Kamsalamander in rivierengebied Gelderland Onderzoek naar migratie van amfibieën op dijktrajecten
REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland Onderzoek naar migratie van amfibieën op dijktrajecten
Een rapportage van RAVON in opdracht van Provincie Gelderland
Frank Spikmans september 2011
STICHTING RAVON POSTBUS 1413 6501 BK NIJMEGEN www.ravon.nl
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
Colofon © 2011 Stichting RAVON, Nijmegen Rapportnummer: 2010.041 Tekst: Frank Spikmans Foto’s Frank Spikmans, Arnold van Rijsewijk, Paul van Hoof Met medewerking van: Raymond Creemers, Joran Janse, Jan Kranenbarg, Wilbert Bosman, Willem Kuijsten, Annemarieke Spitsen, Ronald Zollinger, Jelger Herder, Arthur de Bruin, Marius Christiaans, Wim van de Heuvel, Maaike Pauwels, Jeroen Reiniers, Jurgen Memelink, Louis Dolmans , Jan Jacobs, Remon ter Harmsel, Kars Veling. In opdracht van: Provincie Gelderland Wijze van citeren: Spikmans, F., 2011. Kamsalamander in rivierengebied Gelderland. Onderzoek naar migratie van amfibieën op dijktrajecten. Stichting RAVON, Nijmegen. Bij gebruik en publicatie van de gegevens dient in alle gevallen duidelijke bronvermelding plaats te vinden.
Stichting RAVON
INHOUD 1 INLEIDING ………………………………………………………. .....................................................................................................1 2 STUDIEGEBIED EN ONDERZOEKSMETHODIEK .........................................................................................3 2.1 Studiegebied .....................................................................................................................................................3 2.2 Onderzoeksmethodiek .................................................................................................................................3 3 KAMSALAMANDER ...................................................................................................................................................5 3.1 Uiterlijk ..................................................................................................................................................................5 3.2 Biotoop.................................................................................................................................................................6 3.3 Leefwijze. .............................................................................................................................................................6 3.4 Migratie en kolonisatie. .................................................................................................................................7 4 RESULTATEN ...............................................................................................................................................................9 4.1 Gelderse Poort .............................................................................................................................................. 11 4.2 Nederrijn Arnhem - Rhenen ................................................................................................................... 12 4.3 Nederrijn Rhenen - Culemborg ............................................................................................................. 13 4.4 Diefdijk / Zuider Lingedijk ...................................................................................................................... 14 4.5 Waal Tiel - Gorinchem .............................................................................................................................. 15 4.6 Waal Nijmegen - Tiel ................................................................................................................................. 16 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ............................................................................................................. 17 6 LITERATUUR ............................................................................................................................................................... 19
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
Stichting RAVON
1
INLEIDING Het rivierengebied vormt een van de belangrijkste leefgebieden voor de kamsalamander in Nederland. Hoewel de kamsalamander te boek staat als een soort van rivierbegeleidende wateren, is deze in het rivierengebied vooral terug gedrongen naar zeer laag dynamisch en binnendijkse wateren. In de uiterwaarden is de kamsalamander kwetsbaar. Herinrichting, het verdwijnen van hoogwater vrije locaties en de aanleg van nevengeulen resulteren in een toename van dynamiek en het verlies van leefgebied voor deze soort. Behoud en bescherming van de kamsalamander in het rivierengebied is mogelijk door leefgebieden op een juiste manier te beheren, in te richten en met elkaar te verbinden. Kennis over de actuele verspreiding is daarbij van belang. Om een actueel beeld te verkrijgen van de kamsalamander in het rivierengebied is in opdracht van de provincie Gelderland een onderzoek uitgevoerd door de Stichting RAVON. Het voorliggende onderzoek heeft zich gericht op de voorjaarsmigratie van kamsalamander over de dijken. Het heeft tevens tot doel om knelpunten met betrekking tot verkeersslachtoffers te signaleren. Deze rapportage beschrijft de aanpak, resultaten en de conclusies van het onderzoek. Alle onderzoekers die een vrijwillige bijdrage hebben geleverd worden daarvoor hartelijk bedankt: Jan Kranenbarg, Wilbert Bosman, Annemarieke Spitsen, Ronald Zollinger, Marius Christiaans, Wim van de Heuvel, Maaike Pauwels, Jeroen Reiniers, Jurgen Memelink, Louis Dolmans, Jan Jacobs, Remon ter Harmsel en Kars Veling.
1
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
2
Stichting RAVON
2
STUDIEGEBIED EN ONDERZOEKSMETHODIEK
2.1
Studiegebied Het onderzoek heeft zich gericht op de Gelderse gebieden rond de Waal, Nederrijn, Pannerdens kanaal en de Diefdijk. Het studiegebied is onderverdeeld in zes deelgebieden: Gelderse Poort, Waal Nijmegen–Tiel, Waal Tiel-Gorinchem, Diefdijk / Zuider Lingerdijk, Nederrijn Arnhem–Rhenen en Nederrijn Rhenen-Culemborg (figuur 1).
Figuur 1. Deelgebieden onderzoek dijktrek kamsalamanders
2.2
Onderzoeksmethodiek In het voorjaar van 2010 en 2011 zijn op geschikte avonden de dijktrajecten onderzocht. De voorjaarsmigratie van kamsalamander vindt plaats vanaf medio februari tot medio april, op vochtige en warme avonden (minimaal 6oC). Kamsalamanders zijn gezocht door vanuit een auto (soms lopend of per fiets) op lage snelheid op de dijk te speuren. Er zijn minimaal twee onderzoekronden uitgevoerd. Van alle waargenomen amfibieën zijn de volgende gegevens genoteerd: o Locatie: Amersfoortse coördinaten o Levensstadium: subadult, adult, onbepaald o Geslacht: man, vrouw onbepaald o Conditie: levend of dood o Doodsoorzaak o Trekrichting: van binnen- naar buitendijks of buiten- naar binnendijks
3
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
Een deel van het onderzoek is uitgevoerd door vrijwillgers die door RAVON zijn aangestuurd. Er is tevens gebruik gemaakt van gegevens uit recente onderzoeken in de Ooijpolder (Bosman, 2010), Munnikenland (Van Kessel et al., 2010) en dijktrajecten langs de Nederrijn bij Culemborg (Van der Valk, 2010a & 2010b). De verzamelde gegevens zijn digitaal ter beschikking gesteld aan de opdrachtgever en worden opgenomen in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF)
4
Stichting RAVON
3
KAMSALAMANDER
3.1
Uiterlijk De kamsalamander is de grootste van de inheemse watersalamanders. De vrouwtjes worden groter dan de mannetjes. Zij kunnen een lengte bereiken van 18 centimeter (Van Diepenbeek en Creemers, 2006). De soort dankt zijn naam aan de grote gekartelde rugkam die de mannetjes dragen tijdens de voortplantingsperiode (figuur 4). Vanaf de kop loopt deze kam over de rug tot aan de staartwortel. Na een onderbreking loopt de kam door tot aan het einde van de staart, maar is dan niet meer gekarteld, maar hooguit getand. De vrouwtjes dragen geen kam, maar hebben wel een verbrede staartzoom (figuur 5). In de landfase is de lichaamskleur donkerbruin tot zwart en in het de waterfase is deze van donkerbruin tot donkergrijs en zijn de dieren vaag gevlekt. Vooral bij de mannetjes is op de flanken een band van witte spikkels aanwezig. De buikkleur van beide geslachten varieert van geel tot fel oranje met daarop zwarte vlekken van verschillend formaat en vorm. De buikkleur loopt door op de binnenzijde van de poten tot op de tenen. Bij de mannetjes loopt over de zijkanten van de staart een parelmoerkleurige band met soms een lichtblauwe rand. Bij de vrouwtjes is de onderzijde van de staart geel tot oranje.
Figuur 2-5. Levensstadia kamsalamander 2. Eitje gevouwen in blad (linksboven, AvR). 3. Larve met uitwendige kieuwen (rechtsboven, PvH). 4. Mannetje met rugkam (linksonder, FS). 5. Vrouwtje (rechtsonder, AvR)
5
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
3.2
Biotoop De kamsalamander komt voor in afwisselende, halfopen landschappen, met daarin een hoge dichtheid aan wateren (Sluis en Bugter, 2000). De soort is afhankelijk van zowel goed landbiotoop als waterbiotoop. Deze dienen in de directe nabijheid van elkaar te liggen (Rannapen en Briggs, 2006). Het landbiotoop wordt gebruikt voor overwintering, foerageren en dispersie. Belangrijk daarbij is de aanwezigheid van voldoende dekking door kruiden en struiken en de aanwezigheid van vorstvrije, niet-inunderende schuilplaatsen. Geschikt landbiotoop bestaat uit vochtige naald- of loofbossen, ruige (extensief gebruikte) graslanden, houtwallen, tuinen of erven en rommelige overhoeken. Het waterbiotoop wordt gebruikt voor de voortplanting en de larven groeien er op tot gemetamorfoseerde juvenielen. De voorkeur gaat uit naar diepere, vegetatierijke wateren, zoals poelen. Behalve in poelen wordt de kamsalamander ook aangetroffen in vijvers, dode rivierarmen, oude grindputten, karrensporen, sloten, greppels of leemkuilen. Langs de waal en IJssel blijken kamsalamanders zich uitsluitend voort te planten in binnendijkse wateren of in wateren in bekade uiterwaarden (Creemers, 1994).
3.3
Leefwijze Vanaf februari trekken de volwassen dieren na hun winterslaap naar het voortplantingswater. In de meeste gevallen ligt dit in de buurt van de overwinteringsplek. De mannetjes verdedigen kleine vegetatierijke / deels open plekken in het water. Komt er een vrouwtje, dan proberen ze die mee te lokken door het afscheiden van geurstoffen, waarbij hij het lichaam kromt en met bewegingen van de staart de geurstoffen in de richting van het vrouwtje “waaiert”. Hierop gaat het vrouwtje achter het mannetje aan lopen. Het mannetje zet hierop een kegelvormig zaadpakketje af op de bodem. Het vrouwtje loopt er over heen en neemt het pakketje op in haar cloaca. Na de bevruchting zet het vrouwtje gedurende een periode, die wel op kan lopen tot enkele weken, de eitjes één voor één af op blaadjes van waterplanten. Iedere keer als ze een eitje legt, vouwt ze met behulp van haar achterpoten het blaadje dubbel. Door de kleverige substantie aan het eitje blijven de blaadjes dubbelgevouwen en zijn zo beter beschermd tegen predatie. De eitjes zijn lichtgeel van kleur en groter dan die van de andere drie inheemse watersalamanders. De diepte waarop de eitjes worden afgezet varieert maar is altijd ondiep, zodat ze gemakkelijker onder invloed van zonlicht opgewarmd kunnen worden. Bij langwerpige blaadjes zoals die van grassen, kan het voorkomen dat deze als een harmonica gevouwen zijn omdat er meerdere eitjes op zijn afgezet. Als watervegetatie ontbreekt, kan het voorkomen dat de eitjes op dood blad op de bodem worden afgezet. De periode dat de eitjes worden afgezet valt meestal in april en mei. Ieder vrouwtje kan tot meer dan 200 eitjes afzetten.
6
Stichting RAVON
Figuur 6. Activiteiten van de kamsalamander in een jaar (piekperioden activiteit donkergroen).
Vanaf begin mei kunnen de uitgekomen larven in het water worden aangetroffen. Ze leven van allerlei kleine ongewervelden. Na het afzetten van de eitjes verlaten de meeste volwassen dieren het water en brengen tot aan de winterslaap het seizoen verder door op het land. Voor de volwassen dieren bestaat het voedsel in het water eveneens uit allerlei ongewervelden, maar ook eieren van kikkers en hun larven worden gegeten. Op het land eten de volwassen dieren vooral slakken en wormen. De larven ontwikkelen zich in drie tot vier maanden tot jonge kamsalamanders. Als ze het water verlaten zijn ze vijf tot acht centimeter lang. Na een periode van twee tot drie jaar zijn ze geslachtsrijp. Zowel de volwassen als halfwas dieren houden een winterslaap. Ze zoeken hiervoor een vorstvrije, niet te droge plek. De overwinteringsplekken kunnen zich bevinden in holtes in de bodem, maar ook in hopen organisch afval, onder houtstapels of in menselijke bebouwing zoals kelders, spouwmuren, ruines van gebouwen en onder steenhopen.
3.4
Migratie en kolonisatie Kamsalamanders verplaatsen zich over land om te foerageren en om andere wateren op te zoeken. De afstand die een kamsalamander aflegt is afhankelijk van de hoeveelheid en de kwaliteit van het landbiotoop. In de meeste gevallen zal een volwassen kamsalamander maximaal 250 meter afleggen vanaf het voortplantingswater (Langton et al., 2001). Grotere afstanden tot 500 meter (Oldham et al., 2000), 700 meter (Van der Sluis en Bugter, 2000), en 1000 meter (Arntzen en Wallis, 1991) worden ook afgelegd, maar door een kleiner aantal individuen. Dispersie door het landschap en de kolonisatie van andere wateren gebeurd vooral door juveniele en subadulte (half-volwassen) individuen. Waarschijnlijk worden andere wateren in de omgeving op geur gevonden (Langton et al., 2001). De kolonisatiesnelheid van nieuw aangelegde poelen is afhankelijk van de afstand tot een bestaande populatie en de kwaliteit van het tussenliggende landschap. Amfibieën volgen bij hun migratie vaak lijnvormige elementen, zoals houtwallen, bosranden en bermen langs sloten, zandwegen en spoorlijnen. Nieuw aangelegde poelen op een afstand van maximaal 700 meter tot een bestaande
7
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
populatie worden door de kamsalamander vanaf drie jaar na aanleg gekoloniseerd (Van der Sluis en Bugter, 2000). De migratie van kamsalamanders wordt belemmerd door wegen, spoorlijnen en rivieren, maar ook door steden of dorpen en ongeschikte biotopen als akkers en intensief gebruikte graslanden. Snelwegen, rivieren en sommige spoorlijnen worden als absolute barrières beschouwd. Minder drukke wegen (zoals rijkswegen) en spoorlijnen vormen waarschijnlijk geen absolute barrière, maar beïnvloeden de migratiemogelijkheden voor een populatie wel negatief. Onverharde wegen vormen geen obstakel voor kamsalamander. Een kanaal met steile oeverbeschoeiing is een belangrijke migratiebarrière. Smallere wateren (zoals een wetering), met meer natuurlijke oevers, zullen in mindere mate de migratie belemmeren.
Tijdens de voorjaarstrek sneuvelen veel amfibieën nog voor ze het voortplantingswater bereiken (foto: FS).
8
Stichting RAVON
4
RESULTATEN Het onderzoek heeft zich gericht op migrerende amfibieën in het voorjaar. De kamsalamander is in alle zes onderzochte deelgebieden aangetroffen (figuur 7). De verspreiding van de kamsalamander, op basis van gegevens uit het voorliggende onderzoek, aangevuld met de databank van RAVON, is weergegeven in figuur 8. In beide figuren wordt geen onderscheidt gemaakt in levende en dode (verkeersslachtoffers) exemplaren. De zwaartepunten in zijn verspreiding in het Gelderse rivierengebied worden gevormd door de Gelderse Poort (Ooijpolder, Oude Rijnstrangen), de uiterwaarden ten zuiden van de waal tussen Nijmegen en Winssen, het Munnikenland nabij Brakel, Zuider Lingedijk, Diefdijk en de Redichemse en Beusichemse Waard nabij Culemborg. Daarnaast zijn er op diverse andere locaties kleinere en min of meer geïsoleerde populaties aanwezig. De kamsalamander is op diverse locatie niet aangetroffen, waar deze uit de periode 1990-2009 wel van bekend is. Binnen dit onderzoek zijn geen dijktrajecten vastgesteld waar grote aantallen verkeersslachtoffers vallen tijdens de voorjaarsmigratie. De resultaten worden in dit hoofdstuk per deelgebied nader besproken.
Figuur 7. Waargenomen kamsalamanders 2010-2011 (rood) tijdens het onderzoek op de dijken in het Gelderse rivierengebied (uitsluitend data voorliggend onderzoek) en waargenomen overige amfibieënsoorten (zwart).
9
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
Figuur 8. Verspreiding kamsalamanders 2010-2011 (data voorliggend onderzoek, aangevuld met databank RAVON) en 1990-2009 (bron: databank RAVON).
10
Stichting RAVON
4.1
Gelderse Poort De kamsalamander is in de Gelderse Poort in 2010-2011 waargenomen in de volgende gebieden: Ooijpolder, omgeving Doornenburg, Huissensche Waarden, Pannerdensche Waard en in de omgeving van Oud-Zevenaar/Babberich (figuur 9). Onderzochte locaties waar de kamsalamander binnen dit onderzoek niet is teruggevonden zijn: omgeving Millingerwaard, omgeving Lobberdensche Waard en de uiterwaarden bij Bemmel en Gendt. In de Ooijpolder is een groot aantal waarnemingen verzameld op een aantal wegen waar schermen met valemmers zijn geplaatst. Op deze locaties vielen in voorgaande jaren veel verkeersslachtoffers tijdens de amfibieëntrek in het voorjaar. In het rapport “Probleemwegen voor migrerende amfibieën in de gemeente Ubbergen” (Bosman, 2010) worden voor deze gemeente vier belangrijke probleemwegen voor migrerende kamsalamanders beschreven, te weten: Ooijse bandijk, Hezelstraat, Leuthse straat en Kruisstraat. Op de dijken rond Doornenburg, Huissen, Pannerdensche waard, Oud-Zevenaar en Babberich zijn enkele doodgereden kamsalamanders gevonden. Dijktrajecten waar naast de kamsalamander ook andere amfibieën in relatief hoge aantallen verkeersslachtoffer worden, zijn de Ooijsedijk bij Oud-Zevenaar (omgeving van De Breuly) en de Rijndijk bij de Roswaard te Doornenburg.
Figuur 9. Waargenomen kamsalamanders 2010-2011 en de historische verspreiding (1990-2009, bron: databank RAVON in de Gelderse Poort.
11
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
4.2
Nederrijn Arnhem - Rhenen De kamsalamander is langs de Nederrijn Arnhem–Rhenen in 2010-2011 op de onderzochte dijktrajecten niet aangetroffen. Recente meldingen van de kamsalamander zijn bekend van twee locaties: het Elderveld bij Elden en op de dijk ten zuiden van de Rijn (figuur 10) (bron: databank RAVON). Onderzochte locaties waar de kamsalamander binnen dit onderzoek niet is teruggevonden zijn: uiterwaarden Meinerswijk, Doorwertsche Waarden en de omgeving van de Blauwe Kamer. Er zijn in dit onderzoek geen locaties vastgesteld waar grote aantallen kamsalamander worden doorgereden tijdens de voorjaarsmigratie. Op de dijken bij de Doorwertsche Waard en Wageningen zijn voorzieningen getroffen om verkeersslachtoffers te voorkomen.
Figuur 10. Waargenomen kamsalamanders 2010-2011 en de historische verspreiding (1990-2009, bron: databank RAVON langs de Nederrijn Arnhem–Rhenen.
12
Stichting RAVON
4.3
Nederrijn Rhenen - Culemborg De kamsalamander is langs de Nederrijn Rhenen – Culemborg in 2010-2011 waargenomen in de volgende gebieden: Rhenen, Rijswijkse Buitenpolder, Beusichemse Waard, Redichemse waard en Lazarus waard (figuur 11). Daarnaast is de kamsalamander recent ook aangetroffen nabij knooppunt Everdingen (bron: databank RAVON). Onderzochte locaties waar de kamsalamander binnen dit onderzoek niet is teruggevonden zijn: omgeving Elst, Bosscherwaarden (Wijk bij Duurstede), Steenwaard (ten noorden van Culemborg) en de Honswijkerwaarden. Slechts een enkele van de waargenomen kamsalamanders betreft een verkeersslachtoffer. Er zijn in dit onderzoek geen locaties vastgesteld waar grote aantallen kamsalamander worden doorgereden tijdens de voorjaarsmigratie.
Figuur 11. Waargenomen kamsalamanders 2010-2011 en de historische verspreiding (1990-2009, bron: databank RAVON langs de Nederrijn Rhenen - Culemborg.
13
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
4.4
Diefdijk / Zuider Lingedijk De kamsalamander is 2010-2011 uitsluitend waargenomen op een drietal locaties op de Diefdijk in de omgeving van Schoonrewoerd (figuur 12). Er zijn in totaal vier dode kamsalamanders aangetroffen. Er lijkt evenwel geen sprake van en groot aantal verkeersslachtoffers. De mate waarin kamsalamanders in het voorjaar over de Diefdijk migreren is waarschijnlijk beperkt, omdat de Diefdijk geen scheiding tussen overwinteringsen voortplantingsbiotoop vormt. Kamsalamanders overwinteren er waarschijnlijk in de nabijheid van de poelen. Uit monitoringsresultaten blijkt dat de kamsalamander rond de Diefdijk in 2009 in zeven van de 20 door Zuid-Hollands Landschap aangelegde poelen aanwezig is (Lammers, 2011). Onderzochte locaties waar de kamsalamander binnen dit onderzoek niet is teruggevonden zijn: de Diefdijk in de omgeving van Leerdam en de Zuider Lingedijk. In de omgeving van de Zuider Lingedijk is in 2007 een uitgebreider onderzoek uitgevoerd, waarbij op diverse locaties trekkende kamsalamanders zijn gevonden en op vijf voortplantingsplaatsen (Herder, 2007). In de omgeving van Leerdam worden enkele dijktrajecten en wegen voor verkeer afgesloten waar in het verleden veel verkeersslachtoffers vielen onder trekkende amfibieën. Ook worden hier door de amfibieënwerkgroep van Natuur- en Vogelwacht "de Vijfheerenlanden" amfibieën overgezet.
Figuur 12. Waargenomen kamsalamanders 2010-2011 en de historische verspreiding (1990-2009, bron: databank RAVON in de omgeving van de Diefdijk.
14
Stichting RAVON
4.5
Waal Tiel - Gorinchem De kamsalamander is langs de Waal Tiel -Gorinchem in 2010-2011 waargenomen in de volgende gebieden: Munnikenland (Van Kessel et al., 2010), omgeving Hellouw, Heeseltsche Uiterwaarden (Opijnen), Hurwenensche Uiterwaarden en de uiterwaard bij Heerewaarden (figuur 13). Onderzochte locaties waar de kamsalamander binnen dit onderzoek niet is teruggevonden zijn: de Benedenwaard bij Herwijnen, Kerkenwaard bij Haaften en de Rijswaard bij Waardenburg. In het Munnikenland zijn in 2010 negen voortplantingswateren van de kamsalamander vastgesteld. Zes van deze voortplantingswateren liggen binnen een plangebied van Waterschap Rivierenland. In het kader van ‘ruimte voor de rivieren’, zijn hier een uiterwaardvergraving en dijkverlegging gepland. De buitendijkse voortplantingswateren dreigen te verdwijnen, wat voor de gunstige staat van instandhouding van deze soort in dit gebied ongunstig is (Van Kessel et al., 2010).
Figuur 13. Waargenomen kamsalamanders 2010-2011 en de historische verspreiding (1990-2009, bron: databank RAVON langs de Waal Tiel - Gorinchem.
15
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
4.6
Waal Nijmegen - Tiel De kamsalamander is langs de Waal Nijmegen – Tiel in 2010-2011 waargenomen in de volgende gebieden: Afferdensche en Deestsche Waarden, Winssensche Waarden, uiterwaarden bij Ewijk, Staartjes Waard bij Beuningen en op de dijk tussen Loenen en Dodewaard aan de noordzijde van de Waal (figuur 14). Onderzochte locaties waar de kamsalamander binnen dit onderzoek niet is teruggevonden zijn: omgeving Beneden- en Boven-Leeuwen, IJzendoorn, Dodewaard, Loenen, Slijk-Ewijk en Weurt. Slechts een enkele van de waargenomen kamsalamanders betreft een verkeersslachtoffer. Veel dijktrajecten langs de Waal zijn afgezet voor gemotoriseerd verkeer. Er zijn in dit onderzoek geen locaties vastgesteld waar grote aantallen kamsalamanders worden doodgereden tijdens de voorjaarsmigratie.
Figuur 14. Waargenomen kamsalamanders 2010-2011 en de historische verspreiding (1990-2009, bron: databank RAVON langs de Waal Nijmegen - Tiel.
16
Stichting RAVON
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Actuele verspreiding De kamsalamander komt verspreid door het Gelderse rivierengebied voor. Belangrijke kernleefgebieden zijn de Gelderse Poort (Ooijpolder, Oude Rijnstrangen), de uiterwaarden ten zuiden van de waal tussen Nijmegen en Druten, het Munnikenland nabij Brakel, de Zuider Lingedijk, de Diefdijk, de Lazarus Waard, de Redichemse en de Beusichemse Waard. Daarnaast zijn er op diverse andere locaties kleinere en min of meer geïsoleerde populaties aanwezig. De kamsalamander is op diverse locatie niet aangetroffen, waar deze uit de periode 1990-2009 wel van bekend is. Doordat het onderzoek gericht was op migrerende kamsalamanders in het voorjaar, bieden de resultaten van dit onderzoek geen volledig actueel verspreidingsbeeld. Mogelijk zijn er kamsalamanders gemist op locaties waar de dichtheden laag zijn. Door de late aanvang van het onderzoek in 2010 is de piek in migratieactiviteit dat jaar gemist. Door een combinatie van een beperkt aantal geschikte avonden (warm en regen) en de grote omvang van het onderzoeksgebied is niet mogelijk geweest elke traject op de meest ideale avond te onderzoeken. Dit is ondervangen door een deel van het onderzoek in 2011 uit te voeren, waardoor wel voldoende geschikte avonden benut konden worden. Daarnaast worden migrerende kamsalamanders niet op de dijk gevonden indien het voortplantings- en overwinteringsbiotoop aan dezelfde kant van de dijk liggen. Het verdient de aanbeveling de actualisatie van verspreidingsgegevens van de kamsalamander te completeren door ook de ligging van voortplantingswateren te onderzoeken. Op basis van een compleet actueel verspreidingsbeeld van de kamsalamander kunnen inrichtings- en beheersmaatregelen opgesteld worden om bestaande populatie te versterken en onderling te verbinden. Knelpunten en maatregelen voor migrerende kamsalamanders In het Gelderse riviergebied zijn er nog altijd diverse locaties die een knelpunt vormen voor migrerende kamsalamanders. In de Ooijpolder bestaan vier wegen die een knelpunt vormen voor migrerende kamsalamanders (Ooijse bandijk, Hezelstraat, Leuthse straat en Kruisstraat) (Bosman, 2010). Hoewel op de Ooijse bandijk langs de Oude waal in het voorjaar van 2011 schermen met emmers zijn geplaatst, waarbij de amfibieën zijn overgezet, zijn er desondanks nog steeds amfibieën slachtoffer gevallen aan het verkeer. Op basis van aanvullende informatie van locale deskundigen is vastgesteld dat ook op de volgende dijktrajecten nog steeds relatief veel amfibieën worden doodgereden: de dijk tussen Babberich en Groessen (incl. Oud-Zevenaar) en de dijk bij Doornenburg. Het verdient de aanbeveling op deze locaties maatregelen te nemen. Een verdere verkenning van de locale situatie, waarbij de ligging van voortplanting- en landbiotoop en verkeerstechnische mogelijkheden beschouwd worden is nodig om de optimale oplossing per locatie te bepalen. Mogelijke maatregelen om sterfte door verkeer in belangrijke mate te beperken zijn: o afsluiting van dijken voor verkeer (met name in periode maart-mei); o plaatsing en onderhoud van tunnels en geleidingsschermen; o overzetacties door amfibieënwerkgroepen. De afname van het aantal verkeersslachtoffers door de afsluiting van dijktrajecten is gebleken op de dijktrajecten langs de Waal tussen Nijmegen en Beneden Leeuwen. Tijdens een vergelijkbaar onderzoek in 1997 werden hier nog veel dode amfibieën (met name gewone
17
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
padden) gevonden (Dorenbosch et al., 1999). Op dijktrajecten die inmiddels afgesloten zijn voor verkeer, zijn in 2010-2011 relatief weinig verkeersslachtoffers gevonden. Bij de aanleg van tunnels en geleidingsschermen dient vooraf de goed afweging gemaakt te worden over het te gebruiken materiaal, de locatie en het onderhoud. In het rapport ‘Veilig naar de overkant’ (Prudon & Creemers, 2004) wordt hierop uitgebreid ingegaan. In de gemeente Ubbergen is een onderzoek uitgevoerd naar probleemwegen voor migrerende amfibieën. Er blijken voor de kamsalamander vier probleemwegen te bestaan (Bosman, 2010). Maatregelen die in deze gemeente genomen kunnen worden, zijn per weg beschreven. Het verdient de aanbeveling een dergelijke studie ook op andere knelpunten (dijken bij Babberich, Groessen, Oud-Zevenaar en Doornenburg ) uit te voeren. Het realiseren van tunnels en geleidingsschermen in dijken vraagt een specifiek aanpak, omdat de waterkerende werking van de dijk niet in gevaar mag komen. Momenteel participeert RAVON samen met Rijkswaterstaat, Waterschap Rivierenland en Staatsbosbeheer in een project voor de realisering van voorzieningen in dijken in de Ooijpolder bij Nijmegen, waarbij gezocht wordt naar innovatieve oplossingen. In Nederland zijn een groot aantal amfibieënwerkgroepen actief met overzetacties. De website www.padden.nu biedt een platform voor de uitwisseling van kennis. Er zijn inmiddels 64 werkgroepen bij aangesloten, waarvan 9 in Gelderland. Op de site is veel informatie te vinden over de organisatie van overreacties, maar ook over het realiseren van permanente voorzieningen. Geen plaats voor de kamsalamander bij ‘Ruimte voor de rivier’ Hoewel de kamsalamander te boek staat als een soort van rivierbegeleidende wateren, is deze in het rivierengebied terug gedrongen tot zeer laagdynamische of binnendijkse wateren. In de uiterwaarden is de kamsalamander kwetsbaar. Herinrichting, het verdwijnen van hoogwater vrije locaties en de aanleg van nevengeulen op laag dynamische plekken, resulteren in verlies van leefgebied voor deze soort. Diverse projecten in het kader van Ruimte voor de rivier, beogen door uiterwaardvergraving een waterstanddaling te realiseren. Gelderse gebieden waarbij het buitendijkse leefgebied van kamsalamander hierdoor aangetast kan worden zijn het Munnikenland, Heesseltsche Uiterwaarden, Doorwertsche Waarden en de Huissensche Waarden. Het verdient aanbeveling bij herinrichtingsprojecten het verspreidingsbeeld van de kamsalamander te actualiseren en verlies van leefgebied te compenseren. De gunstige staat van instandhouding van deze soort komt hiermee ook binnen Natura 2000 gebieden onder druk te staan. De ecologische eisen die door de kamsalamander worden gesteld (laag dynamische riviernatuur) komen overeen of overlappen met een groot aantal andere bedreigde soorten in het rivierengebied, zoals de heikikker, knoflookpad en grote modderkruiper. Maatregelen voor deze soorten dienen gericht te zijn op behoud en ontwikkeling van laag dynamische wateren zowel buiten- als binnendijks.
18
Stichting RAVON
6
LITERATUUR Arntzen, J.W. en G.P. Wallis, 1991. Restricted gene flow in a moving hybrid zone of the newts Triturus cristatus and T. marmoratus in Western France. Evolution 45: 805-826 pg. Bosman, W., 2010. Probleemwegen voor migrerende amfibieën in de gemeente Ubbergen, Stichting RAVON, Nijmegen. Stichting RAVON. Creemers, R.C.M., 1994. Amfibieën in uiterwaarden. Voortplantingsplaatsen van amfibieën in uiterwaarden. Katholieke universiteit Nijmegen, Werkgroep Dieroecologie, Nijmegen. Diepenbeek, A. van en R. Creemers, 2006. Herkenning amfibieën en reptielen. Stichting RAVON, Nijmegen Dorenbosch, M., F.J.G.M. Spikmans & J. memelink. The mid-Waal as a corridor for amphibians. Rapport Katholieke Universiteit Nijmegen, afdeling Mileukunde. Herder, J.E., 2007. Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge. Stichting RAVON, Nijmegen. Kessel, N. van, M. Dorenbosch, P. van Hoof, G. Hoogerwerf en D. Visser 2010. Faunakartering Munnikenland 2010. Onderzoek t.b.v. ‘Ruimte voor de Rivier’. Natuurbalans – Limes Divergens BV, Nijmegen. Lammers, 2011. Oprukkende kamsalamanders langs de Diefdijk. Zuid-Hollands Landschap 2: 16-17 Langton, T., C. Beckett en J. Foster, 2001. Great crested newt conservation handbook. Froglife, Halesworth. Oldham, R.S., J. Keeble, M.J.S. Swan en M. Jeffcote, 2000. Evaluating the suitability of habitat for the great crested newt (Triturus cristatus). Herpetological journal 10 (4): 143155 pg. Prudon, B. & R. Creemers, 2004. Veilig naar de overkant. Een kritische kijk op constructie en onderhoud van amfibieëntunnels. RAVON, Nijmegen. download Rannap, R. en L. Briggs, 2006. The characteristics of great crested newt Triturus cristatus breeding ponds. Project report: “Protection of Triturus cristatus in the Eastern Baltic region”. Tallinn. Sluis, Th van der en R. Bugter, 2000. Bezetting en kolonisatie van poelen door kamsalamander en bruine kikker in Twente. De Levende Natuur 101(4): 107-111 pg. Valk, M. van der (redactie), 2010a. Natuurtoets dijkversterkingstraject Fort Everdingen – Ravenswaaij. Bureau Waardenburg, RAVON & SOVON. Rapportnummer 10-176
19
Kamsalamander in rivierengebied Gelderland
Valk, M. van der (redactie), 2010b. Natuurtoets dijkversterkingstraject Rijswijk – Opheusden. Bureau Waardenburg, RAVON & SOVON. Rapportnummer 10-176
20