13
124 De Pensioenwereld in 2015
© 2014 KPMG Advisory N.V
Verslaggeving & communicatie 125
Meer consistentie nodig in verslaggeving premiepensioeninstellingen Auteurs: Frans Glorie en Kees Voorburg
Op 1 januari 2011 is de premiepensioeninstelling (PPI) als nieuwe entiteit voor de uitvoering van pensioenregelingen ontstaan vanuit de Wet introductie premiepensioeninstellingen. Een van de vraagstukken die daarbij is ontstaan is welke richtlijnen PPI’s dienen te volgen ten aanzien van de jaarverslaggeving. Die van een pensioenfonds of die van een beleggingsinstelling? Een inventarisatie van de huidige praktijk legt bloot dat er meer consistentie nodig is. Op dit moment heeft De Nederlandsche Bank (DNB) twaalf entiteiten een vergunning verstrekt om als PPI te fungeren. Zo’n PPI voert beschikbarepremieregelingen uit van de (voormalig) werknemers van aangesloten werkgevers. De PPI mag wettelijk geen biometrische risico’s dragen (zoals langlevenrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico) en besteedt derhalve diverse risico’s en bijbehorende activiteiten uit aan derden. Hierbij ligt het vermogensbeheer van de premiekapitalen bij een vermogensbeheerder en liggen aanvullende risico’s, zoals het overlijdensrisico voor nabestaanden en arbeidsongeschiktheid, bij een verzekeraar. De PPI heeft met name een administratiefunctie. In de operationele activiteiten zien de financiële stromen er als volgt uit. De werkgever betaalt op basis van de pensioenovereenkomst, tussen hem en de werknemers, premies aan de PPI. Deze premies bestaan uit pensioenpremies voor ouderdomspensioen en eventuele verzekeringspremies om de aanvullende risico’s voor de werknemer te verzekeren. De PPI stort deze kapitalen door naar de vermogensbeheerder (ouderdomspensioen) en verzekeraars (overige verzekeringsvormen). Naast de premies betaalt de werkgever een (periodieke) administratievergoeding en een kostenvergoeding bij incidentele activiteiten aan de PPI. De deelnemer betaalt over het belegd pensioenkapitaal een vermogensbeheerfee aan de vermogensbeheerder. © 2014 KPMG Advisory N.V
126 De Pensioenwereld in 2015
Inventarisatie jaarrekeningen Welke eisen gelden er voor de jaarverslaggeving van een PPI? De richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) zijn nog onduidelijk en DNB doet voor haar rapportages nog periodiek aanpassingen. De kaders voor de verslaggeving zijn dan ook nog niet helemaal helder. In onze inventarisatie hebben wij gebruikgemaakt van de tien beschikbare jaarrekeningen over het boekjaar 2013 van PPI’s, zoals beschikbaar bij de Kamer van Koophandel. Voor de consistentie zijn twee jaarrekeningen niet meegenomen in het onderzoek. Van één jaarrekening was alleen de beperkte deponeringsversie beschikbaar. Een andere jaarrekening was van een PPI die in 2013 nog geen activiteiten had opgestart. De tabel op de volgende pagina biedt op een aantal belangrijke aspecten inzicht in de verslaggeving van de resterende acht PPI’s en roept direct een aantal vragen op. De meeste PPI’s gebruiken het Burgerlijk Wetboek Boek 2 Titel 9 (BW 2 Titel 9) met als invulling de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) als grondslag. De invulling daarvan verschilt echter, wat enkele vragen oproept: • Kan de PPI vrijstellingen toepassen op grond van groottecriteria uit het Burgerlijk Wetboek?; • Dient het beleggingsbeleid te worden toegelicht?; • Dient de uitvoering van het beleggingsbeleid te worden toegelicht met rendementen?; • Dienen de beleggingen voor risico deelnemer nu wel of niet in de balans te worden opgenomen en met welke toelichting?; • Dient een kasstroomoverzicht opgenomen te worden en zo ja, op basis van de directe of de indirecte methode?; • Is een risicoparagraaf van belang om op te nemen en zo ja, waar dient deze opgenomen te worden en met welke risico’s minimaal?; • Is een toelichting op de pensioenregeling vereist en zo ja, hoe uitgebreid?; • Is RJ 610 voor pensioenfondsen of RJ 615 voor beleggingsinstellingen de basis voor de verslaggeving?; • Is de belangrijkste activiteit van een PPI nu de uitvoering van een pensioenregeling of is dat het beheer van de beleggingen van deelnemers vanuit hun pensioenregeling?
© 2014 KPMG Advisory N.V
Verslaggeving & communicatie 127
A
B
C
D
E
F
G
H
Rechtsvorm
BV
NV
NV
NV
BV
Stichting
Stichting
Stichting
BW 2 Titel 9 als accountinggrondslag
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Beleggingen op balans
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Kasstroomoverzicht in jaarrekening
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Direct/Indirect kasstroomoverzicht
Indirect
Indirect
Indirect
Indirect
Direct
NVT
NVT
Direct
Risicoparagraaf
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Vennootschapsbelastingplichtig
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Kwalitatieve toelichting beleggingsbeleid
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja
Opname namen individuele beleggingsfondsen
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
Kwantitatieve toelichting beleggingsrendementen
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Kwalitatieve toelichting beleggingsrendementen
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Controleverklaring opgenomen
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Toelichting verwerking sterfterisico*
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Koersrisico voor PPI**
Ja
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Toelichting op de pensioenregeling
Beperkt
Beperkt
Beperkt
Nee
Nee
Beperkt
Beperkt
Ja
Verbonden partijen
Ja
Ja
Ja
Ja
Beperkt
Ja
Ja
Ja
Inzichten in de kosten per deelnemer
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
* Het sterfterisico betreft het risico dat een deelnemer voor pensioneringsdatum overlijdt zonder nabestaanden. ** Het koersrisico is het verschil tussen de waarde van beleggingen op het moment van inleg bij de PPI en het daadwerkelijke moment van inkoop van de beleggingen.
Figuur 1: Inventarisatie (verschillen in) verslaggeving van PPI’s
Overall is sprake van veel onduidelijkheid en veel vragen over de verslaggeving. Gesprekken met diverse besturen van PPI’s en accountants maken duidelijk dat het kwalificeren van PPI’s als een pensioenfonds of beleggingsinstelling geen gemakkelijke keuze is. Ook vanuit de Raad voor de Jaarverslaggeving is tot op heden hierover nog geen duidelijkheid gekomen. © 2014 KPMG Advisory N.V
128 De Pensioenwereld in 2015
Belangen van gebruikers Er is een aantal belangrijke thema’s voor pensioenfondsen en beleggingsfondsen met betrekking tot de jaarrekening en het bijbehorende bestuursverslag. Te denken valt aan kostentransparantie, inzicht in de risico’s, toekomstverwachtingen voor het pensioenfonds en bijbehorende hoogte van de (toekomstige) pensioenen, wijzigingen in pensioenregelingen, het beleggingsbeleid, soorten beleggingen en de bijbehorende beleggingsrendementen. De vraag is of deze thema’s ook van toepassing zijn op PPI’s. Een belangrijk punt in de afwegingen inzake de jaarrekening is uiteraard het perspectief van de gebruiker van de jaarrekening. Het gaat hier om diverse groepen betrokkenen zoals actieve deelnemers en slapers, nabestaanden van deelnemers, de werkgevers van de aangesloten deelnemers, het bestuur, de uitbestedingspartners van de PPI, aandeelhouders of oprichters en interne en externe toezichthouders. Deelnemers en nabestaanden De eerste belanghebbenden zijn de actieve deelnemers, slapers en hun eventuele nabestaanden. Hun belang is om bij pensionering het maximale kapitaal te hebben, om daarmee een maximaal pensioen in te kopen bij een verzekeraar. Dit alles wel tegen een beperkt risico. Voor de deelnemer betekent dit dat de beleggingsrendementen optimaal dienen te zijn. Het beleggingsbeleid en het bijbehorende beleggingsrisico zijn van significant belang voor de deelnemer. Dit beleid dient prudent te zijn en niet over de gehele looptijd van de opbouw van het pensioenkapitaal te leiden tot meer risico voor de deelnemer. Hierbij valt te denken aan het beleggen in meer veilige beleggingscategorieën, zoals staatsobligaties in plaats van aandelen bij nadering van de pensioenleeftijd. Voor de deelnemer is het verder van belang inzicht te krijgen in de huidige pensioenkapitalen en welke mogelijke toekomstige pensioenuitkering hiervoor kan worden verkregen bij pensionering. De PPI heeft de verplichting haar (gewezen) deelnemers periodiek te informeren op basis van de Pensioenwet door middel van een Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Het is dan ook te adviseren om in de jaarrekening een toelichting te verstrekken op het beleggingsbeleid, de beleggingsrendementen en de voortgang van de communicatie (UPO’s) met de deelnemers.
© 2014 KPMG Advisory N.V
Verslaggeving & communicatie 129
“Een belangrijk punt in de afwegingen over de jaarrekening is het perspectief van de gebruiker.” Daarnaast is voor de deelnemer van belang dat het kostenniveau zo laag mogelijk is. De kosten voor een deelnemer bestaan uit een administratievergoeding (die gedragen kan worden door de werkgever) en een vermogensbeheerfee (afhankelijk van het beschikbare kapitaal). Dit kostenniveau is, in tegenstelling tot bij een pensioenfonds, niet afhankelijk van de gemaakte kosten door de uitvoerder, maar staat relatief vast. Hierdoor is kostentransparantie een minder groot thema dan bij pensioenfondsen. Het is echter voor het inzicht van de gebruiker wel van belang, omdat dit ook van invloed is op de opbrengstenstructuren van de PPI. Bovendien speelt hier nog een derde belang mee: de continuïteit van de dienstverlening door de PPI. De PPI’s bevinden zich momenteel nog in de opstartfase en zijn zeer actief om meer deelnemers en kapitalen te verkrijgen. Momenteel leidt dit tot verliesgevende activiteiten over het jaar 2013 van de PPI’s, mede doordat het aantal deelnemers en het aanwezige pensioenkapitaal nog (te) beperkt zijn. Bij faillissement van de PPI of beëindiging van de activiteiten kan dit leiden tot een beperktere dan wel geen dienstverlening voor het beheer van het pensioenkapitaal. Dit risico wordt beperkt doordat de aanwezige PPI’s zijn opgericht door financiële dienstverleners in Nederland die vaak zekerheden hebben afgegeven om aan de vermogenseis van DNB te voldoen. De jaarrekening dient inzicht te geven in de huidige financiën en de genomen maatregelen om het eigen vermogen van de PPI te waarborgen. Ook het kasstroomoverzicht draagt bij aan dat inzicht: een direct kasstroomoverzicht verschaft inzicht in de omvang van de activiteiten en in de wijze waarop de omvang van de liquide middelenpositie zich ontwikkelt. Gerelateerd hieraan zijn de inzichten in de risico’s van de PPI. Te denken valt aan het debiteurenrisico, het koersrisico, het sterfterisico, het continuïteitsrisico en operationele risico’s. Voor een deelnemer kan de risicoparagraaf waardevolle informatie bevatten over welke risico’s er zijn en hoe de PPI hiermee omgaat. De inventarisatie leert dat PPI’s beschikken over een risicoanalyse, maar deze niet of nauwelijks doorvertalen naar een risicoparagraaf in de jaarrekening. Het © 2014 KPMG Advisory N.V
130 De Pensioenwereld in 2015
verdient dan ook aanbeveling om de jaarrekening te voorzien van toelichtingen over kapitaalwaarborging, een direct kasstroomoverzicht en een risicoparagraaf. Werkgevers De werkgevers van de deelnemers hebben er belang bij dat gezorgd wordt voor een goed pensioen voor hun werknemers tegen lage kosten en met adequate communicatie. Dit laatste mondt in overeenstemming met de deelnemers uit in een toelichting in de jaarrekening op het beleggingsbeleid en de beleggingsrendementen, de voortgang van de communicatie (UPO’s) richting de deelnemers, inzichten in de risico’s en kapitaalwaarborging. Bestuur Het bestuur van de PPI heeft er belang bij om een adequate verantwoording te kunnen afleggen over het afgelopen boekjaar aan de diverse belanghebbenden. Dit uit zich in het geven van voldoende inzichten over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar, gelopen risico’s en het gekozen beleid om deze risico’s te mitigeren. Uitbestedingspartners Voor de uitbestedingspartners van de PPI is het van belang dat de geleverde dienstverlening kan worden betaald door de PPI, maar ook dat de activiteiten van de PPI voldoende schaalgrootte hebben. De opbrengsten van de leveranciers van de administratieve dienstverlening zijn afhankelijk van de aantallen deelnemers of zijn gebaseerd op een vaste fee. De jaarrekening kan dan ook inzicht geven in deze aantallen en de toekomstige verwachtingen. Daarnaast is het van belang dat de PPI in staat is om aan haar verplichtingen jegens de uitbestedingspartner te blijven voldoen. Dat vraagt om toelichting over de kapitaalwaarborging in de jaarrekening. Aandeelhouders of oprichters Bij alle PPI’s zijn de uitbestede activiteiten of een deel daarvan ook uitbesteed aan zuster- of dochtermaatschappijen van de aandeelhouder of oprichter. Voor de aandeelhouders of oprichters is dan ook de continuïteit van belang, maar ook de bijdrage van de PPI aan de reguliere activiteiten. Indien de totale businesscase niet positief is – in kwantitatieve en kwalitatieve zin – kan een aandeelhouder of oprichter mogelijk besluiten om de activiteiten stop te zetten. Een van de onderzochte PPI’s heeft in haar jaarrekening opgenomen dat zij haar activiteiten afbouwt. Voor de aandeelhouders en de oprichter is het van belang om inzicht © 2014 KPMG Advisory N.V
Verslaggeving & communicatie 131
te krijgen in de resultaten van de PPI en in de mate waarin de activiteiten momenteel of op een redelijke termijn break-even of winstgevend gaan worden. Dit leidt tot de opname van een adequate toekomstverwachting in het jaarverslag. Interne en externe toezichthouders De interne toezichthouders, zoals de Raad van Commissarissen of de Raad van Toezicht, zullen met name op basis van interne documentatie hun oordeel vormen. Zij kunnen echter ook gebruikmaken van de jaarrekening om aanvullende informatie te verkrijgen. Het inzicht in de resultaten en risico’s is dan ook van belang voor hen. De externe toezichthouders zullen eigen informatie vergaren door middel van de Wft-staten of andere informatiebronnen. Zij zullen beperkt of niet gebruikmaken van de jaarrekening. Het is echter wel van belang dat de jaarrekening en de Wft-staten consistent zijn. Het is dan ook zinvol om na te gaan of de door DNB gevraagde in de jaarrekening op te nemen informatie goede aanvullende inzichten kan geven. Conclusie De jaarrekeningen van de diverse PPI’s kennen afwijkende uitgangspunten en interpretaties en dat is ongewenst. Het is dan ook zaak dat bestuurders van PPI’s zorgen voor meer consistentie in de jaarrekeningen. Minimale aspecten zijn daarbij: • het beleggingsbeleid, toepassing hiervan en bijbehorende beleggingsrendementen; • voortgang van de uitgifte van de UPO’s en eventuele andere verplichte pensioencommunicatie; • inzichten in de kosten voor deelnemers; • inzicht in de waarborging van de continuïteit van de PPI; • toelichtingen over de risico’s en het beleid hiervoor; • een direct kasstroomoverzicht; • adequate toelichting op de toekomstverwachtingen van de PPI.
“De kaders voor de verslaggeving zijn dan ook nog niet helemaal helder.” © 2014 KPMG Advisory N.V