Aan de leden van Provinciale Staten
Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Antwoord op Bijlagen
: : : : : : :
Onderwerp
: Proef met niet bestrijden muskusratten.
1 april 2009 2009-14.082/11/A.22, KB 162526 Gessel A. (050) 316 4819 4
Geachte dames en heren, Bij brief van 15 april, nr. 2008-19538/16/A.14, KB, hebben wij u een discussiestuk toegestuurd over een proef met het tijdelijk passief bestrijden van muskusratten in een tweetal proefgebieden. Aan de hand van dit discussiestuk hebben wij overleg gevoerd met de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's en hebben wij twee informatie- en discussiebijeenkomsten gehouden in Boven Pekela en Aduard. Voor deze bijeenkomsten hebben wij belangstellenden uit de gebieden en personen en instanties, die schriftelijk hadden gereageerd op ons voornemen, uitgenodigd. Tevens hebben wij kennis genomen van de informatie die naar voren is gekomen tijdens het rondetafelgesprek met deskundigen, dat de statencommissie Omgeving en Milieu heeft georganiseerd. Op grond van onze bevindingen hebben wij de opzet van de proef op onderdelen aangepast en verder uitgewerkt. Wij willen u in deze brief hierover nader informeren. Inleiding In de periode 2006 - 2007 zijn landelijk zes onderzoeken verricht naar de nut en noodzaak van de muskusrattenbestrijding. Wij hebben, in overleg met de waterschappen, medio 2006 bij de landelijke organisatie aangegeven meerwaarde te zien in het houden van een proef met passief bestrijden van muskusratten en hebben gebieden beschikbaar gesteld. Dit verzoek heeft geresulteerd in een vooronderzoek naar de mogelijke effecten van passief bestrijden (Bos, D. & Tuenter, T. 2007. Muskusratten zonder bestrijding?). Echter het huidige landelijke onderzoeksprogramma voor de periode 2008-2010 voorziet weliswaar in een theoretisch modelonderzoek naar de gevolgen van passief bestrijden en in veldexperimenten met alternatieve bestrijdingsstrategieën, maar niet in een veldproef met passief bestrijden. Daarom doen wij nu het voorstel om in aanvulling op het landelijk onderzoek een kleine praktijkproef te doen met het passief bestrijden van muskusratten. De waterschappen hebben aangegeven een voorkeur te hebben voor het volgen van het landelijke traject, waarbij eerst een theoretische modelstudie wordt uitgevoerd.
1
Doel Het primaire doel van de praktijkproef is om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van aantallen muskusratten en schade onder een scenario van passief bestrijden. Het uiteindelijke doel is om een afgerond oordeel te vormen over het nut, de noodzaak en de gewenste vorm van de muskusrattenbestrijding op basis van de landelijke studies, het theoretisch onderzoek dat op stapel staat en enkele kleine praktijkproeven als het onderhavige. Afbakening Randvoorwaarde bij de opzet van de voorgestelde proef is dat de veiligheid niet in het geding komt, de proef indien noodzakelijk omkeerbaar is en de financiële consequenties zo beperkt mogelijk blijven. De werkzaamheden worden zoveel mogelijk met het eigen personeel van de Provincie uitgevoerd. Noodzakelijkerwijs wordt daarom in de voorgestelde proef een beperkt doel nagestreefd. Beperkt in verhouding tot veldproeven die in het kader van landelijk onderzoek ter discussie zijn gesteld (Bos & Tuenter 2007; van Vliet 2007). Maar ambitieus in de snelheid waarmee gepoogd wordt de proef te realiseren. Hypothese De verwachting is dat de aantallen muskusratten en de overlast zonder actieve bestrijding in eerste instantie meetbaar zullen toenemen en daarna weer zullen afnemen, waarna een evenwichtssituatie ontstaat. Daar de proeven in een gecontroleerde setting plaats zullen vinden zijn de risico’s op calamiteiten praktisch uitgesloten (zie uitgangspunten hieronder). De verwachting is niet dat de resultaten in álle kennisbehoefte zullen voldoen. Daartoe is meer gedetailleerd onderzoek nodig, zoals bijvoorbeeld is beschreven in Bos & Tuenter (2007) en van Vliet & Lengkeek (2007). Wij verwachten dat de resultaten van de praktijkproef inzicht zullen geven in de ontwikkeling van de populatie en de schade bij passief bestrijden in twee specifieke gebieden en dat, mede op basis van de landelijk uitgevoerde en nog uit te voeren onderzoeken, beleidsmatige conclusies kunnen worden getrokken over de noodzaak van bestrijding. Uitgangspunten Voor de uitvoering van de proef hanteren wij de volgende uitgangspunten: • Het tijdelijk passief bestrijden van muskusratten in proefgebieden is juridisch aanvaardbaar, mits een zorgvuldige afweging van belangen plaatsvindt, het gebied zorgvuldig wordt gemonitord en schade wordt hersteld. • De gevolgen van de proef blijven omkeerbaar. Wanneer de proef wordt afgebroken of wanneer aan het einde van de proef blijkt dat bestrijding noodzakelijk blijft zal de provincie door extra vanginspanningen de oorspronkelijke situatie herstellen. • Voor eventuele schade ten gevolge van de proef wordt een schadevergoedingsregeling vastgesteld. • Er wordt een meldpunt ingesteld voor het melden van schade. • Langs de grenzen van de proefgebieden worden extra vangmiddelen ingezet om te voorkomen dat uitstroom van muskusratten vanuit de proefgebieden plaatsvindt. • Met de waterschappen worden afspraken gemaakt over de voortzetting/afronding van de proef voor het geval tijdens de looptijd van de proef de verantwoordelijkheid voor de muskusrattenbestrijding in het kader van de nieuwe Waterwet zou overgaan naar de waterschappen.
2
• • • • • • •
Alle overige beheersactiviteiten in het gebied worden gecontinueerd, dit betreft ondermeer regulier onderhoud van waterschappen alsmede predatorenbeheer. Risico’s op materiële en immateriële schade bij derden worden praktisch uitgesloten door bij kwetsbare objecten de veiligheid te bewaken en tijdig in te grijpen waar nodig. Er worden twee gebiedscommissies ingesteld met vertegenwoordigers van ingezetenen, betrokken gemeenten, waterschappen en belangenorganisaties. Er wordt één onderzoeksbegeleidingscommissie ingesteld met vertegenwoordigers vanuit wetenschappelijke hoek. Waar mogelijk wordt aangesloten bij het landelijke onderzoek, voor zover in uitvoering of in voorbereiding. De aanwijzing van jagers en boeren om muskusratten te mogen bestrijden wordt in de proefgebieden ingetrokken voor de duur van de proef om te voorkomen dat vanuit het gebied bestrijding plaatsvindt. De proef wordt voor de volledige voorgestelde duur uitgevoerd. Er worden criteria geformuleerd voor het eventueel tussentijds wijzigen of zelfs beëindigen van de proefopzet.
Proefopzet Experimentele ingreep De proef bestaat uit een tweetal experimentele gebieden en een tweetal controlegebieden. In de controlegebieden wordt wél en in de experimentele gebieden wordt níet bestreden. Rondom het experimentele gebied wordt extra intensief bestreden. Om de gevolgen van randeffecten te verminderen hebben we gebieden van voldoende omvang gekozen. Deze worden beschreven in paragraaf 3.4. Alle metingen worden zowel in het controlegebied als in het experimentele gebied uitgevoerd. Dit alles is analoog aan hetgeen is voorgesteld in Bos & Tuenter (2007). Noodzakelijke metingen De belangrijkste maat is frequentie van voorkomen gemeten in aantallen per km water of dichtheid. Er zullen tellingen worden gedaan van het aantal in gebruik zijnde graafgangen per km oever (bronnen in van Vliet & Lengkeek 2007). Dat levert een index van aantallen. Uitgangspunt is dat een telinspanning in elk proefgebied van circa 20 dagen aan het eind van de winterperiode en circa 20 dagen aan het eind van de zomerperiode voldoende informatie oplevert om de frequentie van voorkomen in het gebied voldoende betrouwbaar te bepalen. De tellingen worden gespreid over diverse typen water in het gebied (ondiepe sloot, diepe sloot of kanaal) en gedaan door deskundige speurders met lokale terreinkennis. De gegevens worden ter plekke in een handzaam en mobiel GIS- systeem ingevoerd, zodat op ieder moment de actuele informatie aanwezig is. Ook bij alle andere veldbezoeken aan het terrein worden de in gebruik zijnde gangen aldus ingetekend. De tweede belangrijke maat is het vóórkomen van schade of risico op schade. Het signaleren van schade gebeurt deels door dezelfde waarnemer als voor het vaststellen van het aantal in gebruik zijnde graafgangen. Schade kan ook gemeld worden door eigenaren/beheerders in het gebied. In het proefgebied Westerkwartier is door de moeilijke toegankelijkheid extra inzet nodig voor het signaleren van schade. Graafschade en vraatschade zullen op een uniforme manier worden vastgelegd, inclusief digitale foto's. De vaststelling van de schade zal in alle gebieden door onafhankelijke schade-experts plaatsvinden. De
3
werkzaamheden door de lokale bestrijder zijn sterk faciliterend omdat de lokale bestrijder signaleert, foto's aanlevert en te bezoeken locaties aangeeft. Voor de veiligheid achten wij overig veldbezoek in het experimentele gebied noodzakelijk. Ook voor het draagvlak voor de proef vinden wij aanwezigheid in het gebied van groot belang. Naast de aanwezigheid van bestrijders voor het doen van de hiervoor genoemde metingen worden daarom nog eens 40 dagen per experimenteel gebied begroot om de vinger aan de pols te houden en steeds een actueel overzicht van de ontwikkelingen te hebben. De tijd wordt besteed aan het monitoren van potentieel gevaarlijke situaties, het systematisch inventariseren van watergangen op nieuwe sporen, individuen of schade alsmede aan contact met de lokale bewoners. Per experimenteel gebied komen circa 200 dagen per jaar vrij omdat niet actief bestreden hoeft te worden. Voor het meten van de frequentie van voorkomen, het signaleren van schade en overig veldbezoek zijn in het proefgebied Veendam 80 en in het proefgebied Westerkwartier 160 dagen per jaar benodigd. In de bijbehorende controlegebieden zijn respectievelijk 40 en 120 dagen benodigd voor het meten van de frequentie van voorkomen en het signaleren van schade. Voor het afzetten van de grenzen van de proefgebieden zijn circa 120 dagen per gebied per jaar nodig. Per saldo is er circa 240 dagen extra inzet nodig per jaar. Duur van de proef De proef start in het voorjaar van 2009 en heeft een looptijd van vier jaar. De proef wordt alleen tussentijds beëindigd als zich ontoelaatbare veiligheidsrisico's voordoen of als de schade ontoelaatbare vormen aanneemt. Of hiervan sprake is zullen wij in overleg met betrokkenen vaststellen. Keuze en aard van de proefgebieden Wij hebben twee proefgebieden geselecteerd en twee daaraan gepaarde controlegebieden. De proefgebieden zijn representatief voor grotere delen van de provincie. De controlegebieden zijn qua aard overeenkomstig en liggen op korte afstand van de proefgebieden. Metingen in de controlegebieden zullen worden uitgevoerd op een aantal nader te bepalen representatieve locaties binnen deze gebieden. Proefgebied 1 ligt tussen Veendam, Bareveld en Nieuwe Pekela en is ongeveer 4.200 ha groot. Het bijbehorende controlegebied ligt tussen Stadskanaal en Wedde. Proefgebied 2 ligt tussen Zuidhorn, Aduard en het Leekstermeer en is ongeveer 3.800 ha groot. Het bijbehorende controlegebied ligt rond Marum. Bijgaande kaartjes geven de begrenzingen van de twee sets van proef- en controlegebieden. Aanvullende metingen Zoals in de inleiding is aangegeven betreft het een beperkte proef. De volgende metingen maken geen onderdeel uit van de proef: • Individuen tellen (Lammertsma & Niewold 2005) in aanvulling op het in kaart brengen van in gebruik zijnde bouwen. • Merk- en terugvangprogramma opzetten • Ziektes en predatoren monitoren.
4
Analyse en rapportage Voor het uitvoeren van analyses en rapportages zullen wij de samenwerking zoeken met een universiteit of hogeschool waarbij we studenten inschakelen voor de tellingen en de metingen. De belangrijkste resultaten zijn: - een overzicht van de indices van schade en aantallen. - een overzicht van de vangsten in en om de experimentele en controlegebieden, en een variantie- analyse daarop. Wordt er in vanggebieden om een experimenteel gebied meer gevangen dan in vanggebieden om een controle gebied? Schaderegeling. Als in twee proefgebieden gedurende vier jaar geen muskusratten worden gevangen zal naar verwachting schade ontstaan. De schade die door de proef wordt veroorzaakt zal worden vergoed. Het gaat om extra schade ten opzichte van de situatie dat geen proef wordt uitgevoerd. Ook als geen proef wordt uitgevoerd is sprake van schade. Deze schade wordt niet vergoed. De volgende schades kunnen zich voordoen: - schade aan gewassen - schade aan oevers - baggerschade - schade aan infrastructuur - schade aan landbouwmachines - ongevallen met vee - waardevermindering van onroerend goed. Vastgesteld wordt wat de omvang is van de schades die zich gedurende de looptijd van de proef in de proefgebieden voordoen door alle schades te registreren en te laten taxeren. Daarnaast wordt bepaald welk deel van de schade een gevolg is van het uitvoeren van de proef. Dit wordt gedaan door in de referentiegebieden op een aantal representatieve locaties eveneens alle schades te registreren en te laten taxeren. Door de schades in de proefgebieden en de referentiegebieden uit te drukken in bedragen per kilometer watergang, eventueel onderverdeeld in typen watergang, kan worden bepaald welk percentage van de schade in de proefgebieden voor vergoeding in aanmerking komt. Waardevermindering van onroerend goed en schade aan landbouwmachines worden per geval bekeken. Inmiddels is er een risicoanalyse en een nadeelcompensatieregeling uitgewerkt door Royal Haskoning (zie bijlage). Financiële en personele consequenties Voor het uitvoeren van de proef zal per saldo één muskusrattenbestrijder extra nodig zijn gedurende vier jaar. Voor de vaststelling van schades zullen externe deskundigen ingeschakeld worden. Schades die optreden als gevolg van de proef zullen worden hersteld c.q. vergoed (zie voorstel nadeelcompensatieregeling) Er zal worden geïnvesteerd in publieksvoorlichting. De analyse en rapportage zullen worden uitgevoerd door een deskundige partij in de eerste instantie is het voorstel dit te laten onderzoeken door de Universiteit van Wageningen De kosten worden beperkt door hiervoor een studenten in te schakelen. We houden er rekening mee dat na afloop van de proef de populatie in de proefgebieden in een korte periode moet worden teruggebracht op het niveau dat zonder proef zou zijn ontstaan, dat wil zeggen het niveau in de referentiegebieden.
5
Werkzaamheden
globale kostenraming
Extra muskusrattenbestrijder, 4 x € 50.000,Externe schade-experts, 4 x € 20.000,Schade als gevolg van proef Publieksvoorlichting Analyse en rapportage door Universiteit Wageningen
€ 200.000,€ 80.000,€ 150.000,€ 10.000,€ 150.000,€ 590.000,-.
Eventueel het schoonmaken van de proefgebieden na afloop van de proef, 2 mensjaren met hulpmiddelen per gebied
p.m..
Verdere procedure Op 15 en 17 april houden wij informatieavonden in de beide proefgebieden t.b.v. grondeigenaren en andere belanghebbenden. Daarna zullen wij een voorstel aan u doen toekomen. Voor de financiële consequenties zullen wij nadere voorstellen doen in het kader van de Voorjaarsnota 2009 of begroting 2010. Wij stellen u voor in te stemmen met de bovengenoemde aanpak. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen:
, voorzitter.
, secretaris.
6