2009 26/3
R ondom den H erdenbergh Van Leering en Nijhoving tot Hema
Plat Ni-js
Onderwijs in Hardenberg
Kamp Heemse 1
Colofon Rondom den Herdenbergh Kwartaaltijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving ISSN: 1380-3921
Lidmaatschap: € 15,00 per kalenderjaar.
Inhoud V a n L eering en Nijhoving tot Hema
3
E. Wolbink
In de historische kroegentocht door Hardenberg wordt een bezoek gebracht aan café-hotel-restaurant Leering / Nijhoving. De Hema werd naderhand op deze plaats gevestigd.
H e t o n d e r w i j s i n H a r d e n b e r g ( 2 )
12
A. de Roo
Ledenadministratie en -contributie: Dhr. G. Wolbink, Alb. Risaeusstraat 8c, 7772 AV Hardenberg, 0523-267036, E-mail:
[email protected] Bankrelatie: Rabobank: rek.nr. 3849.47.824 Druk en vormgeving: Olbo Thuis in Alle Media, Hardenberg Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel. 0523-265624 (openingstijden: ma-di-do-vr: 09.00-12.00 uur). Website: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Algemeen Bestuur: Dhr. H. Hindriks (voorzitter), Parallelweg 18, 7691 AA Bergentheim, 0523-231700 Dhr. F. Hamhuis (secretaris), Esweg 32a, 7771 CR Hardenberg, 0523-261433 Dhr. A.J. Barnard (alg. adjunct), Oosteinde 13, 7772 CA Hardenberg, 0523-261786 Mevr. D. Reefman (penningmeester), Hoornblad 15, 7772 MG Hardenberg, 0523-266241 Dhr. H.H. Bulthuis, Eikenlaan 15, 7771 DW Hardenberg, 0523-263608 Dhr. L. Odink, Zwartedijk 29a, 7775 PA Lutten, 0523-681850 Redactiecommissie: Dhr. K. Oosterkamp (eindredacteur), Baalder-Esch 6, 7772 JV Hardenberg, 0523-263104 Mevr. D. Hesselink-Zweers (secretaris), Pinksterbloem 7, 7772 NK Hardenberg, 0523-272484 Mevr. J. Luisman-de Jonge, Adm. Helfrichstraat 43, 7772 BV Hardenberg, 0523-260620 Dhr. A.C.A. Pullen, Kalmoes 11, 7772 MD Hardenberg, 0523-263901 Dhr. A. de Roo, Mercuriuslaan 10, 7771 EH Hardenberg, 0523-262212 Dhr. E. Wolbink, Parkweg 1-105, 7772 XP Hardenberg, 06-15128514
Dit tweede artikel vormt het begin van een reeks artikelen over het onderwijs in Hardenberg.
P l a t N i - j s
16
J. Luisman-de Jonge
De dialectwerkgroep is nogal aan het zwerven geweest met de vroegere negotieventers. Er wordt, in streektaal, uitgebreid verslag gedaan van deze zwerftocht.
H e t h u w e l i j k v a n A l f r e d v a n W e r v e n
20
K. Oosterkamp
In de trouwzaal van het gemeentehuis, inmiddels al gesloopt, hing een schilderij van de kunstenaar Alfred van Werven. Een portret van dit schilderij en de kunstenaar.
Kamp Heemse
23
E. Wolbink
In het huidige Gemeentebos aan de Ommerweg stonden eens de gebouwen van de Nederlandsche Arbeids Dienst. In dit artikel wordt uitgebreid ingegaan op de geschiedenis van dit kamp.
In een volgend nummer
-
Het gemeentehuis te Hardenberg
-
De Maria Magdalena Bewaarschool
-
De Wheeme
-
Tunnelvisie
Van Leering en Nijhoving tot Hema Een historische kroegentocht door Hardenberg (2) E. Wolbink
In het eerste deel van deze serie stonden we even stil bij de geschiedenis van ‘den Herdenbergher’ aan het Oosteinde. De stad Hardenberg heeft in het verleden nogal wat horeca-etablissementen gekend, hoewel het aantal streng werd gereguleerd door de gemeente. Veel panden huisvesten al decennia achtereen een café, een hotel, een restaurant of een combinatie ervan. Dit keer staan we stil bij het cafébedrijf dat jarenlang gevestigd was op de plek waar nu alweer bijna 35 jaar lang de Hema gevestigd is.
De geschiedenis van dit horecaperceel voert terug tot het begin van de twintigste eeuw. Op de hoek van de Voorstraat en de Markt stonden rond 1900 twee kleine vroegnegentiende-eeuwse panden. Beide hadden een woonbestemming en waren eigendom van timmerman Rutger Koeslag. Zijn zoon Bernard Christiaan zwaaide in die tijd al de scepter over het café de Rustenbergh in Heemse en zijn oudste dochter Zwaantje Aleida was getrouwd met huisschilder Gerrit Frijling. Rutgers jongste dochter, Christina
Johanna, was in 1892 in het huwelijk getreden met stationschef Anske Leering uit Leeuwarden. Christien was onderwijzeres in nuttige handwerken en haar man, eenmaal in Hardenberg woonachtig, had werk gevonden als melkonderzoeker bij de zuivelfabriek Salland aan de Stationsstraat. Dat nam niet weg dat hij tijd vond om kleinschalig voor zichzelf te beginnen; Anske bottelde bierflesjes. De grote fusten bier werden aan huis geleverd en vervolgens tapte hij zogenaamde kogelflesjes vol en verkocht die in kratjes aan particulieren. Dat bottelen ging zo goed en de klandizie werd blijkbaar zo groot, dat het Salland’s Volksblad in maart 1905 meldde dat Anske tegen half april ontslag had gevraagd bij de zuivelfabriek vanwege de toenemende drukte in zijn bierbottelarij. De voortreffelijke locatie nabij de weekmarkt deed het echtpaar Leering-Koeslag besluiten om een schenkvergunning aan te vragen. Ze konden dan vooral op marktdagen de vele boeren, 3
Deze oude foto toont de driesprong FortuinstraatVoorstraat. Aan de overkant staan de twee oude woningen van de familie Koeslag en een oude stadspomp, ca. 1910.
Portret van de echtelieden Anske Leering en Christina Johanna Koeslag, ca. 1900.
burgers en buitenlui ontvangen in hun kleine taveerne. Veel ruimte bood het etablissement niet, maar toch verwierf Leering snel goede bekendheid. Zij waren niet de enigen die een vergunning van de gemeente hadden. Zo moesten ze concurreren met het veel grotere café annex hotel Oosthout, het voormalige gerenommeerde hotel Van Munster in de Voorstraat, maar ook met de kleine tapperijen die her en der rond de markt verspreid lagen en vaak alleen op marktdagen de deuren voor hun gasten openden. Anske kampte van jongs af aan met een broze gezondheid en het vele en harde werken zorgde er waarschijnlijk voor dat hij al in 1909 overleed, op slechts 43-jarige leeftijd. Zijn nog jonge weduwe bleef achter met hun 17-jarige zoon Sjoerd en hun 15-jarige dochter Jennigje. Vrienden en familie adviseerden Christien om door te gaan met het cafébedrijf en de bottelarij. In de volksmond, maar ook in de kranten, werd voortaan gesproken over het café van mej. de weduwe Leering aan de Markt. Toch was het café eigenlijk niet alleen van haar. De boedel van Christiens ouders was namelijk nog altijd niet verdeeld. Dat betekende dat ook haar broer Bernard Christiaan Koeslag en zijn vrouw Derkje Otten, maar ook haar zus Zwaantje Aleida Koeslag en haar zwager Gerrit Frijling mede-eigenaren waren. Dat veranderde in juni 1912 toen notarieel werd vastgelegd dat de bezittingen waren verdeeld. Caféhoudster Christien LeeringKoeslag werd, tegen betaling van 5000 gulden, eigenaresse van zowel het café als het naastgelegen woonhuis. Het was hard werken. Niet alleen de kroeg moest bestierd worden, maar ook was er nog altijd volop werk in de bierbottelarij waar de flesjes werden gevuld uit de fusten van de Hengelosche Bierbrouwerij. Toch werden de activiteiten uitgebreid. Christien besloot er een ‘limonadefabriek’ bij te nemen. Daar maakten haar werknemers onder andere merkloze gazeuses als frambozen- en citroenlimonade, maar ook champagnepils. Zoon Sjoerd trad in de voetsporen van opa Rutger Koeslag en werd timmerman. Hij ging
aan het werk bij de houthandel van de firma Wijlhuizen & Co., die uitsluitend in Rusland werkte en die onder andere een kantoor had in Sint Petersburg. Sjoerd vertrok in 1914, op 22-jarige leeftijd, samen met enkele andere jongemannen uit Hardenberg naar Rusland. Zij waren daarvoor gevraagd door de cargadoorsfamilie Vinke uit Rotterdam. Dat bedrijf had ook een vertegenwoordiging in Sint Petersburg. De firma verscheepte hout naar Nederland. Regelmatig schreef Sjoerd naar huis. Enkele van zijn brieven worden nog bewaard door nazaten. De jonge Hardenbergers waren belast met het toezicht houden op de houtkap en op het vlotten van de boomstammen. Sjoerd bracht veel tijd door in het binnenland waar de bossen werden gekapt. Enkele keren per jaar reisde hij terug naar Nederland, tot in 1917 de revolutie in Rusland uitbrak en men er halsoverkop weg moest. Via Zweden, een hele omreis, kon Sjoerd terug naar Nederland. Hij had net als zijn vader een slechte gezondheid. Hij was geregeld ziek tot men er achter kwam dat hij last had van nierstenen. Regelmatig moest er worden geopereerd. Gekscherend noemden ze hem wel ‘de steenfabrikant’, vanwege de regelmatig terugkerende gal- en nierstenen. Bij een van die operaties in het Sophiaziekenhuis in Zwolle leerde hij de gediplomeerd verpleegster Jantje (Jo) Nottrot kennen en op 20 mei 1920 traden ze in het stadhuis in Hardenberg in het huwelijk. Vanaf dat moment hielp het jonge echtpaar mee in het cafébedrijf. Op 63-jarige leeftijd besloot Christien Leering-Koeslag de leiding ervan over te dragen aan haar zoon en schoondochter. 4
Carte-de-visite van Sjoerd Leering, gemaakt door een Russische fotograaf, ca. 1916.
bureau Krabshuis uit Almelo. Dat meldde De Vechtstreek op 18 januari 1930. In die krant werd ruime aandacht besteed aan de geplande feestelijke opening van het nieuwe café Leering. De bouw had lang geduurd, maar het resultaat mocht er zijn: Er is daar op den hoek van Voor-
Dat was in 1927 en meteen waaide een nieuwe wind door het bedrijf. Bij het café werd een exclusief depot gevestigd door de Amsterdamse wijnkopers Ferwerda & Tieman, een firma die wijn importeerde, bottelde en op de markt bracht via een stuk of dertig verkooppunten door het hele land. Leering had voortaan een geregelde voorraad en een ruime sortering bekende merkwijnen in de aanbieding. Reclame van de wijnhandelaren Ferwerda & Tieman uit Amsterdam, anno 1928.
Deze beschadigde foto uit 1929 toont wegwerkzaamheden ter hoogte van café Leering. Het woonhuis van Sjoerd en Christien heeft hier al plaatsgemaakt voor nieuwbouw. Links is het oude café nog te zien, met de naam ‘S. Leering’ in het venster
Nieuwbouw
boven de ingang.
In 1929 werden het café, de bier- en frisdrankbottelarij en het naastgelegen woonhuis door Christien overgedragen aan de volgende generatie. Meteen maakten Sjoerd en Jo toekomstplannen. Ze besloten tot nieuwbouw. De twee oude panden, links het café en rechts het woonhuis, werden afgebroken om plaats te maken voor een nieuw woonhuis met café en toneelzaal. Helaas zijn in het archief de tekeningen, het bestek en de bouwvergunning niet bewaard gebleven. Toch weten we dat het nieuwe complex gebouwd werd onder architectuur van het 5
straat en Markt, met het uitzicht op den Fortuinstraat een gebouw verrezen, dat gezien mag worden en dat strekt tot verfraaiing van het stadsbeeld. Aan de voorzijde lokt de veranda reeds tot een zitje uit. Gaan we verder, dan betreden we een ruime lichte zaal, met een mooie en doelmatige tegellambrisering, een schitterend plafond, een prachtige kunstverlichting en ook weer aardige zitjes. Aan de achterzijde zien we het ruime tooneel met bijbehoorende kleedkamer. De groote zaal kan door zware schuifdeuren met kunstige harmonicasluiting in tweeën worden verdeeld. Een ventilator zorgt voor rookverdrijving, zoodat de dames het rooken der heeren voortaan niet meer zoo bezwaarlijk behoeven te vinden. De hygiënische inrichting der ‘toiletten’ - alles met waterspoeling - valt verder te loven. De bouw is uitgevoerd door de heeren A. en H. Hamhuis te Heemse, het schilderwerk door de heeren Frijling en Scheffer, het loodgieterswerk door de heeren Sierink en zoon, terwijl de heeren H.J. Otten en zoon het elektrisch gedeelte behartigden. Hardenberg is nu in ‘t bezit van een café dat wat ruimte en installatie betreft, aan hooge eischen voldoet. Ook in dat opzicht gaan we met den tijd mee! De heer Leering heeft zich belangrijke offers getroost. Moge het hem gegeven zijn, hiervan in ruime mate de vruchten te plukken!
notariële archieven treffen we café Leering geregeld aan, maar dan als locatie waar de veilingen bij opbod en afslag gehouden werden.
Uit het huwelijk van Sjoerd en Jo werden vier dochters geboren, Tiny, Corry, Jenny en Coby. Toch was hun eerstgeborene een zoontje, genaamd Cornelus Adrianus naar opa van moeders zijde. Het jongetje werd echter slechts twee weken oud. Het cafébedrijf bloeide aan het begin van de jaren ’30 als nooit tevoren, maar het limonadefabriekje ging ter ziele. Dat was te wijten aan Hero die in 1933 limonades op de markt bracht die veel goedkoper en - volgens kenners - veel en veel lekkerder waren. Een stuk beter ging het met de activiteiten in de grote nieuwe toneelzaal. Leering groeide uit tot het belangrijkste horecapand van Hardenberg. Vele vergaderingen werden er gehouden in de zaal die door middel van een schuifwand van het café kon worden afgescheiden. Maar werd er een toneelvoorstelling door Thalia opgevoerd, dan werd die wand weggehaald, zodat het café en de toneelzaal vol met stoelen kon worden gezet om aan alle gasten een plaats te kunnen bieden. In de zomer van 1934 werd op initiatief van Willem Christiaan Theodoor baron van Ittersum, als consul van de A.N.W.B., bij Leering een vergadering georganiseerd om te komen tot de oprichting van een plaatselijke V.V.V. voor Hardenberg en Heemse. De burgemeesters van Ambt en Stad Hardenberg waren aanwezig en werden benoemd tot ereleden. Ook in de
Prentbriefkaart van de Voorstraat en het Oosteinde, nabij caférestaurant Leering. Voor het pand staat een Esso benzinepomp, ca. 1932.
Briefhoofd van het café-restaurant Leering. Men was in 1934 al telefonisch bereikbaar onder nummer 51.
6
De grote toneelzaal werd vanaf 1937 ingezet voor dansavonden en danslessen. In de plaatselijke krant liet men weten dat Dansstudio Leviet et Fils uit Zwolle voor het eerst in Hardenberg acte de présence zou geven in Bondshotel Leering. Dit is meteen de eerste keer dat we iets lezen over een hotelfunctie. Sjoerd Leering heeft na de oplevering van zijn nieuwe complex geregeld kleine verbouwingen laten uitvoeren. Zijn kinderen hadden aanvankelijk allemaal een eigen slaapkamer op de bovenverdieping van het woongedeelte, maar gaandeweg werden die in gebruik genomen als hotelkamers. Uiteindelijk waren dat er zeven. De slaapkamers van de kinderen en van het echtpaar Leering zelf verhuisden naar de verdieping en de vliering boven het café. Vanaf januari 1938 werd zaal Leering gebruikt als bioscoop, de eerste in Hardenberg. De firma Miedema uit Friesland kwam geregeld om films te vertonen in Bioscoopzaal Leering. Niet alleen Hardenbergers maar ook veel jongeren uit de verre omgeving kwamen kijken. De eerste film die er draaide was ‘Op Hoop van Zegen’, een verfilming van het meesterwerk van Heijermans.
De kleine en grote schuur van de familie Leering aan de markt. Geheel links staat het woonhuis annex cafeetje van de familie Veurink, anno 1938.
Een half jaar later, op 25 november, kwam de prins opnieuw naar Hardenberg. Hij bracht een bezoek aan de alhier gelegerde troepen. Honderden waren weer op de been om het schouwspel op de markt te kunnen volgen. De prins inspecteerde de troepen en nam een kijkje in de keuken van de soldaten. Ook dit keer verbleef hij geruime tijd in Hotel Leering, waar hij zich met de officieren onderhield.
Hoog bezoek In april 1939 werd Hotel Leering vereerd met hoog bezoek. Prins Bernhard verscheen in Hardenberg. Het stond die dag zwart van de mensen. Rond één uur ’s middags arriveerde de prins, gekleed in ritmeesteruniform, in zijn door hemzelf bestuurde Ford V-8, begeleid door een kolonel en een kapitein. Met groot gejuich werd hij begroet. De prins verbleef enige tijd in de woning van Sjoerd Leering, vergezeld door burgemeester Bramer. De Vechtstreek schreef:
Met belangstelling zag de prins daar een bij de Oranjefeesten genomen kiekje, voorstellende ‘prinses Juliana en prins Bernhard’, in een auto gezeten, deelnemende aan den optocht. Die foto
Enkele Hardenbergers
was gemaakt in 1937. In een door Sjoerd Leering zelf gefabriceerd autootje konden zijn kinderen aan de versierde optocht deelnemen. In de auto zat Corry Leering verkleed als prins Bernhard en haar zusje Jenny bestuurde de auto. Vriendinnetje Clelietje Hoek, een dochter van de Hardenberger dominee, was verkleed als prinses Juliana…
een bordje met ‘zur
voor de veranda van hotel Leering. Op het A.N.W.B.-verwijsbord is
Wehrmachtstankstelle’ bevestigd.
Dit kiekje zag Prins Bernhard staan op de piano in huize Leering, gemaakt op het Oranjefeest op 31 augustus 1937.
7
Toen in Nederland de algemene mobilisatie werd afgekondigd, werd Hotel Leering ingezet voor de inkwartiering van Nederlandse officieren. Zij verbleven er veelal samen met hun vrouwen. In een grote schuur, aan de achterzijde van het pand en gelegen aan de markt, was de militaire keuken met grote kookpotten ingericht. Daar vandaan werd het eten gedistribueerd. Meteen nadat Nederland door Duitsland was ingenomen, werd de achterste zaal van Leering gevorderd door de bezetters. Ze hielden daar hun kantoor. De hotelkamers werden gebruikt voor de inkwartiering van Duitse militairen. Tijdens de oorlogsjaren verbleef ook de Hardenberger N.S.B.-burgemeester Overbeek een tijdje in een van die kamers tot hij een eigen woning kon betrekken. Meteen na de bevrijding kreeg Leering opnieuw militaire inkwartiering, dit keer het Nederlandse derde regiment infanterie.
Deze foto is gemaakt
Lagcher
op de trouwdag van Corry Leering en Wim Resink, anno 1951.
Toen kort na de oorlog bleek dat geen van de dochters en schoonzoons (in spé) geïnteresseerd was om het horecabedrijf over te nemen en Jo klachten had als gevolg van een te hoge bloeddruk, werd op doktersadvies besloten de zaak van de hand te doen. Oudste dochter Tiny was toen al getrouwd met Ulrich de Haan. Toen Corry in
1951 trouwde met Wim Resink, de zoon van de gemeentesecretaris van Hardenberg, was het bedrijf van haar ouders kort daarvoor verhuurd aan Jan Hendrik Lagcher uit Denekamp. Het echtpaar Leering verhuisde naar Ede, samen met hun twee nog ongehuwde dochters Jenny en Coby. Ze kozen voor Ede, omdat men zich in die tijd niet zomaar ergens vestigen kon. Je moest namelijk economisch gebonden zijn. Ede was echter één van de plaatsen in Nederland waar dat niet gold en waar voldoende nieuwbouw was om te kunnen gaan wonen. Het complex in Hardenberg bleef eigendom van de familie Leering, maar toen het vijfjarige huurcontract was afgelopen, werd besloten om het toch te verkopen. De familie Lagcher verhuisde naar de Wierdensestraat in Almelo, waar ze een hotel begonnen.
Nijhoving
Deze foto van café Nijhoving is gemaakt
Het Salland’s Volksblad van 27 januari 1956 meldde: Lagcher wordt Nijhoving. Het hotel met café-restaurant, automatiek én slijterij werd vanaf 1 februari gerund door Jan Nijhoving en zijn echtgenote Geesje Seubers. Jan was opgegroeid in het dorpscafé van zijn ouders in het rustieke Drentse Meppen. Na zijn huwelijk hielpen hij en zijn vrouw mee in het bedrijf, maar na vijf jaar wilde men dat niet langer. Ze besloten om voor zichzelf te beginnen. Vader Nijhoving was een handelaar en hem kwam op die manier geregeld nieuws ter ore. Zo vernam hij op een zekere dag dat het hotel in Hardenberg te koop stond. Toen Jan en Geesje, vergezeld van Nijhoving senior, polshoogte gingen nemen, was het de eerste keer dat ze in Hardenberg waren. Ze zagen hun kans schoon en snel werd
door wijlen ds. E.J. Loor en dateert uit 1959. Voor de veranda, rechts, staat Albertus Kremer.
8
rij en de lobby van het hotel. Toen alles – na een bouwperiode van drie jaar – was opgeleverd, telde het hotel dertien kamers. In totaal kon men aan dertig personen een slaapplaats bieden. Een aantal kamers beschikte over een douche, maar ook waren er zelfs kamers met een ligbad. De gasten die in de goedkoopste kamers verbleven, konden zich opfrissen in een douche op de gang. In de laagbouw werd de grote zaal gehandhaafd, geschikt voor het geven van bruiloften en partijen. de koop bekrachtigd. Jan was slechts dertig jaar oud en zijn vrouw nog vier jaar jonger toen ze in Hardenberg hun dromen werkelijkheid konden laten worden. Het organiseren van grote feesten, zoals muziekfestivals, was Jans grote liefhebberij. Daar leefde hij voor. Natuurlijk vond hij het ook prima om in zijn eigen café pilsjes te tappen, maar het liefst was hij bezig met organiseren en zorgen dat alles geregeld was voor de grotere festiviteiten. Dat zat gewoon in hem en zal er mede voor gezorgd hebben dat hij meer wilde en vooral groter. Begin 1964 vroeg het echtpaar bouwvergunning aan voor de uitbreiding van hun hotel-caférestaurant. Het complex werd volledig gemoderniseerd door aannemersbedrijf Vosjan, onder architectuur van Theo Verlaan. De verbouw werd in drie fasen uitgevoerd, zodat het horecapand voortdurend geopend kon blijven. Eerst werd het achterste gedeelte aan de markt aangepakt, vervolgens het middengedeelte en als laatste werd de hoogbouw, op de hoek van de Voorstraat en het huidige Klepperplein, gerealiseerd. Het hotel werd ondermeer met een verdieping verhoogd en telde vervolgens drie lagen met daarboven nog een zolder. De totale hoogte van het pand bedroeg uiteindelijk twaalf meter. Op de begane grond bleven het café en de slijte-
Materieel van Eggengoor uit Radewijk en Sierink uit Hardenberg werd ingezet bij de sloop van de ‘oude’ panden van Nijhoving, 8 mei 1964.
Het gezin Nijhoving.
9
’s Zaterdagsavonds werden in de zaal vaak dansavonden en muziekavonden gehouden. Indertijd werd het echtpaar Nijhoving geholpen door twee vaste medewerksters. Het schoonmaken van de hotelkamers en de overige ruimten was een voortdurende bezigheid. Bij feesten – met soms wel tweehonderd man in de grote zaal – werd extra personeel ingeschakeld. In het café werden de gasten keurig bediend door een ober en vanaf 1972 nam een heuse chef-kok de leiding in de keuken op zich. Het was aanvankelijk de bedoeling om ook nog een vierde fase van de verbouw te realiseren, waarbij dan ook boven de laagbouw aan de marktzijde hotelkamers gerealiseerd zouden worden. Dat kwam er echter niet van. Wel begon Jan Nijhoving in 1970 in een gedeelte van zijn pand, gelegen aan de markt, met een dancing voor het volwassen publiek waar live muziek werd gespeeld, de H 3 bar.
Hema De familie Nijhoving had het goed voor elkaar. Het was hard werken, maar ze deden het met veel plezier. Het gezelligst vonden ze de zaterdagmiddagen, wanneer het café door ouden van dagen werd bezocht en de verhalen over ‘vroeger… toen alles veel beter was’ geregeld de ruimte vulden. Natuurlijk werden die verhalen steeds mooier naar mate er meer borreltjes werden gedronken. Een van de vaste gasten in die tijd was de nog zeer jonge Henk Wiechers. Hij was in 1969 in Hardenberg komen wonen. Aan de Hessenweg in Heemse had hij, samen met zijn broers Joop en Jan, de winkel van de familie A.E. Mulder overgenomen. Ze verkochten er meubels, gecombineerd met dames- en herenkleding. Henk werd zaakwaarnemer in Heemse en moest woonruimte hebben. Die vond hij op de bovenverdieping van het pand van de familie Makkinga aan de Voorstraat. Daar woonde hij een tijd als vrijgezel. Voor het nuttigen van zijn warme maaltijd had hij een deal gesloten met het echtpaar Nijhoving. Hij kon daar tegen een geringe vergoeding mee-eten, maar moest dan wel eten wat de pot schafte. Toen Henk ter ore kwam dat het warenhuisconcern Hema in Raalte een vestiging opende en ook een franchisenemer zocht voor een winkel in Hardenberg, zag hij zijn kans schoon. Hij wilde het Hema-concept toepassen op het winkelpand waar vroeger meubelzaak Goosselink (nu Da Vinci) gevestigd was, maar dat leek de franchiseorganisatie geen goede locatie. Vervolgens liet hij zijn oog vallen op het hotelcafé-restaurant van de familie Nijhoving en de naastgelegen winkelpanden van de familie Makkinga. Het horecabedrijf liep goed, maar
vooral de combinatie van hotel en café zorgde voor lange werkdagen voor het echtpaar Nijhoving. Hun zoon Henk was in die tijd nog maar vijftien en het was dus nog helemaal niet zeker of hij de zaak later over zou willen nemen. Nijhoving had al eens aangegeven dat ze wel bereid waren tot verkoop. Door zijn contacten met de familie Nijhoving en de band met de familie Makkinga werd Henk in staat gesteld om beide panden tegelijkertijd aan te kopen. Op 28 februari 1975 kreeg hij ze in optie en op 30 oktober van datzelfde jaar werd het nieuwe warenhuis, onder overweldigende belangstelling, officieel geopend door de echtgenote van burgemeester Van Splunder. Tussentijds waren de panden verbouwd om ze geschikt te maken voor hun nieuwe functie.
Dit suikerzakje bevatte geraffineerde kristalsuiker van de firma W. van Oordt te Rotterdam.
Mevrouw Greven staat achter de balie van ‘Hotel Garni’. Aan de wand hangen de diverse sleutels van de hotelkamers, ca. 1976.
De gemeente stelde het op prijs dat er hotelkamers in het centrum bleven. Wiechers verhuurde daarop de bovenverdieping aan mevrouw Greven. Aan de zijde van de markt was een speciale trapopgang gemaakt, bedoeld voor de gasten van haar Hotel Garni. De hotelfunctie kon zo nog enkele jaren behouden worden, maar rond de komst van het uitgaanscentrum De Bonte 10
gebouwd, maar stond nog in de steigers. Alles moest later worden afgebroken en helemaal opnieuw worden opgebouwd. In die bouwperiode werd de Hema geëxploiteerd in grote gele noodunits die op de kleine markt waren neergezet. Ruim een half jaar later, op 15 november, kon het volledig nieuwe complex al in gebruik genomen worden. Burgemeester Smit verrichtte de openingshandeling.
Wever in Slagharen werd het hotelbedrijf beëindigd. Daarna heeft de familie Wiechers de voormalige hotelkamers nog enkele jaren verhuurd en later werden ze in gebruik genomen als kantoorruimte.
Na een periode van zo’n vijftien jaren waarin er geen horeca-activiteiten op de locatie van het voormalige café Leering waren ontplooid, werd op 1 april 1996 de luxe coffeeshop van de Hema geopend in het bijzijn van het echtpaar Nijhoving. De opening werd verricht door oudbloemist Breukelman, als een van de bekende Kienkeerls. Wiechers vond dat deze heren de bouw vanaf hun vaste ‘hangplek’ prima hadden begeleid. Sinds twee jaar zwaait Henks oudste zoon, Bernd Wiechers, de scepter over de Hema in Hardenberg. Met het nieuwe en vergrote terras op het Klepperplein is het een toplocatie voor horeca geworden.
Bronnen: -
De ijskoude zondag van 20 februari 1994 werd letterlijk een zwarte dag in de geschiedenis van deze locatie in Hardenberg. ’s Ochtends brak er brand uit bij cafetaria Marktzicht. De felle wind wakkerde de brand aan en zorgde ervoor dat het vuur oversloeg op de panden van de familie Wiechers. De enorme zwarte rookpluim kon van verre worden gezien. De brand was desastreus en de panden brandden volledig uit. De brandweer bleek niet bij machte om het vuur snel te blussen. Wiechers was in die tijd bezig met het bouwen van een snookercentrum boven de voormalige panden van Makkinga. De gevel was net
De Hema-brand;
emeentearchief Hardenberg: toegangen G 8 en 12 en bouwvergunningenarchief - Historisch Centrum Overijssel: kadastraal archief Stad Hardenberg en archief Kamer van Koophandel Zwolle - Dissertatie: ‘Van assimilatie tot segregatie’, dr. J.S. van Wijngaarden-Xiounina, 2007 - HistorieKamer Hardenberg: krantenarchief De Vechtstreek en Salland’s Volksblad
de enorme zwarte rookwolk boven de skyline van Hardenberg kon van verre worden waargenomen.
11
Met dank aan: - - -
mevr. Resink-Leering te Zwolle dhr. en mevr. Nijhoving te Hardenberg dhr. en mevr. Wiechers te Rheeze
Het onderwijs in Hardenberg (2) A. de Roo
In de vorige aflevering zagen we hoe het onderwijs zich in Nederland ontwikkelde. We zullen in de komende afleveringen nagaan hoe dat in Hardenberg gebeurde. Allerlei vormen van onderwijs komen aan de orde. Allereerst beperken we ons tot het onderwijs tot in de eerste helft van de 19e eeuw. Inleiding
collatoren zouden zijn. Dese collatie hebben ende
In deze aflevering zal het vooral gaan over het onderwijs in Hardenberg en Heemse in vroeger tijd. Met name over het lager onderwijs. Wilde men hogerop dan kon men terecht op de Latijnse scholen die te vinden waren in Zwolle, Deventer, Almelo en Oldenzaal. Over de zeer vroege tijd is vrijwel niets bekend. Als wij iets met zekerheid willen weten dan kunnen wij niet verder terug dan tot ongeveer 1700 om in de archieven iets te lezen over onderwijs in Hardenberg. Oudere archiefstukken spreken nauwelijks hierover. Zoals overal in den lande was het onderwijs in handen van de kerk. Het collatierecht, het recht om de schoolmeesters te benoemen, was in Hardenberg in handen van het klooster Zwarte Water, dat eigenaar was van de kerk, zowel in Hardenberg als in Heemse. Omdat het klooster eigenaar was van de kerken benoemde het ook de koster. Zo zien we dat de schoolmeesters vaak tevens koster waren. Of waren de kosters tevens schoolmeester? Ik denk het wel. In de praktijk was het zo dat de proost van het klooster de pastoor benoemde en die de koster. Met betrekking tot de schoolmeesterbenoeming werd wel afgeweken van de regel dat alleen de kerk de schoolmeester aanstelde. In een fundatiebrief van 4 juli 1511, verklaarden de Heer Johan van Greethuysen, proost te Zwartewater en Arnoldus Johannis, pastoor te Hardenberge, monachus professus te Zwartewater, dat zij in de kerk te Hardenberg op suncte Steffens en suncte Anthonysaltaar een officium stichtten waarvan de proost van Zwartewater, de pastoor, schepenen en raad en kerkmeesters van Hardenberg 12
holden solden: die Praest indertyd toe Zwarte Water, die pastoer ende Schepenen en Raden mitten kerkmeisteren van Hardenberge, gezemptlyken en niemand den anderen overstemmet noch onderstemmet en sall. Achtereenvolgens verloren de kerkmeesters, de pastoor en later de predikant hun rechten, waardoor de macht van de wereldlijke overheid vergroot werd. In Heemse zullen het vooral de Goedsheren en Erfgenamen zijn geweest die de benoeming in handen kregen. De maatschappelijke status van de benoemden was niet hoog. Het salaris was navenant. De koster-schoolmeesters hadden dan ook diverse bijbaantjes, als het eigenlijke werk er maar niet onder leed. Onder schooltijd mocht hij schoenen maken of naaiwerk verrichten. Daarnaast kon hij notaris zijn of barbier, doodkistenmaker of schilder.
Het onderwijs in Stad-Hardenberg Er moest onderwijs gegeven worden en daarvoor was ruimte nodig. Waar de eerste gebouwen gestaan hebben is niet meer na te gaan. In ieder geval kunnen we er van uitgaan dat ze nogal primitief waren. Ook werd er wel bij de meesters zelf aan huis les gegeven. In 1653 lezen we voor het eerst van een schoolgebouw dat gebouwd zou zijn van de stenen van het kerkje van Nijenstede. Het heeft minstens tot 1760 dienst gedaan als school, waarna het werd ingericht als brandspuitenhuisje. Later werd er een school gesticht aan de achterkant van de kerk. In 1849 lezen we in het raadsverslag dat de school voor lager
onderwijs in een zeer gebrekkige toestand verkeerde en bovendien veel te klein was. Reden om een nieuwe school te bouwen en tevens te verplaatsen, want de grond waarop het gebouw stond, was nodig voor de uitbreiding van de kerk. In de gevel van de nieuwe school in de Achterstraat werden twee stenen gemetseld. Op de ene stonden namen van burgemeester Van Delden die de eerste steen gelegd had en van de aannemer, Venebrugge, die de school gebouwd had. Op de andere steen stond een gedicht over hoe men dacht over het onderwijs in die dagen: een uiting van de Verlichte denkwijze uit die tijd. Van de schoolmeesters die dienst gedaan hebben, is er een groot aantal bekend. In zijn boekje Van Onderwijs en Schoolmeesters gaat K. Jongsma hier uitgebreid op in. De rij wordt aangevoerd door Andreas Roelofs die ongeveer in 1550 werd aangesteld. Hij was o.a. secretaris van de stad. Het schoolmeestersambt zal dus wel een bijbaantje geweest zijn. Omstreeks 1600 werd hij opgevolgd door Laurentius Hollander die tot 1654 dienst deed. Achtereenvolgens komen we tot 1851 de namen tegen van Hermannes Tolnerus, Lukas Asjes, Gerrit Mensen Bloemers, Lucas Lucassen Marriënberg, Jan Huising, Willem Lemnes Boerrigter en Martinus Pruim. De rij werd gesloten door Gerrit Jan Pruim, een neef van zijn voorganger.
Gevelstenen van de school, 1850.
Het onderwijs in Ambt-Hardenberg In de buurtschappen was het vaak zo dat er bij de boeren in de keuken onderwijs gegeven werd en 13
wel om beurten bij die boeren die kinderen op school hadden. Waren er al ruimten die als school in gebruik waren, dan was het meestal zo dat het kale, ongezellige en bedompte vertrekken waren. Aan het meubilair werd weinig aandacht besteed. Een lange lijst van schoolmeesters zoals in Hardenberg komen wij in de buurtschappen niet tegen. Een aantal namen van schoolmeesters zien we wel in de lijsten die opgemaakt zijn voor de volkstelling van 1795. Zij hadden ook meegewerkt aan het opmaken van de lijsten. In Ambt-Hardenberg werd al sinds 1700 onderwijs gegeven. Niet in elke buurtschap. In de loop van de 18e eeuw werden regelmatig verzoeken gericht aan de Ridderschap en Steden van Overijssel om een school te mogen oprichten.
In 1807 stonden op de lijst door de schout van Hardenberg naar de Landdrost gestuurd vijftien plaatsen waar onderwijs gegeven werd. In 1811 waren het er nog maar tien. Dat kwam omdat Ane, Ennevelde, Holthone, Holtheme en ten Velde gevoegd waren bij Gramsbergen. In het kort zullen ze de revue passeren. - In Baalder was in 1807 Gerrit Sipelkamp die in 1808 overleed. Zijn post werd waargenomen door Hendrik Bouwhuis met voorkennis van de schoolopziener. Later zien we daar Frederik Brink. - Brucht. In het gemeentearchief van Hardenberg bevindt zich een brief van Theunis Waterink waarin hij aan de Landdrost in het Departement Overijssel schreef dat hij de post van schoolonderwijzer in Brucht aanvaardde. In keurig handschrift! - Bergentheim. In 1774 werd Derk Jan Meijerink genoemd als schoolmeester in een verkoopacte. Hij werd opgevolgd door Jan Winkelman. Na hem kwam Gerrit Jan Everts die opgevolgd werd door Jacobus van Engelen die tijdens zijn ambtsvervulling krankzinnig werd. - In Collendoorn was Jan van den Pol schoolmeester. - In Diffelen deden erfgenamen, boermannen en ingezetenen in 1782 een verzoek aan het Bestuur van Overijssel om een jaarlijks tractement voor een onderwijzer wat zij vier jaar daarvoor ook al gedaan hadden. Het argument: onze buurtschap ligt ver van Heemse, terwijl anderen die minder ver liggen ook al een school hebben. Bovendien was het in sommige perioden zo dat de weg onbegaanbaar en gevaarlijk was vanwege het water. Het verzoek werd ondersteund door ds. W. Stolte. G. Dorgelo voegde er aan toe dat het geen nadeel voor zijn school was. De kinderen uit Diffelen kwamen door deze omstandigheden toch al niet. In 1795 was Albert Hilverdink daar onderwijzer in Diffelen, gevolgd door Jan Roelofs Jansz. - In Heemse komen we als eerste schoolmeester-koster Egbert van ‘t Luggers tegen. Hij oefende zijn beroep(en) uit halverwege de
Sijfferboek door G. Dorgelo.
17e eeuw. Na hem kwamen achtereenvolgens koster Hendrik, Evert Hendriks, zijn zoon, en zijn kleinzoon Hendrik Everts Schutte. Daarna kwam Albert Warmelink. In een periode van 130 jaar die daarop volgde, waren drie geslachten Dorgelo koster en schoolmeester (1771-1903). De eerste, Gerrit Dorgelo, was van hen de meest bekende. In het gemeente-archief van Hardenberg bevindt zich een aantal archivalia die het familiearchief Dorgelo omvatten, waarin een aantal stukken zijn ondergebracht die van belang waren voor het onderwijs in Heemse. Een van de stukken die het meest in het oog valt, is het Sijfferboek van Wm Bartjens beschreven door G. Dorgelo, waarmee hij de kinderen het rekenen leerde. Het is een uitgebreid boek waarin hij allerlei sommen beschrijft. Zijn zoon en kleinzoon hebben daar ook mee gewerkt. In het archief zijn ook lijstjes aanwezig waarop het schoolgeld voor de kinderen uit Rheeze en Diffelen is opgeschreven. - Lutten. De bevolking van Lutten vroeg in 1792 om een jaartractement van f. 25,-- om de onderwijzer te betalen die zij reeds lang zelf onderhielden. Albert Roelofs was op dat moment schoolmeester. Hij vroeg in 1834 om met pensioen te mogen gaan. In het late najaar van 1836 werd Hendrik Lenters benoemd in Oud-Lutten. - Radewijk heeft in de 18e eeuw een school gekregen. In 1737 verzocht de bevolking ondersteund door ds. J.J. ter Poorten hierom. In 1744 herhaalde men het verzoek. De oudst bekende schoolmeester in de buurtschap is
14
Jan Klinge, gevolgd door Berend Meuleman, Hendrik van Faassen, Hendrik Stenferink, Herman Lenters, weer Hendrik van Faassen en Gerrit Jan Broekroelofs. - Rheeze. In 1799 was Jan Croese als schoolmeester aanwezig. Over zijn kwaliteiten als onderwijzer is niets bekend. Hij werd echter aangeklaagd vanwege zijn burgerlijk en zedelijk gedrag. In het dossier dat over hem is aangelegd wordt in een brief van ds. C.N. Lamping over deze zaken geschreven. Hij zou geen pacht betalen en goederen vervreemden. Na hem kwam Herm Jan Dorgelo. Deze ging in 1816 naar Heemse en werd opgevolgd door Egbert Dunnewind. Dunnewind was niet zozeer bekend als onderwijzer als wel door het feit dat hij een van de voormannen was van de Afscheiding in Heemse. Omdat hij zich daar voor inzette, kreeg hij ontslag. Zijn plaats werd in november 1838 ingenomen door Hendrik van Faassen. - Sibculo In 1748 was Gerrit Mensen schoolmeester. De buurtschap heeft dan ook al een schoolgebouwtje. In 1768 was het dak (van stro) verrot. Het lekte als een mandje. Daarom verzocht men om het gebouwtje, evenals de woning van de schoolmeester met pannen te mogen bedekken. In 1783 kwam er een verzoek bij het bestuur van Overijssel binnen van Hendrik Mensen om hem in de plaats van zijn vader te benoemen als onderwijzer. Dit verzoek werd ondersteund door de gravin van Rechteren. De leeftijden van de diverse personen liepen nogal uiteen. Was Theunis Waterink pas 24, Hendrik Mensen was met 73 jaar nog onderwijzer. De traktementen van de onderwijzers eerst f.025,- varieerden later van f.052,50 tot f.0105,-. Deze traktementen moesten op last van het Departementaal Bestuur van Overijssel uitbetaald worden door de stadsbesturen, met name in die plaatsen waar de schoolmeesters tot die tijd werden ondersteund door kerkelijke of andere instanties. In de vergadering van de Goedsheren en Erfgenamen van het kerspel Hardenberg c.a. werd deze brief behandeld. In de brief werdt ook nog gesproken over het ver-
zorgen van vrije inwoning. I n het Ambt Hardenberg werd alleen in Heemse het gehele jaar onderwijs gegeven. De kinderen uit de andere buurtschappen van Martinij tot Paaschen daar-
aanvolgende.
De situatie tot 1850 Voor de Franse revolutie waren kerk en school nauw met elkaar verbonden. In de periode van 1801 tot 1806 werden een aantal onderwijswetten uitgevaardigd die naast bekwaamheid van de onderwijsgevenden ook een scheiding van kerk en onderwijs teweegbrachten. Dat betekende dat leerstellig onderwijs verboden was. De wet had ook ten doel de kinderen op te voeden tot deugdzame, christelijke en vaderlandslievende burgers. Zolang het christelijke maar door de schoolmeesters in Stad en Ambt Hardenberg werd voorgeleefd, hadden de ouders geen bezwaar tegen hun onderwijs. Dat werd anders na 1850. In de Grondwet van 1848 werd de vrijheid van onderwijs neergelegd die uitmondde in de wet van 1857 waarin die vrijheid tot stand kwam die iedereen de gelegenheid bood om onderwijs te geven als hij of zij maar gekwalificeerd was. De onderwijzers werden daarbij verplicht om neutraal onderwijs te geven Hiermee werd de kiem gelegd voor de oprichting van bijzonder onderwijs. De wet had tot gevolg dat er in 1860 een Vereniging van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs werd opgericht. In diverse plaatsen werd een zogenaamde hulpvereniging opgericht. Zo ook in Hardenberg. Zes jaar na de oprichting van de vereniging was het zover. Ds. G.J. Sijpkens.
Onder leiding van ds. G.J. Sijpkens werd op 24 oktober 1866 een bidstond gehouden waarna de vereniging werd opgericht. De aanloop tot bijzonder onderwijs in Hardenberg was een feit. Wordt vervolgd.
15
Plat ni-js J. Luismande Jonge
Wie herinnert zich nog de personages die vrogger met een negotiekissie langs de huzen trökken? De zogeheten angosiekeerls, kissieskeerls of umlopers? Negotie ku’j umschrieven as kleine koopwaar, handel, of ventwaar. In de streektaal angosie of agosie. De leden van de dialectgroep, ondersteund deur een grote schare ‘veuroorlogse’ leeftiedgenoten hebt zich verdiept in dit fenomeen. Een heleboel herinneringen an dergelijke venters kwamen boven water en roept ok zeker bi-j oonze lezers beelden op uut een ver verleden.
Algemeen Wi-j hebt nog met emaakt dat bakkers, slagers, gruunteboeren, melkboeren, krudeniers en manufacturiers met heur producten op gezette tieden langs de deuren kwamen. Van een heel aander slag was de groep handelaars die vake te heuren kregen dat er ‘an de deure niet ekocht wörden’. Dat waren dan de negotieventers, meestal woonwagenbewoners die met heur handel de boer op gungen, en van dörp tot dörp trökken. Ze kochten ok lompen op en knienen, kippen en old iezer. Arme schippersvrouwen, met een koppeltie kinder in heur kielzog, probeerden op die meniere ok wat bi-j te verdienen en hadden de koopwaar in een karbies. Stoelenmatters en scherensliepers waren vaklui die een vaste klaantenkring hadden. De echte umlopers, laandlopers en zwarvers, die gien vaste woon- of verbliefplase hadden, schooiden um allerlei levensbehoeften. Ze vreugen um gruunte, vettigheid, een moaltie eerappels, een boterham, braandstof, zölfs noar de darmen van ’t schoap (doar kwam de knakworst in, zeden ze) en noar de milt van ‘t varken a’j eslacht hadden. Sommigen waren lastig a’j niet wat kochten, maar a’j zeden: ik heb gien geld, dan waren ze rap vertrökken. A’j ze wat in natura gaven, bedankten ze met “God zal ’t u lonen!’ Er wördt verteld, dat ze onderling codes gebruukten, geheime tekens op een hekke of een poal, um an te geven of de mensen al dan niet goedgeefs waren. Woonwagens mochten maximaal 24 uur op dezölfde plekke stoan. De bewoners stoorden
zich d’r vake niet an en hadden genog trukies: ’t Peerd mos ni-je iezers hebben, ’t rad was van de wagen elopen of ’t wachten was op de baas, die nog niet terugge was van ’t lompen oflevern. Ze waren arg gehecht an heur huus op wielen en van een ‘vast’ huus mossen ze niks hebben.
Koopwaar
‘n Negotiekissie, lös en dichte.
Bi-j welke grossier wörden de negotie in ekocht? Men zegt bi-j de firma Bemboom in Slagharen, maar die bestund nog niet in 1900 en toen waren er wel al kissieskeerls. De inhold van zo’n negotiekissie, maande of karbies was heel divers: kamfer-ballen, schoenveters, luzekammen, hoarspelden, elastiek, drukknopen, kachelpotlood, kousebanden, sokopholders, hölpzellen, stopnoalden, schoerpapier (tante Blanc), schelmessies, jachtwater, laampekoussies, vliegenvangers, haken en ogen, zalf, lodderein, moezevallen, brons, klossies goaren, ’t hele Coevern neit ervan’, schoensmeer, ’t hele Coevern smeert ervan! (gevleugelde woorden van koopman Wolter Wassen).
Uut oons gezamenlijke geheugen D’r kwam een schat an herinneringen boven water bi-j de ondervroagde personen! 16
Wat een verhalen kwamen d’r lös over umlopers, laandlopers en anverwante figuren: * Uut overlevering wete wi-j iets van Lubbelinkhof, alias Lubbekop. Oonze generatie hef hum niet persoonlijk ekend, want disse man overleed al in 1935. Een zwarvende legende die veurnamelijk in Roke, Rheeze en Diffeln al bedelend an de kost kwam. Zien hond Jezus vergezelden hum trouw en verwarmden ’s nachts zien voeten as ze samen in een heuischure sleupen. Lubbekop overleed in ’t Röpcke Zweers ziekenhuus. * Een man, de keizer genaamd, verkocht heideboenders. Die vervoerden hi-j in een kore, woarin ok zien gehandicapte vrouw Hanneke zat. Ze kon niet lopen. As ze zich beweug, zee de keizer: ”Hanneke zit stille, aanders kiep ik oe umme...” Ze sleupen in heuibargen. * Kinder vunden het heel boeiend as d’r een kissieskeerl langs kwam, want in dat kissie zaten ok zakmessen, krallen, armbaandties en mooie ringies met een lieveheersbeessie as stientie. Zo’n stientie völ d’r nog wel gauw uut, maar kinder wussen wel road: ze leuten d’r gewoon een beettie rood keersevet in druppen! * Een vrouwgie an de deure met kinderjurkies in de koffer die ze heel vakbekwaam anprees: “Mooi voor uw kleine meisje, raas met een strik op de kont”. * Chinees met een tas vol sjaals, kussenovertrekkies, kleedties en rozen van papier. Kolleedje kaupe? vreug e heel vriendelijk. * ’t Schösstienkleedtieswieffie, deur kinder zo enuumd, omdat ze kwoad waren dat moeder heur een ofgedankt schösstienkleedtie gaf. (Hadden ze zölf willen hebben veur ’t spölhuussie) * Een joggie dat met een marmottie langs de schoele kwam en zung: Wil je mijn marmotje
Een kissieskeerl anno 2009.
zien, ’t is zo’n aardig beestje, Geef mij dan een cent of tien, ‘k Ben een heel arm weesje. De bovenmeester gooiden een dubbeltje in ’t grind en zee: Als je de volgende keer weer in de buurt komt, kom dan naar binnen, anders blijf je dom. * Lompen Sare, een jodin, kwam met een wagentie met ‘n kidde d’r veur en verkocht olderwetse bedovertrekken, lakens en slopen. Best spul wat joaren metgung. ’t Wörden verrekend met 17
lompen. Sare bleef altied op ‘t wagentie zitten, want ze kon niet goed lopen. * Lange Victor kwam uut Coevern en kocht lompen op. Weug ze met een unster. Kleine Henkie stund erbi-j en zag wat de groten niet zagen: de voete van de koopman die de zak een beettie oplichtten... gewoon een oplichter dus. * Over en weer bestund ’r vake wantrouwen. Stoelenmatters bi-jveurbeeld gaven de stoel niet eerder of dan dat ze ’t geld in de haanden hadden, maar ’t verhaal giet dat sommige matters d’r ok wel is een visgroat bi-j in vlöchten. Katten roekt dat en die krabt dan de matten kepot! * Noa de oorlog kwam op Rheezervenne een zwarver. Hij scharreln zien kossie onderweg bi-j mekare en sleup bi-j boeren in de schure. Op ‘de halve moane’ is e ziek ewörden. Hi-j vreug an de bewoners of zien zwoager in Beilen ebeld kon wörden. Die kwam met een mooie auto opdagen en zee dat de zwarver wel een kamer had in Beilen, maar liever bleef zwarven. * Wolter Wassen was bi-j iederiene bekend. Hi-j ventte met zien angosie in de hele streek rondum Hardnbarg. Hi-j was een Drent van geboorte, maar had zien domicilie bi-j Koezenjaan in Oane. Hij verkocht o.a. stopnoalden, stopgoaren en klossies goaren, en zee as e in Hiemservenne was: ‘n Helen Haardiek neit ervan”. (Behalve Dorman... kreeg e as antwoord). Hij vreug ok altied um een paar cent. Overal kreeg e wel een börd warm eten. Hi-j overleed in Gramsbargen.Toen e dood was zeden ze dat e völle geld bezat. *N oa de oorlog kwam er een gehandicapte man uut ‘t woonwagenkamp met kammen, koffiezeeffies, veiligheidsspelden, schilmessies, enz. Hi-j reed in een wagentie dat e met de haanden voortbeweug. Kwam vake tegen de middag in Rheezervenne en vreug um een börd warm etten en brood veur onderweg en dat wörden hum zelden eweigerd. * Wi-j kriegt nog völle meer slecht weer, want de woonwagens blieft maar trekken. Dat was ok zo’n gezegde. Met slecht weer waren de boeren bi-j huus en dan kwamen ze niet veur de dichte deure.
* Bie-ke (lange ie), een vriendelijke olde vrouw woonachtig in Collendoorn, die achter een olde kinderwagen met negotie leup. * Rooze Mine kwam nog tot in de joaren 60 in Diffeln. Ze verkocht kleding en was altied op de fietse. * Roelf van Buren was waarschijnlijk een inwoner van Old Lutten. Hi-j zat hele dagen heideboenders te maken in Collendoorn as de heide lang was. Met gespleten brummeltakken wörden die umwikkeld. Het materiaal had e veur ’t oprapen dus de winst was 100 % ! * Jenne Buust was een klein vrouwgie dat lompen opkocht en argens onder ‘t Hoogevenne vandoan kwam. * Een pindachinees die in Schunesloot ventten en deur jonges noa eroepen wörden: pinda pinda, lekka lekka, kon heel hard lopen....en de jonges ok. Later had e een restaurant in Zwolle. Ok kwam in oonze umstreken soms een man met een aap langs. * Bi-j Schriever in Lutten wörden altied extra eten ekookt veur de zwarvers. Dit gebruuk was van moeder op dochter over egoane. Vrogger stund op disse driesprong een harbarg, en misschien was dit de reden dat zwarvers die in kleine handel deden, gratis onderdak kregen in de schure. In de oorlog is er een ende an ekommen. * Wie was het Zwolse wieffien dat met een koffer uut de bus van Zwolle kwam? Wie was Jan Blèr en wie was Slompie? Bint er nog herinnering an disse personen en wie haalt ze uut de vergetelheid?
Gezegdes • Ie bint net as een schooier, ’t eten op en weg (direct noa ’t eten opstappen) • Ie hebt een schooiersfiguur (Oe past alles) • Een lopende hond valt altied wat in de mond (bi-j de weg he’j wel is een metvaller) • Weit ‘r niet wat uut, dan weit ‘r wel wat in! (reactie van ‘n schooier met een jutezak) • An de deure wördt niet ekocht • Leven van giften en goaven
Poëzie Ok dichters leuten zich inspireren deur negotiekerels. In ‘drie turven hoog’ leze wi-j ’t volgende:
Gehurkt stalt hi-j zijn koopwaar uit, met moeder en kinderen in het rond. Als koopman prijst hij zijn negosie aan, voor en naast zich op de grond. Heus, moedertje, aan dit koffiezeefje, verdien ik zogezegd geen halve cent, ik weet, het kan niet voor dit prijsje. ’t Is alleen maar omdat u het bent. En in ‘Pennevruchten’:
De olde schure, woarin de zwarvers onderdak vunden.
Is oen moe bi-j huus soms kienders? Ik zeg goeiendag vrouw Bienders, ’t is mi-j ’t weertien wel, of niet dan .’s Kieken wa’k vandaag nog kwiet kan”. Ik heb hoak- en breipennen, boordekneupen, smeerselties veur stieve heupen, piepen groot en piepen klein, potloden en lodderein, brillantine, luzekammen, heidebössels, varkenskrammen, potgerei en schötteldoeken, almenakken, knupseldoeken, laampepoetsers en ok nog, kruderi-jen veur het zog! Spalkies veur de jubeltienen, zalve veur de lösse bienen, kamferballen, elastiek, Pillen veur de rimmetiek. Laampeglazen, stienen poppen, middelties veur kale koppen, spiegelties en veterbaand, goaren, lapgerei, verbaand. Spul veur een verstoppingskwoale, Kissies Bram hef ’t allemoale... Ok een zieke vrouw en kienders...’t Valt niet met vandaag, vrouw Bienders... Een old nummer:
Een Chinees met lange haren, op z’n rug een linnenzak, ventte met machinegaren, olienootjes en tabak.
18
Peerdehoar
Echt peerdehoar.
Laatste zwerver begraven. Aan de groeve sprak de heer
Bi-j landbouwers die een peerd bezaten, hadden ze, noast een lompenzak, ok een zak woar ’t peerdehoar in bewaard wörden. Opkopers van lompen, kochten ok ’t peerdehoar. Bi-j sommige boeren was ’t gewoonte dat de knecht de centen van ’t peerdehoar kreeg en de meid ’t lompengeld. Peerdehoar wörden gebruukt veur o.a. vulling in stoelkussens, veur voering in revers, en vrogger veur een ‘stootraand’ an de zeum van lange rokken. De lompenzak en de zak met peerdehoar höngen op de delle meestal noast mekare. A’j um een poetsdoek verlegen zaten, mos ie niet per ongeluk met de blote haanden in de zak met peerdehoar griepen! Schrikken was dat! Helemoale dol kon een pasgetrouwd stel wörden dat as ‘bruidsschat’ körtgeknipt peerdehoar tussen de lakens vund!
Schrijver, een familielid dankte voor de
Gerrit over Lutten
eerbewijzen en ds. Gerbrandy sprak een slotwoord. (Uit: Het Noord-Oosten 8 juli 1966)
Vake was de drank de oorzaak dat mensen ofzakten noar een armoedig bestoan. In Lutten hebt een boel mensen Arie Breedveld nog ekend. Volgens sommigen had e een huus in Apeldoorn woar e ’s winters verbleef. ’s Zomers bivakkeerden hi-j bi-j Schriever in de schure. Jan van Elp, die vrogger in de eerste bochte van de huidige Stobbenplasweg woonde, zöt hum zo nog stoan met een pongeltien op de nekke bi-j de bushalte noast de watertoren. Dan probeerden e wat negosie te slieten an de reizigers. Hi-j wörden ziek en is deur de vrouw van Schriever verzörgd. In 1966 in ’t ziekenhuus in Hardnbarg overleden en in Lutten begraven.
grindbulten van de Provincie, woar ok wel is volk an ’t wark was. Bi-j Van Elp zagen ze een keer op een stormachtige dag dat Jan Assing, ok zo’n umloper, gebruuk maakten van ‘t huussie. Hi-j leut al lopend de hölpzelen zakken en mus vaste neudig ‘uut de broek’. Hi-j zat nog maar goed en wel toen een geweldige rukwind het hele holten geval met Jan Assing en al onderste boven bleus. ’t Is goed of elopen.
Spiritus ‘t Is algemeen bekend dat er bi-j Schriever in de schure ok zwarvers lagen die spiritus drunken. Dat spul mus ekookt wörden en dat mocht natuurlijk niet in die olde schure. Ok dat gebeurden an ’t jaagpad. Gien geld veur jenever, dan maar spiritus. Meer mensen zagen disse personen langs de weg scharreln en in de barm een vuurtie stoken. Bekende personages waren Jan Duut en Harm de bösselbinder, die heideboenders en bössels verkocht langs de huzen.
Twee zwarvers Uut gedichtenbundeltie Van ’t ien op ’t aander:
Jan Duut en zien moat Jodevitus Die zeupen gekookte spiritus ’t Gung slecht mit de nering er was armoe en tering Dat löp niet goed of, sodemieters. Bi-j Schrieversbrugge (uut: Tiedverdrief) Gastvri-jheid stund hoog an eschreven Gien laandloper wörden eweerd In de schure bi-j de brugge van Schriever Wörden zwarvers altied respecteerd.
Met dank aan: Bi-j Van Elp hadden ze goed zicht op zwarversvolk dat zich opheuld an ’t jaagpad langs de Krimvoart (Lutterhoofdwijk). Doar gungen zwarvers en negotiekeerls zich soms wassen, ok heur kleren. Die leuten ze dan in de bossies dreugen. Er stund doar ok een holten w.c.gie, een ‘huussie’. Misschien had de Provincie ’t doar eplaatst? Want in de bochte lagen tot in de vief-tiger joaren grote 19
- de leden van de warkgroep dialect: Gerrit van Faassen, Geertje Meijerink, Marie Pouwels, Henny Reinders, Henny Renkema, Mina Rieks, Jan Sierink en Diny Zweers. - Ok alle aandere ‘angevers’ heel arg bedankt, want zonder jullie anekdotes was dit artikel niet half zo lang ewörden.
Het huwelijk van Alfred van Werven (beelden van ons 18) K. Oosterkamp
In de trouwzaal van het gemeentehuis te Hardenberg hing tot midden 2009 een groot schilderij van de kunstenaar Alfred van Werven. Vanaf 1963 heeft het schilderij voor de bruidsparen die elkaar in deze zaal het ja-woord gaven, het huwelijk verbeeld. Het schilderij zal na de sloop en de herbouw van het gemeentehuis worden herplaatst.
Het Huwelijk, een schilderij... Met de afmetingen 3.67 bij 1.25 meter, waarbij de hoogte bijna drie keer de breedte is, krijgt de wand waartegen het schilderij is geplaatst een sterk vertikaal accent. De verf is met krachtige en brede streken aangebracht met reliëfdiktes van soms meer dan een centimeter. Van dichtbij is de indruk van een gestolde verfmassa heel sterk, op enige afstand komt de voorstelling duidelijk uit de verf naar voren. De hoofdkleuren zijn blauw, zwart en grijs, terwijl aan de linkerkant een beige strook met horizontale, zwarte lijnen contact zoekt met de gemetselde achterwand, waardoor de illusie van een wandreliëf in plaats van een hangend schilderij wordt gewekt. De voorstelling van het schilderij wordt bepaald door twee figuren die ongeveer de helft van de geschilderde ruimte innemen. Het zijn sterk gestileerde figuren die echter onmiskenbaar bedoeld zijn als man en vrouw. Slechts enkele lijnen suggereren de lichamelijke volumes waardoor de figuren iets ijls en transparants krijgen. De vrouw, de kleinste figuur met rok, staat frontaal uitgebeeld en spreidt de armen open en nodigend, terwijl de man, de grootste figuur met broek, naar haar
toegewend staat met zijn armen naderend en beschermend. Ongeveer op een vierde van de hoogte verbeeldt een horizontale belijning de plaats van handeling waarbij we binnen de context van trouwzaal en huwelijk mogen denken aan tafel en bed. Het lijkt duidelijk dat de schilder met zijn ‘huwelijk’ op moderne wijze een traditionele voorstelling heeft weten te verbeelden. Als we de wisseling van links en rechts even voor lief nemen, lijkt Het Huwelijk van Van Werven een moderne associatie op het Joodse Bruidje van Rembrandt uit circa 1665. Ook de kleuren zijn een bevestiging van de huwelijkssymboliek: blauw is immers traditioneel de kleur van trouw, terwijl deze kleur van de hemel doorgaans het geestelijk domein suggereert. Binnen de volkssymboliek geldt echter ook de omkering van deze verwijzingen: blauw kan daar ook wijzen op ontrouw en schone schijn - moge dit contrast een waarschuwend teken zijn! Opvallend zijn de zware contouren van de kleurvlakken en zwart en grijs, waarbij opgemerkt kan worden dat de combinatie zwart en blauw traditioneel de vredelievendheid verzinnebeeldt. Het huwelijk van Alfred van Werven.
20
...van de kunstenaar Alfred August van Werven De opdracht voor dit schilderij werd gegeven door architect en aannemers van het gemeentehuis. Toen het gebouw na de opening op 13 juni 1963 door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard in gebruik werd genomen, hadden de bouwers Het huwelijk geschonken aan de gemeente Hardenberg als blijvend teken van erkentelijkheid voor de verleende opdracht en de goede samenwerking. Dat zij daarvoor contact hadden gezocht met de kunstenaar Van Werven, was niet zo verwonderlijk. Deze kunstenaar had naam gemaakt met monumentaal werk in en aan openbare gebouwen, en hij woonde in de onmiddellijke omgeving van Hardenberg. Alfred August van Werven werd op 13 oktober 1920 in Nijmegen geboren als zoon van Johan van Werven en Amalie Luise Meijer. Nadat hij zijn opleiding aan de Rotterdamse Rietveld Academie had voltooid, trad hij op 16 januari 1945 in het Oostenrijkse Graz in het huwelijk met Edith Hofer, maar dat huwelijk werd op 29 april 1949 ontbonden. Op 8 november 1951 hertrouwde Alfred van Werven in Zuidwolde met Christina Berendina Hamer. Uit deze verbintenis werden vier kinderen geboren: drie zonen en een dochter. Vanaf 1950 had Van Werven Rotterdam als woonplaats verlaten voor het Drentse Zuidwolde en in 1964 vestigde de familie zich in Lutten aan de Dedemsvaart, waar zij haar intrek nam in villa Eikenoord. Na een viertal jaren vertrok Van Werven naar Duitsland, naar Kirchlinteln, om deel te nemen aan een project voor een kunstenaarscentrum. Nadat dit niet tot een goed einde kwam, keerde Van Werven terug naar Nederland en vestigde zich in het nieuwe land, in Lelystad, waar hij op 14 november 1979 overleed. Hij werd begraven in Lelystad naast het crematorium waarvoor hij zelf de muren had ontworpen.
gravures. Hij maakte vooral naam als monumentaal kunstenaar en binnenhuisarchitect. Veel van zijn werk sierde en begeleidde openbare gebouwen, scholen en kerken, vaak uitgevoerd in de techniek van graffito of sgraffito, waarbij de tekening gekrast en uitgespaard wordt in gelaagd en meerkleurig pleisterwerk. Het kunstwerk wordt daardoor een geheel met de architectuur. In Assen zijn enkele scholen, onder andere de Jan Fabriciusschool, op deze wijze door Van Werven van een wandversiering voorzien. Voor de gereformeerde kerk te Dronten ontwierp hij de inrichting van het liturgisch centrum met preekstoel, doopvont, lampen en een grote raamschildering. Daarnaast was hij enige tijd kleurenadviseur bij Sikkens, waar zijn zo karakteristieke sik hem de ludieke bijnaam ‘de sik van Sikkens’ opleverde.
Handtekening Alfred van Werven.
Beeldend kunstenaar Alfred van Werven.
Van Werven was een zeer veelzijdig kunstenaar: hij schilderde, tekende, beeldhouwde, etste, lithografeerde, emailleerde en maakte hout- en koper21
Van Werven had veel en graag contacten met andere, gelijkgestemde kunstenaars. Ondanks zijn nogal grillig karakter, zijn duidelijke voorkeuren en ideeën waarbij diplomatie en compromis niet zijn sterkste punten waren, verzamelde hij toch in de Luttense jaren een groep kunstenaars om zich heen, onder de naam Internationale Werkgemeenschap Eikenoord, die hij in artistiek opzicht wist te inspireren en met wie hij over nieuwe ontwikkelingen kon filosoferen. Ook zijn docentschap aan de Technische Hogeschool te Stuttgart stelde hem in staat om zijn ideeën op inspirerende wijze over te dragen op anderen. Zoals Van Werven zich op zijn beurt had laten inspireren door grote kunstbroeders als Zadkine, Gauguin en Rietveld.
Details van het schilderij.
bepaald door de verfdikte. Bovendien is het geen weergave van de zichtbare werkelijkheid, want Van Werven heeft verder willen kijken dan hij kon zien en registreerde een visioen van de ‘echte’ liefde en geestelijke verbondenheid. Ruim 45 jaar heeft het de trouwzaal gesierd en gediend als bron van inspiratie voor bruid en bruidegom. Het is een aardige gedachte dat, met een variatie op het klassieke Ars longa, vita brevis, waar het leven van de gebouwen in Hardenberg soms van relatief korte duur is, dit kunstwerk een langer bestaan zal worden gegund.
Met dank aan: - de heer F. Hamer voor zijn informatie over zijn vader Alfred van Werven - mevrouw M.R. Hilbrandie-Meijer voor haar beschrijvingen van enkele kunstwerken van Van Werven in Assen.
Tenslotte Het monumentale schilderij van Van Werven in Hardenberg draagt onmiskenbaar het karakter van een reliëf, de gelaagdheid wordt nu echter 22
Kamp Heemse Een van de 64 kampen van de Nederlandsche Arbeids Dienst E. Wolbink
‘Ick Dien’ eigen land en volk. Met dit devies werden jonge mannen gedurende de bezettingsjaren 1940-1945 verplicht een halfjaar deel uit te maken van de Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD). Velen van hen waren oud-militairen en ze werden tewerkgesteld in Nederland. Ze werkten in tegenstelling tot de Arbeitseinsatz niet in de Duitse (oorlogs)industrie. De Duitsers probeerden wel binnen de NAD medestrijders voor hun leger te rekruteren. De voormalige gemeente Hardenberg telde twee NAD-kampen, in Bergentheim en in Heemse. Over de laatste gaat deze bijdrage.
In het kort
Een van de symbolen van de Nederlandsche
De Arbeidsdienst is ontstaan uit de Opbouwdienst. Die dienst was op 15 juni 1940 opgericht door Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Soldaten die uit krijgsgevangenschap terugkeerden, werden door de bezettende macht verplicht om bij de opbouwdienst te gaan. Op die manier konden ze worden ingezet bij de wederopbouw van het voor een deel kapotgeschoten Nederland. Zij werden bijvoorbeeld aan het werk gezet bij het opruimen van de puinhopen van het zwaar gebombardeerde Rotterdam of bij het herstel van vernielde viaducten en vliegvelden. Dat werk kon vanzelfsprekend rekenen op sympathie van de Nederlandse bevolking. Binnen het jaar echter werd de Opbouwdienst vervangen door de Nederlandsche Arbeidsdienst, waarbij al snel duidelijk werd dat het een onderdeel was van een geraffineerd plan van de Duitsers om de jongens voor te bereiden op de verplichte militaire dienst. Alle jongemannen die bijna achttien jaar werden, kregen een oproep voor een keuring. Meestal werden ze goedgekeurd en vervolgens werd hun opgedragen om in een bepaald kamp te verschijnen. Ze maakten vanaf dat moment deel uit van een vrijwillig leger zonder wapens. Hun dag begon al om half zes ’s ochtends. Na het sporten en het ontbijt werd geëxerceerd en er werden
Arbeidsdienst: met een opkomende zon, een schop en een korenaar.
Uit een brochure van de N.A.D., anno 1942: ‘Na het wekken, de ochtendsport. Lichaam en geest worden wakker, de dienst kan beginnen.’
23
vlaggenparades gehouden. Daarna ging men naar het werkobject, waar de jonge arbeidskrachten werden ingezet bij het ontginnen van heidevelden of het rooien van aardappelen. Er werd flink propaganda bedreven, waardoor werkloze jongemannen zich vrijwillig aanmeldden zodat ze verzekerd waren van hun eerste levensbehoeften. Zodra een jongeman zijn halfjaar durende dienst erop had zitten, moest hij er uit of hij kon bijtekenen. In dat laatste geval kreeg hij er een rang bij en behoorde voortaan tot het zogenaamde kader. Aanvankelijk bestond de NAD uit vrijwilligers, maar op 1 april 1942 werd de dienst verplicht gesteld voor alle jonge mannen van 18 tot 23 jaar. Vanaf die datum werden bepaalde categorieën verplicht opgeroepen. In 1943 moest zelfs een gehele jaarlichting (1925) eraan geloven. Er zijn in totaal circa 50.000 arbeidsmannen in dienst geweest.
De Hardenbergse situatie Gerrit Oprel, de burgemeester van Ambt Hardenberg, rapporteerde in september 1940 – enkele maanden na de Duitse inval – dat er in zijn gemeente nog geen detachement van de Opbouwdienst gelegerd was. Wel gaf hij aan vernomen te hebben dat het in de bedoeling lag om met ingang van 24 september circa vijftig personen, behorende tot de Opbouwdienst, onder te brengen in de jeugdherberg het Weidehuis in Heemse. Het was nog niet bekend welke werkzaamheden er dan verricht zouden worden. Het bureau van de leiding van de Opbouwdienst werd gevestigd bij bakker Otten in Heemse. Op 2 december 1940 ontvingen alle burgemeesters van Nederland, dus ook die van Ambt en Stad Hardenberg, een circulaire van de commandant van de Opbouwdienst, J.N. Breunese, waarin hij aankondigde dat er onder zijn leiding begonnen was met de voorbereidingen om te komen tot de oprichting van een Arbeidsdienst. Daarin zouden alle jongemannen van Nederlandse komaf en van een goed zedelijk gedrag een verplichte diensttijd van een half jaar moeten volbrengen. Dat gold voor alle mannelijke ingezetenen die in het dienstjaar negentien jaar werden. Het doel was om deze jongemannen onder te brengen in zogenaamde legeringscentra, kampen dus waarin ze onder Nederlandse leiding moesten samenleven. Met eenvoudige arbeid aan civiel- en cultuurtechnische werken in het land zouden ze worden gevormd tot mannen die begrip hadden voor de noodzaak van orde, regelmaat en tucht, van saamhorigheid en gemeenschapszin, als pijlers van een eensgezind en krachtig Nederland. Een belangrijke passage in de circulaire luidde: Zij zullen voor korten tijd,
alvorens weder in het maatschappelijk leven hun intrede te doen, zelf een kleine volksgroep vormen en daarin de een-voudige, doch onaantastbare beginselen beleven, die ten grondslag moeten liggen aan ons volksbestaan, waarin geen plaats mag zijn voor die tegenstellingen en splitsingen, voortkomende uit verschillen in afkomst, geloof en geestesrichting, welke de eendracht van ons volk
zouden kunnen schaden. Verder werd hun de
Dit affiche, op groot
kennis van de ‘waarachtige waarden’ van ons eigen land bijgebracht, maar ook de schoonheid van het Nederlandse lied en de zegen van het werken op het eigen land. Lessen, arbeid, sport, zang, exercities en een nuttig gebruik van eigen tijd zouden elkaar harmonisch afwisselen, om de jongemannen te maken tot ‘ware Nederlanders’ die mee konden bouwen aan de toekomst van het ‘dierbaar vaderland’. Maar omdat het nog
formaat, is bewaard
24
gebleven in het archief van de gemeente Ambt Hardenberg 1914-1941, toegang 027, inv.nr. 381.
geestelijk en lichamelijk versterkend kampleven medemaken, waarin gij zult worden gevormd tot een Nederlander, die zijn plaats in de maatschappij waard zal zijn? Natuurlijk wilt gij dat! Welnu, lees nog eens de ingesloten folder, vult het aanmeldingsformulier in en verzend dit in de bijgaande enveloppe. Voeg u op deze wijze bij de vrijwillige lichting 1941 van den Nederlandschen Arbeidsdienst. Gij zult er uw vaderland en uzelf een dienst mede bewijzen.’
niet mogelijk was om aan alle jongemannen onderdak te bieden – de kampen waren namelijk nog niet opgeleverd – werd de arbeidsdienst voorlopig op basis van vrijwilligheid ingesteld. De animo om zich vrijwillig voor de dienst te melden was nergens heel groot, maar in Hardenberg was die minimaal. Eind januari 1941 meldde de waarnemend burgemeester namelijk dat hij nog altijd geen vervoerbewijzen had kunnen verstrekken aan vrijwilligers voor de arbeidsdienst en dat er slechts één jongeman zich had aangemeld. Commandant Breunese klom vervolgens weer in de pen en schreef een brief aan alle mogelijke vrijwilligers, de jongemannen van de lichting 1941. Vanwege het wervende karakter en om de tijdgeest te kunnen weergeven, volgt hierna de verkorte inhoud van die brief: ‘Gij zult verbaasd zijn, dat ik mij met dezen aanhef tot u wend. Er is immers geen Nederlandsche weermacht en dus geen lichting meer, waarin gij uw dienstplicht moet gaan vervullen. Ik kom echter op een geheel ander gebied een beroep op uw medewerking doen. Een gebied, waarin gij enerzijds veel zult kunnen leren ten nutte voor uw verder leven, anderzijds reeds aanstonds actief zult kunnen werken ten bate van uw vaderland. Sinds 15 mei 1940 zijn vele maanden verlopen. Maanden, waarin ons landje verder is meegesleurd in den groten maalstroom der beroeringen. Hoe zwaar de omstandigheden ook zijn, ons dierbaar vaderland mag en kan niet verloren gaan, indien een ieder zijn plicht blijft vervullen en alle Nederlanders er naar streven om eensgezind de moeilijkheden het hoofd te bieden. Veel zal in komende tijden van u gevergd worden, want gij behoort tot de jeugd op wier schouders de toekomst van Nederland voor een deel zal rusten. Gij zult daarom niet slechts moeten werken, gij zult moeten samenwerken, eendrachtig met vreugde en trots. Wilt gij leeren, welk een kameraadschap deze samenwerking kan geven, hoeveel kracht daarvan kan uitgaan, hoeveel vreugde ook het eenvoudigste werk, gezamenlijk en ten nutte van uw land en volk verricht, u zal schenken? Wilt gij een gezamenlijk
Het roodomlijnde
NAD Kamp Heemse
gedeelte op dit kaartje betreft het terrein ten noorden van de Ommerweg waarop de barakken van de Nederlandsche Arbeidsdienst werden gebouwd, anno 1941.
25
Het college van Ambt Hardenberg werd in een brief van 21 januari 1941 verzocht om medewerking te verlenen aan de bouw van een barakkenkamp voor legering van de Arbeidsdienst. De Rijksgebouwendienst had het oog laten vallen op een perceel grond ten noorden van de Ommerweg, gelegen in het aan te leggen recreatieoord tussen de huidige Bosweg en De Riet. Vanwege de grote spoed die er was om de Arbeidsdienst te kunnen installeren, werd verzocht om zo snel mogelijk aan te geven of de gemeente bereid was een gedeelte ervan voor een periode van vijf jaren te verhuren. De gemeenteraad besloot tien dagen later om het bewuste perceel, ter grootte van circa twee hectare, met ingang van 1 april onderhands te verhuren tegen een prijs van 50 gulden per hectare per jaar. Begin april werd gemeld dat de barakken, bestemd voor de kampen bij Heemse en Bergentheim, per binnenvaartschip waren verscheept en afgeleverd. De mannen konden vervolgens aan de slag door de uit Duitsland afkomstige bouwpakketten in elkaar te zetten. Alle NAD-kampen kenden dezelfde inrichting. Ook in Heemse werden tien werkersbarakken – twee keer vijf
stuks onder één dak – en twee kaderbarakken gebouwd en verder een barak voor de toiletten en wasplaats en een vrijstaande garage. In de keuken- en kantinebarak werden grote ketels geplaatst, waarin het eten voor de manschappen kon worden bereid: twee ketels van 100 liter, een ketel van 80 liter en een ketel van 150 liter inhoud. De arbeiders konden slapen in kribben op strozakken of stromatrassen en een deel van het hogere kader kon gebruik maken van de luxere spiraalbedden en kapokmatrassen. Vanzelfsprekend moest het kamp ook van stroom worden voorzien. De kosten van de aanleg van het netwerk, het bouwen van een transformatorhuisje en de aansluiting op het bestaande elektriciteitsnet werden geraamd op ruim tienduizend gulden. Het is aardig om te lezen wat men in die tijd rekende voor de levering van stroom. Aan vast recht betaalde men 30 gulden per maand en voor het huren van de meter werd nog eens f. 2,50 berekend. De eerste 3000 kilowattuur werd gerekend tegen acht cent per eenheid en alles wat men meer gebruikte, zou vijf cent per kilowattuur kosten. Er werd een bovengrondse aluminiumleiding aangelegd vanaf de sectiekast, staande bij de hervormde school in Heemse, naar het kamp. Het transformatorhuisje werd zo goedkoop mogelijk gebouwd, omdat het toch geen lange levensduur zou kennen. Door het huisje niet van steen maar van hout te bouwen en door het op te richten aan het einde van een hoogspanningskabel – waardoor men met de helft van de ruimte kon volstaan – werd flink bezuinigd. De IJsselcentrale moest verschillende kampen in de provincie aansluiten en daarom besloot de Rijksgebouwendienst om het huisje zelf te bouwen. Omtrent de juiste situatie van het barakkenkamp, de aanvang van de bouw en verdere bijzonderheden; zou het gemeentebestuur worden geïnformeerd door ir. J.L. Witte van de Rijksgebouwendienst. Op kosten van het rijk werd een driehonderd meter lange, uit veldkeien bestaande, weg aangelegd vanaf de Ommerweg naar het kamp.
De standaardindeling van een kamp.
Aan de hand van dit soort folders probeerde commandant Breunese jongelieden te enthousiasmeren om zich vrijwillig te melden voor de Arbeidsdienst.
26
Op 1 juli 1941 bleek nog niet alles gereed te zijn, maar het kamp was wel al in gebruik genomen. Op die datum verzocht E.M.F. Blom, onderhopman en waarnemend afdelingscommandant van Kamp Heemse, of men het zogenaamde plantsoenterreintje, gelegen tegenover het kamp, mocht gebruiken voor gymnastiek in de open lucht, omdat de daarvoor bedoelde barak nog niet klaar was. Het plantsoen maakte deel uit van het recreatieoord en werd gebruikt voor de gemeentelijke kwekerij. De opbrengst was echter zo gering geweest dat de gemeente het in voorgaande jaren al gratis had afgestaan aan omwonenden om er een geit op te laten grazen. De gemeente besloot het terreintje voor een rijksdaalder per half jaar te verhuren aan de NAD. Zoals gezegd werd het tot dan toe vrijwillige karakter van de Arbeidsdienst in april 1942 gewijzigd in een verplichte dienst, te vervullen door alle jonge Nederlanders. De kampen in Bergentheim en Heemse waren beide ingedeeld bij het dertiende korps in het vierde district. De jongemannen verrichtten ontginningswerkzaamheden, maar ook werden ze vanaf het moment dat de aardappeloogsttijd was aangebroken ingezet bij het ‘aardappelkrabben’. In een oud donkergroen legeruniform, met een schop over de schouder, marcheerden de jongemannen ’s ochtends vroeg in ganzenpas van het kamp naar de werkterreinen en ’s avonds keerden ze vermoeid weer terug in hun barakken. Eind 1942 ontving het gemeentebestuur van Hardenberg een lijst van personen die werden opgeroepen om zich te melden voor de verplichte arbeidsdienst. Uit de achttienjarige inwoners werden de volgende jongemannen uitgeloot. Zij moesten zich begin 1943 melden in de verschillende kampen:
Derk Bos, geb. 22-10-1924, Brucht, oproep voor kamp Gasselte Albert de Bruijn, geb. 02-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Gaasterland Johannes Eikendal, geb. 28-11-1924, Hardenberg, oproep voor kamp Zweeloo Dirk Fraterman, geb. 19-10-1924 Slagharen, oproep voor kamp Gasselte Hermannus Hudepohl, geb. 19-11-1924, Slagharen, oproep voor kamp Westerbork Jan Huisman, geb. 25-10-1924, Mariënberg, oproep voor kamp Gasselte Hendrik Kampherbeek, geb. 15-11-1924, Heemse, oproep voor kamp Gasselte Johannes Hendrikus Kloppenburg, geb. 13-10-1924, Slagharen, oproep voor kamp Gasselte Jan Roelof Kosse, geb. 01-10-1924, Slagharen, oproep voor kamp Gasselte Derk Lassche, geb. 10-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Westerbork Willem Lennips, geb. 04-10-1924, Venebrugge, oproep voor kamp Gasselte Hendrik Mulder, geb. 05-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Gasselte Albertus Nieuwenhuis, geb. 26-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Gaasterland Johannes Gerhardus Otten, geb. 20-11-1924, Brucht, oproep voor kamp Westerbork Wicher Pullen, geb. 24-11-1924, Brucht, oproep voor kamp Westerbork Hendrik Jan Schonewille, geb. 11-10-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Gasselte Egbert Smit, geb. 16-11-1924, Slagharen, oproep voor kamp Westerbork Gerrit Jan Spijker, geb. 12-12-1924, Bergentheim, oproep voor kamp Ommen Albert Jan Westenberg, geb. 16-10-1924, Brucht, oproep voor kamp Gasselte Roelof ter Wijlen, geb. 09-10-1924, Brucht, oproep voor kamp Gasselte In 1943 verzocht hopman commandant J.H.C. Valckenier Kips, namens de Nederlandsche Arbeidsdienst, om toestemming voor het aanleggen van twee schuilloopgraven in een perceel gemeentegrond, gelegen ten oosten van het NAD-kamp. Dat stukje grond leende zich prima
voor loopgraven, omdat het hoger lag dan het kampterrein en omdat het begroeid was met struikgewas en opgaand hout. De loopgraven zouden twee keer vijftig meter lang en ruim een halve meter breed worden. Half maart 1943, min of meer op het hoogtepunt van de NAD, publiceerde de staf een volledige lijst van alle kampen met de kampnaam en de zogenaamde erenaam. Vooral die laatste toevoeging is interessant, omdat die erenaam bepaald werd door de kampleiding zelf. In de meeste gevallen werden namen van beroemde Nederlanders gebruikt, van staatslieden, schilders, schrijvers et cetera. Het geven van erenamen aan de kampen was overgenomen van de Reichs Arbeitsdienst. In onze gemeente werden de kampen ‘geëerd’ met de namen Generaal van Heutz – voor het kamp op de Boomhof in Gramsbergen –, Joost van de Vondel – voor het kamp op de Ossenbroek in Bergentheim – en Johan Maurits graaf van Nassau-Siegen – voor het kamp in het Heemserveld bij Heemse.
Ontspanning De mannen van de Arbeidsdienst die in de kampen Heemse, Bergentheim en Gramsbergen verbleven, konden wekelijks in groepsverband gebruik maken van de Bad- en Zweminrichting ‘de Marsch’ in Hardenberg. De NAD had een contract met het bestuur van het zwembad afgesloten waaruit blijkt dat de jongemannen iedere zaterdag een paar uurtjes, van acht tot elf uur ’s ochtends, gebruik mochten maken van de baden van de Marsch. De kosten bedroegen twaalf en een halve cent per manschap per keer. Tijdens genoemde uren was het bad gereserveerd voor de NAD en kon er verder niemand gebruik van maken. Saillant detail: het zwembadencomplex met het fraaie paviljoen was in 1934 aangelegd als werkverschaffingsproject.
27
Het NAD-kamp bij Heemse droeg de erenaam Johan Maurits graaf van Nassau-Siegen.
De Overval
Op deze luchtfoto is het voormalig NAD-
De Hardenbergse NSB-burgemeester Overbeek rapporteerde op 30 juni 1944 aan de Commissaris van de provincie Overijssel dat daags ervoor een overval had plaats gevonden op het NADkamp in Heemse. Het kamp zou al worden opgeheven en in verband daarmee had het nog maar een bezetting van tien personen. De ‘bewoners’ van het kamp waren al overgeplaatst naar de Noordoostpolder, tegelijk met die van de kampen te Overloon-Smakt, Staphorst, Ten Arlo, Gaasterland en Odoorn. Daar konden ze aan het werk in de zware klei van de polder, terwijl ze gelegerd waren bij Lemmer en bij Urk. Maar liefst acht, met pistolen gewapende, overvallers hadden de twee wachten overvallen,
terrein rood omlijnd aangegeven. Het is nog altijd een open gebied in het huidige Gemeentebos.
Anton Mussert, leider van de N.S.B., bevindt
gekneveld en opgesloten. Vervolgens hadden ze de commandant van het kamp, onderhopman en oud-Oostfrontstrijder Zuidersma, in zijn bed overvallen en gekneveld. De overigen kregen er niets van mee en waren ‘gewoon’ blijven slapen. De overvallers gelukte het om uit de zogenaamde rustkamer een grote hoeveelheid textiel te stelen, waaronder burgerkleding, ondergoed en uniformstukken, al met al een kleine vrachtwagen vol. De drie overvallers die de onderhopman bewaakten, hadden gedurende ongeveer twintig minuten een politiek gesprek met de man gevoerd. Aan het einde van de brief aan de commissaris voegde Overbeek nog toe: Ich möch-
te bemerken, dass dieses Lager ungefähr drei kilometer vom Zentrum entfernt liegt, mitten im Wald und das im ganzen Umkreis kein Haus steht.
zich in de Voorstraat ter hoogte van café
Na de NAD
Leering. Hij inspecteert de ‘wacht’. De mannen die een schop presenteren, maken deel uit van de Nederlandsche Arbeids Dienst.
28
De leegstaande barakken van het in 1944 door de NAD ontruimde Kamp Heemse werden meteen na de bevrijding weer in gebruik genomen. Van 6 mei tot 24 juni 1945 werden ze namelijk ingezet als verblijfplaats voor uit Duitsland gerepatrieerde personen, onder leiding van de afdeling Hardenberg van het Rode Kruis. Dankzij bewaard gebleven correspondentie uit die tijd
Deze fraai vormgegeven stoel is afkomstig uit het NAD-kamp in Heemse
– onder andere dagelijkse ‘staten van vertrek’ – weten we dat er honderden D.P.’s (displaced persons) kwamen en vertrokken. De geallieerden hadden in de verschillende concentratiekampen nog vele gevangenen kunnen bevrijden en die zochten hun huis en families weer op, zo goed en zo kwaad als dat ging. De repatriëringdienst, onder leiding van de heer B.J. Witpeerd uit Hardenberg, hielp hen daarbij. Er waren dagen bij dat er niemand vertrok, maar op 15 mei bijvoorbeeld waren het maar liefst 82 personen. Zodra zich nieuwe D.P.’s meldden, werden ze eerst geïnspecteerd op luizen en andere ongerechtigheden. Ze moesten namelijk ‘schoon’ de barakken in en schoon het kamp weer kunnen verlaten. Eind juni 1945 werd de repatriëringdienst opgeheven, omdat er zich nauwelijks nog mensen meldden die hulp nodig hadden. Vervolgens werd Kamp Heemse overgenomen door de Grenswacht ‘Oldenzaal’. Op 27 juni werd een inventarisstaat opgemaakt van alle in het kamp aanwezige goederen, geregistreerd per barak. Zo weten we dat zowel de NAD als de repatriëringdienst van alles hadden achter gelaten: 58 houten kasten, 2 brancards, 126 lege benzineblikken, 28 bezemstelen, 1 mandfles vloeibare zeep, 3 zakken ongebluste kalk, 5 bussen en 1 mandfles ont-
en maakt nu deel uit van de collectie van de Oudheidkamer. In de houten rugleuning is het symbool van de NAD afgebeeld: een schop, geflankeerd door twee gestileerde korenaren en het motto ‘Ick Dien’.
smettingsmiddel, 1 zak ontluizingpoeder, 10 defecte accu’s, 4 defecte radio’s, 5 lege brandblusapparaten, 12 kolenkitten, diverse schoppen, bezems en kruiwagens, 9 kachels, 1 bad, honderden strozakken, tientallen kribben en spiraalmatrassen, tafels, krukjes en banken, 1 paard en 1 vlaggenstok. Het Salland’s Volksblad meldde op 12 oktober 1945 dat de Grenswachtdivisie was afgelost. De nieuwe bewoners van het kamp aan de Ommerweg, onder leiding van luitenant Van Baren, hadden de krant laten weten dat de vorige bewoners nogal wat spullen hadden meegenomen. Dat waren met name dingen die men niet graag miste nu de winter eraan kwam, zoals gezelschapsspelen. De krant plaatste daarop deze oproep:
Wie van de bevolking nog iets heeft om de jongens bezig te kunnen houden in de lange avonden, brenge dit naar het kamp. het zal dankbaar worden aanvaard. In 1948 en 1949 werden de barakken van het voormalige NAD-kamp afgebroken. De keukenbarak, de paardenstal en de kolenbergplaats konden aan de gemeente worden verkocht voor 11.600 gulden. Op 8 juli 1949 meldde het Salland’s Volksblad dat een van de barakken uit het Kamp Heemse was aangekocht door de hervormde gemeente, om te dienen als eerste houten kerkgebouwtje in Radewijk. Daar heeft het dienst gedaan totdat het huidige gebouw, De Opgang, in gebruik genomen werd. De houten barak werd niet gesloopt, maar verkocht aan de familie Van der Veen. Zodoende staat tot op de dag van vandaag nog een bijna zeventig jaar oude barak van het vroegere Kamp Heemse aan de Noordoosterweg in Radewijk.
Bronnen: - De Nederlandsche Arbeidsdienst 1940-1945, Willem F. van Breen, Walburg Pers, 2004 - Gemeentearchief Hardenberg: toegang 013 archief Ambt Hardenberg, toegang 027 archief Rode Kruis afd. Hardenberg, toegang 041 Zwem- en badinrichting De Marsch - Salland’s Volksblad: jaargangen 1945 en 1946. 29
STEPHANOTEN Nieuwe leden Amsink, F., Grashof 44, 2403 VH Alpen aan den Rijn Bolks, G., Dr. H.J. Postlaan 14, 7691 BB Bergentheim Evers, J.H., Pieter Zeemanlaan 15, 8024 CG Zwolle Doorn-Nieuwenhuis, H.J.W., Boslaan 7, 7771 DP Hardenberg Fransen, L., Hesselinkstraat 6, 7771 WE Hardenberg Haar-Nijhoving, H. van der, Mariëndaal 65, 7544 NG Enschede Hakkers, G., Collendoornerdijk 1a, 7798 CJ Collendoorn Hamberg, H., J.C.J. van Speijkstraat 26, 7772 ZC Hardenberg Hultink, J.H., Bruchterweg 83, 7772 BK Hardenberg Lambers-Kuipers, F.B., Jac van Riemsdijkstraat 8, 7772 AS Hardenberg Lenters, A., Jan van Arkelstraat 32, 7772 AP Hardenberg Meinen, A., Rheezerweg 91, 7797 RJ Rheeze Nijenhuis-Bons, C., Salland 37, 7772 CX Hardenberg Nijs, J.J.C. de, Meerwater 1, 7773 AZ Hardenberg Reinders, J.H., Berkte Rondweg 6, 7784 DH Ane Resink-Leering, J.W., Ravelstraat 15, 8043 DC Zwolle Runhaar, J.H., Brinkberg 1, 7772 EL Hardenberg Sierink, B.J., De Mulderij 111, 7772 HJ Hardenberg Slot, H., Kanaalweg-Oost 53, 7691 CD Bergentheim Swankhuizen, J., Rozenheim 43, 7701 NC Dedemsvaart Trip, A., Kerkweg 6, 7691 AL Bergentheim Veurink, H.J., Maatdijk 1, 7696 BE Brucht Vroegindeweij-Takman, H.J., Gerard Doustraat 10, 7731 MX Ommen
AC T I VI T EI T EN 2 00 9 Tweede kwartaal * De kleppertoer bustochten 2009 door het Vechtdal lopen weer ‘als een trein’. Op 12 augustus kon de 3000ste deelnemer worden verwelkomd. Halen we de 4000ste in dit jubileumjaar? * Op 12 juni namen 60 personen deel aan onze jaarlijkse dagexcursie, die dit jaar georganiseerd werd in samenwerking met de Heimatverein Uelsen. De deelnemers genoten van een interessante tocht naar het Stift in Wietmarschen en ‘kaffee mit kuchen’ bij de plaatselijke Heimatverein. In Lingen werd het fraaie Emsland Museum bezocht, een rondleiding door de oude binnenstad gevolgd en genoten van een speciale ‘Kivelingen’ lunch, herinnerend aan de historische stadswacht. Op de terugweg werd gestopt voor verfrissingen bij de Molen van Bels in Mander. * De werkgroep fotoherkenning krijgt veel reacties op de in ons blad, in De Toren en op RTV Hardenberg gepubliceerde oude foto’s. Op deze manier wordt veel informatie voor het nageslacht vastgelegd. De werkgroep ontvangt graag uw oude foto’s. Ook kunt u ze door ons laten digitaliseren, waarna u het origineel vanzelfsprekend terug ontvangt.
Tweede halfjaar Nieuwe aanwinsten (boeken) - Inventaris Archief Cisterciënzer mannenklooster Klaarkamp bij Rinsumageest (1314-1576) - Verwijzingen naar Klooster Sibculo, van G. Zomer - 150 jaar openbaar onderwijs in Lutten (1858-2008) - Het pauperparadijs, van G. Bakker-Altena - 1 Bos wereldatlas (1969) en een Amstleven kaartenboek (1947), van fam. Merjenburg - Het boek van Rheeze en Diffelen (incl. CD-rom) - Wat nog niet in Dijkhuis staat, deel 1 en 2 (aanvullingen op het Twents Woordenboek) - Groot handwerkboek uit grootmoeders jeugd, van mevr. Schutte - De Scheppingsdagen, houtgravures van Dirk van Gelder, december 1950 - 16 jaargangen Spiegel Historiael, van mw. Van der Linden Nieuwe aanwinsten (museum) - damestasje (rond 1900) met 1 portemonnee, een flesje mentha pastilles en een flesje geurolie - van fam. Kampman: 2 damesklapbroeken - van fam. G. Lenters: 2 kurkentrekkers en 1 wasbord - van fam. J. Woertel: 2 etalagebustes op standaard - van mw. Bril: 1 zeis, 1 typemachine en diverse kledingstukken - van fam. Olthof: 1 kinderledikantje uit 1930 - van fam. Merjenburg :1 Voigtlander camera - van mw. T. Bakker: 6 bakblikken voor beschuitbollen - van mw. Van der Linden: 1 Westerwald Steinzeug schenkkan met oor en poppenkleertjes - afd. Hardenberg C.J.M.V: Vlag J.C. Samuel - 1 UNI boardsnijder voor zachtboard - een 7-tal boeken vermeld in 2008-3 werden geschonken door mevr. W. Veldsink te Delft. Nieuwe aanwinsten (overig) - van mevr. Ekelmans: 2 groepsfoto’s landbouwwinterschool (bij afscheid J. Wind 1939 en klassenfoto 1934) - diverse anderen honderden foto’s, waarvan het niet mogelijk is om ze hier op te noemen en te beschrijven, maar blijft u a.u.b. komen met uw oude foto’s
* 5 september Kunstmarkt op het Wilhelminaplein; museum is geopend aan pleinzijde; vrijwilligster Annie Zijlstra geeft een demonstratie op het weefgetouw. * 12 september Open Monumentendag, gecombineerd met de viering van ons 25-jarig jubileum, met de gehele dag activiteiten in het centrum van Hardenberg. De officiële opening op de nieuwe markt door burgemeester mr. W. Meulman. Het thema van de Open Monumentendag is ‘kaarten’ en in ons museum zal daarom een expositie van historische landkaarten worden ingericht. * De Begrafenisvereniging Hardenberg herdenkt dit jaar haar 50-jarig jubileum. Samen organiseren we een aantal activiteiten: Op 24 september hadden we gezamenlijk een lezing gepland in het LOC door Thea Kroeze over ‘begrafenisrituelen van vroeger’. Helaas heeft zij moeten afzeggen vanwege verplichtingen voor RTV-Oost. We proberen de lezing alsnog op een andere datum te laten doorgaan. Op 1, 2 en 3 oktober is er een gezamenlijke expositie in het LOC-gebouw. * 31 oktober De werkgroep Genealogie organiseert een genealogische dag in Zaal Mulder in Baalder. * 11 November De werkgroep Museum en tentoonstellingen organiseert een modeshow van kleding uit de ‘Collectie Nijenstede’, lokale klederdracht en hedendaagse kleding in het LOC in samenwerking met het Alfa College. * 28 en 29 december de werkgroep Fotografie ontvangt u graag tijdens de fotoherkenningsdagen in onze studiezaal.
Wisseltentoonstelling 2010 De Werkgroep Tentoonstellingen heeft het plan om in 2010 een wisseltentoonstelling in te richten met als thema Verzamelingen. De werkgroep zou graag in contact komen met privé-verzamelaars van bijvoorbeeld poppen, postzegels, lucifermerken, kleding, porselein enz. die bereid zijn om hun verzameling gedurende het museumseizoen 2010 tentoon te stellen in ons museum. Heel 30graag uw reactie per e-mail aan
[email protected] of telefonisch bij de contactpersoon van de Werkgroep tentoonstellingen Gerrie Stoel-Sierink, telefoonnummer 0523 262470.
H E R D E N B E R G H
Vechtstede Notarissen Postbus 62 7770 AB Hardenberg Scholtensdijk 20 7771 CV Hardenberg T 0523 261 941 F 0523 262 786 E
[email protected] I www.vechtstede.com
7773 ND Hardenberg T 0523 - 285 285 F 0523 - 285 200 E
[email protected]
&
R O N D O M
Stelling 7
I www.beterwonenvechtdal.nl
MET FOCUS OP DE TOEKOMST Olbo
Handelsstraat 60d-i 7772 TR Hardenberg Postbus 115 7770 AC Hardenberg T 0523 - 266 181 F 0523 - 271 516 E
[email protected] I www.olbo.nl
olbo
| thuis in alle media |
S P O N S O R E N
Beter Wonen
D E N
MET GEVOEL VOOR HET VERLEDEN
R ondom den H erdenbergh
Herkent u deze nog? Elk kwartaal publiceert de werkgroep fotografie op deze pagina een groepsfoto uit ons werkgebied, waarvan de namen van de personen (deels) niet bekend zijn. Wanneer u personen op deze foto herkent, wilt u de namen dan s.v.p. mailen naar:
[email protected]. U kunt natuurlijk ook even binnenlopen in de studiezaal of telefonisch contact opnemen met de vereniging, Voorstraat 34, in Hardenberg, 0523-265624.
32