09
68 De Pensioenwereld in 2014
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.
Pensioenregeling 69
Aanpassingen van het fiscale (Witteveen-)kader Auteurs: Ivar Sintemaartensdijk en Jan Stigter
Pensioenen mogen zich nog altijd verheugen in de warme belangstelling van de wetgever, met als gevolg vele recente en verwachte wijzigingen op pensioengebied. De belangrijkste (verwachte) fiscale wijzigingen in dit kader zijn: het nieuwe Staffelbesluit, de pensioenwijzigingen in 2014 en 2015, en het financieel toetsingskader (FTK). Pensioenfondsen dienen te zorgen voor tijdige en juiste aanpassing van hun regelingen. Hierna volgt een overzicht van relevante fiscale wijzigingen voor de loonbelasting, voor zover deze ten tijde van het schrijven van dit artikel bekend zijn. Het Witteveenkader De fiscale faciliëring van pensioenen speelt zich af binnen het zogenaamde Witteveenkader. Het Witteveenkader omdat de voorwaarden en begrenzingen waarbinnen pensioenen fiscaal gesubsidieerd worden. Binnen deze fiscale grenzen zijn pensioenpremies niet belast in box 1 en zijn pensioenvermogens niet belast in box 3. Het pensioen is hierdoor pas belast in box 1 op het moment dat het daadwerkelijk wordt uitgekeerd aan de pensioengerechtigde. Het fiscale kader wordt behoorlijk beperkt Tot voor kort ging dit fiscale kader uit van 35 jaar pensioenopbouw op eindloonbasis, tegen een opbouwpercentage van 2% per jaar, resulterend in een pensioenaanspraak van 70% van het laatst verdiende salaris ingaand op 65-jarige leeftijd. In verband met de gestegen levensverwachtingen en het huidige begrotingstekort, gaat de overheid vanaf 1 januari 2014 uit van 37 jaar pensioenopbouw tegen een opbouwpercentage van 1,9%, met een pensioen van 70% van het laatst verdiende salaris op 67 jaar. Het kabinet wil dit vanaf 1 januari 2015 nog verder beperken naar een pensioen ingaand op 67 jaar op basis van 75% van het gemiddelde salaris op te bouwen in 40 jaar.
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.
70 De Pensioenwereld in 2014
Sancties bij overschrijding Het niet tijdig verwerken van deze pensioenwijzigingen leidt tot risico’s, omdat het totale pensioen dan te hoog kan worden. Voor de pensioenuitvoerder (het pensioenfonds) is de maximale sanctie dan 72% heffing over de marktwaarde van het pensioen tot dan toe opgebouwd. Daarnaast worden werkgever en werknemer geconfronteerd met niet-aftrekbaarheid van toekomstige premies/ opbouw, hetgeen voor hen tot extra lasten leidt. De hiervoor genoemde sanctie is de ‘officiële leer’ die de Belastingdienst hanteert vanuit de wetsystematiek. Recent is echter een rechtbankuitspraak verschenen, waarbij de sanctie van 72% heffing enkel is toegepast over het bovenmatige deel van de aanspraak1. In deze zaak was een pensioenregeling te laat aangepast aan het Witteveenkader in 2004 en heeft de rechtbank de sanctie van 72% heffing niet toegepast op de volledige pensioenaanspraak, maar enkel over het deel dat te veel was opgebouwd. De Belastingdienst is niet in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. In de plaats daarvan heeft de staatssecretaris van Financiën bekend gemaakt dit een bijzondere zaak betrof en dat de uitspraak niet als uitgangspunt genomen kan worden voor de uitleg van de fiscale regels. Hierin bevestigt hij dat de ‘officiële leer’ vanuit de Belastingdienst nog steeds geldt; de fiscale sancties is aldus nog steeds 72% van de marktwaarde van het gehele pensioen.
“Het niet tijdig verwerken van deze pensioenwijzigingen leidt tot risico’s.”
1
Uitspraak rechtbank Gelderland van 5 november 2013, AWB 11/3084 en AWB 11/3085.
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.
Pensioenregeling 71
Wat is er reeds gewijzigd? Pensioenwijzigingen 2014 Met ingang van 2014 gaat de pensioenrichtleeftijd omhoog naar 67 jaar en gaan de opbouwpercentages met 0,1 omlaag naar 1,9 voor eindloon- en 2,15 voor middelloonsituaties. Deze opbouw is inclusief de inbouw van AOW. Gelijktijdig met de verlaging van de pensioenopbouw wordt de AOW-leeftijd tot 2021 stapsgewijs verhoogd naar 67 jaar en daarna zal de AOW-leeftijd verder stijgen op basis van de levensverwachtingen. Deze verhogingen leiden tot een langere opbouwperiode en een kortere uitkeringsduur. Nieuw staffelbesluit voor beschikbare-premieregelingen Bij beschikbare-premieregelingen wordt het jaarlijkse opbouwpercentage omgerekend in percentages van het salaris. Hiervoor geldt het zogenoemde staffelbesluit waarin de maximale premiepercentages staan vermeld. Begin 2013 is er een nieuw staffelbesluit verschenen2, waarin de premies in overeenstemming met bovenstaande wijzigingen zijn verlaagd. Deze staffels gaan uit van een maximale opbouw in 37 jaar (dit was 35 jaar) met een opbouw per dienstjaar van 2,15% op middelloonbasis (dit was 2,25%). Het nieuwe besluit is bovendien gebaseerd op netto-staffels, die geen opslag voor kosten en ook geen opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid meer bevatten. Er zijn ook bruto-staffels waarin op forfaitaire wijze rekening wordt gehouden met een kostenopslag en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (verondersteld op respectievelijk 10% en 8%). Aangezien de werkelijke kosten in de praktijk vaak lager waren dan deze percentages, was er bij een brutostaffel vaak extra ruimte voor pensioenopbouw. De overgang naar de nettostaffel leidt dus tot een verdere verlaging van pensioenopbouw bij beschikbarepremieregelingen. Uiterlijk vanaf 1 januari 2015 moeten alle beschikbare-premieregelingen uitgaan van de nieuwe netto-staffels. Partijen die tot 1 januari 2015 gebruik willen blijven maken van bruto-staffels, moeten in verband met de verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar hun staffels wel per 1 januari 2014 aanpassen.
2
Besluit van 12 februari 2013, nr. BLKB2013/43M.
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.
72 De Pensioenwereld in 2014
Wat gaat er nog wijzigen? De wetsvoorstellen inzake de pensioenwijzigingen voor 2015 zijn in oktober 2013 zeer kritisch door de Eerste Kamer ontvangen. Omdat doorzetten van de behandeling zou kunnen leiden tot verwerping zijn de wetsvoorstellen aangehouden en is de staatssecretaris van Financiën teruggegaan naar het kabinet. Hetzelfde geldt voor de wijzigingen die de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wilde doorvoeren met betrekking tot het nieuwe FTK. Het kabinet heeft daarop met oppositiepartijen afspraken gemaakt in het zogenoemde pensioenakkoord. De resultaten hiervan zijn op 18 december 2013 bekend gemaakt. Pensioenwijzigingen 2015 Op basis van het pensioenakkoord worden de pensioenwijzigingen voor 2015 gebaseerd op een pensioen ingaand op 67-jarige leeftijd op basis van 75% van het gemiddelde salaris op te bouwen in 40 jaar. De opbouwpercentages worden hierdoor verder verlaagd. Het akkoord behelst: • Verdere verlaging van de maximale fiscale opbouwpercentage naar 1,875% voor middelloonpensioen met ingang van 2015. Voor eindloonpensioen zal het opbouwpercentage naar verwachting verlaagd worden tot 1,65% per jaar. De premietabellen voor beschikbare-premieregelingen worden eveneens verder verlaagd. • Vanaf 2015 vervalt de mogelijkheid om (vrijgesteld) pensioen op te bouwen over lonen boven EUR 100.000 per jaar. Op basis van het pensioenakkoord wordt het eerdere separate wetsvoorstel inzake pensioenexcedentregelingen ingetrokken. In de plaats hiervan zal voor personen met een inkomen van meer dan EUR 100.000 de mogelijkheid worden gecreëerd om van het netto inkomen in box 3 belastingvrij te sparen voor de oudedag. Aldus blijft er voor personen met hogere inkomens de moge lijkheid om fiscaal vriendelijk te sparen voor de oudedag. Omdat er gespaard wordt van netto inkomen, worden de uitkeringen zelf niet belast terwijl de waarde van het pensioentegoed zal worden vrijgesteld in box 3.
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.
Pensioenregeling 73
De versoberingen in de pensioenopbouw moeten leiden tot daadwerkelijke verlaging van de pensioenpremies. Hiervoor zijn in het pensioenakkoord een aantal waarborgen opgenomen. De Nederlandsche Bank zal toezicht houden op de naleving van deze waarborgen. Financieel toetsingskader De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in oktober 2013 nieuwe wetgeving aangekondigd inzake één nieuw FTK, met de voordelen van zowel het ‘nominale’ als het ‘reële’ pensioenmodel3. De streefdatum voor deze aanpassing lijkt nog steeds 1 januari 2015 te zijn. Eerder konden partijen reageren op een concept voor een nieuw FTK, waarbij gekozen kon worden tussen een nominaal en reëel pensioencontract. Bij de consultatie bleek echter dat er een breed draagvlak bestaat voor één FTK zonder keuzemogelijkheid tussen twee contracten. De belangrijkste elementen van de nieuwe tussenvariant zijn: • Toepassing van een spreidingsmethodiek van tien jaar voor financiële schokken. Hiermee wordt voorkomen dat gepensioneerden abrupt worden gekort. • Een pensioenfonds moet vooraf aan de deelnemers duidelijk maken op welke wijze eventuele kortingen worden doorgevoerd. • Het introduceren van duidelijke en eerlijke verdeelregels rond indexatie, zodat de buffer eerlijk over jong en oud wordt verdeeld. • Een stabiele kostendekkende premie, hetgeen van belang is voor stabiele koopkracht en loonkosten. • Robuuste sturingselementen, waarbij de afhankelijkheid van dagkoersen op financiële markten vermindert. Het is nog niet duidelijk hoe deze wijzigingen zullen worden ingebed in het Witteveenkader en wat daarvan de fiscale consequenties zullen zijn.
3
Bron: website Rijksoverheid, oktober 2013 (www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/10/01/klijnsma-naar-een-stabiel-model-voor-ons-toekomstig-pensioen.html).
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.
74 De Pensioenwereld in 2014
Hoe gaan pensioenfondsen om met de wijzigingen in 2014? Bovenstaande recente en verwachte wijzigingen tonen dat er veel op fiscaal pensioengebied verandert. Pensioenfondsen blijken goed op de hoogte van de wijzigingen per 1 januari 2014 en zijn zich over het algemeen bewust van de risico’s van het niet tijdig verwerken van pensioenwijzigingen. Gezien de mogelijke fiscale sancties is het van groot belang dat een pensioenregeling tijdig en correct wordt aangepast. Check of de pensioenregeling kwalificeert Uit KPMG-onderzoek blijkt dat een ruime meerderheid van de onderzochte pensioenfondsen verwacht de pensioenwijzigingen tijdig te kunnen verwerken. Om fiscale sancties te voorkomen is het echter tevens belangrijk dat het pensioenreglement, de pensioenuitvoerder en de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemer voldoen aan alle fiscale regels. Om op dit punt zekerheid te krijgen is het aan te bevelen om een fiscale check uit te laten voeren. In de praktijk blijkt dat de meeste pensioenfondsen hun pensioenregeling niet laten checken door de Belastingdienst of een fiscalist. Vanwege de fiscale risico’s en de verantwoordelijkheid van bestuurders van pensioenfondsen lijkt het verstandig om een pensioenregeling (tevens) te laten controleren door een pensioenfiscalist of te verzoeken om goedkeuring van de Belastingdienst of aanwijzing door het ministerie van Financiën.
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.
Pensioenregeling 75
“Gezien de mogelijke fiscale sancties is het van groot belang dat een pensioenregeling tijdig en correct wordt aangepast.”
Wanneer wijzigen? De pensioenregelingen dienen tijdig en correct te zijn aangepast aan het fiscale kader per 1 januari 2014. Het is daarbij overigens ook mogelijk om de pensioenleeftijd ongewijzigd te laten op 65 jaar en enkel het opbouw percentage overeenkomstig te verlagen. Uit KPMG-onderzoek blijkt dat een ruime minderheid van de pensioenfondsen de regeling per 1 januari 2014 aanpast naar 67 jaar, terwijl andere pensioenfondsen de pensioeningangsdatum ongewijzigd houden op 65 jaar of de pensioenwijzigingen voor zover mogelijk pas op een later moment verwerken. Daarbij speelt zeker ook mee dat pensioenregelingen in 2014 waarschijnlijk opnieuw moeten worden aangepast in verband met de pensioenwijzigingen in 2015.
© 2013 KPMG Advisory N.V. Alle rechten voorbehouden.