GGD Midden-Nederland Jeugdgezondheidsmonitor 2008-2010 Houten
Clothilde Bun, epidemioloog Nelleke de Vos, epidemioloog
2
Inhoudsopgave
1. Kernboodschappen............................................................................................. 4 2. Inleiding ........................................................................................................... 6 3. Lichamelijke gezondheid .................................................................................... 8 3.1 Lichamelijke fitheid........................................................................................ 8 3.2 Overgewicht ................................................................................................. 8 3.3 Ondergewicht ..............................................................................................10 3.4 Lijnen en lichaamsbeeld ................................................................................11 4. Psychische gezondheid ......................................................................................12 4.1 Resultaten uit de jeugdgezondheidszorg..........................................................12 4.2 Resultaten uit Schoolkracht basisonderwijs......................................................14 5. Leefgewoonten .................................................................................................18 5.1 Voedingsgewoonten......................................................................................18 5.2 Tanden poetsen ...........................................................................................19 5.3 Beweging ....................................................................................................19 5.4 Genotmiddelengebruik ..................................................................................21 6. Sociale omgeving..............................................................................................26 6.1 Thuissituatie ................................................................................................26 6.2 Kindermishandeling ......................................................................................27 6.3 Schoolbeleving.............................................................................................29 6.4 Buurtbeleving ..............................................................................................29 7. Fysieke omgeving .............................................................................................32 7.1 Binnenmilieu scholen ....................................................................................32 8. Zorg en preventie .............................................................................................34 8.1 Activiteiten jeugdgezondheidszorg..................................................................34 8.2 Indicatie jeugdzorg.......................................................................................35 8.3 Vaccinaties ..................................................................................................35 8.4 Behoefte aan opvoedingsondersteuning ..........................................................37 Bijlage 1. Kenmerken onderzochte kinderen.............................................................40 Bijlage 2. Aantal jeugdigen per leeftijdscategorie en demografische trend ...................44
3
1. Kernboodschappen Eén op de veertien kinderen te zwaar Gemiddeld 7% van de kinderen in Houten heeft overgewicht. Dit percentage is lager dan het regionale gemiddelde. Zoals bekend spelen voldoende beweging en een gezonde voeding met dagelijks een ontbijt en niet meer dan drie tussendoortjes een belangrijke rol bij de preventie van overgewicht. Naarmate jongeren ouder worden, wordt hun eeten beweegpatroon ongezonder. De cijfers in dit rapport laten onder andere zien dat het ontbijtgedrag van de kinderen een duidelijke daling vertoont als ze naar het voortgezet onderwijs gaan. In Houten zijn meer basisschoolleerlingen lid van een sportvereniging dan gemiddeld in de regio, maar voldoen iets minder kinderen aan de beweegnorm. Ook aandacht voor ondergewicht en preventie eetstoornissen van belang De laatst jaren is er tevens sprake van een toename van ondergewicht, met name onder adolescenten en 0-4 jarigen. Angst voor overgewicht, onder invloed van alle aandacht voor overgewicht speelt hierbij mogelijk een rol. Uit de gegevens blijkt dat een kwart van de adolescenten in Houten die een normaal gewicht hebben, zichzelf te dik vinden. Dit verstoorde lichaamsbeeld kan ontaarden in eetstoornissen. Een op de vijf adolescenten vertoont lijngedrag, veelal onterecht. Het gaat hierbij met name om meisjes. Alcoholgebruik blijvend punt van aandacht Het jong beginnen met drinken van alcohol kan ertoe leiden dat al op jonge leeftijd veel alcohol wordt gedronken. Het gebruik van grote hoeveelheden alcohol heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid en voor het sociaal functioneren en het presteren op school. Onder invloed van alcohol vervagen grenzen, vermindert weerbaarheid en vinden vaker (gedwongen) onveilige sekscontacten plaats. Alcohol is extra schadelijk voor jongeren doordat zij nog volop in de groei zijn, waardoor de hersenen, maar ook andere organen, extra vatbaar zijn voor de schadelijke invloed van alcohol. De inspanningen van de laatste jaren om jongeren en hun ouders te doen inzien dat alcoholgebruik vóór het 16de levensjaar schadelijk is, lijken vruchten af te werpen. De regionale cijfers laten zien dat er een gunstige trend is voor alcohol gebruik en thuis alcohol mogen drinken bij 9-12 jarigen. Reden tot tevredenheid is er echter nog niet: nog steeds drinken jongeren onder de 16 alcohol en als jongeren alcohol drinken, drinken zij nog steeds te veel. In Houten heeft bijna de helft van de basisschoolleerlingen al kennisgemaakt met alcohol. Dit percentage is hoger dan gemiddeld in de regio. Van de middelbare scholieren heeft 36% de afgelopen maand alcohol gedronken en 21% dronk in die periode vijf of meer glazen alcohol bij één gelegenheid. 48% van de jongeren van jonger dan 16 jaar gaf aan zelf wel eens alcohol te kopen in een supermarkt, café of slijterij. Hier ligt een taak van de gemeente in de handhaving van de wettelijke regels. Daarnaast zijn ouders ook een belangrijke doelgroep bij de aanpak van alcoholgebruik bij de jeugd. De meerderheid van de ouders in Houten keurt het alcoholgebruik van hun kind goed, zegt er niets van, of weet niet dat hun kind alcohol gebruikt. Uit landelijk onderzoek blijkt dat ouders een belangrijke rol spelen bij het alcoholgebruik van jongeren. De gemeente Houten heeft een werkgroep genotmiddelen; de aanbeveling is om bovenstaande gegevens nog eens in deze werkgroep te bespreken voor mogelijkheden voor aanvullende lokale maatregelen. Daarnaast wordt aanbevolen om in te zetten op een geïntegreerd aanbod op het verhogen van weerbaarheid bij terugdringen van alcoholgebruik, roken en grensoverschrijdend gedrag. Psychisch welbevinden van kinderen: school- en thuissituatie van belang Vroegsignalering van psychische problemen van groot belang Psychische problemen in de jeugd zijn vaak een voorloper van problemen in de volwassenheid. Psychische problemen leiden tot veel verlies aan kwaliteit van leven van kinderen en hun directe omgeving. Vroegsignalering is daarom van groot belang.
4
Uit de gegevens van door ouders ingevulde vragenlijsten voor de gezondheidsonderzoeken van de Jeugdgezondheidszorg komt naar voren dat gemiddeld 8% van de jeugd in Houten een indicatie heeft voor psychische problemen. Uit de Schoolkracht vragenlijsten komt naar voren dat eveneens 8% van de kinderen (9-12 jaar) ongunstig scoort op drie of meer onderwerpen (sociale relaties, agressie, concentratie, zelfvertrouwen, faalangst en assertiviteit). Pesten en welbevinden op school De sociale relaties die kinderen op school met andere kinderen en met de leerkrachten hebben, zijn van belang voor een goede ontwikkeling van kinderen en bepalen voor een belangrijk deel of ze het leuk vinden op school. Uit de resultaten van Schoolkracht komt naar voren dat 35% van de 9-12 jarigen in Houten de afgelopen 3 maanden (wel eens) gepest is. 9% werd regelmatig gepest. Verder scoort 33% van de kinderen ongunstig wat betreft het welbevinden op school. Alhoewel deze percentages lager zijn dan de regionale cijfers is het gezien het schadelijke effect van pesten op de ontwikkeling en welbevinden van kinderen van belang structureel aandacht te besteden aan een veilig schoolklimaat. Het gezin speelt een essentiële rol bij het opgroeien van kinderen Wanneer er problemen zijn in een gezin, kan dat een negatieve weerslag hebben op het kind. 6% van de kinderen in Houten, omgerekend ca. 936 kinderen, woont met ouder(s) met risicovolle of problematische schulden. Ook groeien veel kinderen op in gezinnen waarin ouders overmatig alcohol gebruiken, met huiselijk geweld, ouders met angst/depressieve klachten en chronisch zieke ouders. De aanbeveling naar de gemeente is om blijvend in te zetten op vroegsignalering van problemen bij kinderen vanwege een moeilijke gezinssituatie. Verder is het zaak om bijv. bij het gemeentelijk minimabeleid ook aandacht te hebben voor gezondheidsaspecten, zoals mogelijkheden voor kinderen om te sporten en te bewegen. Investeren in preventie van problemen rondom kinderen en hun ouders van belang. Bovengenoemde problematiek en het feit dat het percentage kinderen met een indicatie voor jeugdzorg in Houten (net als landelijk) nog steeds stijgt, pleit voor aandacht voor preventie bij deze groepen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin kan hierbij een belangrijke rol vervullen, door problemen vroegtijdig te signaleren en aan te pakken en bijvoorbeeld door het bieden van ondersteuning bij opvoedingsproblemen. Een belangrijke prioriteit lijkt daarbij te zijn de versterking van de opvoeding tot gezondheid (gezond gezin). Een aanbeveling aan de gemeente is verder om beleidsmatig goede verbindingen te onderhouden tussen lokaal gezondheidsbeleid en jeugdbeleid, waardoor meerwaarde kan ontstaan. Hetzelfde geldt voor samenwerking met de 1e lijn (m.n. huisartsen), die eveneens van groot belang zijn voor vroegsignalering op tal van problemen, bij voorkeur in nauwe samenwerking met het CJG. Investeren in jeugd loont Gezonde kinderen zijn van essentieel belang voor de toekomst. Gelukkig is de meerderheid van de jeugd lichamelijk, psychisch en sociaal gezond. Maar zoals bovenstaande cijfers laten zien zijn er wel tal van risicofactoren die deze gezondheid bedreigen. Sommige risicofactoren komen voor bij alle jeugdigen (bijvoorbeeld overgewicht), terwijl andere risicofactoren specifiek zijn voor een bepaalde groep (bijvoorbeeld kinderen die opgroeien binnen een gezin met problematische schulden), wijk (onveilige speelplek) of locatie (slecht geventileerde school). Het is van belang om te investeren in weerbaarheid. Door kinderen weerbaar te maken investeer je in het psychisch welbevinden van kinderen, het voorkomen van het vroegtijdig en overmatig gebruik van genotmiddelen en leer je ze gezonde keuzes te maken. De jeugdmonitor 2008-2010 biedt gemeente Houten inzicht in de gezondheidssituatie en risicofactoren van de jeugd en daarmee ook de terreinen waar binnen uw gemeente gezondheidswinst mogelijk is.
5
2. Inleiding In deze rapportage zijn alle beleidsrelevante gegevens over de gezondheid van de jeugd in gemeente Houten voor u op een rij gezet. Belangrijke gegevensbronnen zijn de gegevens verzameld bij de reguliere gezondheidsonderzoeken van de Jeugdgezondheidszorg en Schoolkracht. Bevindingen Jeugdgezondheidszorg De GGD voert jaarlijks individuele gezondheidsonderzoeken uit bij kinderen van groep 2 en groep 6-7 van het basisonderwijs en klas 2 van het voortgezet onderwijs. Daarnaast worden er follow-up onderzoeken gedaan en onderzoeken op indicatie (extra zorg). In deze rapportage zijn gegevens opgenomen die verzameld zijn in schooljaar 2008-2009. In bijlage 1 zijn de achtergrondkenmerken van de onderzochte kinderen weergegeven. In de periode november-januari 2009-2010 is een start gemaakt met het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD-JGZ). De verwachting is dat medio 2011 de eerste bruikbare epidemiologische gegevens uit dit systeem gehaald kunnen worden. Dan zal het ook mogelijk zijn om gezondheidsgegevens over de 0-4 jarigen te verzamelen, te beginnen in de regio Eemland, waar sinds januari 2010 ook de 0-4 jarigenzorg bij de GGD is ondergebracht. Schoolkracht Het programma Schoolkracht wordt in een periode van vier jaar aangeboden aan alle basisscholen in de regio en om de vier jaar aan alle scholen voor voortgezet onderwijs in de regio. Het programma draait inmiddels vier jaar. Onderdeel van Schoolkracht is een jeugdgezondheidsmonitor die inzicht geeft in het lichamelijke en psychische welbevinden van kinderen. De gegevens worden verzameld bij leerlingen op basisscholen en voortgezet onderwijs via een digitale vragenlijst. Scholen krijgen vervolgens een schoolprofiel en één of enkele adviesgesprekken. Dit stimuleert scholen om een gericht schoolgezondheidsbeleid te ontwikkelen. Ter ondersteuning is een website ontwikkeld waar alle aanbod in de regio is weergegeven (www.schoolkracht.nl). In deze rapportage zijn gegevens opgenomen van 9-12 jarige kinderen uit uw gemeente die in de periode 2006-2010 een Schoolkracht basisonderwijsvragenlijst hebben ingevuld en van 12-18 jarige jongeren uit uw gemeente die in 2007 hebben meegedaan aan het Schoolkracht onderzoek op het voortgezet onderwijs. De gegevens van de 12-18 jarige jongeren zijn reeds eerder aan u teruggekoppeld in de Monitor Jeugdgezondheid 2006-2008, maar zijn om een volledig beeld te geven van de jeugd in Houten toch opgenomen in deze rapportage. De deelnemende scholen in gemeente Houten en de achtergrondkenmerken van de kinderen die hieraan hebben meegedaan zijn weergegeven in bijlage 1. Overige gegevensbronnen Gegevens over de thuissituatie van kinderen en de behoefte van ouders aan opvoedingsondersteuning zijn verkregen uit de GGD monitor volwassenen. Aanvullend zijn gegevens opgenomen van ‘kinderen in Tel’ (Verwey-Jonker Instituut) o.a. over kindermishandeling en indicaties voor jeugdzorg en gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek over aantallen jeugdigen en trends daarin (zie bijlage 2). De meeste cijfers die in deze rapportage vermeld staan, staan ook op de gezondheidsatlas (www.ggdatlas.nl). Op deze atlas kunt u uw resultaten ook vergelijken met andere gemeenten en vindt u achtergrondinformatie over de onderwerpen en gebruikte vragenlijsten. We wensen u veel leesplezier en hopen dat u deze informatie kunt gebruiken om richting te geven aan het gemeentelijk beleid. Mocht u vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de epidemioloog Françoise Schütz (
[email protected]) (tel 030-6086086).
6
7
3. Lichamelijke gezondheid
3.1 Lichamelijke fitheid Als kinderen niet fit zijn, worden zij belemmerd in hun functioneren thuis en op school. Uit de resultaten van Schoolkracht blijkt dat 9% van de kinderen (9-12 jr.) aangeeft dat zij psychosomatische klachten (zoals hoofdpijn, buikpijn, moe, slecht slapen) hebben. In de gehele regio is dit 9%. Trends (regionaal) Uit regionale cijfers blijkt dat het percentage kinderen dat psychosomatische klachten aangeeft in de periode 2006-2007 tot 2009-2010 iets (met 2%) is toegenomen. Risicogroepen (regionaal) Meisjes geven vaker dan jongens psychosomatische klachten aan en allochtone leerlingen vaker dan autochtone leerlingen.
3.2 Overgewicht Overgewicht vormt al jaren een toenemend probleem voor de volksgezondheid. Ook onder de jeugd is er in de afgelopen jaren een duidelijke toename in overgewicht geconstateerd. Overgewicht, met name tijdens de adolescentie, is een belangrijke voorspeller van overgewicht op volwassen leeftijd en heeft veel consequenties. Nu al neemt het aantal kinderen met diabetes door overgewicht toe. De belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van overgewicht is een verkeerde balans tussen eten en bewegen. Op basis van de lengte en het gewicht, dat gemeten wordt tijdens de individuele preventieve gezondheidsonderzoeken, wordt de Body Mass Index (BMI) berekend. Dit is het gewicht gedeeld door de lengte in het kwadraat. Op basis van internationaal onderzoek zijn voor kinderen leeftijdsspecifieke grenswaarden vastgesteld, waarvan afgeleid kan worden wanneer er sprake is van overgewicht en obesitas1. In onderstaande figuur is het percentage kinderen met overgewicht (inclusief obesitas) weergegeven. Figuur 3.1 % Kinderen met overgewicht (inclusief obesitas) 20 16 15
13
12 9
10
9
5 5
Het percentage kinderen met overgewicht in gemeente Houten is lager dan het regionale gemiddelde.
0 5-6 jarigen
Houten
9-11 jarigen
13-14 jarigen
Regionaal gemiddelde
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
1
Alle kinderen worden met kleding aan gewogen (in het rayon Eemland groep 2 vanaf schooljaar 2008-2009). Alleen bij de 13-14 jarigen wordt hiervoor gecorrigeerd door 1 kilogram van het lichaamsgewicht af te trekken alvorens de BMI te berekenen. Bij de overige kinderen is mogelijk sprake van een lichte overschatting van het percentage kinderen met overgewicht.
8
In de onderstaande tabel is het percentage kinderen met overgewicht naar wijk weergegeven. Hierbij zijn alle leeftijdsgroepen samengenomen. In de tabel zijn alleen gegevens van die wijken opgenomen waarbij er voldoende kinderen (tenminste 50) zijn onderzocht. Tabel 3.1 % Kinderen (5-14 jaar) met overgewicht, naar wijk/subkern. Wijk % kinderen met overgewicht Houten, Leebrug
7
Heemstede, Houten, Oud-Wulven
6
Schonenburg
5
Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn
5
Houten Centrum
-
T Goy
-
Schalkwijk
-
Tull en T Waal
-
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
Trends In figuur 3.2 zijn trends in overgewicht in de gemeente Houten weergegeven over de afgelopen 5 jaar2. Over deze periode is geen significante trend te zien in het percentage kinderen met overgewicht. Figuur 3.2 Trends: % kinderen (5-14 jr.) met overgewicht (inclusief obesitas), naar onderzoeksjaar
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
2 In het rayon Eemland is bij de 5-6 jarigen sprake van een trendbreuk. Vóór schooljaar 2008-2009 werd deze leeftijdsgroep zonder kleding aan gewogen, met ingang van 2008-2009 mét kleding.
9
Risicogroepen Uit landelijk onderzoek blijkt dat overgewicht bij kinderen samenhangt met het opleidingsniveau van de ouders. Hoe lager het opleidingsniveau, des te hoger de prevalentie van overgewicht. Dit verband zien we ook in onze regio. Daarnaast blijkt dat overgewicht vaker voorkomt bij allochtone kinderen (met name Turkse en Marokkaanse kinderen) vergeleken met autochtone kinderen. Ook het hebben van ouders met overgewicht, vergroot de kans op overgewicht bij de kinderen.
3.3 Ondergewicht Ondergewicht is het gevolg van een negatieve energiebalans, waarbij de voedselinname te laag is voor het energiegebruik. Ondergewicht gaat vaak gepaard met ondervoeding. In de westerse wereld, waar ondergewicht als gevolg van gebrek aan eten door armoede zeldzaam is, zijn de oorzaken van ondervoeding meestal aandoeningen van het spijsverteringskanaal (oa coeliakie en de ziekte van Crohn) en eetstoornissen als anorexia nervosa. Op langere termijn leidt ondergewicht tot een verminderde weerstand, met als gevolg een verhoogd risico op infecties en een verstoring van de hormoonhuishouding. Dit laatste kan leiden tot osteoporose en een ontregeling van de menstruatie. Uit landelijk en internationaal onderzoek blijkt dat er de laatste jaren sprake is van een toename in het voorkomen van ondergewicht, vooral bij adolescenten. Daarnaast signaleren consultatiebureau´s in Nederland een toename van ondergewicht bij 0-4 jarigen. De consumptie van dieet en light producten uit angst van de ouders voor overgewicht bij hun kind speelt hierbij mogelijk een rol. Net als voor overgewicht zijn ook voor ondergewicht leeftijdsspecifieke grenswaarden vastgesteld op basis van de Body Mass Index (zie 3.2) waarvan afgeleid kan worden wanneer er sprake is van ondergewicht en ernstig ondergewicht3. In onderstaande figuur is het percentage kinderen met ondergewicht (inclusief ernstig ondergewicht) weergegeven. Figuur 3.3 % Kinderen met ondergewicht (inclusief ernstig ondergewicht) 30 25 20 15 10 5 0
26 15 9
13
13
8
5-6 jarigen Houten
9-11 jarigen
Het percentage 5-6 en 9-11 jarige kinderen met ondergewicht is in gemeente Houten hoger dan het regionale gemiddelde
13-14 jarigen
Regionaal gemiddelde
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
Risicogroepen Uit regionale cijfers blijkt dat ondergewicht bij alle leeftijden iets meer bij meisjes dan bij jongens voorkomt. Alleen bij 5-6 jarige meisjes komt ondergewicht het meest voor in de lage sociaal economische klassen. Bij 13-14 jarigen daarentegen komt ondergewicht het meest voor bij de hoge sociaal economische klassen en bij kinderen van Nederlandse of overige Westerse afkomst.
3
Alle kinderen worden met kleding aan gewogen (in het rayon Eemland groep 2 vanaf schooljaar 2008-2009). Alleen bij de 13-14 jarigen wordt hiervoor gecorrigeerd door 1 kilogram van het lichaamsgewicht af te trekken alvorens de BMI te berekenen. Bij de overige kinderen is mogelijk sprake van een lichte onderschatting van het percentage kinderen met ondergewicht.
10
3.4 Lijnen en lichaamsbeeld Alhoewel wetenschappelijke onderbouwing tot nog toe ontbreekt, menen sommige deskundigen dat veel aandacht voor overgewicht kan leiden tot ziekelijke magerzucht door heel weinig te eten, maaltijden over te slaan, geforceerd braken en gebruik van laxeermiddelen en plaspillen. Adolescenten, met name meisjes, vormen een risicogroep bij het vóórkomen van eetstoornissen, zoals anorexia nervosa, of boulimia. Een verstoord lichaamsbeeld speelt hierbij een rol. 27% van de jongeren met een normaal gewicht, vindt zichzelf te dik. Het gaat hierbij met name om meisjes. Van de jongeren heeft 20% in de afgelopen 4 weken serieus gelijnd. De groep lijners gebruikte daarbij de volgende methoden: minder eten/niet snoepen (67%), extra bewegen/sporten (52%), speciaal dieet (5%), laxeermiddelen of vermageringspillen (4%), of expres overgeven (4%). 77% van de lijners had een normaal gewicht, terwijl bij 9% zelfs sprake was van ondergewicht. Ook hierbij gaat het met name om meisjes. Dit is een mogelijke risicogroep voor het ontwikkelen van eetstoornissen. Uit regionale cijfers blijkt verder dat naarmate het schoolniveau van de jongeren lager is, ze vaker aan de lijn doen.
11
4. Psychische gezondheid
4.1 Resultaten uit de jeugdgezondheidszorg Naast het monitoren van de lichamelijke gezondheid is ook de signalering van psychosociale problematiek een taak van de jeugdgezondheidszorg. Psychosociale problemen kunnen samenhangen met een bepaalde fase in de ontwikkeling (puberteit) en van voorbijgaande aard zijn, maar kunnen ook signalen zijn van ernstiger problematiek. Uit landelijk onderzoek blijkt dat JGZ-medewerkers bij ongeveer een kwart van de kinderen één of meer psychosociale problemen signaleren. Over het algemeen zijn de problemen licht van aard en is er, naast advisering, geen verdere hulp nodig. Daarnaast blijkt uit landelijk onderzoek dat bij 1 tot 3% van de kinderen zware problematiek wordt gesignaleerd. Zowel aanleg als omgevingsfactoren lijken van invloed te zijn op het ontstaan van psychosociale problemen. Vooral risicofactoren binnen het gezin, zoals opvoedingsonmacht van ouders en het disfunctioneren van gezinsleden blijken veel impact te hebben, maar ook facetten als armoede en buurtkenmerken hebben invloed. Eén van de belangrijkste beschermende factoren is een liefdevolle ondersteunende relatie met ten minste één volwassene. Voor het signaleren van psychosociale problemen bij kinderen in de jeugdgezondheidszorg wordt gebruik gemaakt van de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ). Deze vragenlijst bestaat uit 25 stellingen over de volgende onderwerpen: hyperactiviteit, emotionele problemen, problemen met leeftijdsgenoten, gedragsproblemen en pro-sociaal gedrag. De stellingen hebben betrekking op de afgelopen 6 maanden. Bij kinderen met een score boven een bepaald afkappunt (een verhoogde score), is mogelijk sprake van psychosociale problematiek. In groep 2 en groep 6/7 vullen de ouders voorafgaand aan het individuele gezondheidsonderzoek thuis de vragenlijst in. In klas 2 van het voortgezet onderwijs vullen de jongeren thuis zelf de vragenlijst in over hun psychische gezondheid. In onderstaande figuur is het percentage kinderen, per leeftijdscategorie, met een verhoogde score weergegeven. Figuur 4.1 % Kinderen met een verhoogde score op de SDQ4. 15 10
9
11
10
9 7 5
5
Het percentage kinderen met een verhoogde score op de SDQ is vergelijkbaar met het regionale gemiddelde
0 5-6 jarigen Houten
9-11 jarigen
13-14 jarigen
Regionaal gemiddelde
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
4 De resultaten van de kleuters worden voor de Eemland gemeenten vergeleken met het gemiddelde van het rayon Eemland en voor de overige gemeenten vergeleken met het gemiddelde van de rest van de regio. Dit in verband met verschillen in gebruikte afkappunten bij deze leeftijdsgroep (zie ook ggdatlas.nl).
12
In de onderstaande tabel is het percentage kinderen met een verhoogde SDQ-score per wijk/subkern weergegeven. Hierbij zijn alle leeftijdsgroepen samengenomen. In de tabel zijn alleen gegevens van die wijken opgenomen waarbij er voldoende kinderen (tenminste 50) zijn onderzocht. Tabel 4.1 % Kinderen (5-14 jaar) met een verhoogde SDQ-score naar wijk/subkern Wijk % kinderen met verhoogde SDQscore Houten, Leebrug Heemstede, Houten, Oud-Wulven
7 12
Schonenburg
8
Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn
7
Houten Centrum
-
T Goy
-
Schalkwijk
-
Tull en T Waal
-
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
Trends In figuur 4.2 zijn de trends in totaalscore op de SDQ in de gemeente Houten weergegeven over de afgelopen 3 jaar. Over deze periode is er een significant dalende trend in de SDQ-score voor de 9-11 jarigen. Figuur 4.2 Trend: % kinderen (9-11 jr.) met een verhoogde SDQ-score naar onderzoeksjaar
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
13
Risicogroepen Uit de regionale cijfers blijkt dat vanaf 9-11 jarige leeftijd emotionele problemen vaker bij meisjes voorkomen en gedragsproblemen, problemen met leeftijdgenoten en hyperactiviteit vaker bij jongens. Jongens hebben vaker dan meisjes een verhoogde score op de SDQ-vragenlijst. Daarnaast blijkt dat gedragsproblemen en problemen met leeftijdgenoten vaker voorkomen bij VMBO-jongeren, vergeleken met HAVO/VWOjongeren.
4.2 Resultaten uit Schoolkracht basisonderwijs Sociale relaties en steun zijn belangrijk voor een goede ontwikkeling van een kind. Druk gedrag en een beperkt concentratievermogen beïnvloeden de schoolprestaties negatief en zijn belangrijke voorspellers van later te ontwikkelen psychosociale problematiek, uitval op school en andere risicogedragingen. Ook een negatief zelfbeeld, faalangst en sociale uitsluiting kunnen de schoolprestaties negatief beïnvloeden en vergroten het risico op o.a. psychosomatische klachten. Per onderwerp is de leerlingen een aantal vragen gesteld, waarover een score wordt berekend. Als kinderen boven een (op basis van onderzoek) vastgesteld afkappunt scoren, worden zij meegeteld in de groep met een ongunstige score. Wanneer uw gemeente op een onderwerp significant afwijkt van de regionale referentiegegevens (bestaande uit 9098 kinderen) dan is het betreffende onderwerp gearceerd weergegeven. Tabel 4.2 Resultaten psychosociaal functioneren kinderen (9-12 jr.) % Houten Hoe gaan de kinderen met elkaar om? Ongunstige score sociale relaties 11 Werd (wel eens) gepest in afgelopen 3 maanden 35 Werd regelmatig gepest (1 keer per week of vaker) 9 Deed (wel eens) mee aan pesten in afgelopen 3 maanden 23 Ongunstige score agressie 2 Hoe voelen de kinderen zich op school? Ongunstige score concentratie 25 33 Ongunstige score welbevinden op school Ongunstige score relatie met leerkracht 17 Staan de kinderen stevig in hun schoenen? Ongunstige score zelfvertrouwen 23 Ongunstige score faalangst 12 Ongunstige score assertiviteit 8 Doen de kinderen wel eens dingen die niet mogen? Stelen, vernielen tenminste eenmaal in het afg. jaar 22
% Regio 12 39 12 25 4 23 37 20 22 13 8 22
Bron: Schoolkracht
Hoe gaan de kinderen met elkaar om? Dit domein betreft sociale relaties (het kunnen aangaan en onderhouden van relaties met andere kinderen en de steun van andere kinderen op school), pesten en agressie (snel boos, heeft gevochten of ruzie gemaakt). Bij pesten gaat het in de meeste gevallen om verbale vormen van pesten, zoals uitgescholden worden of dat er vervelende dingen over het kind verteld worden. Al de aspecten in dit domein hangen met elkaar samen: kinderen die problemen hebben op het terrein van sociale relaties, worden ook vaker gepest en zijn vaker agressief (hebben gevochten, ruzie gemaakt of zijn boos geweest). Kinderen die gepest worden of zelf meedoen aan pesten, melden meer agressieproblemen.
14
Hoe voelen de kinderen zich op school? Dit domein betreft concentratieproblemen (moeite hebben om de aandacht bij individueel en klassikaal werk te houden), welbevinden op school en de relatie met de leerkrachten op school. Het welbevinden op school hangt duidelijk samen met de relatie met de leerkracht: hoe positiever de leerlingen zijn over de leerkrachten, des te beter hebben ze het naar hun zin op school. Daarnaast hangt het welbevinden op school samen met veel andere aspecten van psychosociale problematiek, zoals faalangst, sociale relaties en concentratieproblemen. Staan de kinderen stevig in hun schoenen? In dit domein komen zelfvertrouwen, faalangst (angstig wanneer iets gepresteerd moet worden) en assertiviteit (bijvoorbeeld voor zichzelf opkomen) aan de orde. Er is een duidelijke samenhang tussen zelfvertrouwen en faalangst: kinderen die problemen met zelfvertrouwen rapporteren, hebben ook vaker faalangst. Doen de kinderen wel eens dingen die niet mogen? De kinderen is gevraagd of ze zich het afgelopen jaar schuldig hebben gemaakt aan diefstal uit winkels of andere openbare gelegenheden en vandalisme. Totaal score psychosociaal functioneren Op basis van vijf van de bovengenoemde onderwerpen5 is een totaalscore psychosociaal functioneren berekend. In de onderstaande tabel is het percentage kinderen weergegeven naar wijk/subkern, dat op drie of meer van deze onderwerpen een ongunstige score hebben. In de tabel zijn alleen gegevens van die wijken opgenomen waarbij voldoende kinderen (tenminste 50) hebben meegedaan aan het onderzoek. Tabel 4.3 Drie of meer psychosociale problemen naar wijk/subkern (9-12 jr.) Wijk/subkern % 3 of meer psychosociale problemen Houten, Leebrug 7 Heemstede, Houten, Oud-Wulven 5 Schonenburg 11 Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn 6 Houten Centrum T Goy Schalkwijk 6 Tull en T Waal Totaal 8 Bron: Schoolkracht
Trends (regionaal) Het percentage kinderen (9-12 jr.) dat (wel eens) mee deed aan pesten in de periode 2006-2007 tot 2009-2010 is iets gedaald van 31% naar 25%. Ook het percentage kinderen met een ongunstige score op de relatie met de leerkracht is in deze vierjarige periode licht gedaald (van 23% naar 20%). Het percentage kinderen met een ongunstige score op drie of meer items van psychosociaal functioneren is gelijk gebleven.
5
Sociale relaties, agressie, concentratie, zelfvertrouwen, faalangst en assertiviteit.
15
Risicogroepen (regionaal) Uit de regionale cijfers blijkt dat jongens vaker gedragsproblemen zoals agressief gedrag, meedoen met pesten en delinquent gedrag rapporteren dan meisjes. Ook voelen zij zich minder goed op school dan meisjes. Meisjes staan daarentegen minder stevig in hun schoenen dan jongens en rapporteren vaker problemen met zelfwaardering, faalangst en assertiviteit. Verder blijkt dat leerlingen van lagere groepen vaker worden gepest en minder stevig in hun schoenen staan dan leerlingen van de hogere groepen. Tot slot komt uit de regionale cijfers naar voren dat allochtone kinderen ongunstiger scoren op het kunnen aangaan en onderhouden van relaties met andere kinderen dan autochtone kinderen. Daarnaast doen zij vaker mee aan pesten dan autochtone leerlingen.
16
17
5. Leefgewoonten
5.1 Voedingsgewoonten Ongezonde voeding kan bijdragen aan de ontwikkeling van overgewicht en chronische aandoeningen (zoals diabetes mellitus, hart- en vaatziekten). Veel voedingsgewoonten worden in de jeugd gevormd. Een goede voeding begint met elke dag ontbijten. Het overslaan van het ontbijt kan de concentratie en prestaties van kinderen ongunstig beïnvloeden. Daarnaast kan het leiden tot een groter gebruik van tussendoortjes. Tussendoortjes vormen een risicofactor voor overgewicht en een onevenwichtig voedingspatroon. Ook neemt met de toename van het aantal eetmomenten de kans op gaatjes in het gebit toe. Frequent gebruik van suikerhoudende dranken verhoogt daarnaast de kans op overgewicht en gaatjes in het gebit. Tot slot raadt het Voedingscentrum aan elke dag 2 stuks fruit te eten. In de onderstaande tabel staan de resultaten over de voedingsgewoonten van de kinderen. Wanneer uw gemeente op een onderwerp significant afwijkt van de regionale referentiegegevens dan is het betreffende onderwerp gearceerd weergegeven. Tabel 5.1 % Kinderen met ongezonde voedingsgewoonten Basisonderwijs
Minder dan 5 dagen per week ontbijten Eet niet dagelijks fruit Eet totaal meer dan 3 tussendoortjes per dag Drinkt totaal meer dan 3 glazen zoete dranken per dag
9-12 jarigen % % Houten Regio 5 7 51 60
Voortgezet onderwijs 12-18 jarigen % % Houten Regio 12 15 -
20
23
-
-
6
6
-
-
Bron: Schoolkracht
In de onderstaande tabel is het percentage kinderen dat minder dan 5 dagen per week ontbijt, weergegeven naar wijk/subkern. In de tabel zijn alleen gegevens van die wijken opgenomen waarbij voldoende kinderen (tenminste 50) hebben meegedaan aan het onderzoek. Tabel 5.2 % Kinderen dat minder dan 5 dagen per week ontbijt, per wijk/subkern % minder dan 5 % minder dan 5 dagen ontbijten dagen ontbijten Wijk/subkern Basisonderwijs Voortgezet onderwijs 9-12 jarigen 12-18 jarigen Houten, Leebrug 5 11 Heemstede, Houten, Oud-Wulven 5 15 Schonenburg 5 13 Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn 2 14 Houten Centrum T Goy Schalkwijk 6 Tull en T Waal Bron: Schoolkracht
18
Trends (regionaal) De voedingsgewoonten van 9-12 jarigen zijn niet veranderd in de periode 2006/2007– 2009/2010. Risicogroepen (regionaal) Uit de regionale cijfers blijkt dat allochtone leerlingen minder vaak ontbijten dan autochtone leerlingen. Autochtone kinderen eten daarentegen minder vaak fruit en vaker tussendoortjes dan allochtone kinderen. Verder eten jongens minder vaak fruit, vaker meer dan 3 tussendoortjes per dag en drinken zij vaker zoete dranken dan meisjes. Tot slot drinken kinderen uit groep 8 meer zoete drankjes dan de kinderen in de lagere groepen. De voedingsgewoonten van jongeren op het lwoo/vmbo zijn ongunstiger vergeleken met havo/vwo-leerlingen. Verder zijn, per onderwijsniveau bekeken, de voedingsgewoontes van jongeren ongunstiger naar mate ze ouder zijn.
5.2 Tanden poetsen Het Ivoren Kruis adviseert twee maal per dag de tanden te poetsen. Het percentage kinderen (9-12 jr.) in de gemeente Houten dat hier niet aan voldoet is 19% (Bron: Schoolkracht). Dit percentage is vergelijkbaar met het regionale gemiddelde (20%). Trends (regionaal) Het tandenpoetsgedrag bij kinderen van 9-12 jaar is niet veranderd in de periode 2006/2007–2009/2010. Risicogroepen (regionaal) Uit de regionale cijfers blijkt dat jongens minder vaak tweemaal per dag hun tanden poetsen dan meisjes.
5.3 Beweging Sport en beweging vergroot het zelfvertrouwen van kinderen, bevordert de grove motoriek en vermindert de kans op verschillende chronische aandoeningen en overgewicht. Voor jeugdigen (jonger dan 18 jaar) wordt volgens de ‘Nederlandse norm gezond bewegen’ dagelijks tenminste 60 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit aanbevolen; bovendien dient deze minimaal tweemaal per week gericht te zijn op het verbeteren en handhaven van lichamelijke fitheid. De mate waarin kinderen tv/video/dvd kijken en achter de computer zitten, heeft een ongunstige invloed op het ontwikkelen van overgewicht. In de onderstaande tabel staan de resultaten over beweging. Wanneer uw gemeente op een onderwerp significant afwijkt van de regionale referentiegegevens dan is het betreffende onderwerp gearceerd weergegeven.
19
Tabel 5.3 % Kinderen met een ongewenst beweegpatroon. Basisonderwijs 9-12 jarigen % % Houten Regio Geen lid sportclub 16 20 Voldoet niet aan norm voor gezond bewegen 12 10 2 uur of meer per dag tv/video/dvd kijken 15 15 2 uur of meer per dag computeren 8 7 Totaal 2 uur of meer per dag tv/video/dvd kijken en/of computeren 31 32 Minder dan een half uur per dag buiten spelen 29 27
Voortgezet onderwijs 12-18 jarigen % % Houten Regio 18 24 12 27 34
14 30 35
-
-
-
-
Bron: Schoolkracht
In de onderstaande tabel is het percentage kinderen weergegeven dat geen lid is van een sportclub naar wijk/subkern. In de tabel zijn alleen gegevens van die wijken opgenomen waarbij voldoende kinderen (tenminste 50) hebben meegedaan aan het onderzoek. Tabel 5.4 % Kinderen dat geen lid is van een sportvereniging, per wijk/subkern % geen lid % geen lid sportvereniging sportvereniging Wijk/subkern Basisonderwijs Voortgezet onderwijs 9-12 jarigen 12-18 jarigen Houten, Leebrug 12 23 Heemstede, Houten, Oud-Wulven 16 17 Schonenburg 19 23 Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn 13 17 Houten Centrum T Goy Schalkwijk 19 Tull en T Waal Bron: Schoolkracht
Trends (regionaal) In figuur 5.1 is te zien dat er een ongunstige trend is op regionaal niveau voor sportdeelname en bewegen bij 9-12 jarigen. Het aantal leerlingen in die leeftijdsgroep dat niet voldoet aan de beweegnorm, geen lid is van een sportclub en minder dan een half uur per dag buiten speelt is toegenomen.
20
Figuur 5.1 Trend: % kinderen (9-12 jr.) dat geen lid is van een sportclub en minder dan een half uur per dag buiten speelt, naar onderzoeksjaar 35 29
30
26 23
25 20 15
26 19
15
20
16
10 5 0 2006-2007 geen lid sportclub
2007-2008
2008-2009
2009-2010
minder dan een half uur/dag buiten spelen
Bron: Schoolkracht
Risicogroepen (regionaal) Uit de regionale cijfers blijkt dat meisjes in vergelijking met jongens minder vaak lid zijn van een sportclub, ze voldoen ook minder vaak aan de beweegnorm en spelen minder vaak buiten. Aan de andere kant besteden jongens meer uren aan tv-kijken en (vooral) computeren dan meisjes. Leerlingen van groep 6 zijn minder vaak lid van een sportclub en voldoen minder vaak aan de beweegnorm dan de leerlingen van de hogere groepen. De tijd besteed aan tv-kijken en computeren neemt toe met de leeftijd. Tot slot zijn allochtone kinderen minder vaak lid van een sportclub vergeleken met Nederlandse kinderen. Zij voldoen ook minder vaak aan de beweegnorm, spelen minder vaak buiten en rapporteren ook meer tv te kijken en te computeren dan autochtone kinderen. Lwoo/vmbo-jongeren zijn vaker inactief dan havo/vwo-jongeren. Verder zijn, per onderwijsniveau bekeken, de beweeggewoonten van jongeren op het voortgezet onderwijs ongunstiger naar mate ze ouder zijn.
5.4 Genotmiddelengebruik Roken heeft belangrijke gevolgen voor de gezondheid op latere leeftijd en kan leiden tot longkanker, hart- en vaatziekten en vroeg overlijden. Als jongeren beginnen met roken is dat een belangrijke voorspeller voor roken op latere leeftijd. Het gebruik van grote hoeveelheden alcohol heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid en voor het sociaal functioneren en het presteren op school. Het jong beginnen met drinken van alcohol kan ertoe leiden dat al op jonge leeftijd veel alcohol wordt gedronken. In tabel 5.5 staat weergegeven hoeveel leerlingen van de bovenbouw van het basisonderwijs wel eens alcohol hebben gedronken. Bij de meeste van hen gaat het om een paar keer een slokje (41%). 6% geeft aan af en toe maar niet iedere week alcohol te drinken en 1% drinkt elke week. Uit onderzoek is gebleken dat jongeren vaak thuis beginnen met het drinken van alcohol. Naast feitelijk alcoholgebruik is daarom in het Schoolkracht basisonderwijs onderzoek ook gevraagd of kinderen thuis alcohol mogen drinken van hun ouders. In tabel 5.5 staan de resultaten weergegeven. Wanneer uw gemeente op een onderwerp significant afwijkt van de regionale referentiegegevens dan is het betreffende onderwerp gearceerd weergegeven.
21
Tabel 5.5 % Kinderen (9-12 jr.) dat genotmiddelen gebruikt
Wel eens gerookt Thuis blootgesteld aan rook Wel eens alcohol gedronken Mag thuis alcohol drinken van ouders
Basisonderwijs 9-12 jarigen % % Houten Regio 5 5 19 21 48 41 8 7
Bron: Schoolkracht
In de puberteit beginnen jongeren (meer) te experimenteren met roken, alcohol drinken en drugsgebruik. In tabel 5.6 zijn de resultaten voor roken, alcohol- en softdruggebruik weergegeven voor jongeren op het voortgezet onderwijs. Onder binge-drinken wordt verstaan: minimaal één keer per maand 5 of meer glazen alcohol op één dag drinken. Tabel 5.6 % Kinderen (12-18 jr.) dat genotmiddelen gebruikt
Rookt Afgelopen 4 weken alcohol gebruikt Afgelopen 4 weken aan binge-drinken gedaan Afgelopen 4 weken dronken geweest Ouders vinden alcoholgebruik goed, zeggen er niets van of weten het niet Afgelopen weken hasj of wiet gebruikt
Voortgezet onderwijs 12-18 jarigen % % Houten Regio 9 16 36 43 21 28 15 17 69 5
69 6
Bron: Schoolkracht
38% van de alcohol drinkende jongeren in de gemeente Houten gaf aan zelf nooit alcohol te kopen, maar het te krijgen. Als jongeren alcohol kopen, doen ze dit het meest frequent in de supermarkt. Opvallend is dat 48% van de alcohol drinkende jongeren in Houten jonger dan 16 jaar zelf wel eens alcohol koopt, bijvoorbeeld in supermarkt, slijterij of café. Verder blijkt dat ruim de helft van de alcoholdrinkers in gemeente Houten aangeeft meestal thuis met anderen of bij anderen thuis te drinken.
22
In de onderstaande tabel is het percentage kinderen weergegeven dat wel eens alcohol heeft gedronken naar wijk/subkern. In de tabel zijn alleen gegevens van die wijken opgenomen waarbij voldoende kinderen (tenminste 50) hebben meegedaan aan het onderzoek. Tabel 5.7 % Kinderen dat alcohol drinkt naar wijk/subkern % wel eens alcohol gedronken Basisonderwijs
Wijk/subkern
9-12 jarigen
% afgelopen 4 weken alcohol gedronken Voortgezet onderwijs 12-18 jarigen
Houten, Leebrug
50
33
Heemstede, Houten, Oud-Wulven
49
38
Schonenburg
48
36
Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn Houten Centrum T Goy
37 51
33 -
-
-
Schalkwijk Tull en T Waal Bron: Schoolkracht
Trends (regionaal) In figuur 5.2 is te zien dat er een gunstige trend is op regionaal niveau voor alcohol gebruik en thuis alcohol mogen drinken bij 9-12 jarigen. Ook is er bij deze groep een gunstige trend voor passief roken: het percentage kinderen dat thuis bloot gesteld wordt aan rook is in de periode 2006/2007 tot 2009/2010 gedaald van 24% naar 20%. Figuur 5.2 Trend: % kinderen (9-12 jr.) dat wel eens alcohol heeft gedronken en thuis alcohol mag drinken, naar onderzoeksjaar
70 60
58 47
50
44 39
40 30 20
13
10
9
7
7
0 2006-2007
2007-2008
wel eens alcohol gedronken
2008-2009
2009-2010
mag thuis alcohol drinken
Risicogroepen (regionaal) Jongens (9-12 jr.) hebben vaker dan meisjes wel eens gerookt en alcohol gedronken. Op het voortgezet onderwijs gebruiken jongens iets vaker en iets meer alcohol dan meisjes, doen vaker aan binge-drinken en gebruiken vaker hasj of wiet. Hoe ouder de kinderen/jongeren zijn, hoe vaker zij roken, (overmatig) alcohol drinken en drugs gebruiken. Verder blijkt dat lwoo/vmbo-jongeren vaker roken en (overmatig) alcohol en hasj of wiet gebruiken dan havo/vwo-jongeren. Allochtone leerlingen hebben minder vaak alcohol gedronken dan autochtone leerlingen. 23
Verder blijkt dat jongens vaker dan meisjes thuis alcohol mogen drinken van hun ouders en allochtone leerlingen minder vaak dan autochtone leerlingen. 5.5 Seksueel gedrag Jongeren beginnen in hun puberteit seksuele ervaring op te doen. Het is belangrijk dat als zij tot geslachtsgemeenschap komen, dit niet tegen hun zin gebeurt en dat dit op een veilige manier gebeurt o.a. in verband met het risico op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). In tabel 5.8 zijn de resultaten over seksueel gedrag weergegeven. Tabel 5.8 Seksueel gedrag kinderen (12-18 jr.)
Heeft geslachtsgemeenschap gehad Gebruikte laatste keer geen condoom
Voortgezet onderwijs 12-18 jarigen % % Houten Regio 15 18 28 31
Bron: Schoolkracht
Risicogroepen (regionaal) Uit de regionale cijfers blijkt dat jongens vaker dan meisjes geslachtsgemeenschap hebben gehad. Met name jongeren uit de hogere klassen van het voortgezet onderwijs hebben ervaring met geslachtsgemeenschap. Zij hebben ook vaker de laatste keer geen condoom gebruikt. Daarnaast hebben lwoo/vmbo-jongeren vaker ervaring met geslachtsgemeenschap dan havo/vwo-jongeren. Er is echter geen verschil in condoomgebruik tussen deze groepen. Van de jongeren met seksuele ervaring gaf 3% aan wel eens een soa te hebben gehad en 8% gaf aan wel eens geld of een andere beloning te hebben gehad in ruil voor seks. Daarnaast gaf 8% van de jongeren aan dat ze meisjes op school kennen die met een loverboy omgaan.
24
25
6. Sociale omgeving
6.1 Thuissituatie De situatie waarin kinderen thuis opgroeien is van groot belang voor hun ontwikkeling en gezondheid. Enerzijds valt hierbij te denken aan de materiële omstandigheden waarin kinderen opgroeien. Uit onderzoek is bekend dat opgroeien in armoede een negatief effect heeft op de cognitieve, emotionele en fysieke ontwikkeling van kinderen. Anderzijds is een veilig thuis, een plek waar men zich geborgen en beschermd weet een belangrijke basis voor een gezonde ontwikkeling van kinderen tot zelfstandige volwassen burgers. Het leven in een uitkeringsgezin, lage opleiding van ouders en het opgroeien in een eenoudergezin kunnen hierbij een risicofactor zijn. In de onderstaande tabel is een overzicht van deze risicofactoren in gemeente Houten weergegeven. Tabel 6.1 Risicofactoren in gezinssituatie % Houten Kinderen (4 t/m 12 jr.) met laagopgeleide ouders 0 t/m 17 jarigen in uitkeringsgezinnen Eenoudergezinnen
4 2 7
% Regio 10 3 6
Bron: Kinderen in Tel 2010
Op basis van de percentages kan berekend worden dat in gemeente Houten naar schatting 251 kinderen in een uitkeringsgezin leven en 258 kinderen laagopgeleide ouders hebben. Daarnaast waren in 2009 88 kinderen in Houten (jonger dan 18 jr) bij een echtscheiding betrokken (bron: CBS).
Trends In de onderstaande figuur zijn de trends van deze risicofactoren over de afgelopen 5 jaar weergegeven. Figuur 6.1 Trend: % kinderen met risicofactoren gezinssituatie naar onderzoeksjaar
Bron: Kinderen in Tel 2010
26
Wanneer er echt problemen zijn in een gezin, kan dat een negatieve weerslag hebben op het kind. Uit onderzoek blijkt dat het hebben van een langdurig zieke ouder bij kinderen kan leiden tot emotionele en gedragsproblemen. De aard van de problemen van kinderen hangt af van hun leeftijdsfase en verschilt per kind. In de onderstaande tabel zijn een aantal problematische situaties weergegeven waar kinderen mee te maken kunnen hebben. Tabel 6.2 Problematiek in gezinssituatie (0-17 jr.) % Houten Ouder(s) met risicovolle of problematische schulden* Ouder(s) die het afgelopen jaar slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld Ouder(s) met hoog risico op angst/depressie Ouder(s) met overmatig alcoholgebruik Ouder(s) sterk belemmerd in functioneren door chronische ziekte
% Regio
6
9
8 3 5
7 3 7
5
4
bron: GGD monitor volwassenen 2008 * Schulden zijn risicovol wanneer aan minimaal één van de volgende criteria is voldaan: er zijn meer dan 3 schuldeisers, een betalingsachterstand duurt langer dan 12 maanden, een betalingsachterstand is groter dan €1.000,- of een betalingsachterstand kan niet zelfstandig binnen 12 maanden worden opgelost. Schulden zijn problematisch wanneer aan twee of meer van de criteria voor een risicovolle schuld wordt voldaan.
Op basis van de percentages is een schatting6 te maken om hoeveel kinderen het in gemeente Houten gaat die met deze problemen te maken hebben. 1% in de tabel komt overeen met ongeveer 156 kinderen. Dat wil zeggen dat in gemeente Houten bijvoorbeeld 6 x 156 kinderen= 936 kinderen wonen met ouder(s) met risicovolle of problematische schulden. Mantelzorg Kinderen die opgroeien met een langdurig zieke ouder, worden ook wel 'jonge mantelzorgers' genoemd. Zij zorgen voor hun ouder door praktische en/of emotionele steun te geven. Uit het Schoolkracht onderzoek onder jongeren op het voortgezet onderwijs kwam naar voren dat 7% van de schoolgaande 12-18 jarigen uit de gemeente Houten soms tot vaak thuis mantelzorg verleent. Meisjes doen dat vaker dan jongens en jongeren uit een eenoudergezin vaker dan jongeren die niet in een eenoudergezin wonen. Uit het Schoolkracht onderzoek komt naar voren dat jongeren die mantelzorg verlenen vaker emotionele- of gedragsproblemen hebben, vaker van school verzuimen en vaker alcohol of drugs gebruiken dan andere jongeren.
6.2 Kindermishandeling Ook kindermishandeling vormt een bedreiging voor de ontwikkeling van een kind. Volgens de Wet op de jeugdzorg is kindermishandeling ‘elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel’.
6
Aantal huishoudens met kinderen in gemeente Houten x gemiddeld aantal kinderen per gezin in gemeente Houten x percentage problematiek / 100.
27
Vermoedens van kindermishandeling Sinds 2007 worden, volgens de richtlijnen van de Inspectie voor Volksgezondheid, tijdens de individuele gezondheidsonderzoeken (inclusief extra onderzoeken (controles, onderzoek op indicatie)) van de jeugdgezondheidszorg vermoedens van kindermishandeling geregistreerd. In gemeente Houten werd in de afgelopen twee schooljaren bij 1,5% (2007-2008) en 2,2% (2008-2009) van de onderzochte kinderen een vermoeden van kindermishandeling geregistreerd (regio 1,9% en 1,4%). Uit regionale cijfers blijkt dat de meeste vermoedens van kindermishandeling zijn geregistreerd bij het uitgebreid sociaal medisch onderzoek (USMO). Dit onderzoek vindt plaats op indicatie voordat overplaatsing naar speciaal onderwijs geregeld kan worden. Ook bij extra onderzoek en in het speciaal onderwijs zijn veel vermoedens van kindermishandeling geregistreerd. Meldingen van kindermishandeling Bureau Jeugdzorg heeft een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Iedereen die zich zorgen maakt over een kind in zijn of haar omgeving kan contact opnemen met een AMK. Iedereen mag contact opnemen met een AMK. Het gebeurt echter zelden dat een mishandeld kind of iemand anders uit het gezin waar kindermishandeling speelt dat zelf doet. Veel vaker zijn het mensen uit de privé-omgeving van een gezin die zich tot een AMK wenden, zoals buren, kennissen en familie. Van alle meldingen is 26% afkomstig van personen uit de privé-omgeving en 74% van beroepskrachten uit diverse sectoren (vooral de politie) (GGD Monitor OGGZ, 2009). In 2008 werden 32 kinderen per 10.000 0-17 jarige Houtense kinderen gemeld bij het AMK. In de gehele regio was dat 41 per 10.000. Trends In de onderstaande figuur zijn de trends in meldingen van kindermishandeling in de gemeente Houten weergegeven van de afgelopen jaren. Een toe- of afname kan enerzijds betekenen dat kindermishandeling meer of minder voorkomt. Anderzijds kan het ook betekenen dat het meldingssysteem beter of minder goed functioneert. Figuur 6.2 Trend: aantal meldingen AMK per 10.000 kinderen naar onderzoeksjaar
Bron: kinderen in Tel 2010
28
6.3 Schoolbeleving Net als de thuissituatie, kan ook de schoolsituatie van invloed op het (psychisch) welbevinden van de leerlingen en hun functioneren. De sfeer op school, relaties met klasgenoten, leerkrachten en de zorgstructuur op school spelen hier bij een belangrijke rol. In de onderstaande tabel zijn de resultaten van de gemeente Houten weergeven van ziekteverzuim, spijbelen en voortijdig schoolverlaten. Tabel 6.3 Problematiek in gezinssituatie (0-17 jr.)
Spijbelen afgelopen 4 weken, 12-19 jarigen Schoolverzuim door ziekte afgelopen 4 weken, 12-19 jarigen Voortijdig schoolverlaters
% Houten 10 30 3,00
% Regio 15 34 3,71
Bron: Schoolkracht, Kinderen in Tel
Ziekteverzuim kan verschillende oorzaken hebben. Niet altijd is een duidelijke lichamelijke oorzaak aan te wijzen. Ook klachten zoals hoofdpijn of vermoeidheid, of klachten van psychosociale aard kunnen leiden tot schoolverzuim. Als een leerling een les zonder geldige reden mist, is er sprake van spijbelen. De oorzaken van spijbelen zijn velerlei. Het kunnen problemen op school zijn: schoolprestaties, faalangst, prestatiedruk, relatie leerling-docent of groepsdruk. Maar ook de schoolomgeving kan een rol spelen. Aanwezigheid van cafés of winkels bevorderen spijbelen, evenals bijbaantjes. Veelvuldig spijbelen en verzuim vormen risicofactoren voor het voortijdig schoolverlaten en het ontstaan van allerlei probleemgedrag.
6.4 Buurtbeleving De openbare ruimte is bepalend voor de speel- en beweegmogelijkheden van kinderen en heeft directe invloed op de gezondheid van kinderen en jongeren. Steeds minder kinderen in Nederland spelen buiten. Een oorzaak is dat ouders het te onveilig vinden (o.a. vanwege verkeerssituatie). Daarnaast is ruimte schaars, vooral in de stedelijke gebieden door maatschappelijke ontwikkelingen als economische groei, toename van het verkeer en de behoefte aan grond voor woningbouw en bedrijfsterreinen.
29
In de onderstaande tabel is per wijk/subkern in gemeente Houten weergegeven hoe kinderen (9-12 jr.) hun buurt ervaren en hoeveel ze buiten spelen. Tabel 6.4 Buurtbeleving en buiten spelen kinderen (9-12 jr.) naar wijk/subkern Wijk/subkern % buurt niet % voelt zich % geen % minder leuk soms/(heel) goede plek dan een half vaak onveilig om buiten te uur per dag spelen buiten spelen Houten, Leebrug
10
42
15
27
Wulven
12
49
8
27
Schonenburg
10
38
6
23
Van De Spoorlijn
5
35
10
30
Houten Centrum
-
-
-
-
T Goy
-
-
-
-
Schalkwijk
7
41
27
27
Tull en T Waal
-
-
-
-
Totaal
8
42
13
29
Heemstede, Houten, Oud-
Buitengebied Ten Oosten
Bron: Schoolkracht
Uit de regionale cijfers blijkt dat de buurtbeleving samenhangt met het psychosociaal functioneren van kinderen. Hoe minder tevreden kinderen over hun buurt zijn, hoe vaker zij ongunstig scoren op psychosociaal functioneren. Daarnaast is er een duidelijke relatie tussen de bovengenoemde aspecten van buurtbeleving en buiten spelen. Hoe minder tevreden de kinderen over hun buurt zijn, hoe vaker ze aangeven relatief weinig buiten te spelen. Op de vraag wat kinderen missen bij hen in de buurt antwoordt 37% ‘niets’. 12% mist een veldje, 21% een skateplek en 20% een speeltuin. Daarnaast geeft 39% aan (nog) iets anders te missen. De antwoorden daarop zijn divers, er is geen specifieke wens die eruit springt. Trends (regionaal) In figuur 6.3 is te zien dat er een ongunstige trend is op regionaal niveau voor veiligheid: het percentage kinderen van 9-12 jaar dat zich soms of (heel) vaak onveilig voelt in de buurt is in de periode 2006/2007 tot 2009/2010 toegenomen.
30
Figuur 6.3 Trend: % kinderen (9-12 jr.) dat zich soms of (heel) vaak onveilig voelt in de buurt, naar onderzoeksjaar 60 50 40 30 38
38
39
6
7
8
41
20
soms onveilig in de buurt (heel) vaak onveilig in de buurt
10 0
9
2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010
Risicogroepen (regionaal) Uit de regionale cijfers blijkt dat hoe ouder de basisschool leerlingen zijn, hoe vaker ze aangeven dat er geen goede plek is om buiten te spelen. Allochtone leerlingen vinden de buurt waarin ze wonen vaker niet leuk dan autochtone leerlingen. De jongere groepen geven vaker aan zich onveilig in de buurt te voelen. Verder voelen meisjes zich vaker onveilig in de buurt dan jongens.
31
7. Fysieke omgeving
7.1 Binnenmilieu scholen In uw gemeente is bij 10 scholen met natuurlijke ventilatie de ééndagsmethode uitgevoerd. Bij dit project worden o.a. een indicatieve luchtkwaliteitsmeting en een ventilatiecapaciteit berekening verricht en gerichte voorlichtingsactiviteiten ingezet. Elke school heeft hierover een rapportage gekregen met daarin adviezen over hoe men binnen de bestaande situatie beter kan ventileren en welke aanpassingen wenselijk zijn (bv dubbelglas, zonwering, traploos regelbare klepen uitzetramen of extra ventilatievoorzieningen). Een totaaloverzicht en het schooladvies van alle scholen in uw gemeente die hier aan meegedaan hebben heeft u reeds van de GGD ontvangen7.
7 Voor meer informatie hierover kunt u terecht bij het team Milieu en Gezondheid van de GGD (contactpersoon Inge van der Heyden) te bereiken per e-mail middels
[email protected] of per telefoon op 030-850 78 79.
32
33
8. Zorg en preventie
8.1 Activiteiten jeugdgezondheidszorg Individuele gezondheidsonderzoeken De jeugdgezondheidszorg doet jaarlijks individuele gezondheidsonderzoeken bij kinderen in de leeftijd van 0-19, op verschillende leeftijdsmomenten. In de onderstaande tabel is het percentage kinderen weergegeven dat hiermee het afgelopen jaar bereikt is. Figuur 8.1 % Bereik individuele gezondheidsonderzoeken 100
97
98
95
95
90
91
75 50 25 0 5-6 jarigen Houten
9-11 jarigen
13-14 jarigen
Regionaal gemiddelde
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
Soms is er naar aanleiding van een individueel gezondheidsonderzoek een vervolgactie nodig. Hetzij een extra controle of een verwijzing. In de onderstaande figuur is per contactmoment het percentage kinderen weergegeven waarbij een extra controle is geïndiceerd of een verwijzing is gegeven. Figuur 8.2 % Extra controles en verwijzingen naar aanleiding van de individuele gezondheidsonderzoeken 50 40 26
30 20
14
11
24 9
10
9
0 5-6 jarigen
9-11 jarigen
extra controles
13-14 jarigen
verwijzingen
Bron: registratie jeugdgezondheidszorg ggdmn
Uit regionale cijfers blijkt dat extra controles bij alle leeftijdsgroepen met name nodig waren voor lengte, gewicht en psychosociaal. Bij de kleuters werden daarnaast veel controles gedaan voor gehoor. De belangrijkste redenen voor een verwijzing waren psychosociaal en ogen. Daarnaast werden relatief veel kleuters verwezen voor hun gehoor.
34
Uit regionale cijfers blijkt dat de meeste kinderen werden doorverwezen naar de huisarts. Bij de kleuters ging het hier om ruim de helft van de verwijzingen en bij de 9-10 jarigen en de 13-14 jarigen om ruim een derde. Daarnaast zijn basisschoolleerlingen relatief vaak verwezen naar een particulier pedagogisch spreekuur (5-6 jarigen 12%, 9-11 jarigen 15%). 9-11 jarigen (11%) en 13-14 jarigen (6%) worden daarnaast relatief vaak doorverwezen naar Bureau jeugdzorg.
Onderzoeken op indicatie Naast de reguliere individuele gezondheidsonderzoeken voert de jeugdgezondheidszorg ook relatief veel onderzoeken op indicatie uit. In totaal zijn voor de groep 4-19 jarigen in schooljaar 2008-2009 665 indicatieconsulten uitgevoerd. Tabel 8.1 Onderzoeken op indicatie 4-19 jarigen naar aanvrager, 2008-2009 Onderzoek op indicatie 4-19 jarigen 2008-2009 N=665 Aantal % Aanvrager JGZ 4-19 509 77 JGZ 0-4 37 6 school 29 4 ouders/verzorgers 60 9 jeugdige zelf 6 1 ketenpartner 14 2 onbekend 10 2
8.2 Indicatie jeugdzorg Uit de laatste gegevens van Kinderen in Tel blijkt dat er op landelijk niveau sinds 2006 een stijging van het aantal kinderen is waarvoor een indicatie voor jeugdzorg is afgegeven. Dit pleit voor het investeren in preventie van de problemen rondom kinderen en hun ouders. De Centra voor Jeugd en Gezin kunnen daartoe een middel zijn. Vroegtijdig signaleren van problemen, maar dan ook adequaat ingrijpen, kan ergere situaties voorkomen (kinderen in Tel, 2010). In gemeente Houten was er bij 1,40% van de 0 t/m 17 jarigen in 2008 een indicatie voor jeugdzorg (regio 1,83%). Dit is hoger vergeleken met 2006 (1,14%). Omgerekend gaat dit om 178 kinderen in de gemeente Houten.
8.3 Vaccinaties In het kader van het Rijksvaccinatieprogramma worden kinderen op verschillende leeftijdsmomenten gevaccineerd. In het huidige programma worden kinderen tegen 10 verschillende infectieziekten gevaccineerd. Een aantal ziekteverwekkers kunnen worden uitgeroeid door vaccinatie; het virus krijgt de kans niet meer zich te verspreiden wanneer voldoende mensen immuun zijn doordat ze zijn gevaccineerd. Door een hoge vaccinatiegraad worden ook niet-gevaccineerde kinderen beschermd tegen de gevolgen van de ziekten. Na introductie van stelselmatige vaccinatie tegen een bepaalde ziekte, daalt over het algemeen binnen enkele jaren het aantal ziektegevallen dramatisch. De WHO hanteert als norm dat de vaccinatiegraad tenminste 95% moet zijn.
35
In de onderstaande figuur is de vaccinatiegraad in gemeente Houten voor Difterie, (Kinkhoest), Tetanus en Polio weergegeven. Via de gezondheidsatlas (www.ggdatlas.nl) is de vaccinatiegraad voor de overige ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma te bekijken. Sinds voorjaar 2010 is ook een vaccinatie tegen baarmoederhalskanker (HPVvaccinatie) bij meisjes van 12 jaar opgenomen in het RVP. In de eerste ronde van de deze vaccinatie heeft 70% van de 12-jarige meisjes in Houten de eerste prik uit de serie van drie gehaald. Dit is hoger dan het landelijk gemiddelde (56%).
Figuur 8.3 Vaccinatiegraad voor D(K)TP (2010)
100 95
98 94
96 92
93 90
90 85
Uit dit figuur blijkt dat de vaccinatiegraad van de kinderen in de gemeente Houten hoger is vergeleken met de regionale cijfers.
80 D(K)TP zuigelingen Houten
DTP kleuters
DTP 9-jarigen
Regionaal gemiddelde
Trends In de onderstaande figuur zijn de trends in vaccinatiegraad voor Difterie, (Kinkhoest), Tetanus en Polio in gemeente Houten weergegeven sinds 20068. Via de gezondheidsatlas (www.ggdatlas.nl) zijn de trends in vaccinatiegraad voor de overige ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma te bekijken. Figuur 8.4 Trends: vaccinatiegraad voor D(K)TP naar rapportage jaar
Bron: vaccinatietoestand Nederland RIVM
8
In 2006 is de manier van registreren veranderd, dus gegevens van voor 2006 kunnen niet worden meegenomen in de analyse.
36
Risicogroepen Een aantal groepen in de samenleving staat kritisch tegenover deelname aan het vaccinatieprogramma. Deze groepen hebben een negatieve invloed op de vaccinatiegraad. Grofweg kunnen 3 groepen onderscheiden worden: • Groepen met godsdienstige overtuiging; gewetensbezwaren tegen vaccinatie komen vooral voor onder de bevindelijk gereformeerden. • Groepen met antroposofische overtuiging; In de antroposofie vindt men dat het doormaken van kinderziekten een zinvolle betekenis heeft in de ontwikkeling van het kind. Antroposofen wijzen vaccinatie overigens niet in alle gevallen af. Tegen een paar (ernstigere) ziekten (difterie, kinkhoest, tetanus, polio en rodehond) mag wel gevaccineerd worden. • Kritische prikkers. Zij hebben met name bezwaar tegen vaccineren vanwege (onduidelijkheid over) mogelijke bijwerkingen van vaccinaties.
8.4 Behoefte aan opvoedingsondersteuning Alle ouders hebben wel eens vragen over de opvoeding van hun kinderen. Meestal biedt een gesprek met andere ouders, vrienden of familie voldoende antwoord. Sociale steun is dan ook een belangrijke, informele vorm van opvoedingsondersteuning. Onder opvoedingsondersteuning wordt verstaan het ondersteunen van ouders bij de opvoeding, om een optimale ontwikkeling van de kinderen te bevorderen. Het doel hierbij is de pedagogische competenties en vaardigheden van ouders te vergroten. Het is van oudsher een taak van de jeugdgezondheidszorg om ouders te ondersteunen door middel van voorlichting, advies, instructie en begeleiding. Aan respondenten met (pleeg)kinderen jonger dan 19 jaar, is gevraagd of ze wel eens vragen hebben over het opvoeden van hun (pleeg)kinderen. Vervolgens is gevraagd of ouders wel eens problemen ervaren bij het opvoeden. En zo ja, welke problemen ze ervaren. De resultaten zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Tabel 8.2 Vragen en problemen bij de opvoeding van ouders met kinderen van 0 t/m 17 jaar % % Houten Regio Vragen bij opvoeding 54 60 • (Bijna) nooit 40 34 • Soms • Vaak 6 6 Problemen bij opvoeding • (Bijna) nooit 75 75 • Soms 23 21 • Vaak 1 3 Bron: GGD monitor volwassenen, 2008
De onderwerpen waar het meest opvoedingsproblemen/vragen mee ervaren worden zijn: • stelen, vandalisme • het stellen van grenzen • het laten luisteren, gehoorzamen • angst en onzekerheid • pesten of gepest worden
Risicogroepen Uit de regionale cijfers blijkt dat problemen met opvoeding wat vaker bij ouders met een lager opleidingsniveau (26%) voorkomen dan bij hoger opgeleide ouders (22%). Verder hebben ouders met kinderen van 4 jaar en ouder vaker problemen bij de opvoeding (27%) vergeleken met ouders van 0-3 jarigen (19%).
37
Het is mogelijk om over deze opvoedingsproblemen/vragen informatie, advies of hulp te krijgen. In de onderstaande tabel is de behoefte aan opvoedingsondersteuning weergegeven. Eén op de drie van de ondervraagde ouders in gemeente Houten maakt al gebruik van opvoedingsondersteuning. Tabel 8.3 Behoefte aan informatie, advies of hulp van een deskundige bij het opvoeden van de ouders met vragen of problemen rondom de opvoeding % % Houten Regio Ja, krijg het al 33 27 Ja, sta op een wachtlijst 0 3 Ja, heb hulp gezocht, maar kan nergens terecht 0 1 Ja, weet niet waar de hulp moet zoeken 0 1 Ja, heb nog niet geprobeerd hulp te zoeken 8 7 Nee, geen behoefte aan 59 62 Bron: GGD monitor volwassenen,2008
Bijna één op de vijf volwassenen met kinderen vindt het huidige aanbod van voedingsondersteuning niet toereikend. Eén op de vier weet niet waar ze terecht kunnen voor vragen en advies over opvoedingsondersteuning.
38
39
Bijlage 1. Kenmerken onderzochte kinderen
Kenmerken onderzochte kinderen in de jeugdgezondheidszorg Alle kinderen van groep 2, groep 6 of 7 van het basisonderwijs en klas 2 van het voortgezet onderwijs worden jaarlijks door de GGD uitgenodigd voor een regulier gezondheidsonderzoek. In de onderstaande tabel zijn de achtergrondkenmerken van de onderzochte kinderen in het schooljaar 2008-2009 naar type onderzoek in gemeente Houten weergegeven. Tabel 1. kenmerken onderzochte kinderen gemeente schooljaar 2008-2009 5-6 jarigen 9-11 jarigen 13-14 jarigen (n=718) (n=344) (n=301) % % % Etniciteit Allochtoon* 10,1 13,2 4,4 Sociaal economische status** 4,3 12,1 10,5 Laag (LBO/MAVO en lager) * Kinderen waarvan tenminste één ouder in het buitenland is geboren. Het gaat hierbij om zowel westerse als niet-westerse allochtone kinderen. ** Gevraagd is naar de hoogste opleiding van de ouder(s)/verzorger(s)
Het percentage allochtone kinderen en het percentage kinderen met een lage sociaaleconomische status is in Houten lager dan gemiddeld in de regio. In de onderstaande tabel is het aantal onderzochte kinderen per wijk weergegeven. Tabel 2. Aantal onderzochte kinderen naar wijk schooljaar 2008-2009 Houten, Leebrug
N 499
Heemstede, Houten, Oud-Wulven
186
Schonenburg
113
Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn
475
Houten Centrum
16
T Goy
21
Schalkwijk
46
Tull en T Waal
7
40
Kenmerken deelnemende kinderen Schoolkracht In de schooljaren 2007-2008 is op 10 basisscholen in de gemeente Houten het project Schoolkracht uitgevoerd. Het betreft de volgende scholen: De Stek, De Vlinder, Het Mozaïek (Gilde), Het Mozaïek (Haag), St. Michielschool, Klavertje Vier, 1e Montessori (Korenmolen), 1e Montessori (Vikingenpoort), Joh. Bogerman en De Vlaswiek. In deze rapportage zijn de resultaten van alle kinderen die in deze periode hebben deelgenomen aan het onderzoek in de gemeente Houten weergegeven. In totaal 788 leerlingen van groep 6,7 en 8 hebben meegedaan aan het onderzoek. In de onderstaande tabel zijn de achtergrondkenmerken van deze groep weergegeven. Tabel 1. Beschrijving van de deelnemende kinderen aan Schoolkracht Aantal Meisjes 390 Jongens 398 Groep 6 269 Groep 7 257 Groep 8 262 Kinderen van niet-Nederlandse herkomst* 100
% 49,5 50,5 34,1 32,6 33,2 12,7
* Tot deze groep behoren kinderen waarvan tenminste één ouder in het buitenland is geboren.
Het percentage kinderen met een niet-Nederlandse herkomst is in Houten lager dan gemiddeld in de regio. Tabel 2. Aantal deelnemende leerlingen aan Schoolkracht naar wijk N Houten, Leebrug
241
Heemstede, Houten, OudWulven Schonenburg
73 124
Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn
225
Houten Centrum
9
T Goy
4
Schalkwijk Tull en T Waal
70 9
41
Kenmerken deelnemende kinderen Schoolkracht voortgezet onderwijs In 2007 is op 29 scholen voor voortgezet onderwijs in de regio Midden-Nederland het project Schoolkracht uitgevoerd. Aan het onderzoek hebben 502 jongeren woonachtig in gemeente Houten meegedaan. Het betreft 53% jongens en 47% meisjes. 13% van de jongeren is allochtoon. De verdeling van de onderzoekspopulatie naar onderwijsniveau en leerjaar is weergegeven in tabel 1. Tabel 1. Onderwijsniveau naar leerjaar
lwoo vmbo k-b-g vmbo-t havo/vwo Totaal
klas 1-2 aantal % 29 13 10 4 65 29 123 54 227 100
klas 3-4 aantal % 4 2 29 15 53 27 113 57 199 100
klas 5-6 aantal % 0 0 0 0 0 0 71 100 71 100
Totaal aantal % 33 7 39 8 118 24 307 62 497 100
Tabel 2. Aantal deelnemende leerlingen aan Schoolkracht naar wijk N Houten, Leebrug
168
Heemstede, Houten, OudWulven
89
Schonenburg
80
Buitengebied Ten Oosten Van De Spoorlijn
159
Houten Centrum
-
T Goy
3
Schalkwijk Tull en T Waal
11 7
42
43
Bijlage 2. Aantal jeugdigen per leeftijdscategorie en demografische trend
Tabel 1. Aantal jeugdigen per leeftijdscategorie Houten N 0 t/m 3 jarigen
2.825
4 t/m 11 jarigen
5.803
12 t/m 18 jarigen
4.760
In de onderstaande figuur is de trend in het percentage jeugdigen van 0 t/m 18 jaar over de afgelopen 10 jaar weergegeven.
Bron: CBS-Bevolkingsstatistiek
44