2002 19/2 RONDOM DEN HERDENBERGH Tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving Lidmaatschap € 14,00 per kalenderjaar Ledenadministratie en contributie: G. Wolbink, Alb. Risaeustraat 8c, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-267036 Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624 Internet: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Bestuur: H. Hoving, voorzitter, Boslaan 34, Hardenberg, tel.: 0523-262048 E. Wolbink, secretaris/penningmeester, Hofweg 31, Hardenberg, tel.: 0523-268400 Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16, Hardenberg, tel.: 0523-266515 Mevr. A. v.d. Kamp-Wildeboer, Polberg 59, Hardenberg, tel.: 0523-260093 J.G.E. Sierink, Dennenkamp 8, Hardenberg, tel.: 0523-260443 A. Pullen, Paasberg 46, 7772 DJ Hardenberg, tel.: 0523-263901 K. Drenth, Dr. Albert Schweitzerlaan 15, 7772 EC Hardenberg, tel.: 0523-261932 Mevr. G. Bakker-Altena, Berlinerstrasse 61, 49824 Emlichheim, tel.: 0049-5943984544 Mevr. D. Reefman, Hoornblad 15, 7772 MG Hardenberg, tel.: 0523-266241 Redactiecommissie:
Redactieadres:
Mevr. D. Hesselink-Zweers J. Hofsink Mevr. J. Luisman-de Jonge K. Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104 A. de Roo Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg
Bankrelatie: Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg (Postrek.nr.v.d.Bank: 812263) POSTBANK rekeningnr 2985515 ISSN: 1380-3921 INHOUD Van de redactie Munitieschepen op de Vecht De grens in beeld (5) "Plat ni-js" Erve Spalink Het gevelbeeld van de Groene Welle (Beelden van ons 1) Schanszicht (Huizen van naam 17) Het stadhuis van Hardenberg
pag,
K. Oosterkamp K. Drenth/B. dé Vries Warkgroep Dialect J. Reinders K. Oosterkamp K. Oosterkamp D. Hesselink-Zweers
1 2 6 9 12 16 19 21
Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 1 augustus 2002 inleveren. Het overnemen van artikelen of gedeelten daarvan uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen toestemming van de redactie.
Van de redactie In dit tweede nummer leveren we u een aantal bijdragen over uiteenlopende onderwerpen. Ouderen onder ons "zien" ze misschien nog liggen: de munitieschepen op de Vecht. De thuishaven van onze vereniging is tevens het oude stadhuis van Hardenberg, waarna het de functie van Oudheidkamer kreeg. Hierbij de geschiedenis van dit fraaie pand. In erve Spalink wordt een aardig detail uit Kloosterhaar belicht. Verder treft u voortzettingen aan van min of meer vaste series: plat ni-js met het thema geboorte en alles wat daarbij kan komen kijken; het huis met de naam Schanszicht wordt besproken met uiteraard enkele opmerkingen over de schans. Daarnaast treft u de eerste aflevering van een waarschijnlijk korte reeks over beelden (in de ruimste zin) in onze leefomgeving.
De onderwijzerswoning van de openbare school in Baalder. Op verzoek van hoofdonderwijzer A. Westerhof, die in Heemse woonde, werd in 1892 een stuk grond gekocht van de weduwe Geertjen Goorhuis-Arends, groot ruim 85 are voor 225 gulden. De woning was in augustus 1894 klaar. Achtereenvolgens woonden er de onderwijzers Westerhof, de Klerk, Luimes, Ravenshorst, Bolmer en van Halderen. In 1979, na de sluiting van de oude school is het huis gekocht door H. Hamberg. 1
Munitieschepen op de Vecht Van eindjaren '50 tot 1964 lagen er op de Vecht ter hoogte van Baalder binnenvaartuigen voor anker met een lading munitie aan boord. Hoewel de plaatselijke pers indertijd zeer terughoudend was met berichtgeving hierover en ook de toegankelijke gemeentelijke archieven geen informatie bevatten hieromtrent, wist iedere Hardenberger ervan. De drijvende bommen werden in de volksmond kruitschepen genoemd. Een van de schippers, de heer Ab Zwiers, verstrekte informatie voor dit artikel, waarin zijn verhaal enigszins wordt ingebed in enkele opmerkingen over de landelijke situatie. K. Oosterkamp De algemene situatie Nadat Nederland in 1949 was toegetreden tot de pas opgerichte NAVO, diende er een behoorlijk omvangrijke munitievoorraad te worden opgebouwd ten behoeve van het Eerste Legerkorps. Het grootste deel van deze munitie kwam uit de Verenigde Staten, maar ook de productie in Nederland en de andere Europese landen nam geleidelijk in omvang toe. Uiteraard waren er gelijktijdig plannen gemaakt voor de bouw van nieuwe munitie-
Munitieschepen op de Vecht 2
magazijnen, maar het was onmogelijk deze al op korte termijn te realiseren. Om toch munitievoorraden op strategische sterkte te kunnen opbouwen werd als tussentijdse oplossing de "oplegging" in binnenvaartschepen voorgesteld. Het eerste munitieschepenmagazijn werd op 16 oktober 1953 opgericht in de Botlek. Aan binnenvaartschippers werd gevraagd om hun scheepsruimte te verhuren aan de Staat der Nederlanden, i.c. het Ministerie van Defensie. Het kostte niet erg
veel moeite om een aantal schippers hiertoe bereid te vinden. Er stond een aantrekkelijke vergoeding tegenover, het was prettig dat de kinderen gewoon naar school konden en behalve dat er een oogje in het zeil moest worden gehouden, was er niet veel werk mee gemoeid. In 1960 bereikte het aantal schepen de grootste omvang, namelijk 168. Hiervan lagen er op het hoogtepunt 42 in Hardenberg. De overige schepen lagen voor anker op de volgende locaties: Akersloot (bij Alkmaar), Alem (bij Amsterdam), Nederhemert (aan de Afgedamde Maas), Niftrik (aan de Maas), Waspik (aan de Bergse Maas), Zijkanaal F, Ramspol en de Zande (in de omgeving van Kampen). "Kruitschipper" Swiers Van 1960 tot 1964 lag het vrachtschip De Onderneming van schipper Ab Zwiers op de Vecht, volgeladen met munitie. De heer Zwiers was in 1919 in Amsterdam geboren en was daar ook op school geweest. Zijn vrouw kwam uit Smilde (Dr.), ook zij stamde uit een schippersfamilie. Ze waren in 1945 getrouwd. Daarvoor had de jonge Zwiers enige technische ervaring opgedaan in een machinefabriek. Na de oorlog kwam hij als schippers-knecht aan boord van zijn vaders schip, terwijl zijn vrouw in Amsterdam achterbleef: een weinig romantisch begin van hun huwelijk waarvan de sluiting door de oorlogssituatie al enige tijd was uitgesteld. In 1948 nam zoon Ab het schip van zijn ouders over en begon voor het jonge gezin Zwiers het zwervend bestaan. Het schip had een voor die tijd normale grootte van 160 ton. Er werd van alles en nog wat vervoerd: grint, zand, aardappelen, turf, hout, steen, enz. De vaaropdrachten brachten hen tot in België, zelfs tot in Frankrijk. De kinderen volgden hun schoolopleiding op schippersinternaten, alleen in de vakanties was het gezin verenigd. De niet al te goede gezondheidstoestand van zijn vrouw maakte dat de heer Zwiers gemotiveerd was om in 1960 met belangstelling te kijken naar de mogelijkheid zijn schip te verhuren aan het Ministerie van Defensie voor
munitieopslag. Hij sloot het contract en kreeg als bestemming de Vecht bij Hardenberg toegewezen. Via het Almelose Kanaal en De Haandrik bereikte hij de ligplaats. Er lagen toen al dertig schepen, er zouden nog twaalf bijkomen. De schepen lagen op de Vecht tussen (ongeveer) de Krüserbrink en het Jodenbergje aan de Baalderoever met tussenruimten van dertig tot veertig meter. De ruimen waren gevuld met allerhande munitie, per schip verschillend. De opslag betrof o.a. kogels, anti-tankmijnen, landmijnen en granaten. In de haven, toen nog niet gedempt, werd met enige regelmaat gelost en nieuwe voorraden geladen.
In verband met de veiligheid moest er steeds een persoon aan boord zijn. Het was beslist niet toegestaan om kinderen zonder toezicht aan boord te laten verblijven. Als er zich een situatie voordeed dat zowel man als vrouw even weg moesten, hield een buurmanschipper wel even de zaak in de gaten. Voor het geval dat zich een noodsituatie zou voordoen, beschikte elke schipper over een seinpistool met twee kleuren seinpatronen: voor een scheepsnoodsein, bijvoorbeeld in geval van lekkage, en een militair alarmsein, bijvoorbeeld in geval van brand of sabotage. Volgens schipper Zwiers heeft zich in die periode geen enkel geval voorgedaan van ongewenst bezoek, poging tot diefstal of iets dergelijks. 3
De temperatuur en de luchtvochtigheid waren belangrijk, deze moesten nauwkeurig worden geregistreerd. Regelmatig moesten de ruimen worden gelucht door de luiken te openen. Hoewel het wat merkwaardig klinkt, zorgden deze maatregelen ervoor dat de munitie op het water gemakkelijker droog te houden was dan in ondergrondse bunkers. Het grootste gevaar aan boord van zo'n munitieschip was natuurlijk brand. De ruimen waren brandwerend gescheiden van de roef, waarin uiteraard gekookt moest worden. De petroleumstellen en later de gasstellen en flessen werden aan strenge keuring onderworpen. De gasflessen moesten buiten worden geplaatst. Eens deed zich een situatie voor die de heer Zwiers zich nog heel goed kan herinneren: "Een jongen vulde een leeg petroleumstel bij, terwijl dat nog warm was. Ineens een steekvlam en de roef stond van binnen in brand. De brandblusser werd gauw gepakt en leeggespoten. De hele roef was helemaal wit, maar dat interesseerde ons niet, want we stonden te beven van de schrik. De buurvrouw van het schip aan de andere kant heeft een week van de schrik niet kunnen praten, 's Avonds om negen uur waren de heren uit Den Haag er al. Die hadden direct bericht gekregen, waarschijnlijk van de wacht. Ze waren bij de Krüserbrink net bezig die flats te bouwen. Als de brand had doorgezet, hadden ze daar opnieuw kunnen beginnen." Aan de haven in Hardenberg stond een houten keet die diende als wachtlokaal. Daar hield een wacht zich op die om de twee uur met een motorbootje, de Spido genaamd, vanuit de haven langs de schepen voer. Buiten diensttijd moesten de schippers deze dienstvaart bij toerbeurt verrichten. Als iemand aan boord van de schepen dringend iets geregeld moest hebben of er moest anderszins hulp worden geboden, dan kon dat geregeld worden. Ook de zware kruideniersboodschappen werden met de Spido meegenomen en aan boord afgeleverd, terwijl Harm Gort uitverkoren was om met het bootje mee te varen om zijn rookartikelen uit
te venten. Deze mochten uitsluitend in de roef, dus binnen, worden opgerookt. De overige boodschappen werden meestal zelf gehaald en meegenomen. Ook daarvoor kon men meevaren met de Spido.
De Spido De kinderen verkeerden in de gunstige omstandigheid dat ze nu steeds bij hun ouders aan boord konden zijn, hoewel het niet altijd vakantie was. Ze gingen naar school in Baalder en Hardenberg. Vriendjes en vriendinnetjes konden gerust meekomen om aan boord te spelen. Er was geen geheimhouding, de schepen waren niet een soort van verboden gebied. Op zoek naar berichtgeving in de plaatselijke pers was er geen bericht over deze munitieschepen te vinden in de betreffende jaargangen van het Salland's Volksblad. Ook de gemeentelijke archieven geven geen informatie. De plaatselijke bevolking was echter vrij nauwkeurig op de hoogte wat er zich in de ruimen bevond, maar er was nooit sprake van enig protest, er was geen ongerustheid over het mogelijke veiligheidsrisico. De schepen lagen er en dat werd aanvaard als een gegeven. Tussen de schippers en de plaatselijke bevolking ontstond in de loop der tijd een gewoon, normaal contact. Desondanks vormden de schippers toch ook wel een wereldje op zichzelf. Naast toezicht en enkele controlewerk-
zaamheden was er vooral veel vrije tijd. Om deze op wat aangename manier door te brengen kon men de schippers regelmatig aantreffen in café Potgiesser, hun stamcafé aan de markt, vlakbij de haven waar de Spido afgemeerd lag. Daar werden de nieuwtjes besproken en zocht men eikaars gezelschap. De heer Zwiers wist zich nog een merkwaardig voorval te herinneren: "De schippers gingen 's zaterdags een biertje halen bij Potgiesser. Er was toen een schipper die het niet zo goed kon verdragen, hij had er een paar te veel op. Op het plein, hij was wat misselijk, gaf hij over, waarna we hem met zn allen met de Spido aan boord hebben gebracht. Daar kwam hij even later tot de conclusie dat hij zijn gebit kwijt was. Zijn vrouw was toch al kwaad, ze schaamde zich zo, en dat werd nu nog erger. We zijn teruggegaan, hebben het gebit opgezocht, schoongemaakt en het hem gebracht. Hij had weer tanden."
Bij hoog water Vanuit het ministerie was er af en toe controle die steekproefsgewijs werd uitgevoerd. Dan werden de aantallen en de aard van de munitie gecontroleerd. Door het regelmatig contact met de controleurs ontstond er ook met hen een zekere vertrouwelijkheid en gemoedelijkheid. Eigenlijk maakten ook zij deel uit van datzelfde wereldje. Zo kon het gebeuren dat "er een controleur van Defensie vlak voor de kerstdagen kwam controleren of alles wel in orde was. En die kwam ook bij Potgiesser terecht, waar wij al zaten. Het was gezellig,
hij nam er een, en nog een, .. Uiteindelijk hadden we moeite genoeg om hem in de wagen te krijgen. Hij werd gereden door zijn chauffeur, dus wat dat betreft was er niets aan de hand. Het tekent alleen dat het er heel gemoedelijk aan toe ging." Beëindiging locatie Hardenberg Door de ingebruikneming van de nieuw gebouwde munitiemagazijnen verminderde de opslag in munitieschepen. Ook overtollige voorraden werden afgestoten. De locatie Hardenberg werd in 1964 beëindigd. De laatste schepen vertrokken naar de omgeving van Kampen. In 1965 werd het laatste schip gelost en kwam er een einde aan deze vorm van munitieopslag. Schipper Zwiers hield het schippersbestaan voor gezien, vooral vanwege de gezondheidstoestand van zijn vrouw. Hij ging voor anker in Hardenberg, aan de Oelenveerstraat en kwam in dienst bij Wavin. Al snel raakte het gezin hier ingeburgerd en voelde zich thuis in dit deel van Salland. Zelfs het dialect kregen ze na verloop van tijd vrijwel accentloos onder de knie. Zo kwam er een einde aan de aanwezigheid van deze drijvende bommen op de Vecht, in een periode dat men met een zekere argeloosheid dit soort risico's als iets vanzelfsprekends accepteerde. Bron: J. A. van Wiechen: Munitievoorziening door de eeuwen heen. Den Haag 1983, pag. 130 132 De oplegging van munitie in binnenvaartuigen tussen 1953 en 1965. Met dank aan de heer A. Zwiers.
5
De grens in beeld (5) Bij de Poffershut, een gedenkwaardige grensovergang. Deze keer een artikel over de grensovergang bij de Poffershut. Al eeuwen een bekende overgang waarover vele smokkelverhalen kunnen worden verteld. Ook een punt waar nogal eens verschil van mening was over het precieze verloop. Ook de afwatering via de Rauwe Schlinge of Ruwe Slinge was vaak aanleiding tot verschil. Hiermee sluiten we vooreerst onze serie artikelen over de grens tussen de gemeente Hardenberg en Duitsland af Mogelijk komen we nog een keer terug met andere wetenswaardigheden over de grens, want ons project loopt door en over de grens is veel te vertellen. K.Drenth /B de Vries
We beginnen hier bij grenspaal 121, de lage steen, dit in tegenstelling tot nummer 120, de hoge steen, zoals ze op een kaart van rond 1900 nog worden vermeld en zo ze in de volksmond ook nog steeds worden genoemd. In het grenstraktaat van 1824 staat het als volgt: ''Van den laatstgemelden steen (120) loopt de grens verder regt op den zoogenaamden lage steen, zijnde een keisteen zonder merkte eken en voor de zoogenaamde ruwe Slinge gelegen. Voorts over de plaats, waar de oude Poffershutte heeft gestaan, langs de sloot van de landweer, tot aan de Sallandse of Torensteeg..." In artikel 23 wordt aangegeven, dat de Hannoversen de waterleiding tot de Poffershut moeten schoonhouden en door de Nederlanders mogen geen hindernissen worden "toegebragt" in de loop van de Ruwe Slinge naar de Vecht, en een aangelegde dam moet worden geslecht. Een landweer was een soort wal in het land, die diende als bescherming tegen water, ook wel als verdedigingslijn gezien en vaak begroeid met houtopslag, zodat het vee er niet in of uit kon. In 1819 stuurden de burgemeesters en schout der Gemeenten de Stad Hardenbergh, Gramsbergen en het Schoutambt Hardenbergh een brief aan de commissaris van den Koning. Daarin staat over het verloop van de rijksgrens onder andere: "Door een aldaar liggend zederdt ongeveer 70 Jaaren verlaten Kampjen, al waar als toen eene Hutte gestaan heeft ........... en het vorengemelde Kampjen voor een gedeelte op het Nederiandsche Territoir
liggen en alzo de tegenswoordige zogenaamde Pofferts Hutte van Herm Ramaker de Grenslinie niet te beroeren, maar mede binnen dezelve op Nederlandsch Territoir te staan." Kennelijk was dit een vooronderzoek voor het
Geeft de wijzigingen bij grenscorrectie aan. 6
het nummer van de eerder geplaatste paal plus een volgnummer, meestal in Romeinse cijfers. Zo kwamen er langs de Ruwe Slinge en de Poffershut de hulppalen 122-1 tot en met 122VII, op de kaart van 1900 zijn die nog aangegeven. Toen beginjaren 1960 de afwatering overal werd verbeterd, als gevolg van het in cultuur brengen van afgegraven veengronden, werd ook de Ruwe Slinge gekanaliseerd. De poffershut was allang verdwenen en dus moest en kon de grens ook worden aangepast. Bijgaand kaartje laat zien, dat de grens nu de loop van de gekanaliseerde Slinge volgt en dat de grensstenen 122-1 tot en met VII overbodig werden. De oude 122-V is omgenummerd naar 123 en staat nog op zijn oorspronkelijke plaats.
Tussenpaal 123, is een eerdere hulppaal uit 1867. Staat scheef to. v. de grens Situatie na de Grenscorrectie. grenstraktaat van 1824. Volgens het traktaat van 1824 loopt de grens verder langs de Ruwe Slinge, de landweer en zo naar de Vecht waar weer een markering staat. Toen zijn alleen de Grensstenen 121, 122, 123, 124, 125, 126 en 127 geplaatst, dus alleen de hoofdpalen en tussenpalen met hele nummers. In 1866 kwam Hannover bij Pruisen. Dat land kwam overeen met Nederland om de bestaande grenspalen te eerbiedigen, maar bij onduidelijkheden en kronkels in de grens deze nader aan te duiden. Er werden hulppalen geplaatst, met aan de ene kant de N van Nederland en aan de andere kant de P van Pruisen. Als nummer kregen zij
Keurig is in een staatje aangegeven welke stukjes grond van nationaliteit veranderden. Om de balans sluitend te maken is de verderop staande grenspaal 124 (bij de vroegere Torensteeg) enkele meters richting Duitsland verplaatst, zodat het aantal vierkante meters grondgebied van Nederland en Duitsland gelijk bleef. De oude Hulppaal 122-VI is in 1994 gebruikt om de weer opengestelde groene grensovergang te markeren, een herinneringsplaat geeft deze gebeurtenis aan. Deze steen staat dus niet als officiële grenssteen te boek, dat is steen 123-1, die aan de andere kant van de weg zou moeten staan. 7
Gramsbergen/Hardenberg. De naam Torensteeg doet vermoeden dat dit ooit een kerkpad was, waarlangs de mensen ter kerke gingen, of in Laar of in Hardenberg/Heemse of in Gramsbergen. Hier staat hoofdpaal 124, die we bij onze zoektocht maar moeilijk konden vinden, omdat hij midden in een wilgenstruik stond. Nu niet meer zo'n belangrijke plaats dus.
Herinneringsplaat, aangebracht op de grenspaal 122-VI De genoemde Sallandse- of Torensteeg is met de rui verkaveling verdwenen, (heette toen Toeslagweg). Het was vroeger kennelijk een belangrijke verbinding tussen Laar en
Op wacht in de eerste Wereldoorlog (1914-1918) bij grenspaal 124. Uit het archief van de familie Schuurhuis-Schuurman Heemserveen.
Hoofdpaal 124. Vroeger was hier een grensovergang naar het Duitse Felgenhorst. Op oude kaarten staat de weg als Torensteeg, later de Toeslagweg, maar verdwenen bij de ruilverkaveling. In het van 1824 wordt deze weg Sallandse- of Torensteeg genoemd. De paal was nu bijna niet te vinden, midden in de struiken
Na de Vecht loopt de grens langs een watergang in de richting van de kolk bij de gemalen aan de weg naar Coevorden. Paal 133 is de laatste in de provincie Overijssel en staat in de dijk van de kolk. Volgens het traktaat: " waar de Provinciën Overijssel en Drenthe en het Graafschap Bentheim aan elkander stooten."
"Plat ni-js" "As 't kind maar een name hef". Met dit gezegde valt de warkgroep Dialect met de deure in huus. Oons onderwarp is namelijk niet in een paar woorden samen te vatten want het handelt over geboorte, naamgeving, vernumen, verjoardagen en de hele kroam d'r umhèn. Wi-j hebt ok de ruumte niet um een volledig beeld te geven van alle gewoonten en gebruken rond dit gebeuren, wat natuurlijk in elke streek ok weer verschillend is. Wi-j wilt gewoon deurgeven wat in oonze herinnering op eslagen lig en wat 'r an de oppervlakte kwam toen wi-j gezamenlijk het onderwarp ansneden. 't Is een gezellig (baker)proatie ewörden! Warkgroep Dialect
Geboorte Wi-j hebt vastesteld dat er tot op heden gien veraandering ekommen is in het geboren worden op zichzölf(!) maar dat de gebruken en gewoonten rond de geboorte hemelsbreed verschilt met die van vrogger. Ten eerste kreeg de jonge moeder toen weinig medische veurlichting want ongeveer een moand veur de bevalling stelden ze de dokter of de vroedvrouw pas in kennis van de kommende gebeurtenis. Wel worden heur deur femilie en buurvrouwen heel wat "wieze" roadgevingen an de haand edoane: "Ie mut niet meer onder de liende deurlopen want dan kreg het kind een streep over 't gezichte en gien knienn meer voeren want dan he'j kaans dat het kind een hazelip-pie kreg" en veule van dat soort bi-jgeleuvige uutspraken. Ok het woord "zwanger" worden zelden gebruukt. Eerder de gezegdes: "die hef wat onder de schölk" en "doar kriegt ze d'r iene bij" of "doar kriegt ze wat jongs".
vrouwen zaten op de derde dag al weer onder de koe of voerden de varkens maar de 9e dag gungen ze toch veur de wissigheid maar weer op bedde liggen. Dit alles zulle wi-j maar op het bördtie van het bi-jgeleuf schoeven. Kroamvrouw De verzorging van moeder en kind lag bi-j de noaste buurvrouwen, al heuld de vroedvrouw of de dokter ok wel een ogie in 't zeil. Het kind kreeg elke dag een wasbeurte maar de moeder bleef doar gedeeltelijk van verschoond want met (kold) water an een kroamvrouw kommen was levensgevoarlijk! Een kroamvrouw mos "eten en drinken en... ".(zie jaargang 18, nr. 2, pag. 17) Sommige gezinnen beschikten over een zogenuumde "baakster". (Het woord baker klunk te mannelijk) En mannen kwamen d'r bij de verzorging niet an te passé. Ze mochten hoogstens het kind ange-
Wi-j kunt oons ok niet herinneren dat er vrogger een ooievaar in de tuun eplaatst worden met een wasliende vol kinderkleerties; geboortekaarties loaten drukken was zeldzaam, de femilie worden zo veule mogelijk mondeling anezegd, en vri-je dagen veur va zaten d'r ok niet in! Meestal waren de noaste buurvrouwen anwezig bi-j de bevalling die onder leiding van een vroedvrouw stund. De kroamvrouw mos negen dagen op bedde blieven. Die negende dag was beslissend en as die zonder narigheid verstreken was, ko'j weer gerust oademhalen. Sommige 9
ven ....bi-j de burgerlijke stand en ok nog niet zonder twee getugen. Tot an 't begun van de 20ste eeuw was dat verplicht. Meestal waren d'r op 't gemeentuus wel een paar personen die dit opknapten maar soms gungen d'r ok een paar buren met. En dan worden d'r onderweg ok nog wel even anelegd! ( " Kindverzoepen ") Buurvrouwen hadden tot taak um 's morgens en 's oamds het kind te verzorgen. Het zogenaamde "kind lös doen ". Het kleine "poppie " worden doarnoa weer stevig in ebakerd: vier spelden an de luier en dan in 't pak. Een pakluier was van flanel met een gehaakt raandtie. Het woord luier was niet arg in zwang. Het kind had een "doek" veur, ie gaven het kind een dreuge doek, en was die nat, dan ha'j een pisdoek. In de kroamtied worden de kroamvrouw deur de buren verwend met allerlei lekker eten, zoas riest met krenten, riest met proemen, pudding en soep. As 't even kon kreeg de kleine de börste. As dat niet wol lukken was dat vrogger een groot probleem. Verdunde koemelk was dan een alternatief. Ok bint er veul kinderties groot ebracht met geitemelk en beschuten! In sommige buurten ha'j bekwoame vrouwen met een zeker natuurtalent um kraamvrouwen bi-j te stoan onder allerlei umstandigheden. Disse vrouwen worden d'r ok steevaste bi-j eroepen as "de vrouw op 't leste leup ". Een jonge vader die wereldkundig maakten dat zien vrouw een kind ekregen had, kon vol-
stoan met de mededeling: " 'k Heb de vrouw in bedde". En as de mensen vreugen: "Nou, wat is 't ewörden?" Dan kon 't gebeuren dat e zee: "Een plaggenstekkertie" (jochie) of een "kousenstoppertie" (magie). Zo was d'r toen 't rolpatroon bi-j in ebakken!
Ooievaar De buren mossen "an ezegd" worden. Dat was meestal-het wark van oldere kinder. Ze gungen dan de hele buurte deur um te vertellen dat er bi-j die en die een jongezeune of jongedochter geboren was. Ze waren in de veronderstelling dat het ni-js veur iederiene uut de lucht kwam vallen! Want een kind wus meestal van niks. Over de oorsprong van 't leven worden niks verteld, doar lag een groot taboe op. Wel worden er verwezen noar de Schepper van alle leven maar het gros van de kinder worden wies emaakt dat de dokter of vroedvrouw het kleintie bracht. In Hardnbarg was dat vrogger dokter Kattewinkel. Die had een heel vruchtbaar koffertie dat onuutputtelijk was. De ooievaar had ok heel wat op zien geweten en op de veulgestelde vroage: "Woar kom ik vandoan?" kreeg een kind de meest onnozele antwoorden, b.v. "Ie bint uut de boerenkool ekommen of wi-j hebt oe achter een boom evunden met een kwattie in de haand". Dat moeder een beetie ziek was noa de geboorte van het ni-je breurtie of zussie worden uut elegd met de dooddoener dat ze deur de ooievaar epikt was. Leek dat de olders wat te verre gezocht, dan kreeg de hane 't op de kop! Op ieder arf leup immers wel een hane? Wat hebt ze oons veur de gek eholden! Kleine Luuksie heurden 's morgens van zien va: "De ooievaar hef oe vannacht een klein zussie ebracht". "Weet ik", zee e. "Ik heurden oe tegen de ooievaar zeggen: 't Regent, wi'j ok een paraplu met hebben?" en kleine Henkie, die evroagd worden of e zien zussie wol zien, schreewden: "Nee, ik wil de ooievaar zien!" Vernuming Het vernumen van het kind was ok iets bijzunders. En eigenlijk ok weer niet umdat de regels doarveur vaste stunden. Was het eerste kind een jochie, dan was de va van va an de
10
beurte, maar was het een meissie dan mos de moe van va vernuumd worden. Het tweede jochie worden vernuumd noar de va van moe. Was 't een meissie dan noar de moe van moe. Ze waren in ieder geval um en um an de beurte. Een grootvader gaf te kennen noa de geboorte van zien eerste kleindochter: "Ik wil niet in de rökke ". Hi-j bedoelden dat zien name niet an een wicht egeven mocht worden. Een opoe: "Ik wil niet in de bokse ". As ze b.v. Zwaantje heetten, had ze liever een wicht dat zo enuumd worden dan een jochie Zwaantinus te numen. In 't geval van allene maar "wichter of jongs " zal d'r ok wel een oplossing evunden ween. Veul variatie en fantasie in de naamgeving was d'r vrogger niet. (Tegenwoordig veul variatie en te veul fantasie!) In 1913 was d'r een gezin in E. in oonze gemeente woar 5 kinder waren. De namen: Hendrika, Hendrik, Hendrikje, Hendrik Jan en Jan Hendrik. In sommige gezinnen kwamen twee Fenna's veur, as de beide opoes Fenna heetten. Of twee Jennegies maar dan worden 't vake oonze Jenne en oonze Jennegie. Of grote Rieke en kleine Rieke. Of 't oldste kind heetten gewoon "Zusse" of "Breur". Vernumen was een serieuze plicht! Tegenwoordig wordt er ok nog wel vernuumd! Oma Lammegien b.v. kreeg een kleindochter: Laetitia...en we noemen haar Kim! Ok worden een kind wel is vernuumd noar een kinderloze Diekemeuje of Harm-ome, en dan maar ofwachten. Sommigen stunden d'r op dat ze vernuumd worden. Was het kind noar groffa enuumd die nogal driftig was en het kind was ok met disse karaktereigenschap ezegend, dan heuren ie 't gezegde: "Hi-j oardt noar de name!" Tegenwoordig zegt ze " (t Zit in de genen ". Kroamvesite En dan kwamen de kroamvesites. Familie en bekenden kwamen "ansprekken " "met een kromme arm". Dat wol zeggen da'j een geschenk bi-j oe hadden. B.v. een koeke of een krentestoete. Grote krentenwegges geven, is, dunkt oons, echt iets van noa de oorlog. De buurvrouwen kwamen ok gezamenlijk op
kroamvesite. Meestal op een middag, in de weke veur 't deupen. Op 't plattelaand ha'j vrogger een hele reeks buren die in geval van huwelijk, geboorte en dood de helpende haand beuden. An de vrouwen was het veurbeholden um op kroamvisite te goan. D'r worden dan gezellig ekletst bi-j een koppie koffie of thee met koeke. D'r is een tied ewest dat de vrouwen bi-j die gelegenheid jenever en citroen drunken. Ondertussen worden de jonggeborene etoond en van schoot noar schoot deur egeven. An 't ende van de vesite legden de vrouwen de "goave " noast het koppie op 't schöt-teltie. Zo'n 40 of 50 joar eleden was dat een kwattie of 30 cent. Doar waren vaste ofspra-ken veur in de boerschoppen. In Kloosterhaar worden de kroamvisite "beschutenmoal" enuumd. Maar "beschuit met muisjes " kenden ze toen nog niet. Beschuten waren veur kleine kinder en zieke mensen. Verjoardagen. An verjoardagen worden vrogger heel weinig andacht besteed. De doatum kon zölfs helemoale in 't vergeetboek raken. Dan zee men: "Oonze zusse is in de bouw geboren" (dat was in 't roggemeien) of "Appie is in 't jappelkrabben geboren ". Heel olde mensen weet nog te vertellen dat 'r een dag noa ow verjoardag ezegd worden: "Oonze Gaigien hef verduid gistern okjoarig ewest." En echte cadeaugies worden d'r ok niet egeven. Een paar ni-je kousen, een ni-je pette, een paar klompen, enz. A'j as kind 't geluk hadden um op dezölde dag joarig te ween as de inwonende grootolder worden oe deur 't bezuuk van alles toe estopt. In tegenstelling tot de uutgebreide kinderfeessies van vandage an de dag vreugen wi-j oons of: Tracteerden wi-j vrogger ok op schoele a'w joarig waren? Ja, wi-j kregen een zak pinda's met die toen nog apeneuten heetten, en verdeelden die op 't schoelplein, weet sommigen zich nog te herinneren. En zo kunne wi-j nog wel een poossie deurgoan want alles is nog lange niet verteld maar an elke kroamvesite komp een ende. Tot de volgende keer.
11
Erve Spalink In het zuidoostelijkste deel van Kloosterhaar en dus ook van de gemeente Hardenberg, aan het eind van de Groenedijk, op nr. 17, ligt in een omgeving van bos en groen het beheerdershuisje van het landgoed Oldhorst, vanouds "erve Spalink". J. Reinders
Het huis is in RdH 2000/4 door mij al eens aangehaald in het artikel over bijnamen in Kloosterhaar als woning van "Jan Lubben" (J. Schepers Lzn.) Ook dhr. K. Oosterkamp heeft in datzelfde nummer in zijn artikel over de Oldhorst en de familie Reyers het als "Hans en Grietje-huisje" aangegeven. Erve Spalink is oud. Het voormalige oude huis dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw. Bewoond door verschillende families Spalink. Deze namen komen we nog vaak tegen in o.a. Kloosterhaar en Bruinehaar. Ook de familie Markfluwer had nog een deel Spalinkbloed door de moeder van Harm Hendrik, Berendiena Spalink. En in de Luismansstam komen we ook Spalinks tegen.
Het erve Spalink 12
In 1856, toen het kanaal naar de Haandrik klaar was, liet veenderij Van Royen de Van Royenswijk graven van Bergentheim naar Kloosterhaar en werd begonnen met de exploitatie van de venen aan weerszijde van deze wijk en verder de Kloosterhaarse venen. Bij de aankoop van de veengronden behoorde ook de aankoop van het boerderijtje op erve Spalink en later, begin 1900, grote delen van de Vriezenveense venen, "de Supelplus". Erve Spalink lag in de hoek Groenedijk Striepedijk - Zwartedijk. De Groenedijk liep vanaf Kloosterhaar rechtdoor naar Bruinehaar. De Striepedijk als karre
spoor en schapendrift vanaf de Striepe, later "de Klinge", langs grenspaal 99, welke ongeveer 300 meter op Nederlandse grond staat. Op deze steen staan drie namen: Salland, Twenthe en Bentheim. Verder liep de Striepedijk langs erve Spalink en over de Groenedijk dwars door de venen als Zwartedijk richting Sibculo. Als smokkel-pad is de Striepedijk veel gebruikt. Vanaf de Striepe richting Sibculo, en Kloosterhaar was vroeger ook Sibculo, werd veel gebruik gemaakt van de Groenedijk. Het landschap was in die jaren anders dan tegenwoordig. Nu golvende, vaak aangeplante,
bossen en struiken, akkers en weiden, toen uitgestrekte heide en uitzicht naar alle kanten. Vanaf erve Spalink zag je zuid-west over de Barghaar en verder over het veel lagere Vriezenveense veld, verdeeld in smalle kavels vanaf Vriezenveen tot aan Kloosterhaar, eigendom van diverse Vriezenveense inwoners. Richting zuid-oost en oost over de Striepedijk over de heide en erve de Schutte en verder tot Bruinehaar en richting de Brink met de erven Grootboers, Jansboer en Albertsboer, en tot de grenspaal 99 en de Striepe. Richting noord overzag je dan het woeste veld van de Kloosterhaarse venen. 13
Het huis tijdens de bewoning door fam J. Lubben
De huidige situatie 14
Een deel van de heide vinden we nu nog over de voormalige Striepedijk en verder op de hoogte bij Bruinehaar. De Spalinks waren kleine boeren die naast het boeren bijverdienden met schapen houden en turfsteken. De Groenedijk is al in de 18de eeuw op oude kaarten aangegeven. Ze loopt nu vanaf erve Spalink verder als Driehoeksweg, genoemd naar veenderij de Driehoek van gebr. Dekker. Toen er nog geen sprake was van veenderij Dekker, was het gewoon Groenedijk tot aan Bruinehaar. In die tijd een slechte tot zeer slechte weg met een ondergrond van veen, wat in het najaar bij het drukke vervoer van turf en boekweit grote problemen gaf. Vooral het lage gedeelte tussen erve de Schutte en Bruinehaar, het lage gat, was dan slechts met grote moeite begaanbaar. Het lage gat liep hier door het veen. Als we kijken naar de hoogteverschillen, is het geen wonder: het hoogste punt op de Striepe is 26,7 m + AP en het hoogste punt van Sibculo is 21,3 m + AP. Daartussen de Vriezenveense venen met 14,1 m + AP. Over deze problemen is veel en voortdurend geklaagd bij de betrokken instanties, maar de burgemeesters van Hardenberg en Vriezenveen speelden elkaar de bal toe en samen de bal naar de graaf van Rechteren in Almelo, de eigenaar van de gronden en dus ook van de weg. Het resulteerde in een afwijzing. Ook Spalink krijgt op 10 juli 1853 op zijn klacht een afwijzing. Op 27 juli 1853 wordt dit door Spalink weer aan de burgemeester van Hardenberg voorgelegd. De burgervader is op bezoek en ziet met eigen ogen hoe slecht de weg is. Ook na het voorgelegd te hebben aan
de Gedeputeerde Staten in september 1853 krijgt hij te horen dat dit college geen enkel machtsmiddel heeft om de weg in orde te laten brengen. Dit heeft geduurd tot 1921 toen de eerste verharde Groenedijk werd aangelegd. (P. G. J. Groenewold: Heemkunde ) Het zal duidelijk zijn dat het gedeelte van het lage gat flink opgehoogd moest worden. Als we nu over de al weer vernieuwde Driehoeksweg gaan, zien we nog het hoogteverschil met de lage akkers tot aan de Engbertsdijk. Het oude boerenhuis van erve Spalink is later geheel of gedeeltelijk vernieuwd. De familie Reyers die na de vervening gronden aankocht van veenderij Van Royen, stichtte na 1933 twee boerderijen: de Petronellahoeve en Heerjansland, en bouwde op het landgoed De Oldhorst, een prachtig zomerverblijf. Ze kreeg eveneens erve Spalink in eigendom. Het huis is door diverse Spalinkfamilies bewoond geweest. Daarna, bij de aankoop door veenderij Van Royen en later door de familie Reyers, werd het huis verhuurd. Hier hebben achtereenvolgens gewoond (o.a.) fam. W. Zoomer, P Klos, J. Lubben (J. Schepers Lzn), A. Veldhuizen, J. H. Ekkel, J. Schouwink. In 2001 werd het huis van het vroegere erve geheel gerenoveerd en uitgebreid naar de eisen van deze tijd. Tot volle tevredenheid van de huidige eigenaar Mr. M. J. G. Reyers. Na deze renovatie wordt het beheerdershuisje nu met groot genoegen bewoond door de familie Jan-Henk en Githa Sickman-Kampmann en kleine Tim. Zowel bij Jan-Henk als bij Githa stromen vanaf betovergrootmoederszij de nog enkele spatjes Spalinkbloed door de aderen.
15
Het gevelbeeld van de Groene Welle (Beelden van ons 1) In onze directe omgeving zijn een aantal kunstwerken te zien. Ze zijn van ons, omdat ze opgesteld staan of hangen in de publieke ruimte of van daaruit voor ieder zichtbaar zijn. Bovendien hebben opdrachtgevers en kunstenaars met deze objecten geprobeerd een beeld te geven van hoe zij de werkelijkheid beleefden, of hoe ze de werkelijkheid graag wilden zien. Tenslotte zijn het onze beelden, omdat wijzelf als toeschouwers, ons er - soms en misschien - in kunnen herkennen. In deze eerste aflevering het gevelbeeld van de Groene Welle aan de Piet Heinstraat. K.Oosterkamp
Op 6 februari 1967 opende mr. B. W. Biesheuvel, minister van Landbouw en Visserij, de nieuwe Chr. Middelbare Landbouwschool aan de Piet Heinstraat in Hardenberg. De CBTB had in 1921 al het initiatief genomen om christelijk middelbaar landbouwonderwijs te starten. Het stond toen nog in de kinderschoenen en het begin was bijna symbolisch: in een oude bewaarschool
Het beeld van de terugkerende verspieders 16
aan het Middenpad. Al in 1923 kon aan De Brink een nieuw gebouw worden betrokken dat na 44 jaar weer werd verlaten voor de modern ingerichte locatie aan de Piet Heinstraat. De strakke gevel van het gebouw wordt boven de toegangsdeur gesierd met een monumentaal gevelbeeld in reliëf van de hand van de beeldhouwer Willem H. Berkhemer. Het beeld is
Stephanoten Mededelingen van het bestuur en werkgroepen Bijlage Rondom den Herdenbergh
2e kwartaal 2002
Bestuur: Tijdens de jaarvergadering heeft het bestuur toestemming gekregen van de leden om een vacature in het bestuur t.z.t. in te vullen. In de meivergadering heeft het bestuur unaniem ingestemd om mevr. D. Reefman te benoemen tot algemeen bestuurslid. Daarmee zijn alle negen bestuursfuncties ingevuld. Verder is Erwin Wolbink naast secretaris benoemd tot penningmeester. Mevr. Alie van der Kamp-Wildeboer zal voortaan als algemeen adjunct optreden. Het bestuur ziet er derhalve als volgt uit: Harm Hoving (voorzitter), Erwin Wolbink (secretaris, penningmeester), Alie van der Kamp-Wildeboer (algemeen adjunct), Jan Sierink (lid), Henny Reinders (lid), Arnoud Pullen (lid), Koop Drenth (lid), Grietje Bakker-Altena (lid) en Dieky Reefman (lid).
Nieuwe leden N. Ballast, Anerweg-Zuid 61, 7775 AR Lutten M. Benjamins, Allmendstrasse 9, CH 3014 Bern, Zwitserland H. Breukelman, Ed Flipsestraat 16, 7558 DS Hengelo E. Enting, Handelsstraat 36, 7772 TR Hardenberg E.H. Geerligs, Hoekweg 2a, 7793 HR Hoogenweg A. Geertjes-Huisjes, Sallandsestraat 30, 7772 BZ Hardenberg J.H. Grootoonk, Roskampweg 3, 7778 HJ Loozen L. Hidding, Anerweg-Noord 76, 7775 AT Lutten J.H. Hutten, Eduard Verkadestraat 93, 7558 TK Hengelo J. Jans, Parallelweg 20, 7691 AA Bergentheim W.H. Lugers, Stieltjeskanaal 27, 7764 AH Zandpol M. Luisman-de Haan, Kerkweg 23, 7691 AJ Bergentheim
H. Merjenburgh, Nering-Bögelstraat 48, 7731 EM Ommen G. Nijman, Akkerweg 1, 7693 PL Sibculo A.J. Odink, Kometenlaan 2, 7771 EM Hardenberg L. Oldengarm, Kiezelweg 8, 7775 PE Lutten H.B. Ooihorst, Witte de Withstraat 25, 7772 XV Hardenberg E. van den Poll, Hofsteeweg 2, 7798 CB Collendoorn H. van den Poll, Hofsteeweg 4, 7798 CB Collendoorn H. Pullen, 't Lijntje 4, 7695 SB Bruchterveld A. te Rietstap, Verdiweg 233, 3816 KG Amersfoort H. van Rijn, Hanzelaan 78, 7607 NX Almelo G.E.A.U. Schouw, Van Bossestraat 15, 4384 BG Vlissingen H.J. Schutte, Begherstraat 6, 7671 BG Vriezenveen R. Siebelink, Dr. Albert Schweitzerplein 7, 7772 ED Hardenberg
• J. Tempelman, Catharinadaal 49, 6715 KA Ede • G. Tol, Waterlelie 9, 7772 MS Hardenberg • J.A. ter Voorde, Radewijkerweg 12, 7791 RG Radewijk • H.H. Welink, Jan Vermeerstraat 48, 7771 WH Hardenberg
• J.H. Wemekamp, Hancate-Oost 11, 7447 TL Hellendoorn • G. Willems-Hakkers, Stenendijk 2, 7685 PE Beerzerveld • H. Withaar, Broekdijk 52, 7695 TE Bruchterveld
Nieuwe aanwinsten • boek: 'Wi'j bakt graag veule', van Schipper's Bakkerij tot Schipper Groep • origineel bonboekje van 'distributiekantoor Hardenberg' met bijbehorende bonnen, schenking van W.T. v.d. Meer uit Zwijndrecht • het getranscribeerde markeboek van Bergentheim, schenking van HJ. Hilberink uit Emmeloord • boek: 'Hervormde kerk Bergentheim, 75 jaar', schenking van HJ. Hilberink uit Emmeloord • boek: 'De Winterkraaien' (Ie druk), 1945, van Aar van der Werfhorst, schenking van A.A.C. Maaskant te Zwolle • schilderij: 'De Grendel', boerderij te Mariënberg, schenking van A.A.C. Maaskant te Zwolle • 2 boeken familiegeschiedenis van het geslacht Seinen • boek: 'Van toverlantaarn tot kinematograaf', schenking van A. de Boer-Martens te Sloten • foto van ereboog tijdens 600 jaar Hardenberg en olieverf schilderij, geschonken door B. Nieborg te Hardenberg • boek: 'Nederland in den goeden ouden tijd, zijnde het dagboek van hunne reis te voet, per
Klepperavondtoer 2002 Het programmaboekje van de Klepperavondtoer van dit jaar wordt door Gerrit Rosier (namens comité Hardenberg Klepperstad) ingeleid met de volgende woorden: 'Omdraaien... Gewoon eens omdraaien en de andere kant op kijken. Je weet niet half wat er achter je ligt. Soms is opzij kijken al voldoende; kijken naar
2
•
• • • • •
•
trekschuit en per diligence van Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp door de Noord-Nederlandsche provintièn, in den j are 1823' boek: 'Karel Overijssel, een Christenrebel', o.a. over de verzetsgroep 'Trouw' te Bergentheim, door H.W. Poorterman boekje: 'Landgoed Beerze', uitgave van Vereniging Overijssels Particulier Grondbezit boek: 'Oostloorn, Dorpsschetsen', door S. Ulfers boek: 'Volcmar de Ommelandvaarder', door A. v.d. Werfhorst boek: 'De grote stille knecht', door A. v.d. Werfhorst 3 ansichtkaarten 'Pastorie Hardenberg, anno 1903', 'Voorstraat bij de Brug' en 'Jeugdherberg 't Weidehuis te Heemse, anno 1942' voorzittershamer, in 1963 geschonken aan de gemeente Hardenberg (bij opening nieuwe gemeentehuis) door waterschap De Bovenvecht; in bruikleen
J. Zandman, Venneweg 13, 7798 CW Collendoorn
dat wat er naast je ligt. Want naast Hardenberg, ligt een gebied waar de - voor ons zo vertrouwde Vecht haar water vandaan krijgt. Opnieuw is de Historische Vereniging Hardenberg er in geslaagd een buitengewoon afwisselend programma samen te stellen, waar u volop van kunt genieten. Samen met de vrienden van de Heimatverein Emlichheim und Umgebung hebben een aantal enthousiaste vrijwilligers van
de vereniging ook dit jaar weer een tocht weten te organiseren, die wij met trots De Klepperavondtoer noemen.' Een rustig rijdende comfortabele bus met een vertellende gids, onderbroken door enkele stops, staan garant voor een succesvolle formule. Relevante informatie over natuur en cultuurhistorie, landbouw en waterhuishouding kweekt begrip en kan de liefde en de beleving voor het omringende landschap versterken. Evenals voorgaande jaren ontvangen de deelnemers een boekje om het een en ander nog eens rustig na te kunnen lezen. Op het programma staan onder meer een bezoek aan de gerestaureerde historische schans 'Katshaar' en een demonstratie zandtapijt-strooien in een oude boerderij. De koffieshop in een voormalige turfstrooiselfabriek roept herinneringen op aan het
verleden van de verveningen. Aansprekende projecten langs de route zijn het Europark CoevordenEmlichheim en de noodoverloop (retentiegebied) De Meene tussen De Haandrik en Anerveen. Elke dinsdagavond vertrekt vanaf het Stephanusplein een (of meer) touringcar(s) van de firma Sickman om u door het prachtige gebied van 'Velt en Vecht' te toeren. Nadat u deze tocht hebt meegemaakt, weet u o.a. alles van de vloeivelden in De Krim, het rustieke plaatsje Dalen en het veendorp Steenwijksmoer. U kunt de buskaartjes voor de klepperavondtoer kopen bij Tabaksshop De Poort aan de Stationsstraat la in Hardenberg, voor € 10,- per persoon (programmaboekje inbegrepen). Namens het bestuur van de vereniging, prettige reis!
Kalender 28 mei - 27 augustus 2002: Elke dinsdagavond Kleppertoer. Aanmelding en € 10,- per persoon betaling vóóraf bij Tabaksshop De Poort, Stationsstraat la, Hardenberg. Vertrek 18.00 uur (in augustus 17.00 uur) vanaf het Stephanusplein Woensdag 19 juni 2002:
Dagexcursie - bus 1; zie Excursie Friesland; vertrek 08.00 uur vanaf het Stephanusplein
Donderdag 20 juni 2002:
Dagexcursie - bus 2; zie Excursie Friesland; vertrek 08.00 uur vanaf het Stephanusplein
Dinsdag 22 oktober 2002: Wim Vlaanderen vertelt over 'Begraven door de eeuwen heen'
Knallend begin samenwerking vier historische verenigingen (musea) in de gem. Hardenberg De Napoleonschans te Loozen, tussen Gramsbergen en Hardenberg, is ruim 200 jaar geleden aangelegd. Maar een kanonschot is er - zeer waarschijnlijk - nooit gevallen. Tót vrijdag 17 mei jongstleden, toen er maar liefst vijf keer een oorverdovende knal was te horen. De eerste vier schoten werden afgevuurd door vertegenwoordigers van de samenwerkende musea in de gemeente Hardenberg (Stichting Oudheidkamer
Hardenberg, Cultuurhistorisch Infocentrum Vechtdal te Gramsbergen, Museum 't Oale Meestershuus Slagharen en Oudheidkamer Dedemsvaart) en de laatste - met het echte grote kanon - door wethouder Max Westbroek. Op deze historische plek, pas geleden door Staatsbosbeheer aangekocht en op termijn toegankelijk voor publiek, werd het startsein gegeven voor een intensieve(re) samenwerking.
ongeveer 100 kilometer tussen Vecht, Reest en Dedemsvaart. Het eerste exemplaar werd overhandigd aan de wethouder. In het routemapje zitten vier folders met informatie over de musea in Slagharen, Gramsbergen, Dedemsvaart en Hardenberg. Op de oude Schans in Loozen werden de folders door middel van een echt kanonschot gepresenteerd. De wethouder prees het initiatief van de verenigingen om samen te werken, want tenslotte zijn we niet eikaars concurrenten maar collega's, met een gezamenlijk doel, het bevorderen van de cultuurhistorie in de gemeente Hardenberg. Het eerste zichtbare resultaat van de samenwerking is een cultuurhistorische fiets-/autoroute van
Foto 's gemaakt door: Roel Gritter
Kadastrale Atlas voor Avereest en Gramsbergen In de Turfschuur van de Historische Vereniging Avereest is onlangs de Kadastrale Atlas AvereestGramsbergen gepresenteerd. Het is de negende atlas die onder auspiciën van de stichting Kadastrale Atlas 1832 Overijssel werd uitgebracht.
leven medewerker van het Historisch Centrum Overijssel (voorheen: Rijksarchief), reikte de eerste exemplaren uit aan Ignaat Simons uit Dedemsvaart, Frits Krikke uit Gramsbergen en wethouder Max Westbroek van de gemeente Hardenberg.
Dalfsen en Hardenberg gingen al voor en Ommen zit nog in de pen. In totaal is nu ongeveer éénderde van het Overijssels grondgebied te boek gesteld. Dhr. Den Otter, in het dagelijks
Er zijn 400 exemplaren gedrukt waarvan het merendeel reeds bij inschrijving is verkocht. Bij de historische verenigingen in Gramsbergen en Avereest kunt u de atlas kopen.
.
enige vierkante meters groot en is uitgevoerd in blauwe hardsteen. De voorstelling is ontleend aan Numeri 13 vers 23: Toen zij (de twaalf verspieders) in het dal Eskol gekomen waren, sneden zij daar een rank met één tros druiven af, die zij met hun tweeën aan een draagstok droegen; ook enige granaatappelen en vijgen. We zien inderdaad twee personen met de genoemde vruchten. De overige tien zijn niet uitgebeeld: zij zouden niet gepast hebben binnen de proporties van het beeldhouwwerk. Willem Berkhemer (1917 - 1998) had deze opdracht gekregen. Hij was geboren in Batavia (Ned.-Indië). Zijn leven lang zou hij zich beïnvloed weten door de Oost-Aziatische kunst en cultuur. Na zijn HBS - tijd studeerde hij in Den Haag en Amsterdam om tekenleraar te worden. De oorlog doorkruiste echter zijn plannen. Hij raakte betrokken bij de illegaliteit en ook ontwikkelde hij in de bezettingsjaren zijn affiniteit met het toneel verder. In Batavia had hij al ontdekt dat hij kon beschikken over een goede voordracht. Vooral na de oorlog zou hij naam maken als voordrachtskunstenaar. Daartoe had hij een aantal omvangrijke teksten in zijn geheugen opgeslagen welke hij voor publiek declameerde. Zijn voorkeur ging uit naar bijbelgedeelten, zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament. Daarnaast stonden sprookjes van Andersen op het repertoire, maar ook teksten van de Russische schrijver Tsjechov. Hij werd, mede vanwege zijn tekstkeuze, vooral bekend in christelijke kring. Zijn optreden werd zeer gewaardeerd, vooral toen zijn voordrachten van de Psalmen omlijst en begeleid gingen worden door de harpiste Rosa Spier. Beginjaren '60 verzette de heer Berkhemer de bakens en hij werd beeldhouwer. Bij het ontwerpen kwam zijn tekenopleiding goed van pas, de beeldhouwtechniek maakte hij zichzelf eigen, in die zin was hij autodidact. Van het begin af aan toonde hij een bijzonder sterke voorkeur voor harde steensoorten. Hoe harder, hoe beter: graniet, marmer, blauwe hardsteen, lavasteen. Daarnaast maakte hij ook beelden in brons. Zijn bekendheid in christelijke groe-
pen en organisaties, opgebouwd door zijn voordrachten, leverden hem al gauw opdrachten op. Zo wilden diverse kerken graag een nieuw doopvont van hem. Na enige jaren in Wageningen en Arnhem gewoond te hebben, kreeg hij in 1975 de unieke kans om te wonen en werken op het landgoed Velhorst, tussen Lochem en Vorden, Het gezin betrok de tuinmanswoning, de voormalige orangerie werd Berkhemers werkplaats. In deze paradijselijke omgeving kon hij naar hartelust zijn talent ontwikkelen en werken. Hoewel er een enkel abstract beeld van hem bestaat, was de figuratie bij Berkhemer eigenlijk steeds zijn uitgangspunt. Het resultaat was echter nooit een realistische weergave van de werkelijkheid. Berkhemer zocht altijd naar een vorm van stilering, waarbij allerlei onbelangrijke detaillering werd weggelaten, zodat de essentie beter tot uitdrukking kon worden gebracht. Uiteraard keek hij met belangstelling naar de beelden van zijn grote tijdgenoten als Moore, Zadkine en Brancusi, maar zijn grote betrokkenheid, kennis en liefde toonde hij voor de Romaanse kunst, in het bijzonder die in Frankrijk. Deze bijna altijd kerkelijke kunst kent ook een zekere stilering waarbij de figuren ontheven worden van hun individualiteit en daardoor algemene geldigheid krijgen. De Romaanse beeldhouwkunst is monumentaal van aard, zij ondersteunt de architectuur en vormt een onderdeel ervan: ze bestaat voor
De heer W. Berkhemer in zijn atelier een groot deel uit reliëfs. Willem Berkhemer had zijn geestelijk onder17
dak gevonden bij de Christengemeenschap, een christelijke groepering die streefde naar religieuze en geestelijke vernieuwing onder invloed van Rudolf Steiners antroposofie. Berkhemers beelden bevatten altijd een duidelijke symboliek: ze verwijzen naar een hogere geestelijke werkelijkheid. Ze waren nooit alleen maar bedoeld als decoratie. Deze hang naar het geestelijke beleefde hij ook in de muziek en de poëzie. Niet alleen las en interpreteerde hij gedichten, hij gaf daar ook les in en hij schreef poëzie. Vooral de dichter Gerrit Achterberg fascineerde hem, in Wageningen werd zijn monument voor Achterberg geplaatst.
In 1967 leek een dergelijk perspectief in het licht van de zich sterk ontwikkelende landbouwwetenschap haalbaar. Helaas is sindsdien dat toekomstbeeld aan erosie onderhevig geweest. De landbouw werd geplaagd door de schadelijke milieueffecten, door grootschalige uitbraken van veeziekten, door toenemend consumentenwantrouwen ten aanzien van de voedselveiligheid. De sector kreeg het zwaar te verduren en ging zich bezinnen over de koers die er nu naar de toekomst moet worden gevolgd. Een toekomst waarin zaken als duurzame ontwikkeling, zorg voor het milieu, voldoende en veilig voedsel voor alle mensen essentieel zullen zijn.
Vanuit deze achtergrond is het begrijpelijk dat Berkhemer voor een christelijke landbouwschool dit bijbels motief gebruikte. Het valt ook prachtig samen: het beeldt de opdracht uit aan de jonge boeren en tuinders om het beloofde land, het land overvloeiende van melk en honig, dichterbij te brengen, zelfs te realiseren. De verspieders van de landbouwwetenschap laten zien dat het er is en dat het haalbaar is. Niet alleen nationaal, ook mondiaal is er de opdracht aan de landbouw om de hongerigen van deze aarde te voeden.
Ook binnen dit perspectief kan het gevelbeeld functioneren: daarvoor is het hecht verankerd in het ideaal van het land van melk en honig. Dat ideaal vertoont nog steeds geen erosie, evenmin als het beeld dat toont in letterlijke zin: daarvoor heeft beeldhouwer Berkhemer een steensoort van voldoende hardheid gebruikt.
18
Met dank aan de heer Koning, oud-directeur van de Middelbare Landbouwschool en de heren M. en J. Berkhemer, zonen van W. Berkhemer.
Schanszicht (Huizen van naam 17) Het huis aan de Hoogenweg 53 dat de naam Schanszicht draagt, nodigt ons uit om vanuit het huis ook weer even zicht te krijgen op de oude Venebrugger schans. K. Oosterkamp
Het huis is in 1926 gebouwd in opdracht van de heer J. Lennips. Het was niet zijn bedoeling om er te wonen: hij belegde graag in huizen en de bouw van nr. 53 paste in dit streven. De heer Lennips had een levensmiddelenzaak aan de Hoogenweg, zijn dorpsgenoten deden hun boodschappen bij hem, bij Lennips-Jan. Familie Wolbers heeft eerst enige jaren in het huis gewoond. Daarna mocht familie Olsman het pand bewonen. De heer H. Olsman was werknemer bij de firma Lennips. In augustus 1961 kocht de heer R. Huisjes het huis en ging het vanaf 1962 met zijn gezin ook bewonen. Na enige tijd ontstond het idee om dit huis, opvallend door het in verhouding hoge puntdak, een naam te geven. Het werd dus Schanszicht, in 1984, een enigszins voor de hand liggende naam, omdat men vanuit het huis kan kijken naar het laatste restant van de schans. De heer J. T. A. te Gussinklo laat in zijn bijdrage in het eerste nummer van ons tijdschrift
in 1984 de geschiedenis van de schans beginnen in 1593, toen de Spaanse veldheer Verdugo dit verdedigingswerk liet aanleggen tegen de mogelijke invallen van de Nassause troepen. Het strategisch belang van deze plek, een smalle doorgang tussen uitgestrekte veengebieden, had ook de bisschop van Utrecht al onderkend door er een versterkt huis te stichten (ca. 1400). Diverse bronnen laten de eerste aanleg van de schans daarmee samenvallen. In de 80-jarige oorlog hebben zich op en rond de schans ook inderdaad gevechtshandelingen voorgedaan. Daarna bleef het lange tijd rustig in Venebrugge. Pas in de Franse tijd, 1799-1800, volgde vernieuwing en uitbreiding met redoutes (veldschansen met alleen uitspringende hoeken), aarden wallen en grachten. Dit complex is goed waar te nemen op de detailkaart uit de Grote Historische Atlas 1830 - 1855 van Wolters-Noordhoff. De Venebrugger schans maakte deel uit van de eerste verdedigingsgordel, de tweede was de Loozense linie, verder landinwaarts. De militaire betekenis zou voor de moderne oorlogvoering echter snel aan betekenis inboeten en in de 20ste eeuw geheel verdwijnen. De schans raakte in verval, werd vergraven en geëgaliseerd, de grond werd landbouwkundig aangewend.
Hoogenweg 53: Schanszicht
Er rest nog een klein restant, een redoute met nog duidelijk zichtbare punten, ca. één hectare groot, gelegen tussen akkers en weilanden en vanaf de openbare weg als bosje zichtbaar. Het is eigenlijk een door bos bedekte aarden verhoging omringd door een gracht die lijkt te 19
Detailkaartje met de schans tussen de venen na de Franse tijd omschreven als een terrein van hoge archeologische waarde. Daarom moeten alle verstorende grondwerkzaamheden achterwege blijven. (Het Oversticht, Zwolle) Het resultaat is een aardig natuurlijk en landschappelijk element dat vooral dienst doet als broed- en rustplaats voor het wild. Het historisch aspect manifesteert zich vooral in het weten van de geschiedenis.
De schans als landschappelijk element verlanden. Ze is echter nog steeds verraderlijk diep, gevuld met water en modder. Het als monument 13331 aangeduide geheel wordt
20
In elk geval hebben de bewoners van Schanszicht nog steeds zicht op de laatste restanten van dit historisch verdedigingswerk. Met dank aan de fam. R. Huisjes en H. J. Timmerman
Het stadhuis van Hardenberg De Historische Vereniging Hardenberg en omgeving is enkele jaren geleden bij het Museum Oudheidkamer ingetrokken. Onder de naam HistorieKamer zijn ze te vinden in het oude stadhuis aan de Voorstraat. Dit stadhuis verloor haar functie in 1941 toen Stad- en Ambt Hardenberg werden samengevoegd en de nieuw gevormde gemeente het raadhuis van Ambt Hardenberg te Heemse betrok. Voordat het stadhuis - in 1969 - als museum werd ingericht diende het als onderkomen voor de afdeling gemeentewerken. Ook bood het onderdak aan de Usselcentrale, Belastingdienst, Arbeidsbureau en VW. De ruimte gelegen aan de Ganzenstraat (nu Wilhelminaplein) werd later vergroot en deed dienst als brandweerkazerne. Het noordwestelijk gedeelte van dit pand is bijna twee eeuwen oud en gelegen ten oosten van de Hervormde 'Stephanuskerk. Sinds 6 oktober 1969 staat het gebouw op de Rijksmonumentenlijst, toentertijd vastgesteld door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. D. Hesselink-Zweers
Geschiedenis In 1362 werd het stadsrecht van Nijenstede (thans Stationsstraat en omgeving) verlegd naar het kasteel Hardenberg, dat toen ommuurd en dus veiliger was. De schepenen en raden van deze nieuwe stad Hardenberg
vergaderden in het stadhuis of, als de burgers hun stem moesten uitbrengen, in de kerk. Doordat de stad twee keer door brand werd verwoest, zijn samen met het stadhuis, veel documenten in vlammen opgegaan. Deze archiefstukken hadden misschien opheldering 21
kunnen geven over de precieze locatie van het pand. Niet alleen de grote branden in de jaren 1497 en 1708, maar ook een rigoureuze opruiming van het stadsarchief in de negentiende eeuw zijn hieraan debet.
Een lakzegel van de Stad. In de rand een inscriptie '1783 den 24 februariï'. Het opschrift luidt 'Sigillum Civitatis Hardenbergae' en (S. Stephanus'. (In de R.S.H. Bakker zaal van Museum Oudheidkamer zijn in 2002 diverse 'bestuurlijke' voorwerpen tentoongesteld, zoals stempels, zegels en ambtsketenen.
Na de grote brand van 1708 trokken de burgemeesters het land door om te collecteren, van Zeeland tot Groningen en van Amsterdam tot Bentheim. Zij kregen een brief mee welke was gezegeld met het kleine stadszegel. Telkens werd vermeld dat het grote zegel was gesmolten in het raadhuis. Uit de opbrengst van deze inzameling werd een bedrag van 74 gulden uitgetrokken voor de bouw van een nieuw stadhuis. Uit een verdrag dat in 1713 werd gesloten met de Stad Amsterdam (veel burgers uit Hardenbergh waren reeds verhuisd naar Amsteldam) blijkt dat Hardenberg weer een stadhuis heeft, er is echter nog steeds geen nieuw groot stadszegel vervaardigd. In een bewaard gebleven rekenboekje staat dat het stadsbestuur in 1633 geld uittrok voor het laten maken van 'nieuwe kluisters met slot' in het raadhuis. Tot in de twintigste eeuw sloot men de misdadiger op in het cachot van het stadhuis. De kelder van ons pand aan de Voorstraat heeft ook als gevangenis gediend. Het stadhuis werd niet alleen als bestuurlijk centrum en gevangenis gebruikt. Ook in beslag genomen goederen of onderpanden werden opgeslagen in het raadhuis. Dit behoorde tot de taken van de stadsdienaar
Stephanus kerk circa 1725. In de huizen ten oosten van de kerk woonden onder één dak de families Woelders en Ribberink en daarnaast Van 't Holt. 22
De burgemeesters B. Oeverman, G. Nijman en J. Santman Dzn. lenen het geld voor de bouw van dit nieuwe raadhuis van hun mederaadsvriend Rutger Santman en zijn vrouw Jannigjen Egberdina Rustenberg. Voor de geleende som van elfhonderd gulden geeft de burgerij het volgende onderpand: de katerstede op de Bekke met alle daarbij horende landerijen, alle hooi- en zaailanden van Onse Lieve Vrouwen Vicarie en vijf achtste gedeelte van de gehele gemeenschappelijke markte van Hardenbergh en Baalder, tezamen groot negentienhonderd vijfentachtig en een halve morgen. Na deze hypotheekakte, die werd geregistreerd op 23 mei 1805, werd op 11 september dertienhonderd gulden opgenomen van de bouwman Derk Tij man en zijn vrouw Zwaane Schuurhuis, wonende te Wilsum, Graafschap Bentheim. Enkele dagen hierna leende men nogmaals negenhonderd gulden van eerdergenoemd echtpaar Santman 'ter onder schraaging van den stadscasse tot den bouw van 't nieuwe stadhuis.' Op 28 oktober vergaderen de burgemeesters voor het eerst in het nieuwe raadhuis. Vol trots schrijft secretaris Van Riemsdijk boven een gerichtsakte 'ter onzer eerste vergaderinge in
deezen op 't nieuwe stadhuis. Coram (zijn verschenen voor) de burgemeesteren der stad Hardenbergh Rutger Santman, Berend Oeverman, Gerrit Nijman en Jan Santman Dzn.' In de Franse Tijd ontstonden nieuwe gemeenten. Het Schoutambt Hardenberg werd in twee stukken verdeeld. Het oostelijk gedeelte Anevelde, Ane, Holthone, Holtheme, Den Velde, Loozen - werd bij Gramsbergen gevoegd, de rest - Sibculo, Balderhaar, Venebrugge, Radewijk, Baalder, Mariënberg, Bergentheim, Brucht, Diffelen, Rheeze, Heemse, Collendoorn, Lutten (de onbewoonde veengebieden reikten tot aan het huidige centrum van Dedemsvaart en de grens met de provincie Drenthe) - werd verenigd met Stad Hardenberg. Op 13 april 1811 werd de raad van deze nieuw gevormde Gemeente Hardenberg officieel beëdigd. Het stadhuis aan de Voorstraat werd nu gemeentehuis, hier moesten tevens de bekendmakingen gedaan worden en wel 's zondags om twaalf uur na het luiden van de raadhuisklok. Toen de Fransen waren vertrokken werd de oude traditie weer gevolgd: de gemeentepublicaties verschenen ook weer aan de kerken van Heemse en Hardenberg. Het gemeentebestuur zetelde van 1811 tot 1818 in het stadhuis. Na veel trammelant met de oud-scholtus Pruim - hij weigerde het archief van het voormalig Schoutambt af te geven kwam deze papiermassa pas na een jaar ook richting Voorstraat. Hierop was het gebouw echter niet berekend. Gelukkig kwam na zeven jaar aan het ruimtegebrek een eind door een nieuwe herindeling. De Gemeente Hardenberg werd gesplitst in Schoutambt (later Ambt) en Stad. De eerste gemeente vond een onderkomen in een huis aan de Brink te Heemse, met Antoni van Riemsdijk als schout en secretaris. In het stadhuis kon men weer opgeruimd aan de slag onder aanvoering van burgemeester en secretaris Lucas Ook in het trouwboek werd melding gedaan van de eerste ver- Hoenderken, een aangetrouwde neef van Van gadering in het nieuwe stadhuis. 24
In 1852 verkeerde het gebouw nog in redelijke staat. Er moeten echter steeds meer reparaties gedaan worden. Vooral het steeds weer lekkende platte dak is een bron van ergernis. Het stadhuis verkeert na ruim honderd jaar in slechte toestand. Er werd niet al te veel geld besteed aan het onderhoud van het pand. Voor het door de koperslager A. Sierink gemaakte nieuwe deksel op de schoorsteen betaalde men in 1907, inclusief arbeidsloon, het bedrag van 38 cent. In deze tijd wordt, evenals ruim een eeuw eerder, druk vergaderd over een nieuw te bouwen stadhuis. Kadastrale kaart van 1832. Het raadhuis van Hardenbergh, gelegen tussen de woningen van Van 't Holt ten oosten en dat van Hurink ten zuiden (In dit huis woonde later twee gezinnen: Kropveld en Zweers). Het oude stadhuis kan ter hoogte van de nieuwe school hebben gestaan. De woning naast deze nieuwe school behoorde voor 1800 ook aan de stad en was gelegen aan de zogenaamde Dwarsstraat. Het pad richting de oude school, gelegen op Het Zand (later Oude Bosch, Eiermarkt, Boumanplein) werd de Roode Haanensteeg genoemd. Is hier de brand van 1708 ontstaan? Riemsdijk. De nieuwe gemeente Stad Hardenbergh heeft pas in 1895 - na aandringen van de overheid haar plaatsnaam gewijzigd. Vanaf die tijd wordt de laatste H niet meer geschreven.
Nieuwbouw of restauratie Rond de eeuwwisseling was de bevolking fors in aantal toegenomen en voldeed het stadhuis niet meer aan de eisen des tijds. Om te kunnen uitbreiden kocht de gemeente voor veertienhonderd gulden het naburige huis van Helena Smit de weduwe van Hermannes van 't Holt. Het aangekochte huis werd in 1912 afgebroken, maar het gemeentebestuur had nog steeds geen idee wat er moest gebeuren. Men twijfelde tussen restauratie of een geheel nieuw stadhuis. Ze lieten een tekening maken en de raming was dat nieuwbouw slechts duizend gulden meer hoefde te kosten. Na een zomer van veel vergaderen werd in oktober de knoop doorgehakt: er zou een interne verbouwing
Naast het stadhuis zien we het in 1908 aangekochte pand van Van 't Holt, een familie die hier al sinds eeuwen woonde. 25
Het door de stad aangekochte huis van de weduwe Van 't Holt werd in 1912 afgebroken.
Tijdens de restauratie in 1916 werd het stadhuis aan de oostkant van ramen voorzien.
26
plaatsvinden. Het stadsbestuur besloot dat op de braakliggende grond een woonhuis moest worden gebouwd. Een jaar later is men echter weer van mening veranderd en worden diverse ideeën gelanceerd: dit kavel zou prima kunnen worden ingericht als Eiermarkt of Botermarkt. Er gebeurt echter niets en voor velen is het braakliggende stuk grond een doorn in het oog. In de raad spreekt men over het plaatsen van een hek, zodat het allemaal wat beter oogt. Na een jarenlange discussie zien we dat het stadhuis pas in 1916 wordt gerestaureerd. Ondanks regelmatig uitgevoerd schilderwerk en de nodige reparaties verkeert het in 1916 gerenoveerde pand in 1932 alweer in desolate toestand. Men schrijft dat de secretarie al sinds geruime tijd ongeschikt is om in te werken. De ambtenaren, zelfs de secretaris, hadden hun werkplek in de raadzaal. Bij raad- en commissievergaderingen en trouwpartijen moesten ze telkens verhuizen naar de veel te kleine bodekamer. Ook was er geen kluis om de dossiers brandvrij te bewaren. Het stadsarchief was derhalve in Zwolle opgeslagen. Om de stukken te kunnen raadplegen werd veel kostbare tijd verspild: een frustrerende en onwerkbare situatie. Door de nieuwe sociale wetgeving, maar ook doordat Stad Hardenberg centrumgemeente was, kreeg het stadhuis de papierwinkel van de vleeskeuringsdienst, het onderwijs en de middenstand te verwerken. Door de slechte economische tijd, waarin zuinigheid is geboden, moest een grondige aanpak van al deze problemen nog even wachten. Na jarenlang tobben verscheen eindelijk een verbouwingsplan op tafel dat, in eerste instantie, door de provincie werd afgekeurd. Aanbouw en restauratie 1938 Gelukkig bezat de gemeente, al dertig jaar lang, het nog altijd braakliggende terrein waardoor uitbreiding mogelijk was. Het aan te bouwen gedeelte moest architectonisch passen bij het reeds bestaande. Wegens geldgebrek is dit niet helemaal gelukt zoals te zien is aan de ramen. De muren werden gepleisterd zodat het verschil minder opviel. Vandaag de dag is aan de barst in de muur rechts naast de ingang nog te zien welk gedeelte werd aangebouwd.
Deel van het plan voor de verbouwing van het stadhuis d.d. 6 januari 1938.
De oude raadhuisstoep, waar men de afkondigingen placht te doen, verdween. In plaats daarvan werd, in 't belang van het verkeer in deze betrekkelijk nauwe straat, een trottoir gelegd. In het nieuwe gedeelte kwam de ingang met portiek, trap en massieve eiken deuren, geflankeerd door de oude armlampen en de ovalen raampjes in lood gevat. Dit portaal kon buiten diensturen door een ijzeren hek worden afgesloten. Boven dit hek, dat was vervaardigd in de smederij van de heer H.J. Borneman, werd de oude gevelsteen weer aangebracht. Deze steen werd van nieuwe zij stukken en bekroning voorzien door Brouwers aardewerk fabriek te Leiderdorp. Op de gevelsteen ziet u het wapen van Stad Hardenberg voorstellende Sint Stephanus, de schutspatroon van de kerk en de stad. Het oudst bekende stadszegel met deze afbeelding stamt uit 1458 en het stadswapen werd in 1782 als volgt beschreven 'Op een veld van azuur de martelaar Stephanus, in zilveren beeltenis. Staande onder een kerkgewelf in de gedaante van een heilige, te onderkennen door een ronde kring om 't hoofd. En hebbende zijne rechter hand als ter zegening opgeheven en in de linker hand een rood geverfd boek.' 27
Na de kerkelijke en gemeentelijke hervorming is Stephanus langzamerhand uit beeld verdwenen. De Historische Vereniging Hardenberg en omgeving gebruikt het wapen echter als logo en de bestuurlijke mededelingen van de vereniging kunt u vier maal per jaar lezen in de Stephanoten.
wachtkamer, de ontvangstkamer en het stempellokaal: de beide laatsten met toegang aan de Ganzenstraat. Voorts een binnenplaats met rijwielstalling en toegang tot de wachtkamer en kelder. De verdieping is verdeeld in raadzaal met publieke tribunes, samen ter grote van het oude raadhuis, een vergaderzaal voor commissies en een werkkamer voor de gemeenteopzichter. Over het gehele voorgebouw is een bekapping met zolder en plat dak voor de luchtwacht, terwijl het oude torentje op de nok is aangebracht.'
Als blijvende herinnering aan onze beschermheilige zou het gemeentebestuur een jaarlijkse feestdag kunnen instellen. In 1569 mochten de burgers op 'Sunte Steffensdach' een hele ton bier op stadskos-ten verteren, waarvan akte.
In de krant werd het verbouwde pand als volgt beschreven 'Binnen komt men eerst in de hal, het centrum van de beneden- en bovenvertrekken, welke ruimte zeer nuttig verdeeld is in: tochtportaal, lokaalingangen, toilet en trapruimte. In een der halwanden is aangebracht een gedenksteen van wit marmer, waarin met vergulde letters staat te lezen: Dit Raadhuis verbouwd in het jaar 1938, Chr.F. Bramer, burgemeester, RWamelink en R.E. de Bruin, wethouders, G. Draaijer, secretaris.'
J. Onnema, steenhouwer te Coevorden leverde de gedenksteen voor vijfendertig gulden.
'Op de begane grond bevat het stadhuis: de secretarie - met ruimte voor het publiek - en de secretariskamer, zijnde de oppervlakte van het gehele oude raadhuis. De nieuwe aanbouw omvat de hal, de burgemeesterskamer, de 28
De Gebr. Dijkhuis, aannemers alhier, deden de verbouw en vergroting voor de aannemingssom van 8374 gulden. De raadhuisklok werd verplaatst, van boven naar beneden Hendrik Willering, Albert, Gerrit en Jan Breukelman en daaronder van links naar rechts Hendrik Jan Zweers, Gerrit Willem Ringenier, Peter en Egbert Jan Dijkhuis.
'De oude en de nieuwe gedeelten zijn van buiten bepleisterd en geverfd en afgedekt met een kroongootlijst. Zo zijn ook alle ramen van ruitverdelingen voorzien, zodat het gehele gebouw het ouderwetse karakter heeft van soberheid en eenvoud. Binnen zijn alle vertrekken
ook zeer eenvoudig, maar toch smaakvol afgewerkt. Alleen de werkkamers van de burgemeester en de secretaris zijn behangen, zodat ze een meer kamer-achtige indruk geven De oude kolenkelder, vroeger cachot, is omgebouwd tot brandvrije archiefkluis, gelegen onder de secretarie en van hieruit toegankelijk Verschillende archiefstukken zijn indertijd wegens gebrek aan brandvrije ruimte naar Zwolle overgebracht maar zullen naar Hardenberg terugkeren. De vroegere raadzaal met haar oude balkenzolder en witte muren is raadzaal gebleven, doch nu met een andere ' indeling en groepering. Een flinke elektrische kroonlamp, een prachtstuk van smeedkunst van Schuurman, naar een ontwerp van de monteur van het G.E.B., de heer Versteeg verlicht het midden der zaal, waar zich bevinden de oude tafel in hoefijzervorm met er omheen de nieuwe raadszetel, stoelen en de oude gebeeldhouwde gestoelten voor B en W De raadzaal heeft ook nieuwe brede toegangsdeuren gekregen voor doorgang van de gearmde jonge bruidsparen.'
De lamp werd gesmeed door Schuurman, ontwerp van Versteeg.
'Overigens zijn de vertrekken voorzien van nieuw gestoffeerde en gedeeltelijk nieuwe meubelen, zodat het geheel een keurig aanzien neert. De vertrekken worden centraal verwarmd en geventileerd volgens het nieuwe verwarmingssysteem Heilker, octrooi no 32463. Het geheel is het werk van de architect W. van Straten alhier, die er in geslaagd is een afdoende verbetering voor de gemeentelijke huisvesting en een verfraaiing van het straatbeeld te scheppen. Het bouwwerk is uitgevoerd door de aannemers Gebr. P. en E J Dijkhuis alhier, het loodgieterswerk door Fa
29
Door de burgerij werd een gebrand-'' schilderd raam geschonken. Het raam werd in 1939 geplaatst en was vervaardigd door 'Almeline', de firma S. L. v.d. Meulen en Co., ver/fabriek en glasindustrie te Almelo. Bovenaan de afbeelding van Sint Stephanus, de stad en symbolen van het boerenbedrijf. Onderaan ligt de nadruk op handel en industrie, als symbolen zien we een passer, tandraderen, aambeeld, voorhamer en de staf en kop van Mercurius Hermes, de Romeinse/ Griekse god van handel en winst.
De verwarming Over de verwarming in het gemeentehuis is veel te doen geweest. Tegelijk met de verbouwing was een nieuw verwarmingssysteem geïnstalleerd. Deze speciale luchtverwarmingen verversing is uitgevonden door de heer Heilker te Woerden. Voor men met hem in zee ging had het gemeentebestuur al een kleine enquête gehouden onder de gebruikers van deze revolutionaire techniek. De ervaringen leken goed. Na de eerste winter concludeerde men dat het aangelegde systeem aan geen enkele verwachting voldeed. De hele winter was men in de weer geweest met elektrischeen petroleumkachels. Door architect Van Straten 'werden mogelijke en onmogelijke 30
breekerijen aangewend om eenige verbetering aan te brengen, echter tevergeefsch.' Volgens de architect was al deze ellende vooral te wijten aan te weinig bouwkapitaal, waardoor het nieuwe gedeelte grotendeels van afbraak moest worden gebouwd. Tot aan de verhuizing naar Heemse in 1941 hebben B&W en ambtenaren regelmatig kou geleden. Men kroop onder de vloeren en hakte gaten voor de lucht-afvoer, hield temperatuurlijsten bij van elk vertrek enzovoort. Er is een dik dossier overgebleven waarin, tussen de regels door, te lezen valt dat men zelf ook niet altijd de gebruiksaanwijzingen opvolgde. De kolenkachels werden niet op tijd bijgevuld of er werden geen voorzetramen aangebracht. Ook was
er in die tijd gebrek aan kolen (antraciet) en werd soms hout gestookt, waardoor men het gemeentehuis uitrookte. Luchtbescherming Het Vrijwillig LandstormkorpsLuchtwachtdienst, groep Zwolle had een opstellingsplaats op het platte dak van het stadhuis. Op de zolder werd door deze militaire luchtwachtpost - op eigen kosten - een wachtlokaal ingericht. De groepscommandant J. Fredriks deed hiervoor een officieel verzoek. Onder toezicht van de gemeenteopzichter J. Breukelman werd een lokaal van ongeveer drie bij vier meter afgetimmerd, met een dakraam en een ijzeren dakpan voor het doorlaten van de kachelpijp. Het gemeentebestuur besloot dat ze wel enige vergoeding voor het gebruik van het stadhuis mocht vragen. Er moest immers vaker worden schoongemaakt en de trappen en traplopers hadden ook veel meer te lijden. Vanaf 1 september 1939 werd de zolder verhuurd voor een wekelijkse huurprijs van f. 2,50. In maart 1941 is de verschuldigde huur over de periode van 1 september 1939 tot 9 mei 1940 - een bedrag van f. 46,42 nog steeds niet voldaan. De kapitein van de generale staf A. Baretta, hoofd van het Territoriaal Afwikkelingsbureau in 's Gravenhage belooft spoedige betaling. In de vroege morgen van 10 mei 1940 's nachts om half twee werd commandant Fredriks naar de post geroepen. Op het stadhuis waren toen aanwezig: sergeant G.J. M. Wamelink en de vrijwillige soldaten A. Knobbe, F.G. Vrielink, G. Hemstede, J.H. Lotterman en A.J. Hofstede. Er kwamen zeer veel vliegtuigen over en volgens radioberichten vlogen deze richting Noord- en Zuid-Holland waar ze de kust passeerden. Men was van mening dat de vliegtuigen op weg waren naar Engeland en tegen de morgen terug zouden komen. De vliegtuigen kwamen echter al rond drie uur terug en begaven zich langs de grens. De luchtpost hoorde toen mitrailleur-vuur, hetgeen door geschutvuur beantwoord werd. Om vijf voor vier werd de laatste melding doorgegeven en gingen overal over het
Stadhuis 1938 Almelose kanaal de bruggen de lucht in. De luchtpost kon de laatste meldingen echter niet meer doorgeven, het scheen dat de telefoon defect was. De luchtbescherming verliet de post om de mensen, waarvan de meesten nog sliepen, te waarschuwen. De huizen moesten ontruimd worden omdat de brug over de Vecht opgeblazen zou worden. Frederiks ging snel naar huis om de huisgenoten te wekken en haalde zijn helm en gasmasker. Teruggekomen bij de post trof hij Knobbe aan die nog tevergeefs probeerde telefonisch contact te leggen. De onbruikbare telefoon werd verwijderd, de radio onklaar gemaakt en de papieren met telefoonnummers en dergelijke werden vernietigd. Fredriks, Hemstede, Lotterman en Hofstede vertrokken rond half vijf richting Heemse en even later ging de brug de lucht in, de Duitsers stonden reeds in Hardenberg. Op aanraden van kapitein Prins begaven ze zich per fiets richting Ommen. Halverwege werden ze opgepikt door een achterop komende auto, waarvan de militaire chauffeur opdracht had gekregen hen naar Zwolle te brengen. De fietsen werden onklaar gemaakt en in de bossen verstopt en om kwart over vijf meldde het viertal zich bij de kapitein. Fredriks kwam uit-
31
eindelijk in Amsterdam aan en de overige drie zijn in Alkmaar beland. De andere leden van de luchtwacht hadden zich op 10 mei in uniform gekleed en hebben geprobeerd de eerste groep te volgen. De brug was echter al opgeblazen en daarom zijn ze over de stuw richting Ommen vertrokken. Ze waren echter al aan alle kanten omringd door Duitse militairen en moesten zich in de bossen verschuilen, 's Avonds zijn ze noodgedwongen naar Hardenberg teruggekeerd, waar ze in het stadhuis alles wat met de post te maken had hebben vernietigd. Toen de Duitsers de volgende morgen het gemeentehuis doorzochten vonden ze alleen nog twee verstopte overjassen, die werden meegenomen. Op donderdag 23 mei werd de luchtwachtpost weer opgeroepen op bevel van kapitein Reedijk te Den Haag. Zij moesten in militair uniform van 's morgens acht uur tot 's avonds acht uur met twee man een telefonist en ordonnans - in het wachtlokaal telefonisch bereikbaar zijn. Tijdelijk werd gebruik gemaakt van toestel 23 maar 's avonds was men al weer onder het oude telefoonnummer 100 bereikbaar. Niemand mocht de regio verlaten maar er mocht wel thuis geslapen worden. De volgende mannen meldden zich: C.C. Wamelink, B.J. Breukelman, J. Ten Brinke, AJ. Breukelman, H.J. Zweers, AJ. Meijer, L. Hamhuis, korporaal J. Breukelman, F.H. Zweers, G. Wessels, H. Drenthen, A. Knobbe, sergeant G.J.M. Wamelink, L. Bosch, H. Pullen, D. Steenwijk, H. Zweers en F.G. Vrielink en waarnemend
32
commandant wethouder en sergeant R.E. de Bruin. Er werd een rooster opgesteld waaruit blijkt dat men om de twee uur werd afgelost. Op 25 mei kwam commandant Fredriks terug en bleek dat niemand van de luchtwachtpost was gesneuveld. Herindeling 1941 Hardenberg heeft niet lang van het nieuwe stadhuis kunnen profiteren. Tijdens de Duitse bezetting werd de Stad in april 1941 - voor de tweede maal in de geschiedenis - samengevoegd met Ambt Hardenberg. Het gemeentehuis van Ambt Hardenberg werd ditmaal uitverkoren als onderkomen van de nieuw gevormde gemeente. Na deze herindeling kwam er - na ruim 570 jaar - definitief een eind aan het bestaan van Stad Hardenberg en werd het stadhuis overbodig. Het oude stadhuis heeft later vele instanties tot onderkomen gediend en is nog altijd bezit van de gemeente. De geschiedenis van het gemeentehuis gaat echter door. Men betrok in 1941 het pand te Heemse en in 1958 zien we de eerste schets van een nieuw te bouwen gemeentehuis in de krant. Dit ontwerp van architect Mastenbroek werd jaren later gerealiseerd ten oosten van de Bruchterweg, thans Stephanusplein genoemd. Dit gemeentehuis werd door Prins Bernhard, ereburger van Hardenberg, in 1963 plechtig geopend. Na de laatste herindeling in 2001 wachten we - we kennen onze geschiedenis heel rustig af waar het nieuwe gemeentehuis eens zal verrijzen. De toekomst zal het leren.