Presenteren: GGD Hollands Noorden – Logopedisch Centrum Noordwest
Werkblad: 1. Wat is je leerstijl? Om uit te vinden welke van de vier leerstijlen het meest lijkt op jouw leerstijl, kun je dit simpele testje doen. Stel je eens voor dat je zojuist een nieuwe apparaat hebt gekocht en je moet leren ermee om te gaan. Denk eens 1 minuut na hoe je dit zou aanpakken en lees dan de vier leerstijlen in figuur 2 en de definities die eronder staan. Welke leerstijl lijkt het meest op die van jou? concreet opnemen
Dynamische leerstijl
Verbeeldende leerstijl
Niet de moeite nemen om de
Kijken naar het apparaat van andere
gebruiksaanwijzing open te
mensen om te zien hoe die werkt. Een
slaan; op alle knoppen drukken
vriend of vriendin opbellen om te
om het apparaat aan de gang
vragen hoe die van hem/ haar werkt.
te krijgen; al doende leren door gissen en missen
Actief Verwerken
beschouwend verwerken Gezond verstand leerstijl
Analytische leerstijl
In de gebruiksaanwijzing
De gebruiksaanwijzing van het begin
kijken voor de belangrijkste
tot het einde lezen; over alles
instructies; alle toepassingen
nadenken, en dan het apparaat
leren gebruiken door ervaring
bedienen zonder enig probleem.
in de praktijk.
Abstract opnemen
Figuur 2. Vier verschillende manieren om te leren omgaan met een nieuw apparaat.
2. Welke manier van lesgeven past het beste bij jouw leerstijl?
3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?
Presenteren: GGD Hollands Noorden – Logopedisch Centrum Noordwest
Iedereen heeft een eigen leerstijl Volgens David Kolb (1984) kunnen we onze leerstijl bepalen aan de hand van de manier waarop we informatie opnemen en verwerken. Om te bepalen hoe we informatie opnemen en verwerken, worden twee variabelen gebruikt; elke variabele zegt iets over onze leerstijl.
Concreet opnemen
Actief verwerken
Beschouwend verwerken
Abstract opnemen
Figuur 1. Onze leerstijl: hoe we informatie opnemen en verwerken Leren begint wanneer we informatie ontvangen of opnemen en iedereen die leert is ergens te plaatsen op de lijn tussen abstract en concreet. Degenen onder ons die informatie concreet opnemen, leren het beste wanneer de informatie wordt aangeboden via echte of gespeelde situaties die in verband staan met onze ervaringen in het verleden. Degenen die informatie abstract opnemen, leren het beste wanneer informatie wordt aangeboden in de vorm van feiten, concepten en theorieën. Leren is niet volledig als we de informatie die we krijgen niet verwerken of er iets mee doen. Iedereen die leert past ergens in het spectrum tussen actief en beschouwend/ bedachtzaam. Leerlingen die informatie actief verwerken, vormen concepten door ideeën uit te proberen en informatie toe te passen in fictieve en reële situaties. Mensen die informatie beschouwend verwerken daarentegen, vormen concepten door over dingen na te denken en er in hun hoofd mee te spelen. De meer bedachtzame studenten hebben bijvoorbeeld tijd nodig om te kijken en te luisteren en zich ervan te verzekeren dat ze de ideeën goed in hun hoofd hebben, voor ze deze op nieuwe situaties en problemen kunnen toepassen. Als de twee manieren om informatie te verwerven en de twee manieren om informatie te verwerken gecombineerd worden, ontstaan er vier verschillende leerstijlen.
Presenteren: GGD Hollands Noorden – Logopedisch Centrum Noordwest
De verschillende leerstijlen Mensen met een dynamische leerstijl nemen informatie concreet op en verwerken deze actief. Als dit bij jou het geval is, dan zul je het beste leren door ‘gissen en missen’. Je vindt het prettig om dingen zelf uit te vinden en bent niet bang risico’s te nemen. Ook al heb je niet alle feiten gelezen, je komt toch vaak tot de juiste conclusie. Je favoriete vraag is: ‘Wat als…?’, terwijl je verder kijkt dan de informatie die je hebt, op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Iemand met een verbeeldende leerstijl verwerft informatie concreet en verwerkt deze reflectief. Als deze beschrijving op jou slaat, komt dat omdat je het prettig vindt om je eigen ervaring te gebruiken wanneer je iets nieuws gaat leren. Je leert door naar anderen te luisteren en ideeën te bespreken. Je bent ‘verbeeldend’ omdat je in staat bent om verschillende oplossingen te bedenken voor hetzelfde probleem, omdat je kunt brainstormen en dingen van verschillende kanten bekijken. Je favoriete vraag is: 'Waarom?’, en je vindt het enig om de vooronderstellingen ter discussie te stellen waarop datgene wat je leert is gebaseerd. Mensen met een gezondverstandleerstijl nemen informatie abstract op en verwerken deze actief. Als dit je aantrekt komt dat omdat je het beste leert door problemen op te lossen. Je vindt het prettig om alleen basale feiten te horen en deze dan toe te passen op specifieke problemen en situaties. Je favoriete vraag is: ‘Hoe werkt dat?’, wat overeenkomt met je voorkeur voor een pragmatische aanpak. Iemand met een analytische leerstijl neemt informatie abstract op en verwerkt deze reflectief. Als deze beschrijving bij je past, dan houdt je waarschijnlijk van een ‘ouderwets’ college. Je wilt graag weten hoe deskundigen ergens over denken. Je bent in staat door te denken en met nieuwe en verbeterde theorieën naar voren te komen. Je favoriete vraag is: ‘Wat? (zeggen de deskundigen hierover?)’, omdat je voortdurend op zoek bent naar kennis en ideeën. Alle leerstijlen zijn even waardevol. Mensen moeten op vier manieren leerstof aangeboden krijgen, zodat iedereen zich in ieder geval een deel van de tijd op z’n plaats voelt en effectief kan leren. Je kunt tegemoet komen aan de verschillende leerstijlen van leerlingen en toch de hele groep betrokken houden door de leercyclus te volgen die hierna aan bod komt.
Presenteren: GGD Hollands Noorden – Logopedisch Centrum Noordwest
Werkblad: De leercyclus Voorbereiden, informeren, oefenen en integreren: Deze vier onderdelen bevatten alle ingrediënten voor een presentatie waarin leerlingen actief leren door voelen, denken en doen. Hierdoor kan elke leerling het meest effectief leren tijdens het onderdeel dat overeenkomt met zijn of haar leerstijl, en zullen alle leerlingen meer leren omdat je in de presentatie alle onderdelen verwerkt.
4. INTEGREREN
1. VOORBEREIDEN
Creëer mogelijkheden
Laat de cursist nadenken
voor de cursist om zich de
over wat een onderwerp voor
informatie eigen te maken.
hem of haar betekent.
Organiseer activiteiten waarmee
Presenteer feiten en informatie
de cursisten praktische vaardigheden
en creëer mogelijkheden om
opdoen
problemen op te lossen.
3. OEFENEN
2. INFORMEREN
Figuur 3. De leercyclus Hoe kun je bij jouw presentatie de verschillende stadia van de cyclus aan bod laten komen? Vul het met je groepje in.
Voorbereiden
Informeren
Oefenen
Integreren
Je moet de leerlingen voorbereiden op het leren door aan te sluiten bij hun persoonlijke ervaringen en hen te motiveren iets te leren. Vervolgens presenteer je informatie en feiten om het begrip en en kennis van de leerlingen te verdiepen en te vergroten. De derde stap is mogelijkheden geven om te oefenen en problemen op te lossen. Het leerproces is niet voltooid voordat de leerlingen zich eigen maken wat zij hebben geleerd, door dit toe te passen in hun eigen leefsituatie.
Presenteren: GGD Hollands Noorden – Logopedisch Centrum Noordwest De tijd die je besteed aan iedere stap kan heel kort of heel lang zijn, dit hangt af van het onderwerp. De volgorde van de leerstappen is altijd hetzelfde, zodat het leerproces steeds begint bij persoonlijke ervaringen van mensen en van daaruit wordt uitgebouwd. Voorbereiden: Om leerlingen voor te bereiden op het leerproces moet je hun aandacht zien te krijgen. Dit doe je door ze het idee te geven dat de informatie die je gaat geven op de een of andere manier verband houdt met hun behoeften, wensen of relevante ervaringen. Bijvoorbeeld: voordat je uitgebreid vertelt wat er nodig is om een goede presentatie te geven moeten leerlingen begrijpen waarom ze dat moeten weten en wat ze daar aan kunnen hebben. Er zijn twee methoden die veel gebruikt worden in groepen om ervaringen van de deelnemers te koppelen aan een onderwerp: Activiteiten die aansluiten bij persoonlijke ervaringen en een ‘binnenkomer’. Activiteiten die aansluiten bij persoonlijke ervaringen: - Een discussie over persoonlijke ervaringen, bijvoorbeeld bij het houden van een spreekbeurt. - Een rollenspel of gespeelde ervaring, bijvoorbeeld een mislukte presentatie houden en vervolgens praten over hoe dat voelt. - Naar een film kijken en er daarna over discussiëren. Een ‘binnenkomer’: - Een analogie gebruiken om een concept concreter te maken zoals: ‘Stel je voor dat je een presentatie moet geven en je merkt dat het publiek een andere taal spreekt dan jij' - Een grappig stripverhaal waarin een ervaring uitgebeeld wordt die iedereen herkent. - Een vraag die de aandacht trekt en aan het denken zet. Als je zelf een verbeeldende leerstijl hebt zul je waarschijnlijk geen moeite hebben met de voorbereidingsfase van het lesgeven. Van nature zul je iedere activiteit willen beginnen met het geven van een reden waarom je deze activiteit gaat doen. Informeren: Als je de leerlingen voorbereid hebt, is je volgende taak informatie en feiten te presenteren. Het is jouw taak om de informatie te groeperen, relevant te maken en zo te brengen dat de interesse van de leerlingen gewekt wordt. Er bestaan verschillende manieren om informatie te presenteren: - een voordracht houden, - een informatieve videoband laten zien, - leerlingen van tevoren vragen iets te lezen en dat tijdens de bijeenkomst met de groep bespreken, - een rollenspel met de leerlingen doen, en ze tijdens het rollenspel uitleggen wat het doel ervan is. Het presenteren van feiten, informatie en theorieën is iets dat je ervaart tijdens je schooltijd. Als je een analytische leerstijl hebt, dan zul je je als een vis in het water voelen met je taak informatie te presenteren. Je houdt ervan om kennis over te brengen en je streeft ernaar om dingen uit te leggen in een duidelijke, logische volgorde. Vooral leerlingen met een meer analytische leerstijl zullen geïnteresseerd zijn in feiten en details. Oefenen: Zodra leerlingen informatie en ideeën hebben opgedaan, moeten zij de gelegenheid krijgen om dit toe te passen. Er zijn twee elementen in de toepassing van theorie, de een is oefenen, de andere integreren. Het verschil hiertussen lijkt op de twee fases die een kind doormaakt als het leert fietsen. In de eerste fase heeft het kind zijn ouders nodig om naast hem te rennen
Presenteren: GGD Hollands Noorden – Logopedisch Centrum Noordwest en vast te houden. In de tweede fase fietst het kind slingerend weg, terwijl de ouders van een afstand aanmoedigen. Tijdens het oefengedeelte is het jouw taak om te steunen te begeleiden en aan te moedigen. Oefenactiviteiten kunnen zijn: - oplossen van problemen in bepaalde situaties die leerlingen naar voren brengen, of die van tevoren zijn bedacht, - oefeningen op papier invullen, waarin een situatie die leerlingen herkennen centraal staat, - een poster maken waarop de feiten terugkomen, - een nieuwsbericht schrijven over de les voor de schoolkrant, - een collage maken waarop het geleerde visueel terugkomt. Als je een gezondverstandleerstijl hebt zul je je waarschijnlijk thuis voelen in de rol van begeleider. Je houdt van praktische activiteiten en het toepassen van kennis. Integreren: Zonder deze laatste fase kan leren geen werkelijk langdurig effect hebben. Voor de leerlingen betekent integreren dat zij het geleerde gaan onthouden en toepassen in de eigen situatie. Om dit te bereiken moeten de leerlingen zich bewust zijn geworden van de waarde van de informatie en moeten ze geaccepteerd hebben dat de gegeven informatie ook voor hen geldt en van belang is. Informatie kan geïntegreerd worden door: - persoonlijke voornemens op papier te zetten en uit te voeren, - persoonlijke valkuilen te omschrijven en er oplossingen aan te koppelen, - te bedenken hoe ook op de lange termijn de informatie kan blijven hangen. Leerlingen die actief betrokken en enthousiast zijn geraakt over de informatie, zullen er weinig problemen mee hebben om deze informatie te integreren. Maar er zullen ook leerlingen zijn die afhaken, misschien zagen zij het nut er niet van in, begrepen ze de informatie niet, of snapten ze niet goed hoe zij de informatie konden toepassen. Je kunt iemand niet dwingen om iets te leren. De reden dat sommige leerlingen niet leren van de informatie kan liggen in hun normen en waarden, overtuigingen, emotionele omstandigheden of een of meer andere kenmerken die van invloed zijn op hoe mensen leren. Als je zelf een dynamische leerstijl hebt vind je het leuk om te zien hoe leerlingen zelf dingen ontdekken. Samenvatting: De leercyclus die uit vier stappen bestaat, bevat alle onderdelen om goed in te kunnen spelen op de verschillende leerstijlen van mensen. - Het is een eenvoudig model voor het opzetten en uitvoeren van informatieve bijeenkomsten. - Zowel de gevoelens, de ideeën als het gedrag van de leerlingen worden aangesproken, waardoor de kans groter is dat het leerproces effectief is en een langdurig effect zal hebben. - Met het model kun je aansluiten bij de verschillende leerstijlen waaraan individuele leerlingen de voorkeur geven.