RIS087474b_0507-2001
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden Wat betekent dat voor de Haagse situatie?
Een verkenning van wat er nodig is voor de invoering van de Wet Strafrechtelijke Opvang Verslaafden
Inhoudsopgave: Inleiding 1. Pilot SOV-drang 2. SOV-dwang; het wettelijk kader 3. De doelgroep; het SOV-profiel 4. Het SOV-traject 5. Benodigde voorzieningen 6. Financiële gevolgen 7. Evaluatie 8. Conclusie
Bijlagen :
1. Nadere uitwerking van het instroom-traject (fase 0) 2. Taken, bevoegdheden en rollen van de SOV-partners 3. Regimeskenmerken 4. Rekenmodel-in-en doorstroom SOV 5. Leden projectgroep SOV
Den Haag, 12 maart 2001 Directie Bestuurszaken.
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden Wat betekent dat voor de Haagse situatie? Inleiding Het wetsvoorstel Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (kortweg SOV) is eind december 2000 door de Eerste Kamer aangenomen. In het te nemen Koninklijk besluit komt te staan wanneer de wet in werking zal treden. De planning van het ministerie van Justitie gaat uit van een datum van inwerkingtreden van 1 april 2001. De wet biedt de strafrechter de mogelijkheid hardnekkige criminele drugsverslaafden te plaatsen in een specifieke inrichting voor de opvang van verslaafden. Doel van de maatregel is tweeërlei. Enerzijds wordt met de detentie de ernstige overlast bestreden, die deze groep van langdurige harddrugsverslaafden veroorzaakt door zich veelvuldig te buiten te gaan aan vormen van criminaliteit. Anderzijds wordt deze detentie-periode aangewend om de verslavingsproblematiek van deze groep gericht aan te pakken met het doel hun individuele verslavingsproblematiek beheersbaar te maken, hen terug te laten keren in de maatschappij en hun recidive te beëindigen. In het hiernavolgende geeft de projectgroep SOV aan welke maatregelen nodig zijn om de SOV-dwang aanpak in de Haagse regio in te voeren. Daarbij kan in eerste instantie worden gedacht aan wijzigingen in de wijze /inhoud van de instroom in het traject en de mogelijke gevolgen daarvan voor de samenwerking tussen de bij SOV betrokken partners, zijnde Politie Haaglanden, Openbaar Ministerie, Penitentiaire Inrichting Haaglanden (voorheen Penitentiair Complex Scheveningen), Psycho-medisch Centrum Parnassia en de gemeente Den Haag. De projectgroep is zich er overigens van bewust dat er op bestuurlijk niveau nog geen standpunt is ingenomen over het verschil van mening tussen de gemeente Den Haag en de rijksoverheid omtrent de wijze van financiering van SOV. Vooruitlopend op de wetswijziging is in Den Haag een pilot uitgevoerd op basis van drang in plaats van dwang. Alvorens de implicaties van de nieuwe wet aan de orde te stellen, geeft de projectgroep de stand van zaken van deze pilot aan. 1. Pilot SOV-drang Vooruitlopend op de wetswijziging is eind 1997 besloten tot een Haags experiment met wat later SOVdrang is gaan heten. Eind 1998 heeft de projectgroep SOV met de nota “Bajes in de duinen, kliniek aan de rand en thuis in de stad” gerapporteerd over de voorlopige resultaten. In haar analyse heeft de projectgroep het verloop van het SOV-proces gekenschetst als een trechtermodel. Zij heeft daarmee aangegeven, dat van de grote groep potentiële SOV-kandidaten slechts een zeer gering aantal daadwerkelijk in SOV terecht komt en een nog geringer aantal doorgaat met de behandeling. Tegelijkertijd heeft de projectgroep toen aangegeven, dat met een zeer belangrijk doel van de pilot, te weten de bevordering van de samenwerking tussen de betrokken SOV-partners, wel voortgang was geboekt. De projectgroep heeft daarbij een aantal voorstellen tot verdere verbetering aangedragen. Een belangrijke aanbeveling was, om SOV niet langer als een apart, losstaande reactie op overlast te beschouwen maar deze mogelijkheid te beoordelen in samenhang met de diverse andere dwang- en drangtrajecten. Door deze mogelijkheden helemaal vooraan in ieder instroomtraject te plaatsen, is een integraal systeem van Vroeghulpinterventie (VI) ontstaan, die sneller en gefundeerder inzicht kan geven in de vraag voor welk ( strafrechtelijk dan wel zorg)traject een aangehouden verslaafde het beste kan worden voorgedragen. In 2000 is deze aanpak volledig ingevoerd, hetgeen betekent dat in het behandeltraject niet langer beschikt behoeft te worden over apart geoormerkte SOV-cellen maar de drangvariant net als andere VI varianten binnen de gevangenis wordt uitgevoerd door plaatsing op een reguliere Verslavings
-2-
Begeleidings Afdeling (VBA), gevolgd door transmurale verslavingszorg en tenslotte nazorg via de beschikbare zorgvoorzieningen van Parnassia. In de vierde voortgangsrapportage aanpak drugsproblematiek is vermeld. dat het aantal interventies dat in 1999 is gerealiseerd, is uitgekomen op het beoogde aantal van 100. In 2000 is dit aantal verder toegenomen tot 117. Als belangrijkste oorzaak van de toename signaleert de Verslavingsreclassering van Parnassia een verschuiving van de VI-activiteiten van het politiebureau naar het Paleis van Justitie (Openbaar Ministerie). Van 60% van de interventies is geconstateerd, dat het hulp/behandel programma met succes verloopt of is verlopen. Dit beeld ligt bij de SOV-pilot geheel anders. In vergelijking met 1999 is er geen verandering gekomen in het geringe aantal personen dat is ingestroomd en met goed gevolg het gehele traject heeft doorlopen. Over de gehele periode van de pilot gemeten zijn 31 personen met SOV begonnen, vielen 13 personen in de gesloten (VBA) fase af, mislukten er vervolgens in de half open fase van Triple Ex 10 personen en hebben 2 personen de Re-Entry fase met goed gevolg afgemaakt. In zorg verkeren er nog 6 personen; 2 op de VBA, 2 in Triple Ex , 1 in Re- Entry en 1 in de nazorg. Als belangrijkste oorzaken van dit geringe aantal wijst Verslavingsreclassering van Parnassia op de volgende 2 punten. 1. Als gevolg van de geringe flexibiliteit in het behandelprogramma van SOV staat het te doorlopen traject voor nagenoeg 100% voor twee jaar vast. De hiervoor benodigde volharding van motivatie is onvoldoende aanwezig gebleken. 2. Verder is gebleken, dat de intake in het kader van de VI vaak onder te grote tijdsdruk en onder te moeilijke omstandigheden heeft moeten plaatsvinden om hulpaanbod en probleemprofiel van potentiële SOV ’ers voldoende op elkaar af te stemmen. Er zijn momenteel voorstellen in ontwikkeling om in de instroom-procedure met behulp van de vorming van zogenaamde inkomstenafdelingen in de gevangenissen verbetering aan te brengen. Alles bij elkaar kan worden gesteld, dat de pilot SOV afgerond is met de verbeterde onderlinge samenwerking en de inbedding in de VI. De selectie- en instroomprocedure vormen daarbij evenwel nog onderwerp van inhoudelijke verdere verbetering. 2. SOV dwang; het wettelijk kader. Om SOV mogelijk te maken moesten het Wetboek van Strafrecht, het wetboek van Strafvordering, de Wet op de Rechterlijke Organisatie en de Penitentiaire beginselenwet worden gewijzigd. Als gemeld in de Inleiding is het wetgevingstraject nu afgerond. Bij SOV-dwang gaat het om een strafrechtelijke maatregel, op te leggen door de rechter. Omdat het om een maatregel (en niet om een straf) gaat, behoeft de rechter bij het vonnis geen rechtstreeks verband te leggen tussen de ernst van het gepleegde misdrijf en de zwaarte van de strafrechtelijke reactie daarop. De maatregel beoogt de doelen repressie (bestrijden overlast als gevolg van strafbare feiten) en resocialisatie (afkicken en maatschappelijke reïntegratie) te combineren door de middelen van het strafrecht (detentie) en de zorg via een gesloten ketenbenadering op elkaar af te stemmen zodat volledig op elkaar aansluitende voorzieningen ontstaan. De maatregel houdt in, dat de veroordeelde wordt geplaatst (gedwongen plaatsing derhalve) in een aparte inrichting voor opvang van verslaafden. Maximale duur: twee jaar. In plaats van het aldaar “uitzitten” van de tijd kan de rechter op advies van een deskundige bepalen, dat tenuitvoerlegging van deze maatregel worden opgeschort indien de veroordeelde bereid is een behandeling te ondergaan die is gericht op volledig afkicken, resocialisatie en re-integratie. Deze behandeling kan maximaal twee jaar duren (gelijk aan periode van de oorspronkelijke maatregel). Op deze manier is sprake van gedrongen behandeling. Indien een veroordeelde niet wil meewerken aan behandeling, dan wordt de oorspronkelijke maatregel van twee jaar “sober / basis regime” in een hiertoe te reserveren deel van de SOV-inrichting alsnog ten uitvoer gelegd. De belangrijke kenmerken van de regeling zijn:
-3-
-
SOV is een strafrechtelijke reactie. Dit betekent dat SOV alleen kan worden opgelegd door tussenkomst van de rechter, die oordeelt of de strafbare feiten zijn bewezen en de verdachte strafbaar is.
-
Omdat SOV een maatregel is, moet er naast het strafrechtelijk onderzoek ook een onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van de verdachte plaatsvinden. Dit onderzoek vindt plaats door een gerechtelijke deskundige, die wordt benoemd door het Openbaar Ministerie dan wel de rechter-commissaris.
-
Tenuitvoerlegging vindt plaats doordat de rechter ( in dit geval Meervoudige Kamer vanwege de ernst van het misdrijf) de “ normale” gevangenisstraf opschort onder de voorwaarde, dat de veroordeelde zich laat behandelen voor zijn verslaving.
-
In verband met het langdurige karakter van de maatregel (maximaal 2 jaar) is in de wet gewaarborgd, dat SOV alleen mogelijk is indien er sprake is van herhaling van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
3. De doelgroep / het SOV-profiel De maatregel SOV is bedoeld voor aan harddrugs verslaafde personen die een jarenlange verslaving combineren met een voortdurend en hardnekkig crimineel gedrag dat veel overlast veroorzaakt. Deze groep is als volgt nader bepaald: - langdurig harddrugsverslaafden, die een groot deel van de dag bezig zijn met het verkrijgen van harddrugs, hun normale maatschappelijke bezigheden hebben opgegeven en strafbare feiten plegen - die verdacht worden van een misdrijf waarvoor een voorlopige hechtenis is toegelaten (te denken valt aan handel/gebruik van harddrugs, diefstal en diefstal met geweld, zakkenrollerij, tasjesroof, inbraak , brandstichting, openlijke geweldpleging) - waarvan het misdrijf samenhangt met harddrugsverslaving - die binnen een periode van 5 jaar reeds 3 maal onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf of werkstraf en deze reeds hebben ondergaan - waarvan vrees voor herhaling bestaat - waarbij geen sprake is van een contra-indicatie - personen van het mannelijk geslacht, legaal in Nederland verblijvend. Samenvattend gaat het hier om een specifieke groep van harddrugsverslaafden, die op geen enkele wijze via andere zorg- en drangtrajecten van hun verslaving kunnen worden afgeholpen, die reeds een uitgebreid strafrechtelijk verleden hebben en die als gevolg van hun verslaving voor de samenleving tot een notoire groep van ernstige overlastveroorzakers moet worden gerekend. De projectgroep schat de omvang van de Haagse doelgroep als volgt. Het gaat in beginsel om dezelfde groep die ook voor SOV-drang geldt (en zal blijven gelden, want naast de dwangvariant blijft ook de drangvariant in stand). Deze groep bedraagt ongeveer 370 personen. De verwachting is evenwel, dat van deze groep uiteindelijk een deel al in de instroomfase van SOV-dwang zal afvallen omdat zij op grond van hun geestelijke gesteldheid door de rechter ongeschikt zullen worden geoordeeld voor de maatregel. Over blijft dan een groep van ongeveer 250 personen die voor SOV-dwang in aanmerking zal komen.
4. Het dwang-traject
-4-
Het SOV traject bestaat uit drie fasen, te weten een gesloten fase, een half open en een open fase. Aan deze 3 fasen gaat in wezen nog een fase van instroom in het SOV-traject vooraf. Tezamen derhalve vier fasen. Onderstaan passeren deze fasen in het kort de revue. fase 0: instroom- fase: Doel van deze fase is de vaststelling of een criminele verslaafde al dan niet de maatregel van SOV krijgt opgelegd. In deze fase onderzoeken Politie (aanhouding en eerste toetsing profiel), Openbaar Ministerie (bevestiging profiel en gerechtelijk vooronderzoek) en Verslavingsreclassering ( VI) of jegens de verslaafde de maatregel kan worden gevorderd. Het OM is uiteindelijk degene die de maatregel zal vorderen. Het is daarbij van belang, dat verslavingsreclassering (via haar VI) op korte termijn rapporteert en dat het OM bij de voorgeleiding duidelijk kenbaar maakt dat een SOV-maatregel wordt beoogd. Vervolgens wordt een gedragsdeskundige benoemd , die rapporteert over de geestessituatie van de verdachte. De rechtbank (Meervoudige Kamer) beslist vervolgens of de maatregel wordt opgelegd. Indien besloten wordt tot SOV zorgt het OM voor plaatsing in het SOV-traject in een Huis van Bewaring. In afwachting van de uitspraak van de rechter, zit de verdachte vanaf het begin al in de aparte SOVafdeling van het Huis van Bewaring. Bij de duur van de maatregel kan de rechter rekening houden met de periode dat betrokkene al in voorarrest heeft gezeten. Aangenomen mag worden, dat een succesvolle SOV gebaat is bij een zo kort mogelijk termijn van voorarrest. Dit betekent, dat voor VI-rapportage, de deskundige-rapportage en zitting van de rechtbank korte termijnen zeer belangrijk zijn. Dit vergt naast samenwerking en afstemming ook een zorgvuldige en vroeg in het instroomproces te starten planning. Het Openbaar Ministerie zal hierin een voortrekkersrol dienen te vervullen. Als uitgangspunt geldt, dat er tussen aanhouding en zitting in beginsel niet langer dan twee maanden mag zitten. fase 1: gesloten fase: Doel van deze fase is om de verslaafde met een verplicht programma van activiteiten zo ver te krijgen, dat hij aan het einde lichamelijk en geestelijk voldoende is hersteld van zijn verslaving en voldoende intrinsieke motivatie heeft opgebouwd om aan de half open fase te kunnen beginnen. Behalve aan hulp bij het afkicken moet hierbij worden gedacht aan het aanbrengen van een vaste structuur met een vaste dag- en weekindeling, het op peil brengen van de fysieke conditie en de zelfzorg (persoonlijke hygiëne e.d.) Deze fase vindt geheel plaats in een aparte inrichting in het Huis van Bewaring. Hiervoor zullen binnen de Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PIH) 24 cellen worden gebouwd. Het verloop van de gesloten fase is als volgt. De staf van SOV (ondergebracht bij de PIH) stelt samen met de Verslavingsreclassering een plan van aanpak op. De trajectbegeleider van de Verslavingsreclassering bouwt bij de uitvoering van dit plan van aanpak een vertrouwensrelatie met de verslaafde op en motiveert hem tot actieve deelname aan het programma. Staf en Verslavingsreclassering bereiden gezamenlijk de overgang naar de half open fase voor. Verslavingsreclassering zorgt voor tussentijdse justitiële rapportages. Door het plan van aanpak uit te voeren in de vorm van een individueel behandelingscontract, wordt zo veel mogelijk greep gehouden op het verloop van het proces. Bij geen / onvoldoende voortgang wordt een verslaafde uit SOV “teruggeplaatst naar het sobere-, basis-, regime. Vooraf staat vast aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om naar een volgende behandelstap over te kunnen gaan. Dit geldt zowel binnen de gesloten fase als voor de overgang naar de half open fase. fase 2 : half open fase:
-5-
Deze fase vindt bij voorkeur eveneens plaats in het Huis van Bewaring. Voor de Haagse setting is gekozen voor voortzetting in Scheveningen in een apart te bouwen afdeling met maximaal 12 plaatsen. Het verloop van deze fase is als volgt. Op basis van de evaluatie over het verloop van de gesloten fase stellen staf SOV en Verslavingsreclassering een plan van aanpak op. Verslavingsreclassering draagt zorg voor tussentijdse rapportages naar de justitiële autoriteiten. Aan de hand van de ervaringen tijdens de gesloten en de half open fase stelt Verslavingsreclassering tenslotte een plan van aanpak op, dat voorziet in de invulling van de volgende, open fase. De drie kern- thema’s van deze fase zijn: wonen (aan het eind moet zelfstandig / begeleid wonen mogelijk zijn), werk (aan het eind moeten de eerste stappen richting scholing / werk zijn gezet) en inkomen ( uitkering, schuldsanering etc.) fase 3: open fase: De gemeente is belast met de uitvoering van deze fase. Het rijk blijft eindverantwoordelijke ( in de vorm van de directeur SOV en uiteindelijk de minister). Uitvoering geschiedt buiten het gevangeniscomplex. Voorgesteld wordt hiervoor een apart gebouw aan te kopen en in te richten. Het programma kan bestaan uit de voorzieningen die worden aangeboden in het bestaande programma van Re-Entry. Dat pakket bestaat uit begeleid wonen, ambulante begeleiding en zorg. De begeleiding en zorg bestaat uit trajecten gericht op reïntegratie op gebied van huisvesting, arbeid, scholing, financiën e.d. Het beheer zal tijdens deze fase in handen liggen van Parnassia. Om de 1 loket gedachte ook binnen de diverse betrokken afdelingen van Parnassia veilig te stellen, zal binnen de instelling een vast aanspreekpunt aanwezig zijn. De projectbegeleider van de verslavingsreclassering onderhoudt het contact met de cliënt en controleert of het opgestelde plan van aanpak wordt uitgevoerd. Hij informeert en adviseert de directeur SOV . Indien betrokkene tijdens de open fase wordt aangehouden door de politie, wordt hij in afwachting van een besluit van de directeur SOVteruggeplaatst in detentie. Indien de open fase goed verloopt, bereidt Verslavingsreclassering de nazorg voor. In bijlage 1 zijn de diverse stappen van de instroom in SOV, de fase 0 , chronologisch uitgewerkt. In bijlage 2 is inzichtelijk gemaakt waar de diverse SOV-partners in de diverse stadia van het dwangtraject op kunnen worden aangesproken. In zijn rapportage Van circuit naar samenleving heeft de Lokaal Interbestuurlijke Projectgroep SOV Amsterdam de kenmerken van de diverse SOV-regimes nader uitgewerkt. Een kopie van deze uitwerking is als bijlage 3 bijgevoegd.
5. Benodigde voorzieningen Vanaf het begin van het landelijke SOV-wetgevingstraject is voor Den Haag uitgegaan van 24 plaatsen voor de gesloten fase en 12 plaatsen voor de half open fase. Deze plaatsen moeten worden gerealiseerd in een apart te bouwen afdeling op het terrein van de Penitentiaire Inrichting Haaglanden. De voorzieningen zullen een functie vervullen voor de regio Haaglanden. Op basis van deze gegevens heeft de projectgroep berekend vanaf welk tijdstip en voor hoeveel plaatsen in fase 3 de gemeente voorzieningen moeten gaan aanbieden. De projectgroep heeft zich daarbij in eerste aanleg gebaseerd op de ervaringen van de pilot SOV-drang, die er onder andere op wijzen dat het zeker de eerste periode niet “storm” zal lopen en dat mag worden verwacht dat er veel personen zullen afvallen omdat de rechter hen niet geschikt zal oordelen voor SOV. Deze categorie blijft, zo heeft de projectgroep verondersteld, dus de volle periode in een van de 24 cellen van fase 1 zitten en zal niet doorstromen naar fase 2. Bij de - zuiver theoretische - berekening heeft de projectgroep verder als uitgangspunten gehanteerd, dat fase 1 (gesloten) gemiddeld 6 maanden duurt, fase 2 (half open 12 maanden) en fase 3 (open) weer 6 maanden. Tenslotte heeft de projectgroep de maandelijkse instroom bepaald op 2personen, hetgeen gezien de ervaringen met SOV-drang als
-6-
ambitieus mag worden aangemerkt. Vanuit deze veronderstellingen redenerend, heeft de projectgroep berekend, dat in fase 3 na 18 maanden de eerste persoon zal instromen en dat na 24 maanden een capaciteit van 6 plaatsen is bereikt, die vervolgens niet meer zal groeien omdat vanaf dat moment de instroom gelijk wordt verondersteld aan de uitstroom. Verder merkt de projectgroep op, dat uit deze -nogmaals zuiver theoretische -berekening blijkt dat er na 18 maanden in de celcapaciteit van fase 1 een probleem ontstaat. Omdat er op dat moment te veel SOV’afvallers in fase 1 hun tijd nog “uit” moeten zitten, is er onvoldoende doorstroom voor nieuwe opname. Bij ongewijzigde instroom zou daardoor gedurende een jaar overbezetting ontstaan. Voor de capaciteit van fase 2 ontstaan op basis van het gehanteerde rekenmodel geen knelpunten. Na 18 maanden zijn alle 12 cellen bezet en de capaciteitsbehoefte blijft op 12 gestabiliseerd omdat vanaf dat moment de instroom in fase 2 evengroot is verondersteld als de uitstroom. Om wat nader inzicht te geven in de gehanteerde rekenwijze en het verloop van c.q. de aansluiting tussen de diverse stadia van het SOV-traject is het rekenmodel opgenomen in bijlage 4. 6. Financiële gevolgen In de wet SOV is uitgegaan van een financieringswijze, waarin de gemeente voor 25 % bijdraagt in de investeringskosten van de cellen voor fase 1 en voor fase 2 en zij de kosten van de voorzieningen voor fase 3 volledig voor haar rekening neemt. Meermalen heeft het gemeentebestuur uitgesproken en bij de diverse instanties kenbaar gemaakt een gemeentelijke bijdrage van 25% in de investeringskosten om principiële redenen af te wijzen. Het gemeentebestuur is van mening, dat de aanleg en exploitatie van cellen een rijkstaak betreft. Tot op heden is geen overeenstemming bereikt over dit geschilpunt. Uitgaande van een investeringsbedrag van ƒ 285.000,- per cel komt 25% van de investeringskosten van 36 cellen neer op een eenmalig bedrag van ƒ 2,6 miljoen. De gemeentelijke voorzieningen voor de derde, open fase, worden voorlopig geraamd op gemiddeld circa ƒ 75.000,- per plaats, waarbij rekening is gehouden met het pakket dat Parnassia thans in het Reentry programma aanbiedt. De kosten van de trajectbegeleider blijven voor rekening van het rijk. Bij een volledige doorstroom vanuit fase 2 kunnen de kosten - excl. huisvesting - op vooralsnog 6 x ƒ 75.000,= ƒ 450.000,- worden geschat. Over de huisvestingspost maakt de projectgroep om de volgende reden een duidelijk voorbehoud. Inpassing van SOV-dwang in de bestaande locaties van Parnassia gaat ten koste van andere programma’s en is vanwege de bijzonder doelgroep niet combineerbaar met andere programma. Dit betekent, dat aparte behuizing nodig zal zijn. De omvang van de kosten wordt in sterke mate bepaald door de wijze van huisvesting waarvoor wordt gekozen (zelfstandig begeleid, in groepen begeleid, op welke plaats in de stad?) Deze en meer vragen zullen pas in meer definitieve zin kunnen worden beantwoord indien meer inzicht ontstaat in het verloop van de behandeling in fase 1 en 2. Omdat de gemeentelijke fase 3 zich pas na 18 maanden aandient, is er ook na de start van SOV nog voldoende gelegenheid nadere besluitvorming te realiseren. Tegenover deze financiële lasten staan niet concreet te schatten maar daarom niet minder aanwezige maatschappelijke en financiële baten. De projectgroep wijst in dit verband erop, dat volgens landelijke schatting de beoogde doelgroep per jaar voor ruim 700.000 delicten verantwoordelijk wordt gehouden. Hierbij gaat het voornamelijk om vermogensdelicten. Bij specifieke delicten als autodiefstallen is circa 50% ervan toe te schrijven aan harddrugsverslaafden; bij woninginbraken en winkeldiefstallen om ruim 40%. Het zijn juistdeze delicten waar burgers in ernstige mate overlast van ondervinden. Daar komt bij, dat is gebleken dat circa 25% van deze groep herhaaldelijk recidiveert. Zonder aan dit schadebeeld concrete bedragen te verbinden, is het volgens de projectgroep duidelijk dat deze schade terugloopt alleen al door een deel van deze groep minimaal 2 jaar van de straat te hebben. Verder mag worden verwacht dat de overlast voor omwonenden, winkeliers etc. terug zal lopen en de
-7-
veiligheid in het algemeen met deze “ verwijdering uit het straatbeeld” zal toenemen. Door verder langdurige opsluiting te combineren met zorg, is de verwachting dat het aantal recidivisten en daarmee nieuwe criminaliteit en vermogensschade wordt gereduceerd. 7. Evaluatie Drie jaar na de start van SOV zal van rijkswege een evaluatie plaatsvinden van de tot dan bereikte resultaten. Na 6 jaar vindt eind-evaluatie plaats, waarna de minister een beslissing neemt over het voortzetten van de maatregel. Over SOV- Den Haag zal, als tot deelname aan de SOV wordt besloten, jaarlijks evaluatie plaatsvinden van de bereikte resultaten. In deze evaluatie zal er rekening mee moeten worden gehouden dat de minister ( in SOV aanwezig via de directeur SOV) en lokale partners hun gescheiden verantwoordelijkheden en verantwoordingstrajecten behouden. In dat verband zal na een eventuele invoering ook nagedacht moeten worden over het voortbestaan van de huidige projectgroep dan wel het realiseren van een meer uitvoeringsgerichte samenwerkingsgroep. 8. Conclusie De projectgroep heeft in deze rapportage in beeld gebracht hoe de nieuwe dwang-variant kan worden uitgevoerd en wat daar bij komt kijken. Zodra de bestuurlijke standpuntbepaling omtrent uitvoering van de SOV-dwang is voltooid, zal de projectgroep de verdere voorbereidingen voor de start van het project ter hand nemen. Daadwerkelijke start zal overigens niet op korte termijn mogelijk zijn, omdat met de bouw van de aparte SOV afdeling niet kon worden vooruitgelopen op de uitkomsten van het financiële meningsverschil gemeente-rijk en de standpuntbepaling van het gemeentebestuur over SOV. Verwachting is dat de voltooiing van de aparte cellen vanaf het moment van daadwerkelijke start nog wel circa 1 ½ jaar vergen.
-8-
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden. Wat betekent dat voor de Haagse situatie?
Bijlage 1
Nadere uitwerking van het instroom-traject (fase 0) aanhouding
Politie houdt aan en herkent SOV-signatuur Openbaar ministerie (OM) stelt SOV-kandidatuur vast
voorarrest
Politie stelt in verzekering in Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PIH) Politie meldt aan Reclassering Nederland Reclassering Nederland meldt aan bij Parnassia (Verslavingsreclassering) Versl.recl. doet VroeghulpInterventie en brengt voorlopig verslag uit OM geleidt voor aan rechter-commissaris (RC) OM vordert bewaring en benoeming deskundige RC verleent bevel tot bewaring OM zorgt voor plaatsing in SOV-cel bij PIH OM plant werkzaamheden tbv zittingsdatum Meervoudige Kamer rechtbank deskundige brengt rapport aan rechter uit, waaronder advies Versl.recl. MK rechtbank houdt zitting en wijst vonnis
gedwongen plaatsing
OM zorgt voor plaatsing in SOV-traject directeur SOV van PIH stelt plan van aanpak op start behandeling aanwijzing trajectbegeleider
-9-
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden. Wat betekent dat voor de Haagse situatie?
Bijlage 2
Taken, bevoegdheden en rollen van de SOV-partners
Politie
werkzaamheden lijst van potentiële SOV-kandidaten; periodiek bij te stellen verstrekt lijst aan OM en Parnassia (Verslavingsreclassering) neemt vastgestelde lijst op in HKS aanhouding en herkenning SOV-verdachte telefonisch overleg met OM over wel/niet CVS bij CVS: melding aan Verslavingsreclassering Nederland stel verdachte in verzekering in PIH verantwoordelijk voor procedure : Directeur Centrale Operationele Diensten, H.W.A. van den Berge aanspreekpunt Staf Korpsdirectie, de heer J. Kaiser
Openbaar Ministerie (OM)
werkzaamheden in overleg met politie vaststellen van lijst gebruik lijst op de weekdienst in overleg met politie vaststellen of SOV mogelijk is check of plaatsing in SOV-cel mogelijk is vordert opschorting voorlopige hechtenis onder voorwaarde van oplegging SOV-maatregel planning werkzaamheden tbv zitting rechtbank uitvoeren maatregel door plaatsing in SOV-cel procesbewaking afstemming monitoring (CVS) met Politie, Verslavingsreclassering en gemeente (OCW) verantwoordelijk voor interne procedure en integrale SOV-proces Officier van Justitie, M. van den Honert aanspreekpunt mevrouw D.D.H. Leue, parket OM
Verslavingenreclassering Parnassia
werkzaamheden vroeghulp en vroeghulprapportage informeren SOV-verdachte, OM en RC rapportage t.b.v. OM, RC en gedragsdeskundige aanwijzen trajectbegeleider bij Parnassia verantwoordelijk voor procedure manager Verslavingsreclassering Parnassia, Th. Gernler aanspreekpunt idem
Penitentiaire
werkzaamheden
-10-
Inrichtingen Haaglanden (PIH)
opname SOV -veroordeelde in aparte afdeling bevorderen intrinsieke motivatie in kaart brengen persoonlijke situatie opstelling plan van aanpak gesloten fase: 24 plaatsen half open fase: 12 plaatsen begeleiding programma’s gericht op vergroten eigen verantwoordelijkheden verantwoordelijk voor het proces directeur PIH, J van Putten aanspreekpunt idem
Gemeente;; Bestuursdienst (BSD)
werkzaamheden bestuurlijke rapportage verantwoordelijk voor procedure hoofd Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden, C. Rog aanspreekpunt R. Thon.
Gemeente Onderwijs, Cultuur en Welzijn (OCW)
werkzaamheden in overleg met Parnassia ontwikkelen van voorzieningen en reserveren van middelen t.b.v. invulling derde, open fase SOV. afstemming met Case-management GGD Afstemming met OM van monitoring verantwoordelijk voor procedure directeur Beleid en Vastgoed, B. Manten aanspreekpunt voorzitter regiegroep verslavingsproblematiek, A. van Dijk
Parnassia
verantwoordelijkheid voorzetting begeleiding in gesloten fase en de half open fase (i.o.m. met PCS) begeleid wonen, werkbemiddeling en trajectbegeleiding in open fase verantwoordelijk voor procedure sector-manager Maatschappelijke Integratie en Speciale Behandeling, F.Brouwers aanspreekpunt idem
-11-
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden. Wat betekent dat voor de Haagse situatie?
Bijlage 4
Rekenmodel in- en doorstroom SOV
Uitgangspunten:
fase één duurt gemiddeld zes maanden fase twee duuurt gemiddeld twaalf maanden fase drie duurt gemiddeld zes maanden per maand stromen gemiddeld twee personen in fase één in in fase één valt 50% van de instroom af voor behandeling in fase twee en drie zijn er geen tussentijdse afvallers.
Toelichting bij het schema: 1.
de eerste zes maanden stromen er per maand twee personen in de eerste fase in. Gemiddeld gaat één persoon na zes maanden door naar fase twee en valt één persoon af . Deze afvaller blijft dus voor de resterende 23 maanden in het basis-regime (= cellen fase één). Zie maand 25.
2.
in de zevende maand stroomt de eerste persoon in fase twee in en dus fase één uit. Het duurt nog twaalf maanden voordat deze persoon als eerste doorstroomt naar fase drie (zie maand 19). Er komen in fase één twee personen bij. Per saldo voor fase één een toename van één persoon.
3.
in de negentiende maand stroomt de eerste persoon van fase twee door naar fase drie. Deze persoon zal na zes maanden uitstromen (zie maand 25). Fase twee heeft dan zijn maximale capaciteit van twaalf personen bereikt. Omdat instroom = uitstroom treedt daar geen verandering meer op. Fase één bereikt na de achttiende maand haar maximale capaciteit. Het duurt nog 6 maanden voordat naast de doorstromers er ook afvallers vertrekken en de overbezetting terugloopt.
-12-
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden. Wat betekent dat voor de Haagse situatie?
Bijlage 4 (vervolg)
Rekenmodel in- en doorstroom SOV
mnd
fase 1 in
fase 1 mislukt
fase 1 door
fase 1 totaal
fase 2 in
fase 2 door
fase 2 totaal
fase 3 in
fase 3 uit
fase 3 totaal
1
2
1
0
2
2
2
1
0
4
3
2
1
0
6
4
2
1
0
8
5
2
1
0
10
6
2
1
0
12
7
2
1
1
13
1
0
1
8
2
1
1
14
1
0
2
9
2
1
1
15
1
0
3
10
2
1
1
16
1
0
4
11
2
1
1
17
1
0
5
12
2
1
1
18
1
0
6
13
2
1
1
19
1
0
7
14
2
1
1
20
1
0
8
15
2
1
1
21
1
0
9
16
2
1
1
22
1
0
10
17
2
1
1
23
1
0
11
18
2
1
1
24
1
0
12
19
2
1
1
25
1
1
12
1
0
1
20
2
1
1
26
1
1
12
1
0
2
21
2
1
1
27
1
1
12
1
0
3
22
2
1
1
28
1
1
12
1
0
4
23
2
1
1
29
1
1
12
1
0
5
24
2
1
1
30
1
1
12
1
0
6
25
2
1
1
30
1
1
12
1
1
6
etc.
2
1
2
29
1
1
12
1
1
6
-13-
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden. Wat betekent dat voor de Haagse situatie?
Bijlage 5
Leden projectgroep SOV
De heer C. Rog, voorzitter
Bestuursdienst gemeente Den Haag
De heer R. Thon, secretaris
Bestuursdienst gemeente Den Haag
De heer J. Basoglu (tot 1 januari 2001 de heer L.J. Kuipers)
Politie Haaglanden
De heer W.J.O. Beaumont
GGD van de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn gemeente den Haag
De heer T. Gernler
Psycho-Medisch Centrum Parnassia afdeling Programmering Verslavingsreclassering locatie Zeestraat
De heer R.E.M. van Kleef
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn gemeente Den Haag
De heer R.A. Kloeke
Penitentiair Complex Scheveningen
Mevrouw D. Leue
Openbaar Ministerie Haaglanden
-14-