16
152 De Pensioenwereld in 2015
© 2014 KPMG Advisory N.V
Ontwikkelingen in de pensioenmarkt 153
Pensioenproducten standaardiseren, gedegen vergelijking blijft noodzakelijk Auteurs: Olivier Roodenburg en Marcel Schep
Het pensioenlandschap blijft flink in beweging. Belangrijke factoren die nu spelen zijn onder meer een verdere fiscale inperking van pensioenopbouw, een aanhoudend lage marktrente en de implementatie van Solvency II voor verzekeraars. De combinatie van deze factoren leidt tot een verdere standaardisering van pensioenproducten bij verzekeraars. Dat maakt het aanbod overzichtelijker en eenvoudiger. Toch is het nog steeds zaak om de aanbiedingen met verstand van zaken te blijven beoordelen want de (onderhuidse) verschillen kunnen levensgroot zijn.
Een fundamentele herziening van het Nederlandse pensioenstelsel heeft het uiteindelijk politiek niet gered, maar dat neemt niet weg dat er sprake is van een groot aantal wijzigingen in de pensioenwereld. De hoofdlijnen daarvan zijn waarschijnlijk bekend. Zo is er sprake van een stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar en is de (fiscale) pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2014 verhoogd naar 67 jaar. Het gevolg is onder meer dat de opbouwpercentages neerwaarts zijn aangepast. Verder worden per 1 januari 2015 de maximale opbouwpercentages nogmaals verlaagd en wordt de maximale pensioenopbouw onder het zogeheten Witteveenkader beperkt tot een pensioengevend salaris van € 100.0001. De rode draad in de wijzigingen is dat er sprake is van een versobering van de fiscale mogelijkheden voor pensioenopbouw. Dit moet leiden tot extra opbrengsten voor de rijksbegroting, aangezien de fiscale aftrekposten verminderen. De besparing voor de schatkist is vanaf 2015 structureel begroot op € 1,5 miljard en in 2017 hoopt het kabinet zelfs eenmalig € 3 miljard binnen te halen. Het is echter maar sterk de vraag of dat een realistische doelstelling 1
KPMG heeft in oktober 2014 een onderzoek uitgevoerd onder 91 pensioenfondsen; de uitkomsten hiervan zijn in de bijlagen van deze Pensioenwereld opgenomen (KPMG-onderzoek 2014). Uit dit onderzoek blijkt dat 73% van de bestuurders heeft aangegeven dat hun pensioenfonds geen nettopensioen gaat aanbieden.
© 2014 KPMG Advisory N.V
154 De Pensioenwereld in 2015
is – deskundigen hebben daar ook op gewezen – onder meer vanwege de aanhoudend lagere rente op de kapitaalmarkt. Een lage rente betekent immers dat er een relatief hoge premie nodig is om een uitkering op termijn in te kopen, en daarmee blijft de aftrekpost vooralsnog ook op een hoog niveau. Bovendien worden de eisen aan pensioenfondsen opgeschroefd: nieuwe weten regelgeving leidt daar tot hogere buffervorming. Ook dat leidt onvermijdelijk tot hogere premies en daarmee tot relatief geringe extra opbrengsten voor de schatkist.
Alert zijn op wijzigingen Elke organisatie die te maken heeft met pensioenregelingen staat voor de taak om adequaat te reageren op de veelheid aan wijzigingen. Andere artikelen in deze uitgave van De Pensioenwereld gaan in op specifieke onderdelen daarvan. Op afstand bekeken lijkt het voor ondernemingen die het pensioen voor hun werknemers inkopen bij een verzekeraar alleen maar eenvoudiger te worden. Er is sprake van een standaardisering van pensioenproducten waardoor de keuzemogelijkheden kleiner worden. De defined benefit-regeling – met gegarandeerde uitkeringen – lijkt uit te sterven en plaats te maken voor de defined contribution-regeling waarbij de ingelegde premies vaststaan en er geen garanties op de pensioenuitkeringen worden gedaan. Deze standaardisering is niet alleen ingegeven door de fiscale inperking maar ook door andere factoren, zoals de wens van ondernemingen om hun risico’s te beperken, de noodzaak bij verzekeraars om hun kosten terug te brengen, de opkomst van nieuwe aanbieders die niet gehinderd worden door een complexe administratiestructuur uit het verleden en de komst van Solvency II. Dit nieuwe toezichtkader stelt hoge eisen aan de (informatie) systemen van verzekeraars en zij zijn voor een goede implementatie dan ook zeer gebaat bij een versimpeling en standaardisering van hun producten. De versimpeling uit zich ook in de opkomst van premiepensioeninstellingen (PPI’s) waarvan er inmiddels twaalf zijn, waaronder van een aantal nieuwe aanbieders, die zorgen voor meer concurrentie en druk op de premies en tarieven. Standaardisering van pensioenregelingen is overigens ook gaande bij pensioenfondsen, mede ingegeven door de noodzaak regelingen aan te passen in lijn met de gewijzigde fiscale kaders en het liquideren dan wel fuseren van pensioenfondsen.
© 2014 KPMG Advisory N.V
Ontwikkelingen in de pensioenmarkt 155
Voor nieuwe pensioencontracten wordt de dominante vorm van pensioenproducten bij verzekeraars meer en meer de defined contributionregeling. Bij deze vorm ligt het risico bij de werknemer en bestaan er geen garanties op de hoogte van de pensioenuitkering. Dit product wordt in de praktijk vaak aangeboden met een life-cycle concept. De essentie van een lifecycle is dat de beleggingsmix van de premies in de loop van de tijd verandert: op jonge leeftijd is er nog sprake van een tamelijk agressieve mix van beleggingscategorieën – de beleggingshorizon is immers lang – en op hogere leeftijd, dichter bij het moment van pensioneren, wordt deze mix defensiever aangezien het moment van de uitkering dichterbij komt.
“Elke organisatie die te maken heeft met pensioenregelingen staat voor de taak om adequaat te reageren op de veelheid aan wijzigingen.” Er lijkt voor ondernemingen dan ook een overzichtelijke keuze in producten te ontstaan, maar dat neemt niet weg dat de vergelijking tussen de aanbiedingen van verschillende verzekeraars of PPI’s niet altijd eenvoudig is te maken omdat er op tal van onderdelen nog wel verschillen zijn en ook omdat de wijze van informatieverstrekking per aanbieder verschilt. Het is zaak om scherp te onderhandelen over de voorwaarden en daarvoor is goed inzicht in de verschillen belangrijk. Een van de relevante zaken is daarbij de Total Expense Ratio oftewel de jaarlijkse fondskosten die verzekeraars in rekening brengen. Relatief kleine verschillen in de fondskosten kunnen al een significant verschil veroorzaken in de hoogte van het uiteindelijke pensioen. Een werkgever die hier scherp over onderhandelt, kan van grote waarde zijn voor de deelnemers. Een verschil in fondskosten van 0,25 procentpunt kan al een verschil opleveren van ruim 5 procentpunt op het totaal op te bouwen spaarkapitaal en daarmee op de pensioenuitkering. Naast de fondskosten zijn er andere belangrijke verschillen, zoals het profiel van de life-cycle beleggingsmix. De uiteindelijke beleggingsresultaten kunnen nog steeds aanzienlijk verschillen per life-cycle van de diverse aanbieders. Een goed inzicht in de onderliggende beleggingsrisico’s is dan ook belangrijk. Verder zijn © 2014 KPMG Advisory N.V
156 De Pensioenwereld in 2015
ook de tarieven voor de aan de pensioenopbouw gekoppelde verzekeringen, zoals die voor het nabestaandenpensioen, niet gelijk. De serviceniveaus van de verschillende aanbieders kunnen ook aanzienlijk van elkaar verschillen. Juist dit is nu een onderdeel waarop een aanbieder zich in de toekomst – wanneer de producten meer en meer op elkaar gaan lijken – nadrukkelijk kan onderscheiden. De verschuiving naar defined contribution vraagt eens te meer om een zeer duidelijke communicatie richting deelnemers, omdat deze met meer risico’s worden geconfronteerd en keuzes moeten maken. In de praktijk blijkt dat het overgrote deel van de deelnemers als beleggingsmix een life-cycle kiest. Uit meerdere onderzoeken blijkt echter ook dat de kwaliteit en de kosten van de life-cycle per aanbieder aanzienlijk kunnen verschillen. Dit is dan ook een belangrijk aspect om mee te nemen bij het selecteren van een verzekeraar. Ook zal elke deelnemer op de pensioendatum een keuze moeten maken voor het aankopen van een levenslang pensioen. Het blijkt dat hierin ook nog grote verschillen aanwezig kunnen zijn tussen de aanbieders (oplopend tot wel 5% - 10% op de uiteindelijke pensioenuitkering). Niet alle deelnemers zijn hier voldoende van op de hoogte en lopen het risico een ongunstige uitvoerder te selecteren. Advies Het is van groot belang dat werkgevers zich laten ondersteunen door een specialist. In dit kader is het relevant dat de rol van de tussenpersoon sterk is veranderd. De introductie van het provisieverbod betekent dat zij niet langer provisies van de verzekeraar ontvangen over de producten die ze verkopen, maar dat ze hun waarde moeten tonen voor hun klant en dat in een fee moeten doorberekenen. Het beoogde effect is dat de betere tussenpersonen overblijven in de markt, mede als gevolg van hoge eisen die gesteld worden aan de deskundigheid. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) neemt dat zeer serieus en heeft in 2014 meerdere financiële ondernemingen onderzocht – variërend van een kleinschalig advieskantoor tot een full-service huisvolmachtkantoor, een bank, twee verzekeraars en een callcenter – om te beoordelen of zij de nieuwe vakbekwaamheidseisen goed hebben ingebed in hun bedrijfsvoering.
© 2014 KPMG Advisory N.V
Ontwikkelingen in de pensioenmarkt 157
Conclusie Het aanbod van pensioenproducten standaardiseert onder invloed van onder meer nieuwe wet- en regelgeving. Dat maakt het voor ondernemingen eenvoudiger om de juiste keuzes te maken. Toch blijft het van belang om scherp inzicht te krijgen in de verschillen. Daarbij hoort ook inzicht in onder meer risico’s, kostenprojecties, serviceniveaus en andere zaken die van belang zijn voor een goede afweging. Een onafhankelijk en deskundig advies levert daarbij vaak niet alleen veel geld op, maar helpt ook om onplezierige verrassingen te voorkomen.
“Er lijkt voor ondernemingen een overzichtelijke keuze in producten te ontstaan, maar dat neemt niet weg dat de vergelijking tussen de aanbieding van verschillende verzekeraars of PPI’s niet altijd eenvoudig te maken is.”
© 2014 KPMG Advisory N.V