Onderzoek Wachtlijsten Buitenschoolse Opvang Amsterdam
Projectnummer: 9159 In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Mara van Laaren Esther Jakobs
Oudezijds Voorburgwal 300
Postbus 658
1012 GL Amsterdam
1000 AR Amsterdam
Telefoon 020 251 0490
Fax 020 251 0444
[email protected]
www.os.amsterdam.nl
Amsterdam, mei 2009
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
2
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
Inhoud Inleiding
5
1 Landelijk beeld 1.1 Capaciteit 1.2 Wachtlijsten 1.3 Wachtlijstomvang 1.4 Methode B&A groep en Regioplan
7 7 9 10 11
2 Deskresearch
14
3 Capaciteit en wachtlijsten in Amsterdam 3.1 Capaciteit 3.2 Wachtlijstomvang
15 15 19
Samenvatting en conclusie
23
3
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
4
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
Inleiding
In de gemeente Amsterdam bestaan wachtlijsten voor de buitenschoolse opvang. Buitenschoolse opvang is opvang voor kinderen in de leeftijd van de basisschool (4 tot 12 jaar) vóór en/of na schooltijd, tijdens studie- en adv-dagen van leraren en in vakanties. In het schooljaar 2007-2008 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de omvang van de wachtlijsten bij de Amsterdamse kinderopvanginstellingen in bepaalde gebieden. Enkele metingen leverden vervuilde gegevens op, bij andere metingen namen te weinig kinderopvangorganisaties deel om een betrouwbaar beeld te kunnen geven. De kinderopvangorganisaties van Amsterdam stellen dat het onmogelijk is zuivere gegevens over wachtlijsten te leveren. Zij wijzen daarbij op zaken als dubbele inschrijvingen en sterke voorkeuren van ouders voor bepaalde dagen. De huidige stand van zaken is dus dat de gemeente geen volledig beeld heeft van de wachtlijsten in Amsterdam. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) wil toch graag meer inzicht in de omvang van de wachtlijsten in Amsterdam. DMO heeft aan O+S gevraagd een analyse uit te voeren van beschikbare gegevens over de wachtlijsten voor naschoolse opvang in Amsterdam. Doel van het project is om een schatting te maken van de netto lengte van de wachtlijsten bij kinderopvangorganisaties in Amsterdam (dus zonder dubbelingen en andere vervuiling) en een overzicht te maken van de ontwikkeling van de capaciteit van de kinderopvang, waarbij ook een beeld geschetst wordt van de verdeling van de capaciteit over Amsterdam. B&A groep1 en Regioplan2 hebben landelijke onderzoeken uitgevoerd naar de omvang van de wachtlijsten in de kinderopvang. Helaas is Amsterdam in deze onderzoeken buiten beschouwing gelaten. In de onderzoeken is de omvang van de wachtlijsten uitgedrukt als percentage van de capaciteit in de kinderopvang. Aangezien er geen redenen gevonden zijn waarom de ontwikkelingen in Amsterdam zouden verschillen van de rest van Nederland (zoals in bijvoorbeeld het realiseren van kinderopvangcapaciteit), kunnen we de resultaten van het landelijk onderzoek gebruiken om met behulp van capaciteitsgegevens van de kinderopvang in Amsterdam alsnog tot een schatting van de omvang van de wachtlijsten in Amsterdam te komen. DMO heeft ook gevraagd of O+S inzicht kan geven in het aantal schoolgaande kinderen dat gebruik maakt van gastouderopvang in Amsterdam. Aangezien het aantal ‘koppelingen’ dat gastouderbureaus tot stand brengen, niet in de gemeentelijke registers hoeft worden bijgehouden en er verder geen gegevens te vinden zijn over het aantal gastouders kunnen wij niets over de capaciteit van de gastouderopvang zeggen. Ook
1
B&A groep, Wachtlijsten kinderopvang, rapportage stand van zaken 1 augustus 2007, Den Haag, 2007. e B&A groep, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (2 meting), rapportage stand van zaken december 2007, Den Haag, 2008. 2 e Regioplan, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (3 meting), Stand van zaken 1 juni 2008, Amsterdam, 2008.
5
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
navraag bij verschillende instanties en desk research hebben geen informatie over de capaciteit van gastouderbureaus opgeleverd. In het komende hoofdstuk zal het landelijk beeld van de capaciteit en de wachtlijsten in de buitenschoolse opvang worden geschetst, zoals met name uit de onderzoeken van B&A groep en Regioplan naar voren is gekomen. Ook wordt hun methode beschreven en de resultaten die wij gaan gebruiken om de wachtlijsten in Amsterdam inzichtelijker te maken. In het tweede hoofdstuk worden kort de resultaten van de desk research besproken en in het derde hoofdstuk wordt de capaciteitsontwikkeling in Amsterdam geschetst en een schatting van de wachtlijsten in Amsterdam gemaakt. Aan de hand van het door O+S uitgevoerde ‘Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd’ uit 20071 zullen er per stadsdeel nuanceringen in de wachtlijstomvang aangebracht worden.
1
6
O+ S, Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd, Amsterdam, maart 2007.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
1 Landelijk beeld
De afgelopen jaren laten enkele ontwikkelingen zien die hebben bijgedragen aan de stijgende vraag naar kinderopvang. Zo is fors geïnvesteerd om het stelsel van kinderopvang te verbeteren. Naast de invoering van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005, zijn per 1 januari 2006 en 2007 de kosten voor ouders aanzienlijk verlaagd. Daarnaast is per 1 januari 2007 ook de werkgeversbijdrage verplicht geworden, waardoor de kosten voor veel ouders nog verder daalden. Bovendien zijn vanaf augustus 2007 schoolbesturen wettelijk verplicht, voor ouders die dat wensen, de aansluiting te organiseren tussen school en buitenschoolse opvang. Scholen zijn bijvoorbeeld samen gaan werken met meerdere kinderopvangorganisaties, waar zij voordien met één aanbieder in zee gingen. Hierdoor is de vraag naar buitenschoolse opvang sterk gestegen. Een groeiend aantal werkende moeders en een beter en goedkoper stelsel van kinderopvang hebben geleid tot een cultuuromslag: het gebruik van kinderopvang wordt door een steeds grotere groep werkende ouders gezien als goed en betaalbare oplossing om arbeid en zorg te combineren.
1.1 Capaciteit Naast het goedkoper maken van kinderopvang voor ouders is er ook, door zowel Rijk, gemeenten als kinderopvangorganisaties, flink geïnvesteerd in het realiseren van meer capaciteit in de buitenschoolse opvang. Tussen 2002 en 2007 is de capaciteit in de buitenschoolse opvang toegenomen met ruim 57.000 kindplaatsen en tussen 2007 en 2008 met nog eens 47.000 kindplaatsen. Tabel 1.1 Aantal kindplaatsen in de BSO 2002-2008
BSO
2002
2003
2004
31-12-2006
54995
61586
74125
94656
1-12-2007 31-12-2008 112000
159211
bron: Regioplan, Monitor capaciteit kinderopvang 2008-2011, Amsterdam, maart 2008
De capaciteitsuitbreiding voor buitenschoolse opvang in de periode 2002-2007 kon de sterk groeiende vraag echter niet bijbenen, zodat er sprake bleef van wachtlijsten. Deze observaties waren in 2007 voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanleiding om de Taskforce BSO in te stellen. In opdracht van deze Taskforce is onderzoek gedaan naar de omvang van de wachtlijsten. Deze landelijke onderzoeken zijn door B&A groep1 en Regioplan2 uitgevoerd. 1
B&A groep, Wachtlijsten kinderopvang, rapportage stand van zaken 1 augustus 2007, Den Haag, 2007. e B&A groep, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (2 meting), rapportage stand van zaken december 2007, Den Haag, 2008. 2 e Regioplan, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (3 meting), Stand van zaken 1 juni 2008, Amsterdam, 2008.
7
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
In deze onderzoeken komt naar voren dat tussen 1 augustus 2007 en 1 juni 2008 er flink wat kindplaatsen in de buitenschoolse kinderopvang bij zijn gekomen: bijna 50.000. Dit is een toename van ruin 47%. Voor het omrekenen van de capaciteit in kindplaatsen (fulltime plekken) naar het aantal kinderen dat bediend wordt met deze capaciteit gaan B&A groep en Regioplan er van uit dat één kindplaats bij buitenschoolse opvang door 1,9 kind wordt bezet (aangezien kinderen in Nederland gemiddeld 2,6 dagen per week gebruik maken van buitenschoolse opvang). Omgerekend naar aantal kinderen betekent dit dat er in minder dan een jaar tijd plek is gecreëerd in de buitenschoolse opvang voor bijna 95.000 extra kinderen. Tabel 1.2 Capaciteit in de BSO 2007-2008 1-8-2007
1-12-2007
1-6-2008
Capaciteit in aantal kindplaatsen
105.700
112.000
155.572
Capaciteit in aantal kinderen
200.830
212.800
295.587
Op 31 december 2008 waren er landelijk gemiddeld 8,8 volledige kindplaatsen per honderd kinderen beschikbaar in de buitenschoolse opvang1. Op 1 januari 2007 waren per honderd kinderen 5,2 kindplaatsen beschikbaar. In deze periode is er dus sprake van 68% toename. Figuur 1.3 geeft voor 31 december 2008 het aantal volledige kindplaatsen per honderd kinderen in buitenschoolse opvang in de verschillende regio’s weer2.
1 2
8
Bron: Regioplan, Monitor capaciteit kinderopvang 2008-2011, Amsterdam, maart 2009. Ook hier is sprake van het aantal kindplaatsen per 31 december 2008 en het aantal kinderen per 1 januari 2008.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
Figuur 1.3
Bron:Regioplan
1.2 Wachtlijsten Ondanks de groei van het aantal kindplaatsen slinken de wachtlijsten (nog) niet. In dit rapport wordt met de term wachtlijst de netto wachtlijst bedoeld. Dit houdt in dat de wensdatum, de datum waarop het kind geplaatst had moeten worden, reeds is verstreken. Daarnaast betekent dit ook dat de lijst is geschoond van ‘vervuiling’ en ‘dubbelingen’. Vervuiling van de wachtlijst ontstaat door bijvoorbeeld ontbrekende gegevens, leeftijden die opvang uitsluiten en een wachttijd van langer dan twee jaar. Dubbelingen zijn kinderen die bij meer dan één opvangorganisatie staan ingeschreven. De omvang van de netto wachtlijst is uit te drukken in kinderen of in kindplaatsen (fulltime plekken). De bruto wachtlijst bestaat uit alle kinderen die staan ingeschreven, inclusief vervuiling, dubbelingen en kinderen van wie de wensdatum nog niet voorbij is (deze staan dus eigenlijk op de planninglijst en niet op de wachtlijst).
9
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
In augustus 2007 stonden er 20.200 kinderen op de wachtlijst voor buitenschoolse opvang, in juni 2008 waren dat er 21.469. De vraag naar buitenschoolse opvang was blijkbaar sterker gegroeid dan het aanbod. Daarnaast is het voor kinderopvangorganisaties in sommige gemeenten moeilijker dan in andere om de capaciteit verder uit te breiden, of zijn er andere oorzaken voor het bestaan van wachtlijsten. De belangrijkste oorzaken voor de toenemende vraag zijn: verlaging van de kosten voor ouders kwaliteitsverbetering de motie Van Aartsen Bos, waardoor scholen zorg moeten dragen voor een aanbod als ouders daarom vragen cultuuromslag bij ouders Belemmeringen in gemeenten hebben overwegend betrekking op huisvesting. Waar onvoldoende huisvestingsmogelijkheden zijn, is capaciteitsuitbreiding moeilijk. Daarnaast kunnen voorkeur voor een bepaalde aanbieder of een gebrekkige samenwerking tussen scholen en kinderopvang, uitbreiding van het aantal kindplaatsen in de weg staan. Andere oorzaken voor het ontstaan en voortbestaan van wachtlijsten: ouders en kinderen hebben een voorkeur voor bso op bepaalde dagen (maandag, dinsdag en donderdag) ouders hebben al wel een plek, maar wensen uitbreiding of hebben een voorkeur voor andere dagen ouders hebben al wel een plek bij een andere opvangorganisatie, maar hebben zich niet afgemeld kinderopvangorganisaties kunnen niet voldoende gekwalificeerd personeel vinden om een nieuwe locatie of nieuwe groepen te starten B&A groep en Regioplan hebben echter door middel van het opschonen van wachtlijstadministraties en het houden van enquêtes onder ouders de omvang van de netto wachtlijst geprobeerd te achterhalen.
1.3 Wachtlijstomvang De wachtlijstomvang uitgedrukt in het aantal kinderen dat er op staat nam dus tussen augustus 2007 en juni 2008 nog niet af. De omvang (in aantal kinderen) uitgedrukt als percentage van de capaciteit (in aantal kindplaatsen) daalt wel. Op 1 augustus 2007 was de omvang van de wachtlijst uitgedrukt als percentage van de capaciteit 21%. Op 1 juni 2008 was dat nog maar 13,8%. Tabel 1.4 Wachtlijsten in de BSO 2007 – 2008
Omvang wachtlijst (in aantal kinderen) Omvang wachtlijst als % van de capaciteit (aantal kindplaatsen)
10
1-8-2007
1-12-2007
1-6-2008
20.200
21.953
21.469
21
19,6
13,8
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
De omvang van de wachtlijst uitgedrukt als percentage van de capaciteit blijkt het grootst te zijn in de grote gemeenten (gemeenten met een inwonertal groter dan 100.000). Zij volgen echter wel het algemene beeld van een dalend percentage. Tabel 1.5 Wachtlijsten in de BSO per inwonerklasse 2007-2008
6
1-8-2008
1-12-2007
1-6-2008
grote gemeenten
27
24
15
middelgrote gemeenten
13
15
13,5
kleine gemeenten
13
24
12
De gemiddelde wachttijd in Nederland was bij de tweede meting (1 december 2007) afgenomen van 196 naar 181 dagen en bij de derde meting (1 juni 2008) weer toegenomen tot 230 dagen. De gemiddelde wachttijd bij plaatsing was bij de tweede meting 79 dagen en bij de derde meting 89 dagen. Bij de eerste meting kon niet de gemiddelde wachttijd bij plaatsing berekend worden, aangezien je daar een tijdsinterval voor nodig hebt. Uit alle drie onderzoeken blijkt dat de wachtlijsten het grootst zijn in de grote gemeenten.
1.4 Methode B&A groep en Regioplan De stelling van kinderopvangorganisaties in Amsterdam is dat zij hun wachtlijstgegevens niet beschikbaar stellen omdat het onmogelijk is zuivere gegevens te leveren. B&A groep heeft echter een methode met (drie) deelonderzoeken gebruikt om wachtlijst gegevens van verschillende opvangorganisaties zo zuiver mogelijk te krijgen. De onzuivere, beschikbare wachtlijstgegevens noemen ze de ‘bruto wachtlijst’ en voor de gezuiverde lijst aan het eind van het proces hanteren ze de term ‘netto wachtlijst’. 1.4.1 Eerste meting – 1 augustus 2007 De drie deelonderzoeken van de eerste meting door B&A groep bestonden uit een enquête onder alle kinderopvangorganisaties van Nederland, een gedetailleerde analyse van de wachtlijsten in 28 gemeenten en een enquête onder wachtlijstouders. De enquête onder opvangorganisaties leverde een grof beeld van de bruto en netto wachtlijst en van de capaciteit van de organisaties op (er is aan elke organisatie gevraagd hoe groot de bruto en netto wachtlijst en de capaciteit was). De analyse van de wachtlijsten leverde nieuw inzicht in de omvang van de bruto en netto wachtlijsten, mede doordat dubbelingen en andere vervuiling zijn verwijderd. De dubbelingen konden worden verwijderd door binnen gemeenten lijsten te vergelijken en kinderen die op meerdere lijsten stonden eruit te halen. De resultaten van de enquête onder ouders die op de bruto wachtlijst stonden zijn gebruikt om de resultaten van het tweede deelonderzoek te verifiëren.
6
e
Regioplan, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (3 meting), Stand van zaken 1 juni 2008, Amsterdam, 2008
11
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
De omvang van de netto wachtlijst (in aantal kinderen) werd uitgedrukt als percentage van de capaciteit (in kindplaatsen) of als percentage van de bruto wachtlijst (voor de resultaten van de ouderenquête kon dat in dit geval niet anders). De resultaten van de enquête onder organisaties waren te grof en te weinigzeggend. De netto wachtlijsten die resulteerden uit de ouderenquête en de administratieanalyse hadden respectievelijk een omvang van 25% en 23% van de bruto wachtlijst volgens de administratiegegevens. Deze overeenkomst gaf vertrouwen in de resultaten. Het is gebruikelijk de omvang (in aantal kinderen) uit te drukken in een percentage van de capaciteit in kindplaatsen. De netto wachtlijst die resulteerde uit de administratieanalyse had een omvang van 21% van de capaciteit in kindplaatsen. Dit percentage is gekozen als meest betrouwbare weergave van de omvang van de netto wachtlijst op 1 augustus 2007. Als dit percentages wordt toegepast op de landelijke capaciteit op dat moment (94.604 kindplaatsen), dan betekent dit dat per 1 augustus 2007, 20.206 kinderen op de netto administratiewachtlijst stonden. 1.4.2 Tweede meting – 1 december 2007 Bij de tweede meting werd de enquête onder alle kinderopvangorganisaties afgeschaft, omdat de analyse van wachtlijstadministraties meer opleverde. De wachtlijst analyse werd wel uitgebreid. En de enquête onder ouders werd nu gedaan na opschoning van de wachtlijstgegevens. Oftewel, de ouders werden gekozen onder ouders die stonden op de netto wachtlijst die resulteerde uit de analyse van wachtlijstadministraties. Volgens de analyse van de wachtlijstadministraties telde de netto wachtlijst in Nederland 29.334 kinderen in de buitenschoolse opvang (26,2% van de capaciteit op 1 december 2007). Uit de enquête onder ouders op die netto wachtlijst blijkt dat 25 procent reeds is geplaatst of een andere oplossing heeft gevonden. Volgens de ouders heeft dus 75 % daadwerkelijk kinderen ingeschreven op de wachtlijst. Om een betere inschatting van de omvang van de wachtlijsten in Nederland te maken neemt B&A groep daarom 75 % van de netto wachtlijst die resulteerde uit de analyse van wachtlijstadministraties. De omvang van de definitieve netto wachtlijst op 1 december 2007 is dus 19,6% van de capaciteit en dat komt overeen met 22.000 kinderen. 1.4.3 Derde meting – 1 juni 2008 Bij de derde meting (uitgevoerd door Regioplan) is geen enquête onder ouders uitgevoerd, omdat de ouderenquête van de eerste en de tweede meting hetzelfde beeld opleverde. Dit is ook de reden dat er in voorliggend onderzoek voor gekozen is om geen nieuwe enquête onder ouders te houden, maar gebruik te maken van de gegevens uit 2007. Uitgangspunt bij de derde meting was dat er geen verandering zou zijn ten opzichte van de tweede meting en dat dezelfde correctie op de netto wachtlijst, die resulteerde uit de administratieanalyse, gemaakt kon worden. Oftewel er werd aangenomen dat 75% van de kinderen op de netto wachtlijst na administratieanalyse echt op de netto wachtlijst staat. Volgens de analyse van de wachtlijstadministraties telde de netto wachtlijst in Nederland op 1 juni 2006 28.626 kinderen in de buitenschoolse opvang (18,3% van de capaciteit). Na correctie met het resultaat van de ouderenquête van de tweede meting is de omvang
12
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
van de definitieve netto wachtlijst op 1 juni 2008 13,8% van de capaciteit en dat komt overeen met 21.500 kinderen.
13
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
2 Deskresearch
Er is contact opgenomen met De Branchevereniging, MO-groep en BOink. Er is gevraagd of ze over informatie beschikten die bruikbaar kon zijn voor ons onderzoek naar de omvang de wachtlijsten in de buitenschoolse opvang in Amsterdam. Ook is gevraagd of men wist op welke punten Amsterdam verschilt van de landelijke ontwikkelingen in BSO capaciteit en wachtlijstomvang, zoals beschreven in de rapporten van B&A groep en Regioplan. Wellicht loopt Amsterdam tegen meer of andere knelpunten aan bij de ontwikkeling van capaciteit dan de rest van Nederland. Geen van de benaderde instanties had specifieke informatie over Amsterdam of wilde zich wagen aan schattingen of schetsen van de situatie in Amsterdam. Zij wisten ook niks over de capaciteit van gastouderschappen in Amsterdam. BOink meldde expliciet ook alleen de informatie te hebben die uit de metingen van B&A groep en Regioplan naar voren gekomen is. Utrecht – Monitor Kinderopvang 2008 In Utrecht is er in 2008 (voor de vijfde keer op rij) een monitor onderzoek7 uitgevoerd waarmee een overzicht gegeven wordt van de meest relevante kinderopvanginformatie in Utrecht. De meeste aandacht ging uit naar professionele vormen van kinderopvang, als kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. De belangrijkste bevindingen van de monitor waren: 44% van de Utrechtse huishoudens met kinderen onder de twaalf jaar maakt gebruik van kinderopvang in de vorm van kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. 86% van deze ouders is hier (zeer) tevreden over. De capaciteit van en behoefte aan kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang nemen toe en de wachttijden zijn naar schatting in 2007 veel langer geworden. Van alle autochtone huishoudens met kinderen onder de twaalf, maakt 59% gebruik van deze vorm van kinderopvang. Van de allochtone (niet –westerse) huishoudens met kinderen onder de twaalf jaar is dat slechts 16%. Ook opleiding is van invloed op het gebruik van de opvang: 76% van de ouders die gebruik maken van kinderopvang is hoog opgeleid. De informatie m.b.t. wachtlijsten en wachttijden in de kinderopvang werd verkregen d.m.v. enquêtes onder alle kindercentra in Utrecht en onder inwoners van Utrecht. Ook werden er interviews gehouden met houders van kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang organisaties en wijkwelzijnsorganisaties. De respons neemt echter elk jaar af en was afgelopen jaar zo laag, dat de onderzoekers menen dat er niet vanuit kan worden gegaan dat de uitkomsten van het onderzoek een betrouwbaar beeld geven voor alle kindercentra in de stad. Aangezien de resultaten niet betrouwbaar zijn waren ze onbruikbaar voor voorliggend onderzoek en bood het gebruik van de methode (enquête) ook geen aanbeveling. Verdere research op diverse sites met onderwerpen gerelateerd aan dit onderzoek heeft behalve interessante achtergrondinformatie geen bruikbare gegevens opgeleverd. 7
14
Afdeling Bestuursinformatie – Gemeente Utrecht, Monitor Kinderopvang 2008, Utrecht, september 2008
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
3 Capaciteit en wachtlijsten in Amsterdam
Tijdens de deskresearch is er geen informatie gevonden die duidde op verschillen tussen Amsterdam en de rest van Nederland wat betreft wachtlijsten en capaciteitsontwikkeling in de kinderopvang. Er wordt daarom vanuit gegaan dat de resultaten van B&A groep8 en Regioplan9 ook van toepassing zijn op Amsterdam. In deze onderzoeken wordt de omvang van de wachtlijst (oftewel het aantal kinderen op de wachtlijst) uitgedrukt als percentage van de capaciteit in kindplaatsen. Omdat voor Amsterdam de capaciteit in kindplaatsen bekend is kunnen we met het resultaat van het onderzoek van Regioplan tot een schatting van de wachtlijst in Amsterdam komen. Wel houden we bij het schatten van de wachtlijstomvang in Amsterdam in paragraaf 3.2 per stadsdeel rekening met het percentage ouders dat blijkens het door O+S in 2007 uitgevoerde onderzoek10 gebruik wil maken van opvang en voor hoeveel dagen per week zij dat willen. Eerst zal nu de capaciteitsontwikkeling in Amsterdam beschreven worden.
3.1 Capaciteit Tabel 3.1 toont de ontwikkeling van het totaal aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang tussen 31 december 2006 en 31 december 2008. Deze ontwikkeling volgt in Amsterdam dezelfde trend als in de rest van Nederland: de capaciteit neemt behoorlijk toe. Tabel 3.1 Aantal kindplaatsen Amsterdam en landelijk (2006-2008)
aantal kindplaatsen Amsterdam aantal kindplaatsen landelijk
11
01-01-2007
31-12-2007
31-12-2008
5.468
7.054
8.791
94.656
112.000*
159.211
*peildatum is 1-12-2007
In heel Amsterdam zijn er op 31 december 2008 13 volledige kindplaatsen per 100 kinderen beschikbaar12. Op 1 januari 2007 lag dit aantal op 8,213. Tussen deze periode is dus sprake van een toename van 58,5%. Landelijk gezien is in deze periode het aantal
8
e
B&A groep, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (2 meting), rapportage stand van zaken december 2007, Den Haag, 2008. 9 e Regioplan, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (3 meting), Stand van zaken 1 juni 2008, Amsterdam, 2008 10 O+ S, Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd, Amsterdam, maart 2007. 11
bron: GGD register, Regioplan, Monitor capaciteit kinderopvang 2008-2011, Amsterdam, maart 2009
12
In de bijlage zijn tabellen opgenomen met het aantal kindplaatsen en het aantal kindplaatsen per 100 kinderen van vier tot en met twaalf jaar per stadsdeel vanaf 1 januari 2006 t/m 21 april 2009. 13 Uitgaand van het aantal kinderen in de leeftijd van vier tot en met twaalf jaar per 1 januari 2007.
15
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
kindplaatsen per 100 kinderen toegenomen van 5,2 naar 8,8, dus met 68 procent14. Bij de berekening van het landelijke aantal kindplaatsen per 100 kinderen op 1 januari 2007 is van het aantal kinderen op 1 januari 2006 uitgegaan. Als we deze rekenwijze ook hanteren in Amsterdam is het aantal kindplaatsen per 100 kinderen in Amsterdam in die periode met 79% toegenomen. De capaciteitsgroei is in Amsterdam dus relatief groot. In figuur 3.2 is voor elk stadsdeel in Amsterdam het aantal kindplaatsen in de BSO per 100 kinderen weergegeven op 31 december 2008. In Bos en Lommer en in GeuzenveldSlotermeer is het aantal kindplaatsen per 100 kinderen het kleinst en in Zuideramstel het grootst. Figuur 3.2 Aantal kindplaatsen per 100 kinderen in de BSO per stadsdeel
Westpoort
Amsterdam-Noord 7,5 Westerpark 13,1 Geuzenveld-Slotermeer 4,6
Bos en Lommer 2,4 Centrum 22,3 De Baarsjes 14,7
Osdorp 9,9
Slotervaart 12,9
Oud-West 15,6
Oud-Zuid 16,2
Zeeburg 16,6
Oost-Watergraafsmeer 15,3
Zuideramstel 28,9
legenda 5 - 7,5 7,5 - 10 10 - 12,5 12,5 - 15 15 - 30 buiten beschouwing
Zuidoost 12,4
Bron: GGD/O+S
In figuur 3.3 is met kleuren aangegeven hoe de ontwikkeling van de capaciteit in het betreffende stadsdeel tussen 1 januari 2007 en 31 december 2008 is verlopen. In de donkergroene stadsdelen is de capaciteit (in kindplaatsen) meer dan gemiddeld toegenomen (met meer dan 4,8%) en bovendien ligt het aantal kindplaatsen per 100 kinderen hoger dan het gemiddelde in de stad (hoger dan 13 kindplaatsen per 100 kinderen). Dit is het geval in de stadsdelen Centrum, Westerpark, Zeeburg, OostWatergraafsmeer, Oud-Zuid en Zuideramstel. Ook in de lichtgroene stadsdelen (de Baarsjes en Oud-West) ligt het aantal kindplaatsen per 100 kinderen hoger dan het Amsterdamse gemiddelde. De capaciteit is in deze stadsdelen minder hard gestegen t.o.v. de hele stad. Osdorp is het enige stadsdeel waar de groei in capaciteit harder dan gemiddeld is gegaan, maar waar het aantal kindplaatsen per 100 kinderen onder het stadsgemiddelde ligt. In de overige stadsdelen is de groei in capaciteit minder dan
14
16
Regioplan, Monitor capaciteit kinderopvang 2008-2011, Amsterdam, maart 2009
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
gemiddeld geweest en ligt het aantal kindplaatsen per 100 kinderen ook onder het stadsgemiddelde (al scheelt dit laatste voor Slotervaart en Zuidoost niet veel). Figuur 3.3 Ontwikkeling aantal kindplaatsen per 100 kinderen in de BSO per stadsdeel
Westpoort Amsterdam-Noord Westerpark
Geuzenveld-Slotermeer Bos en Lommer Centrum Zeeburg
De Baarsjes Oud-West Osdorp
Oost-Watergraafsmeer Oud-Zuid Slotervaart
Zuideramstel
Zuidoost
legenda meer dan gemiddeld gestegen tov 1/1/2007 en hoger dan de stad minder dan gemiddeld gestegen t.o.v. 1/1/2007 en hoger dan stad meer dan gemiddeld gestegen t.o.v. 1/1/2007 en lager dan stad minder dan gemiddeld gestegen t.o.v. 1/1/2007 en lager dan stad buiten beschouwing
Bron: GGD/O+S
Hoe erg het is dat in bepaalde stadsdelen de ontwikkeling van de capaciteit trager gaat hangt ook af van de opvangbehoefte. In de paragraaf over wachtlijsten is per stadsdeel rekening gehouden met het percentage ouders dat gebruik wil maken van opvang en voor hoeveel dagen per week zij dat willen.
3.1.1 ARRA O+S houdt de ontwikkelingen in de werkgelegenheid bij op basis van het ARRA. Het ARRA is een vestigingenregister, waarin de bedrijven, instellingen en zogenaamde vrije beroepsbeoefenaars die in Amsterdam gevestigd zijn, zijn opgenomen. Ook kinderopvangvestigingen zijn hierin opgenomen. Er wordt in het register geen onderscheid gemaakt tussen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderschappen. In tabel 3.4 is het aantal vestigingen en medewerkers in de kinderopvang per stadsdeel af te lezen in de jaren 2006, 2007 en 2008. Tussen 31 december 2006 en 31 december 2008 is het aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang in Amsterdam met 61% gestegen en het aantal kinderopvangvestigingen met bijna 50% (landelijk was het aantal kindplaatsen in die periode gestegen met 68%). Hoewel kinderopvangcentra niet alleen maar buitenschoolse opvang verzorgen, sluiten deze ontwikkelingen redelijk op elkaar aan. Het aantal medewerkers in de kinderopvang in Amsterdam is tussen 31 december 2006 en 31 december 2008 met bijna 29% toegenomen. Dit zijn medewerkers die minstens 12 uur in
17
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
de week bij het kinderopvangcentrum werken. In alle stadsdelen is het aantal vestigingen en het aantal medewerkers tussen 31 december 2006 en 2008 gestegen. In 2007 is Amsterdam-Noord met 63,4% meer vestigingen het hardst gegroeid. Ook het aantal medewerkers nam met 32,1% in dat stadsdeel het hardst toe. In 2008 groeide het aantal medewerkers in Zeeburg het hardst met 47%. Ook het aantal vestigingen groeide flink dat jaar in Zeeburg met 55,6%. De stadsdelen De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer en Osdorp groeiden nog wat harder, maar daar waren eind 2007 respectievelijk ook nog maar weinig vestigingen. Tabel 3.4 Historie aantal kinderopvang vestigingen en medewerkers aantal kinderopvang vestigingen
aantal medewerkers
31-12-2006
31-12-2007
Centrum
43
46
57
425
437
487
Westerpark
23
26
31
180
203
217
Oud-West
33
36
44
251
261
331
Zeeburg
38
45
70
225
266
391
Bos en Lommer
13
15
20
100
105
117
De Baarsjes
14
19
30
132
171
207
Amsterdam-Noord
41
67
72
293
387
401
Geuzenveld-Slotermeer
17
18
29
170
173
222
Osdorp
18
19
30
123
128
165
Slotervaart
33
35
44
313
315
374
Zuidoost
73
82
112
530
563
668
Oost-Watergraafsmeer
44
48
68
358
402
463
Oud-Zuid
73
77
90
480
509
551
Zuideramstel
45
48
60
297
305
391
508
581
757
3877
4225
4985
totaal
31-12-2008 31-12-2006
31-12-2007 31-12-2008
Bron: ARRA
18
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
3.2 Wachtlijstomvang
In het meest recente onderzoek van Regioplan was het aantal kinderen dat op de netto wachtlijst stond 13,8% van de capaciteit in kindplaatsen. Dit percentage zouden we kunnen toepassen op de capaciteit voor buitenschoolse opvang in Amsterdam. In de tweede kolom van tabel 3.5 is af te lezen hoeveel kinderen per stadsdeel in Amsterdam op de wachtlijst zouden staan als dit percentage ook in Amsterdam zou gelden. Het ligt voor de hand om de resultaten van het onderzoek van B&A groep en Regioplan voor grote gemeenten als meer representatief voor Amsterdam te zien. De verschillen tussen gemeenteklassen zijn tussen augustus 2007 en juni 2008 afgenomen, maar volgens het meest recente onderzoek van Regioplan15 is de omvang van de wachtlijsten in de grote gemeenten nog steeds het grootst (het aantal kinderen op de wachtlijst is 15% van de capaciteit in kindplaatsen). In tabel 3.5 is in de derde kolom te zien hoe lang de wachtlijsten in Amsterdam zouden zijn als we het wachtlijstpercentage voor grote gemeenten uit dit onderzoek zouden toepassen op de capaciteit voor buitenschoolse opvang. Tabel 3.5 Aantal kindplaatsen en wachtlijstomvang per stadsdeel 21-4-2009 capaciteit wachtlijst 13,8%
wachtlijst 15%
(kindplaatsen)
(kinderen)
(kinderen)
Centrum
838
116
126
Westerpark
304
42
46
Oud-West
355
49
53
Zeeburg
975
135
146
77
11
12
De Baarsjes
364
50
55
Amsterdam-Noord
721
99
108
Geuzenveld-Slotermeer
204
28
31
Osdorp
479
66
72
Slotervaart
639
88
96
1405
194
211
Oost-Watergraafsmeer
735
101
110
Oud-Zuid
842
116
126
Zuideramstel
876
121
131
8814
1216
1322
Bos en Lommer
Zuidoost
totaal
15
e
Regioplan, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (3 meting), Stand van zaken 1 juni 2008, Amsterdam, 2008
19
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
3.2.1 Opvangbehoefte in Amsterdam per stadsdeel In 2007 heeft O+S onderzoek gedaan naar de vraag naar kinderopvang onder ouders van kinderen in het basisonderwijs in Amsterdam16. Het onderzoek liet zien dat negenenveertig procent van de ouders in Amsterdam behoefte heeft aan buitenschoolse opvang in het geval scholen de aansluiting organiseren tussen school en buitenschoolse opvang. In het onderzoek is naar voren gekomen dat deze behoefte onder ouders per stadsdeel verschilt (dit is weergegeven in figuur 3.6). Relatief veel ouders hebben behoefte aan opvang in de stadsdelen Centrum (66%), ZuiderAmstel (64%), Oud-Zuid (63%) en Zeeburg (63%). In Bos en Lommer (22%), Geuzenveld-Slotermeer (36%) en Osdorp (38%) hebben relatief weinig ouders behoefte aan opvang. Figuur 3.6 Behoefte aan buitenschoolse opvang per stadsdeel
Westpoort
Amsterdam-Noord 43 Westerpark 54 Geuzenveld-Slotermeer 36
Bos en Lommer 22 Centrum 66
De Baarsjes
42 Oud-West 53 Osdorp 38 Slotervaart 43
Oud-Zuid 63
Zeeburg 63
Oost-Watergraafsmeer 51
Zuideramstel 64
legenda heel veel lager dan gemiddeld veel lager dan gemiddeld lager dan gemiddeld hoger dan gemiddeld veel hoger dan gemiddeld buiten beschouwing
Zuidoost 44
Bron: O+S
De verschillen tussen stadsdelen in behoefte aan opvang hangen samen met bevolkingsgroepen. In het onderzoek van O+S naar de opvangbehoeften van ouders bleek dat ouders die geen behoefte hadden aan opvang relatief vaak van Marokkaanse of Turkse afkomst zijn en meestal een relatief laag opleidingsniveau hebben. Deze groepen wonen relatief vaak in de stadsdelen waar minder behoefte is aan buitenschoolse opvang. Dit patroon wordt ook gevonden in Utrecht17. Daar maakt van alle autochtone huishoudens met kinderen onder de twaalf 59% gebruik van buitenschoolse opvang. Van de allochtone (niet –westerse) huishoudens met kinderen onder de twaalf jaar is dat slechts 16%. Ook opleiding is van invloed op het gebruik van de opvang: 76% van de ouders die gebruik maken van kinderopvang is hoog opgeleid.
16 17
20
O+ S, Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd, Amsterdam, maart 2007. Afdeling Bestuursinformatie – Gemeente Utrecht, Monitor Kinderopvang 2008, Utrecht, september 2008.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
De opvangbehoefte per stadsdeel kan meegenomen worden bij het schatten van de omvang van de wachtlijsten. Over de hele stad genomen wordt de wachtlijstomvang op 15% van de capaciteit beraamd, maar binnen de stadsdelen geldt de opvangbehoefte als verdeelsleutel. Per stadsdeel is het wachtlijstpercentage van 15% dus gecorrigeerd voor de behoefte van ouders aan opvang. In tabel 3.7 staan de resulterende percentages in de kolom ‘wachtlijstpercentage gecorrigeerd’. Vervolgens is met deze percentages een gecorrigeerde wachtlijst gemaakt. Voor stadsdelen met meer ouders die behoefte hebben aan opvang is de wachtlijstomvang dus vergroot en voor stadsdelen met minder ouders die behoefte hebben aan opvang is deze verkleind. Deze wachtlijst is vervolgens gecorrigeerd voor het gemiddeld aantal gewenste opvangdagen per stadsdeel. Landelijk is de gemiddelde behoefte aan opvang voor een kind 2,6 dagen per week. Per stadsdeel van Amsterdam zijn deze ook bekend uit het onderzoek van O+S18. De uiteindelijke wachtlijst ontstaat door de gecorrigeerde wachtlijst nog eens te corrigeren naar de verhouding tussen het aantal gewenste opvangdagen in Nederland en in het betreffende stadsdeel. Voor stadsdelen met behoefte aan meer opvangdagen dan gemiddeld in Nederland is de wachtlijstomvang dus verkleind en voor stadsdelen met minder behoefte is deze vergroot. In de laatste kolom van tabel 3.7 is deze wachtlijst te lezen. Tabel 3.7 Omvang wachtlijst (2) per stadsdeel gecorrigeerd voor opvangbehoefte en aantal dagen capaciteit
behoefte wachtlijstpercen. gecorrigeerde
aantal gecorrigeerde
%
gecorrigeerd
wachtlijst (1)
wensdagen
wachtlijst (2)
Centrum
838
66
20
169
2,8
182
Westerpark
304
54
17
50
2,6
50
Oud-West
355
53
16
58
2,5
55
Zeeburg
975
63
19
188
2,5
181
77
22
7
5
3,1
6
De Baarsjes
364
42
13
47
3,2
58
Amsterdam-Noord
721
43
13
95
2,8
102
Geuzenveld-Slotermeer
204
36
11
22
3,2
28
Osdorp
479
38
12
56
2,9
62
Slotervaart
639
43
13
84
2,7
87
1405
44
13
189
3,4
247
Oost-Watergraafsmeer
735
51
16
115
2,6
115
Oud-Zuid
842
63
19
162
2,6
162
Zuideramstel
876
64
20
172
2,7
178
8814
49
15
1322
2,7
1373
Bos en Lommer
Zuidoost
totaal
In figuur 3.8 is voor elk stadsdeel in Amsterdam het aantal kinderen op de wachtlijst voor buitenschoolse opvang per 100 kinderen weergegeven op 31 december 2008. In Bos en Lommer en in Geuzenveld-Slotermeer is het aantal kinderen op de wachtlijst per 100 18
O+S, Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd, Amsterdam, maart 2007.
21
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
kinderen het laagst en in Zuideramstel het hoogst. Het patroon komt overeen met het aantal kindplaatsen per 100 kinderen per stadsdeel en de opvangbehoefte per stadsdeel. Deze zijn ook het laagst in Bos en Lommer en in Geuzenveld-Slotermeer en het hoogst in Zuideramstel Figuur 3.8 Aantal kinderen op de wachtlijst per 100 kinderen in de BSO per stadsdeel
Westpoort
Amsterdam-Noord 1,1 Westerpark 2,1 Geuzenveld-Slotermeer 0,6
Bos en Lommer 0,2 Centrum 4,3
De Baarsjes
2,3 Oud-West 2,9 Osdorp 1,2 Slotervaart 1,8
Oud-Zuid 2,9
Zeeburg 2,8
Oost-Watergraafsmeer 2,4
Zuideramstel 6
Zuidoost 2,7
legenda veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
22
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
Samenvatting en conclusie
DMO heeft aan O+S gevraagd een analyse uit te voeren van beschikbare gegevens over de wachtlijsten voor naschoolse opvang in Amsterdam. Doel van het project is om een schatting te maken van de netto lengte van de wachtlijsten bij kinderopvangorganisaties in Amsterdam en een overzicht te maken van de ontwikkeling van de capaciteit van de kinderopvang. Na een beschrijving van het landelijk beeld wat betreft wachtlijsten en capaciteitsontwikkeling in de buitenschoolse opvang is de capaciteitsontwikkeling in Amsterdam geschetst. Deze is vergelijkbaar met het landelijk beeld. Daarna is een schatting van de wachtlijsten in Amsterdam gemaakt. Hierbij is gebruik gemaakt van de resultaten van het onderzoek naar wachtlijsten in de (buitenschoolse) opvang door Regioplan19. Aan de hand van het door O+S uitgevoerde ‘Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd’ uit 200720 zijn er per stadsdeel nuanceringen in de wachtlijstomvang aangebracht. De overeenkomst die is gevonden tussen cijfers voor Amsterdam en voor de rest van Nederland biedt steun voor de betrouwbaarheid van de in voorliggend onderzoek verkregen omvang van de wachtlijst. Naast de vergelijkbare ontwikkeling van capaciteit als in de rest van Nederland, is de samenhang tussen opvangbehoefte en bevolkingsgroepen ook gevonden in de Kinderopvangmonitor van Utrecht21. In Utrecht heeft 44% van de huishoudens met kinderen onder de twaalf jaar behoefte aan opvang. Dit komt in de buurt van de 49% van de ouders die behoefte hebben aan buitenschoolse opvang in Amsterdam. Capaciteit buitenschoolse opvang in Amsterdam Capaciteit in kindplaatsen De ontwikkeling van het totaal aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang volgt in Amsterdam tussen 31 december 2006 en 31 december 2008 dezelfde trend als in de rest van Nederland: de capaciteit neemt flink toe. In heel Amsterdam zijn er op 31 december 2008 13 volledige kindplaatsen per 100 kinderen beschikbaar. Amsterdam is daarmee koploper van Nederland. Op 1 januari 2007 lag dit aantal op 8,222. Tussen deze periode is dus sprake van een toename van 58,5%. Landelijk gezien is in deze periode het aantal kindplaatsen per 100 kinderen toegenomen van 5,2 naar 8,8, dus met 68 procent23. Bij de berekening van het landelijke aantal 19
Regioplan, Wachtlijsten en wachttijden buitenschoolse opvang en dagopvang (3e meting), Stand van zaken 1 juni 2008, Amsterdam, 2008 20 O+ S, Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd, Amsterdam, maart 2007. 21 Afdeling Bestuursinformatie – Gemeente Utrecht, Monitor Kinderopvang 2008, Utrecht, september 2008. 22 Uitgaand van het aantal kinderen in de leeftijd van vier tot en met twaalf jaar per 1 januari 2007. 23 Regioplan, Monitor capaciteit kinderopvang 2008-2011, Amsterdam, maart 2009
23
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
kindplaatsen per 100 kinderen op 1 januari 2007 is van het aantal kinderen op 1 januari 2006 uitgegaan. Als we deze rekenwijze ook hanteren in Amsterdam, dan lag het aantal kindplaatsen per 100 kinderen op 1 januari 2007 op 7,3 en dan is het aantal kindplaatsen per 100 kinderen in Amsterdam tussen 1 januari 2007 en 31 december 2008 met 79% toegenomen. De capaciteitsgroei is op deze manier berekend in Amsterdam dus relatief groot. In Bos en Lommer en in Geuzenveld-Slotermeer is het aantal kindplaatsen per 100 kinderen het laagst en in Zuideramstel het hoogst. De ontwikkeling van de capaciteit in kindplaatsen in de stadsdelen is tussen 1 januari 2007 en 31 december 2008 als volgt verlopen: In de stadsdelen Centrum, Westerpark, Zeeburg, Oost-Watergraafsmeer, OudZuid en Zuideramstel is de capaciteit (in kindplaatsen) meer dan gemiddeld toegenomen (met meer dan 4,8%) en bovendien ligt het aantal kindplaatsen per 100 kinderen hoger dan het gemiddelde in de stad (hoger dan 13 kindplaatsen per 100 kinderen). Ook in de stadsdelen de Baarsjes en Oud-West ligt het aantal kindplaatsen per 100 kinderen hoger dan het Amsterdamse gemiddelde. De capaciteit is in deze stadsdelen minder hard gestegen t.o.v. de hele stad. Osdorp is het enige stadsdeel waar de groei in capaciteit harder dan gemiddeld is gegaan, maar waar het aantal kindplaatsen per 100 kinderen onder het stadsgemiddelde ligt. In de overige stadsdelen is de groei in capaciteit minder dan gemiddeld geweest en ligt het aantal kindplaatsen per 100 kinderen ook onder het stadsgemiddelde (al scheelt dit laatste voor Slotervaart en Zuidoost niet veel). Aantal vestigingen en medewerkers Tussen 31 december 2006 en 31 december 2008 is het aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang in Amsterdam met 61% gestegen en het aantal kinderopvangvestigingen met bijna 50%. Hoewel kinderopvangcentra niet alleen maar buitenschoolse opvang verzorgen, sluit ook deze ontwikkeling redelijk aan bij de berekende toename van de capaciteit. Het aantal medewerkers in de kinderopvang in Amsterdam is tussen 31 december 2006 en 31 december 2008 met bijna 29% toegenomen. Dit zijn medewerkers die minstens 12 uur in de week bij het kinderopvangcentrum werken. In alle stadsdelen is het aantal vestigingen en het aantal medewerkers tussen 31 december 2006 en 2008 gestegen. In 2007 is Amsterdam-Noord met 63,4% meer vestigingen het hardst gegroeid. Ook het aantal medewerkers nam met 32,1% in dat stadsdeel het hardst toe. In 2008 groeide het aantal medewerkers in Zeeburg het hardst met 47%. Ook het aantal vestigingen groeide flink dat jaar in Zeeburg met 55,6%. De stadsdelen De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer en Osdorp groeiden nog wat harder, maar daar waren eind 2007 respectievelijk ook nog maar weinig vestigingen.
24
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
Wachtlijsten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Wachtlijstomvang In het meest recente onderzoek van Regioplan was landelijk gezien het aantal kinderen dat op de netto wachtlijst stond 13,8% van de capaciteit in kindplaatsen. Per stadsdeel is een wachtlijstomvang samengesteld uitgaande van het geval dat dit percentage ook in Amsterdam zou gelden. Het ligt voor de hand om de resultaten van het onderzoek van B&A groep en Regioplan voor grote gemeenten als meer representatief voor Amsterdam te zien. In grote gemeenten was het aantal kinderen op de wachtlijst 15% van de capaciteit in kindplaatsen. Ook met dit percentage is per stadsdeel een wachtlijst samengesteld. Opvangbehoefte in Amsterdam per stadsdeel In 2007 heeft O+S onderzoek gedaan naar de vraag naar kinderopvang onder ouders van kinderen in het basisonderwijs in Amsterdam1. In het onderzoek is naar voren gekomen dat de behoefte aan buitenschoolse opvang en het gewenste aantal opvangdagen onder ouders per stadsdeel verschilt. Per stadsdeel is de wachtlijst gecorrigeerd voor de behoefte van ouders aan opvang en voor het gemiddeld aantal gewenste opvangdagen. Behoefte en bevolkingsgroepen Het verschil tussen stadsdelen in behoefte aan opvang hangt samen met bevolkingsgroepen2. Over het algemeen is er in de stadsdelen waar relatief veel nietwesterse allochtonen wonen en veel mensen met een relatief laag opleidingsniveau, minder behoefte aan buitenschoolse opvang. Dit is bijvoorbeeld op 31 december 2008 het geval in Bos en Lommer en in Geuzenveld. Niet alleen de gemiddelde behoefte aan buitenschoolse opvang is daar het laagst, ook het aantal kindplaatsen per 100 kinderen en het aantal wachtlijstkinderen per 100 kinderen is relatief laag. De stadsdelen Centrum en Zuideramstel hebben juist de grootste behoefte aan opvang. Er wonen hier ook relatief weinig niet-westerse allochtonen en mensen met een laag opleidingsniveau. In de stadsdelen Centrum en Zuideramstel is het aantal kindplaatsen per 100 kinderen en het aantal wachtlijstkinderen per 100 kinderen het hoogst. Hoewel deze stadsdelen veel capaciteit ontwikkeld hebben en het grootst aantal kindplaatsen per 100 kinderen hebben, is gezien het aantal wachtlijstkinderen per 100 kinderen de druk om capaciteit te ontwikkelen hier nog steeds vrij groot. Eenzelfde patroon wat betreft opvangbehoefte en bevolkingsgroepen werd ook gevonden in Utrecht3.
1
O+ S, Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd, Amsterdam, maart 2007. O+ S, Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd, Amsterdam, maart 2007. 3 Afdeling Bestuursinformatie – Gemeente Utrecht, Monitor Kinderopvang 2008, Utrecht, september 2008. 2
25
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
26
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
Bijlage
Tabel A Historie aantal Kindplaatsen BSO (uit GGD register) 1-1-2006
1-1-2007 31-12-2007 31-12-2008
21-4-2009
Centrum
438
471
761
938
838
Westerpark
195
193
229
314
304
Oud-West
190
221
241
292
355
Zeeburg
440
578
818
1060
975
74
54
74
77
77
De Baarsjes
235
288
325
364
364
Amsterdam-Noord
592
527
562
721
721
Geuzenveld-Slotermeer
128
150
192
224
204
Osdorp
203
239
356
519
479
Slotervaart
426
485
545
639
639
Zuidoost
806
798
1054
1145
1405
Oost-Watergraafsmeer
437
466
630
732
735
Oud-Zuid
527
554
685
912
842
Zuideramstel
491
444
582
854
876
5182
5468
7054
8791
8814
Bos en Lommer
totaal
Tabel B Historie Kindplaatsen BSO per 100 kinderen per stadsdeel 1-1-2006
1-1-2007
31-12-2007
31-12-2008
10,7
11,5
18,1
22,3
7,4
7,6
9,2
13,1
10,7
12,5
13,2
15,6
Zeeburg
9,5
11,2
14,6
16,6
Bos en Lommer
2,3
1,7
2,4
2,4
De Baarsjes
8,8
11,0
12,8
14,7
Amsterdam-Noord
5,9
5,3
5,8
7,5
Geuzenveld-Slotermeer
2,6
3,1
3,9
4,6
Osdorp
3,9
4,6
6,8
9,9
Slotervaart
7,9
9,5
10,9
12,9
Zuidoost
8,7
8,9
11,6
12,4
Oost-Watergraafsmeer
8,6
9,5
13,1
15,3
Oud-Zuid
9,7
9,9
12,3
16,2
17,5
15,8
20,3
28,9
7,7
8,2
10,5
13,0
Centrum Westerpark Oud-West
Zuideramstel totaal
27
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Wachtlijsten Kinderopvang Amsterdam
28