Beantwoording vragen rondom in- en uitschrijving in het voortgezet onderwijs
Hoofdvraag Is artikel 10, eerste lid, Leerplichtwet 1969 (Lpw 1969), onverenigbaar met artikel 4 en 5 van het Bekostigingsbesluit WVO?
Antwoord Neen, dit is niet het geval. Artikel 10, eerste lid, Lpw 1969 geeft aan wanneer uitschrijving van de jongere op verzoek van de ouders is toegestaan. Dit is het geval als de ouders kunnen aantonen of het hoofd van de school ervan kunnen overtuigen dat de jongere ingeschreven wordt op een andere school. Hiervoor is geen schriftelijk bewijs nodig, slechts een overtuiging. Het schoolhoofd schrijft de leerling vervolgens uit met ingang van de dag volgende op de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht en verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving. Dat bewijs gebruikt de nieuwe school om de jongere in te schrijven. Overigens geldt deze bepaling alleen voor leerplichtige jongeren (5-18 jaar). Artikel 4 en 5 van het Bekostigingsbesluit zijn voorwaarden voor bekostiging. Een school krijgt slechts bekostiging voor een leerling als die leerling niet elders is ingeschreven (dit zijn bepalingen ter voorkoming van dubbele bekostiging). Indien de nieuwe school de oude school binnen vier weken schriftelijk mededeelt van de inschrijving van de jongere op de nieuwe school, wijzigt de oude school de datum van uitschrijving (artikel 5, tweede lid, Bekostigingsbesluit). Mocht er geen inschrijving binnenkomen, dan kan de oude school dit melden aan de leerplichtambtenaar.
Overige vragen
1.
Welke (zorg-)verplichtingen heeft de school nog precies t.o.v. de leerling en tot hoe lang?
De vo-school mag in principe een leerplichtige leerling niet verwijderen zonder dat deze is ingeschreven op een andere/nieuwe school. Indien plaatsing en definitieve inschrijving bij een andere onderwijsinstelling niet lukt, blijft de leerplichtige leerling ingeschreven bij de oude (verwijzende) school om jongeren met een zwevende status (het is dan onduidelijk waar en of de jongere zich heeft ingeschreven) te voorkomen. Indien de leerling echter het diploma heeft behaald waar de vo-school de jongere toe opgeleid heeft, ligt het in de rede dat de school de leerling uitschrijft. Vervolgens geeft de school de uitschrijving door aan de leerplichtambtenaar, zodat deze gericht actie kan ondernemen om de jongere naar een vervolgopleiding te begeleiden. Dus wanneer een leerling een diploma heeft behaald op de vo-school, schrijft de vo-school deze leerling uit in het basisregister onderwijs (Bron) (en geeft dit binnen zeven dagen door aan de gemeente), tenzij de jongere ander onderwijs (bijvoorbeeld havo) wenst te volgen op dezelfde vo-school. Hoewel de vo-school met het ‘afleveren’ van een gediplomeerde jongere haar taak heeft vervuld, zou zij er goed aan doen haar verantwoordelijkheid te nemen en mee te werken aan een succesvolle overgang tussen het vmbo en het mbo. Het is immers in ieders belang dat zoveel mogelijk jongere een startkwalificatie verkrijgen.
1
OCW heeft in het kader van de vermindering van het aantal voortijdig schoolverlaters in kaart gebracht welke activiteiten kunnen worden ingezet om een succesvolle overgang van het vmbo naar het mbo te realiseren.
Voor wat betreft de aansluiting vmbo – mbo geldt dat vo-scholen, de afdeling leerplicht/rmc en de instelling van de vervolgopleiding een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor het realiseren van een succesvolle overgang. Volgens dit model (welke te raadplegen is via www.aanvalopschooluitval.nl) inventariseren vo-scholen in de loop van het examenjaar per leerling hoe ver zij zijn in de keuze voor een vervolgopleiding. In maart/april van het schooljaar worden alle leerlingen, of alleen de potentiële risicoleerlingen (leerlingen met een risico op uitval; leerlingen die nog geen keuze hebben gemaakt, leerlingen waarbij de toelating nog onzeker is en probleemjongeren) en hun ouders aangeschreven en gewezen op de kwalificatieplicht van de jongere. Aan het einde van het schooljaar wordt nogmaals door de vo-school bezien wie de risicojongeren zijn. De vo-school geeft dan de gegevens van deze leerlingen door aan de afdeling leerplicht/rmc van de betreffende woongemeenten. Wanneer de leerlingen een diploma hebben gehaald (en geen ander onderwijs op de vo-school wensen te volgen), schrijft de vo-school ze uit en geeft dit binnen zeven dagen door aan de gemeente. De burgemeester en wethouders van de gemeente zijn belast met het toezicht op naleving van de Leerplichtwet (zij wijzen daartoe een of meer leerplichtambtenaren aan) en hebben de taak – indien de jongere niet voldoet aan de verplichtingen op grond van de Lpw 1969 de jongere te bewegen zich in te schrijven bij een mbo-instelling. Ook goede communicatie tussen de mbo-instellingen en de vo-scholen draagt bij aan het creëren van een sluitende keten die voortijdig schoolverlaten moet voorkomen. In de afgelopen jaren is het aantal uitvallers tussen het vmbo en het mbo sterk afgenomen (het aantal jongeren dat het vmbo verlaat en nog niet ingeschreven staat voor een vervolgopleiding is gedaald van 7.000 in 2007 naar 4.100 in 2009).
2.
Hoe weet de leerplichtambtenaar/rmc-ambtenaar tijdig dat er een uitgevallen leerling is, wanneer de melding van de uitschrijving niet tijdig wordt gedaan?
In artikel 18 van de Lpw 1969 staat de meldverplichting van in- en uitschrijvingen van leerplichtigen. De hoofden van de school dienen binnen zeven dagen aan burgemeester en wethouders kennis te geven van de in- en uitschrijving van leerplichtige leerlingen. Dit zal op termijn vervangen worden door een melding via het Digitaal Verzuimloket (waarbij dezelfde meldingstermijn zal gelden). Voordat een jongere uitvalt is er echter meestal al een aantal momenten geweest waarop de school wettelijk verplicht is melding te doen van relatief verzuim. Zowel ten aanzien van leerplichtige als nietleerplichtige jongeren bestaat er een aantal meldverplichtingen voor de (bekostigde) scholen. Als een leerplichtige leerling zestien uur les- of praktijktijd in vier weken verzuimt, is de school op grond van artikel 21 of 21 a van de Lpw 1969 verplicht dit onverwijld door te geven aan de gemeenten (al dan niet via het Digitaal Verzuimloket). Onverwijld houdt in dat dit zo snel mogelijk (en in ieder geval binnen vijf
2
werkdagen) gemeld dient te worden. De gemeente, belast met het toezicht op naleving van de Leerplichtwet, schakelt dan de leerplichtambtenaar in, die alle benodigde informatie bezit om op te treden. Wanneer er sprake is van langdurige afwezigheid gelden op dit moment nog twee regimes1: 1.
De eerste termijn geldt voor de melding aan de leerling in het kader van de controle op langdurige afwezigheid met het oog op diens aanspraken op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten (WTOS). Indien een leerling gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 weken zonder geldige reden niet aan het onderwijs heeft deelgenomen, dient het bevoegd gezag uiterlijk op de derde werkdag na afloop van deze periode van vijf weken aan de leerling mede dat hiervan een aantekening is gemaakt en verzoekt de leerling om opgaaf van zijn afwezigheid. De volgende stap is dat het bevoegd gezag uiterlijk op de vijfde werkdag na een periode van acht weken vaststelt of de leerling weer aan het onderwijs is gaan deelnemen. Als dit niet het geval is, meldt het bevoegd gezag dit aan de minister van OCW (artikel 27a WVO). De melding wordt doorgeleid naar de gemeente, alwaar de leerplicht- of rmc-ambtenaar wordt ingeschakeld.
2.
De tweede termijn geldt voor de melding van relatief verzuim in het kader van de rmcregelgeving, derhalve ten aanzien van niet-leerplichtigen (artikel 28a WVO). Indien een nietleerplichtige leerling het onderwijs van de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt, dient het bevoegd gezag hier onverwijld kennis van te geven aan de minister van OCW. Deze informeert onverwijld de gemeente waar de betreffende jongere woon- of verblijfplaats heeft. De gemeente meldt steeds aan de minister OCW wat de status van de behandeling van de verzuimmelding is.
Het aantal thuiszitters (leerplichtige jongeren die vier weken of langer thuis zitten) zal in de toekomst (het streven is met ingang van schooljaar 2010/2011) ook worden opgenomen in de jaarlijkse rapportages van gemeenten op het gebied van leerplicht en rmc. Hierdoor krijgen gemeenten een sluitend beeld van de thuiszittersproblematiek in hun regio, op basis waarvan actie ondernomen kan worden om de jongere weer op school te krijgen.
De leerplichtambtenaar en/of de rmc-ambtenaar zijn dus al in een vroeg stadium betrokken bij een leerling die uit gaat vallen, omdat de school verplicht is melding te doen van verzuim en langdurige afwezigheid.
1
Er is onlangs een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer dat zich erop richt deze
termijnen te harmoniseren tot een termijn van vier weken.
3
3.
Mag een leerling voor bekostiging mee blijven tellen wanneer deze de school niet meer bezoekt? Moeten de leerlingen die de school niet meer bezoeken en nog niet mogen worden uitgeschreven op grond van artikel 10 van de Leerplichtwet, op grond van de ongeoorloofd verzuimbepaling in het Bekostigingsbesluit uitgesloten worden bij de bepaling van de hoogte van de bekostiging voor de school?
Zolang een leerling op de teldatum (1 oktober) ingeschreven staat op een vo-school wordt deze meegeteld voor bekostiging. Als deze jongere geen onderwijs volgt, maar nog wel op de vo-school ingeschreven staat, geldt in principe de uitzonderingsbepaling in artikel 7, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wanneer bijvoorbeeld een leerling zich na de zomervakantie niet meldt op school en daar geen onderwijs volgt, geldt dat als ongeoorloofd schoolverzuim. De jongere is immers nog leerplichtig. In dat geval moet deze leerling uitgesloten worden van bekostiging. Leerlingen met een vmbo-diploma, worden door de v-school uitgeschreven wanneer zij een vodiploma halen (tenzij zij ander onderwijs, bijvoorbeeld havo, op dezelfde vo-school wensen te volgen) en worden niet meegeteld op 1 oktober.
4.
Door pas uit te schrijven op het moment dat de leerling elders wordt ingeschreven klopt de informatie in Bron niet.
Wanneer een jongere de vo-school verlaat in verband met het behalen van een vo-diploma schrijft de school deze jongere uit in het Bron, met ingang van de dag volgend op de dag waarop de jongere de school voor het laatst bezocht heeft (zie artikel 5, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O.). Hiervoor hoeft niet gewacht te worden op een inschrijving van de jongere op een nieuwe school. Als scholen de jongeren direct uitschrijven in het Bron, klopt de informatie in het Bron volledig.
Daarnaast zijn scholen verplicht de in- en uitschrijving van leerplichtige jongeren binnen zeven dagen te melden aan burgemeester en wethouders (artikel 18, eerste lid, Lpw 1969). Leerplichtambtenaren en rmc-ambtenaren zijn op de hoogte van het verzuim (en uitval) van de jongere (zie antwoord op vraag 1 en 2). Het dominante belang (dat van de jongere) wordt gediend als de leerplicht- en rmc-ambtenaren hun toezichthoudende rol op ouders en leerlingen kunnen uitoefenen. De informatie die zij van scholen, al dan niet via het Digitaal Verzuimloket, ontvangen over het verzuim en de uitval van jongeren stellen hen daartoe in staat.
5.
Mag een school een leerling ook uitschrijven wanneer DUO – op grond van de registratie in Bron – de school laat weten dat de leerling ook op een andere vo-school staat ingeschreven (melding dubbele vo-inschrijving)?
Ja. Het is dan voldoende aannemelijk dat een jongere op een nieuwe school is ingeschreven, dus er wordt voldaan aan artikel 10, eerste lid, Lpw 1969. De oude school mag de leerling dan uitschrijven.
4
6.
Mag DUO ook VO-scholen informeren over dubbele inschrijvingen met onderwijsinstellingen in het BVE?
Ja. Op grond van artikel 24f, eerste lid, Wet op het Onderwijstoezicht (WOT)2 mag DUO persoonsgegevens van de leerling verstrekken aan de school. Dit biedt voldoende juridische basis voor DUO om een melding over een dubbele inschrijving aan de betrokken school en instelling te melden.
VO/BVB 03/09/2010
2
“Uit het basisregister onderwijs kunnen persoonsgegevens worden verstrekt aan de school of instelling waar de
betrokkene als leerling, deelnemer, student of extraneus is of was ingeschreven, voorzover de gegevens betrekking hebben op de periode waarin hij aan de desbetreffende school of instelling is of was ingeschreven.”
5