Rivierengebied Midden Nederland Kamerplan 2016
De ware ontdekkingsreis ligt niet in het zoeken naar steeds weer nieuwe landschappen, maar in het kijken met andere ogen Eerst begrijpen, dan zelf begrepen willen worden Niemand wordt buitengesloten! Nooit! Nergens!(Ellen Emonds) Kinderen mede-eigenaar laten zijn van hun eigen leerproces en ontwikkeling Ouders zijn ervaringsdeskundigen en leraren zijn onderwijsprofessionals: samen staan ze sterker dan alleen.(Noëlle Pameijer) Samen werken voor gemotiveerde leerlingen die betrokken zijn op en zich verbonden voelen met de samenleving Winnaars hebben een plan, verliezers een excuus (Marc Lammers)
Inhoudsopgave 1. Inleiding
3
2. Missie en visie
6
3. Beoogde resultaten
7
3.1. 3.2. 3.3.
Startsituatie Kwalitatieve resultaten Kwantitatieve resultaten
7 7 8
4. Route passend onderwijs
9
5. Organisatie 5.1. 5.2.
13
Intern Relatie met andere kamers
13 14
6. Personeel 6.1 6.2 6.3 7
15
Medezeggenschap Personeel Geschillenregeling
15 15 15
Activiteiten 2016
16
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
24 24 25 26 26
Voor scholen Voor professionals Voor ouders Voor kinderen Voor besturen binnen de kamer
8
Kwaliteitsontwikkeling
27
9
Financiën
28
9.1 9.2
28 28
Begroting Rapportages en jaarafsluiting
10 Contactgegevens organisatie
29
11. Bijlagen
30
Bijlage A - Schoolbesturen en hun scholen Bijlage B - Huishoudelijk Reglement Bijlage C – Begroting
31 32 36
2
1.
INLEIDING
Rivierengebied Midden Nederland blijft volop in ontwikkeling! Met de uitgezette koers voor het komende jaar en de komende jaren in dit document krijgen we goed zicht op alles wat wij als organisatie doen. Daarbij kijken we ook met een scherpe blik naar de maatschappelijke ontwikkelingen rondom de ondersteuning van leerlingen. Het besef is er, dat we prima op weg zijn en dat er in de periode die voor ons ligt nog veel gaat gebeuren. Een strategisch beleidsplan is een voorwaarde voor succes. Het biedt een leidraad voor alle beleidsmakers en beleidsuitvoerders om concreet aan de slag te gaan en daarbij het gevoel te hebben dat we een gezamenlijk doel nastreven. Hierbij heeft dit document een cruciale functie. In het ondersteuningsplan van ons samenwerkingsverband Driegang en in dit plan van onze kamer staan de belangrijke keuzes die gemaakt zijn en moeten worden gemaakt en waaraan alle scholen en besturen hun commitment moeten geven of al hebben gegeven. Dit stelt ons in staat mooie resultaten te behalen in ons streven iedere leerling die ondersteuning te bieden die hij/zij nodig heeft en bindt het ons aan nietvrijblijvende afspraken waarop wij elkaar professioneel aanspreken. Het bespreken van dit document binnen de diverse geledingen van onze organisatie is daarom een belangrijke voorwaarde het commitment te krijgen en te houden. Iedere school is op weg naar de streefdoelen, als verwoord in dit plan. Onze ambitie is, dat scholen in de komende jaren veel van het in dit ondersteuningsplan beschrevene oppakken en implementeren. Binnen onze organisatie is veel kwaliteit te herkennen. Iedereen levert met veel inzet een belangrijke bijdrage aan het opgroeien van kinderen tot “hele mensen”. Voortdurend werken we aan verbetering en verdieping van ons mooie vak. Een vertrouwde en inspirerende schoolomgeving voor de kinderen, hun ouders en degenen die er werken, zijn zaken waarnaar we streven. Door zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de onderwijsbehoeften van de leerling en door mensen binnen onze organisatie met elkaar in verbinding te brengen en te laten samenwerken, verleggen we voortdurend onze kwaliteitsgrenzen. Onze ambities zijn hoog en we zijn erop gebrand ze te verwezenlijken. Onze organisatie is een organisatie om trots op te zijn en daar zullen we ons dagelijks voor moeten blijven inzetten. In dit plan leggen we de lat redelijk hoog en omschrijven we de organisatiedoelen voor het komende jaar op uitdagende wijze. Daarbij moet bedacht worden, dat veel van het beschrevene aandacht vraagt gedurende langere tijd. Ook is het goed te weten, dat wordt voortgebouwd aan datgene waaraan is begonnen in de tijd dat onze organisatie nog een samenwerkingsverband Weer Samen Naar School was. Het gaat erom realistische en haalbare doelen te stellen. Politiek afhankelijk als we zijn, zou een lange periode kunnen leiden tot doelen die worden ingehaald door veranderende wet- en regelgeving. We focussen ons op wat we willen bereiken in deze periode of zoveel eerder als haalbaar. Het is een toekomstvisie die is gegroeid tijdens discussies. Daarbij was het van veel waarde, dat men zich kwetsbaar durfde opstellen, openstond voor opmerkingen van anderen en open en eerlijk deelnam aan de discussies. Waarom willen we de lat toch steeds wat hoger leggen? Het antwoord is simpel: wie stopt met verbeteren, is eigenlijk al gestopt met goed te zijn. Even belangrijk is, dat organisaties en hun omgeving voortdurend in beweging zijn. Dit alles vraagt om strategische keuzes en een duidelijke route.
3
Door de intensivering van de ondersteuning- en begeleidingsvragen van leerlingen zal er steeds meer worden gevraagd van de mensen binnen onze organisatie. Dat vraagt een voortdurend werken aan competenties van die mensen op elke plek in de organisatie. Leerlingen en hun leraren zijn geen homogene doelgroep. Op basis van ontwikkelingsprofiel en maatschappelijke achtergrond ontstaan groepen leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, waaraan zo goed mogelijk tegemoet moet worden gekomen. Opleidingen sluiten te vaak onvoldoende aan bij de dagelijkse praktijk. Dit impliceert, dat we continue aandacht moeten hebben voor de ontwikkelingsbehoeften (competenties) van het personeel. Hieraan moet vooral in de scholen aandacht worden gegeven. De klassieke indeling in basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs lijkt langzaam maar zeker te verdwijnen. Steeds vaker wordt een schoolkeuze mede bepaald door het ondersteuningsprofiel van een school. Steeds meer leerlingen, die eerder nog naar een school voor speciaal (basis-)onderwijs gingen houden een plek in een basisschool. Vaak wordt daarbij gebruik gemaakt van een arrangement. Als ouders of school vermoeden dat extra ondersteuning voor een leerling nodig is, wordt besloten de ondersteuningsbehoefte van die leerling vast te stellen. Dit gebeurt op basis van handelingsgerichte diagnostiek. (Binnen de handelingsgerichte diagnostiek staat deze vraag centraal: waarom heeft dit kind met zijn mogelijkheden en beperkingen, uit dit gezin, in deze school, met deze leraar en deze medeleerlingen, de onderkende problemen en hoe kunnen ze effectief worden opgelost?) Er wordt vastgesteld welke steun leerling en leraar nodig hebben in de specifieke situatie van de school. De handelingsgerichte diagnostiek vindt zo nodig integraal plaats, in overleg met organisaties voor jeugdhulpverlening. Voor het doorvoeren van veranderingen en het realiseren van onze gemeenschappelijke ambities is het noodzakelijk dat elke organisatie binnen onze organisatie in beweging is. Daarvoor zijn leiders nodig die bereid zijn hun medewerkers mee te nemen naar een nieuwe toekomst en die op kruispunten helpen om met elkaar de juiste weg te nemen. Die leiders moeten mensen kunnen stimuleren en inspireren, moeten trots zijn op de successen die vooral leerkrachten bereiken. Ze moeten leerkrachten de ruimte bieden om mee te praten over de toekomst en zichzelf kwetsbaar durven opstellen door ruimte te bieden voor feedback en positieve kritiek. Als organisatie worden we graag geassocieerd met goede leerlingondersteuning en prima resultaten. Dit ontstaat niet vanzelf. Het wordt opgebouwd met uitstekende prestaties en dus bepaald door de mensen in de organisatie en ook door onze vernieuwingszin, kennis en ervaring, maar zeker niet in de laatste plaats door de manier waarop we met elkaar en met alle betrokkenen omgaan. In de manier waarop mensen met elkaar omgaan zijn zowel positieve als belemmerende factoren te herkennen. Positieve factoren zijn: aanpakken en hard werken, enthousiasme, het durven nemen van verantwoordelijkheid, gedrevenheid en openstaan voor vernieuwingen. Belemmerende factoren zijn: bureaucratie en regels, onderling wantrouwen, het niet openstaan voor kritiek, het niet nakomen van afspraken en het leven op een eiland. Deze belemmerende factoren kunnen de weg naar verbetering verzwaren. Voor leidinggevenden ligt hier een cruciale rol. Door hun voorbeeldgedrag en het creëren van een omgeving van vertrouwen en veiligheid zal het wegwerken van belemmerende factoren en het stimuleren van een constructief samenwerkingsklimaat zich als een olievlek door de eigen organisatie verspreiden.
4
De wereld houdt niet op bij je eigen voordeur of de deur van de school. We zijn onderdeel van de maatschappij en als onderwijsorganisaties ontlenen we ook ons bestaansrecht aan die maatschappij. Dat geeft rechten, maar het geeft ook verplichtingen. Met een goede en gewaardeerde uitvoering van onze kernactiviteiten geven we uiteraard al invulling aan onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Vanuit die verantwoordelijkheid streven we ook naar maximale transparantie als het gaat om het zichtbaar maken en verantwoorden van onze activiteiten en de besteding van de ons ter beschikking gestelde middelen. Met elkaar is er natuurlijk nog veel werk te doen. Met elkaar betekent: samen, een gedeelde verantwoordelijkheid. Met elkaar heeft consequenties voor elk onderdeel van de organisatie. Elk deel van dit plan heeft raakvlakken met het plan dat elke afzonderlijke school in de eigen situatie opstelt. De verwachting is, dat dit kamerplan samen met het ondersteuningsplan van samenwerkingsverband Driegang een routeplanner vormt, waarmee iedereen een goede en veilige reis kan uitstippelen. Arlé Troost coördinator De Kamer Rivierengebied Midden Nederland is één van de 3 kamers van samenwerkingsverband Driegang. Bij de vorming van samenwerkingsverband Driegang is besloten tot het voortzetten van een zekere mate van zelfstandigheid van de voormalige samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School. Ons samenwerkingsverband Driegang bestaat uit alle scholen (en hun besturen) binnen de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Lingewaal, Molenwaard, Werkendam, Woudrichem en Zederik. Dit betreft zowel de scholen voor regulier onderwijs als de scholen voor speciaal (basis)onderwijs, m.u.v. de scholen op reformatorische grondslag. De scholen voor regulier basisonderwijs en speciaal basisonderwijs waren tot 1 augustus 2014 alle verbonden aan een van de drie samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS): Alblasserwaard-West; EC Rotonde; Rivierengebied Midden Nederland. Deze voormalige samenwerkingsverbanden vormden de basis voor de indeling in drie kamers. Belangrijkste reden om te kiezen voor een flinke mate van zelfstandigheid van die kamers, naast de identiteit, was gelegen in het feit dat alle 3 de organisaties op hun eigen wijze succesvol waren en zijn.
5
2.
MISSIE EN VISIE
De missie en visie als verwoord in het ondersteuningsplan van samenwerkingsverband Driegang worden volledig onderschreven. Aanvullend het volgende: De participerende besturen en hun scholen hebben de Bijbel als grondslag voor hun handelen en gaan uit van de Christelijke waarden en normen, ontleend aan het Evangelie.
6
3.
BEOOGDE RESULTATEN
3.1. Startsituatie De in hoofdstuk 3.1 van het ondersteuningsplan van samenwerkingsverband Driegang geformuleerde uitgangssituatie geldt onverkort als startsituatie van onze kamer. Aanvullend het volgende: In het verleden was het deelnamepercentage SBO in onze organisatie veel te hoog: 5,6% per teldatum 1 oktober 1998. In de afgelopen jaren is dit percentage sterk gedaald: op 1 oktober 2000 was het 5,0%, in 2002 4,4%, in 2004 3,9%, in 2006 3,6%, in 2008 3,0%, in 2010 2,8%, in 2012 2,3%, in 2013 2,3%, in 2014 2,1% en in 2015 2,0%. Daarenboven is het deelnamepercentage in het SO ook sterk gedaald. Daarover zijn geen specifieke cijfers bekend. Basis voor de aanname dat het deelnamepercentage SO sterk is gedaald, is het zeer geringe aantal aanvragen voor plaatsing in het SO dat in de afgelopen 2 jaar bij de PCL is ingediend. Ook in het eerste jaar onder passend onderwijs is slechts een enkele TLV SO afgegeven. Op basis van een in het najaar van 2014 uitgevoerde zelfevaluatie geven scholen aan, dat zij hun basisondersteuning behoorlijk op het gewenste niveau hebben. Als kamer zijn we niet bekend met thuiszitters. Zo die er al zijn, dan gaat het niet om leerlingen die zijn ingeschreven bij één van onze scholen. 3.2. Kwalitatieve resultaten De ambities liggen vooral op het gebied van de basisondersteuning en de kwaliteit van arrangementen. Met betrekking tot het realiseren van de in het ondersteuningsplan van samenwerkingsverband Driegang geformuleerde niveau van basisondersteuning zijn de volgende acties in 2015 uitgevoerd: Evalueren van het schoolondersteuningsprofiel uit 2012. Alle scholen hebben inmiddels hun geactualiseerde SOP op de eigen website geplaatst. Er is met het personeel geïnventariseerd welke onderdelen van de basisondersteuning al gehaald worden en waar nog actie nodig is. De acties worden door de scholen zelf uitgevoerd. Directeuren en bestuurders zijn van mening dat deze onder de verantwoording van hen zelf vallen. Op het niveau van het samenwerkingsverband is slechts 1 actiepunt: afspraken maken met het VO over de terugrapportage gedurende 3 jaar van het niveau van de leerlingen aan elke toeleverende basisschool. Collegiale visitatie tussen scholen in groepen van 4 (of 3) scholen op basis van een door de ontvangende school geformuleerde onderzoeksvraag of -vragen. Schoolondersteuningsteams zijn al sinds 2001 aan alle scholen van onze organisatie verbonden. Hierin participeren van oudsher de leerkracht van de leerling die wordt besproken, de IB’er van de school, de preventief ambulant begeleider vanuit de kamer en een orthopedagoog. De participatie van ouders in het schoolondersteuningsteam is voor schooljaar 2014-2015 nog geen verplichting. Vrijwel alle scholen zijn hier inmiddels al wel toe overgegaan, met name geïnspireerd door Noëlle Pameijer, die een startbijeenkomst hierover verzorgde. Afspraak is dat in het schooljaar 2015-2016 ouders altijd worden uitgenodigd.
7
3.3. Kwantitatieve resultaten We stellen geen scherpe kwantitatieve doelen als het gaat om verwijzings- of deelnamepercentages speciaal (basis)onderwijs. In 2016 wordt nog een verdere lichte daling van het deelnamepercentage verwacht, daarna zal stabilisatie plaatsvinden. Als organisatie stellen we ons ten doel om in de jaren daarna de deelnamepercentages niet of slechts licht te laten stijgen. Het landelijk gemiddelde deelnamepercentage is daarbij de bovengrens.
8
4.
ROUTE PASSEND ONDERWIJS
In hoofdstuk 4.3 “Ondersteuningstoewijzing: de route”, van het ondersteuningsplan van ons samenwerkingsverband Driegang is beschreven, hoe het gemeenschappelijk kader is vormgegeven. De specifieke uitwerking in onze kamer is hieronder weergegeven. Binnen onze kamer hanteren we de 1-zorgroute als structuur voor de ondersteuning. De kern van de 1-zorgroute bestaat uit opbrengstgericht en handelingsgericht werken met groepsplannen. De leerkracht doet dat in de groep met behulp van twee instrumenten: groepsoverzichten en groepsplannen. De stappen die worden doorlopen (cyclus) zijn: 1) Evalueren vorig groepsplan en verzamelen gegevens. 2) Doelen stellen; wat wil ik met deze leerling(en) bereiken. 3) Selecteren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. 4) Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften. 5) Clusteren van leerlingen met gelijke specifieke onderwijsbehoeften. 6) Opstellen van het groepsplan. 7) Uitvoeren van het groepsplan. Handelingsgericht werken (HGW) maakt passend onderwijs en doeltreffende leerlingondersteuning concreet, zodat een schoolteam effectief kan omgaan met verschillen tussen leerlingen. HGW is een planmatige en cyclische werkwijze waarbij onderwijsprofessionals de uitgangspunten ervan toepassen. Doel van de 1-zorgroute is het aanreiken van een herkenbare, eenduidige route voor schoolteams en alle andere betrokkenen, zoals ouders, expertisecentrum, jeugdhulpverlening, etc. De 1-zorgroute is gericht op het zo vroeg mogelijk in beeld krijgen van onderwijsbehoeften. Binnen de 1-zorgroute is een centrale plaats ingeruimd voor groepsoverzichten gericht op het begrijpen van en reageren op signalen van kinderen. Door te werken met groepsplannen kunnen leerkrachten onderwijs op maat voor de meeste leerlingen realiseren. Voor leerlingen met zeer specifieke onderwijsbehoeften wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. De groepsbespreking ondersteunt de leerkracht bij het uitvoeren van het groepsplan. In het ondersteuningsplan van samenwerkingsverband Driegang zijn de afspraken over de basisondersteuning en de inhoud daarvan (domeinen, ijkpunten en indicatoren) beschreven. In de dagelijkse praktijk impliceert de invulling daarvan, dat de leerkracht in de groep handelingsgericht werkt met groepsplannen. Uitgangspunt zijn de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Op basis hiervan wordt een clustering in subgroepen gemaakt. Het schoolniveau is gericht op de ondersteuning van het handelingsgericht werken van de leerkracht. De intern begeleider organiseert in de school groeps- en leerlingbesprekingen die tot doel hebben het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. De uitgangspunten van de 1-zorgroute vormen de rode draad in de inhoud en het proces: 1) Alle leerlingen hebben ondersteuning nodig. 2) Proactief denken en handelen. 3) Denken vanuit onderwijsbehoeften. 4) Werken met groepsplannen. 5) Stimulansen voor effectief onderwijs en de ondersteuningsstructuur. 6) Eenduidigheid, transparantie en afstemming. 7) Ouders zijn een belangrijke partner. 8) Registratie van het onderwijsaanbod. 9) Aandacht voor instroom en uitstroom. 9
Voor het realiseren van passend onderwijs is een goede afstemming van het onderwijs op het ontwikkelingsperspectief (OPP) en op de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen cruciaal. Dit betekent dat we voor leerlingen die niet in staat zijn het reguliere onderwijsaanbod te volgen een OPP opstellen. Werken vanuit een OPP kan in de praktijk een bijdrage leveren aan: het voorkomen van ‘onderpresteren’, meer doelgericht werken op basis van hoge verwachtingen, het maken van beredeneerde keuzes in leerlijnen en leerstofaanbod, het systematisch volgen van de ontwikkeling van leerlingen, het verbeteren van het planmatig handelen, het actief betrekken van de leerling en de ouders bij wat school wil bereiken, het vergroten van opbrengstgerichtheid (kwaliteitszorg) en het verbeteren van de overgang naar het V(S)O. Het OPP van leerlingen wordt, eventueel in samenspraak met externe deskundigen, benoemd in termen van het verwachte uitstroomniveau van een leerling (type vervolgonderwijs) én het eindniveau dat nagestreefd wordt voor technisch en begrijpend lezen, spelling en rekenen. Inschakeling van externe deskundigen bevordert een objectievere beeldvorming rond de mogelijkheden en beperkingen van de leerling in zijn omgeving. Aan de hand van het eindniveau per vakgebied, uitgewerkt in concrete doelen, worden de tussendoelen en het leerstofaanbod voor een periode van ten hoogste een half jaar beschreven. In het vormgeven van het onderwijs aan de leerling met het OPP wordt zorgvuldig afgestemd op de onderwijsbehoeften van de leerling in relatie tot díe gebieden waarop de leerling behoefte heeft aan extra ondersteuning. Positieve aspecten worden ingezet om de (leer)ontwikkeling van de leerling gunstig te beïnvloeden. Teneinde een goede leerontwikkeling te realiseren kan het noodzakelijk zijn te werken aan het versterken van vaardigheden binnen het pedagogisch domein, bijvoorbeeld op gebied van sociale competentie of taak- en werkhouding. De leerling en zijn/haar ouders worden op een actieve wijze betrokken bij het vaststellen en evalueren van het OPP. Ouders tekenen ervoor dat zij instemmen met het handelingsdeel van het OPP. De intern begeleider en de leerkracht ontwerpen samen het onderwijsaanbod aan de leerling. Indien nodig raadplegen zij externe deskundigen zoals een preventief ambulant begeleider vanuit het samenwerkingsverband of een orthopedagoog/psycholoog. Het OPP wordt niet volgend, maar plannend gebruikt, zodat een leerling zich op basis van zijn/haar mogelijkheden maximaal kan ontwikkelen. Op basis van het OPP maakt de leerkracht doelgericht beargumenteerde keuzes in leerlijnen en leerstofaanbod. Hierbij wordt uitgegaan van hoge verwachtingen. Het gebruik van het OPP is zichtbaar in het groepsplan en/of handelingsplan. Het OPP heeft een vaste plek in het handelingsgericht werken met groepsplannen, is dus onderdeel van de stappen van de 1-zorgroute. In ons samenwerkingsverband fungeert per school een schoolondersteuningsteam. Dit team komt in beeld op het moment dat leerkracht en intern begeleider (IB’er) samen niet tot een adequate aanpak kunnen komen. Het schoolondersteuningsteam richt de inhoudelijke focus op het denken en handelen vanuit onderwijsbehoeften. De aansluiting op het proces van handelingsgericht werken met groepsplannen van de leerkracht staat centraal. Diagnostiek en begeleiding zijn per definitie handelingsgericht.
10
Een schoolondersteuningsteam kan bestaan uit: IB’er; preventief ambulant begeleider; orthopedagoog; betrokken leerkracht; ouders. Ouders leveren als ervaringsdeskundige ten aanzien van hun eigen kind een waardevolle bijdrage. Er kunnen ook andere deskundigen, zoals de remedial teacher en externen (bijv. jeugdhulpverleners) worden uitgenodigd. Doel is het bespreken van die leerlingen van de school, waarvoor de groepsbesprekingen en het collegiaal werkoverleg tussen IB’er en groepsleerkracht te weinig opleveren bij het begrijpen van de (specifieke) behoeften van het kind en/of het realiseren van een passend onderwijs- en zorgaanbod. Met zo licht mogelijke hulp wordt getracht de leerkracht te ondersteunen om daarmee handelingsverlegenheid van de leerkracht te voorkomen. Het streven is om de begeleiding van het kind in school zo snel mogelijk in de groepsplanning op te kunnen nemen. Een gestructureerde en regelmatige bespreking van deze leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften geeft een belangrijke impuls aan de kwaliteit van de ondersteuning binnen de betrokken school. Het streven is te komen tot vooral preventieve ambulante begeleiding. Daarmee komt de ondersteuning in een vroegtijdig stadium beschikbaar. Dit impliceert, dat het in praktische zin niet kan voorkomen, dat leerlingen een onderzoeks- en begeleidingstraject met externen ingaan, zonder dat deze leerling is besproken in het schoolondersteuningsteam. Hierbij kan een uitzondering worden gemaakt voor leerlingen die bij de start in de school al die begeleiding ontvangen. Tevens betekent het, dat leerlingen die doubleren en waarmee de school handelingsverlegen is, in het schoolondersteuningsteam zijn/worden besproken. Op schoolniveau wordt bewaakt, dat terugkoppeling vanuit andere disciplines, zoals jeugdhulpverlening, plaatsvindt in het schoolondersteuningsteam. Hierbij is een coördinerende rol weggelegd voor de IB’ers. Vertegenwoordigers van die externe organisaties nemen deel aan het schoolondersteuningsteam als leerlingen met een gecombineerde hulpvraag worden besproken. Bij de inzet van externen gaat het erom dat alle actoren inhoudelijk en procesmatig hun plek in de ondersteuningsroute krijgen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de brugfunctionaris gezin, leden van het sociaal wijkteam, psychodiagnostici, hulpverleners en andere begeleiders. Ook hun focus moet liggen op het ondersteunen van het handelingsgericht werken van de leerkracht. Waar nodig moeten signalen vanuit het onderwijs hun weg vinden naar betrokken deskundigen. De brugfunctionaris gezin is daarbij intermediair om te komen tot multidisciplinaire onderwijs- en zorgarrangementen. Om te komen tot een adequaat proces van ondersteuningstoewijzing brengt de school op basis van de ondersteuningsvraag in kaart wat het gewenste ondersteuningsaanbod (op maat) is in de vorm van inzet in personele en overige middelen en het daaraan gekoppelde financiële plaatje. Het aanbod wordt toegekend op basis van die aanvraag op maat. Een kritische aanvraag- en toekenningsystematiek is daarbij voorwaardelijk om voldoende transparantie te bieden. Daarnaast vraagt dit van de aanvrager om voldoende kennis en vaardigheden om ondersteuningsvraag en gewenst aanbod te definiëren.
11
De ambitie van passend onderwijs is, dat in toenemende mate vroegtijdige ondersteuning wordt mogelijk gemaakt. Het gaat daarbij altijd om aanvragen die de afgesproken basisondersteuning te boven gaan, omdat die de verantwoordelijkheid zijn van het schoolbestuur / de school. Met het schoolondersteuningsteam van de school is een multidisciplinaire structuur aanwezig die het proces van toewijzing van extra ondersteuning ondersteunt en die extra ondersteuning ontwerpt. Daarmee wordt bereikt, dat snel passende hulp van organisaties in en rond de school wordt georganiseerd. In geval er extra ondersteuning nodig is vanuit de kamer, dan wordt een onderbouwd verzoek, met instemming van het schoolondersteuningsteam van de school, daartoe ingediend bij de toekenningscommissie. Er is een “Leidraad voor de IB’er” opgesteld waarin de stappen staan beschreven die nodig zijn om een voldoende onderbouwde aanvraag van een arrangement in te dienen. Deze is te vinden op onze website www.driegangrm.nl onder downloads. De toekenningscommissie beoordeelt binnen 4 weken het verzoek en neemt een besluit, dat gemotiveerd wordt teruggekoppeld aan betrokkenen, waaronder de ouders. De kamer heeft de taak om het totaal van de extra ondersteuning toe te wijzen binnen het beschikbare budget. Dit vraagt een voortdurende monitoring van de uitputting van dat beschikbare budget en de mogelijkheid van ingrijpen bij een dreigende overschrijding. Het is met name die taak die het noodzakelijk maakt, dat de coördinator van de kamer deel uitmaakt van de toekenningscommissie. De toekenningscommissie kan op basis van de beschikbare gegevens tot één van de volgende conclusies komen: 1) Voor de leerling wordt extra ondersteuning conform de aanvraag beschikbaar gesteld. 2) Voor de leerling wordt extra ondersteuning beschikbaar gesteld, waarbij gemotiveerd wordt afgeweken van de aanvraag. 3) M.b.t. de leerling wordt plaatsing op een andere basisschool geadviseerd. Hierbij wordt o.a. het schoolondersteuningsprofiel betrokken. 4) De leerling wordt toelaatbaar geacht tot een speciale school voor basisonderwijs. 5) M.b.t. de leerling wordt plaatsing in een speciale onderwijsvoorziening of hulpverleningsvoorziening binnen en / of buiten het samenwerkingsverband geadviseerd. De toekenning geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd. Om in geval van een toekenning voor bepaalde tijd na de looptijd van de toekenning opnieuw een toekenning te verkrijgen dient tenminste 3 maanden voor het aflopen van de toekenning een nieuwe onderbouwde aanvraag te worden ingediend. Dit geldt voor middelen en plaatsingen. De toekenningscommissie bestaat uit: vertegenwoordiger basisonderwijs; vertegenwoordiger speciaal basisonderwijs; onafhankelijk orthopedagoog; coördinator van de kamer. En kan worden aangevuld met relevante deskundigen. In het eerste jaar van passend onderwijs hanteerden we een overgangsregeling LGF voor leerlingen die een nog doorlopende indicatie hadden. Het gaat dan met name om de voortgang van de Leerling Gebonden Financiering (LGF). Onze kamer betaalde het schooldeel van de LGF die is toegekend voor 1 augustus 2014 van cluster 3 en 4 in ieder geval door tot het moment van herindicatie. Inmiddels zijn al deze “oude” indicaties omgezet in arrangementen.
12
5.
ORGANISATIE
5.1. Intern De kamer kent een besturenoverleg bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemende besturen en een directeurenoverleg bestaande uit de directeuren van de scholen. De coördinatie van de activiteiten van het samenwerkingsverband berust bij de coördinator en de coördinatiegroep. De voornaamste taken van de coördinator en de coördinatiegroep zijn: voorbereiden van beleid; coördineren van activiteiten; signaleren van nieuwe ontwikkelingen. Het directeurenoverleg heeft een belangrijke taak in het samenwerkingsverband. De voornaamste taken zijn: adviseren van het besturenoverleg; signaleren van knelpunten in de uitvoering van beleid; signaleren van nieuwe ontwikkelingen. De organisatie binnen de kamer ziet er in een organigram als volgt uit: RIVIERENGEBIED MIDDEN NEDERLAND
C O Ö R D I N A T I E G R O E P
v o o r z i t t e r & c o ö r d i n a t o r
BESTURENOVERLEG
voorz. c.gr.
besturen bao en sbo
coördinator
TKC vert. sbo en bao onafh. orthoped.
DAGELIJKS BESTUUR
voorz. c.gr.
5 regiovertegenwoordigers + sbo-vertegenwoordiger
ALGEMEEN DIRECTIEOVERLEG directeuren bao en sbo
IB SCHOOL SOT
IB SCHOOL SOT
coördinator
voorz. c.gr. coördinator
IB SCHOOL SOT
Netwerken IB
alle IB'ers
5 regio's
per regio
VOORZITTERS NETWERKEN IB 5 regiovertegenwoordigers + sbo-vertegenwoordiger
13
coördinator
Alle belangrijke documenten worden zoveel mogelijk in alle gremia (coördinatiegroep, voorzitters netwerken IB, directeurenoverleg en besturenoverleg) besproken en desgewenst geamendeerd. In de praktijk gebeurt dit tijdens regulier overleg. Besturen en directeuren komen separaat minimaal 3 x per jaar bijeen. De leden van de coördinatiegroep treffen elkaar ten minste 8 x per jaar. De kamer heeft een eigen website www.driegangrm.nl waar scholen en hun besturen alle documenten en andere relevante informatie van de kamer kunnen vinden. De coördinatie van de kamer geschiedt door een coördinator en een coördinatiegroep. Gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk voor de coördinatie van het beleid van de kamer. De dagelijkse leiding berust bij de coördinator. Onze kamer heeft een eigen toekenningscommissie (TKC). De samenstelling van de TKC is in het vorige hoofdstuk van dit kamerplan al vermeld. Onze kamer heeft een expertisecentrum ingericht met personeel. Hiervan maken deel uit: preventief ambulant begeleiders; ambulant begeleiders; coördinator; managementassistente. Een aantal scholen maakt gebruik van de diensten van orthopedagogen in dienst van één van de schoolbesturen, Stichting Logos, die voor dat deel van hun werkzaamheden worden aangestuurd door de coördinator. 5.2. Relatie met andere kamers De kamers binnen samenwerkingsverband Driegang werken op verschillende terreinen nauw samen. De coördinatoren van de drie kamers komen ca. 18 x per jaar bijeen om gezamenlijke aandachtspunten met elkaar te bespreken alsook om te komen tot gezamenlijke voorstellen aan het bestuur van samenwerkingsverband Driegang. Ook worden ervaringen gedeeld en wordt gebruikgemaakt van elkaars expertise. De drie coördinatoren overleggen in ieder geval over: het verdelen van de financiën over de kamers; de rechtstreekse instroom in het speciaal onderwijs; het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring; het regelen van bezwaar, beroep en second opinion; de gezamenlijke beleidsvoorbereiding, waaronder de voorbereiding van de bestuursvergaderingen. De coördinatoren zijn voorlopig bij toerbeurt gedurende een jaar voorzitter van dit overleg en daarmee tevens intermediair naar het bestuur. Verder hebben de coördinatoren gezamenlijk overleg met de controller van samenwerkingsverband Driegang. Deze controller bereidt de begroting voor, stelt de jaarrekening op, volgt de exploitatie goed en draagt in grote mate bij aan de monitoring en verantwoording. De coördinatoren hebben daardoor zicht op de ontwikkelingen binnen elkaars organisatie. Op het gebied van professionalisering is op het niveau van samenwerkingsverband Driegang een zgn. Regio-Academie actief met een breed scholingsaanbod voor vooral leerkrachten en IB’ers. Onze kamer en kamer Alblasserwaard-West delen enkele ambulant begeleiders. 14
6.
PERSONEEL
6.1 Medezeggenschap Op het niveau van samenwerkingsverband Driegang is een PMR ingericht. Hiervan maken 2 personeelsleden van onze kamer deel uit. Zij zijn/worden gekozen door alle personeelsleden van onze kamer. Reglementen e.d. zijn op niveau van samenwerkingsverband Driegang geregeld. De PMR heeft een eigen “plek” op de website van samenwerkingsverband Driegang. 6.2 Personeel Bij de start van passend onderwijs per 1 augustus 2014 zijn meerdere personeelsleden in dienst gekomen, deels vanuit het voormalige samenwerkingsverband Weer Samen Naar School, deels vanuit de SBO-school en deels vanuit het speciaal onderwijs. Daarnaast is er personeel dat in dienst is van schoolbestuur Stichting Logos, dat vast werkt voor onze organisatie: - De ambulante begeleiding voor leerlingen in de doelgroep ZML wordt verzorgd door ambulant begeleiders van ZML school De Cirkel. De afspraak is gemaakt, dat De Cirkel dit tegen kostprijs uitvoert. - Enkele orthopedagogen van Citadel worden via de kamer ingezet in de schoolondersteuningsteams van ca. 60% van de scholen. Met elkaar vormt dit personeel het expertisecentrum van de kamer. 6.3 Geschillenregeling De geschillenregeling is vastgesteld op het niveau van samenwerkingsverband Driegang.
15
7
ACTIVITEITEN 2016
Algemeen De Intern begeleider In elke basisschool is één (of meer) van de teamleden als intern begeleider (IB’er) aangesteld. Het streven van elke school is het geven van onderwijs dat aansluit bij de onderwijsbehoeften van kinderen. Het is de taak van de groepsleraar om het onderwijs in de groep zodanig vorm te geven dat er sprake is van onderwijs dat voorziet in de behoefte van alle kinderen. De IB’er kan de leraar hierbij begeleiden. Bijvoorbeeld via coaching of het geven van adviezen ten aanzien van de wezenlijke aspecten van op onderwijsbehoeften van leerlingen gericht onderwijs (zoals klassenmanagement; adequaat informeren van ouders; omgaan met leerlingen met gedrags– en/of werkhoudingsproblemen). Door de toename van het aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in de basisscholen, is het voor de IB’er van belang gebleken het accent te leggen op werken op groeps- en schoolniveau. Hierbij functioneert de IB’er als coach. Hierdoor heeft de IB’er tevens de taak mede vorm te geven aan het tot stand brengen van onderwijs dat aansluit bij de (specifieke) onderwijsbehoeften van kinderen binnen de school. Met betrekking tot de taken van de IB’er dient binnen de school een omschrijving aanwezig te zijn van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van IB’er en directie in deze. Met name dient geformuleerd te worden wie binnen de school verantwoordelijk is voor het onderwijskundig management. De IB’er moet ten minste een beroep kunnen doen op heterogeen groeperen, differentiëren, observeren en instructie geven in kleine groepen binnen de leerkrachtgroep. Dat het werkelijk bereiken van onderwijs, dat nauw aansluit bij de (specifieke) onderwijsbehoeften van de leerlingen, een langetermijndoelstelling betreft en dat voor scholen binnen het samenwerkingsverband verschillen in lengte bestaan van het traject daarnaar toe, moge duidelijk zijn. Elke school heeft een taakomschrijving IB’er vastgesteld, waarbij de nadruk ligt op het functioneren op het niveau van coach en waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de taak van de directie en de taak van de IB’er. Op het niveau van de kamer is een voorbeeldfunctiebeschrijving beschikbaar. Deze is te downloaden van de site van de kamer: www.driegangrm.nl > downloads Er wordt uitgegaan van 1 ½ à 2 (klok)uur IB-tijd per groep per week. (Een school met zes groepen heeft dus 9 à 12 uur IB-tijd per week.) Dit is afhankelijk van welke werkzaamheden tot de functie behoren. Gestreefd wordt hiervoor de geoormerkte faciliteiten vanuit het SWV te gebruiken, aangevuld met faciliteiten vanuit de school. Het is van het grootste belang de IB’er voldoende te faciliteren vanwege de relatie die er bestaat tussen de facilitering en de kwaliteit van de zorgstructuur in de school. De eerder genoemde IB-tijd van 2 uur per leerkrachtgroep is slechts bedoeld voor IB-werkzaamheden. Een taakomschrijving IB’er is opgenomen in dit kamerplan (zie volgende pagina’s ), waarbij het doel is te komen tot een efficiënte werkwijze op basis van een duidelijke taakomschrijving. 1. Elke school beschikt over een ondersteuningsteam waarvan ten minste deel uitmaken: de leerkracht van de leerling, de IB’er, de preventief ambulant begeleider van de kamer en een orthopedagoog. 2. Dit ondersteuningsteam komt, afhankelijk van de schoolgrootte, 5 tot 10 keer per jaar samen en bespreekt vanuit de interne leerlingbespreking leer- en gedragsproblemen. 3. Doel is adviseren m.b.t. verdere stappen, die zoveel mogelijk door de leerkracht worden uitgevoerd en door de IB’er met de leerkracht worden geëvalueerd (te denken valt aan observatie, het opstellen van een handelingsplan, een gesprek met de ouders, etc. ) 16
De taak van de intern begeleider De taken en werkzaamheden van de IB’er zijn te onderscheiden in 5 fases: De eerste fase: Interne begeleiding als RT+ De tweede fase: Instrument en systeemontwikkeling Het accent bij de werkzaamheden van de IB’er, in deze fase ligt op het verzamelen van instrumentarium om interne begeleiding vorm te kunnen geven. Er wordt een leerlingvolgsysteem (LVS) bijgehouden, om de ontwikkeling van leerlingen te registreren en uitvallende leerlingen vroegtijdig in beeld te krijgen en met de intentie de toetsen door de leerkracht te laten uitvoeren. De LVS-gegevens dienen vaak als basis voor de voortgangs- en planningsgesprekken, de leerlingbesprekingen. Er bestaat in deze fase een intern begeleidingssysteem in de school met 4 samenhangende elementen: het leerlingvolgsysteem, de leerling-/groepsbespreking, de orthotheek en de IB’er. De een kan niet zonder de andere, de kwaliteit van elk onderdeel beïnvloedt dat van de andere. Een notoir probleem in deze fase is dat de IB’er te veel betrokken blijft bij het afnemen van de toetsen en blijft hangen in een betrekkelijk administratieve invulling van zijn taak. De derde fase: De intern begeleider als collegiaal consulent De afstemming met de werkzaamheden van de directie is aan de orde, en zal dat wel blijven zolang er gesleuteld wordt aan de schoolorganisatie (in een lerende school een permanente opgave). De discussies met de directie gaan bijvoorbeeld over de vraag wie moet begeleiden bij ordeproblemen, soms over de begeleiding bij klassenmanagementproblemen en over de vraag of het doen van klassenbezoeken niet voorbehouden moet worden aan de directeur als voorbereiding op het functioneringsgesprek dat hij met de betreffende leerkracht houdt. Maar de betekenis van de functie staat binnen de school niet meer ter discussie, de IB’er wordt meer en meer in tijd gefaciliteerd en er groeit normaliter een vertrouwensband tussen de IB’er en de teamleden. Naast de leerling-/groepsbesprekingen in teamverband worden nu dikwijls besprekingen van de individuele leerkracht met de IB’er ingevoerd. Ze komen tegemoet aan de te lage frequentie van de besprekingen in teamverband. Daarnaast bieden ze de mogelijkheid om problemen voor bespreking in het team voor te selecteren en, wat belangrijker is, een gelegenheid voor de leerkracht om problemen die vanuit het leerlingvolgsysteem naar voren komen, maar ook andersoortige werkproblemen, te bespreken in de vertrouwelijkheid van de kleine kring. Interne begeleiding wordt hier collegiale consultatie naar de letter. De beslotenheid van het tweegesprek biedt de mogelijkheid om de vertrouwensrelatie verder te laten groeien. Waar eerst nog voornamelijk didactische, relatieve veilige problematiek aan de orde kwam, ontstaat gaandeweg ruimte om meer indringende werkproblemen van de leerkracht te bespreken: de relatie met de klas, het pedagogisch falen met een leerling, een conflict met ouders e.d. Opvallend in deze individuele besprekingen is, dat de agenda sterk bepaald wordt door de leerkracht. De leerkracht bepaalt wat een probleem is, de leerkracht bepaalt of dat bespreekbaar gesteld wordt. De IB’er is volgend aanwezig, niet sturend, en ondersteunt de leerkracht bij het maken van eigen keuzes. Het is collegiale consultatie met de nadruk op collegiaal, het is sterk gericht op het individuele leren van de leerkracht. De veelvuldig gehanteerde gespreksprocedure is die van het “probleemverhelderende gesprek”: de leerkracht brengt een probleem in, het wordt gezamenlijk geanalyseerd, mogelijke oplossingen worden in beeld gebracht en de leerkracht kiest een oplossing om toe te passen. De IB’er neemt in dit gesprek de rol van de interviewer aan, die door systematische bevraging de leerkracht stimuleert tot reflectie, zonder de eigen denkbeelden op te dringen. Van de IB’er als collegiaal consulent worden hierbij overigens bijzondere deskundigheden verwacht. In de eerste fase ligt nog het accent op inhoudelijke deskundigheid, in de tweede fase zijn ook organisatorische vaardigheden vereist, maar nu is het welslagen van de IB’er sterk afhankelijk van 17
communicatieve vaardigheden, m.n. van het adequaat hanteren van gespreksstructuren en technieken en het kiezen van een juiste interactiestijl in het gesprek met de collega. De vorm van richtingvrije ondersteuning bij reflectie die interne begeleiding in deze fase van “interne begeleiding als collegiale consultatie” krijgt, is zowel haar zwakte als haar kracht. Het sluit goed aan op de schoolcultuur en vooral op de autonomie die de leerkrachten in de school claimen waar het om het onderwijs in hun groep gaat. De speelruimte is voor de IB’er in deze fase niet veel groter. Maar de relevantie van deze vorm van collegiale consultatie voor de doelstellingen van de organisatie, voor extern gestelde kwaliteitseisen of intern geformuleerde criteria ten aanzien van het leerkrachtgedrag, is gering. Dat er meer te doen is in de klas, in de sfeer van passend onderwijs, het oppoetsen van eerdere afspraken m.b.t. de te hanteren didactiek of anderszins, dan de leerkracht in de besprekingen met de IB’er vermoedde en inbracht, krijgt de IB’er doorgaans in beeld op het moment dat systematische klassenbezoeken in de school geïntroduceerd worden. Deze periodieke bezoeken van de IB’er, met een frequentie van minimaal 2 maal per teamlid per jaar, brengen een wezenlijke omslag in de gespreksverhoudingen met zich mee. Waar in de hierboven beschreven situatie de IB’er nog een, hopelijk getrainde en goed functionerende, “gespreksleider” was, voor informatie over de feitelijke gang van zaken in de klas sterk afhankelijk van de inbreng en het waarnemingsvermogen van de leerkracht, wordt de IB’er na klassenbezoeken een evengoed geïnformeerde, volwaardige professionele partner in de analyse van een werkprobleem. De vierde fase: De intern begeleider als coach De introductie van klassenbezoeken en/of videoregistraties door de IB’er in de school maakt een wezenlijke verandering in de positie van de IB’er mogelijk. Met de informatie van het klassenbezoek als basis is de IB’er beter in staat een adequaat evenwicht te zoeken tussen een receptieve en actieve houding in het gesprek en inhoudelijk voldoende toegerust om de rol van coach in te vullen. De invoering van “coaching” kan als een belangrijk instrument worden gezien om van een organisatie een lerende organisatie te maken. Coaching vatten we op als begeleiding in de vorm een professionele dialoog gericht op het leren van de leerkracht m.b.t. persoonlijke doelen voor het werk (bijv. oplossen van werkproblemen) en organisatiedoelen (bijv. invoeren van passend onderwijs). Het gaat om beïnvloeden, gidsen in een richting, samen koers zoeken, om actie en uitwisseling van opinies. Het onderscheidt zich van traditioneel managen, dat meer op sturen, beheersen, normeren en controleren gericht is en van collegiale consultatie, omdat het resultaatgerichter en transparanter is. Coaching moet een school in beginsel inzetten voor alle medewerkers. Ten onrechte wordt wel gedacht dat het alleen van belang is voor startende leerkrachten en leerkrachten die tijdelijk niet in staat zijn hun klas zonder ondersteuning te managen. Coaching werkt in die opzet sterk stigmatiserend. Coaching is van betekenis voor alle medewerkers; het zet immers in op leren, een permanent proces in een lerende organisatie. Aangetekend moet hierbij worden dat “vrijwilligheid” een absolute voorwaarde is voor coaching. Een positie voor de “intern begeleider als coach” is een aanzet voor een antwoord op de druk op de school om te presteren en te doen wat ze zegt te doen. Het geeft de IB’er een expliciete taak in het verwezenlijken van gezamenlijk geformuleerde onderwijskundige doelstellingen, de implementatie van schoolbeleid. Het is een bij uitstek geschikt instrument, om de leerkracht te ondersteunen bij de voor passend onderwijs wenselijk geachte, maar gecompliceerde verschuiving in de taak van leiden naar begeleiden van leerlingen. Coaching stelt eisen aan de IB’er. Net als bij “interne begeleiding als collegiale consultatie” wordt een aanzienlijk appèl gedaan op de gespreksvaardigheden die objectiviteit en gelijkwaardigheid in de communicatie waarborgen. Daarbij komt een accent op de vaardigheid om met de collega heldere doelen te formuleren en resultaatgericht te werken. Het hanteren van het SMART-principe kan hierbij goede diensten bewijzen. Invulling van interne begeleiding met coaching zal (opnieuw) de discussie in veel scholen oproepen: “Of dit niet een taak van de schoolleider is?” In beginsel niet. Coaching, zoals 18
dat hier gedefinieerd is, verhoudt zich niet met de beoordelende en controlerende functie van het management in de school. Coaching door superieuren levert vooral afhankelijke medewerkers op. Daarbij past het voorbehoud, dat dit natuurlijk afhankelijk is van de schoolleider in kwestie, zijn persoon en de invulling van zijn rol. Maar normaliter zal een leerkracht bij een collega (de intern begeleider als coach) minder terughoudend zijn om zich te geven en werkproblemen bespreekbaar te maken. Dit alles heeft overigens ook consequenties voor de positionering van de IB’er in de organisatie van de school en de discussies over vraag of de IB’er een middenmanagementpositie zou moeten krijgen. Het zal duidelijk zijn dat dit, op dezelfde gronden als aangegeven bij de directeur, bij het concept “de IB’er als coach” ongewenst is, wanneer de middenmanagementfunctie een lijnrelatie ten opzichte van de leerkrachten impliceert. De meerwaarde t.o.v. “intern begeleider als collegiale consultatie” ligt bij coaching in het feit dat organisatiedoelen in beeld komen en in de onderliggende notie dat het succes van de school afhankelijk is van de competenties van de teamleden, van hun gerichtheid op het realiseren van persoonlijke en organisatiedoelen. Wat nog ontbreekt in het “intern begeleider als coach-concept”, is de stevige koppeling van individueel leren aan collectief leren, het toegankelijk en toepasbaar maken van de kennis van de diverse teamleden voor de organisatie als geheel. Daarvoor is de IB’er als coach nog teveel individugericht. De vijfde fase: De intern begeleider als kenniscoördinator / onderwijskundig leider Kennisontwikkeling, leren in de organisatie verankeren is de opgave in deze fase waar de IB’er zich voor inzet. De IB’er is de coördinator van de kennis- en onderwijsontwikkeling. De nadruk ligt evenwichtig op het individuele leren van de leerkracht en op de uitwisseling daarvan, en op collectief leren, het leren van de organisatie als geheel (het schoolteam), ten bate van de kwaliteit van het primaire proces: het onderwijs. De IB’er verlijmt individuele en collectieve leerprocessen. De school is nog te vaak een “moeilijk lerende organisatie”. Kan dat ook bij een, overigens adequate, invoering van “de intern begeleider als coach” nog zijn. Niet omdat de individuen binnen zo’n school niet leren, maar omdat hun kennis binnen de muren van hun klas blijft, niet optimaal benut wordt voor het leren en functioneren van de schoolorganisatie als geheel. Individuen in school kunnen leren zonder dat de organisatie iets leert. Noch de structuur, noch de cultuur van scholen voor primair onderwijs is stimulerend voor collectieve leerprocessen. Elke leerkracht heeft een eigen groep, in een eigen afgesloten ruimte en moet opereren onder de sterke verwachting in de organisatie dat hij in staat is, volledig zelfstandig zijn groep te managen. Het systeem wreekt zich niet alleen bij leerlingen. We spreken van collectief leren als zich bij een team ongeveer dezelfde leerprocessen en –resultaten voordoen als gevolg van samenwerken en interactie rond gezamenlijke taken, problemen etc. Het leidt tot een competentere organisatie en ook tot een gezamenlijke taal, een gedeeld begrippenapparaat, wederzijdse erkenning en begrip, tot verbetering van het collectieve leervermogen zelf en tot versterking van de individuele leerprocessen. De mate waarin de school kennis en leren weet te mobiliseren is van grote betekenis voor haar maatschappelijk succes en maatschappelijke relevantie en de sleutel voor een passend antwoord op de dynamiek in de eisen die aan de school gesteld worden. In de literatuur wordt de aanwezigheid van een “change agent” als een belangrijk kenmerk van een lerende organisatie gezien: iemand die stimuleert tot en begeleidt bij het leren van individuen en teams. Een uitdagend perspectief voor de IB’er die van meer betekenis voor het leren van zijn organisatie wil zijn. Ook wordt wel gesproken over een “chief knowledge” of “chief learning”. Voor de IB’er lijkt ons de term “kenniscoördinator” het meest geschikt, de coördinator van leren en (onderwijs)ontwikkeling, die zich bezig houdt met cruciale vragen als: “Wat willen we worden?” ( “Een school met passend onderwijs?”), “Wat moeten we dan nog leren?”, “Welke kennis is al in school aanwezig?” en “Hoe kunnen we die kennis beter spreiden in de school?”. Binnen onze kamer is afgesproken toe te werken naar het functioneren van de IB’er in fase 4, dus de IB’er als coach. Daartoe zijn de IB’ers getraind, vooral door “Meesterlijk coachen”. Er bestaat een relatie tussen de kwaliteit van het management en het functioneren van de IB’er. 19
Het is van belang de plaats van de IB’er in de organisatie te beschrijven: gaat het om een taak of een functie; wat zijn de mogelijkheden, ook in relatie met de facilitering. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de IB’er niet de sluitpost van de facilitering mag zijn, omdat het om een belangrijke taak (of functie) gaat. Vanuit de kamer wordt sterk geadviseerd om de IB’er in functie te benoemen. Dit vooral met het oog op het belang van de werkzaamheden die worden uitgevoerd en de daarin gewenste continuïteit. Elke school ontvangt een financiële bijdrage van de kamer voor het realiseren van de basisondersteuning en het inrichten van ondersteuningsstructuur. De omvang van dat bedrag is per school een basisbedrag van € 4000, aangevuld met € 38 per leerling. Dit bedrag is een aanvulling op de inzet die de school wordt geacht te doen om de ondersteuningsstructuur passend te maken voor de eigen organisatie en de basisondersteuning te kunnen bieden die vereist is. Jaarlijks wordt gevraagd dit te verantwoorden. Vanuit de kamer is daarvoor een format beschikbaar. NETWERKEN INTERN BEGELEIDERS Om met en van elkaar te leren komen de IB’ers van verschillende scholen regelmatig bij elkaar in netwerkbijeenkomsten. In principe hebben deze bijeenkomsten de omvang van een regio. Concreet betekent dit, dat alle IB’ers van alle scholen in een bepaalde regio een aantal keren (veelal 6x, minimaal 4) per jaar bij elkaar komen. IB’ers van twee netwerken kunnen gezamenlijk vergaderen. Tijdens deze netwerkbijeenkomsten, die door de deelnemers zelf worden georganiseerd, kunnen verschillende zaken aan de orde komen: vragen vanuit de school; vragen vanuit het directieoverleg; vragen vanuit het samenwerkingsverband / de kamer; vragen vanuit de dagelijkse praktijk van de IB’ers zelf; collegiale consultatie; intervisie; deskundigheidsbevordering. In het algemeen zijn de netwerkbijeenkomsten bedoeld voor onderwijsinhoudelijke onderwerpen die te maken hebben met de taken van de IB’er. Het gebruik van bepaalde toetsen en remediërende materialen, bepaalde gesprekstechnieken, praktijkproblemen en dergelijke, lenen zich uitstekend voor besprekingen in het netwerk. Het netwerk kan zich incidenteel laten ondersteunen door externe deskundigen. Jaarlijks zorgt elk netwerk voor een goede planning (zowel op data als op inhoud). Van elke netwerkbijeenkomst wordt een kort verslag gemaakt dat in afschrift naar de coördinator wordt gestuurd. De IB’ers nemen de informatie vanuit het netwerk uiteraard mee naar de eigen school. De voorzitters van de IB-netwerken komen ook regelmatig (min. 4 x p.j.) bijeen o.l.v. de coördinator, deels om op de hoogte te zijn van ontwikkelingen elders en daarmee het uitvinden van wielen tot een minimum beperkt te houden, deels om elkaar te inspireren, kennis en informatie over te dragen, etc. De netwerken zijn als volgt samengesteld: 1. Gemeente Werkendam 2. Gemeente Woudrichem 3. Gemeenten Leerdam + Gorinchem + Lingewaal 4. Gemeenten Hardinxveld-Giessendam + Giessenlanden 5. Gemeente Zederik
20
ONDERSTEUNINGSTEAM Teneinde te kunnen werken aan de ondersteuning van de leerlingen is door iedere school een ondersteuningsteam (= consultatieoverleg) ingericht. Een ondersteuningsteam bestaat uit: IB’er; preventief ambulant begeleider; orthopedagoog; betrokken leerkracht. Ouders leveren als ervaringsdeskundige t.a.v. hun eigen kind een waardevolle bijdrage en ook andere deskundigen, zoals de RT’er kunnen worden uitgenodigd. Doel is het bespreken van die leerlingen van de school, waarvoor de groepsbesprekingen en het collegiaal werkoverleg tussen IB’er en groepsleerkracht te weinig opleveren bij het begrijpen van de (specifieke) behoeften van het kind en/of het realiseren van een passend onderwijs- en ondersteuningsaanbod. Met zo licht mogelijke hulp wordt getracht de leerkracht te ondersteunen om daarmee handelingsverlegenheid van de leerkracht te voorkomen. Het streven is om de begeleiding van het kind in school zo snel mogelijk in de groepsplanning op te kunnen nemen. Een gestructureerde en regelmatige bespreking van deze leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften geeft een belangrijke impuls aan de kwaliteit van de zorg van de betrokken school. Het streven is te komen tot vooral preventieve ambulante begeleiding. Daarmee komt de zorg in een vroegtijdig stadium beschikbaar voor potentiële zorgleerlingen. Dit impliceert, dat het in praktische zin niet kan voorkomen, dat leerlingen een onderzoeks- en begeleidingstraject met externen ingaan, zonder dat deze leerling is besproken in het ondersteuningsteam. Hierbij kan een uitzondering worden gemaakt voor leerlingen die bij de start in de school al begeleiding ontvangen. Tevens betekent het, dat leerlingen die doubleren en waarmee de school handelingsverlegen is, in het schoolondersteuningsteam zijn/worden besproken. In het geval van de zgn. herfstkinderen is het goed om deze bij twijfel over wel / niet vertragen in het ondersteuningsteam te bespreken. Het ondersteuningsteam zal, afhankelijk van de schoolgrootte, aan de hand van een jaarplanning op schoolniveau, een aantal keren bij elkaar komen. Door het overleg met de orthopedagoog en de ambulant begeleider te combineren zal de school zeker tijdwinst boeken. Een goede planning en voorbereiding en duidelijke afspraken over het vervolgtraject staan garant voor een belangrijke impuls aan de ondersteuning binnen de betrokken scholen. De ervaring laat zien, dat van deze besprekingen een duidelijk leereffect uitgaat naar de deelnemers. Op schoolniveau wordt bewaakt, dat terugkoppeling vanuit andere disciplines, zoals jeugdhulpverlening, plaatsvindt in het ondersteuningsteam. Hierbij is een coördinerende rol weggelegd voor de IB’ers. Vertegenwoordigers van zorgorganisaties nemen bij voorkeur deel aan het ondersteuningsteam als leerlingen met een gecombineerde hulpvraag worden besproken. Jaarlijks vindt evaluatie van het functioneren van het ondersteuningsteam in het ondersteuningsteam plaats. Daarbij is, naast de leden van het ondersteuningsteam, ook de directeur van de school aanwezig. Bekostiging en verdeling De kamer bekostigt de inzet van de preventief ambulant begeleider in de ondersteuningsteams. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende omvang van bijeenkomsten van het ondersteuningsteam: Scholen tot 50 leerlingen: 5 bijeenkomsten x 2 uur Scholen tot 100 leerlingen: 5 bijeenkomsten x 2½ uur Scholen tot 200 leerlingen: 5 bijeenkomsten x 3 uur Scholen tot 300 leerlingen: 5 bijeenkomsten x 3½ uur 21
Scholen tot 400 leerlingen: 6 bijeenkomsten x 3½ uur Scholen tot 500 leerlingen: 6 bijeenkomsten x 4 uur Scholen tot 700 leerlingen: 7 bijeenkomsten x 4 uur Ondersteuningsteambijeenkomsten vinden plaats op de betreffende basisschool. Stappenplan aanmelding leerlingen voor bespreking in ondersteuningsteam 1. Het schema van de 1-zorgroute is / wordt gevolgd. 2. De leerling wordt gemeld bij de IB’er. 3. De leerkracht vult de voor deze leerling relevante delen van het aanmeldingsformulier in en bespreekt dit met de IB’er. 4. Het logboek m.b.t. de geboden zorg / ontwikkelingen van deze leerling wordt toegevoegd. Dit logboek is per individuele leerling en bevat samenvattingen van en/of verwijzingen naar relevante documenten als OPP’s en onderzoeksverslagen. 5. Relevante informatie m.b.t. deze leerling uit een groepsplan, alsook andere relevante documenten / informatie (bijv. resultaten LVS) worden als verwijzing vermeld in het logboek en als bijlage opgenomen. 6. Bij aanmelding TKC voor een arrangement of plaatsing SBO of SO, draagt de IB’er zorg voor het afvinken van de checklist transparant beschikken. (www.driegangrm.nl > downloads) Aanvullend: Om ervoor te zorgen, dat een hoog rendement wordt gehaald uit ondersteuningsteambijeenkomsten is het goed een aantal aandachtspunten te benoemen, waarbij het erom gaat de hulpvraag te concretiseren en zo duidelijk mogelijke informatie te verschaffen naar het ondersteuningsteam toe. Ouders De leerkracht onderhoudt normaliter het contact met de ouders en heeft dan ook voorafgaand aan de bespreking in het ondersteuningsteam een gesprek met de ouders gehad. Een kort schriftelijk verslag hiervan is beschikbaar t.b.v. de bespreking van de leerling in het ondersteuningsteam. Hoe staan ouders erin? Is het probleem voor ouders herkenbaar? Welke voorgeschiedenis is bekend van het kind? Willen de ouders meewerken en accepteren ouders eventuele gevolgen en consequenties, zoals onderzoek en doorverwijzing? Het probleem moet goed aan de orde zijn geweest. Als er meer aan de hand is dan alleen leerproblemen, dan kan een huisbezoek meerwaarde hebben. Indien het oudergesprek moeizaam is verlopen en/of er veel vragen leven bij ouders/ leerkracht dan kan een oudergesprek gepland worden met IB’er en leerkracht. Ouders worden altijd uitgenodigd voor de bespreking van hun kind in het ondersteuningsteam. Een uitzondering kan worden gemaakt, als de hulpvraag minimaal is of als er alleen een rapportage wordt gegeven van de vorderingen en deze eerder zijn besproken met de ouders. AMBULANTE BEGELEIDING Binnen ons samenwerkingsverband worden geen wachtlijsten gehanteerd. De begeleiding van leerlingen die noodgedwongen binnen de basisscholen moeten worden opgevangen is dus niet aan de orde. Ambulante begeleiding heeft daardoor vooral een preventief karakter. We onderscheiden 2 typen ambulant begeleiders: Ambulant begeleider generalist (vh PAB’er) Deze zijn het eerst aan zet. Zij participeren in het ondersteuningsteam van de school. Elke school heeft een vaste ambulant begeleider generalist. Ambulant begeleider specialist Als de ambulant begeleider generalist bemerkt, dat hij / zij de gevraagde expertise niet zelf kan bieden, dan wordt de ambulant begeleider specialist ingeschakeld. Het doel en de aard van de ambulante begeleiding in de kamer zijn vooral: Ervoor zorgen, dat leerlingen met dermate specifieke onderwijsbehoeften, dat handelingsverlegenheid van de leerkracht dreigt, op een verantwoorde wijze binnen het 22
reguliere basisonderwijs kunnen blijven en een verwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs niet nodig is. Het is de bedoeling met ambulante begeleiding zowel de deskundigheid van de leraren als de ondersteuningscapaciteit van de reguliere basisschool te vergroten. Uitgangspunt is dat leerlingen zoveel als mogelijk onderwijs kunnen volgen binnen de eigen sociale context. Ambulante begeleiding is geen aanbod gestuurde hulp, maar vraag gestuurd. Echter, de hulpvraag dient complex te zijn en de basisondersteuning te boven te gaan; niet pamperen , maar empoweren!
Ambulante begeleiding richt zich vooral op leerkrachten en IB’ers. Als voorbeelden van terreinen waarop ondersteuning kan worden geboden, kunnen worden genoemd: minder-, meer- en hoogbegaafdheid, ADHD, stoornissen in het autistisch spectrum, eigen leerlijnen, dyslexie, dyscalculie, gedragsproblematiek zeer moeilijk lerend, Syndroom van Down, langdurig zieken, lichamelijk, geestelijk of meervoudig gehandicapten. Tot de kernactiviteiten van de ambulant begeleiders behoren: ondersteuning geven bij het verduidelijken van de hulpvraag; meedenken bij het opstellen van ontwikkelingsperspectieven en handelingsplanning; adviseren bij eigen leerlijnen; verstrekken van achtergrondinformatie aan IB’ers en leerkrachten; verstrekken van pedagogische- en didactische adviezen, eventueel na onderzoek; observaties met Beeldcoaching / Video Interactie Begeleiding, eventueel zonder; participeren in schoolgebonden adviezen; het voeren van (verhelderings- en/of advies)gesprekken met ouders. Met de inzet van ambulante begeleiding worden ook bijkomende effecten zichtbaar: problemen bij kinderen worden vroegtijdig onderkend; er wordt een gerichte hulpvraag gesteld; de ondersteuningscapaciteit van de school wordt verbreed door de inbreng van expertise; leerkrachten en IB’ers worden handelingsbekwamer; ontwikkelen van een adequater klassenmanagement; er vindt goede dossieropbouw plaats rondom leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften; ondersteuning is direct en opbouwend voor de leerkracht; er ontstaat intensief overleg tussen leerkracht, IB’er en PAB’er; er is intensievere begeleiding mogelijk voor een individuele leerling; er wordt door meerdere personen naar het probleem gekeken; door het aanbieden van hulp worden de soms gesloten klassensituaties geopend.
23
7.1 Voor scholen Implementatie Kurzweil Teneinde het onderwijs aan kinderen met dyslexie een stimulans te geven, is op het niveau van de kamer besloten tot het aangaan van een bovenschoolse overeenkomst met Lexima, de uitgever van Kurzweil. Hierdoor is dit programma beschikbaar voor alle kinderen met dyslexie binnen onze kamer. Er is een beleidsplan opgesteld en de individuele scholen maken zelf een invoeringsplan. Dit beleidsplan bevat op het niveau van de kamer en de school de volgende onderdelen: 1. Visie en Beleid 2. Plan van Aanpak en Projectsturing 2.1 Rollen en verantwoordelijkheden bovenschoolse stuurgroep Kurzweil 2.2 Werkgroep Kurzweil op deelnemende scholen 2.3 Professionalisering en trainingen 3. Consolidering 4. ICT-inrichting 5. Content (gescand materiaal) Dit beleidsplan is te vinden op onze website www.driegangrm.nl onder downloads. 7.2 Voor professionals Deze activiteiten richten zich vooral op het inspireren en professionaliseren van leerkrachten, IB’ers en directies. Daarbij worden de doelgroepen als volgt onderscheiden: Directies en IB’ers: Drie keer per jaar komen directies en IB’ers bijeen om zich te verdiepen in één of een aantal, jaarlijks vooraf vastgestelde thema’s. In 2016 is dat “Pedagogisch Leiderschap”. In een drietal ochtenden wordt dit onderwerp opgepakt o.l.v. Marcel van Herpen en Roland Schut. Traject Pedagogisch Leiderschap Het traject Pedagogisch Leiderschap (PL) is een ontwikkelingstraject, waarin het handelen en de persoon van de leraar/leidinggevende centraal staat. Vanuit de eigen werksituatie gaat de leraar/leidinggevende aan de slag met drie kernvragen: 1. Onderzoek van ontkoppelingen (waar wordt buitengesloten?) 2. Formuleren van ‘statement’ (omkering van de ontkoppelingen) 3. Opstellen en uitvoeren van plan van aanpak Van deelnemers wordt verwacht dat zij: o de overtuiging hebben dat de ontwikkeling van de leerling centraal staat; o affiniteit hebben met de uitgangspunten “hetkind” (zie: http://hetkind.org/about/visie/ en http://hetkind.org/about/leidende-principes/ ); o 90% aanwezig zijn en zich committeren met groepsafspraken over ‘huiswerk’ en portfoliogebruik. Doelstellingen: Het traject PL moet gezien worden als een persoonlijk ontwikkelingstraject waarin deelnemers: leren zichzelf los te maken van tijdsdruk, van alles dat ‘moet’ en van allerlei hindernissen die je in je werk met de leerlingen ervaart; leren om in contact en gesprek met de leerlingen helder te zien wat zij van leraren vragen, hoe hiermee om te gaan en wat je hen kunt bieden; leren te vertrouwen op de motivatie en ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen en daarmee ruimte te scheppen; 24
leren leerlingen te zien als medestanders, jonge mensen die zich graag willen ontwikkelen en die kunnen helpen bij het onderwijswerk en een bron van energie kunnen zijn omdat ze laten zien wat ze in hun mars hebben; leren binnen de school de ontkoppelingen te signaleren en interventies te plegen t.b.v. verbonden relaties. Leren hun handelen te legitimeren m.b.v. theorie en ervaringsreconstructies. Organisatie/Programma Het programma bestaat uit 3 bijeenkomsten van 3 uur. Tussen de bijeenkomsten zijn er opdrachten, samenwerking met directe collega’s (mede leidinggevenden en leraren) en interactie met leerlingen en ouders. Tijdens de bijeenkomsten wordt gewerkt met interactieve werkvormen, die een sterk beroep doen op een actieve bijdrage van de deelnemer. Diepgaande casestudies worden gebruikt om deelnemers te laten reflecteren op cruciale beslismomenten, die kenmerkend zijn voor pedagogische tact.
Leerkrachten: Vanuit de kamer worden per jaar 3 inspirerende bijeenkomsten georganiseerd. Jaarlijks wordt de invulling daarvan bepaald. In 2016: a) Arie de Bruin over “Wie luistert er nou naar een kind? de ideeën van Janusz Korczak.” b) Martine Delfos over “De gevolgen van ons eigen handelen op het gedrag van kinderen.” c) Martine Creemers over “Beredeneerd aanbod in groep 1-2.”
Personeel EC: Het personeel van het EC komt 4 keer bijeen voor professionalisering en optimalisering van het functioneren van de eigen organisatie. Thema’s die in 2016 worden aangesneden zijn “coaching” o.l.v. Marianne Soeters en “co-teaching” o.l.v. Sandra Koot. Bovendien volgt elk personeelslid van het EC scholing om de eigen competenties te vergroten. Jaarlijks wordt dit individuele deel in een functioneringsgesprek vastgesteld. Eén keer in de 2½ jaar is er een inspiratiedag voor alle personeel van de scholen en de kamer. De volgende is in oktober 2017. Dit betreft ca. 650 personen. Topsprekers uit het onderwijs en daarbuiten maken dan deel uit van het programma. Naast inspiratie zijn ook ontmoeting en bezinning belangrijk. Iedereen moet enthousiast over zijn/haar vak gaan nadenken. Keuzes m.b.t. de onderwerpen van de professionalisering worden jaarlijks gemaakt. Hierbij wordt nauw aangesloten bij de ontwikkelingen en behoeften binnen de scholen. Aansluiten bij de actuele scholingsbehoefte is daarbij het uitgangspunt. Regionaal wordt samengewerkt tussen samenwerkingsverband Driegang en het samenwerkingsverband VO. Dit is geformaliseerd in de zgn. Regio-Academie. Scholen hebben hun eigen verantwoording m.b.t. de scholing van hun personeel. Dit geldt in relatie tot onze organisatie met name voor het op het juiste niveau houden en brengen van de competenties die nodig zijn voor het realiseren van een adequate basisondersteuning. 7.3 Voor ouders Er worden geen activiteiten georganiseerd die specifiek op ouders zijn gericht. Het zijn de scholen die de contacten met ouders onderhouden. Er is een afspraak gemaakt, die heel gericht betrekking heeft op de participatie van ouders in de bespreking van hun kind in het schoolondersteuningsteam. In alle scholen wordt hieraan vorm gegeven, met name geïnspireerd door Noëlle Pameijer, die een startbijeenkomst hierover verzorgde. Afspraak is dat vanaf schooljaar 2015-2016 ouders altijd worden uitgenodigd. 25
In de ondersteuningsplanraad, die functioneert op het niveau van samenwerkingsverband Driegang is onze kamer vertegenwoordigd door één ouder, die is verkozen in een verkiezingsprocedure. 7.4 Voor kinderen Als we de ondersteunende activiteiten vanuit het expertisecentrum buiten beschouwing laten, dan worden er geen activiteiten georganiseerd die specifiek op kinderen zijn gericht. Het zijn de scholen die de contacten met kinderen en hun ouders onderhouden. Het voeren van gesprekken met kinderen is in veel scholen een aandachts- en ontwikkelpunt. Hieraan wordt in toenemende mate tijd en aandacht besteed. Deze ontwikkeling wordt door de kamer aangemoedigd. 7.5 Voor besturen binnen de kamer De besturen komen 3 keer per jaar bijeen voor een overleg. Deze agenda voor deze bijeenkomsten wordt opgesteld door een agendacommissie. Het besturenoverleg kent een huishoudelijk reglement dat als bijlage aan dit document is toegevoegd. 7.6 Ontwikkelagenda De volgende aandachtspunten / -gebieden worden in ontwikkeling genomen. Veelal is de route daarbij: brainstorm en een eerste notitie met de coördinatiegroep, bespreking in het directeurenoverleg met advies aan het besturenoverleg en vaststelling door het besturenoverleg. Dit alles binnen de eigen kamer.
Rol / positie brugfunctionaris gezin Rol / positie brugfunctionaris onderwijs Samenwerking met Citadel Kwaliteitsbeleid aansluitend bij afspraken swv Driegang Hoogbegaafdenbeleid De SBO-school als opleidingsschool De opvang van SO-leerlingen binnen de SBO-school
26
8
KWALITEITSONTWIKKELING
Onze kamer is onderdeel van samenwerkingsverband Driegang. Driegang kent drie kamers. Ieder schoolbestuur c.q. iedere school binnen onze kamer is primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van het eigen onderwijs en heeft daarnaast medeverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs en de ondersteuning daarvan binnen de gehele kamer. Monitoring en evaluatie, planning- & controlcyclus, verantwoording Binnen samenwerkingsverband Driegang is afgesproken, dat drie keer per jaar een tussenrapportage en een eindrapportage worden opgesteld, die worden aangeboden en besproken in het bestuur. Op het niveau van onze kamer worden geen aanvullende eisen gesteld. In Artikel 6 Rapportage van het managementstatuur van samenwerkingsverband Driegang staat: Het coördinatorenoverleg informeert het bestuur – overeenkomstig de door het bestuur vastgestelde richtlijnen – per kwartaal over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid van het samenwerkingsverband. Die richtlijnen zijn nog niet vastgesteld en kunnen derhalve hier niet worden vermeld. Uiteraard zal onze organisatie rapporteren conform die richtlijnen zodra die er zijn. De hier bedoelde verantwoording is vooral inhoudelijk gericht.
27
9
FINANCIËN
9.1 Begroting Zie bijlage C. In de meerjarenbegroting is te zien, dat er in de komende jaren nog een behoorlijk bedrag is te besteden. De wijze van inzet van deze financiële middelen voor nieuw beleid zal worden voorbereid in de coördinatiegroep en dan worden aangeboden aan het algemeen directieoverleg, waarna een definitief voorstel naar het besturenoverleg gaat ter vaststelling. 9.2 Rapportages en jaarafsluiting Binnen samenwerkingsverband Driegang is afgesproken, dat drie keer per jaar een tussenrapportage en een eindrapportage worden opgesteld, die worden aangeboden en besproken in het bestuur. Op het niveau van onze kamer worden geen aanvullende eisen gesteld. De hier bedoelde verantwoording is vooral gericht op de financiën.
28
10 CONTACTGEGEVENS ORGANISATIE
Rivierengebied Midden Nederland Hoefslag 6 4205 NK GORINCHEM T: @: I:
06 – 202 800 77
[email protected] www.driegangrm.nl
29
11. BIJLAGEN
A. Overzicht deelnemende scholen en schoolbesturen. B. Huishoudelijk reglement. C. Begroting.
30
Bijlage A - Schoolbesturen en hun scholen 24546 – Vereniging Christelijk Nationaal Onderwijs Giessen/Rijswijk: > CBS De Parel - 04TK 27860 – Vereniging voor Christelijk Nationaal SchoolOnderwijs te Almkerk: > d’ Uylenborch - Almkerk - 07JC 31032 – Vereniging tot Stichting en Instandhouding van een School met de Bijbel te Hoornaar: > Samen op Weg - Hoornaar - 04MB 32202 – Vereniging Stichting Instandhouding School met de Bijbel Giessen-Nieuwkerk e.o.: > De Hoeksteen - Giessenburg - 04MY 41239 – De Stroming, Vereniging Protestants Christelijk Onderwijs in het Land van Heusden en Altena: > De Zaaier - Andel - 04JF > De Sprankel - Dussen - 05NM > Het Baken - Werkendam - 08BK > Het Kompas - Werkendam - 09UJ > School met de Bijbel - Waardhuizen - 04VV > Eben-Haezer - Woudrichem - 06WN 41396 – Logos, Stichting voor Protestants Christelijk Onderwijs, Gorinchem: > Beatrix de Burcht SBO – Gorinchem – 00UY > De Cirkel ZML – Gorinchem – 26MR > De Regenboog – Gorinchem – 23CC > Samen Onderweg – Gorinchem - 13KS > Tamboerijn - Gorinchem - 12ZT > Ichthus - Leerdam - 11RJ > Kon. Wilhelmina - Leerdam - 10QY > Klim Op - Leerdam - 11FL > De Open Poort - Asperen - 04OC > School met de Bijbel - Herwijnen - 07KC > De Wegwijzer – Heukelum - 06FB > De Hoeksteen – Spijk - 04TX > Het Kompas – Vuren - 06NY 41439 – PCPO TriVia: > De Kandelaar – Ameide - 07JM > Rehobothschool – Hardinxveld-Giessendam - 05OF > Ichthusschool - Hardinxveld-Giessendam - 09BX > Het Kompas – Lexmond - 04RF > De Rank – Meerkerk - 05QT > Het Fundament – Nieuwland - 04QQ > Noachschool – Schoonrewoerd - 05TB > Herédium – Zijderveld - 04UU > School met de Bijbel - Hei- en Boeicop - 07KZ 74973 – Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs te Sleeuwijk: > De Morgenster - Sleeuwijk - 08RC 85502 – Vereniging “School met de Bijbel” tot Stichting en Instandhouding van Scholen voor Christelijk Onderwijs te Hardinxveld-Giessendam: > De Regenboog – Hardinxveld-Giessendam - 05OY 86464 – Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs het Mosterdzaadje te Hoogblokland: > De Wegwijzer – Hoogblokland - 07ZE 88752 – Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs te Nieuwendijk: > De Regenboog – Nieuwendijk - 07ZY
31
Bijlage B - Huishoudelijk Reglement NAAM Artikel 1 De organisatie draagt de naam KAMER RIVIERENGEBIED MIDDEN NEDERLAND en maakt onderdeel uit van samenwerkingsverband passend onderwijs Driegang. ZETEL Artikel 2 Zij heeft haar zetel te Gorinchem. GRONDSLAG Artikel 3 Onze Kamer heeft de Bijbel als grondslag voor haar handelen en gaat uit van de Christelijke waarden en normen, ontleend aan het Evangelie. BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 4 Dit Huishoudelijk Reglement verstaat onder: a. afgevaardigde: vertegenwoordiger van een bevoegd gezagsorgaan dat deel uitmaakt van de Kamer; b. basisschool: de basisschool als bedoeld in de Wet Primair Onderwijs; c. bevoegd gezag: de rechtspersoon die een school in stand houdt als bedoeld in de Wet Primair Onderwijs; d. samenwerkingsverband Driegang: het samenwerkingsverband Passend onderwijs als bedoeld in de Wet Primair Onderwijs.; e. kamer: organisatie van samenwerkende schoolbesturen als onderdeel van een samenwerkingsverband; f. bestuurlijk overleg: het overleg van de samenwerkende schoolbesturen, als bedoeld in artikel 9; g. agenda commissie: de commissie als bedoeld in artikel 11. DOEL Het betreft de kamerspecifieke uitwerking van de doelen van samenwerkingsverband Driegang, als verwoord in het ondersteuningsplan. Artikel 5 1. De Kamer heeft tot doel: a. het vormen en in stand houden van een zo optimaal mogelijk functionerende “kamer” binnen samenwerkingsverband Driegang; b. het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen; c. ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk van de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken; d. een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te realiseren voor de leerlingen.; e. het bevorderen van de samenwerking tussen leden van de Kamer en het functioneren als een overlegplatform; f. het bevorderen van de deskundigheidsuitwisseling binnen de Kamer en het samenwerkingsverband en het adviseren van de leden inzake de deskundigheidsbevordering van onderwijspersoneel in relatie tot het doel van de Kamer; g. het bevorderen van de samenwerking tussen bevoegde gezagen in en buiten de Kamer, alsmede de samenwerking met andere organisaties die werkzaam zijn ten behoeve van onderwijs in de meest brede zin van het woord; h. de Kamer beoogt niet het maken van winst. 2. De Kamer tracht haar doel onder meer te bereiken door: 32
a. b.
het organiseren van regelmatig overleg; gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen die via samenwerkingsverband Driegang worden ontvangen; c. het vaststellen van een deelondersteuningsplan en (financieel) deeljaarverslag; d. het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs binnen de Kamer of tot het speciaal onderwijs; e. het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling; f. het uitoefenen van door de leden overgedragen bevoegdheden; g. andere middelen die aan het doel van de Kamer dienstbaar kunnen zijn. 3. Ten behoeve van het opstellen van het deeljaarverslag verstrekken de leden alle door het bestuurlijk overleg gewenste gegevens, zoals bijv. over de besteding van de zorgmiddelen op schoolniveau en de mate waarin de vastgestelde doelen zijn bereikt. LEDEN Artikel 6 Leden van de Kamer zijn: Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs Giessen/Rijswijk; Vereniging voor Christelijk Nationaal Onderwijs te Almkerk; Vereniging tot Stichting en Instandhouding van de School met de Bijbel te Hoornaar; Vereniging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met de Bijbel te Giessen-Nieuwkerk e.o. te Giessenburg; “Vereniging een School met de Bijbel” te Hei- en Boeicop; De Stroming (VPCO in het Land van Heusden en Altena) te Werkendam; LOGOS, Stichting voor Protestants Christelijk Onderwijs te Leerdam; Vereniging voor Protestants-Christelijk onderwijs TriVia te Hardinxveld-Giessendam; Vereniging voor Christelijk Onderwijs te Woudrichem; Vereniging voor Protestant Christelijk Basisonderwijs te Sleeuwijk; Vereniging “School met de Bijbel” tot stichting en instandhouding van scholen voor Christelijk onderwijs te Boven-Hardinxveld; Vereniging voor protestants-christelijk onderwijs 'Het Mosterdzaadje' te Hoogblokland; Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs te Nieuwendijk N. Br. te Nieuwendijk (gem. Werkendam). TOELATING Artikel 7 Het bestuurlijk overleg van de Kamer besluit omtrent toelating van nieuwe deelnemers. Nieuwe deelnemers moeten deel uitmaken van samenwerkingsverband Driegang en de grondslag (art. 3) onderschrijven. EINDE DEELNAME Artikel 8 Deelname eindigt: a. door opzegging per één augustus van een schooljaar, met een opzegtermijn van 6 maanden; b. indien het bevoegd gezag als rechtspersoon wordt ontbonden of niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de WPO. BESTUURLIJK OVERLEG Artikel 9 1. Elk bevoegd gezag is door een afgevaardigde en/of plaatsvervanger vertegenwoordigd in het bestuurlijk overleg. 33
2.
Het bestuurlijk overleg stelt het deelzorgplan en het deeljaarverslag vast. Alle besluitvorming voor zover niet opgedragen aan samenwerkingsverband Driegang en / of andere organen, is voorbehouden aan het bestuurlijk overleg. 3. De besluitvorming in het bestuurlijk overleg vindt plaats bij gewone meerderheid van stemmen, behoudens het bepaalde in het vierde, vijfde en zesde artikel. Voor de vaststelling van het deelzorgplan is een meerderheid nodig van twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen. Ten aanzien van de besluitvorming over het deelzorgplan vindt pas besluitvorming bij twee/derde meerderheid plaats nadat gebleken is dat overeenstemming hierover niet te bereiken was. 4. Elk bevoegd gezag bezit per school binnen samenwerkingsverband Driegang één stem. Adviseurs kunnen het bestuurlijk overleg bijwonen maar hebben geen stemrecht. 5. De coördinator van de Kamer en de voorzitter van de coördinatiegroep zijn als adviseur aanwezig. 6. Stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer afgevaardigden een schriftelijke stemming wensen. Over personen wordt schriftelijk gestemd. Indien bij stemming over personen de meerderheid niet wordt gehaald, wordt opnieuw gestemd tussen de twee personen met het hoogste aantal stemmen. Verkozen is de persoon met het hoogste aantal stemmen. Indien ook dan de stemmen staken wordt in een volgende vergadering opnieuw gestemd. 7. Als tot stemming wordt overgegaan, is vereist dat een volstrekte meerderheid van het aantal leden aanwezig of vertegenwoordigd is en tevens dat deze aanwezige of vertegenwoordigde leden een volstrekte meerderheid vertegenwoordigen van het aantal leerlingen binnen de Kamer, als vastgesteld op 1 oktober voorafgaand aan de betreffende vergadering. 8. Een besluit wordt genomen door een volstrekte meerderheid van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, indien zij tevens een meerderheid van het aantal leerlingen binnen de Kamer vertegenwoordigen, als vastgesteld op 1 oktober voorafgaand aan de betreffende vergadering. 9. Onder verantwoordelijkheid van de secretaris wordt van elke bestuurlijk overleg een verslag opgemaakt dat aan alle leden wordt toegezonden en in het volgende bestuurlijk overleg ter vaststelling wordt aangeboden. 10. De voorzitter zit het bestuurlijk overleg voor. 11. Het bestuurlijk overleg is verantwoordelijk voor de opstelling van het concept deelzorgplan en ziet toe op de uitvoering daarvan. BIJEENROEPING BESTUURLIJK OVERLEG Artikel 10 1. Het bestuurlijk overleg wordt bijeengeroepen door de agendacommissie. 2. De datum van het bestuurlijk overleg wordt ten minste acht weken van tevoren bekendgemaakt. Een agenda wordt ten minste twee weken voor de vastgestelde datum aan de leden toegezonden. 3. De agendacommissie bepaalt datum, tijd en plaats van het bestuurlijk overleg en bereidt de agenda voor. 4. Het bestuurlijk overleg komt ten minste drie maal per jaar bijeen. 5. Eventueel belegt de agendacommissie een bestuurlijk overleg wanneer het dit nodig acht. Het is tot een dergelijke bijeenroeping verplicht, indien ten minste drie deelnemers een daartoe strekkend schriftelijk verzoek bij de agendacommissie hebben ingediend. Wanneer de agendacommissie aan zulk een verzoek niet binnen vier weken gevolg heeft gegeven, zijn de verzoekers samen bevoegd tot het bijeenroepen van een bestuurlijk overleg die zo nodig zelf in haar leiding voorziet. AGENDACOMMISSIE Artikel 11 1. Het bestuurlijk overleg kiest uit haar midden een agendacommissie. 2. De agendacommissie is verantwoordelijk voor het bijeenroepen van de vergaderingen van het bestuurlijk overleg en het opstellen van de agenda van elk van die vergaderingen. 3. De agendacommissie bestaat uit maximaal zes personen, waarbij waar mogelijk wordt rekening gehouden met de geografische spreiding van de leden. Daarbij worden de volgende regio’s onderscheiden: Hardinxveld-Giessendam en Giessenlanden; Gorinchem, Leerdam en Lingewaal; Werkendam; Woudrichem; 34
4. 5. 6. 7. 8.
Zederik. Eén van de leden van de agendacommissie is afkomstig van het bestuur van de speciale school voor basisonderwijs. De vertegenwoordiger van de Kamer in het bestuur van samenwerkingsverband Driegang maakt deel uit van de agendacommissie. De coördinator van de Kamer en de voorzitter van de coördinatiegroep maken als adviseur deel uit van de agendacommissie. De voorzitter van de agendacommissie wordt in functie door het bestuurlijk overleg gekozen. De agendacommissie verdeelt onderling de taken
VERTEGENWOORDIGER IN BESTUUR SAMENWERKINGSVERBAND DRIEGANG Artikel 12 1. De vertegenwoordiger van de Kamer in het bestuur van samenwerkingsverband Driegang wordt door het bestuurlijk overleg gekozen. 2. De agendacommissie stelt een voordracht op en biedt die aan aan het bestuurlijk overleg. 3. Bij stemming is vereist dat een volstrekte meerderheid van het aantal leden aanwezig of vertegenwoordigd is en tevens dat deze aanwezige of vertegenwoordigde leden een volstrekte meerderheid vertegenwoordigen van het aantal leerlingen binnen de Kamer, als vastgesteld op 1 oktober voorafgaand aan de betreffende vergadering. 4. De vertegenwoordiger wordt slechts dan benoemd, als hij/zij de steun heeft van een volstrekte meerderheid van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, indien zij tevens een meerderheid van het aantal leerlingen binnen de Kamer vertegenwoordigen, als vastgesteld op 1 oktober voorafgaand aan de betreffende vergadering. ONTBINDING Artikel 13 1. Ontbinding van de Kamer is mogelijk bij besluit van het bestuurlijk overleg. 2. Als tot stemming over ontbinding wordt overgegaan, is vereist dat een volstrekte meerderheid van het aantal leden aanwezig of vertegenwoordigd is en tevens dat deze aanwezige of vertegenwoordigde leden een volstrekte meerderheid vertegenwoordigen van het aantal leerlingen binnen de Kamer, als vastgesteld op 1 oktober voorafgaand aan de betreffende vergadering. 3. Het besluit tot ontbinding wordt genomen door een volstrekte meerderheid van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, indien zij tevens een meerderheid van het aantal leerlingen binnen de Kamer vertegenwoordigen, als vastgesteld op 1 oktober voorafgaand aan de betreffende vergadering. 4. Een besluit tot ontbinding wordt tevens geacht een besluit tot vereffening te zijn. Indien bij zodanig besluit te dien aanzien geen andere regelingen zijn gesteld, geschiedt de vereffening door het bestuurlijk overleg. De vereffening geschiedt met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften. 5. Het bestuurlijk overleg stelt bij haar besluit tot ontbinding van de Kamer de bestemming vast van een eventueel batig saldo, en wel zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van de Kamer. SLOTBEPALING Artikel 14 In alle gevallen waarin door dit Huishoudelijk Reglement of door de wet niet is voorzien, beslist het bestuurlijk overleg.
35
Bijlage C – Begroting
36