‘Inventarisatie wachtlijsten kinderopvang’ Rotterdam
Shantie Jagmohansingh
‘Inventarisatie wachtlijsten kinderopvang’ Rotterdam
juli 2009
Shantie Jagmohansingh
© 2009 dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid [SoZaWe], Sociaal-wetenschappelijke Afdeling, Rotterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Samenvatting
7
Conclusies
15
Aanbevelingen
19
1
Inleiding
23
1.1
Aanleiding en doelstelling onderzoek
23
1.2
Definities kinderopvang
23
1.3
Wachtlijst en wachttijd kinderopvang
25
1.4
Onderzoeksvragen
26
1.5
Onderzoeksmethoden
26
2
3
Bijlage 1
Wachtlijsten kinderopvang Rotterdam
27
2.1
Bereik
27
2.2
Aantal kindplaatsen totaal Rotterdam
29
2.3
Aantal kinderen op de wachtlijst
30
2.4
Wachttijd
33
Kinderopvanginstellingen aan het woord
35
3.1
Ontstaan wachtlijsten en knelpunten
35
3.2
Wachtlijst per soort opvang
39
3.3
Wachtlijsten verspreid door de stad
40
3.4
Financiën
41
3.5
Gemeente en kinderopvang
43
3.6
Aanbevelingen
44
Nadere toelichting onderzoekswerkzaamheden
47
Tabellenlijst Tabel 1: Aantal kinderopvanginstellingen Rotterdam Tabel 2: Bereik Tabel 3: Totaal Rotterdam kindplaatsen naar soort opvang Tabel 4: Totaal responsgroep kindplaatsen naar soort opvang Tabel 5: Respons naar deelgemeente Tabel 6: Totaal aantal kindplaatsen Rotterdam uitgesplitst naar soort opvang Tabel 7: Verdeling kinderen op wachtlijst naar soort opvang - responsgroep Tabel 8: Leeftijd kinderen op wachtlijst - responsgroep Tabel 9: Verdeling kinderen op wachtlijst naar soort opvang - schatting Rotterdam Tabel 10: Schatting aantal kinderen op een wachtlijst per deelgemeente Tabel 11: Wachttijd naar soort opvang Tabel 12: Wachttijd in maanden naar soort opvang
24 27 28 28 29 30 31 31 31 33 34 34
Voorwoord Dit onderzoek zou niet tot stand zijn gekomen zonder de medewerking van verschillende partijen. Allereerst worden de Rotterdamse kinderopvanginstellingen die deel hebben genomen aan het onderzoek hartelijk bedankt voor het opzoeken van wachtlijstgegevens en het geven van interviews. Voor het onderzoek naar de wachtlijsten van de Rotterdamse kinderopvangvoorzieningen is een begeleidingscommissie in het leven geroepen waarin vertegenwoordigers van de gemeentelijke diensten SoZaWe, JOS, GGD, OBR en de Bestuursdienst, en een vertegenwoordiger van branchevereniging BossR zitting hebben genomen. De begeleidingscommissie had als taak te adviseren over detailkeuzes die bij de nadere invulling van het onderzoek moesten worden gemaakt. Ook is kritisch gekeken naar mogelijke onjuistheden in de onderzoeksrapportage en de aanbevelingen die uit het onderzoek volgden. Ondergetekende bedankt alle leden van de begeleidingscommissie voor de interviews, aanvullende informatie, opmerkingen en kanttekeningen. Tot slot gaat een woord van dank uit naar enkele SWA-collega’s. Toine Wentink voor het leveren van kritisch commentaar tijdens het onderzoeksproces en het meelezen van stukken, Audrey Kinski voor het opstellen van vragenlijsten, verzamelen van data en bewerken van databestanden en Rob Weggeman voor zijn hulp bij de telefonische belrondes. Shantie Jagmohansingh Juli 2009
5
Samenvatting Onderzoeksopdracht De afdeling Regie Werk & Inkomen (RWI) van SoZaWe Rotterdam heeft de Sociaal Wetenschappelijke Afdeling (SWA) verzocht om een inventarisatie te maken van het aantal kinderen dat in Rotterdam op een wachtlijst van een kinderopvanginstelling staat. De doelstelling van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de Rotterdamse situatie met betrekking tot de wachtlijsten voor kinderopvang.
Beleid kinderopvang Rotterdam In Rotterdam zijn diverse gemeentelijke diensten betrokken bij de uitvoering van het kinderopvangbeleid: - SoZaWe: vergoedingen SoZaWe-klanten die een reïntegratietraject, studie of inburgeringscursus volgen; - OBR: vastgoed (locaties kinderopvang); - JOS: peuterspeelzalen en voor-en-vroegschoolse educatie; - GGD: handhaving wet kinderopvang; - dS+V unit Gebiedsmanagement afdeling Stedenbouw: inname en behandeling initiatieven onderzoek naar en randvoorwaarden opstellen voor nieuwbouwlocaties of uitbreiding van bestaande locaties; - dS+V unit Gebiedsmanagement afdeling Vergunningen: behandeling aanvragen bouwvergunning.
Soorten kinderopvang Er bestaan vier verschillende vormen van kinderopvang voor verschillende leeftijdscategorieën: - Dagopvang (0-4 jaar); - Peuterspeelzaal met/zonder voor- en vroegschoolse educatie (VVE) (2-3 jaar); - Buitenschoolse opvang (4-12 jaar); - Gastouderopvang (0-12 jaar). De kinderopvang is met ingang van 2005 geprivatiseerd. Peuterspeelzalen worden echter nog gefinancierd door de gemeente. Naast kinderopvang voor werkende ouders, wordt ook opvang geboden aan SoZaWe-ouders in het kader van een inburgeringscursus, studie of re-integratietraject.
Onderzoeksvragen De centrale onderzoeksvragen met bijbehorende deelvragen luiden als volgt: 1. Hoeveel Rotterdamse kinderen staan per 2 maart 2009 op een wachtlijst voor een kinderopvangvoorziening? 7
2. Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor een kinderopvangvoorziening in Rotterdam, gerekend vanaf de wensdatum tot de peildatum? 3. Is er een verschil in wachtlijst/-tijd als wordt gekeken naar de verschillende vormen van kinderopvang: peuterspeelzaal (VVE), gastouderbureau, dagopvang, of buitenschoolse opvang (BSO)? 4. Wat zijn de belangrijkste redenen voor het ontstaan van wachttijden voor een kinderopvangvoorziening in Rotterdam?
Wachtlijst en wachttijd In dit onderzoek is gekeken naar de omvang van de netto wachtlijst. Netto betekent dat de wensdatum, de datum waarop het kind geplaatst had moeten worden, reeds is verstreken. Daarnaast is de netto wachtlijst ook geschoond van dubbele inschrijvingen. Met wachttijd wordt de tijd bedoeld die is verstreken vanaf de wensdatum tot de peildatum. De peildatum voor dit onderzoek is vastgesteld op 2 maart 2009. De wachttijd wordt bepaald door het verschil tussen de overschreden wensdatum en de peildatum.
Onderzoeksmethoden Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd. Allereerst is getracht om zoveel mogelijk wachtlijstgegevens van de Rotterdamse instellingen te verzamelen door middel van telefonische belrondes en vragenlijsten. Alle beschikbare wachtlijstgegevens zijn ingevoerd in een databestand, waarna een bestandsanalyse is uitgevoerd. Daarnaast is een aantal sleutelinformanten geïnterviewd. Tot de sleutelinformanten behoorde een selectie van Rotterdamse kinderopvanginstellingen en vertegenwoordigers van de gemeentelijke diensten die betrokken zijn bij de uitvoering van het kinderopvangbeleid.
Aantal kinderen op een wachtlijst De SWA heeft alle Rotterdamse kinderopvanginstellingen benaderd voor deelname aan het onderzoek. Dit heeft een respons van 42% opgeleverd. Na verwijdering van 32 dubbele inschrijvingen bleven er 907 unieke kinderen over. Dit betekent dat er van de responsgroep op 2 maart 2009 907 kinderen op een wachtlijst stonden, die eigenlijk al geplaatst hadden moeten zijn. Met behulp van bestandsanalyses is het mogelijk een schatting te maken voor het totale aantal kinderen op de wachtlijst voor de gemeente Rotterdam. Deze stedelijke schatting ziet er in tabelvorm als volgt uit:
8
Schatting aantal kinderen op een wachtlijst – gemeente Rotterdam Soort opvang
Minimaal
Midden
Maximum
584
644
706
Kinderdagopvang
1472
1559
1646
Peuterspeelzalen
178
212
245
2234
2415
2597
Buitenschoolse opvang
Totaal
In de tabel wordt een schatting gepresenteerd met een bandbreedte. Het totaal geschatte kinderen op een wachtlijst voor de kinderopvang ligt op basis van de bestandsanalyse voor de gemeente Rotterdam tussen de 2234 en 2597 kinderen. Als we kijken per opvangsoort, dan zien we dat het aantal kinderen voor de dagopvang met ruime voorsprong het grootst is. Voor de peuterspeelzalen geldt het omgekeerde. Hier staan relatief gezien het minste aantal kinderen op een wachtlijst. Verder blijkt er een positief verband te bestaan tussen het maximaal aantal kindplaatsen en aantal kinderen op een wachtlijst. Dit betekent dat hoe groter de instelling is, hoe hoger de wachtlijst. Blijkbaar geven de meeste Rotterdamse ouders er de voorkeur aan om hun kinderen in te schrijven bij de wat grotere instellingen.
Wachttijd Er is ook gekeken naar de wachttijd: de periode dat een kind op de wachtlijst staat, berekend vanaf de wensdatum (dus de datum dat het kind geplaatst had moeten zijn) tot de peildatum 2 maart 2009. Wachttijd soort opvang Soort opvang
% kinderen op wachtlijst
Gemiddelde in dagen
Gemiddelde in weken
Gemiddelde in maanden
Kinderdagopvang
63
111
16
4,0
Buitenschoolse opvang
27
130
19
4,8
Peuterspeelzaal met VVE
10
183
26
6,5
100
123
18
5
Totaal
We leiden uit de tabel af dat de gemiddelde wachttijd voor een Rotterdamse kinderopvangvoorziening vijf maanden is. Uit de tabel blijkt verder dat de peuterspeelzalen de kortste wachtlijst hebben, maar als er kinderen op een wachtlijst voor de peuterspeelzaal staan, dan is de wachttijd in vergelijking met de andere soorten opvang het langst: gemiddeld 6,5 maanden. Onderstaande tabel geeft een meer nauwkeurige uiteenzetting van de wachttijd in maanden.
9
Wachttijd kinderopvang Wachtperiode
BSO %
KDV %
Pspz %
Totaal %
< 1 maand
15
20
14
18
1-3 maanden
39
39
31
38
4-6 maanden
25
27
23
26
7-12 maanden
19
11
19
14
13-18 maanden
2
3
11
3
>18 maanden
0
0
1
0
100
100
100
100
Totaal
Uit de tabel kunnen we het volgende afleiden: ¾ De kinderdagopvang heeft het hoogste aantal kinderen op de wachtlijst, maar deze kinderen worden in vergelijking met de peuterspeelzalen en de buitenschoolse opvang in kortere tijd geplaatst; ¾ Bijna 50% van de kinderen staat korter dan 3 maanden op een wachtlijst; ¾ Iets meer dan een kwart (26%) van het totale aantal kinderen staat gemiddeld vier tot zes maanden op een wachtlijst; ¾ 14% staat ruim zeven maanden tot een jaar op een wachtlijst; ¾ 3% staat langer dan 13 maanden op een wachtlijst van een Rotterdamse kinderopvanginstelling.
Verdeling over deelgemeenten Uit de gegevens (kwantitatief en kwalitatief) blijkt dat de volgende deelgemeenten het grootste tekort aan kindplaatsen hebben ten opzichte van de bestaande capaciteit in de onderzochte periode: - Hillegersberg/Schiebroek - Noord - Stadscentrum - Hoek van Holland - Hoogvliet Uit de interviews met respondenten leiden we af dat de gebieden Stadscentrum, Delfshaven en Feijenoord kampen met een capaciteitprobleem. Er is geen tot zeer beperkte mogelijkheid tot uitbreiding, terwijl de vraag hoog is. Uit de interviews blijkt tevens dat dit in belangrijke mate geldt voor twee gebieden in Rotterdam Zuid: de Kop van Zuid en Vreewijk (volgens de respondenten lopen wachttijden hier soms op tot drie jaar). Verder is gebleken dat ook deelgemeente Hoogvliet kampt met lange wachtlijsten. In tegenstelling tot de vorige gebieden is in Hoogvliet veel minder sprake van een capaciteitsprobleem (er is dus wel ruimte voor eventuele uitbreiding). Volgens respondenten voldoet het aanbod niet aan de grote vraag in het gebied. Er zijn relatief weinig kinderopvanginstellingen in Hoogvliet, terwijl er veel jonge gezinnen en werkende ouders wonen. 10
Een soortgelijk geval is deelgemeente Noord. Er staan veel kinderen op de wachtlijst, terwijl de deelgemeente relatief gezien weinig kindplaatsen aanbiedt. De volgende deelgemeenten hebben relatief gezien weinig kinderen op een wachtlijst voor een kinderopvangvoorziening: - IJsselmonde - Charlois - Overschie - Prins Alexander
Ontstaan van wachtlijsten Er zijn verschillende interviews gehouden om op deze manier meer te weten te komen over het ontstaan van wachtlijsten en de knelpunten waar instellingen tegen aan lopen. Volgens de respondenten spelen de volgende factoren een belangrijke rol bij het ontstaan van wachtlijsten: • Stijging van het aantal werkende ouders - vooral moeders die meer uren gaan werken; • Privatisering kinderopvang en gewijzigde financieringsstructuur – dit heeft geleid tot meer toegankelijkheid en als gevolg hiervan maken veel meer groepen uit de samenleving gebruik van kinderopvang; • Verminderde opvang voor SoZaWe-ouders – deze vorm van opvang wordt minder aangeboden als gevolg van financiële risico’s, maar de vraag naar deze specifieke vorm van opvang is niet verminderd; • Stedelijke ontwikkelingen zoals nieuwbouw, renoveringen, etc.
Knelpunten Er zijn dus verschillende oorzaken te benoemen die leiden tot het ontstaan van wachtlijsten in de kinderopvang. Wachtlijsten hoeven op zichzelf geen probleem te zijn, als de kinderen binnen een redelijke termijn geplaatst kunnen worden. De respondenten geven echter aan dat de volgende knelpunten ertoe leiden dat wachtlijsten niet snel en efficiënt kunnen worden weggewerkt, voornamelijk in de al eerder genoemde deelgemeenten: • Uitbreiden kost veel tijd; • Huurprijzen voor nieuwe ruimten zijn voor veel instellingen financieel niet haalbaar; • Moeite met vinden van goed gekwalificeerd personeel; • Kwaliteitsregels vanuit de overheid zijn soms beperkend. Volgens veel geïnterviewde respondenten is de moeizame tijdsintensieve procedure die vooraf gaat aan uitbreiding, een zeer belangrijke oorzaak voor het moeilijk wegwerken van wachtlijsten. Dit uit zich op twee gebieden: 1. Het is voor kinderopvangcentra zeer lastig om geschikte locaties te vinden die voldoen aan alle kwaliteitseisen. Vooral locaties met een geschikte buitenruimte is een heikel punt in de stad (3 vierkante meter per kind); 2. Verder kost de procedureaanvraag voor vergunningen erg veel tijd, o.a. omdat het lastig is de juiste contactpersonen te spreken. Ook werd de ondoorzichtigheid van de informatieverschaffing omtrent vergunningen aangehaald. Het is vaak niet duidelijk welke vergunningen op welk moment moeten worden aangevraagd. 11
Het is belangrijk om te vermelden dat niet iedere respondent hier problemen mee ondervindt. Vooral de wat grotere kinderopvangvestigingen (stedelijke en/of landelijke kinderopvangketens) kunnen hun weg redelijk vinden als het gaat om vergunningen en het treffen van de juiste contactpersonen.
Peuterspeelzalen De (Rotterdamse) peuterspeelzalen vallen op omdat zij in vergelijking met de BSO en dagopvang kampen met een verminderde vraag naar opvang en soms zelfs te maken hebben met onderbezetting. Hier is dus veel minder sprake van een wachtlijstprobleem. De belangrijkste punten met betrekking tot de peuterspeelzalen: - In Rotterdam zijn alle peuterspeelzalen ook voorscholen en deze zijn door de dienst JOS verplicht om vier dagdelen aan te bieden. Dit sluit echter merendeels niet aan op de tijden en behoeften van werkende of studerende ouders. De peuterspeelzalen kunnen om deze reden niet worden ingezet als opvang, omdat het gaat om slechts enkele dagdelen; - Een andere factor die bijdraagt aan de onderbezetting is het feit dat de ouderbijdrage van de peuterspeelzalen hoger is dan de bijdrage voor de dagopvang; - Volgens diverse instellingen zien veel ouders het nut van de peuterspeelzalen niet in (met andere kinderen spelen en werken aan taalontwikkeling) en hechten zij evenveel waarde aan de pedagogische werking van de dagopvang. Deze gedachtegang loopt echter niet in samenspraak met de collegedoelstellingen, waarin een toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van de voor- en vroegschoolse educatie juist wordt beoogd. De respondenten van de kinderopvanginstellingen geven echter aan dat de praktijk er anders uit ziet en dat het aantal kinderen op de peuterspeelzalen alleen maar afneemt. Uit het onderzoek blijkt dat er op het moment wel wachtlijsten zijn voor peuterspeelzalen. Uit de kwantitatieve gegevens blijkt verder dat deze wachtlijsten voornamelijk voorkomen in deelgemeente Delfshaven en dat de wachttijd in vergelijking met de andere vormen van opvang gemiddeld het langst is.
Platform kinderopvang Over het algemeen zijn de kinderopvanginstellingen tevreden over de huidige geprivatiseerde situatie van de sector kinderopvang. Toch wordt de gemeente gemist als contactpersoon en gesprekspartner als het gaat om informatie-uitwisseling: - Contact- en aanspreekpunt op het gebied van veranderde wet- en regelgeving of wijzigingen in bestemmingsplannen; - Signalerende functie vanuit maatschappelijk oogpunt: kinderopvanginstellingen weten goed wat er speelt in de wijk en willen de (deel)gemeente hier graag over informeren; - Signalerende functie met betrekking tot wachtlijstproblematiek: aangeven van knelpunten en aandragen van mogelijke oplossingen. Het ontbreken van een platform kinderopvang werd door de respondenten als een gemis ervaren. Ook andere ontwikkelingen in de kinderopvang (bijvoorbeeld onderbezetting peuterspeelzalen en de redenen hiervan) en toekomstige verwachtingen willen de instellingen graag delen met de gemeente om op deze manier te streven naar een betere afstemming met het gemeentelijk beleid. Enkele verwachtingen van de kinderopvanginstellingen: 12
•
•
•
Over het algemeen verwachten de instellingen niet dat de vraag naar opvang zal afnemen. Het zal eerder toenemen omdat zij de ervaring hebben dat er steeds meer ouders (voornamelijk moeders) gaan werken (een eventuele stijgende participatiegraad is voor dit onderzoek cijfermatig niet onderzocht). De verwachting is dus dat de wachtlijsten alleen maar langer worden; De verwachting is ook dat de peuterspeelzalen op korte termijn geharmoniseerd zullen worden met de dagopvang (als gevolg van afnemende vraag peuterspeelzalen en toenemende vraag dagopvang). Dit wordt door veel instellingen ondersteund; Ook wordt verwacht dat er in de toekomst meer vraag zal zijn naar opvang van zeven tot zeven, 24-uursopvang en naar meer flexibele kinderopvang in het algemeen. Flexibele kinderopvang is volgens de respondenten echter vaak lastig aan te bieden als wordt gekeken naar de kwaliteitseisen, waar altijd strenge regels gelden voor aantal kinderen per groep, etc. Volgens de huidige voorschriften kan hier niet van worden afgeweken, ook niet om voor een aantal uren flexibel kinderopvang aan te kunnen bieden.
13
Conclusies De doelstelling van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de Rotterdamse situatie met betrekking tot de wachtlijsten voor kinderopvang. Deze doelstelling is geoperationaliseerd in een viertal onderzoeksvragen, die beantwoord zijn door middel van een combinatie van onderzoekstechnieken. We hebben voor een deel inzicht gekregen in de Rotterdamse situatie met betrekking tot wachtlijsten in de kinderopvang. 42% van de kinderopvanglocaties heeft deelgenomen aan het onderzoek door middel van het verschaffen van wachtlijstgegevens. Daarnaast is een selectie van kinderopvanginstellingen geïnterviewd. De conclusies over het cijfermatige deel van het onderzoek betreft dus een deel van de Rotterdamse kinderopvanginstellingen. Door de redelijk hoge respons was het niettemin wel mogelijk om een schatting te maken voor de hele stad. Volgens de statistische schatting stonden er op 2 maart 2009 2387 kinderen op een wachtlijst van een Rotterdamse kinderopvanginstelling. Deze kinderen hadden dus eigenlijk al geplaatst moeten zijn. Dit getal op zichzelf krijgt meer betekenis als we dit verbinden met een andere belangrijke factor, namelijk de wachttijd. Een wachtlijst wordt namelijk pas een probleem indien het te lang duurt voordat kinderen geplaatst kunnen worden. Uit het onderzoek blijkt dat bijna 40% van de kinderen korter dan drie maanden op een wachtlijst staat. Iets meer dan een kwart (26%) staat gemiddeld vier tot zes maanden op een wachtlijst en 14% staat ruim zeven maanden tot een jaar op een wachtlijst van een Rotterdamse kinderopvanginstelling. 3% van de kinderen staat langer dan 13 maanden op de wachtlijst. Uit het onderzoek blijkt dat de dagopvang het grootste aantal kinderen op de wachtlijst heeft staan. In vergelijking met de buitenschoolse opvang en de peuterspeelzalen worden deze kinderen echter relatief snel geplaatst. Dit is te verklaren doordat ouders bij de dagopvang hun kans op succes kunnen vergroten door zich in te schrijven bij meerdere instellingen. De wachtlijstproblematiek is wat betreft de wachttijd het meest dringend bij de buitenschoolse opvang. De verklaring hiervoor is ondermeer dat kinderen verplicht zijn zich bij de BSO aan te melden die verbonden is aan de basisschool waar zij staan ingeschreven. Maar naast soort opvang en wachttijd kan de locatie van de instelling een rol spelen bij het wel of niet voorkomen van wachtlijstproblematiek. Uit de interviews is naar voren gekomen dat bepaalde deelgemeenten in Rotterdam te maken hebben met een capaciteitprobleem. In deze deelgemeenten is er meer dan genoeg vraag naar opvang, maar weinig tot geen mogelijkheid tot het creëren van meer kindplaatsen, simpelweg omdat er geen beschikbare ruimte is. Vooral geschikte buitenruimten vormen een probleem. In Rotterdam is dus gedeeltelijk sprake van een wachtlijstprobleem. Dit betreft die stadsdelen en buurten in Rotterdam waar de vraag het aanbod overtreft en waar weinig tot geen mogelijkheid is tot uitbreiding. Verder betreft het de dagopvang en buitenschoolse opvang in deze stadsdelen.
15
De peuterspeelzalen hebben het minste aantal kinderen op een wachtlijst staan, maar de gemiddelde wachttijd is bij deze opvangsoort gemiddeld het langst. De wachtlijsten van peuterspeelzalen concentreren zich in deelgemeente Delfshaven. Hoewel er sprake is van wachtlijsten, hebben de peuterspeelzalen in vergelijking met de dagopvang en buitenschoolse opvang te maken met een afnemende vraag. Uit het onderzoek bleek dat de wachtlijstproblemen (in ieder geval) gedeeltelijk kunnen worden opgelost door meer communicatie met en samenwerking tussen de kinderopvanginstellingen en de gemeente. Door communicatie tussen de gemeente en kinderopvanginstellingen wordt duidelijk waar in Rotterdam problemen zijn ontstaan als gevolg van wachtlijsten. Vervolgens kan worden gecommuniceerd over uitbreidingsmogelijkheden, geschikte ruimten, subsidies voor te hoge huurprijzen, etc. Afgezien van het feit dat hiermee wordt gewerkt aan de wachtlijstproblematiek, is het een nuttige ontwikkeling dat de gemeente betrokken blijft bij de kinderopvang. In het licht hiervan is het belangrijk om in te gaan op de vraag welke rol de gemeente wil spelen in de private kinderopvangsector. Tot hoever strekt de gemeentelijke invloed en hoe ver wil de gemeente gaan? Met ingang van 2005 is door de overheid besloten om de kinderopvangsector over te hevelen naar de markt. Gevolgen van privatisering zijn onder andere dat de overheid haar grip op deze sector verliest en er ook weinig invloed op kan uitoefenen. De vraag is echter of totale overheveling van de sector kinderopvang naar de private sector niet te drastisch is geweest. Een goed werkend kinderopvangsysteem is onontbeerlijjk voor de gemeente als geheel en draagt er onder andere toe bij dat meer vrouwen kunnen werken en dat SoZaWe-ouders hun reintegratietraject, studie of inburgeringscursus kunnen afmaken. Verder hebben de kinderopvanginstellingen op veel vlakken een signalerende functie in de wijk (denk aan de recente ontwikkelingen met betrekking tot de afnemende vraag bij de peuterspeelzalen). Er is dus meer dan genoeg reden om een platform kinderopvang op te richten die op dit moment door vele kinderopvanginstellingen wordt gemist. Voor een goed werkend platform waarbij gecommuniceerd wordt met kinderopvanginstellingen, is het voor de gemeente essentieel om eerst haar eigen rol en invloed op de kinderopvangsector af te bakenen. We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld. De huurprijzen van multifunctionele accommodaties zijn voor kinderopvanginstellingen financieel vaak niet betaalbaar als zij hier een nieuwe vestiging willen beginnen. Als de kinderopvanginstellingen dit probleem aankaarten bij de gemeente, dan zou de gemeente bijvoorbeeld kunnen besluiten subsidies te verschaffen aan de kinderopvangsector. Maar allereerst moet bedacht worden of dit wel wenselijk is. Wil de gemeente een dergelijke invloed uitoefenen? Hoe zit het met concurrentievervalsing ten opzichte van andere partijen die ook gebruik willen maken van de multifunctionele accommodatie? Bovenstaand voorbeeld illustreert dat er een zekere spanning bestaat tussen de kinderopvang als marktpartij (zonder binding met de gemeente) en als ‘sociale voorziening’ (met gemeentelijke binding). Naast dit vraagstuk is het voor de gemeente belangrijk om na te denken over de verhouding tussen markt en gemeente. Wat wordt ten aanzien van wachtlijstproblematiek overgelaten aan marktwerking en wanneer en hoe zou de gemeente een bijdrage moeten leveren? Verder wijzen we ten aanzien van een blijvend inzicht in de wachtlijstsituatie op de noodzaak van eenduidige registratie. Uit het onderzoek blijkt dat het nuttig en soms bijzonder essentieel is als de gemeente een vinger aan de pols houdt met betrekking tot de kinderopvang en de wachtlijstproblematiek. Om hier in de toekomst meer vorm aan te geven is het belangrijk dat er eenduidige 16
registratie plaatsvindt. Een gemeentelijk platform voor kinderopvang zou hiervoor een buitengewoon geschikt orgaan zijn. Tot slot willen we stilstaan bij de opvang voor SoZaWe-ouders. Na de privatisering is het aantal kinderopvanginstellingen dat opvang aanbiedt aan deze doelgroep verminderd. Veel kinderopvanginstellingen lopen bij deze vorm van opvang namelijk een financieel risico, omdat de gemeentelijke beschikkingen vaak pas zijn afgerond als de opvang al van start is gegaan. Dit is onwenselijk als we kijken naar de stad Rotterdam met relatief gezien veel bijstandsgerechtigden. Momenteel lopen de kinderopvanginstellingen die wel opvang bieden aan SoZaWe-ouders een financieel risico, terwijl zij een dienst aanbieden die essentieel is voor een gunstig verloop van een reintegratietraject, studie of inburgeringcursus van SoZaWe-klanten. Het zou daarom aanbevelenswaardig zijn als de kinderopvanginstellingen die zich richten op doelgroepouders en de dienst SoZaWe een manier vinden om beter met elkaar te communiceren op het gebied van de afhandeling van beschikkingen. Ook voor dit doel zou het platform uitermate geschikt zijn. Naast de kinderopvanginstellingen wijzen de respondenten erop dat ook de SoZaWe-ouders als gevolg van de late beschikkingen risico lopen op (hoge) schulden. Wanneer een SoZaWe-ouder begint aan een traject waarvoor kinderopvang nodig is, dan kan het voorkomen dat de beschikking (pas) na enkele maanden wordt afgerond. Al die tijd heeft de SoZaWe-ouder echter gebruik gemaakt van kinderopvang. Mocht dan blijken dat de SoZaWe-ouder toch geen recht heeft op een kinderopvangbijdrage, dan blijft deze geregeld met een (hoge) schuld zitten. Het is glashelder dat dergelijke toestanden zo veel mogelijk voorkomen moeten worden en dat hier in de nabije toekomst aandacht aan moet worden besteed.
17
Aanbevelingen Met de respondenten is gesproken over de mogelijke aanpak van de genoemde knelpunten. Hierbij is vooral gefocust op de wijze waarin de gemeente hierbij zou kunnen faciliteren. Ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden in de kinderopvang kunnen de volgende aanbevelingen worden geformuleerd: • Bij nieuwbouw rekening houden met buitenruimte en niet alleen met binnenruimte. Dit geldt vooral voor de deelgemeenten Stadscentrum, Delfshaven, Kop van zuid en Vreewijk. Het zou ook goed zijn om kinderopvanginstellingen bij nieuwbouwplannen te betrekken als gesprekspartner. Ook kan de gemeente faciliterend werken bij het wijzigen van bestemmingsplannen. Een duidelijk programma van eisen is nodig om bij nieuwbouw tot een zorgvuldig locatieonderzoek te kunnen komen. Bij nieuwbouw is het van belang dat de omvang van de bebouwing (oppervlak en hoogte), de oppervlakte van de buitenruimte en mogelijke ligging op de begane grond of de verdieping bekend is, maar wellicht is het ook goed om rekening te houden met zaken als de lichttoetreding en andere situeringseisen. • Huurprijzen nieuwe multifunctionele accommodaties - Het zou volgens de respondenten gunstig zijn als de gemeente invloed uitoefent (of subsidies kan verstrekken) op huurprijzen van voornamelijk nieuwe multifunctionele accommodaties als kinderopvanginstellingen hier een nieuwe vestiging willen beginnen. Commerciële huurprijzen zijn voor kinderopvanginstellingen financieel vaak niet haalbaar. Hierbij is het zoals eerder beschreven uiteraard belangrijk om eerst een antwoord te vinden op de vraag welke rol de gemeente wil spelen in de private kinderopvangsector. Is het wenselijk dat de gemeente invloed uitoefent op dit gebied, of is dan sprake van concurrentievervalsing? • Toegankelijk aanspreekpunt bij dS+V en OBR - Vereenvoudigen van aanvraagprocedure van vergunningen, zodat dit minder tijdsintensief is. Hierbij kan dS+V een belangrijke rol vervullen. Hetzelfde geldt voor een verbetering van de informatie en doorzichtigheid van de benodigde vergunningen. Zorg voor een aanspreekpunt bij dS+V dat wellicht de kinderopvanginstellingen ook kan bijstaan met berekeningen. Zorg voor een aanspreekpunt bij het OBR, zodat gesproken kan worden over geschikte locaties. Verder kunnen de volgende aanbevelingen worden geformuleerd: •
Gebruik maken van daldagen Ook SoZaWe-ouders hebben voor het volgen van inburgeringscursussen, studies en trajecten opvang nodig voor de kinderen. Verschillende respondenten wijzen erop dat SoZaWe rekening kan houden met daldagen in de kinderopvang (woensdag en vrijdag) voor het inplannen van inburgeraars, studenten en mensen die een traject volgen. Het plannen van deze activiteiten op daldagen van de kinderopvang levert meerdere voordelen op. Het is gunstig voor de bezetting in de kinderopvangsector, de kinderen van SoZaWe-ouders hoeven niet (lang) op een wachtlijst voor een kinderopvangvoorziening te staan en SoZaWeouders kunnen snel aan de slag met traject, inburgering of studie.
19
20
•
Toekomstig beleid kinderopvang De verdeling van verantwoordelijkheden over het beleid kinderopvang is afgestemd op het vakgebied en de doelstellingen van de betrokken gemeentelijke diensten. Om deze reden is het niet reëel om het gehele beleid kinderopvang onder te brengen bij één dienst. Er kan wellicht wel over worden nagedacht om richting de kinderopvangvoorzieningen klantvriendelijker en klantgerichter te gaan werken, door bijvoorbeeld één loket te hanteren waar de organisaties terecht kunnen voor vergunningenaanvraag en dergelijke. Dit is een belangrijke stap richting het oplossen van de wachtlijstproblematiek, aangezien de kinderopvangvoorzieningen veel problemen ervaren bij uitbreidingen. Ten aanzien van het beleid kinderopvang is het verder belangrijk om gerichter samen te werken, door middel van een stuurgroep waar vertegenwoordigers van alle betrokken diensten zitting in nemen. Er zou meer moeten worden samen gewerkt tussen kinderopvanginstellingen, OBR, dS+V en de deelgemeente.
•
Maatschappelijke betrokkenheid en versterking rol deelgemeenten Diverse kinderopvanginstellingen hebben aangegeven dat de privatisering van de kinderopvang veel voordelen heeft, maar het nadeel is wel dat de maatschappelijke betrokkenheid is verminderd. Voor de privatisering hadden kinderopvanginstellingen een directie relatie met deelgemeenten, door de subsidieverschaffing (dit is nu alleen nog het geval voor de peuterspeelzalen met VVE). Zij werden toen ook echt gedwongen om hun gebiedsgerichte signaalfunctie uit te oefenen. Dit is sinds de privatisering losgelaten, terwijl een grote stad als Rotterdam erbij gebaat is te weten wat een wijk/deelgemeente nu eigenlijk nodig heeft. Het zou daarom nuttig zijn als er meer afstemming is tussen de gemeente en kinderopvanginstellingen. Ook afstemming met andere welzijnsorganisaties, het ouderenwerk en het jongerenwerk is hierbij gunstig. Als we kijken naar de behoefte aan een platform voor kinderopvanginstellingen kunnen de deelgemeenten bij deze afstemming een voortrekkersrol spelen.
•
Registratie en onderzoek Uit het onderzoek blijkt dat het nuttig is als de gemeente een vinger aan de pols houdt met betrekking tot de kinderopvang en de wachtlijstproblematiek. Om hier in de toekomst meer vorm aan te geven is het belangrijk dat er eenduidige registratie plaatsvindt. Dit hoeft niet ingewikkeld te zijn. Het zou al voldoende zijn als ouders bij een instantie kunnen melden wanneer hun kind daadwerkelijk wordt geplaatst bij een instelling en hoe lang het kind daarvoor op de wachtlijst heeft gestaan. Op deze manier wordt toekomstig onderzoek naar de wachtlijsten een stuk eenvoudiger.
•
Peuterspeelzalen Bij peuterspeelzalen is voor een deel sprake van onderbezetting. Ouders zien het nut van de VVE volgens respondenten nauwelijks in en het aanbod van de peuterspeelzalen sluit niet aan bij de opvang die werkende en studerende ouders nodig hebben. Dit gaat echter lijnrecht tegen de collegedoelstellingen waarin wordt beoogd het aantal kinderen dat gebruik maakt van de VVE te verhogen. De gemeente zou wat aan de aanbodkant kunnen doen, bijvoorbeeld door de ouderbijdrage te verlagen, of helemaal gratis te maken voor SoZaWeklanten. Maar omdat er steeds meer werkende ouders zijn, is het de vraag of het niet beter zou zijn om de peuterspeelzalen met voorscholen op termijn volledig te harmoniseren met
dagopvang. Op deze manier zal er automatisch meer gebruik worden gemaakt van de voorscholen, wat ook gunstig is als we kijken naar de collegedoelstellingen. •
Financiën Het zou gunstig zijn als de kinderopvanginstellingen die zich richten op doelgroepouders en SoZaWe een manier vinden om beter met elkaar te communiceren op het gebied van de afhandeling van beschikkingen. Momenteel lopen veel kinderopvanginstellingen een financieel risico terwijl zij een dienst aanbieden die essentieel is voor een gunstig verloop van een reintegratietraject, studie of inburgeringcursus van SoZaWe-klanten. Ook lopen SoZaWeouders risico op schulden, mocht onverhoopt blijken dat zij geen recht hebben op een kinderopvangbijdrage. Dit is een belangrijke kwestie dat zeker meer aandacht verdient, bijvoorbeeld door middel van een expertmeeting tussen gemeentelijke bestuurders, beleidsmakers en kinderopvanginstellingen.
21
1
Inleiding 1.1
Aanleiding en doelstelling onderzoek
De dienst Regie Werk & Inkomen (RWI) van SoZaWe Rotterdam heeft de Sociaal Wetenschappelijke Afdeling (SWA) verzocht om een inventarisatie te maken van het aantal kinderen dat in Rotterdam op een wachtlijst van een kinderopvanginstelling staat. Het onderzoek is gestart in februari 2009 en afgerond in juli 2009. De kinderopvang is met ingang van 2005 geprivatiseerd. Het aanbod aan kinderopvangvoorzieningen wordt sindsdien verzorgd door verschillende private marktpartijen. Verschillende signalen duiden erop dat de vraag het aanbod overstijgt en dat er sprake is van wachtlijsten in de kinderopvang. De omvang van deze wachtlijsten is echter onduidelijk, omdat er sinds de privatisering geen centraal meldpunt of register is waar de vraag naar opvang wordt bijgehouden. De rijksoverheid probeert meer duidelijkheid te scheppen over de wachtlijsten in de kinderopvang. Het is de bedoeling dat het ministerie van OCW in 2009 een vergelijkingsinstrument kinderopvang per internet zal aanbieden. In eerste instantie zal het instrument informatie over de prijs van de kinderopvangvoorzieningen bevatten. Het gaat hierbij om dagopvang, buitenschoolse opvang (BSO) en gastouderbureaus. In een later stadium zal ook informatie over wachtlijsten en kwaliteit worden toegevoegd. Ook in Rotterdam zijn de onduidelijkheden omtrent de wachtlijsten in de kinderopvang waargenomen. In november 2008 verscheen een motie van Leefbaar Rotterdam waarin werd geconstateerd dat er verschillende signalen zijn dat de wachtlijsten in de (reguliere) kinderopvang te lang zouden zijn, maar dat een duidelijk overzicht van deze wachtlijsten ontbreekt. In reactie hierop heeft wethouder Geluk (Jeugd, Gezin en Onderwijs)1 aan Leefbaar Rotterdam toegezegd in 2009 de resultaten van een eigen onderzoek naar de Rotterdamse situatie aan de Gemeenteraad te presenteren. De doelstelling van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de Rotterdamse situatie met betrekking tot de wachtlijsten voor kinderopvang.
1.2
Definities kinderopvang
In het algemeen is kinderopvang een voorziening waar kinderen worden opgevangen als hun ouders overdag niet thuis zijn. In de praktijk kent deze opvang verschillende vormen, die we hier-
1
Per juli 2009 is wethouder Geluk niet meer werkzaam in de Rotterdamse politiek.
23
onder kort benoemen, zie ook “Monitor 2004 - kinderopvang in Rotterdam van 0-12 jaar” - GGD Rotterdam. •
•
•
•
•
Peuterspeelzaal: een wijkgerichte voorziening waar kinderen van 2 en 3 jaar enkele dagdelen per week komen. De belangrijkste doelstellingen zijn ontmoeting, ontspanning en ontwikkeling. De meeste peuterspeelzalen zijn een dagdeel geopend en dus ontoereikend voor de opvang van kinderen van werkende ouders; Voor- en vroegschoolse educatie (VVE): dit houdt in dat kinderen op jonge leeftijd meedoen aan educatieve programma’s. Het is een voorziening die begint op de peuterspeelzaal en loopt door tot de eerste twee groepen van de basisschool. Het doel hiervan is om een bijdrage te leveren aan het voorkomen of verkleinen van onderwijsachterstanden van kinderen uit achterstandsgroepen. Indien peuters gebruik maken van de VVE zijn zij verplicht vier dagdelen per week de peuterspeelzaal te bezoeken; Kinderdagopvang: kinderopvang voor 0-4 jarigen. Binnen de kinderdagopvang bestaat een verschil tussen opvang voor werkende of studerende ouders en opvangvormen die zijn ontstaan voor de deelnemers van inburgeringscursussen en basiseducatie. Verder kan een onderscheid worden gemaakt tussen flexibele opvang, 24-uurs opvang en halve dagopvang; Buitenschoolse of naschoolse opvang: kinderopvang van 4 tot 12 jarigen (basisschool). Deze opvang is in ieder geval beschikbaar na schooltijd. Veel BSO’s bieden ook opvang tijdens vakanties aan. Verder kunnen kinderen ook voordat de school begint, of tussendoor worden opgevangen, maar dit is niet mogelijk bij alle BSO’s. Belangrijkste doelen van de BSO: opvoeding, verzorging, toezicht en voorzien in vrijetijdsactiviteiten; Gastouderopvang: flexibele vorm van opvang, waarbij het kind wordt opgevangen bij een gastgezin thuis. Geschikt voor kinderen van 0 tot 12 jaar.
Er zijn dus diverse vormen van kinderopvang voor kinderen van verschillende leeftijdscategorieën. Onderstaande tabel beschrijft de Rotterdamse situatie ten aanzien van kinderopvangvoorzieningen. Tabel 1: Aantal kinderopvanginstellingen Rotterdam Soort opvang Buitenschoolse opvang Gastouderbureaus Kindercentrum
Aantal 216 29 1
Kinderdagverblijven
153
Peuterspeelzalen
194
Totaal
593
Bron: GGD Rotterdam
Alle kinderopvanglocaties vallen onder 137 overkoepelende organisaties. Onder de onderzoeksgroep vallen alle Rotterdamse kinderopvangvoorzieningen die in de tabel beschreven zijn.
24
1.3
Wachtlijst en wachttijd kinderopvang
Voor het onderzoek is het belangrijk om aandacht te schenken aan wat precies wordt verstaan onder de term wachtlijst. Het begrip wachtlijst kent geen eenduidige definitie. Dat komt onder andere door de verschillende lijsten die worden gehanteerd in de kinderopvang. Kinderopvangvoorzieningen nemen voor een overzicht van de wachtlijst vaak de planningslijst mee. Deze omvat alle aangemelde kinderen, waarvan de wensdatum bekend, maar nog niet overschreden is. De wensdatum is de datum vanaf wanneer de ouders willen dat hun kind wordt opgevangen. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen een bruto en een netto wachtlijst: • Bruto wachtlijst: alle kinderen die op de wachtlijst staan ingeschreven, inclusief ‘vervuiling’ (ontbrekende gegevens, leeftijden die opvang uitsluiten, reeds geplaatste kinderen), ‘dubbelingen’ (kinderen die bij meer dan één opvangvoorziening zijn ingeschreven) en kinderen van wie de wensdatum niet voorbij is; • Netto wachtlijst: alle kinderen die op de wachtlijst staan, exclusief ‘vervuiling’ en ‘dubbelingen’, waarvoor geldt dat de wensdatum al verstreken is2. De term wachtlijst in de kinderopvang wordt als volgt geoperationaliseerd: In dit onderzoek wordt gekeken naar de omvang van de netto wachtlijst. Netto betekent dat de wensdatum, de datum waarop het kind geplaatst had moeten worden, reeds is verstreken. Daarnaast is een netto wachtlijst ook geschoond van dubbele inschrijvingen. Met wachttijd wordt de tijd bedoeld die is verstreken vanaf de wensdatum tot de peildatum3. De peildatum voor dit onderzoek is vastgesteld op 2 maart 2009. De overschreden wensdatum wordt dus berekend tot deze peildatum. Het verschil tussen beide data is de wachttijd. Met betrekking tot de wachttijd is het belangrijk om te vermelden dat de totale wachttijd niet berekend kan worden met behulp van de beschikbare gegevens. Hoewel de wachttijd per kind (de tijd die is verstreken vanaf de wensdatum tot de peildatum) wel kan worden bepaald, is dat voor de totale wachttijd niet mogelijk gebleken. Slechts een klein deel van de organisaties werkt namelijk met een verwachte plaatsingsdatum. De verklaring hiervoor is voornamelijk praktisch van aard; op het moment dat er bij een kinderopvangvoorziening een plaats vrijkomt, wordt er bekeken welk ander kind op de wachtlijst daarvoor in aanmerking komt op basis van gevraagde dagen en dagdelen.
2
Crasborn, M. e.a., Wachtlijsten Kinderopvang – Rapportage Stand van Zaken 1 augustus 2007, Den Haag, 2007
3
Crasborn, M. e.a., Wachtlijsten Kinderopvang – Rapportage Stand van Zaken 1 augustus 2007, Den Haag, 2007
25
1.4
Onderzoeksvragen
De centrale onderzoeksvragen met bijbehorende deelvragen formuleren we als volgt: 1. Hoeveel Rotterdamse kinderen staan er per 2 maart 2009 op een wachtlijst voor een kinderopvangvoorziening? 2. Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor een kinderopvangvoorziening in Rotterdam, gerekend vanaf de wensdatum tot de peildatum? 3. Is er een verschil in wachtlijst/-tijd als wordt gekeken naar de verschillende vormen van kinderopvang: peuterspeelzaal (VVE), gastouderbureau, dagopvang, of buitenschoolse opvang (BSO)? 4. Wat zijn de belangrijkste redenen voor het ontstaan van wachttijden voor een kinderopvangvoorziening in Rotterdam? Het aanbod aan kinderopvangvoorzieningen in Rotterdam wordt verzorgd door verschillende private partijen. Om de kans op succes te vergroten, schrijven ouders zich vaak in bij meerdere aanbieders tegelijk. Voor het onderzoek is daarom zoveel mogelijk getracht dubbele inschrijvingen te verwijderen, omdat anders een vertekend beeld ontstaat van het aantal kinderen op een wachtlijst.
1.5
Onderzoeksmethoden
Dataverzameling en bestandsanalyse Voor het beantwoorden van de eerste drie onderzoeksvragen (zie paragraaf 1.4) is een zo compleet mogelijk overzicht opgesteld van de Rotterdamse kinderopvangvoorzieningen. De SWA was voor informatie omtrent de wachtlijsten afhankelijk van de gegevens van de diverse kinderopvangcentra en hun bereidwilligheid tot medewerking aan het onderzoek. Gezien het grote aantal kinderopvangvoorzieningen in Rotterdam werd in de onderzoeksplanning veel tijd gereserveerd voor de periode van dataverzameling. Uit de beschikbare gegevens is een netto wachtlijst van unieke kinderen opgesteld van wie de ouders een plek in één van de kinderopvangvoorzieningen ambiëren en waarvan de wensdatum overschreden was. De verzamelde gegevens per kinderopvangvoorziening zijn ingevoerd in een databestand, waarna een bestandsanalyse is uitgevoerd om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Interviews Voor het beantwoorden van vraag 4 zijn ruim 20 interviews afgenomen bij diverse sleutelinformanten uit de kinderopvangsector. Denk hierbij aan directieleden van de verschillende centra, maar ook aan medewerkers van diverse gemeentelijke diensten die in de kinderopvangsector actief zijn (SoZaWe, JOS, GGD). Voor een nadere toelichting over de onderzoekswerkzaamheden in de praktijk zie bijlage 1.
26
2
Wachtlijsten kinderopvang Rotterdam In dit hoofdstuk wordt de Rotterdamse situatie met betrekking tot de wachtlijsten in de kinderopvang beschreven aan de hand van kwantitatief materiaal.
2.1
Bereik
In tabel 1 van paragraaf 1.2 staat het aantal Rotterdamse kinderopvanginstellingen beschreven. Deze 593 kinderopvanglocaties vallen onder 137 overkoepelende organisaties. De overkoepelende organisaties zijn benaderd voor deelname aan het onderzoek (voor een nadere toelichting van de onderzoekswerkzaamheden, zie bijlage 1). Tijdens de belronde bleek dat de meeste gastouderopvangcentra in Rotterdam zich uitsluitend richten op bemiddeling van opvang. Deze instellingen werken dus niet met wachtlijsten. Daarom is besloten om de gastouderopvangcentra voor het onderzoek buiten beschouwing te laten. Hetzelfde geldt voor het kindercentrum. Als gevolg hiervan bleven er 563 locaties over. In onderstaande tabel wordt het resultaat van de dataverzameling gepresenteerd. Tabel 2: Bereik Resultaten dataverzameling
Aantal locaties
%
Weigering
78
14
Geen reactie meer ontvangen
33
6
Geen contact
25
4
189
34
73
13
Wel wachtlijst - bestand ontvangen
165
29
Totaal
563
100
Onbekend / Non respons / Buiten onderzoeksgroep
Geen wachtlijst
Uit bovenstaande tabel blijkt dat van 42% (13% geen wachtlijst, 29% wel een wachtlijst en bestand ontvangen) van de kinderopvanginstellingen (238 locaties) de situatie in kaart is gebracht. Dit responspercentage is naar onderzoeksbegrippen redelijk te noemen en hoger dan aanvankelijk gedacht. De respons is beïnvloed door verschillende factoren: • Kinderopvangvoorzieningen zijn onafhankelijke private partijen en dus niet verplicht om mee te werken aan het onderzoek. De SWA was afhankelijk van de ‘goodwill’ van de kinderop27
•
•
vangvoorzieningen en had verder geen middel om de bereidwilligheid tot deelname aan het onderzoek te stimuleren; De verwachting was dat kinderopvangvoorzieningen vanwege privacybescherming van hun klanten mogelijk weinig geneigd zouden zijn tot het bieden van inzage in hun gegevens. Voor een deel van de instellingen bleek deze verwachting inderdaad gegrond; Naast bovenstaande risico’s was de SWA volledig afhankelijk van de kwaliteit van de bestanden van de kinderopvangvoorzieningen. De aangeleverde wachtlijstgegevens bleken in de praktijk zeer verschillend. Door deze diversiteit aan registratiemethodes was het zeer tijdsintensief om alle aangeleverde wachtlijstgegevens om te zetten naar een bestand waarop analyses konden worden gepleegd. Ook bleek een deel van de aangeleverde gegevens onbetrouwbaar. Het betrof de gegevens over het aantal dagdelen dat ouders opvang wensten te hebben. Wegens de onbetrouwbare registratie is besloten om dit onderdeel verder buiten beschouwing te laten. Ook bleek het gedurende het onderzoek niet mogelijk te zijn om de totale wachttijd uit te rekenen, omdat slechts een marginaal gedeelte van de instellingen werkt met een verwachte plaatsingsdatum (zie ook paragraaf 1.3 en 2.3).
Om erachter te komen of de responsgroep overeenkomt met de Rotterdamse kinderopvangsituatie zijn bestandsanalyses uitgevoerd. Om een vergelijking te maken tussen de responsgroep en de Rotterdamse situatie is gekeken naar het aantal kindplaatsen per opvangsoort (responsgroep versus totale Rotterdamse populatie). Tabel 3: Totaal Rotterdam kindplaatsen naar soort opvang Soort kinderopvang
Aantal kindplaatsen
Gemiddeld aantal kindplaatsen
Buitenschoolse opvang
7588
41%
35,6
Kinderdagverblijf
7253
39%
47,1
Peuterspeelzaal met VVE
3649
20%
18,6
18490
100%
32,8
Totaal
Tabel 4: Totaal responsgroep kindplaatsen naar soort opvang Soort kinderopvang
Aantal kindplaatsen
Gemiddeld aantal kindplaatsen
Buitenschoolse opvang
2903
41%
32,6
Kinderdagverblijf
2695
38%
40,8
Peuterspeelzaal met VVE
1498
21%
18,1
Totaal
7096
100%
29,8
Uit de tabellen kunnen we aflezen dat het aantal kindplaatsen van de totale Rotterdamse populatie en het aantal kindplaatsen van de responsgroep procentueel redelijk gelijk is verdeeld. 28
Verder blijkt uit de percentages in de meest rechtse kolom (gemiddeld aantal kindplaatsen) dat de grotere instellingen relatief minder gerespondeerd hebben in vergelijking met de kleinere instellingen. De beschreven percentages worden in paragraaf 2.3 opnieuw gebruikt om een schatting te kunnen maken voor het totaal aantal kinderen op de wachtlijst voor de hele gemeente Rotterdam. Het kan zijn dat het aantal kinderen op een wachtlijst voor kinderdagverblijven hierbij wordt onderschat; dus dat het aantal kinderen op een wachtlijst bij deze vorm van opvang in werkelijkheid nog iets hoger ligt. Tabel 5: Respons naar deelgemeente Deelgemeente
%
Stadscentrum
43
Delfshaven
82
Overschie
50
Noord
59
Hillgersberg/Schiebroek
28
Kralingen/Crooswijk
40
Prins Alexander
8
Feijenoord
66
Ijsselmonde
37
Charlois
12
Hoek van Holland
44
Totaal
42
2.2
Bovenstaande tabel laat de respons naar deelgemeente zien. Twee deelgemeenten zijn niet vertegenwoordigd in de responsgroep: Hoogvliet en Pernis. Op basis van de interviews zal toch getracht worden gegevens over deze deelgemeenten naar boven te halen. Uit tabel 5 blijkt dat deelgemeente Delfshaven de hoogste respons heeft behaald, gevolgd door deelgemeente Feijenoord, Noord en Overschie.
Aantal kindplaatsen totaal Rotterdam
Voordat we de onderzoeksresultaten ten aanzien van het aantal kinderen op de wachtlijst voor de gemeente Rotterdam beschrijven, zetten we in onderstaande tabel uiteen hoe de situatie er momenteel uitziet.
29
Tabel 6: Totaal aantal kindplaatsen Rotterdam uitgesplitst naar soort opvang Deelgemeente
BSO
KDO
Pspz
Totaal
Stadscentrum
721
1302
72
2095
Delfshaven
604
810
562
1976
Overschie
141
148
16
305
Noord
638
462
359
1459
Hilligersberg/Schiebroek
905
709
192
1806
Kralingen/Crooswijk
505
682
372
1559
1202
739
363
2304
Feijenoord
811
815
606
2232
IJsselmonde
807
620
427
1854
Charlois
699
582
428
1709
30
23
19
72
450
306
195
951
75
55
38
168
7588
7253
3649
18490
Prins Alexander
Pernis Hoogvliet Hoek van Holland
Totaal
Gemeente Rotterdam biedt in totaal 18490 kindplaatsen aan. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de buitenschoolse opvang de meeste kindplaatsen biedt, gevolgd door de dagopvang. De peuterspeelzalen bieden gemiddeld de helft minder kindplaatsen aan. Als we kijken naar de verdeling over de stad, dan zien we dat Prins Alexander de meeste kindplaatsen aanbiedt, gevolgd door Feijenoord en Stadscentrum. Verder valt op dat Stadscentrum van alle deelgemeenten het grootste aanbod aan dagopvang biedt, en zeer weinig aanbod aan peuterspeelzalen. Prins Alexander heeft het grootste aanbod aan buitenschoolse opvang. Feijenoord en Delfshaven hebben het grootste aanbod aan peuterspeelzalen.
2.3
Aantal kinderen op de wachtlijst
Om te bekijken hoeveel kinderen er in Rotterdam op de peildatum 2 maart 2009 op een wachtlijst voor de kinderopvang staan, is het belangrijk om de dubbele inschrijvingen uit het bestand te verwijderen. Na verwijdering van 32 dubbele inschrijvingen blijven er 907 unieke kinderen over. Dit betekent dat er van de responsgroep op 2 maart 2009 907 kinderen op een wachtlijst stonden, die eigenlijk al geplaatst hadden moeten zijn.
30
De verdeling over de soorten opvang ziet er als volgt uit: Tabel 7: Verdeling kinderen op wachtlijst naar soort opvang - responsgroep Soort kinderopvang
Aantal
%
Buitenschoolse opvang
243
27
Kinderdagverblijf
574
63
90
10
907
100
Peuterspeelzaal met VVE
Totaal
Uit tabel 7 kunnen we aflezen dat het grootste deel van de kinderen uit de responsgroep op een wachtlijst staat voor dagopvang (63%). Iets meer dan een kwart (27%) staat op een wachtlijst voor de buitenschoolse opvang en 10% voor een peuterspeelzaal met VVE. In tabel 8 kunnen we aflezen wat de leeftijd is van de kinderen die op een wachtlijst staan. De grootste groep kinderen die op een wachtlijst voor de kinderopvang staat zit in de leeftijdscategorie 0-4 jaar (81%). Hierna volgt de groep 5-8 jaar met 15% en als laatste de groep kinderen van 9-12 jaar.
Tabel 8: Leeftijd kinderen op wachtlijst responsgroep Leeftijd
%
0-4 jaar
81
5-8 jaar
15
9-12 jaar
4
Missing
1 100
Totaal
Met behulp van de percentages uit tabel 3 en 4 uit de vorige paragraaf kan met behulp van de responsgroep een schatting worden gemaakt voor het aantal kinderen op de wachtlijst voor de hele gemeente Rotterdam. Deze schatting ziet er als volgt uit: Tabel 9: Verdeling kinderen op wachtlijst naar soort opvang - schatting Rotterdam Soort opvang
Minimaal
Midden
Maximum
584
644
706
Kinderdagopvang
1472
1559
1646
Peuterspeelzalen
178
212
245
2234
2415
2597
Buitenschoolse opvang
Totaal
31
In de tabel wordt een schatting gepresenteerd met een bandbreedte. Het totaal geschatte kinderen op een wachtlijst voor de kinderopvang ligt op basis van de bestandsanalyse voor de gemeente Rotterdam tussen de 2.234 en 2.597 kinderen. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden hebben we gebruik gemaakt van de wachtlijstgegevens van de verschillende kinderopvangcentra. Een nadeel hiervan is dat we hiermee geen inzicht hebben in de hoeveelheid kinderen die in de tussentijd al geplaatst kunnen zijn bij een andere kinderopvanginstelling. De hoeveelheid inmiddels al geplaatste kinderen achten we echter klein, omdat het aantal dubbele inschrijvingen beperkt was. Toch gaan we bij de schatting uit van het minimum aantal kinderen. Voor de schatting betekent dit dat er in totaal 2.234 kinderen op de wachtlijst voor een Rotterdamse kinderopvangvoorziening staan. Als we kijken per opvangsoort, dan zien we dat het aantal kinderen voor de dagopvang met ruime voorsprong het grootst is. Voor de peuterspeelzalen geldt het omgekeerde, hier staan relatief gezien het minste aantal kinderen op een wachtlijst. In de vorige paragraaf hebben we al kunnen aflezen dat de schatting voor het aantal kinderen op een wachtlijst voor de kinderdagverblijven een (kleine) onderschatting kan zijn, omdat de grote instellingen hebben ondergerespondeerd. In de werkelijkheid kan dit dus iets hoger uitvallen. Verder blijkt er significant positief verband te zijn als we kijken naar het maximaal aantal kindplaatsen en aantal kinderen op een wachtlijst. Dit betekent dat hoe groter de instelling is, hoe hoger de wachtlijst. Blijkbaar geven de meeste Rotterdamse ouders er de voorkeur aan om hun kinderen bij de wat grotere instellingen in te schrijven. De schatting van het aantal kinderen op een wachtlijst per deelgemeente presenteren we in onderstaande tabel:
32
Tabel 10: Schatting aantal kinderen op een wachtlijst per deelgemeente Deelgemeente
Minimaal
Midden
Maximum
Stadscentrum
292
327
362
2.095
14
Delfshaven
169
184
198
1.976
9
Overschie
22
31
40
305
7
Noord
340
360
379
1.459
23
Hillegersberg/Schiebroek
538
619
700
1.806
30
Kralingen/Crooswijk
175
212
248
1.559
11
Prins Alexander
207
311
414
2.304
9
Feijenoord
134
152
167
2.232
6
-
4
15
1.854
0
23
80
136
1.709
1
9
16
22
72
13
IJsselmonde Charlois Hoek van Holland
Totaal aantal % tekort t.o.v. kindplaatsen bestaande capaciteit
Bovenstaande tabel laat verschillende uitkomsten zien. In de eerste drie kolommen staan de schattingen voor het aantal kinderen op een wachtlijst per deelgemeente. Net zoals de vorige schatting gaan we hierbij uit van het minimum. In de vierde kolom staat het totaal aantal kindplaatsen per deelgemeente in absolute aantallen. Met behulp van het geschatte aantal kinderen per deelgemeente en het totaal aantal kindplaatsen is het mogelijk om het procentuele tekort ten opzichte van de bestaande capaciteit te berekenen. Wanneer we dit doen, dan zien we dat deelgemeente Hilligersberg/Schiebroek met 30% het grootste tekort heeft ten opzichte van de bestaande capaciteit. Verder staan er relatief veel kinderen op de wachtlijst in deelgemeente Noord (23% tekort), Stadscentrum (14% tekort) en Hoek van Holland (13%). De minste kinderen op een wachtlijst hebben de volgende deelgemeenten: IJsselmonde, Charlois, Overschie en Feijenoord.
2.4
Wachttijd
Er is ook gekeken naar de wachttijd: de periode dat een kind op de wachtlijst staat, berekend vanaf de wensdatum (dus de datum dat het kind geplaatst had moeten zijn) tot de peildatum 2 maart 2009. Hierbij vermelden we nogmaals dat de totale wachttijd (overschreden wensdatum tot verwachte plaatsingsdatum) niet berekend kon worden met behulp van de beschikbare gegevens, omdat slechts een zeer klein deel van de kinderopvanginstellingen werkt met een verwachte plaatsingsdatum.
33
Tabel 11: Wachttijd naar soort opvang Soort opvang
% kinderen op wachtlijst
Gemiddelde in dagen
Gemiddelde in weken
Gemiddelde in maanden
Buitenschoolse opvang
27
130
19
4,8
Kinderdagopvang
63
111
16
4,0
Peuterspeelzaal met VVE
10
183
26
6,5
100
123
18
5
Totaal
In de tabel staan de gegevens van het aantal kinderen op een wachtlijst naar soort opvang, gecombineerd met de wachttijd. Hieruit blijkt dat de peuterspeelzalen de minste kinderen op een wachtlijst heeft staan, maar als er kinderen op een wachtlijst voor de peuterspeelzaal staan, dan is de wachttijd het langst: gemiddeld 6,5 maand. Tabel 12: Wachttijd in maanden naar soort opvang Wachtperiode
BSO %
KDV %
Pspz %
Totaal %
< 1 maand
15
20
14
18
1-3 maanden
39
39
31
38
4-6 maanden
25
27
23
26
7-12 maanden
19
11
19
14
13-18 maanden
2
3
11
3
>18 maanden
0
0
1
0
100
100
100
100
Totaal
Bovenstaande tabel geeft een meer specifieke uiteenzetting van de wachttijd in maanden weer. Hieruit blijkt het volgende: ¾ De kinderdagopvang heeft de meeste kinderen op de wachtlijst staan, maar deze kinderen worden in vergelijking met de peuterspeelzalen in veel kortere tijd geplaatst; ¾ Bijna 50% van de kinderen staat korter dan 3 maanden op een wachtlijst; ¾ Iets meer dan een kwart (26%) van het totaal aantal kinderen staat gemiddeld vier tot zes maanden op een wachtlijst; ¾ 14% staat ruim zeven maanden tot een jaar op een wachtlijst van een Rotterdamse kinderopvanginstelling; ¾ 3% van de kinderen staat langer dan 13 maanden op een wachtlijst. Dit geldt voornamelijk voor de peuterspeelzalen.
34
3
Kinderopvanginstellingen aan het woord In dit hoofdstuk worden de kwalitatieve resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Zoals eerder vermeld is hiervoor gesproken met diverse directieleden van Rotterdamse kinderopvanginstellingen en met sleutelinformanten van de verschillende diensten betrokken bij het kinderopvangbeleid (SoZaWe, GGD, JOS, OBR, dS+V). De kinderopvanginstellingen waarmee is gesproken zijn verspreid door de hele stad en verschillen qua grootte. Een groot deel van de respondenten richt zich naast opvang voor werkende ouders ook nadrukkelijk op opvang voor doelgroepouders/SoZaWe-klanten die opvang nodig hebben in het kader van studie, traject of inburgering. Voordat we ingaan op het kwalitatieve deel van het onderzoek, zal kort worden geschetst welke gemeentelijke diensten betrokken zijn bij het beleid kinderopvang en voor welk deel van het beleid zij verantwoordelijk zijn: - SoZaWe: vergoedingen SoZaWe-klanten die een re-integratietraject, studie of inburgeringscursus volgen; - OBR: vastgoed (locaties kinderopvang); - JOS: peuterspeelzalen en voor-en-vroegschoolse educatie; - GGD: handhaving wet kinderopvang; - dS+V unit Gebiedsmanagement afdeling Stedenbouw: inname en behandeling initiatieven onderzoek naar en randvoorwaarden opstellen voor nieuwbouwlocaties of uitbreiding van bestaande locaties; - dS+V unit Gebiedsmanagement afdeling Vergunningen: behandeling aanvraag bouwvergunning. Het afgeven van een bouwvergunning en het bepalen of meegewerkt wordt aan het realiseren van initiatieven die strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan is een bevoegdheid van deelgemeenten en voor het centrum van het centraal bestuur.
3.1
Ontstaan wachtlijsten en knelpunten
Alle gesproken kinderopvanginstellingen geven aan dat er meer vraag is dan aanbod, waardoor in de regel wachtlijsten ontstaan. Dit hoeft geen probleem te zijn als kinderen binnen een redelijke tijd geplaatst kunnen worden. Het wordt echter wel een probleem indien wachtlijsten langer worden en steeds lastiger zijn weg te werken. In deze paragraaf kijken we naar het ontstaan van wachtlijsten bij Rotterdamse kinderopvanginstellingen en de knelpunten die hiermee gepaard gaan. Volgens de respondenten spelen de volgende factoren een belangrijke rol bij het ontstaan van wachtlijsten: • Stijging van het aantal werkende ouders;
35
• • •
Privatisering kinderopvang en gewijzigde financieringsstructuur die door vereenvoudiging van het aanvraagproces voor overheidsbijdrage toegankelijker is geworden; Verminderde opvang voor SoZaWe-ouders; Stedelijke ontwikkelingen.
In onderstaande tekst worden de genoemde punten verder toegelicht. De oorzaak voor de stijging van de vraag naar opvang wordt onder andere gezocht in algemene ontwikkelingen, zoals een stijging van het aantal werkende moeders. Dit wordt gekoppeld aan de privatisering van de kinderopvang en het feit dat de belastingteruggave sindsdien een stuk eenvoudiger en toegankelijker is geworden. Volgens de instellingen is sinds het ontstaan van kinderopvang altijd wel sprake geweest van wachtlijsten, maar zij geven aan dat vanaf de gewijzigde financieringsregeling en duidelijke uitleg over de tegemoetkoming van de belastingsdienst, de opvang veel toegankelijker is geworden voor veel verschillende groepen. Hierdoor is de vraag naar opvang ook toegenomen – veel meer groepen willen nu gebruik maken van kinderopvang. ‘’Eerst was het veel lastiger, er zat ook nog een werkgever tussen, of als uitzendkracht had je geen recht op vergoeding kinderopvang. Door de motie Van AartsenBos werken de scholen veel meer mee aan BSO, dat is makkelijker voor ouders. De behoefte aan opvang is er eigenlijk altijd geweest, maar het is dus veel toegankelijker geworden. De tegemoetkoming is veel beter geregeld. We merken ook dat ons klantenbestand veel diverser is geworden. We hebben klanten van verschillende inkomensgroepen en etniciteiten. Ook hebben we nu veel meer uitzendkrachten. Dat zijn natuurlijk ook werkende ouders.’’ Respondent_07 Verschillende respondenten geven dus aan dat er sinds de privatisering niet alleen meer vraag is naar kinderopvang, maar dat het klantenbestand veel diverser is geworden. ‘’Voor de privatisering was onze organisatie echt een opvang voor de yuppen, goed inkomen en wit. Na de privatisering en de meer toegankelijke teruggave van de belasting is de kinderopvang ook gangbaar voor mensen met een lager inkomen. De afnemers zijn niet alleen qua inkomensgroep meer divers, maar ook als wordt gekeken naar etniciteit en beroepsgroepen.’’ Respondent_08 De privatisering blijkt ook gevolgen te hebben voor instellingen die zich voornamelijk richten op SoZaWe-ouders. Een respondent geeft aan dat zij voor de privatisering altijd erg gericht was op ouders die opvang nodig hebben in het kader van het volgen van een re-integratietraject, scholing of inburgering. Na de overheveling van de kinderopvang naar de markt, werd deze specifieke vorm van opvang echter minder aangeboden door de financiële risico’s. Als een SoZaWe-klant (inburgeraar, traject of studie) kinderopvang nodig heeft voor het volgen van een studie of traject, dan schiet de kinderopvanginstelling het bedrag voor de opvang voor een periode van enkele maanden voor, totdat de beschikking van de belasting en SoZaWe rond is. Mocht de beschikking echter onverhoopt niet doorgaan, dan loopt de kinderopvanginstelling als gevolg hiervan inkomsten mis. Sinds de privatisering van de kinderopvang is opvang voor dergelijke doelgroepen daarom vermin36
derd (veel kinderopvanginstellingen werken liever met werkende ouders – minder financieel risico) en dit kan een oorzaak zijn voor langere wachtlijsten voor SoZaWe-ouders. Het is overigens een aparte discussie waard of een vermindering van bovenstaande vorm van opvang wenselijk is voor de stad Rotterdam. ‘’Deze vorm van opvang wordt nu wel gemist. Op dit moment hebben we 50% werkende ouders, naast de andere doelgroep, want wij moeten ook rond komen (financiële stabiliteit). Ik denk ook dat de doelgroepouders niet makkelijk in de ‘gewone opvang’ komen, ze hebben een schoolverklaring nodig en een SoZaWe-verklaring en een belastingregeling. Dat is bureaucratisch wel lastig. Ik vind het jammer dat de gemeente niet ziet dat er ook kinderopvangcentra nodig zijn die zich richten op deze groepen.’’ Respondent_09 Wachtlijsten kunnen volgens de respondenten ook ontstaan door stedelijke ontwikkelingen. Een respondent geeft als voorbeeld dat er in Nieuw-Crooswijk veel huizen werden gesloopt en gerenoveerd. De mensen trokken de wijk uit, waardoor kinderopvanginstellingen van de omliggende wijken opeens te maken kregen met een stijging van de vraag. Verder valt op dat werkende ouders graag hun opvanglocatie zoeken in de buurt van hun werk. Het centrum van Rotterdam is een gebied waar veel vraag is naar kinderopvang. Dit blijkt ook de kwantitatieve gegevens uit het vorige hoofdstuk. “We hebben onlangs een nieuwe locatie geopend in het centrum met ruim 80 plekken en die was vrijwel meteen vol. Ook de andere locaties bevinden zich in het centrum, er is hier altijd veel vraag naar opvang, omdat veel ouders hier ook werken. Onze locaties zijn open van zeven tot zeven en ik merk dat dit duidelijk in een behoefte voorziet. Maar uitbreiden in het centrum is bijzonder lastig omdat er bijna geen geschikte buitenruimtes zijn.’’ Er zijn dus verschillende oorzaken te benoemen die leiden tot het ontstaan van wachtlijsten in de kinderopvang. Dit hoeft echter geen probleem te zijn, als de kinderen binnen een redelijke termijn geplaatst kunnen worden. De respondenten geven echter aan dat de volgende knelpunten ertoe leiden dat wachtlijsten niet snel en efficiënt kunnen worden weggewerkt: • Uitbreiden kost veel tijd; • Huurprijzen voor nieuwe ruimten zijn voor veel instellingen financieel niet haalbaar; • Moeite met vinden van goed gekwalificeerd personeel; • Kwaliteitsregels vanuit de overheid kunnen beperkend zijn. Een zeer belangrijke oorzaak voor het moeilijk wegwerken van wachtlijsten, is de volgens veel geïnterviewde respondenten moeizame tijdsintensieve procedure die vooraf gaat aan uitbreiding. Dit uit zich op twee gebieden: 1. Het is voor kinderopvangcentra zeer lastig om geschikte locaties te vinden die voldoen aan alle kwaliteitseisen. Vooral locaties met een geschikte buitenruimte is een heikel punt in de stad (3 vierkante meter per kind); 37
2. Verder kost de procedureaanvraag voor vergunningen erg veel tijd, onder andere omdat het lastig is de juiste contactpersonen te spreken. Ook werd de ondoorzichtigheid van de informatieverschaffing omtrent vergunningen aangehaald. Het is vaak niet duidelijk welke vergunningen op welk moment moeten worden aangevraagd. “Als je wilt uitbreiden, krijg je geen enkele medewerking van de stedelijke diensten. Wij hadden ooit in juni 2008 het plan om uit te breiden, en dat hadden we ook bij de GGD gemeld. De wijzigingen voor bestemming waren ingediend en de GGD vond het prima. We konden beginnen met 10 kindplaatsen, want meer kan niet totdat je een brandmelderinstallatie hebt. Tot op de dag van vandaag is het echter nog steeds niet rond. Het is iedere keer wat anders. Dan moet er een onderzoek naar fijnstof worden verricht, dan weer een onderzoek naar geluid. Per 2009 is de wet veranderd. Kinderopvangcentra zijn nu gevoelige bestemmingen geworden, wat betekent dat deze niet te dicht bij snelwegen mogen liggen. En nu komt het, de locatie van onze uitbreiding zou prima zijn voor sportdoeleinden, maar als buitenschoolse opvang kan het niet. Het is heel frustrerend en we ontvangen steeds weer andere berichten van verschillende diensten. Het is eigenlijk niet bevorderlijk dat er zoveel diensten bij betrokken zijn.’’ Respondent_09 Het is belangrijk om te vermelden dat niet iedere respondent hier problemen mee ondervindt. Vooral de wat grotere (stedelijke en soms landelijke) vestigingen kunnen het zich veroorloven om bij mogelijke uitbreidingen werknemers vrij te maken voor het afhandelen van vergunningen en dergelijke. Naaste de moeizame uitbreidingen voorzien de instellingen dat de huurprijzen voor nieuwe ruimten bij uitbreiding of in nieuwe multifunctionele accommodaties een knelpunt zullen vormen. ‘’Voor ons betekent huisvesting in een nieuw te bouwen multifunctionele accommodatie (mfa) een huurverhoging van 300% en dus voor ouders een enorme stijging van de uurprijs. In Hoogvliet gaat het in eerste instantie om 3 mfa’s die tussen nu en 3 jaar gerealiseerd gaan worden.’’ Respondent_04 Moeite met het vinden van goed gekwalificeerd personeel werd door enkele respondenten genoemd als oorzaak voor het ontstaan van wachtlijsten. Werving en selectie is een voortdurend proces bij veel kinderopvanginstellingen, omdat het verloop onder het personeel vaak groot is. Dit is overigens niet bij alle geïnterviewde instellingen het geval. Het gaat hierbij voornamelijk om de wat grotere kinderopvanginstellingen met meer dan twintig locaties verspreid door de stad. Ook de verschillende kwaliteitsregels vanuit de overheid spelen volgens enkele respondenten een rol bij de vorming en instandhouding van wachtlijsten. Het is volgens de respondenten belangrijk dat er kwaliteitseisen zijn, maar sommige kinderopvanginstellingen zijn bang dat het met de huidige regels te ver doorschiet en dat flexibele kinderopvang en het effectief wegwerken van de wachtlijst op deze manier wordt bemoeilijkt.
38
‘’Tegenwoordig moeten de leidsters zo enorm veel registeren in vergelijking met voorheen, dat organisaties totaal geen risico meer durven te nemen. Dit kan flexibele kinderopvang bemoeilijken. We zijn steeds meer tijd kwijt aan registratie, maar dit is niet altijd bevorderlijk voor de kwaliteit (alles moet worden geregistreerd, wanneer een kind aankomt, weg gaat etc). Leidsters zijn veel meer bezig met registeren in plaats van bezig zijn met de kinderen. Het administratieve schiet door, en we moeten uitkijken dat het niet ten koste gaat van de kwaliteit’’. Naast bovenstaande punten geven de respondenten aan ook tegen een ander knelpunt aan te lopen. Alle kinderopvanginstellingen hebben een redelijke bezetting, maar kampen met onderbezetting op de woensdagen en vrijdagen. Op de overige dagen is sprake van wachtlijsten, maar op de woensdag en vrijdag is eerder sprake van onderbezetting. ‘’Over het algemeen hebben we vrij volle locaties, maar we hebben wel daldagen op de woensdag en vrijdag. Daardoor haal je soms niet een eens een normale bezetting, omdat de dalen zo enorm zijn. Dat heeft ook weer te maken met de schooltijden. In het centrum hebben we soms een bezetting van 30% of 10% op de woensdag. Daar willen de klanten niet zitten op die dagen, maar voor de overige dagen is er sprake van wachtlijsten.’’
3.2
Wachtlijst per soort opvang
Als we verder inzoomen op de wachtlijstproblematiek zien we dat deze verschilt per opvangsoort. Dit bleek ook uit de tabellen in paragraaf 2.4. BSO en dagopvang De dagopvang en buitenschoolse opvang hebben beide te maken met wachtlijsten. De wachtlijsten voor de BSO zijn langer in vergelijking met de dagopvang omdat het verloop veel kleiner is. Kinderen zitten gemiddeld 8 jaar op de BSO, dus duurt het langer voordat er een plek vrijkomt. De wachtlijsten voor de dagopvang zijn eigenlijk langer dan die van de BSO, maar omdat ouders de mogelijkheid hebben hun kinderen bij meerdere locaties in te schrijven, gaat het plaatsen sneller. Bij de BSO bestaat geen mogelijkheid om bij meerdere locaties in te schrijven. Ook al staan er slechts 10 kinderen op een BSO-wachtlijst, al deze kinderen moeten worden geplaatst bij de BSO die is gekoppeld aan de basisschool waar de kinderen staan ingeschreven. Verder zit er bij de dagopvang ook een verschil in wachtlijst naar leeftijd. Over het algemeen is de wachttijd voor baby’s langer dan die van kinderen ouder dan twee jaar, omdat deze meerdere leidsters nodig hebben. Peuterspeelzalen Bij de peuterspeelzalen zien we een andere ontwikkeling als we kijken naar aantal kinderen op de wachtlijst. Uit de kwantitatieve gegevens blijkt dat peuterspeelzalen in vergelijking met de andere soorten opvang het minste aantal kinderen op een wachtlijst heeft staan. Als er echter wel kinderen op een wachtlijst van de peuterspeelzaal staan, dan staan ze er gemiddeld het langst op. 39
Uit de interviews werd duidelijk dat een deel van de Rotterdamse peuterspeelzalen, in tegenstelling tot de dagopvang en BSO, te maken heeft met onderbezetting. Hier zijn verschillende redenen voor. - In Rotterdam zijn alle peuterspeelzalen ook voorscholen en deze zijn door de dienst JOS verplicht om vier dagdelen aan te bieden. Dit sluit vaak niet aan op de tijden en behoeften van werkende of studerende ouders. De peuterspeelzalen kunnen niet worden ingezet als opvang, omdat het gaat om slechts enkele dagdelen. Op de dagen dat deze ouders wel vrij zijn, spelen ze liever zelf met hun kinderen; - De ouderbijdrage is hoger in vergelijking met de dagopvang; - Volgens diverse instellingen zien veel ouders het nut van de peuterspeelzalen niet in (met andere kinderen spelen en werken aan taalontwikkeling) en hechten zij evenveel waarde aan de pedagogische werking van de dagopvang. Deze gedachtegang is echter niet in samenspraak met de collegedoelstellingen, waarin een toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van de voor- en vroegschoolse educatie juist wordt beoogd. De respondenten van de kinderopvanginstellingen maken echter duidelijk dat de praktijk er anders uit ziet en dat het aantal kinderen op de peuterspeelzalen alleen maar afneemt.
3.3
Wachtlijsten verspreid door de stad
Naast verschillen in wachtlijstproblematiek naar soorten opvang, bestaan er ook verschillen als we kijken naar verschillende deelgemeenten in Rotterdam. Als we kijken naar de kwantitatieve gegevens in het vorige hoofdstuk, dan zien we vooral deelgemeente Noord, Stadscentrum en Delfshaven relatief veel kinderen op de wachtlijst hebben staan. Dit wordt onderschreven door de kwalitatieve gegevens. Veel respondenten met locaties in het Centrum geven aan dat werkende ouders in dit gebied ook graag opvang willen hebben in de buurt van de werkplek. Ook blijkt uit de interviews dat Rotterdam Zuid een problematisch gebied is als we kijken naar wachtlijstproblemen (dit blijkt niet zo duidelijk uit de kwantitatieve gegevens). Niet alleen staan er erg veel kinderen op de wachtlijsten, er is ook weinig tot geen capaciteit om uit te breiden wegens gebrek aan ruimte. ‘Sommige locaties zijn wat gewilder dan andere, er is relatief gezien veel vraag naar kinderopvang met een antroposofische grondslag. De wachtlijst is daar ook vrij hoog. In Katendrecht is veel nieuwbouw, dus daar is ook veel vraag naar kinderopvang. Ook Vreewijk is een gebied met veel wachtlijsten. In Vreewijk is speciaal onderwijs zoals De Mare en een montessori school. Veel ouders uit de randgemeenten trekken naar deze scholen toe. De vraag naar BSO is hier ook veel hoger. Daarnaast kenmerkt Vreewijk zich als een wijk met weinig plekken waar wij kunnen zitten als kinderopvang. Locaties voldoen vaak niet, te weinig tuinruimte, of het is een huis waar je slechts 10 kinderen kan plaatsen. De scholen in Vreewijk zijn erg gegroeid, waardoor er alleen maar langere wachtlijsten ontstaan. In Vreewijk is een wachttijd van drie jaar geen uitzondering.”
40
‘We ervaren voornamelijk problemen op de Kop van Zuid. Hier is echt sprake van een capaciteitsprobleem, want er is gewoon geen ruimte om uit te breiden. We hebben ook wachtlijsten in andere delen van Rotterdam, maar hier is veel minder sprake van een capaciteitsprobleem, het gaat veel meer om ouders die een voorkeur hebben voor een bepaalde locatie.’ Ook in Hoogvliet is sprake van lange wachtlijsten: ‘’Er staan veel kinderen op de wachtlijst, maar dat komt omdat er weinig aanbieders zijn in dit gebied. Onze organisatie heeft eigenlijk een soort monopoly op kinderopvang in deze buurt. Dat is bedrijfsmatig misschien goed, maar we kunnen de wachtlijsten bijna niet wegwerken.’’ Uit de tiek: ¾ ¾ ¾ ¾
3.4
interviews blijkt dat de volgende stadgedeelten kampen met overmatige wachtlijstproblemaRotterdam Zuid: voornamelijk Kop van Zuid en Vreewijk; Hoogvliet; Stadscentrum; Delfshaven.
Financiën
Uit bovenstaande paragrafen wordt duidelijk dat er in Rotterdam sprake is van een wachtlijstprobleem, vooral als we kijken naar de BSO en de dagopvang en naar de genoemde stadsgebieden. In het licht hiervan is het interessant om te bekijken hoe de financiële bedrijfsvoering van de instellingen eruit ziet. Hoe wordt omgegaan met wanbetalers? Krijgen zij de ruimte om de financiën op orde te krijgen of worden strenge regels gehanteerd, zodat sneller ruimte ontstaat voor het volgende kind op de wachtlijst? Uurtarief Alle geïnterviewde instellingen hanteren hetzelfde uurtarief voor verschillende inkomensgroepen. Wel wordt bij enkelen een verschil gemaakt tussen SoZaWe-klanten en niet-SoZaWe-ouders. De doelgroep die via SoZaWe een gedeelte uitbetaald krijgt, betaalt soms een hoger tarief. SoZaWeklanten worden begeleid bij de aanvraag. De formulieren voor de belastingteruggave en eventuele wijzigingen worden gezamenlijk ingevuld. Verder is het wel zo dat de verschillende producten verschillende uurtarieven kennen. Hele dagopvang is gemiddeld duurder dan de buitenschoolse opvang. Wanbetalers Er zijn verschillende manieren waarop kinderopvanginstellingen omgaan met wanbetalers. De meeste ondervraagde kinderopvanginstellingen werken met een betalingsherinnering. Na twee of drie maanden wordt de plaats van het kind opgezegd en wordt een incassoprocedure gestart. Het zijn vaak strakke procedures, omdat schulden hoog kunnen oplopen. Er zijn ook instellingen die 41
coulanter zijn, voornamelijk als het gaat om ouders die voor de betaling afhankelijk zijn van toeslagen. ‘’We hebben een zeer coulant ouder-debiteurenbeleid, vooral als het gaat om ouders die afhankelijk zijn van toeslagen. Bij een betalingsachterstand wordt de oorzaak daarvan onderzocht. Een redelijk voorstel van ouders om een betalingsregeling te treffen om zo de betalingsachterstand af te lossen, wordt gehonoreerd.’’ ‘’In ons debiteurenbeleid gunnen we ouders de tijd hun financiële situatie op orde te brengen.’’ De financiële afhandeling is verschillend als we kijken naar werkende ouders en SoZaWe-klanten die een traject, inburgeringscursus of studie volgen. Voor SoZaWe-klanten worden de bedragen vaak door kinderopvanginstellingen voorgeschoten, totdat de beschikking van SoZaWe en de belastingteruggave rond is. Over deze procedure bestaan wel diverse klachten. ‘’SoZaWe-ouders krijgen een vergoeding van SoZaWe en op het moment dat SoZaWe betaalt, betaalt de belastingdienst ook. De belastingdienst betaalt niet als er geen SoZaWe-beschikking is. Maar SoZaWe beschikt vaak laat en de belastingdienst ook, dus we moeten hier wel op wachten. Dat betekent een financieel risico. Soms gaan we hiermee heel erg de mist in en moeten we de klant achterlaten met een enorme schuld. Dat is zorgelijk. Schulden ontstaan bijvoorbeeld doordat er een SoZaWe-bijdrage en belastingbijdrage wordt verwacht, maar dat op een gegeven moment na enkele maanden blijkt dat er een inwonende partner is.’’ ‘’Er zijn veel problemen ten aanzien van de bijdragen die vanuit SoZaWe moeten worden ontvangen. Wij schieten de toelagen voor, ook die van de belastingdienst. In de eerste maanden van 2009 zijn van SoZaWe geen betalingen ontvangen, zonder dat wij vanuit SoZaWe omtrent de achterliggende reden in kennis zijn gesteld. Sinds een maand ontvangen we mondjesmaat beschikkingen en betalingen, maar op veel aanvragen hebben we nog geen reactie ontvangen. Mochten de beschikkingen uiteindelijk negatief uitvallen, dan hebben de betreffende ouders een grote schuld opgebouwd. De kans is klein dat wij de dan voorgeschoten bedragen nog terug zullen krijgen. Mocht SoZaWe niet spoedig de betalingen en het afgeven van beschikkingen hervatten, dan komen ook wij in financiële problemen.’’ Verschillende respondenten wijzen erop dat het handig zou zijn als klantmanagers voorafgaand aan trajecten contact opnemen met kinderopvanginstellingen om te bespreken wat er mogelijk is. Soms gaat het contact met de SoZaWe-klant namelijk moeizaam, omdat zij vaak zelf niet weten wat nu precies de bedoeling is. Mogelijke effecten recessie Volgens de instellingen wordt op dit moment weinig gemerkt van eventuele effecten van de recessie. Als het een effect heeft zal dit pas in 2010 merkbaar zijn. Wel merken ze dat ouders kritischer worden met wat ze afnemen en iets vaker dan voorheen gebruik maken van oppas door grootou42
ders. Enkele instellingen melden wel dat het aantal wanbetalers de laatste maanden is toegenomen. Sommige instellingen hebben hun uurtarief begin dit jaar licht verhoogd, maar zeggen hier geen effecten van te merken. ‘’Het is veel ingrijpender als de belastingdienst iets zou veranderen!’’ Volgens andere instellingen hebben de lichte stijgingen van de uurtarieven wel degelijk effect. “Sinds vorig jaar heeft een verandering plaatsgevonden bij de belasting waardoor SoZaWe-klanten 1% zelf moeten betalen (mensen in traject en mensen die studiefinanciering ontvangen). De gemeente moet dit nog aanpassen, maar het is nog niet op de juiste afdeling binnen SoZaWe terecht gekomen. Misschien is het pas aan het eind van dit jaar geregeld. Voor bijstandsklanten is het lastig om 1% van de kosten zelf te betalen. In Amsterdam is dit gat door de gemeente in februari al gedicht.” “Mensen kunnen in de problemen komen met de eigen bijdrage en om die reden stoppen met het traject of de studie waar ze mee bezig zijn. Ook kunnen mensen na maanden te horen krijgen dat ze met hoge schulden zitten, als blijkt dat ze toch geen recht hebben op vergoeding en dat is een kwalijke zaak. ” Gezien het bovenstaande is het belangrijk om de gevolgen van prijsstijgingen verder te onderzoeken.
3.5
Gemeente en kinderopvang
Over het algemeen zijn de kinderopvanginstellingen tevreden over de huidige geprivatiseerde situatie van de sector kinderopvang. Toch was er een punt waarover alle respondenten het eens waren; de gemeente wordt gemist als contactpersoon en gesprekspartner als het gaat om informatie-uitwisseling. Kinderopvanginstellingen gaven aan de gemeente als contactpunt te missen op het gebied van informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld bij veranderde wet- en regelgeving. Maar ook als er wijzigingen plaatsvinden in bestemmingsplannen of als er plannen zijn voor een nieuw te bouwen multifunctionele accommodatie. Verder bestaan er binnen de kinderopvang verschillende uitgangspunten over de organisatie. Veel kinderopvangcentra zien zichzelf als een commercieel bedrijf met als doel een gezonde bedrijfsvoering. Maar hiernaast zijn er ook kinderopvanginstellingen die zich maatschappelijk betrokken voelen met de stad en kinderopvang om deze reden zien als een maatschappelijke dienstverlening. Volgens deze respondenten is kinderopvang erg belangrijk voor de wijk. De kinderopvanginstellingen weten wat er speelt in de wijk en waar behoefte aan is. Het zou volgens de respondenten goed zijn als deze kinderopvangcentra vaker in contact zouden kunnen treden met deelgemeenten. Ook naar aanleiding van de problemen die respondenten ervaren als het gaat 43
om wachtlijsten geven veel kinderopvanginstellingen aan duidelijke contacten binnen de gemeente te missen. Het ontbreken van een platform wordt als een gemis ervaren. Een ander punt wat herhaaldelijk werd genoemd was het moeizame contact met de gemeente als een kinderopvanginstelling wil uitbreiden. Hierbij werd voornamelijk gesproken over dS+V en het OBR. Het volgende citaat spreekt boekdelen: ‘’Misschien zou het goed zijn als er één dienst is die alle wet- en regelgeving kent, maar het moet dan ook een dienst zijn die stad kent. Er wordt voortdurend gekeken naar de landelijke regels, maar Drenthe (met meer dan genoeg buitenruimte) is totaal anders dan Rotterdam. We willen allemaal buitenruimte, maar wat als de ruimte er gewoon niet is? Dan moeten we het oplossen met wat we wel hebben. Maar overleggen hierover is moeilijk. Het wordt gewoon bij de kinderopvangcentra neergelegd en vervolgens wordt er bij vergunningaanvraag nee gezegd, zonder naar de stadsituatie en de behoefte van ouders te kijken. Natuurlijk is kwaliteit belangrijk, maar niet alles kan binnen de stad.’’ Ook andere ontwikkelingen in de kinderopvang (onderbezetting peuterspeelzalen en de redenen hiervan) en toekomstige verwachtingen zouden de instellingen graag willen delen met de gemeente om op deze manier te streven naar een betere afstemming met het gemeentelijke beleid. Enkele verwachtingen van de kinderopvanginstellingen: • Over het algemeen verwachten de instellingen niet dat de vraag naar opvang zal afnemen. Het zal eerder toenemen, omdat er steeds meer ouders (voornamelijk moeders) gaan werken. Daarom hopen ze dat het binnenkort makkelijker zal worden om wachtlijstproblemen aan te pakken. • De verwachting is ook dat de peuterspeelzalen op korte termijn geharmoniseerd worden met de dagopvang. Dit is als het goed is al een streven van de politiek en dit wordt door veel instellingen ondersteund. • Ook wordt verwacht dat er meer vraag zal zijn naar opvang van zeven tot zeven, naar 24uursopvang en naar meer flexibele kinderopvang in het algemeen. Flexibele kinderopvang is volgens de respondenten vaak lastig aan te bieden als wordt gekeken naar de kwaliteitseisen.
3.6
Aanbevelingen
Met de respondenten is gesproken over de mogelijke aanpak van de genoemde knelpunten. Hierbij is vooral gefocust op de wijze waarin de gemeente hierbij zou kunnen faciliteren. Ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden in de kinderopvang kunnen de volgende aanbevelingen worden geformuleerd:
44
OBR als gesprekspartner Veel kinderopvanginstellingen zouden het op prijs stellen als het OBR benaderd kan worden als gesprekspartner. Het OBR zou verder geschikte panden kunnen aanbieden bij de kinderopvangvoorzieningen. Rekening houden met buitenruimte Bij nieuwbouw rekening houden met buitenruimte en niet alleen met binnenruimte. Zeker in de stad is dit lastig, want kinderopvanginstellingen moeten altijd zorgen voor minimaal 3 m2 buitenruimte per kindplaats. In de ontwikkeling van de bouw dient ook rekening te worden gehouden met alle geldende regels wat betreft luchttoevoer, isolatie, etc. Kinderopvang als gesprekspartner Betrek kinderopvanginstellingen uit de betreffende wijk en de deelgemeente als gesprekspartner als er bijvoorbeeld plannen zijn voor het bouwen van een multifunctionele accommodatie. Ook kan de gemeente faciliterend werken bij het wijzigen van bestemmingsplannen. Huurprijzen mfa’s Het zou gunstig zijn als de gemeente invloed uitoefent op huurprijzen van voornamelijk nieuwe multifunctionele accommodaties. Commerciële huurprijzen zijn voor kinderopvanginstellingen financieel niet haalbaar. Toegankelijk aanspreekpunt bij dS+V Vereenvoudigen van procedureaanvraag van vergunningen, zodat dit minder tijdsintensief is. Hierbij kan dS+V een belangrijke rol vervullen. Hetzelfde geldt voor een verbetering van de informatie en doorzichtigheid van de benodigde vergunningen. Zorg voor een aanspreekpunt bij dS+V die wellicht de kinderopvanginstellingen ook kan bijstaan met berekeningen. Gebruik maken van daldagen Verschillende respondenten wijzen erop dat rekening kan worden gehouden met daldagen in kinderopvang (woensdag en vrijdag) voor inburgeraars, studenten en mensen die een traject volgen. Het is volgens hen een gemiste kans dat SoZaWe-klanten niet meer gebruik maken van de daldagen in de kinderopvang die door werkende mensen niet worden gevuld. SoZaWe zou trajecten en studies in kunnen plannen op de daldagen. Hiermee worden wachtlijsten korter (kinderen kunnen namelijk meteen geplaatst worden) en hebben kinderopvanginstellingen een meer evenwichtige bezetting. Toekomstig beleid kinderopvang Naar aanleiding van de interviews is ook nagedacht over de toekomst van het kinderopvangbeleid. Dit beleid wordt in Rotterdam uitgevoerd door een aantal gemeentelijke diensten. Deze verdeling van verantwoordelijkheden is afgestemd op het vakgebied en de doelstellingen van de verschillende diensten. Het is om deze reden niet handig om het gehele beleid kinderopvang onder te brengen bij één dienst. Het is echter wel belangrijk om richting de kinderopvangvoorzieningen klantvriendelijker en klantgerichter te gaan werken, door bijvoorbeeld één loket te hanteren waar de organisaties terecht kunnen voor vergunningenaanvraag en dergelijke. Dit is een belangrijke stap bij het oplossen van de wachtlijstproblematiek, aangezien de kinderopvangvoorzieningen veel 45
problemen ervaren bij uitbreidingen. Ten aanzien van het beleid kinderopvang is het verder belangrijk om gerichter samen te werken, door middel van een stuurgroep waar vertegenwoordigers van alle betrokken diensten zitting in hebben. Er zou meer moeten worden samengewerkt tussen kinderopvanginstellingen, OBR, dS+V en deelgemeente. Indien kinderopvanginstellingen willen uitbreiden is OBR als gesprekspartner over vastgoed en dS+V voor een heldere snelle vergunningaanvraag essentieel. De deelgemeente is eveneens een belangrijke gesprekpartner, voornamelijk als we kijken naar de sociale sector en de functie van de kinderopvang in de wijk. Diverse kinderopvanginstellingen hebben aangegeven dat de privatisering van de kinderopvang veel voordelen heeft, maar het nadeel is wel dat de maatschappelijke betrokkenheid is verminderd. Voor de privatisering hadden kinderopvanginstellingen een directe relatie met deelgemeenten vanwege de subsidieverschaffing. Zij werden toen ook echt gedwongen om hun gebiedsgerichte signaalfunctie uit te oefenen. Dat is nu allemaal losgelaten, terwijl een grote stad als Rotterdam ook moet kijken wat de wijk nu eigenlijk nodig heeft. Er moet afstemming zijn met andere welzijnsorganisaties, het ouderenwerk en het jongerenwerk. Zeker in de oude wijken van bijvoorbeeld Crooswijk, Delfshaven en Feyenoord is het belangrijk om nauwe contacten te onderhouden. Voor informatie hier omtrent kan de deelgemeente een belangrijke rol spelen. Ook als we kijken naar de behoefte aan een platform voor kinderopvanginstellingen kunnen de deelgemeenten een trekkende rol spelen. Peuterspeelzalen Bij peuterspeelzalen is voor een groot deel sprake van onderbezetting. Ouders zien het nut van de VVE volgens respondenten nauwelijks in en het aanbod van de peuterspeelzalen sluit niet aan bij de opvang die werkende en studerende ouders nodig hebben. Dit gaat echter lijnrecht tegen de collegedoelstellingen waarmee wordt beoogd om het aantal kinderen dat gebruik maakt van de VVE te verhogen. De gemeente zou wat aan de aanbodkant kunnen doen, door bijvoorbeeld de ouderbijdrage te verlagen of wat sommige respondenten suggereerden, helemaal gratis te maken voor SoZaWe-klanten. Maar omdat er steeds meer werkende ouders zijn, is het de vraag of het niet beter zou zijn om de peuterspeelzalen met voorscholen op termijn te harmoniseren met de dagopvang. Op deze manier zal er automatisch meer gebruik worden gemaakt van de voorscholen, wat ook gunstig is gezien de collegedoelstellingen. Financiën Kinderopvanginstellingen die zich richten op doelgroepouders (SoZaWe) moeten een manier vinden om beter met elkaar te communiceren op het gebied van de afhandeling van beschikkingen. Zoals het er nu voor staat, lopen veel kinderopvanginstellingen een financieel risico terwijl zij een dienst aanbieden die essentieel is voor een gunstig verloop van het traject, studie of inburgeringscursus van SoZaWe-klanten.
46
Bijlage 1 Nadere toelichting onderzoekswerkzaamheden Overzicht kinderopvanginstellingen Voor een lijst met alle Rotterdamse kinderopvanginstellingen, is gebruik gemaakt van het overzicht op de website van de GGD (week 9 2009). Volgens dit overzicht zijn er in totaal 589 kinderopvanginstellingen in Rotterdam. Tabel 1: Aantal kinderopvanginstellingen Rotterdam Soort opvang Buitenschoolse opvang Gastouderbureaus Kindercentrum
Aantal 214 29 1
Kinderdagverblijven
153
Peuterspeelzalen
192
Bron: GGD Rotterdam
Alle kinderopvanglocaties vallen onder 137 overkoepelende organisaties. Overzicht onderzoekswerkzaamheden 1 Briefverzending Alle overkoepelende kinderopvangorganisaties in Rotterdam hebben een brief namens de wethouder ontvangen, waarin zij geïnformeerd werden over het onderzoek (week 9). 2 Belronde kinderopvanginstellingen Eind februari/begin maart ’09 is gestart met een belronde onder alle overkoepelende instellingen. Doel van de belronde: nogmaals informeren over het onderzoek, informatie vergaren over wachtlijsten, vragen om deelname onderzoek en verzamelen van gegevens van de juiste contactpersonen bij toezegging. De uitkomst van dit contact had vier mogelijkheden: - De kinderopvanginstelling heeft geen wachtlijst → geen vragenlijst gestuurd - De kinderopvanginstelling heeft wel een wachtlijst en wil deelnemen aan onderzoek→ vragenlijst gestuurd - De kinderopvanginstelling heeft wel een wachtlijst maar twijfelt over deelname aan onderzoek → reactie afwachten en eventueel nogmaals benaderen - De kinderopvanginstelling heeft wel een wachtlijst maar wil niet deelnemen aan onderzoek → geen vragenlijst gestuurd De organisaties waren over het algemeen positief over het onderzoek, maar zoals van te voren verwacht, huiverig met het aanleveren van persoonsgegevens. Ook duurde het bij de wat grotere kinderopvanginstellingen lang voordat er een akkoord was, omdat intern met directieleden moest 47
worden overlegd. Deze grotere organisaties moesten überhaupt meerdere keren worden terug gebeld, omdat het lastig was de juiste contactpersoon aan de lijn te krijgen. Verder kwam de volgende informatie naar boven tijdens de gesprekken: • Bij de belronde bleek een groot deel van de gastouderbureaus niet geschikt voor het onderzoek, omdat zij zich uitsluitend bezig houden met bemiddeling en dus geen wachtlijst hanteren; • Een aantal peuterspeelzalen geeft aan juist te kampen met onderbezetting. De mate aan onderbezetting is verder onderzocht door middel van kwalitatieve interviews met directieleden van de betreffende organisaties. Het kostte de kinderopvanginstellingen vaak veel tijd om alle gevraagde wachtlijstgegevens bij elkaar te zoeken. Aanleveren van de gegevens binnen twee weken lukten zelden en vaak werd gevraagd om uitstel van inlevering. Op basis van de hoeveelheid werk zijn enkele kinderopvanginstellingen die voorheen hadden toegezegd deel te nemen aan het onderzoek, alsnog afgehaakt. Toch had de SWA voldoende gegevens binnen gekregen om begin mei 2009 samen met de leden van de begeleidingscommissie de beslissing te nemen om, ondanks de trage en moeizame dataverzameling, door te gaan met het onderzoek. 3. Ontwikkelen digitale vragenlijst De SWA heeft een digitale vragenlijst ontwikkeld om de wachtlijsten van de kinderopvanginstellingen in kaart te brengen. Voor het onderzoek is gevraagd naar de volgende gegevens per kind: Identificatie: - Naam van kind op wachtlijst en adresgegevens ouders (om een aanname te kunnen maken over meervoudige inschrijvingen); - Geboortedatum kind; - Naam kinderopvangvoorziening; - Locatie kinderopvangvoorziening (deelgemeente en wijk). Peiling wachttijd: - Wensdatum; - Verwachte plaatsingsdatum; - Soort opvang (dagopvang, BSO, peuterspeelzaal met/zonder VVE, gastouderopvang); - Gewenste dagdelen; - Gewenst aantal dagdelen. Na toezegging van de organisaties is de vragenlijst per mail naar de contactpersonen toegestuurd met het verzoek de lijst binnen twee weken te retourneren. Als ko-instellingen zelf over een goed bestand beschikten met complete gegevens, dan konden zij in plaats van een ingevulde vragenlijst ook een kopie van dit bestand mailen.
48
3. Interviewen In het onderzoeksvoorstel is opgenomen dat er 20 interviews worden afgenomen bij diverse sleutelinformanten uit de kinderopvangsector. Denk hierbij aan directieleden van de verschillende centra, maar ook aan medewerkers van diverse gemeentelijke diensten die te maken hebben met de kinderopvangsector (SoZaWe, JOS, GGD). Tijdens de belronde is naast het verzamelen van contactgegevens ook gestart met het werven van geschikte respondenten. Kwaliteit bestanden De kwaliteit van de ontvangen bestanden is wisselend. Van sommige organisaties hebben we complete en bruikbare digitale data binnen gekregen, uitgesplitst naar alle locaties. Maar dit zijn eigenlijk uitzonderingen. Het kwam veel vaker voor dat gehele planningslijsten zijn aangeleverd. Deze omvatten alle aangemelde kinderen, inclusief kinderen waarvan de wensdatum bekend, maar nog niet overschreden is. Hierdoor is het niet altijd even duidelijk hoelang kinderen op de wachtlijst staan en of ze überhaupt wel op een wachtlijst staan. Per kind op de lijst moest dan worden nagelopen, of deze in de onderzoeksgroep valt. Onderzoeksvragen 1. Hoeveel Rotterdamse kinderen staan per februari 2009 op een wachtlijst voor een kinderopvangvoorziening? 2. Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor een kinderopvangvoorziening in Rotterdam? 3. Is er een verschil in wachtlijst/-tijd als wordt gekeken naar de verschillende vormen van kinderopvang: peuterspeelzaal (VVE), gastouderbureau, dagopvang, of buitenschoolse opvang (BSO)? 4. Wat zijn de belangrijkste redenen voor het ontstaan van wachttijden voor een kinderopvangvoorziening in Rotterdam? Als we kijken naar de onderzoeksvragen, dan kunnen we op basis van de binnen gekomen data in ieder geval de eerste en de derde vraag beantwoorden. De tweede vraag is lastiger te beantwoorden, omdat de wachttijd niet ondubbelzinnig uit het aangeleverde materiaal volgt. Hoewel de wachttijd per kind (de tijd die is verstreken vanaf de wensdatum tot de peildatum) wel kan worden bepaald, is dat voor de totale wachttijd niet mogelijk gebleken. Slechts een klein deel van de organisaties werkt namelijk met een verwachte plaatsingsdatum. Voor het onderzoek is ook gevraagd naar gewenste aantal dagdelen. Op kwantitatieve basis valt hier echter weinig over te zeggen. De registratie is onbetrouwbaar – de registreerde gegevens komen veelal niet overeen met de werkelijke situatie. Op basis van kwalitatieve interviews is wel naar voren gekomen dat veel ko-instellingen kampen met onderbezetting op de woensdag en vrijdag, in tegenstelling tot andere dagen die juiste (over)vol zijn. Het kan ook voorkomen dat ouders voor enkele dagdelen opvang hebben gevonden, maar nog steeds op een wachtlijst staan bij diverse kinderopvangcentra. Dit komt omdat zij ook opvang voor andere dagdelen nodig hebben, waarin de huidige opvang niet kon voorzien. Met dergelijke ontwikkelingen is in het onderzoeksvoorstel rekening gehouden, maar dit blijk in de praktijk niet te onderzoeken, omdat ook hierbij de registratie onbetrouwbaar is.
49
Sociaal-wetenschappelijke afdeling Postbus 1024 3000 BA Rotterdam
Sociaal-wetenschappelijke afdeling Postbus 1024 3000 BA Rotterdam