volgens Beer hebben vrouwelijke hulpverleners niet meer kans om de problemen van een meisje op tafel te krijgen, dan hun mannelijke collega’s. Beer: ‘Alleen als het gaat om echte vrouwendingen - zoals ongesteldheid, zwangerschap - dan vinden meisjes het prettiger om met een vrouw te praten. In alle andere gevallen, is het maar net of ze zich op hun gemak voelen en of ze je vertrouwen. Bij meisjes draait alles om vertrouwen, als je dat hebt, kan je een hoop te weten komen.’ Meer informatie:
[email protected]
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Streng, maar veilig Meisa en Verhulst, allebei onderdeel van Spirit, werken bovenregionaal voor meisjes tussen twaalf en achttien jaar die hulp nodig hebben. Maar meisjes kunnen natuurlijk het beste in de eigen regio geholpen worden.
M
eisjeshulpverlening is een kunst, zegt Ruth Schipper, afdelingsmanager van Meisa, het crisisinterventiecentrum van Spirit voor meisjes en hun ouders. ‘Belangrijk is dat je een binding hebt met de meisjes. Ze hebben veel complimentjes, veel positieve aandacht nodig. De meisjes hebben vaak een laag zelfbeeld door alles wat ze hebben meegemaakt. Ze zijn kwetsbaar, ook als ze zich stoer voordoen. Daarom moet je ze het gevoel geven dat het veilig is. Dat kan door samen een wandeling te maken of lekker te kletsen over vriendjes. Als dat lukt, dan gaan ze voor je.’ De hulpverlening op Meisa werkt als een snelkookpan. In korte tijd moet het vertrouwen opgebouwd zijn en de behandeling van start gaan, want de meisjes blijven in principe zo kort mogelijk. ‘Het tempo ligt hoog. Soms heeft de individueel begeleider elke avond een gesprek met het meisje over haar problemen.’ Een nuchtere benadering werkt daarbij het best, weet Schipper. ‘Veel meisjes zijn mishandeld of seksueel misbruikt. Dat is een geheim dat ze diep hebben weggestopt. Met een voorzichtige benadering versterk je dat geheim. Het is dan beter om rechtstreeks te vragen of een meisje bijvoorbeeld seksueel misbruikt is. Dat betekent niet dat ze daar direct over vertelt. Dat is niet erg. We komen daar dan in een vervolggesprek op terug.’ Meisjes willen zeker praten, vervolgt Schipper. ‘Ze voelen zelf goed aan dat er iets niet klopt. Maar je moet hen wel bescherming bieden. Bijvoorbeeld door hun verhaal niet direct, maar pas later met de ouders door te spreken.’
Warm bad
Nachtmerries Meisjes die meer tijd nodig hebben voor herstel, kunnen ook, residentieel of ambulant, naar de langerdurende opvang van Verhulst. Ze verblijven daar maximaal één jaar, vertelt Lonneke Beukema, teamlid coördinerende taken. Net als bij Meisa is opname alleen mogelijk als het gaat om meisjesspecifieke problemen die niet binnen de eigen regio zijn op te lossen. ‘Denk aan mishandeling, seksueel misbruik of ernstig grensoverschrijdend gedrag. Of aan meisjes die slachtoffer zijn van loverboys.’ Ook op Verhulst staat de gezinsbenadering en contactherstel voorop. ‘Ouders hebben óók doelen. Vader en
SAKE RIJPKEMA
Een opname in Meisa is hard werken, voor zowel het meisje als de ouders. ‘Ouders zijn soms blij als ze hun kind even kwijt kunnen. Ze zijn vaak aan het eind van hun latijn, maar zo werkt het niet. We betrekken hen, maar ook oma, de buren of de schoolleraar, nadrukkelijk bij de behandeling.’
Ouders behouden tijdens het verblijf op Meisa ook de regie. ‘Als een meisje ’s avonds naar een schoolfeest wil, moet ze dat met haar ouders overleggen. Zo blijft het contact in stand. En contactherstel tussen ouders en kind is, naast gezinshereniging, het belangrijkste doel van een opname op Meisa.’ De huisregels van Meisa zijn streng. Schelden en agressie zijn verboden. En meisjes mogen niet met elkaar praten over hun problemen. ‘Je verwacht het misschien niet, maar ze houden zich allemaal netjes aan de regels. Het geeft ze veiligheid. We zijn superstreng, maar voor de meisjes voelt het als een warm bad.’ Naast individuele en gezinsgesprekken organiseren de hulpverleners van Meisa groepsvergaderingen, sociale vaardigheidstrainingen en thema-avonden, over bijvoorbeeld seksualiteit of loverboyproblematiek. ‘Daarnaast gaan we zo nodig met ze op zoek naar vrijetijdsbesteding. Dat kan een cursus zijn, een baantje of een opleiding. De meeste meisjes hebben niets om handen.’ Na de crisisinterventie gaan de meeste meisjes weer naar huis. ‘Soms is de crisis dan opgelost, maar soms is er meer tijd nodig. Regelmatig biedt Meisa ná verblijf nog korte tijd ambulante hulp, totdat de regio het overneemt.’
9
moeder zitten bijvoorbeeld niet op één lijn of zijn niet consequent in de opvoeding. Daar moeten ze dan aan werken. Daarom laten we de ouders niet los, maar betrekken we ze actief bij de hulpverlening. En we bieden ook oudergesprekken. Soms weten ouders niet meer wat raar of normaal is aan het gedrag van hun dochter. Is het echt vreemd dat ze ’s avonds laat thuis komt?’ Meisjes uiten hun problemen vaak indirect, constateert Beukema. ‘Ze blowen, automutileren zich of vertonen grenzeloos gedrag, maar eigenlijk speelt er iets anders. Het vergt tact, geduld en veel investeren in het persoonlijk contact om dat boven tafel te krijgen.’ Zeker bij geheimen of traumatische gebeurtenissen bepaalt het meisje in zekere mate het tempo van de behandeling. ‘Ze moet eraan toe zijn om te vertellen. Dat kun je niet forceren. Vaak moeten we tevreden zijn met kleine stapjes. Dat een meisje weer goed slaapt, geen nachtmerries meer heeft en uitgerust naar school gaat. Dan heb je al veel bereikt.’
Trainingen Meisjeshulpverlening wordt het liefst binnen de eigen regio geboden. Dat geeft zowel het meisje als het gezin de beste kansen om het normale leven voort te zetten. De regionale expertise kan echter nog beter, stelt Ruth Schipper. ‘Logisch, meisjeshulpverlening is specialistisch werk. Bovendien is het voor veel hulpverleners confronterend. Soms praat je over dingen die jezelf moeilijk vindt. Je kunt bijvoorbeeld niet met een meisje praten over seksueel misbruik, als je zelf niet vrijuit over seksualiteit durft te spreken.’ De regio’s hebben behoefte aan deskundigheid over meisjeshulpverlening, constateert Schipper. Vandaar dat de meisjeshulpverlening dit voorjaar begonnen is met een digitaal expertisecentrum, waar hulpverleners informatie kunnen krijgen en consult kunnen aanvragen. Daarnaast geeft Schipper trainingen aan hulpverleners in de regio’s. Naast informatie krijgen zij ook praktische tips. ‘Bijvoorbeeld dat je in een gesprek over seksueel misbruik alle telefoons uitschakelt, zorgt voor papieren zakdoekjes, en pen en papier klaarlegt zodat het meisje je niet voortdurend hoeft aan te kijken. Dat zijn tips waarmee elke hulpverlener zijn voordeel kan doen.’
Ook op Verhulst staat de gezinsbenadering en contactherstel voorop. ‘We laten ouders niet los, maar betrekken ze actief bij de hulpverlening.’
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Weer aan de slag ’Het is vooral een praktisch project’, zegt Marjo Jacobsen, trajectbegeleider bij “Weer aan de Slag”. Samen met haar collega’s probeert ze jonge moeders weer aan een opleiding, een baan of een combinatie van beide te helpen. Met succes.
‘W
e vragen in de intake of de meiden een agenda hebben. Zo niet, dan krijgen ze er één van ons, vertelt Jacobsen. ‘We vertellen ze ook dat ze een beleefde voicemail moeten inspreken omdat ook docenten en werkgevers kunnen bellen.’ Het lijken simpele zaken, maar ze zijn in praktijk nodig om jonge moeders aan een opleiding of werk te helpen. Het wordt direct geïllustreerd door een telefoongesprek dat een collega van Jacobsen met een cliënt voert. Waarom kwam ze niet opdagen voor de afspraak die ze op maandagochtend om 11 uur had? Met een slaperige stem antwoordt ze: ‘Het is toch nog zondag?’
Laagdrempelig “Weer aan de Slag” is een project voor jonge moeders van 16 tot 23 jaar. Doel is dat zij na hun bevalling hun leven weer oppakken en werk, een opleiding of beide vinden. ‘Het is een laagdrempelige voorziening’, vertelt Jacobsen. ‘We kennen geen lang intaketraject. In praktijk komen de meeste mensen via het FIOM, het ROC, de DWI of via via. De meiden nodigen we vrij snel na aanmelding uit voor een gesprek. We helpen in principe ook iedereen. Er zijn maar vier contra-indicaties; drugsgebruik, ernstige psychiatrische problemen, teveel schulden of een zwervend bestaan.’ De problemen waar meiden zich mee melden zijn heel divers. Sommigen hebben moeite een dagritme te vinden. ‘Veel meiden hebben ook problemen met die enorme rompslomp aan formulieren en regels’, zegt Jacobsen. ‘De uitkering, de studiefinanciering, de crèche, de verzekering, de zorgtoeslag, de belasting… En de meeste van onze meiden staan overal alleen voor, want ze zijn bijna allemaal alleenstaand. Het is al een unicum als er een partner in beeld is en we hebben nog nooit meegemaakt dat die de moeder ondersteunt. Een partner betekent eerder ruzie.’ Niet alle deelnemers aan het project hebben zware problemen. Jacobsen: ‘Een deel heeft slechts een zetje in de goede richting nodig. Zij zijn relatief snel geholpen. Voor ons zijn dat natuurlijk de krenten in de pap. Het biedt afwisseling met de wat zwaardere problemen van andere meiden.’
T E K S T: M A R T I N G E R R I T S E N FOTO: SAKE RIJPKEMA
Pearl Sleur (21) en Gian (2)
Storm
c
‘Ze wezen wel de weg’ ‘Gian went nu op de crèche. Dat gaat beter dan ik had verwacht. Hij vindt het leuk en heeft nog niet één keer moeten huilen. Ik ook niet, nee. De leidsters zeggen ook dat hij het goed doet op de crèche. Als het zo blijft gaan, kan ik beginnen op de “Herstelling”. Dat is een werkproject. Wij moeten in Amsterdam-Zuidoost onder andere het ontbijt maken voor mensen die aan de Stelling van Amsterdam werken. Twee jaar terug ben ik vanuit Suriname teruggekomen naar Nederland. Ik was daar op mijn zesde met mijn moeder naar toegegaan, maar toen ik zwanger werd, leek het me beter om terug te komen. Zo kwam ik in het opvanghuis voor jonge moeders van Altra. Van daaruit ben ik hier gaan wonen. Na twee maanden kreeg ik een telefoontje van Marjo (trajectbegeleider van “Weer aan de Slag”- red.) met de vraag of ik mee wilde doen aan een programma om me weer aan een
school of een baan te helpen. Dat wilde ik wel, want ik ken hier niet zoveel mensen en die heb je toch wel nodig om verder te komen. Ze hebben me echt goed geholpen. Met allerlei papieren, met het schrijven van sollicitatiebrieven, met de kinderopvang… Ik moest het natuurlijk wel allemaal zelf doen, maar ze wezen de weg en hielpen als het echt nodig was. Dat is echt heel belangrijk als je er alleen voor staat. Zo kwam ik dus uiteindelijk bij de “Herstelling”. Maar ik wil verder. Het liefst wil ik kok worden, want mensen zeggen dat ik goed kan koken en ik vind het ook leuk om te koken. Ik moet alleen nog kijken hoe ik dat combineer met Gian. Maar je kunt ook kok worden in een ziekenhuis of een hotel. Dan werk ik overdag en ben ik er ’s avonds lekker voor hem.’
De bedoeling is dat “Weer Samen aan de Slag” tot eind 2008 iets meer dan 200 jonge moeders helpt. Dat lijkt veel, maar het loopt nu al storm. Jacobsen laat cijfers zien waaruit blijkt dat in 2005 850 Amsterdamse meiden tot 23 jaar een kind kregen, onder wie twee veertienjarigen. De gemiddelde leeftijd van de cliënten van “Weer aan de Slag” is 19 jaar. Jacobsen: ‘In het intakegesprek kijken we eerst wat de meiden willen. Wat zijn de obstakels en wat de voorwaarden om het doel te laten lukken? Punten waar we aandacht aan besteden zijn de dagstructuur, timemanagement, regelen van kinderopvang en sociale vaardigheden. Verder brengen we hun netwerk in kaart, omdat ze het zonder steun vaak niet redden. Het is een vooral praktisch project. Dat is ook de kracht. Meestal gaan ze na een half jaar weer naar school. Dan blijven de meiden nog een klein jaar in het traject om een terugval te voorkomen. Daarna kunnen ze de meeste hobbels zelf nemen.’
Aanmelding of meer informatie over “Weer Samen aan de Slag”: 020 – 6709242 of 020 - 5158222
c 10