4. BESCHIKBAAR STELLEN KREDIET VOOR DE HERINRICHTING VAN DE RAADZAAL (bijl.nr. 20). De heer VAN DER WENDE: Mijnheer de voorzitter. Bij de behandeling van de Kadernota heb ik naar ik meen al aangegeven, dat het hierbij niet om zomaar een gebouw en zomaar een zaaltje in een gebouw gaat. Het gaat naar onze mening letterlijk om het huis van de stad, om één van de belangrijkste zalen in het huis van de stad en ook om een monument, dat voor vele doeleinden wordt gebruikt. Om die reden heb ik destijds al aangegeven dat de raadzaal natuurlijk niet met platina belegd behoeft te worden, maar de nieuwe inrichting wel enig cachet zal moeten hebben. Concreet heb ik daarbij gesteld dat wij niet aan formica tafels en op keukenstoeltjes behoeven te gaan zitten. Er is veel gediscussieerd over de kostenverhogingen die in dit verhaal zitten. Een belangrijke stap in het verhaal was dat op een gegeven moment is besloten niet alleen het raadsgedeelte van de raadzaal aan te pakken, maar de gehele raadzaal, mede om de interactie tussen raad en publiek tijdens raadsvergaderingen beter te doen verlopen en de afstand tussen publiek en raadsleden te verkleinen. Dat heeft geleid tot een ontwerp waarin de zogenaamde Tweede Kamer-opstelling vervat is, het was nog een hele puzzel die opstelling in deze zaal te krijgen, maar wij denken dat het uiteindelijk goed gelukt is. Nog een paar opmerkingen. Het nu gevraagde krediet is wat ons betreft toch wel het matje. Het krediet is enkele malen verhoogd en wij zijn van oordeel, dat het voor dit bedrag nu echt moet. Mochten uiteindelijk nog extra problemen opduiken, dan denken wij voor het dekken van de kosten daarvan toch in eerste instantie aan bezuinigingen en niet aan nog weer een extra krediet. Tenslotte wil ik niet verhelen dat enkele leden van mijn fractie redelijke problemen hebben met de opeenvolgende kostenverhogingen, die in dit verhaal zitten. Met deze kanttekeningen kan mijn fractie met het voorstel akkoord gaan. De heer TEN VEEN: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij in grote trekken bij het verhaal van de heer Van der Wende aansluiten. Wel wil ik nog even gewag maken van het feit dat ook in onze fractie een vrij stevige discussie heeft plaatsgevonden over de vraag in hoeverre het maken van deze kosten geplaatst moet worden in het licht van "is het niet wat overdreven geld uit te geven voor een gezelschap raadsleden en is dat wel een goed voorbeeld voor de bevolking?". Ons antwoord op die vraag is na enige discussie, waarbij bleek dat er met betrekking tot dit punt in onze fractie naast enkele puristen ook enkele rekkelijken waren, uiteindelijk toch een volmondig "ja", dit mede afgezet tegen het totaal van de kosten die voor het laten functioneren van de gemeenteraad moeten worden gemaakt. Over het totale kostenbedrag heeft meermalen discussie plaatsgevonden. Ik heb de indruk dat een deel van die discussie gevoerd is
respectievelijk is opgeroepen door het feit, dat in de aanvang een bedrag is genoemd dat - ik zeg het nu maar plastisch - nergens op sloeg, waarbij werd gezegd: daarvoor moet je het doen. Achteraf is gebleken dat het voor het destijds genoemde bedrag absoluut niet op een verantwoorde manier kan en vervolgens kregen we allerlei verhalen te horen in de zin van "het wordt alleen maar duurder". Mijn advies is: noem in het vervolg pas een bedrag nadat alles goed is bekeken en duidelijk is voor ongeveer welk bedrag iets voor elkaar is te krijgen. De heer VOS: Mijnheer de voorzitter. Het was in 1985 dat ik bij de ingebruikname van deze zaal een boekje mocht ontvangen met de aardige titel "Hersteld stadhuis". Ik zeg "een aardige titel" omdat de woorden "Hersteld stadhuis" een dubbele betekenis hebben. Allereerst sloeg deze titel op het feit dat het stadhuis hersteld ofwel gerestaureerd was, waarmee toen een bedrag van ƒ 24 miljoen was gemoeid. In de eerste plaats was het gebouw dus in oude glorie hersteld en ten tweede sloeg de titel op het feit, dat het stadhuis de functie stadhuis terug kreeg. Dit gebouw heeft van 1544 tot 1976 als stadhuis gediend, in 1976 dacht men daaraan een eind te moeten maken, maar in het begin van de jaren '80 is men van die dwaling teruggekomen en heeft men besloten niet alleen het gebouw te restaureren, maar ook de functie van stadhuis terug te brengen. Dat waren mooie en heuglijke tijden, waarvan wij hebben genoten. Vandaag zijn wij er redelijk ontgoocheld over dat wij alweer, na een beperkt aantal jaren. moeten spreken over de inrichting ofwel herinrichting van deze raadzaal. Door de vorige sprekers zijn hierover ook al opmerkingen gemaakt. Het gaat met name - daarover zijn in de raad verschillende meningen - over het niveau van de herinrichting en de vraag wat deze herinrichting al dan niet mag kosten. Ook wij hebben hierover nagedacht, het was niet gemakkelijk, maar wij hebben ons opnieuw laten leiden door de geschiedenis van dit gebouw. Ik neem u even mee terug naar de tijd waarin een ruimte in het stadhuis ook als raadzaal werd gebruikt. De raadzaal was toen niet zoals nu op de eerste verdieping, maar beneden en de raadzaal was toen overigens ook getooid met een heel andere naam dan nu. De ontvangstzaal beneden heette "de grote gemene zaal" en dat geeft ons ook weer reden tot nadenken als wij bedenken wat het woord "gemeen" allemaal kan betekenen. Het woord "gemeen" heeft een reeks van betekenissen, ik heb er slechts een drietal uitgehaald om te bekijken welk niveau een raadzaal zou mogen hebben. Allereerst heeft "gemeen" de betekenis "algemeen en publiek". Dat wil dus zeggen dat de raadzaal niet was en ook niet is bestemd voor een beperkt groepje raadsleden, voor het bestuur van deze stad, maar deze ruimte een algemene publieke zaal is van de hele stad en alle Dordtenaren. Zo is het eeuwen geweest en zo is het nog steeds. Dat geeft het niveau aan. De tweede betekenis die ik er heb uitgehaald is de betekenis "gewoon of alledaags". In de termen "de gemene man", "Jan met de pet" en
"Jan Splinter", een wat moderner benaming, komen wij deze betekenis tegen. Deze betekenis geeft het lagere niveau aan, je kunt ook kiezen voor het gewone, het alledaagse. Je moet je alleen afvragen of dat past bij dit gebouw met deze geschiedenis en deze allure. Ten derde kan "gemeen" - ik wil nog een stapje verder gaan - minderwaardig, gering en slecht in zijn soort betekenen. Het is vandaag bijvoorbeeld gemeen weer. Dat niveau kun je ook kiezen, maar al filosoferend kiest mijn fractie ervoor deze raadzaal weer een echte grote gemene zaal te laten worden en kiezen wij opnieuw voor het bedrag dat hiervoor staat. Dit overigens in de hoop en ook de stellige verwachting dat, gezien het plan dat nu voor ligt, niemand van degenen die nu in de raad zitten ooit nog eens behoeft mee te maken dat opnieuw over de herinrichting van deze raadzaal gepraat zal moeten worden. Mevrouw RUISCH: Mijnheer de voorzitter. Ook de fractie van GroenLinks is van mening dat de raadzaal aanpassing behoeft, maar onze voorkeur gaat uit naar een soberder aanpassing die vooral gericht is op een betere functionaliteit van deze zaal. Deze voorkeur is ook tot uitdrukking gekomen in het feit dat wij met de eerste plannen wel akkoord zijn gegaan, maar met het stijgen van de bedragen kregen wij grotere bedenkingen tegen het plan en dat heeft ons ertoe gebracht tegen de nu voorliggende luxe uitvoering te zijn. Bovendien speelt voor ons op dit moment dat wij er niet gerust op zijn, dat het bij het bedrag van ƒ 895.000,- zal blijven, maar dat zullen wij moeten afwachten. Tenslotte wil ik nog een opmerking over het voorliggende voorstel maken. In de laatste alinea zouden wij graag wat genuanceerder geformuleerd willen zien dat de commissie ABA voor dit voorstel is, want naast GroenLinks hebben in de commissie ABA ook enkele andere partijen tegen het voorstel geageerd. Op grond van de hiervoor door mij genoemde argumenten kunnen wij niet met dit voorstel instemmen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Even terug naar de argumenten voor het besluiten tot herinrichting van de raadzaal, met name een betere interactie tussen alle soorten aanwezigen, een betere communicatie tussen college, raad, pers en publiek. De heer Schouw, voormalig wethouder, bevestigde dat in een vergadering van de commissie ABA in 1997 ook nog eens met de woorden: "De huidige inrichting van de raadzaal maakt dat deze niet goed als multifunctionele ruimte is te gebruiken." Verbetering van de verlichting en van de geluidsinstallatie waren belangrijke elementen die zouden moeten worden gerealiseerd, maar voor ons was het van het begin af aan de vraag of daartoe de hele raadzaal zou moeten worden verbouwd en ook nieuw meubilair zou moeten worden aangeschaft of dat wellicht met enkele aanpassingen zou kunnen worden volstaan.
Vervolgens werd een wedstrijd uitgeschreven waaruit verrassende ontwerpen naar voren kwamen en om meteen aan een verbetering van de communicatie met het publiek te werken, vroeg het college ook om een publieksoordeel met de volgende argumentatie: wij willen graag weten welk oordeel het publiek heeft, wij willen inzicht krijgen in de gevoelens die de ontwerpen bij de burgers oproepen. Vervolgens werd echter besloten dat het publieksoordeel zou worden genegeerd. Immers, het publiek koos in meerderheid voor het ontwerp van Jan Ozinski en slechts een kwart voor het ontwerp van Van Egeraat. Alle ontwerpen waren vatbaar voor uitvoering en alle ontwerpen zouden met enige aanpassingen voldoen, maar er waren nu eenmaal geen compromissen mogelijk. Vervolgens werd het ontwerp van Van Egeraat grondig gewijzigd en in plaats van voor een ronde tafel werd gekozen voor een Tweede-Kameropstelling, waardoor het grootste deel van de raadsleden straks tegen de ruggen van hun collega's aan zullen kijken. Dat is niet echt bevorderlijk voor een betere interactie, zo is in ieder geval onze verwachting. Aan een belangrijke voorwaarde, namelijk verplaatsbaarheid van tafels en stoelen, is niet voldaan. Het programma van eisen luidt echter: "De nieuwe vergadertafels dienen verplaatsbaar en demontabel te zijn teneinde andere opstellingen mogelijk te maken." Daarmee komt ook de functie van conferentielocatie in gevaar, waarbij de afdeling voorlichting opmerkt dat het stadhuis naast Postiljon de enige locatie in Dordrecht is waar congressen met sub-bijeenkomsten kunnen worden gehouden. Ook aan een ander aspect dat door de afdeling voorlichting werd genoemd, namelijk de klimaatbeheersing, wordt voorbijgegaan. En dan de financiën. In november 1997 werden de financiële randvoorwaarden opgesteld onder de eerst-verantwoordelijke wethouder Ten Veen, die daarmee bij nader inzien naar ik meen niet zo gelukkig is. Het ontwerp diende te passen binnen de raming van ƒ 500.000,exclusief. In juni 1998 was het bedrag al uitgegroeid tot ƒ 800.000,- en nu staan wij op een bedrag van afgerond ƒ 900.000,- inclusief. Met nog enkele tegenvallers, die er ondanks de door de heer Van der Wende uitgesproken dreigende woorden ongetwijfeld zullen komen, zal het oorspronkelijk taakstellende budget straks zijn verdubbeld, terwijl aan enkele belangrijke randvoorwaarden uit het programma van eisen niet is voldaan. De fractie van ECO Dordt is bereid een investering te plegen om het verblijfsklimaat in deze zaal te verbeteren door middel van een betere geluidsinstallatie, andere stoelen en eventueel klimaatbeheersing, maar met het voorstel dat nu is gepresenteerd kunnen wij niet akkoord gaan. Ons prioriteitenlijstje voor de stad ziet er anders uit dan dat van het college. Als het de raad voor wat verbetering van de werkwijze van de raad betreft ernst is, dan kan de raad in feite niet akkoord gaan met dit voorstel. Noch aan het programma van eisen, noch aan de financiële randvoorwaarden is voldaan. Het functioneren van de gemeentelijke
democratie verbetert onzes inziens niet door ander meubilair of een andere opstelling, maar alleen met een raad die zegt wat hij doet en vervolgens ook doet wat hij gezegd heeft. Met andere woorden: niet de opstelling van het meubilair is essentieel voor het beter functioneren van deze raad, maar de opstelling van de raadsleden bij de beoordeling van beleidsvoorstellen als deze. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Dat wij iets aan de inrichting van de raadzaal moeten doen - de huidige inrichting dateert immers van 14 jaar geleden - wordt door onze fractie niet tegengesproken, maar de wijze waarop en tot hoe ver men hiermee wil gaan is een andere zaak. De raadzaal is de meest representatieve zaal die wij in deze stad hebben. Ook onze fractie vindt dat deze zaal, zoals in het voortraject al is opgemerkt, een kwalitatief goede invulling, een effectieve invulling en een functionele invulling moet krijgen, maar nogmaals: hoe ver ga je? Bij herhaling is gesproken over een sobere en doelmatige invulling. Het woord "sober" moeten wij nu overigens maar achterwege laten, ik doel hierbij op het te voteren bedrag. In januari 1998 werd besloten tot beschikbaarstelling van een voorbereidingskrediet van ƒ 500.000,-, een bedrag dat als randvoorwaarde aan de ontwerpers werd meegegeven. Het was echter niet haalbaar een en ander voor dit bedrag te doen. Bij het vaststellen van de Kadernota 1999 werd het bedrag bepaald op ƒ 800.000,- en thans stelt u de raad voor een krediet van ƒ 895.000,- beschikbaar te stellen. Dat is heel veel geld. Tijdens de commissiebehandeling heeft de voorzitter van de financiële commissie opgemerkt dat de overschrijding ook hem zorgen baart en dit budget beslist taakstellend is. U weet hoe wij ons als fractie in het verleden hebben opgesteld. Persoonlijk heb ik bij herhaling gezegd dat de verlichting, de geluidsinstallatie, de temperatuurregeling en de akoestiek moeten worden verbeterd. Daarbij kon het wat mij betreft blijven. Mijn twee fractiegenoten zijn tot nu toe niet met het voorstel meegegaan. Ik heb mij, ook niet geheel overtuigd, uit solidariteit bij hen aangesloten en uiteindelijk heeft de gehele fractie in het verleden tegen het voorstel gestemd. Hoe liggen de zaken nu? Tijdens de eerder genoemde commissiebehandeling heb ik voor wat mijzelf betreft enige opening gegeven en gezegd in de fractie opnieuw over het voorstel te willen overleggen. Een en ander heeft geleid tot een volgende standpuntbepaling. Het is niet gelukt binnen de fractie tot een eensluidend standpunt te komen. Het standpunt van mijn fractiegenoten is niet gewijzigd, hoewel één van hen die voorheen mordicus tegen was nu gewoon tegen is. Zijn standpunt is dus toch iets opgeschoven. Een enkele verbetering vinden zij noodzakelijk, maar het merendeel van de beoogde doelstellingen vinden zij luxe, niet wenselijk en het geld niet waard. Het is met name hun mening dat de Tweede-Kameropstelling de interactie niet ten goede komt.
Tenslotte mijn eigen standpunt. Alles overwegende vind ik dat de raadzaal een zeker cachet mag hebben of, sterker nog, móet hebben. Ik heb hiervoor al opgemerkt dat het veel geld is, maar voor mij weegt het genoemde cachet heel zwaar en derhalve zal ik voor de voorgestelde herinrichting van de raadzaal stemmen. Dat echter wel onder de voorwaarde dat dit budget beslist taakstellend is. Deze toezegging wil ik wel van het college hebben. Mevrouw ROUWENHORST-VAN GAASBEEK: Mijnheer de voorzitter. In de commissie ABA zijn wij met dit voorstel al akkoord gegaan op grond van ongeveer dezelfde argumenten als de heer Van der Wende zoëven heeft neergelegd. Die argumenten zal ik hier niet herhalen. In de commissie heb ik nog wel enkele kanttekeningen gemaakt bij een aantal probleempjes die in het voorliggende voorstel nog niet helemaal zijn opgelost, zoals aanpassingen voor gehandicapten, geluidsproblemen bij een houten vloer en nog een aantal punten. In antwoord daarop is ons verzekerd dat de genoemde probleempjes binnen het gestelde budget zullen worden opgelost, maar u zult zich kunnen voorstellen dat wij daarover wat twijfels hebben omdat het budget sluipenderwijs al diverse keren is verhoogd. Wat dat betreft kan ik mij dan ook goed aansluiten bij het verhaal van de heer Ten Veen, die heeft aangegeven dat het veel beter is pas met bedragen naar buiten te komen als zeker is dat hetgeen men voor ogen heeft daarvoor kan worden gerealiseerd. Veel problemen die u vandaag hier tegenkomt, komen natuurlijk voort uit het feit dat het budget meermalen opnieuw is bijgesteld, wat de betrouwbaarheid van de besluitvorming voor ons allemaal steeds weer op de helling zet. Tijdens de commissievergadering is ons zoals gezegd verzekerd dat de nog noodzakelijke aanpassingen binnen het nu voorgestelde budget kunnen worden gerealiseerd. Wij gaan er nu maar van uit dat het ook zo zal zijn. Gezien de huidige financiële omstandigheden van de gemeente denken wij dat wij niet met een verdere verhoging van de kosten akkoord zouden kunnen gaan. Wij gaan dus akkoord met het voorliggende voorstel, maar met daarbij de uitdrukkelijke kanttekening dat dit budget echt taakstellend is. De heer DE PEE: Mijnheer de voorzitter. Ik constateer en signaleer een paar dingen die eigenlijk niet in de haak zijn. In tegenstelling tot mevrouw Rouwenhorst ben ik niet blij met de woorden van de heer Ten Veen, want er was destijds een aanbieding voor ƒ 500.000,volgens het taakstellend advies van deze raad. Op basis van dat bedrag zijn mensen aan het werk gegaan en hebben mensen ons een aanbod gedaan, maar één van de mensen die destijds aan het werk zijn gegaan presenteerde ons een ontwerp waarmee een veel hoger bedrag was gemoeid. Wij zijn toen niet teruggegaan naar alle mensen die hun best hadden gedaan, maar hebben het duurdere ontwerp zonder meer geaccepteerd. Met deze gang van zaken en de opstelling van het college en een aantal fracties in dezen hebben wij vanaf het begin problemen gehad. Ik zie deze opstelling als een poging een aantal andere mensen onrechtvaardig te behandelen.
Ten tweede wil ik een opmerking maken over de tekst van het stuk dat nu voor ons ligt. In de laatste zin staat: "De commissie Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden en de commissie Financiën kunnen zich met dit voorstel verenigen." Zo was het echter niet. U moet voortaan in dit soort gevallen "de meerderheid van de commissie..." schrijven. Voor de statistieken en de stadsarchivaris zal die toevoeging op een goede en eerlijke verslaggeving duiden. Voor wat de inrichting van de raadzaal betreft ben ik van oordeel, dat de inrichting en degelijkheid van deze ruimte voor iedereen acceptabel zijn en het voor de meerderheid van de raad heel goed denkbaar is hierin te functioneren. Ik heb nog nooit gehoord dat mensen zeiden: de vloerbedekking is slecht... De heer VAN DER WENDE: Nee, dat klopt. Er liggen tegels. De heer DE PEE: Ik heb wel horen zeggen dat de geluidsinstallatie slecht is, zowel hier als in de publieksruimte en ik heb ook van het begin af aan tegen de slechte geluidsinstallatie geprotesteerd en gezegd, dat de installatie verbeterd dient te worden. De geluidsinstallatie heeft nog altijd verbetering nodig, maar een verbetering daarvan zie ik niet in uw voorstel. Ik zie wel dat voor bijna het dubbele van wat oorspronkelijk het taakstellend budget was andere dingen zullen worden gerealiseerd. De meerderheid van de raad stemt hiermee in, maar ik vraag mij af of wat nu zal worden gedaan voor de toekomst de juiste beslissing zal blijken te zijn. Voorlopig kan ik er niet mee akkoord gaan. De heer VAN HEIJNINGEN (wethouder): Mijnheer de voorzitter. Terecht hebben enkele sprekers gewezen op een onvolkomenheid in het voorstel aan de raad, namelijk daar waar melding is gemaakt van de advisering door de commissies. Ten onrechte heeft het college verzuimd te vermelden dat enkele leden van de commissies ABA en Financiën bij de commissiebehandeling aanmerkingen op het stuk hadden. Dat spijt ons. Uiteraard wisten wij dat een aantal leden van de raad zich in de commissies tegen het voorstel heeft verklaard. Ik kan het nu niet meer veranderen, maar dat door een aantal commissieleden tegen het voorstel is gestemd is hierdoor niet minder waard geworden. Ten aanzien van de procedure heeft de heer Ten Veen terecht opgemerkt dat de discussie wat onzuiver is geworden - dat vind ik zelf ook - doordat in het begin een bedrag is genoemd dat kant noch wal raakte. Dat leidt tot het ontstaan van de gedachte dat deze raad keer op keer budgetten verhoogt om voor zichzelf een of ander luxe doel te bereiken. Het zou ook naar mijn mening een betere procedure zijn geweest als op grond van een reële schatting een bedrag zou zijn genoemd en vervolgens met de uitwerking zou zijn begonnen. Dan nog zou een verhoging van het budget overigens niet uitgesloten zijn geweest, maar nu is het verschil tussen ƒ 500.000,- en ƒ 895.000,- wel heel groot. Kortom, dit is niet de goede gang van zaken.
Kan de gevolgde procedure nu betekenen dat het bedrag nogmaals verhoogd zal moeten worden? Het antwoord daarop is "nee", het is uitdrukkelijk de bedoeling van het college het nu genoemde bedrag als taakstellend te beschouwen. Zeker als wethouder van financiën hecht ik eraan deze opmerking te maken en het is ook niet voor niets dat ik in de commissie financiën een soortgelijke opmerking heb gemaakt. Is het nu zo dat met dit voorstel een niveau wordt gerealiseerd dat als luxe zou mogen worden beschouwd? Mevrouw Ruisch heeft het woord "luxe" in de mond genomen en ook de heer Mostert heeft dat gedaan als de weergave van het standpunt van twee van zijn fractieleden. Ik denk dat het woord "luxe" de realiteit niet weergeeft. Er is sprake van een aantal in de raadzaal noodzakelijke verbeteringen en van een aantal verbeteringen op diverse punten, terwijl het woordje "luxe" doet veronderstellen dat hier een of andere niet noodzakelijke faciliteit wordt gecreëerd. In de commissie financiën is door de vertegenwoordiger van ECO een parallel getrokken met een gemeenteraad die aan houten tafels en op houten stoeltjes gezeten in een boerenschuur vergadert. Zo kan ik nog wel een paar parallellen trekken, maar het is natuurlijk wel een feit dat we spreken over het stadhuis, het huis van de stad, dat ook nog eens een monument is en dat naar de huidige maatstaven cachet dient te hebben. De heer VAN TEEN: U zoudt eens moeten weten hoe kort de algemene beschouwingen dan gaan duren. De heer VAN HEIJNINGEN (wethouder): Dat zou kunnen en ik heb ook wel eens iets gehoord over een vergadering waarin iedereen zou blijven staan. Dat bespaart dan ook nog eens de kosten van aanschaf van houten tafels en stoelen en zo kunnen we nog verder gaan. We kunnen ook in de buitenlucht vergaderen, dan hebben we zelfs geen gebouw nodig, maar ik geloof dat wij niet op die manier met elkaar moeten spreken. De heer Van der Wende heeft terecht gezegd dat wij praten over hét huis in deze stad dat een belangrijke waarde in onze stad vertegenwoordigt en dat ook een mooie aankleding dient te hebben. Ik zou willen zeggen: vergelijkt u eens de kosten van verbouwing van een gewoon huis, zijnde een monument, met de kosten van de verbouwing van het stadhuis. Iedereen die ooit te maken heeft gehad met de verbouwing van een huis, laat staan van een monument, weet hoe hoog de kosten van een verbouwing oplopen. Ik betwist dan ook dat het bedrag dat nu op tafel ligt alleen aan luxe wordt besteed. De keuze voor de inrichting blijft te allen tijde een heel ingewikkelde procedure, want "zoveel hoofden, zoveel zinnen". Dat geldt zeker bij een dergelijk onderwerp. De leden van de raad hebben een mening, het publiek heeft een mening en de deskundigen hebben een mening en die meningen zijn vaak ook nog met allerlei nuances omkleed. Dat hebben wij gezien bij de raadsleden, bij de deskundigen en
ook bij het publiek. Ook van de kant van het publiek zijn nuances naar voren gebracht waaruit geen uitdrukkelijk "voor" of "tegen" is af te leiden. Ik heb zoëven een parallel getrokken met de verbouwing van een huis en ik denk, dat ook over de inrichting van een huis nogal eens discussies worden gevoerd. Uiteindelijk is een keuze gemaakt, mede met het oog op de functie van deze ruimte die de heer Vos heel mooi heeft omschreven met de woorden "een grote gemene zaal". Met name de eerste door hem aangegeven betekenis van deze woorden, algemeen en publiek, spreekt ons aan, want tenslotte is de raadzaal niet alleen bestemd voor ons, raadsleden, maar ook voor andere groeperingen in de stad die van deze zaal gebruik kunnen maken. Kijkend naar de advisering tot nu toe in de commissies en luisterend naar de discussie in de raad en naar de weergave van de standpunten van de diverse fracties, denk ik dat wij niet het begrip "grootste gemene deler" kunnen hanteren, maar wel het begrip "grote gemene deler". De heer Vos heeft de opmerking gemaakt dat hij geen van de nu zittende raadsleden toewenst, dat nogmaals over de inrichting van deze zaal zal worden gesproken. Of dat wel of niet zal gebeuren is natuurlijk afhankelijk van de vraag hoe lang de nu zitting hebbende raadsleden op hun stoel zullen blijven zitten, waarmee wij ook raken aan de vraag hoe lang raadsleden op hun stoel mogen blijven zitten. Er zijn raadsleden die dat langer doen dan vijftien jaar en dat constateren wij toch vaak met het nodige plezier. Het is gemakkelijk hiervoor een richtlijn te kiezen, maar ik denk dat het een goede zaak is dat een gemeenteraad uit jonge en oudere leden bestaat. Dan de financiën, een belangrijk onderwerp in dezen. Ik heb zoëven al de opmerking gemaakt dat het nu genoemde bedrag werkelijk het maximum-bedrag is en het college en zeker ook de wethouder van financiën daarop nadrukkelijk zullen toezien. In de commissie financiën is in relatie tot de financiën door enkele leden ook nog de opmerking gemaakt, dat zij geen behoefte hebben aan een feestelijke ingebruikname of misschien wel aan een feestelijke ingebruikname, maar niet één die met een grote kostenpost gepaard zal gaan. Het college heeft die opmerking ter harte genomen. Resumerend: de financiën hebben onze grote aandacht en het nu gevraagde budget zal als taakstellend worden beschouwd. De heer SLEEKING: Ik vraag om hoofdelijke stemming, mijnheer de voorzitter. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Over dit onderwerp is in het verleden en ook in mijn fractie zoveel afgediscussieerd, dat ik het niet kan laten er nog iets over te zeggen. De opmerking van collega Ten Veen over de procedure vind ik toch een beetje merkwaardig. Hij stelde dat het destijds genoemde bedrag van ƒ 500.000,- kant noch wal raakte, maar wij hebben toen wel gezegd dat dit bedrag als randvoorwaarde zou moeten worden opgenomen. Inmiddels is gebleken dat het voor ƒ 500.000,- niet kan, maar dit bedrag had natuurlijk niet als randvoorwaarde opgenomen moeten worden.
De heer TEN VEEN: Dat was juist de strekking van mijn verhaal: als je randvoorwaarden niet op een realistische wijze kunt stellen, doe het dan ook niet. Ik denk dat wij dat met elkaar moeten afspreken, want anders krijgen wij in toekomstige gevallen dezelfde discussievervuiling die wij nu gehad hebben. De heer MOSTERT: Daarmee ben ik het eens. Door collega Vos is inderdaad gezegd dat hij de raadsleden die hier nu zitten niet toewenst, dat zij nog een keer met discussies over herinrichting van de raadzaal geconfronteerd zullen worden. Ik zou een ander voorbeeld willen noemen: voor mij is het de tweede keer dat ik met plannen voor de Spuiboulevard word geconfronteerd. Destijds heb ik medewerking verleend aan het dempen van de Spuiboulevard en nu gaan we zaak weer opengooien. Dat kost alleen wel wat meer en ik zit nog steeds te wachten op het financiële eindplaatje, maar dat komt nog wel een keer. In eerste termijn heb ik gesteld dat het taakstellend zijn van het nu gevraagde budget voor mij beslissend is. Ik ben zeer tevreden met de opmerking die de wethouder hierover heeft gemaakt en ik zal dan ook voor het voorstel stemmen. Mijn twee fractieleden zullen dat niet doen. De heer DE PEE: Ik sluit mij in grote lijnen bij de woorden van de heer Mostert aan. Ik blijf met mijn pragmatische instelling natuurlijk altijd tegen een situatie waarin procedures in gang worden gezet zonder dat een reëel budget is vastgesteld. De heer VAN HEIJNINGEN (wethouder): Ik heb niets meer aan mijn antwoord in eerste termijn toe te voegen. De VOORZITTER: De heer Sleeking heeft om hoofdelijke stemming gevraagd. De heer VOGELAAR: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag een stemverklaring afleggen. Onze fractievoorzitter heeft al gememoreerd dat enkele leden van onze fractie niet gelukkig waren met dit voorstel. Ik ben één van die leden en ik spreek nu mede namens mijn collega Donk. Vanaf het begin hebben wij bedenkingen gehad over de noodzakelijkheid van de nu voor ons liggende ingreep, maar bij de behandeling van de Kadernota hebben wij niet het signaal afgegeven dat wij de ƒ 800.000,- niet acceptabel vonden en wij denken, dat het nu het verkeerde moment is om voor wat de ƒ 95.000,- betreft nog een tegenstem te laten horen. Op grond van deze overweging zeggen wij nu toch "ja" tegen dit voorstel, maar wij hebben hieruit in elk geval de les getrokken dat wij onze stem tegen een voorstel voortaan op een ander moment zullen moeten laten horen. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hoofdelijk in stemming gebracht en met 28 tegen 10 stemmen aangenomen.
Voor stemmen: de heren Spigt, Ten Veen, Van Loo, Van Heijningen, De Jong, Van der Zwaan, mevrouw Den Hollander-van der Ent, de heren Vos, Sas en Vermeulen, mevrouw Bijl, de heren Van der Pest en Donk, mevrouw Mes-van Duuren, de heren Van der Wende en Bagci, mevrouw Rouwenhorst-van Gaasbeek, de heren Vogelaar, Van Dongen, Schotel, Veldhuijzen, Bijl, Mostert en Damen, mevrouw Engels-van Nijen, mevrouw Van den Bergh, de heer Van de Burgt en mevrouw Van der Loos. Tegen stemmen: de heren De Pee en Speelman, mevrouw De Smoker-van Andel, de heren Kamsteeg, Van der Teen, Sleeking en De Prieëlle, mevrouw Ruisch, mevrouw Stevens en mevrouw Bosdriesz.