Christelijk College voor lwoo, vmbo en havo Locatie Hattem, tel: 038-4442479
Zorgplan CC de Noordgouw Locatie Hattem Schooljaar 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
1
Inhoudsopgave
1
Inleiding
2
Algemeen Missie van de Noordgouw Visie op leerlingenbegeleiding Organisatie leerlingenbegeleiding Kwaliteit van de zorg
3
4
Uitwerking niveau 1 Mentoraat, vakdocent, huiswerkbegeleiding LWOO, rapporten
5
Uitwerking niveau 2 RT, FRT, dyslexie Vertrouwenspersoon, coördinator huiswerkbegeleiding Leerling gebonden financiering Decanaat
8
Uitwerking niveau 3 Bestuur, directie en locatieleiding Zorgadviesteam, LWOO – team Zorgcoördinator Commissie van onderzoek
11
Uitwerking niveau 4 MDT, zorgplatform, PCL GGD, Leerplichtambtenaar Orthopedagoog, Bureau Jeugdzorg OPDC, Het Lumeijn Praktijkonderwijs
13
Protocollen OPDC, LWOO en Praktijkonderwijs
16
Zelfevaluatiekader zorg
18
Zorgkaart
27
Functie/taakomschrijvingen
28
Bijlage 1.1 – Stappenplan: 1.2 – Stappenplan: Bijlage 2 – Pestprotocol Protocol “de veilige school”
Verwijzing zorgleerlingen Signaalbrief vertrouwenspersoon
51 52 54
losse bijlage
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
2
Inleiding. CC de Noordgouw werkt met 10 scholen voor voortgezet onderwijs en het daaraan gekoppelde voedingsgebied van 330 basisscholen, samen in het samenwerkingsverband IJssel-Vecht. Het samenwerkingsverband werkt structureel aan effectieve leerlingenzorg voor alle leerlingen die dat nodig hebben door in de regio Zwolle, Kampen, Heerde, Hattem, Raalte en Dronten een sluitend netwerk van zorg te garanderen. Elk jaar wordt de doelstelling en werkwijze van het samenwerkingsverband beschreven in een zorgplan. In dit plan is tevens vastgelegd dat iedere deelnemende school in een locatie/school zorgplan de eigen zorgstructuur beschrijft. Het navolgende is daarvan de uitwerking. Het zorgplan beschrijft de manier waarop de leerlingenbegeleiding en leerlingenzorg binnen de Noordgouw zijn georganiseerd, de doelen die de school zich stelt op het terrein van de leerlingenbegeleiding en de manier waarop de medewerkers deze doelen willen bereiken. Dit document wordt gebruikt om het proces van de integratie van de leerlingenbegeleiding binnen het primaire proces verder te ontwikkelen. Het zorgplan is voor andere betrokkenen te gebruiken als informatie over de visie rondom en de organisatie van de leerlingenbegeleiding.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
3
Algemeen. De missie van de Noordgouw. In de missie van de Noordgouw staat een veilig leer- en leefklimaat met aandacht en zorg voor de leerling centraal. De Noordgouw wil het beste uit de leerlingen halen en biedt daarom een zo breed mogelijk, hoogwaardig onderwijs op maat aan en begeleidt de leerlingen in het ontwikkelen van zelfstandigheid en het dragen van verantwoordelijkheid. De missie, gezien vanuit de identiteit, impliceert dat het personeel van de Noordgouw zich met elkaar verbonden weet als leden van de schoolgemeenschap en dit in hun gedrag tonen aan de leerlingen door onderling respect en loyaliteit. De identiteit van de school plaatst aandacht en zorg voor de individuele leerling in het perspectief van aandacht, zorg en verantwoordelijkheid voor elkaar. Scholieren hebben veel nodig om de weg naar het diploma, vervolgonderwijs of betaald werk goed af te leggen. Omdat iedere leerling anders is, is maatwerk een vereiste, optimale zorg en ondersteuning zijn daarbij van het grootste belang. Leerlingenzorg en begeleiding beschouwen we als een samenhangend geheel van activiteiten en voorzieningen. Hierdoor wordt een systematische begeleiding van leerlingen tijdens hun schoolloopbaan gegarandeerd. Visie op de leerlingenbegeleiding. Leidraad van de leerlingenzorg en begeleiding is dat leerlingen leren in een veilige en efficiënte leeromgeving, waarbij iedere leerling wordt gekend. Docenten en andere deskundigen bieden leerlingenzorg die zoveel mogelijk is geïntegreerd binnen het onderwijsleerproces om het maximale uit leerlingen te halen. Dit betekent dat problemen die leerlingen ervaren op welk gebied dan ook, vroegtijdig dienen te worden gesignaleerd en dat acties worden ondernomen. De kleinschaligheid van onze school biedt veel mogelijkheden om bovenstaande gestalte te geven. Om het veiligheidsaspect te onderstrepen houden we ons aan de afspraken die zijn vastgelegd in het protocol “de veilige school”. Bovendien hanteren we het pestprotocol. Beide documenten als bijlage opgenomen, vormen een integraal deel van het zorgplan. Daarnaast gelden de schoolregels die tot doel hebben veiligheid te bevorderen en respect te waarborgen. Organisatie van de leerlingbegeleiding. Om de zorg inzichtelijk te maken onderscheiden we vier niveaus. Deze worden hieronder genoemd en verder uitgewerkt evenals de daar uit voortvloeiende functie/taakomschrijving. Niveau 1: Lesgerelateerde zorg (1 e lijn intern) Hieronder verstaan we de leerlingenzorg die in principe door iedere medewerker kan worden gegeven. Voor docenten is dit gekoppeld aan de lessituatie en voor OOP aan de momenten van de leswisselingen, pauzes en tussenuren. Signalering en preventie zijn daarbij de sleutelwoorden. De vakdocenten en mentoren vervullen deze belangrijke taken. Niveau 2: Niet lesgerelateerde zorg (2e lijn intern) Extra zorg aan leerlingen in of buiten de groep, of klas, gegeven door gespecialiseerde docenten binnen de school. De specialisten die op de Noordgouw werkzaam zijn: remedial
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
4
teacher, faalangstreductietrainer, examenvreestrainer, sovatrainer, lgf-coach, vertrouwenspersoon en decaan. Niveau 3: 3e lijn interne zorg Dit is de laag binnen de school die zich met ondersteuning en aansturing van zorg bezig houdt. Het management speelt hierbij een belangrijke rol, evenals de zorgcoördinator en het zorgteam (ZAT). Niveau 4: Speciale zorg buitenschools Hierbij denken we aan het de externe RT-er, de GGD/JGZ, de orthopedagoge, het bureau Jeugdzorg en de leerplichtambtenaar(LA). Tevens speelt de politie een rol door middel van de wijkagent. Kwaliteit van de zorg. Met dit zorgplan zijn de zorgstructuur en de procedures duidelijk in beeld gebracht voor alle betrokkenen. Dit is een vereiste om optimale zorg te kunnen bieden. Daarnaast proberen we aan het eind van elk hulpprogramma inzicht te krijgen in de mate waarin de hulp effect heeft gehad. Hierbij is het zelfevaluatiekader voor de zorg de leidraad. In de verschillende taakomschrijvingen van de diverse hulpverleners staan de punten (standaarden)genoemd die speciaal worden gemeten. Dit evalueren zal jaarlijks uitgevoerd worden en is onderwerp van gesprek in de functioneringsgesprekken. Zie voor verdere toelichting het hoofdstuk zelfevaluatie zorg.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
5
Uitwerking van niveau 1 - zorg binnen de school. Inleiding. Zorg moet preventief in plaats van curatief zijn. Het is een geïntegreerd onderdeel van ons onderwijs. Het verlenen van zorg waarborgt een veilige leeromgeving, in een doorlopende leerlijn van basisonderwijs tot middelbaar beroepsonderwijs. Ons doel is om de zorg zo dicht mogelijk bij de leerling te brengen. Ouders en toeleverende scholen verschaffen ons informatie om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de specifieke zorgvraag van een bepaalde leerling. Mentoraat. De eerst aangewezen persoon waar de leerling naar toe kan is de mentor. Hij kent zijn leerlingen zowel op het didactische als op het persoonlijke vlak. In de begeleidings- c.q. mentorlessen wordt gewerkt aan het groeps- en individuele groeiproces. De leerling leert zichzelf vragen te stellen. Wie ben ik? Wat wil ik? Wat willen anderen van mij? Wil ik dat zelf wel? In hoeverre laat ik mij beïnvloeden door vrienden, familie of kennissen? Hoe maak ik eigenlijk keuzes? Mentoren vormen een sleutelrol bij de schoolse ontwikkeling van de leerling tot een zelfstandiger individu. Een tweede punt van aandacht is de motivatie. De mentor probeert te laten zien dat leerlingen niet voor de docent of de andere leerlingen op school zitten, maar voor zichzelf. Hij is het die bij signalen het eerste gesprek aangaat met een leerling. Hij probeert de intrinsieke motivatie van leerlingen te bewerkstelligen door groeps- en individuele gesprekken. Hij zorgt zo goed mogelijk voor het welbevinden van de leerlingen in en buiten de lessen. De mentor legt in klas 1 en bij instroom in klas 2, 3 en 4 huisbezoeken af. Daardoor krijgt hij een beter beeld van de omstandigheden waarin een leerling opgroeit. Bovendien komt hij daar aan informatie die anders niet zo vlug meegedeeld zou worden. Betrokkenheid en empathisch vermogen zijn vereisten voor een mentor. Meerder keren per jaar vinden leerlingenbesprekingen plaats. Daarnaast zijn er met regelmaat besprekingen in de kernteams over de LWOO leerlingen. Vakdocenten vullen een formulier in waarop leerlingen die opvallend gedrag vertonen vermeld kunnen worden. Mentor en teamleider formuleren, indien nodig, van te voren de problematiek van een leerling. De mentor brengt de problematiek in op de vergadering waar concrete adviezen worden gegeven door het hele team. Het team houdt zich aan deze adviezen. De adviezen komen in het leerlingvolgsysteem en de handelingsplannen te staan. In de leerlingenbespreking daarop worden de adviezen en het daaraan gerelateerde gedrag van de leerling geëvalueerd en zonodig bijgesteld. Mentoren en vakdocenten zijn beide in de gelegenheid de leerlingen te observeren en met de leerlingen te communiceren. Zij signaleren als eerste eventuele sociaal-emotionele problemen bij een leerling. De teamleider wordt op de hoogte gebracht door de mentor; de mentor consulteert de ouders, de teamleider consulteert, indien nodig, de afleverende school. Als het binnen de mogelijkheden van de school ligt, worden concrete adviezen opgesteld voor de aanpak van de problematiek. Deze worden altijd schriftelijk, soms met een mondelinge toelichting, aan alle docenten meegedeeld die de betreffende leerling les geven. Soms vraagt de problematiek om een professionele oplossing. Dan wordt interne dan wel externe expertise ingeschakeld. Dit wordt behandeld in niveau 2, 3 of 4.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
6
De vakdocent. Vakdocenten observeren en communiceren met leerlingen. Zodra zij een probleem signaleren dat te maken heeft met het vak dat ze doceren, zijn zij de eerst aangewezen persoon om met de leerling te spreken over het probleem. Zien zij dat het aanleren van kennis en vaardigheden op het vakgebied stagneert zonder dat er een oplossing binnen het vakgebied gevonden kan worden, dan wordt overlegd met de mentor. De mentor is zo goed als mogelijk op de hoogte van het functioneren van zijn leerlingen. Het LWOO Een groep die specifieke zorg verdient zijn de LWOO-leerlingen. In de onderbouw zitten zij in kleine klassen, max. 15 leerlingen. Het kernteam werkt volgens het principe ‘minder handen voor de klas’. Vakken zijn deels geïntegreerd, het huiswerk wordt op school gemaakt, de begeleidingslessen worden ondersteund door het vak drama en zij hebben een stamlokaal voor de theorievakken. Aan alle leerlingen wordt, tijdens de vakken Nederlands en wiskunde, Remedial Teaching geïntegreerd gegeven op het gebied van spelling, begrijpend lezen, technisch lezen en inzichtelijk rekenen. In de bovenbouw volgen de leerlingen de lessen op dezelfde wijze als niet LWOO geïndiceerde leerlingen. De mentor in het LWOO heeft in principe dezelfde taken als hierboven beschreven onder het kopje mentoraat. In het LWOO zijn mentoren echter nog intensiever betrokken bij het functioneren van de leerling. Ten eerste treedt de problematiek waarmee de leerlingen binnen komen veel meer op de voorgrond, soms belemmert dat het leerproces in ernstige mate, ten tweede geeft de mentor, in de onderbouw, zo mogelijk acht lesuren binnen de mentorklas. Hij is optimaal bezig met het groeps- en individuele groeiproces van de leerling. In de onderbouw heeft de leerling zoveel sociale vaardigheden vergaard dat hij in staat wordt geacht mee te kunnen draaien in de verschillende leerwegen en sectoren in de bovenbouw. Hierdoor komen zij terecht in verschillende zettingen en groepsgroottes die met name afhankelijk zijn van het vakkenpakket. De overgang van onder naar bovenbouw proberen we zo geleidelijk mogelijk aan te laten verlopen, maar de grotere groepen en de wisselende samenstelling van de groepen vergt enige aanpassingstijd. In de bovenbouw blijven de leerlingen recht op extra begeleiding en ondersteuning hebben. Per leerling wordt een handelingsplan opgesteld. Daarin staat de zorgvraag van de leerling specifiek beschreven en de handvatten om die zorg te bieden. Er is ruimte om de zorg te evalueren en bij te stellen zodat de persoonlijke groei van een leerling op didactisch of sociaal emotioneel gebied zichtbaar wordt binnen het zorgplan. Voor alle groepen is een groepshandelingsplan opgesteld om tegemoet te komen aan het functioneren van de leerling binnen een groter geheel. Rapporten. Voor alle leerlingen geldt dat zij een rapport krijgen met daarop naast de behaalde cijfers een beoordeling voor inzet, werkhouding en zelfstandigheid. Op grond van deze kwalificaties kan afgeweken worden van de normering op puur cijfermatige gronden. De adviezen van de docentenvergadering zijn in principe bindend, slechts in uitzonderlijke gevallen kan in een revisievergadering afgeweken worden van het eerder gegeven advies. Op deze manier willen wij niet alleen het product van ons lesgeven waarderen maar ook de mate waarin de leerling deelneemt aan het onderwijsleerproces. Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
7
Afsluiting van niveau 1. Alle bovenstaande zorg komt ten goede aan iedere leerling. De overige zorg, verwoord in niveau 2, 3 en 4, fungeert als vangnet voor leerlingen die specifieke zorg behoeven.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
8
Uitwerking van niveau 2 - extra zorg binnen de school. Inleiding. Onder dit kopje valt de hulp die door gekwalificeerde docenten of professionals aangeboden wordt. De hulp die door hen geboden wordt valt binnen het brede scala van leren en sociaal emotionele hulp. Deze extra zorg wordt aan leerlingen in of buiten de groep of klas gegeven door docenten en interne deskundigen. De begeleiding is bedoeld voor leerlingen die extra zorg nodig hebben. Indien nodig wordt voor deze leerlingen een begeleidingsplan opgesteld, waarbij zowel de mentor, de gespecialiseerde docent als de ouders een rol spelen. In het begeleidingsplan wordt behalve de doelstelling en aanpak ook aangegeven wie betrokken worden bij de uitvoering van dit plan en de evaluatie. Een vervolg kan zijn dat leerlingen verwezen worden naar specialistische hulp. Om het probleem helder te krijgen kan gebruik gemaakt worden van testen zoals de instaptoets en SSAT. Als de gekwalificeerde docent niet in staat is de hulp te verzorgen wordt de hulp ingeroepen van professionals zoals bijvoorbeeld de orthopedagoog. De functieomschrijvingen van de gekwalificeerde collega’s vindt u in de bijlage. Welke aandachtsgebieden vallen onder speciale zorg? LWOO alleen RT, de indicatie en aanmelding vallen onder niveau 1 en/of 3 Decanaat Faalangstreductie training (FRT) Examenvreestraining Sovatraining Dyslexie- en dyscalculiebegeleiding. Coaches van leerlingen met een Leerling Gebonden Financiering (LGF) Remedial Teaching (RT) Vertrouwenspersoon.
Alle hierboven beschreven hulpgebieden worden gecoördineerd door de zorgcoördinator. Omschrijving van de hulp. RT. Alle leerlingen die in klas 1 zitten maken in de derde schoolweek een instaptoets. Aan de hand van de resultaten wordt gekeken welke leerling in aanmerking komt voor extra hulp op het gebied van taal en rekenvaardigheden. Na verloop van tijd wordt gekeken of de resultaten voldoende zijn en er gestopt kan worden met de hulp of dat de leerlingen nog een periode voor hulp in aanmerking komen. De leerlingen in klas 1 die een LWOO indicatie hebben krijgen de RT geïntegreerd in de vakken Nederlands en wiskunde aangeboden. Specifieke problemen worden door de orthopedagoog onderzocht. Deze stelt vast welke extra hulp geboden moet worden. De RT kan doorlopen in volgende klassen. FRT. In het tweede leerjaar maken de leerlingen de SSAT. Aan de hand van de uitslag wordt bepaald welke leerlingen uitgenodigd worden voor een gesprek. Als uit het gesprek blijkt dat de leerling in aanmerking wil komen voor de FRT wordt een intake gesprek gehouden en worden de ouders geïnformeerd. Halverwege het traject wordt een ouderavond belegd om hen te informeren over de opzet en voortgang van de training. De leerlingen moeten bij de lesgevende docenten laten zien wat zij tijdens de training geleerd hebben. Zorgplan Hattem 2011/2012
9
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Aansluitend op dit traject hebben de vierde klas leerlingen de mogelijkheid om deel te nemen aan een examenvreestraining. Dit is een kortlopend traject van 2 à 3 bijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten leren de leerlingen hoe zij het beste het leren voor en het maken van een examen aan kunnen pakken. Daarnaast wordt aandacht besteed aan ontspanningsoefeningen. SOVA. Mentoren en vakdocenten kunnen leerlingen uit de onderbouw aanmelden voor de SOVA training. De begeleiders screenen de leerlingen. Daarna volgt een cursus van ongeveer 10 bijeenkomsten. Ook de ouders worden geïnformeerd. Het doel is dat de leerlingen na afloop van de cursus sociaal vaardiger zijn. Naast de training met de leerlingen wordt er ook een ouderavond verzorgd zodat ouders/verzorgers kennis kunnen nemen van hetgeen hun kind geleerd heeft. Dyslexie en dyscalculie. Leerlingen waarbij het vermoeden bestaat dat zij dyslectisch zijn of het vermoeden bestaat dat zij leiden aan dyscalculie kunnen een eenvoudige test maken. Naar aanleiding van de resultaten hiervan wordt besloten of er een voorstel naar ouders wordt gedaan voor verder onderzoek. Aan de hand van de uitslag wordt een begeleidingsplan gemaakt. Op onze locatie wordt aan deze groep leerlingen extra hulp geboden. Dyslectische leerlingen zetten op hun werk een D, de opgaven bij een overhoring of repetitie worden desgewenst vergroot aangeboden en zij krijgen een aangepaste spellingsbeoordeling. Bij het schoolexamen en centraal examen krijgen deze leerlingen extra tijd en hebben zij de mogelijkheid om gebruik te maken van grootschrift of audiovisuele hulpmiddelen. Indien de leerling dat wenst, maken zij de schoolexamens en centraal examens in een apart voor hen ingericht lokaal. Er wordt verder gewerkt volgens het dyslexie- , dyscalculieprotocol. Dyslexieprotocol. Schriftelijke overhoringen, repetities en schoolexamens worden uitgevoerd in Verdana puntgrootte 12 Desgewenst kan het standaard schrift worden vergroot. Leerlingen zijn in bezit van een dyslexiepas. Leerlingen zetten een D op hun werk Leerlingen krijgen meer tijd voor het maken van schriftelijke overhoringen, repetities, school- en centraal examens. Bij deze laatste twee maximaal 30 minuten. Leerlingen kunnen de antwoorden op een computer maken. Bij het centraal examen kunnen de leerlingen gebruik maken van een speciale verklankte versie. De teksten worden dan voorgelezen. Aangepaste beoordeling bij de talen Leerlingen kunnen gebruik maken van spellingcontrole. Dyscalculieprotocol. Laat toetsen niet onverwacht plaatsvinden Leerlingen hebben bij nieuwe leerstof extra uitleg nodig Leerlingen met Dyscalculie zijn er mee gebaat dat ze de borduitleg ook op papier krijgen. Vermijdt hoofdrekenen. Leerlingen mogen een zakrekenmachine gebruiken. Leerlingen zijn gebaat met vaste procedures voor reken- en wiskundige bewerkingen.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
10
Herhaal de basisberekeningen regelmatig. Vertrouwenspersoon. Leerlingen die sociaal- emotioneel problemen hebben of het slachtoffer zijn van machtsmisbruik worden geadviseerd contact te zoeken met de vertrouwenspersoon. Leerlingen kunnen ook zelf een afspraak maken. De vertrouwenspersoon is eerste aanspreekpunt en zal, indien mogelijk, de eerste hulp verlenen. Als de vertrouwenspersoon niet in staat is om zelf hulp te bieden kan de leerling verwezen worden naar externe deskundigen of externe (nood)opvang. Coaches van leerlingen met een Leerling GebondenFinanciering (LGF) Leerlingen die vanwege een beperking in gedrag of vanwege een lichamelijke beperking extra hulp behoeven en daarvoor een rugzakje (financiële hulpmiddelen) hebben, worden door een gespecialiseerde docent gecoacht. De coach heeft nauw contact met de leerling en begeleidt de leerling in het zo goed mogelijk kunnen functioneren op een reguliere school. Daarnaast is de coach van school uit de persoon die de voortgangsgesprekken voert met de ambulant begeleider en met de ouders van de leerling. Decanaat. De decaan helpt en adviseert de leerling en zijn ouders om een juiste vakkenpakket-, sectoren leerwegkeuze keuze te maken en een goed loopbaantraject uit te zetten. In het tweede leerjaar volgen de leerlingen tijdens de begeleidingslessen een LOB methode. Zij maken kennis met begrippen als: “wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik”. Aan de hand van opdrachten en klassengesprekken komen de leerlingen tot een weloverwogen keuze die ondersteund wordt door de docenten die lesgeven aan de tweede klas leerlingen. Daarnaast gaan de leerlingen een dagje mee naar het werk van hun ouders/verzorgers. In februari wordt een ouderavond belegd. Tijdens deze avond krijgen ouders voorlichting over de lessen LOB, het loopbaantraject en is er een mogelijkheid om met de mentor te spreken. In het derde leerjaar maken de leerlingen een LOB handelingsplan geënt op LOB. Zij nemen hierin de beroepentest op maar ook informatie over de opleiding die zij willen gaan volgen en een verslag van het MBO bezoek. Ook wordt elk jaar het project “kijk in het leerbedrijf” georganiseerd. In het vierde leerjaar komen alle leerlingen voor een gesprek bij de decaan. Tijdens deze gesprekken wordt gekeken naar welke opleidingen de leerling wil en kan. Ook in het derde en vierde leerjaar worden ouderavonden belegd waarin LOB een groot aandeel heeft. Bovendien nemen de leerlingen een kijkje op het MBO door middel van een meeloopdag of informatiebijeenkomsten. Alle hulp die aan leerlingen geboden wordt, wordt ook in het LVS vermeld.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
11
Uitwerking van niveau 3 – interne zorg. Bestuur, directie en locatieleiding. Het management, met het bestuur op de achtergrond, heeft een specifieke rol als het om zorg op de locatie/school gaat. Het management initieert, faciliteert en evalueert de zorg en de zorgstructuur. Welke vormen van zorg worden gewenst geacht binnen de school, waar liggen de grenzen van de zorg. Hoe ver wil je als school gaan in het aanbieden van zorg en is dit ook betaalbaar? Daarnaast is het management verantwoordelijk voor de evaluatie van de zorg en het aanbod: maken we waar wat we zeggen en hoe meten we dat (kwaliteit van de zorg); is bijstelling van het zorgaanbod nodig? Hiervoor dient ook de vraag beantwoord te worden of specialistische hulp door interne deskundigen wordt verzorgd (scholing) of extern wordt betrokken (contracten met OPDC en bureau Jeugdzorg). Intern zorgoverleg. Eenmaal per 14 dagen komen de zorgcoördinator, coördinatoren leerling-zaken en vertrouwenspersonen bij elkaar om de leerlingen die extra zorg behoeven te bespreken en actieplannen te maken. Er wordt ook bepaald welke leerlingen in het ZAT besproken moeten worden. Zorgadviesteam. Een deel van de verantwoordelijkheden die hierboven zijn genoemd, wordt op praktisch niveau uitgevoerd door het zorgadviesteam (ZAT). Onder leiding van de zorgcoördinator (voorzitter) worden op schoolniveau de zorghulpvragen besproken door een team van “specialisten”. Doel is de zorgvragende leerlingen gericht te koppelen aan de specialist die de betreffende zorg kan bieden. De geboden hulp heeft in eerste instantie een preventief en in tweede instantie een curatief karakter. De vergaderfrequentie is vijf keer per jaar. In het intern zorgoverleg en zo nodig in het ZAT wordt geëvalueerd of de afspraken die gemaakt zijn, worden nagekomen en hoe het effect van de hulp zichtbaar/merkbaar is geworden. De samenstelling van het ZAT ziet er als volgt uit: Zorgcoördinator (vz) Teamleiders Schoolverpleegkundige of schoolarts Vertegenwoordiger bureau Jeugdzorg Leerplichtambtenaar Politie Jongerenwerker De werkzaamheden van het ZAT overlappen voor een deel de activiteiten van het MDT die in niveau 4 worden beschreven. Onze school neemt geen deel aan het MDT De zorgcoördinator. De hierboven genoemde niveaus van zorg vormen een geïntegreerde keten van zorg. De vele vormen van zorg, vaak door “individualisten” uitgevoerd, kunnen versnipperd raken wanneer een goede coördinatie ontbreekt. Daarom heeft de Noordgouw gekozen voor het aanstellen van een zorgcoördinator om de juiste zorg aan de juiste leerling aan te bieden. Daarnaast speelt de zorgcoördinator een rol in de zorg op niveau 4. Uitgangspunt is dat de zorgcoördinator de totale zorg binnen de school coördineert en niet zelf de inhoudelijke begeleiding van leerlingen of groepen leerlingen op zich neemt. Die taak
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
12
is als eerstverantwoordelijke aan de docent, de mentor, de vertrouwenspersonen en schoolcounselor toebedeeld. Welke aspecten (taken) zijn in het werk van de zorgcoördinator te onderscheiden: Coördineren -aansturen en evalueren van de integrale leerlingenzorg -coördineren van het beheer en het onderhoud van de leerlingengegevens in een leerlingvolgsysteem -coördineren van het beheer van de handelings- en begeleidingsplannen -coördineren van het beheer van de LWOO -coördineren van het beheer van de testresultaten RT Coachen -coachen van individuele of groepen van docenten ten aanzien van het omgaan met zorgleerlingen -vraagbaak zijn op het zorggebied voor alle functionarissen binnen de school Innoveren -de schoolleiding adviseren betreffende de verdere ontwikkeling van de integrale leerlingenzorg -mede voorbereiden en uitvoeren van innovaties in het zorggebied en vertaling daarvan naar een concrete aanpak in de klassen Toelatingscommissie. De locatie Hattem beschikt over een eigen Toelatingscommissie. Voor de onderbouw hebben hierin zitting: de teamleider onderbouw, zorgcoördinator en de orthopedagoog. Voor de bovenbouw bestaat deze commissie uit de teamleider en de zorgcoördinator. De onderbouw commissie kan autonoom handelen met betrekking tot het samenstellen van dossiers en het verzenden hiervan richting Regionale Verwijzingscommissie. Voorwaarde is wel dat deze dossiers aan de landelijke criteria voor plaatsing binnen het LWOO, het PRO of de bovenschoolse opvang van het OPDC voldoen. Dossiers die buiten de landelijke criteria vallen, maar wel binnen de beleidscriteria van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) worden door de toelatingscommissie naar de PCL gestuurd. De Commissie van Onderzoek heeft dus een prominente taak in screening van leerlingen, advisering en dossiervorming.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
13
Uitwerking van niveau vier - externe zorg. Zorgplatform. Op het moment dat de zorg van een school tekort schiet, kan de zorgcoördinator een beroep doen op de binnen de andere scholen van het samenwerkingsverband aanwezige expertise. Deze ontwikkelt zich binnen het zorgplatform, waarin de zorgcoördinatoren van de verschillende scholen regelmatig met elkaar overleggen. Permanente Commissie Leerlingenzorg. De Permanente Commissie Leerlingenzorg bestaat uit de coördinator toelating bovenschoolse opvang en de coördinator van het expertiseteam. Is er sprake van een arbitrair dossier, dan maakt ook de directeur van het samenwerkingsverband deel uit van dit team. De PCL is verantwoordelijk voor het verslag van de leerlingenstromen binnen het samenwerkingsverband, de zorgbehoeften, en de in- en uitstroomgegevens van de betrokken scholen en het OPDC. De PCL controleert bovendien of een dossier, dat niet voldoet aan de landelijke criteria en door een Commissie van Onderzoek naar de PCL gestuurd is, aan de eigen beleidscriteria voldoet. Is dit het geval, dan geeft de PCL een positieve beschikking af. De PCL kan ten slotte een rol spelen bij plaatsing van leerlingen in de Lumeijnklas van de Van der Capellen Scholengemeenschap. Het gaat in dit geval om derde- of vierdejaars leerlingen, die nog niet geïndiceerd zijn, maar wel in aanmerking komen voor plaatsing. Standaard is het echter zo dat de Commissie van Onderzoek van Het Lumeijn de toelaatbaarheid van leerlingen tot deze Lumeijnklas toetst. GGD. Schoolverpleegkundige. De schoolverpleegkundige heeft een gesprek met de leerlingen uit de tweede klas. Er wordt een aantal lichamelijke dingen gemeten / onderzocht zoals gewicht, lengte, gehoor en gezichtsvermogen. Docenten, mentoren en teamleiders kunnen vragen die zij over een bepaalde leerling hebben aan de schoolverpleegkundige voorleggen. De teamleider onderbouw voert met de schoolverpleegkundige eindgesprekken n.a.v. haar bevindingen. Ook leerlingen uit andere leerjaren kunnen doorverwezen worden naar de schoolverpleegkundige. Daarnaast wordt de schoolverpleegkundige geraadpleegd in situaties waarin sociaal emotionele problemen van leerlingen lichamelijke klachten te zien geven. Leerplichtambtenaar. De rol van de leerplichtambtenaar (LA) is er op gericht spijbelen en voegtijdige schooluitval te voorkomen. De LA zit om die reden in het MDT en kan daardoor snel actie ondernemen. De actie kan bestaan uit het voeren van gesprekken met leerling en of ouders, of zelfs sancties opleggen. De school is verplicht de LA van informatie te voorzien aangaande absentie van leerlingen. Ook kan de school rechtstreeks contact met de LA opnemen en melding van absentie doen. Het schoolverzuim is ook geregeld in het protocol voortijdigschoolverlaten van de werkgroep VSV. Orthopedagoog. De school maakt gebruik van de diensten en deskundigheid van een orthopedagoog. Deze persoon verricht bepaalde werkzaamheden, o.a. testen en advisering, ten behoeve van leerlingen die te maken hebben met leerproblemen. De hulp kan aan de leerling zelf gegeven worden of kan bestaan uit ondersteuning van docenten. Verwijderd: 08
Bureau Jeugdzorg Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 09 14
De school betrekt diensten van Bureau Jeugdzorg door het inzetten van een schoolcounselor. Voor acute spoedeisende problemen kan hij of zij doorverwijzen wanneer noodopvang noodzakelijk is, maar ook langlopende begeleidingstrajecten maken deel uit van hun werkgebied. In dit kader kunnen we denken aan de problemen die zich voordoen wanneer er sprake is van machtsmisbruik of psychische problematiek. OPDC. Dit is het centrum van zorg binnen het samenwerkingsverband. Het functioneert als vraaggestuurd transfercentrum voor expertise, draagt zorg voor regelmatig collegiaal overleg tussen de verschillende zorgcoördinatoren en nodigt met enige regelmaat externe preventieve instellingen uit om voorlichting te geven. Het OPDC verzorgt bovendien de deskundigheidsverbetering op het zorgterrein binnen de scholen. Het OPDC onderhoudt nauwe contacten met het expertiseteam van de cluster 2 en 3 scholen en met de jeugdhulpverleningsinstellingen. Het heeft een samenwerkingovereenkomst afgesloten met De Ambelt. De afdeling Jeugdzorg van deze instelling kan de scholen uit het samenwerkingsverband deskundige ondersteuning bieden. De samenwerking leidt bovendien tot een goede afstemming, op alle niveaus, bij de uitwisseling van leerlingen. Expertiseteam. Uitgangspunt binnen het samenwerkingsverband is dat de leerlingen de vereiste zorg zoveel mogelijk binnen de eigen school krijgen. Het expertiseteam van OPDC Het Lumeijn biedt scholen alle deskundige ondersteuning die ze daarbij nodig hebben. Orthopedagogen en psychologen kunnen een school bijvoorbeeld helpen met het opzetten van een eigen zorgstructuur of een leerling binnen de school specifieke begeleiding bieden. Medewerkers van het expertiseteam kunnen binnen de scholen faalangsttrainingen, remedial teaching en sociale vaardigheidstrainingen verzorgen. Zij kunnen een beperkt dyslexieonderzoek doen, een toelaatbaarheidsonderzoek voor het LWOO en een uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek. De deskundigen van het expertiseteam stemmen de vraag van de scholen af op een specifieke behoefte aan zorg en hulp. CC de Noordgouw koopt via het expertisecentrum zorg in. Opvang van leerlingen binnen het OPDC. De scholen binnen het samenwerkingsverband doen er alles aan om iedere leerling die zorg en ondersteuning te bieden die hij of zij nodig heeft. Een aantal leerlingen heeft echter eerder behandeling nodig dan zorg of hulp. Deze leerlingen kunnen worden opgevangen binnen het OPDC. Dit beschikt hiertoe over een bovenschoolse opvang en een Rebound voorziening. De bovenschoolse opvang is bedoeld voor kinderen die over een normale intelligentie beschikken, maar gehinderd worden door: leerproblemen als dyscalculie en dyslexie gedragsproblemen als ADHD of een vorm van autisme; structurele sociaal-emotionele stoornissen; zwak mentale stoornissen, bijvoorbeeld moeite hebben met abstracties; sociale en maatschappelijke problemen; taalachterstanden. Al deze leerlingen hebben extra orthopedagogische en of orthodidactische ondersteuning nodig in de vorm van een behandeling. Naast deze behandeling, biedt de bovenschoolse opvang hen de mogelijkheid om in de eerste twee leerjaren alle leerwegen van het VMBO te volgen. Vanaf het derde leerjaar biedt de bovenschoolse opvang hen alleen nog de
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
15
theoretische leerweg aan. Leerlingen kunnen hierin, in samenwerking met de betrokken scholen, op Het Lumeijn examen doen. Zorgklas op locatie (Het Lumeijn). Het SWV IJssel-Vecht beschikt over een zorgklas op locatie. Het gaat hierbij om klassen die zijn ondergebracht bij de Van der Capellen Scholengemeenschap en bestemd voor leerlingen uit het derde en vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte leerweg. Het merendeel van de leerlingen stroomt in vanuit de bovenschoolse opvang. De zorgklas kent daarnaast een beperkte instroom van leerlingen uit het reguliere onderwijs die gedragsondersteuning nodig hebben. De leerlingen krijgen les van een groep docenten die ervaringen hebben met en interesse in het werken met deze doelgroep. Twee docenten bieden vanuit het OPDC ondersteuning en geven ook zelf aan deze groepen les. Rebound. Naast de bovenschoolse opvang beschikt het OPDC over een voorziening voor leerlingen die gedurende korte tijd extra ondersteuning nodig hebben. Het gaat hierbij over het algemeen om leerlingen die, ogenschijnlijk ineens, aanmerkelijk slechter presteren dan ze eerder deden. Deze slechte prestaties kunnen samengaan met vervelend gedrag of een gebrek aan motivatie. Vaak is er sprake van een combinatie van deze twee factoren. Duurt een dergelijke situatie te lang, dan kan schooluitval dreigen. Rebound kan in dit geval een goede oplossing zijn. Leerlingen worden hier maximaal 8 weken opgevangen. Praktijkonderwijs. De scholen voor praktijkonderwijs hebben de taak hun leerlingen toe te rusten voor een plaats op de regionale arbeidsmarkt en een zelfstandig functioneren in de samenleving. Zij moeten daarom brede ontwikkelingsmogelijkheden bieden en hun leerlingen leren om het eigen potentieel actief en zelfstandig te gebruiken. Zij moeten daarnaast de uitgangspositie van deze leerlingen op de arbeidsmarkt verbeteren, kansen in de regio creëren en verbeteren en het welzijn van de leerlingen op school en in de samenleving vergroten. Het praktijkonderwijs besteedt weinig tot geen aandacht aan kennisoverdracht en veel aandacht aan het aanleren van vaardigheden. De reguliere zorg bestaat vooral in de organisatie van de school, de omgang met de kinderen, het pedagogisch klimaat en de eisen die aan leerlingen worden gesteld. De lesinhoud is eerder een middel dan een doel, het lesaanbod bestaat vooral uit praktijkvakken en de leerlingen volgen deels een eigen programma. Zij werken bovendien op individueel niveau en kunnen, dankzij de beperkte groepsgrootte, veel begeleiding van de docent krijgen. De zorg op sociaal-emotioneel terrein bestaat uit het pedagogisch klimaat binnen de school, vaste structuren, het mentoraat als belangrijke spil in de zorg en veel contacten met ouders. De scholen zijn overzichtelijk en veilig, leerlingen worden intensief gevolgd en regelmatig besproken en zorgteams begeleiden leerlingen waarbij sprake is van een schooloverstijgende problematiek. Op de Noordgouw kan deze vorm van onderwijs niet worden gevolgd.
Protocollen OPDC, LWOO en Praktijkonderwijs. OPDC. Leerlingen kunnen via het basisonderwijs of via de Permanente Commissie Leerlingenzorg bij het OPDC terechtkomen. Een leerling die toegelaten wordt tot het OPDC, is automatisch toelaatbaar tot alle scholen van het samenwerkingsverband. Een school kan een leerling alleen weigeren op grond van de identiteit van de school. Uitbehandelde leerlingen worden
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
16
teruggeschakeld naar de school voor voortgezet onderwijs waarop ze ingeschreven staan. Heeft deze school binnen de eigen zorgstructuur geen mogelijkheden om de teruggeplaatste leerling op te vangen, dan zoekt deze school samen met het OPDC een andere oplossing. Het kan daarnaast gebeuren dat de ouders van de betreffende leerling zelf aangeven een andere school voor voortgezet onderwijs te willen zoeken. LWOO en Praktijkonderwijs. De toelatingscommissies van de scholen die zijn aangesloten bij het samenwerkingsverband zijn autonoom in het aanleveren van dossiers richting Regionale Verwijzingscommissie. Dit betekent dat leerlingen die voldoen aan de indicatiecriteria voor PRO en LWOO niet door de PCL worden gezien. De vertegenwoordiger van de bovenschoolse voorziening in de PCL zorgt in dit geval voor een toelatingsrapportage in deze commissie. Leerlingen die niet voldoen aan de criteria, maar wel in aanmerking moeten komen voor LWOO of PRO, worden door de Commissie van Onderzoek van de school aangemeld bij de PCL. Deze beslist of plaatsing noodzakelijk is. De bekostiging van deze leerlingen is niet rechtstreeks, maar komt uit het regionale zorgbudget van het samenwerkingsverband. In geval van twijfel of beroep doet de directie van het samenwerkingsverband een uitspraak. De bekostiging vanuit het regionale zorgbudget geldt voor maximaal 1 jaar. De bekostiging van noodzakelijke verlenging van de plaatsing kan ieder jaar opnieuw worden aangevraagd bij de PCL. Het advies van de docentenvergadering van de bovenschoolse voorziening geldt hiervoor als leidraad en wordt door de betreffende leerlingencoördinatoren bij de PCL aangeleverd. Beleidsruimte indicatie zorgbudget door PCL. De Commissies van Onderzoek van alle scholen uit het samenwerkingsverband hebben de mogelijkheid om te bepalen of een leerling voor extra geld uit het regionale zorgbudget in aanmerking komt. Het gaat hierbij om leerlingen die niet voldoen aan de door de overheid gestelde criteria, maar volgens het samenwerkingsverband wel toelaatbaar zijn binnen het LWOO en PRO. De PCL hanteert in deze gevallen de volgende beleidsruimte: Leerlingen die wat betreft hun IQ niet, maar voor wat betreft leerachterstand en/of sociaal-emotionele problematiek wel in aanmerking komen voor plaatsing binnen het LWOO, kunnen hierbinnen worden opgevangen om hen voor verder uitglijden te behoeden. Bij een IQ tussen de 55 tot en met 59 volgt een positief advies voor praktijkonderwijs, wanneer de gegevens over de leerachterstand aanleiding geven om te vermoeden dat de leerling over een wat hoger leerpotentieel beschikt. De PCL geeft een positief advies voor LWOO bij allochtone leerlingen met een IQ van 50 tot en met 74, die een leerachterstand hebben van 3 jaar of meer en minder dan 2 jaar Nederlands onderwijs gevolgd hebben. De PCL neemt de ruimte om in het overlapgebied tussen PRO en LWOO tot een goede keuze te komen. De scholen moeten daartoe, bij een IQ tussen de 75 en 80, hun keuze bij de aanvraag beter motiveren dan nu het geval is. Elementen die bij de keuze van de PCL een rol spelen zijn leeftijd, etniciteit en IQ-profiel van de leerling. Wanneer het IQ en de leerachterstand op verschillende vormen van onderwijs duiden, laat de PCL de leerachterstand het zwaarst wegen. Het algemene uitgangspunt is op dit moment dat een combinatie van sociaalemotionele problematiek en een leerachterstand van 1,5 jaar of meer op 2 van de 4 domeinen leidt tot een positief advies voor LWOO. De PCL geeft dit positieve advies Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
17
in bepaalde gevallen ook bij een leerachterstand van 1,5 jaar of meer op 1 van de 4 domeinen. Bij bepaalde psychiatrische of neurologische stoornissen is het niet helemaal redelijk om te wachten met de inzet van zorg tot het moment waarop aan het criterium van de leerachterstand is voldaan. Dit is ook niet wenselijk omdat een aantal van deze leerlingen dan alleen nog maar binnen het 2/3 onderwijs terecht kan. De PCL kan daarom in deze gevallen al eerder besluiten dat een leerling toelaatbaar is tot het LWOO. Leerlingen die zich, door een aantoonbare recente traumatische voorgeschiedenis, in een crisissituatie bevinden, kunnen door de PCL naar het LWOO worden verwezen. Voorwaarde is wel dat het aannemelijk is dat de leerling gedurende een substantiële periode extra zorg nodig heeft om te voorkomen dat hij of zij in structurele zin de aansluiting bij de leerweg verliest. De PCL gaat in dit geval ook na of de problematiek niet beter binnen het 2/3 onderwijs behandeld kan worden.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
18
Zelfevaluatiekader voor de zorg op de Noordgouw. We hebben voor het kader de volgende eisen geformuleerd: de leerlingenzorg begint bij de leerling en moet direct ten goede komen aan zijn ontwikkeling. De leerling staat dus centraal. Naast de leerling (en diens ouders/verzorgers) zijn in de aanpak twee niveaus te onderscheiden: degenen die direct dagelijks met leerlingen werken: docenten en mentoren; het niveau van het onderwijsleerproces; het management van de school: zorgteam, zorgcoördinator, rector, bestuur; het niveau van de school; ons streefbeeld van de leerlingenzorg is dat leerlingen leren in een veilige en krachtige leeromgeving, waarbinnen bekwame docenten en mentoren hoge verwachtingen hebben. leerlingen een doorlopende leerlijn geboden wordt en de leerlingenzorg zoveel mogelijk geïntegreerd wordt binnen het onderwijsleerproces. het kader is herkenbaar voor scholen, het is eenvoudig hanteerbaar en het sluit aan bij het toezichtkader van de inspectie.
Welke begrippen gebruiken we? We gebruiken bij het zelfevaluatiekader twee begrippen die voor scholen redelijk bekend zijn: standaarden en indicatoren. Een standaard is een omschrijving van een gewenste kwaliteit die als streefbeeld moet worden opgevat. Ook verwijst het begrip standaard naar een maatstaf die gebruikt kan worden bij het zelf vaststellen van de kwaliteit. Een vrij algemene definitie van een indicator is de volgende: het is wat de aandacht op iets vestigt; het is een aanwijzing over iets. Met een indicator geef je een indicatie van de kwaliteit van een standaard. Model voor zorg. Onze aanpak van de leerlingenzorg vertrekt bij de leerling. Daarna hebben we twee niveaus onderscheiden, namelijk het niveau van de groep en dat van de school. Verder kiezen we voor een naadloze aansluiting tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Hetzelfde geldt voor de aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en de opleidingen of de beroepsuitoefening daarna. Standaarden voor het onderwijs. Onderwijs moet rekening houden met de verschillen die er tussen leerlingen bestaan en moet leerlingen stimuleren om er alles uit te halen. Belangrijk daarbij zijn: de leeromgeving; de begeleiding in de lessen; de organisatie van de begeleiding; een passend programma. De leeromgeving. Het is algemeen bekend dat leerlingen beter leren als zij gemotiveerd zijn en als ze worden gestimuleerd. De sfeer in de groepen en de manier van met elkaar omgaan zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
19
1
Standaard 1: Leerlingen leren in een stimulerende leeromgeving Indicatoren:
1
leerlingen krijgen positieve feedback op het gedrag en het werk
2
leerlingen kunnen samen werken en elkaar ondersteunen
3
de communicatie is ontspannen en positief
4
docenten geven blijk van positieve verwachtingen van leerlingen
5
docenten laten merken dat ze vertrouwen hebben in de leerlingen
Een ander aspect van de leeromgeving is de veiligheid. Zijn de lokalen veilig en wordt er op gelet dat iedereen zich aan de veiligheidsregels houdt. Voelen leerlingen zich ook veilig tussen medeleerlingen en bij de leraar? 2
Standaard 2: Leerlingen leren in een veilige leeromgeving Indicatoren:
1
de lokalen en materialen zijn veilig
2
docenten en leerlingen houden zich aan de afgesproken veiligheidsregels en zijn daarop aanspreekbaar
3
docenten en leerlingen tonen respect voor de eigenheid van iedereen (negeren elkaar niet; kwetsen elkaar niet; manipuleren niet; pesten niet; tonen respect voor elkaars privacy)
4
docenten en leerlingen houden zich aan de afgesproken omgangsregels en zijn daarop aanspreekbaar
5
docenten gaan discreet om met vertrouwelijke informatie over leerlingen en hun thuissituatie
6
docenten behandelen leerlingen gelijkwaardig en rechtvaardig
Een specifieke vorm om leerlingen te stimuleren tot leren is door hen te betrekken bij de school en bij hun eigen leerproces. Dit kan vaak meer in de bovenbouw, dan in de onderbouw. Het gaat dan om vragen zoals: mogen leerlingen hun mening geven, mogen zij meedenken over de planning en inrichting van hun eigen werk, worden ze ook ingeschakeld bij het helpen van andere leerlingen? 3
Standaard 3:
Leerlingen zijn betrokken bij het leren en de school Indicatoren:
1
leerlingen kunnen hun mening en gevoelens uiten
2
leerlingen kunnen meedenken over de keuze en planning van het werk.
3
leerlingen kunnen meedenken over de beoordeling van het werk.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
20
4
leerlingen worden ingeschakeld bij het organiseren van activiteiten
5
leerlingen worden ingeschakeld bij het begeleiden en ondersteunen van elkaar
De begeleiding in de lessen. Individuele begeleiding van leerlingen wordt steeds belangrijker. Vaak hebben scholen deze begeleiding gekoppeld aan vaste personen. Meestal zijn dat de mentoren. Zij vormen voor leerlingen en ouders/verzorgers het vaste aanspreekpunt over tal van zaken. Verder zijn zij de personen die alle begeleidingsactiviteiten rond de leerlingen in de gaten houden en op elkaar afstemmen. 4
Standaard 4 : Leerlingen hebben een vaste begeleider Indicatoren:
1
elke leerling heeft een aangewezen begeleider (coach of mentor) (die: de gesprekken voert met de leerling en de ouders; aanspreekpunt is voor de leerlingen; de voortgang van de leerling in de gaten houdt en eventueel bespreekt met docenten en de zorgcoördinator)
2
de begeleider (coach of mentor) past als het nodig is het handelingsplan aan.
3
de begeleider (coach of mentor) leidt de leerling-besprekingen van zijn mentorgroep. (Hij bespreekt (de aanpassingen van) het handelingsplan met de collega’s en zet gezamenlijk een traject uit)
Daarnaast moet de begeleiding zichtbaar worden in de lessen. Daar is een belangrijke rol weggelegd voor de docenten. Zij hebben een eigen rol in het begeleidingsproces. In het werken met de leerlingen signaleren zij vaak als eerste bepaalde problemen. Maar ook is het aan hen de leerlingen onderwijs-op-maat te geven waar dat nodig is. Standaard 5: 5 Leerlingen krijgen individuele begeleiding in de lessen Indicatoren: 1
docenten observeren leerlingen
2
docenten leggen de observatie gegevens vast
3
docenten signaleren problemen (faalangst, concentratiezwakte, sociaal emotionele problemen, dyslexie, dyscalculie etc.)
4
docenten bespreken met elkaar welke begeleidingsactiviteiten worden ondernomen
5
docenten voeren afgesproken begeleidingsactiviteiten uit
6
docenten zijn beschikbaar voor leerlingen
Niet alleen docenten dragen bij aan de leerlingenzorg in de lessen. Ook leerlingen doen dat en kunnen dat. Ook hier geldt dat er verschillen kunnen zijn tussen groepen en leerjaren in de mate waarin leerlingen zelf verantwoordelijk worden gemaakt voor hun leerproces. Met Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
21
behulp van portfolio’s, maar ook op andere wijzen kunnen leerlingen en docenten samen werken aan de ontwikkeling van elke leerling. 6
Standaard 6: Leerlingen houden hun eigen ontwikkeling bij Indicatoren:
1
elke leerling krijgt regelmatig informatie over zijn voortgang en ontwikkeling
2
leerlingen houden hun eigen voortgang bij
De organisatie van de begeleiding. Leerlingen moeten vaak wennen aan het aantal docenten waar zij mee te maken hebben. Dat geldt vooral bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Vooral voor kwetsbare leerlingen is een stabiele onderwijssituatie belangrijk. 7
Standaard 7: Leerlingen hebben te maken met weinig docenten Indicatoren:
1
docenten geven meer vakken binnen de eigen sectie/sector
2
kernteams verzorgen voor het overgrote deel van de tijd het onderwijs en begeleiding van een groep
Een aangepast programma. Aan het begin van het voortgezet onderwijs worden leerlingen met globaal dezelfde kenmerken bij elkaar in de groep geplaatst. Toch blijken er dan nog aanzienlijke verschillen te bestaan tussen de leerlingen binnen één groep. Dit betekent dat van docenten wordt gevraagd om met deze verschillen rekening te houden. 8
Standaard 8: Leerlingen krijgen een programma dat bij hen past Indicatoren:
1
er is voor elke groep een programma-aanbod samengesteld op basis van de gegevens uit het groeps(handelings)plan
2
er is een structureel aanbod gericht op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen
3
vakken, leerlijnen en activiteiten worden in samenhang gegeven (integratie)
9
1
2
Standaard 9: Leerlingen beschikken over een handelingsplan Indicatoren: het handelingsplan heeft een vaste structuur (informatie over: de beginsituatie, de leerdoelen ; de begeleiding (wat, met wie, wanneer); de externe deskundigen (wat, met wie, wanneer); de speciale voorzieningen; de manier waarop de vorderingen van de leerling worden gevolgd en geregistreerd; periode en wijze van evaluatie) het bevat afspraken over hoe vaak en waarover overlegd wordt met ouders/verzorgers en over de wijze waarop zij bij de begeleiding worden betrokken
3
het handelingsplan is onderdeel van het (digitaal) leerlingendossier/volgsysteem.
4
het is opgezet vanuit het principe 1-leerling 1-plan
Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 22
5
het is in te zien door de leerling zelf
Het kan zijn dat leerlingen in de groepen deels dezelfde kenmerken hebben en overeenkomstige onderwijsbehoeften hebben. In die gevallen kan het zinvol zijn een groepshandelingsplan op te stellen. Dit wordt soms ook wel het groepsplan genoemd. In het plan staat beschreven welke activiteiten voor de hele groep worden ontplooid om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van de groep. 10
1
2 3 4 5
Standaard 10: Groepen met zorgleerlingen hebben een passend groeps(handelings)plan. Indicatoren: Het plan heeft een vaste structuur (met informatie over: de beginsituatie van de groep, de groepsdoelen ; de begeleiding (wat, met wie, wanneer);de externe deskundigen (wat, met wie, wanneer); de speciale voorzieningen; de manier waarop de vorderingen van de leerling worden gevolgd en geregistreerd; periode en wijze van evaluatie) het is opgezet vanuit het principe 1-groep 1-plan het is opgesteld door de begeleider (coach of mentor) samen met de docenten en extern deskundigen op basis van het groeps(handelings)plan stellen docenten een planning voor de groep op in de planning zijn hulp- en steunuren opgenomen
Het is belangrijk dat leerlingen ook goed worden begeleid bij de overgang van de school naar de arbeidsmarkt of een vervolgopleiding. Van scholen mag worden verwacht dat ze van elke leerling een uitstroomrapport samenstellen en ook zorgen voor een “warme”overdracht. 11
Standaard 11: Elke leerling krijgt bij het verlaten van de school een onderwijskundig rapport/uitstroomportfolio mee Indicatoren:
1
elke leerling krijgt een onderwijskundig rapport/uitstroomportfolio mee (ook examendossier)
2
het onderwijskundig rapport/uitstroomportfolio bevat relevante informatie over de leerling (denk aan: competenties, kennis, vaardigheden, inzicht en attitude)
3
de gegevens van leerlingen worden in een gesprek met de ontvangende school/of het ontvangend bedrijf en de leerling zelf toegelicht (intake) en overgedragen d.m.v. het informatieformulier MBO (het gaat hier om de ‘warme overdracht’).
Alleen een onderwijskundig rapport is niet voldoende om de leerlingen een grotere kans van slagen te bieden. Leerlingen komen na het verlaten van de school in een nieuwe situatie. Belangrijk is leerlingen hierop voor te bereiden en hen ook te ondersteunen bij de overstap.
12
1
Standaard 12: Elke leerling krijgt begeleiding bij de overgang naar het roc/aoc en/of de arbeidsmarkt Indicatoren: leerlingen krijgen een oriëntatieprogramma gericht op de overstap/vervolgopleidingen
Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 23
2 3 4 5
leerlingen krijgen oriënterende excursies en stages (denk aan: bedrijvenexcursies, snuffelstages, sectororiënterende stages, beroepenoriënterende stages) leerlingen bezoeken het MBO’s (ROC/AOC) in het kader van een meer definitieve keus de school volgt leerlingen gedurende het eerste en tweede jaar na hun overstap middels een enquête. de school nodigt leerlingen uit ons te informeren over hun ervaringen (denk aan: terugkomdagen, uitstroomonderzoek, enquêtes e.d.)
6
leerlingen hebben een concreet beeld van het beroep/de vervolgopleiding
13
Standaard 13: Leerlingen houden hun eigen ontwikkeling bij Indicatoren:
1
elke leerling krijgt regelmatig informatie over zijn voortgang en ontwikkeling in LOB
2
leerlingen houden hun eigen voortgang bij
3
elke leerling heeft een portfolio. (Hierin is te zien welke competenties zijn bereikt, het proces van ontwikkeling en de bewijsstukken ervan)
4
het portfolio bevat ook een persoonlijk ontwikkelingsplan.
5
het portfolio wordt samengesteld samen met de leerling.
6
er wordt gewerkt met flexibele evaluatie-/toetsmomenten.
Scholen die werk maken van onderwijs zien ouders/verzorgers vooral als partners bij de opvoeding en opleiding van hun leerlingen. Dat geldt des te meer voor leerlingen die zich in een kwetsbare positie bevinden. Een goede afstemming van de begeleiding op school en daarbuiten heeft een versterkende werking op de ontwikkeling van de leerling. 14
Standaard 14: Voor de school zijn ouders/verzorgers partners in de begeleiding van zorgleerlingen. Indicatoren:
1
de school voert indien nodig met ouders/verzorgers een overdrachtsgesprek bij aanmelding van de leerling
2
de begeleider (mentor of decaan) informeert ouders/verzorgers tijdig en regelmatig over de voortgang in ontwikkeling
3
de begeleider (mentor of decaan), de leerling en de ouders/verzorgers maken samen afspraken over begeleidingsactiviteiten en verantwoordelijkheden
4
De decaan betrekt ouders/verzorgers bij de overgang van de leerling naar het MBO (VMBO-ROC) of arbeidsmarkt.
Het management. Een aantal voorwaarden op schoolniveau kan direct in werken –positief en negatief – op de kwaliteit van de zorg in de school. Het gaat daarbij om het beleid dat het management van de school heeft en uitdraagt en waardoor docenten zich gesteund weten in het werken aan de leerlingenzorg. Zorgplan Hattem 2011/2012
24
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
15
Standaard : 15
Het management waarborgt de algemene condities voor zorg Indicatoren:
1
de portefeuille leerlingenzorg is op managementniveau belegd
2
het management heeft een visie op zorg uitgewerkt in een zorgplan
3
het management bewaakt de afspraken en regels die gelden voor docenten en leerlingen
4
de school heeft een veiligheidsbeleid
5
het management voert periodiek overleg met de partners uit het samenwerkingsverband
6
het management voert een actief aanwezigheidsbeleid
De zorgstructuur. Voor het goed laten verlopen van de zorg en de begeleiding van leerlingen is het belangrijk dat iemand binnen de school of binnen de afdeling de zorg coördineert en aanspreekbaar is op alle zaken die te maken hebben met de leerlingenzorg. 16
Standaard 16: Op onze school coördineert de zorgcoördinator/intern begeleider alle zorgactiviteiten.
Indicatoren: 1
waarneembare inbreng van een zorgcoördinator
2
de zorgcoördinator geeft leiding aan het zorgteam binnen de school
3
de zorgcoördinator draagt zorg voor coaching van mentoren en specialisten
4
de zorgcoördinator voert overleg met de zorgcoördinatoren van andere scholen voor VMBO, LWOO en PRO en de coördinator van het SWV
De directe uitvoering van de leerlingenzorg buiten de groepen is vaak belegd bij specialisten. Zij ondersteunen mentoren en docenten bij het uitvoeren van de zorg in de groepen. Veel scholen hebben hiervoor een zorgteam in het leven geroepen. Ook komen de begrippen zorgcommissie en zorgunit voor. 17
Standaard 17: Een zorgteam ondersteunt de zorg en begeleiding die nodig is in de school
Indicatoren: 1
de school heeft voldoende specialisten
2
het zorgteam verzorgt de scholing op het terrein van zorg
3
het zorgteam bereidt de handelingsplannen voor samen met de docenten en begeleiders
4
het zorgteam doet mee met de leerlingenbesprekingen
5
het zorgteam bereidt het zorgplan mee voor
6
het zorgteam overlegt met het management over de zorgcondities
7
het zorgteam overlegt met instellingen voor jeugdzorg
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
25
De intake van leerlingen is op veel scholen een centrale activiteit op het niveau van de schoolorganisatie. Aangezien een goede start het halve werk is, is het belangrijk dat deze intakeprocedure zorgvuldig verloopt en dat aan het begin van de schoolloopbaan alles van leerlingen bekend is, dat nodig is voor een goede start en een goed vervolg in de school. 18
Standaard 18: Leerlingen krijgen een zorgvuldige intake. Indicatoren:
1
de school maakt gebruik van de (digitale) informatie van de basisschool
2
de school houdt bij risicoleerlingen en geïndiceerde leerlingen een instroominterview met de basisschool (de leraar dan wel de intern begeleider)
3
de school houdt bij risicoleerlingen en geïndiceerde leerlingen een instroominterview met de leerling en de ouders/verzorgers
4
de school hanteert bij geïndiceerde leerlingen een procedure voor toelating
5
de school hanteert voor geïndiceerde leerlingen met een CvI beschikking het toelatingsbeleid voor rugzakleerlingen
6
de school koppelt het plaatsingsbesluit altijd terug naar de (speciale) basisschool
Leerlingen ontwikkelen zich in de loop van de jaren. Omstandigheden van buiten de school spelen daarop in. Datzelfde geldt voor de invloed van het onderwijs zelf. De kennis van de leerlingen wordt steeds groter in de loop van de tijd. Het is belangrijk dat deze kennis niet verloren gaat, maar ook zorgvuldig en systematisch wordt bewaard en bewaakt. 19
Standaard 19: De school heeft voor alle zorgleerlingen een leerlingvolgsystematiek Indicatoren:
1
het leerlingvolgsysteem is geautomatiseerd
2
de school waarborgt de privacy van leerling-gegevens
3
leerlingen en ouders/verzorgers mogen altijd hun eigen gegevens inzien
4
de school heeft een privacyreglement
De opbrengsten. Ook bij de leerlingenzorg kunnen we de vraag stellen, wat het de leerlingen en de school oplevert. Hebben scholen zicht op de resultaten en effecten van de geboden zorg? Resultaten van zorg laten zich niet gemakkelijk meten of vaststellen. De school kan wel haar zicht vergroten op het verloop van processen. Evaluatie en tevredenheidonderzoeken kunnen hiervoor middelen zijn.
20
1
Standaard 20: De school gaat de effecten van de leerlingenzorg na in relatie tot de inzet van middelen Indicatoren: de school heeft zicht op de competenties die een zorgleerling heeft verworven
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
26
2
de school heeft zicht op het interne rendement van zorgleerlingen (denk aan: opstroom, afstroom, doorstroom)
3
de school gaat altijd na welke opbrengsten handelingsplannen opleveren
4
de school meet regelmatig de tevredenheid van leerlingen over de geboden zorg
5
de school meet regelmatig de tevredenheid van ouders/verzorgers over de geboden zorg
6
de school heeft zicht op het externe rendement van zorgleerlingen (denk aan: vervolgscholen, arbeidsmarkt)
Hoe beoordelen we? Door groepen hun oordeel te vragen over de standaarden en indicatoren. Bij het beoordelen gebruiken we een vierpuntschaal. We kiezen bij de standaarden voor de volgende categorieën om een oordeel te geven: 1= onvoldoende 2= matig
3= voldoende
4= goed
categorie (nog) geen ontwikkeling (gestart)
toelichting Op de desbetreffende standaard heeft de school nog geen beleid gestart of kiest er niet voor hierop beleid te maken. er is geen of incidenteel beleid Hiervan is sprake wanneer een dergelijke praktijk zich en praktijk wel voordoet maar sterk afhankelijk is van incidenten of van de persoonlijke voorkeur van individuen. De school heeft nog geen keuze gemaakt om iets structureel aan te pakken. er is beginnend beleid en Hiervan is sprake, wanneer de school wel een beleid praktijk heeft gekozen en beleid en eventuele procedures heeft vastgelegd. Ook is de school begonnen met de invoering van dit beleid. er is beleid en de praktijk werkt Hiervan is sprake wanneer het beleid in de praktijk goed zichtbaar is, goed functioneert en ook regelmatig wordt geëvalueerd (borging).
We kiezen bij de indicatoren voor de volgende categorieën om een oordeel te geven: -Zwak Meer zwak dan sterk + Meer sterk dan zwak ++ Sterk ? Weet ik niet
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
27
Zorgkaart locatie Hattem Cursus 2011-2012 Onderstaande tabel geeft overzichtelijk en snel weer welke functionaris waar verantwoordelijk voor is en hoe die persoon is te bereiken op het privé-adres. Natuurlijk is het ook mogelijk via school contact met hen op te nemen. Telefoonnummer school: 038 - 4442479 Functie: Teamleider onderbouw Teamleider bovenbouw Zorgcoördinator Mentoren: Klas 1a Klas 1b Klas 1c Klas 2a Klas 2b klas 2c klas 2d Klas 3a Klas 3b Klas 3c Klas 3d Klas 4a Klas 4b Klas 4c Klas 4d Klas 4e Decaan Remediale hulp (extern) Orthopedagoog Examenvreestraining Sidderkuur (faalangstreductietraining) SOVA training Vertrouwenspersoon Vertrouwenspersoon Bureau Jeugdzorg Schoolarts Schoolverpleegkundige Ambulant begeleiders
Naam: dhr. H. Post mw. G. de Vries mw. W. Meihuizen-Oosterhof mw. E. Manni-Zwaard dhr. G.J. Geerlinks mw. G. Bood-Nieuwenhuis dhr. P. van Eijsden dhr. M.H. Scholten mw. L. Verwer mw. L. Verwer mw. M. Ouder Groeniger, mw. G.A. Rouwenhorst mw. M, van der Lugt mw. A. Plender-Kasper, mw. K.A. Linthorst mw. K.A. Linthorst mw. R. van der Klogt-Kapenga mw. R. van der Pol-van den Berg dhr. G.W. van Lenthe mw. B.M. Bouma mw. W.H.G. Heitbrink dhr. K.H.E.R. Wolff mw. M. Spanhaak (Het Lumeijn/OPDC) / mw. W. Hobbelink mw. M. Tempelman mw. M. van der Lugt mw. M. Esselink-Docter, dhr. G.W. van Lenthe mw. M. Ouder Groeniger, mw. A. PlenderKasper mw. G.A. Rouwenhorst
[email protected] dhr. M. Scholten
[email protected] mw. J. Malenstijn Mw. J. Ladée (GGD) mw. I. de Jager (GGD) mw. C. van der Kolk, mw. S. Duerink, mw. H. Achterbergh en mw. R. Rotgers Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
28
Vakdocent Voor de functie / taakomschrijving van de docent gericht op de zorg, wordt verwezen naar de bestaande omschrijvingen zoals die in het Fuwa-vo staan beschreven. De daarin voorkomende functies LB, LC en LD zijn aan de desbetreffende collega’s uitgereikt en worden hier verder niet meer opgenomen. Evaluatie en standaarden. De standaarden die bij deze functie behoren zijn: 1 2 3 5
Teamleider. Voor de functie / taakomschrijving van de teamleider gericht op de zorg, wordt verwezen naar de bestaande omschrijvingen zoals die in het Fuwa-vo staan beschreven. De daarin voorkomende functies LC en LD zijn aan de desbetreffende collega’s uitgereikt en worden hier verder niet meer opgenomen. Evaluatie en standaarden. De standaarden die bij deze functie behoren zijn: 9 15 18 19 20
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
29
Mentoraat. 1 informatie. Taaknaam: Organisatie: Onderdeel: Werkterrein: Activiteiten:
mentor CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs locatie leerlingbegeleiding de integrale begeleiding van individuele leerlingen die samen een klas vormen
2 Omgeving. De mentor geeft vorm aan de eerstelijns zorg. Hij integreert begeleiding binnen het onderwijs, werkt mee aan een veilig leerklimaat binnen de door hem toegewezen groep of klas bij het schoolwerk en het sociaal emotioneel bezig zijn in en om de school. Hij is de contactpersoon van zijn groep en verzorgt de contacten met ouders of verzorgers. De mentor ressorteert hiërarchisch onder de teamleider.
3 Werkzaamheden. m.b.t. de organisatie: Aanstellen van klassenleerlingen die de klas in de leerlingenraad vertegenwoordigen. Telefoonketen opstellen Introductie van nieuwe leerlingen, vertrouwd maken met de gang van zaken binnen de school. m.b.t. het verzamelen en het verspreiden van gegevens in het kader van overleg met en over leerlingen: Afname van diverse toetsen zoals de instaptoets (klas 1), de schoolvragenlijst (klas 2) e.a. Prestaties volgen via de cijferadministratie en het volgen van de gegevens over inzet, werkhouding en zelfstandigheid. Indien daar aanleiding voor is gesprekken voeren met leerlingen. Minimaal drie keer per jaar een gesprek met iedere leerling die onder zijn hoede valt. Indien daar aanleiding toe is vaker. Verwijzen naar interne deskundigen in overleg met de zorgcoördinator. Aantekeningen maken in Magister. Klassengesprekken voeren over algemene zaken. Contact onderhouden met de teamleider, minimaal vier keer per jaar, zo mogelijk voorafgaand aan de cijferbespreking. Tijdens de cijferbespreking de bespreking van de klas voorzitten. De teamleider maakt daarvan verslag. De mentor neemt deze gegevens over in Magister. Tijdens de leerlingenbespreking de ingebrachte problemen van de leerlingen van zijn klas naar voren brengen. Mentor en teamleider formuleren een probleemstelling. Concrete adviezen overnemen in Magister en de daaropvolgende leerlingenbespreking de adviezen evalueren en bijstellen indien nodig. In samenwerking met de decaan het keuzeproces ondersteunen. Helpt met de voorbereiding van de excursies, in samenwerking met de teamleider. Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
30
Onderhoudt contacten met ouders bij ziekte (binnen een week) en overige afwezigheid, keuzeproces, leerprestaties, ouderavonden en huiswerkbegeleiding. Ook van deze contacten worden notities gemaakt in Magister. Het bezoeken van nieuwe leerlingen. Het uitreiken van rapporten. Het groepsproces van de klas stimuleren, onder andere door het begeleiden van de organisatie van een klassenfeest, indien de klas dat wenst.
4. Speelruimte. De mentor is in eerste instantie verantwoording schuldig aan de teamleider. Samen met de vakdocenten verzorgen zij de eerstelijnszorg voor alle leerlingen. De mentor verzorgt de aantekeningen in Magister nauwgezet en geeft bijzonderheden door aan de desbetreffende personen. De mentor is verantwoording schuldig aan de ouders. Zij worden op de hoogte gehouden van de leerprestaties van hun kind. In het geval van sancties is de teamleider verantwoording schuldig aan de ouders.
5. Kennis en Vaardigheden. Is betrokken bij de leerlingen. Beschikt over een groot empatisch vermogen. Kan omgaan met conflicten. Heeft vaardigheid in het voeren van gesprekken zowel op leerlingenniveau als op het niveau van volwassenen. Weet wanneer hij problemen door moet sluizen. Beschikt over kennis van de leerlingenzorg en begeleiding van de school.
6. Contacten. Met ouders om ze te informeren en informatie in te winnen. Met collega’s om relevante gegevens door te spelen. Met de teamleider. 7. Taakeisen. Opleiding: Beheerst hbo denk- en werkniveau Inzicht en vaardigheden: Heeft inzicht in de leer- en werksituatie van leerlingen Instelling, houding, visie: Kan zorgvuldig, integer en onafhankelijk optreden waarbij alle leerling hetzelfde respect verdienen.
8. Overige opmerkingen. Samenvattend zou men kunnen zeggen dat een mentor zorg moet uitstralen naar de individuele leerling en naar de klas die hem is toegewezen. Daarmee vervult hij de rol van ambassadeur van de school. Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 31
9. Evaluatie en standaarden. De standaarden die bij deze functie behoren zijn: 1 4 6 14 onderdeel 2 en 3
Coördinator leerling-zaken. Deze nieuwe taak is nog niet verder beschreven. De taakomschrijving staat wel in de personeelsgids.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
32
Decaan. 1 Informatie: Taaknaam: Organisatie: Onderdeel: Werkterrein: Activiteiten:
decaan CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs afdelingen decanaat loopbaanoriëntatie en -begeleiding; overdragen van informatie en vaardigheden
2 Omgeving: De decaan ressorteert hiërarchisch onder de locatiedirecteur (onderwijs en leerlingbegeleiding) en werkt in samenwerking met de teams en de teamleiders van de desbetreffende afdeling. Het werkterrein van de decaan is de loopbaanoriëntatie en begeleiding van leerlingen binnen een afdeling (op een locatie). Hij werkt nauw samen met de mentoren en de vakdocenten die voor een deel de begeleidingslessen verzorgen waarin onder andere gewerkt wordt aan keuzebewustwordingsprocessen. De decaan is verantwoordelijk voor de loopbaan oriëntatie en –begeleiding. 3 Werkzaamheden: a Organiseert en verzorgt loopbaanoriëntatie en -begeleiding door: het geven van voorlichting en informatie aan leerlingen over externe onderwerpen zoals vervolgonderwijs, studiefinanciering, arbeidsmarktsituatie en ontwikkelingen, beroepen; het geven van voorlichting en informatie aan leerlingen over interne onderwerpen zoals leerwegen, sectoren, studierichtingen, vakkenpakketten, loopbaantrajecten; het organiseren en/of verzorgen van klassikale keuzelessen; het organiseren van voorlichtings- en oriëntatiebijeenkomsten over profielen, leerwegen en sectoren, vervolgopleidingen en dergelijke; het adviseren van leerlingen die intern willen doorstromen of 'van buiten' willen instromen; het informeren van leerlingen/ouders/verzorgers over externe voorlichtingsactiviteiten (beroepen markt, open dagen en dergelijke); het coördineren van projecten op het terrein van aansluiting onderwijs - arbeid; het organiseren en coördineren van het intern en extern testen(beroepskeuze) van leerlingen en het bespreken hiervan; het coördineren van PSO; zich in het algemeen op de hoogte te houden van de studievoortgang van schoolverlaters en (eventueel) nazorg te bieden bij problemen.
b Levert bijdragen aan de organisatie, het beheer en de ontwikkeling van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding door: het inventariseren van de behoefte aan loopbaanoriëntatie en -begeleiding van leerlingen en het rapporteren hiervan aan de directie, teamleider en mentor; het vastleggen van gegevens over loopbaanoriëntatie en -begeleiding in een leerlingvolgsysteem en naar ouders; het administreren van de definitieve keuzes naar leerlingen/ouders; het organiseren en uitvoeren van een schoolverlatersenquête; Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 33
-
het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en nieuwe instrumenten op het gebied van loopbaanoriëntatie en -begeleiding; het beheer van de ‘infotheek’, het verzamelen van relevante documentatie en het bijhouden van relevante gegevens; ondersteuning geven bij cijferbesprekingen; het periodiek overleggen met mentoren, collega-decanen en teamleiders; het bewaken van de kwaliteit en inhoudelijke afstemming van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding; het leveren van bijdragen aan de jaarlijkse planning van de decanaatactiviteiten; het leveren van bijdragen aan de voorlichting van ouders/verzorgers en potentiële leerlingen; het fungeren als contactpersoon voor de vervolgopleidingen; te zorgen voor de informatievoorziening op het terrein van loopbaanoriëntatie en -begeleiding; het initiëren, coördineren en begeleiden van de werkzaamheden van de mentoren en vakdocenten op het terrein van loopbaanoriëntatie en -begeleiding; het op peil houden van de eigen deskundigheid door middel van het bijwonen van cursussen, symposia en dergelijke; het overleggen met mbo-scholen over aansluiting vmbo - mbo; het bijwonen van bijeenkomsten van de decanenkring.
c Adviseert de directie en de teamleiders over het beleid en uitvoering van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding en het onderwijskundig beleid door: het rapporteren over de voortgang en resultaten van de werkzaamheden; , het adviseren van de teamleiders over het beleid van de loopbaanoriëntatie en begeleiding en het onderwijskundig beleid; het volgen van ontwikkelingen op het gebied van loopbaanoriëntatie en begeleiding. 4 Speelruimte: De decaan is verantwoording schuldig aan de teamleiders voor wat betreft de kwaliteit van de uitvoering, de hulpverlening en de adviezen omtrent loopbaanoriëntatie en -begeleiding. De decaan kent het leerplan en de beleidsrichtlijnen op dit vakgebied, die van belang zijn voor een doeltreffende hulpverlening en advisering. De decaan neemt beslissingen bij het afstemmen van hulpvragen op de gewenste hulpverlening en over de inhoud van de adviezen over loopbaanoriëntatie en begeleiding. 5 Kennis en vaardigheden: Beschikt over kennis van hulpverleningsmethoden, -technieken en -mogelijkheden. Heeft inzicht in bestaande onderwijsprogramma's en -systemen. Beschikt over kennis van beroeps- en studiemogelijkheden na het vmbo. 6 Contacten: Met de teamleiders, mentoren, docenten, leerlingen, ouders/verzorgers, collegadecanen, administratie over loopbaanoriëntatie en -begeleiding om informatie uit te wisselen en af te stemmen. Met ouders/verzorgers, ondersteunende instanties op het terrein van
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
34
-
studiekeuze- en beroepskeuzebegeleiding, vervolgonderwijs, werkveldorganisaties en bedrijven, Vereniging voor Schooldecanen, decanenkring, ondersteunende instanties op het terrein van loopbaanoriëntatie en –begeleiding over mogelijkheden van vervolgopleidingen en advisering. Met leerlingen en ouders/verzorgers over mogelijkheden en knelpunten ten aanzien van studie en vervolgopleidingen.
7 Taakeisen: a Opleiding en ervaring: beheerst hbo denk- en werkniveau; heeft opleiding basisvaardigheden voorlichting genoten; heeft opleiding basisvaardigheden studie- en beroepskeuze genoten, dan wel de bereidheid getoond deze opleiding op korte termijn te gaan volgen; heeft enkele jaren ervaring als leraar; heeft ervaring in het geven van voorlichting en in de individuele begeleiding van leerlingen. b Kennis, inzicht en vaardigheden: heeft goede (digitale) communicatieve vaardigheden; heeft inzicht in onderwijs- en opleidingsprogramma's van de school; bezit voldoende digitale vaardigheden en kennis van computerprogramma’s. c Instelling, houding en visie: voelt zich betrokken bij leerlingen; heeft een visie op onderwijsbeleid in het algemeen en op het decanaat in het bijzonder; is stressbestendig. 8 Overige opmerkingen: Opleiding en ervaring in samenhang evalueren met bestaande opbouw van ervaring. Basisvaardigheden voorlichting kunnen ook op andere wijze zijn ontstaan. 9. Evaluatie en standaarden De standaarden die bij deze functie behoren zijn: 11 12 13 14
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
35
Vertrouwenspersoon leerlingen 1 Informatie: Taaknaam: Organisatie: Onderdeel: Werkterrein: Activiteiten:
vertrouwenspersoon CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs locatie leerlingbegeleiding begeleiden van leerlingen; diagnosticeren van sociaal-emotionele problemen
2 Omgeving: Binnen het kader van het schoolbeleid heeft de vertrouwenspersoon een adviserende en ondersteunende rol in de uitvoering van de leerlingbegeleiding. De vertrouwenspersoon kan op vertrouwelijke basis door leerlingen worden aangesproken die geconfronteerd worden met machtsmisbruik en sociaal- emotionele problemen. Het gaat om een aanvullende voorziening van leerlingbegeleiding naast de bestaande vormen van leerling begeleiding. De vertrouwenspersoon ressorteert hiërarchisch onder de teamleiders. 3 Werkzaamheden: a Verzorgt op persoonlijk verzoek en op vertrouwelijke basis de eerste opvang van leerlingen die geconfronteerd worden met machtsmisbruik en of sociaal- emotionele problemen en fungeert als eerste aanspreekpunt bij vermoedens van of klachten over: vermoedens bij klachten over vormen van machtsmisbruik; het bieden van een luisterend oor aan betreffende leerling; het geven van eerste emotionele opvang en hulp; het desgewenst geven van advies over mogelijkheden om het probleem aan te pakken; het desgewenst bieden van kortlopende ondersteuning bij het oplossen van het probleem; het desgewenst verwijzen naar interne of externe hulpverlening; het registreren van verzoeken om hulp en de wijze van behandeling; het fungeren als intermediair tussen de betreffende leerling en de klachtencommissie; het desgewenst bijstaan van de betreffende leerling bij het indienen van een klacht tegen machtsmisbruik. b Levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling inzake het tegengaan van sociaalemotionele problemen en vormen van machtsmisbruik door: het zichzelf bekend maken als vertrouwenspersoon bij de leerlingen; het signaleren en inventariseren van knelpunten en problemen op het gebied van machtsmisbruik en sociaal- emotionele problematiek; het maken van een geanonimiseerd verslag van de gemelde klachten/problemen en de activiteiten als vertrouwenspersoon; het onderhouden van contacten met interne en externe functionarissen die te maken hebben met klachten over machtsmisbruik en sociaal- emotionele problematiek; het geven van voorlichting over de functie van vertrouwenspersonen over het beleid rondom het tegengaan van machtsmisbruik en sociaal- emotionele problematiek. Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
36
4 Speelruimte. De vertrouwenspersoon is jaarlijks verantwoording schuldig aan de teamleiders voor wat betreft de omvang, aard en het resultaat van de aanhangig gemaakte problemen (zonder naamsvermelding) De vertrouwenspersoon is verantwoording schuldig aan de klachtencommissie voor wat betreft de afgrenzing van zijn taak en de gevolgde procedures. De vertrouwenspersoon werkt binnen de kaders van het vastgestelde beleidsplan en de vastgestelde klachtenprocedure. 5 Kennis en vaardigheden: Beschikt over (basale) kennis van juridische (strafrechtelijke) mogelijkheden voor klagers en van een netwerk van hulpverleningsinstanties om zich bij schoolspecifieke zaken te laten adviseren. Beschikt over kennis van formele en informele mogelijkheden binnen de organisatie om klachten op te lossen. Heeft vaardigheid in het voeren van gesprekken. Heeft vaardigheid in het adviseren en ondersteunen van leerlingen bij het oplossen van klachten. Heeft vaardigheid in het zichzelf presenteren aan leerlingen. Heeft vaardigheid in het vertalen van signalen en problemen in beleidsvoorstellen of adviezen. 6 Contacten: Met interne en externe functionarissen, deskundigen of instellingen over klachten om informatie uit te wisselen, consultatieve gesprekken uit te voeren, klachten te bespreken, te bemiddelen of door te verwijzen (hulpverleningsnetwerk). Met leerlingen over klachten om hulp te verlenen bij het oplossen van problemen. Met de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen over het beleid en het systeem van vertrouwenspersonen om informatie en ervaringen uit te wisselen, ontwikkelingen te bespreken en belangen te behartigen. (Eén van) de vertrouwenspersoon zit in het ZAT. 7 Taakeisen: a Opleiding en ervaring: beheerst hbo denk- en werkniveau; heeft enige jaren ervaring met gelijksoortige taken of bereid scholing te volgen. b Kennis, inzicht en vaardigheden: beschikt over kennis van de hulpverleningsinstanties, gespecialiseerd in opvang en nazorg, rondom machtsmisbruik en andere sociaal- emotionele problemen; heeft inzicht in de leef- en werksituatie van leerlingen; heeft inzicht in diverse vormen van machtsmisbruik en andere sociaal- emotionele problemen; heeft inzicht in positie, taakstelling en werkwijze van de klachtencommissie; heeft vaardigheid in het zorgvuldig en objectief rapporteren van gevoelige zaken. c Instelling, houding en visie: kan zorgvuldig, integer, respectvol en onafhankelijk optreden; kan zich verplaatsen in de positie van leerlingen die betrokken zijn bij machtsmisbruik en andere sociaal- emotionele problemen.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
37
8 Overige opmerkingen: Het systeem vertrouwenspersonen is mede ingericht naar aanleiding van de regelgeving die voorschrijft dat ieder (onderwijs)instituut een klachtenregeling heeft inzake seksuele intimidatie op school. Seksuele intimidatie wordt gezien als een vorm van machtsmisbruik. De vertrouwenspersonen dienen in de organisatie toegankelijk te zijn voor de leerlingen; dat wil zeggen benaderbaar, bereikbaar gedurende drie dagdelen op drie verschillende werkdagen per week, onafhankelijk en persoonlijk bekend.
9. Evaluatie en standaarden De standaarden die bij deze functie behoren zijn: 10 17
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
38
Faalangstreductie trainer. 1 Informatie: Taaknaam: Organisatie: Onderdeel: Werkterrein: Activiteiten:
faalangstreductie trainer CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs locatie leerlingbegeleiding aanbieden van een training aan leerlingen die faalangstig zijn.
2 Omgeving: Binnen het kader van het schoolbeleid heeft de faalangstreductie trainer een adviserende en ondersteunende rol in de voorbereiding en uitvoering van de training. De faalangstreductie trainer is verantwoording schuldig aan de teamleiders. De faalangstreductie trainer ressorteert hiërarchisch onder de teamleiders. Een leerling kan pas na toestemming van de ouders/verzorgers deel nemen aan de training.
3 Werkzaamheden: a Organiseert en verzorgt de faalangstreductie trainingen. neemt de SSAT test af; in overleg diagnosticeren en interpreteren van de test; voert gesprekken met de leerlingen die hiervoor in aanmerking komen; opstellen begeleidingsplan; verzorgt de training; legt contact met de ouders; organiseert een ouderavond; geeft relevante informatie door aan de docenten, mentoren, teamleiders en ouders/verzorgers; verwerkt de gegevens in het leerlingvolgsysteem. b De faalangstreductie trainer opereert alleen of samen met een collega. 4 Speelruimte: De faalangstreductie trainer is verantwoording schuldig aan de locatiedirecteur voor wat betreft de kwaliteit van de uitvoering, de hulpverlening en de adviezen omtrent de training. De faalangstreductie trainer maakt de vorderingen van de leerlingen kenbaar aan betrokkenen. Neemt beslissingen over de keuze van soort en aard van de materialen. 5 Kennis en vaardigheden: Beschikt over kennis van hulpverleningsmethoden, -technieken en -mogelijkheden. Hiervoor heeft hij/zij een cursus gevolgd of is daartoe bereid. Kan werken met relevante computerprogramma’s. 6 Contacten: Met de teamleiders, mentoren, docenten, leerlingen, Met ouders om over de problemen van de leerling en hun ondersteunende rol te spreken. Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 39
-
Samenwerking met externe deskundigen bijv. orthopedagoog.
7 Taakeisen: a Opleiding en ervaring: heeft een cursus m.b.t. faalangstreductie training gevolgd. Volgt regelmatig bijscholingen en leest literatuur m.b.t. faalangstreductie training. b Kennis, inzicht en vaardigheden: heeft goede communicatieve vaardigheden; c Instelling, houding en visie: voelt zich betrokken bij leerlingen; 8 Overige opmerkingen: Trainingen en ervaringen in samenhang evalueren. 5 10 17
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
40
Examenvrees trainer. 1 Informatie: Taaknaam: Organisatie: Onderdeel: Werkterrein: Activiteiten:
examenvrees trainer CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs locatie leerlingbegeleiding aanbieden van een training aan leerlingen die opzien tegen toetsmomenten in het examenjaar
2 Omgeving: Binnen het kader van het schoolbeleid heeft de examenvrees trainer een adviserende en ondersteunende rol in de voorbereiding en uitvoering van de training. De examenvrees trainer is verantwoording schuldig aan de teamleiders. De examenvrees trainer ressorteert hiërarchisch onder de teamleiders. Een leerling kan pas na toestemming van de ouders/verzorgers deel nemen aan de training.
3 Werkzaamheden: a Organiseert en verzorgt de examenvreestraining. neemt eventueel testen af; interpreteert de testresultaten; voert gesprekken met de leerlingen die hiervoor in aanmerking komen. opstellen begeleidingsplan; geeft relevante informatie door aan de docenten, mentoren, teamleiders en ouders/verzorgers; verwerkt de gegevens in het leerlingvolgsysteem. b Levert bijdragen aan de organisatie, door het extra hulp bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. c De examenvrees trainer opereert meestal alleen. 4 Speelruimte: De examenvrees trainer is verantwoording schuldig aan de locatiedirecteur voor wat betreft de kwaliteit van de uitvoering, de hulpverlening en geeft adviezen omtrent de training. 5 Kennis en vaardigheden: Beschikt over kennis van hulpverleningsmethoden, -technieken en -mogelijkheden. Hiervoor heeft hij/zij een cursus gevolgd, of heeft de bereidheid daartoe. 6 Contacten: Met de directie, teamleiders, mentoren, docenten, leerlingen, ouders/verzorgers. Samenwerking met externe deskundigen bijv. orthopedagoog 7 Taakeisen: a Opleiding en ervaring: Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 41
heeft een cursus m.b.t. examenvrees training gevolgd. Volgt regelmatig bijscholingen en leest literatuur m.b.t. examenvrees training. b Kennis, inzicht en vaardigheden: heeft inzicht in het welbevinden van de leerlingen. c Instelling, houding en visie: voelt zich betrokken bij leerlingen. 8 Overige opmerkingen: Trainingen en ervaringen in samenhang evalueren. 9. Evaluatie en standaarden De standaarden die bij deze functie behoren zijn: 17
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
42
SOVA Trainer 1 Informatie: Taaknaam: Organisatie: Onderdeel: Werkterrein: Activiteiten: zijn.
SOVA trainer CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs locatie leerlingbegeleiding aanbieden van een training aan leerlingen die sociaal emotioneel niet vaardig
2 Omgeving: Binnen het kader van het schoolbeleid heeft de SOVA trainer een adviserende en ondersteunende rol in de voorbereiding en uitvoering van de training. De SOVA trainer is verantwoording schuldig aan de teamleiders. De SOVA trainer ressorteert hiërarchisch onder de teamleiders. Een leerling kan pas na toestemming van de ouders/verzorgers deel nemen aan de training.
3 Werkzaamheden: a Organiseert en verzorgt de SOVA trainingen. verzorgt de training; legt contact met de ouders; organiseert een ouderavond; geeft relevante informatie door aan de docenten, mentoren, teamleiders en ouders/verzorgers; verwerkt de gegevens in het leerlingvolgsysteem. b De SOVAtrainer opereert alleen of samen met een collega. 4 Speelruimte: De SOVA trainer is verantwoording schuldig aan de locatiedirecteur voor wat betreft de kwaliteit van de uitvoering, de hulpverlening en de adviezen omtrent de training. De SOVA trainer maakt de vorderingen van de leerlingen kenbaar aan betrokkenen. Neemt beslissingen over de keuze van soort en aard van de materialen. 5 Kennis en vaardigheden: Beschikt over kennis van hulpverleningsmethoden, -technieken en -mogelijkheden. Hiervoor heeft hij/zij een cursus gevolgd of is daartoe bereid. Kan werken met relevante computerprogramma’s. 6 Contacten: Met de teamleiders, mentoren, docenten, leerlingen, Met ouders om over de problemen van de leerling en hun ondersteunende rol te spreken. Samenwerking met externe deskundigen bijv. orthopedagoog. 7 Taakeisen:
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
43
a Opleiding en ervaring: heeft een cursus m.b.t. SOVA training gevolgd. Volgt bijscholingen en leest literatuur m.b.t. SOVA training. b Kennis, inzicht en vaardigheden: heeft goede communicatieve vaardigheden; c Instelling, houding en visie: voelt zich betrokken bij leerlingen; 8 Overige opmerkingen: Trainingen en ervaringen in samenhang evalueren. 5 10 17
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
44
Remedial Teacher 1 Informatie: Taaknaam: Organisatie: Onderdeel: Werkterrein: Activiteiten:
remedial teacher CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs locatie leerlingbegeleiding begeleiden van leerlingen; diagnosticeren van leerproblemen
2 Omgeving: Binnen het kader van het schoolbeleid heeft de remedial teacher een adviserende en ondersteunende rol in de voorbereiding en uitvoering van de hulp. De remedial teacher wordt betrokken van het OPDC. De hulp is m.n. gericht op taal en rekendefecten. 3 Werkzaamheden: a Draagt zorg voor het gebruik van de remedial teaching (RT) (computer)programma’s door: het in kaart brengen van de problematiek binnen de instelling het adviseren over het te voeren RT-beleid; het maken van een jaarplan RT-begeleiding; het inventariseren van mogelijke programma’s; het adviseren van het team over in te voeren RT (computer)programma’s; aanbrengen van verbeteringen en aanpassingen aan de behoefte van de gebruiker; het introduceren van programma’s bij docenten; het fungeren als aanspreekpunt en vraagbaak voor gebruikers b Verzorgt remedial teaching programma’s voor Nederlands en moderne vreemde talen door: het invoeren en op peil houden van RT programma’s; de door de docenten aangegeven leerlingen laten screenen en testen en eventueel in overleg indelen in groepen; het begeleiden van leerlingen aan de hand van vaststaande cursussen; het geven van spellingslessen aan leerlingen met spellingsproblemen; het voeren van overleg met secties over RT- programma’s. c Draagt zorg voor de rekenbegeleiding door: coördineren van screening van rekenproblemen; het opzetten en coördineren van rekencursussen en verzamelen van benodigd materiaal; het evalueren en verbeteren van rekencursussen; het begeleiden van leerlingen en geven van reken RH aan leerlingen. d Verzorgt individuele remedial teaching en spellingsbegeleiding door; het oproepen van leerlingen die door de mentor of teamleider zij aangegeven; het begeleiden van individuele leerlingen of groepjes leerlingen; het overleggen met andere betrokkenen; het rapporteren met betrekking tot de voortgang van de betreffende leerlingen aan mentor of vakdocenten; e Biedt ondersteuning aan docenten door: Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
45
-
het begeleiden en trainen van docenten die lesgeven aan een speciale klas voor taal- en of rekenzwakke leerlingen. Deze aparte vorm van RT wordt klassikaal gegeven in met name de LWOO klassen.
4 Speelruimte: De remedial teacher is verantwoording schuldig aan de teamleider voor wat betreft de inhoud van de programma’s en de rapportage m.b.t. de behaalde resultaten, binnen de kaders zoals die voor de vestiging gelden. 5 Kennis en vaardigheden: Beschikt over kennis van hulpverleningsmethoden, -technieken en -mogelijkheden. Is gecertificeerd Remedial Teacher Heeft vaardigheid in het voeren van gesprekken. Heeft vaardigheid in het adviseren en ondersteunen van leerlingen en docenten. Heeft kennis van ontwikkelingspsychologie en orthodidactiek. Is op de hoogte van de verschillende leerstrategieën en kan die aan de leerlingen aanbieden. Heeft vaardigheid in het opstellen van begeleidingsplannen. Is computer vaardig en beschikt over kennis van computerprogramma’s. 6 Contacten: Met de orthopedagoog, directie/locatiedirecteur, teamleiders, mentoren, docenten en leerlingen; Remedial teachers van andere scholen. 7 Taakeisen: a Opleiding en ervaring: . Is gecertificeerd Remedial Teacher.. Volgt regelmatig bijscholingen en leest literatuur m.b.t. remedial teaching. b Kennis, inzicht en vaardigheden: . heeft goede communicatieve vaardigheden; c Instelling, houding en visie: . voelt zich betrokken bij leerlingen; 8 Overige opmerkingen: Trainingen en ervaringen in samenhang evalueren. 5 9 10 17
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
46
Zorgcoördinator 1. Informatie: Taaknaam: coördinator zorgverbreding Organisatie: CC de Noordgouw, school voor voortgezet onderwijs Onderdeel: locatie Werkterrein: leerlingbegeleiding, onderwijs en sociaal-maatschappelijk Activiteiten: coördinatie van activiteiten en processen, overbrengen van informatie en vaardigheden 2 Omgeving: De zorgcoördinator ressorteert hiërarchisch onder de teamleiders. Hij is samen met de teamleiders, verantwoordelijk voor de coördinatie, communicatie en informatie inzake zorg en begeleidingsprogramma’s die leerlingen geboden wordt. Hij geeft leiding aan het zorgteam en het LWOO-team 3 Werkzaamheden: a Coördineert de werkzaamheden en de activiteiten van de leerlingenzorg en -begeleiding door: het bewaken van het zorgproces; het zorgen voor de afstemming van de verschillende vormen van leerlingbegeleiding binnen de locatie; het coördineren van de remedial teaching en begeleidingslessen; het mede coördineren van de afname en verwerking van de Schoolvragenlijst of vergelijkbare instrumenten; het organiseren en voorzitten van het overleg van het zorgteam; het bespreekbaar maken en afstemmen van begeleiding- en handelingsplannen in overleg met teamleiders, mentoren, leerlingbegeleiders en eventueel andere docenten; het zorgdragen voor de globale planning (tijdpad) en coördinatie van de diverse onderzoeken in het kader van verbreding van de leerlingenzorg; het bewaken van de terugkoppeling van gegevens van en naar mentoren, leerlingbegeleiders en andere belanghebbenden; het vastleggen van afspraken voor het plannen van evaluatiegesprekken en het bewaken van de voortgang; het toezicht houden op de invoering van het handelingsplan in het leerlingendossier. b Levert bijdragen aan de beleidsontwikkeling van de leerlingenbegeleiding en zorgt mede voor een goed verloop of juiste verbetering van de leerlingenzorg binnen de locatie door: het uitwerken van ideeën en mede opstellen van beleidsnotities; het bestuderen en analyseren van leerlingengegevens; het coördineren van activiteiten inzake de uitvoering van het innovatiebeleid; het periodiek rapporteren over de voortgang en de resultaten van de leerlingbegeleiding; c Levert een bijdrage aan de onderlinge afstemming van de leerlingenzorg binnen de samenwerkingsverbanden van de school door:
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
47
-
het overleggen met teamleiders, docenten, mentoren en ouders over leerlingen met specifieke problemen; zo nodig te overleggen met interne en/of externe deskundigen; het afstemmen van het zorgaanbod van de school op het regionale zorgplan; het behartigen van belangen gericht op het gemeenschappelijke doel van het zorgproces in geval van belangentegenstellingen; het bewerkstelligen van een efficiënte en effectieve zorgorganisatie; het op de hoogte blijven van alle zorg die geboden wordt aan leerlingen; het deelnemen aan externe werkgroepen zoals zorgplatform vo-svo; het onderhouden van externe contacten die voor de leerlingenzorg van belang zijn.
4 Speelruimte: De zorgcoördinator is verantwoording schuldig aan de locatiedirecteur voor wat betreft de coördinatie van de leerlingenzorg. De zorgcoördinator werkt binnen vastgestelde theoretische kaders, van belang voor de uitvoering van zijn taak inzake zorgverbreding. De zorgcoördinator neemt beslissingen bij het verwijzen van leerlingen en ten aanzien van de voortgang van de leerlingbegeleiding/het zorgproces en de verdere ontwikkeling ervan. 5 Kennis en vaardigheden: Beschikt over brede kennis en praktijkkennis op het gebied van de school en van algemene onderwijskundige ontwikkelingen. Beschikt over kennis van leerlingenzorg, leerlingbegeleiding en van het te voeren beleid van de school. Heeft vaardigheid in het bemiddelen en onderhandelen bij belangen tegenstellingen. Heeft vaardigheid in het organiseren en coördineren van het zorgproces. Heeft vaardigheid in het implementeren van nieuwe ontwikkelingen inzake (de verbreding van) de leerlingenbegeleiding en leerlingenzorg. 6 Contacten: Met de teamleiders om informatie uit te wisselen, afstemming te verkrijgen en beslissingen te nemen ten aanzien van het te voeren beleid op de locatie. Met leerlingen, docenten, mentoren, leerlingbegeleiders, teamleiders en decaan om de voortgang en de knelpunten (over de leerlingbegeleiding) te bespreken Met mentoren, leerlingbegeleiders en andere interne hulpverleners (maatschappelijk werk, jeugdarts, remedial teacher, orthopedagoog) om informatie uit te wisselen en afstemming te verkrijgen. Met ouders/verzorgers om informatie uit te wisselen en afstemming te verkrijgen. Met interne en externe commissies en werkgroepen om informatie uit te wisselen en afstemming te verkrijgen. Met het zorgplatform vo-svo en deelnemers van netwerkbijeenkomsten om ervaringen uit te wisselen, nieuwe ontwikkelingen te evalueren en kennis te verbreden. Verwijderd: 08
7 Taakeisen:
Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
48
a Opleiding en ervaring: . beheerst hbo denk- en werkniveau; . heeft enige jaren ervaring als mentor. b Kennis, inzicht en vaardigheden: . beschikt over kennis van externe hulpverleningsinstanties; . beschikt over kennis van voortgezet speciaal onderwijs en specifiek begeleiding van leerlingen; heeft goede communicatieve vaardigheden. c Instelling, houding en visie: . heeft affiniteit met leerlingbegeleiding; . heeft een visie op onderwijs, leerlingbegeleiding en positie en functie van zorgverbreding in het voortgezet onderwijs; . voelt zich betrokken bij problemen van leerlingen. 8 Overige opmerkingen: 16 17 19
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
49
Bijlage 1.1
Stappenplan verwijzing zorgleerlingen 1.
De mentor signaleert een probleem of wordt benaderd door de vakdocenten leerling zelf of ouders.
2.
De mentor bespreekt het probleem met de leerling, verwijst indien mogelijk naar de vertrouwenspersoon of gaat verder met stap 3.
3.
De mentor heeft overleg met de zorgcoördinator.
4.
De mentor of zorgcoördinator bespreekt het probleem met de ouders.
5.
De mentor vult een signaalbrief in voor bespreking in het intern zorgoverleg.
6.
Tijdens het intern zorgoverleg wordt besproken of het probleem intern kan worden opgelost.
7.
Wanneer de problematiek dusdanig is dat de leerling moet worden besproken in het ZAT, zorgt de mentor dat er een toestemmingsformulier wordt ondertekent door de ouders.
8.
Bevindingen uit het ZAT worden door de zorgcoördinator teruggekoppeld naar de mentor.
9.
De mentor of zorgcoördinator koppelt de bevindingen terug naar de ouders en leerling.
10.
De zorgcoördinator verzorgt de eventuele doorverwijzing naar een externe organisatie en koppelt dit terug naar de mentor en het internzorgoverleg en ZAT.
11.
De gegevens komen afhankelijk van de vertrouwelijkheid van de informatie wel/niet in Magister.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
50
Bijlage 1.2
Signaalbrief Zorgadviesteam School: Codenaam: Naam: Woonplaats: Geboortedatum: Besproken met Datum invulling: Mentor Klas/niveau:
Probleemgebieden ( Vakje aankruisen wat van toepassing is) Functioneren op school Werkhouding
Sociaal-emotioneel
Thuis
Tegenzin Gedrag op school Schoolresultaten
Inzet Tempo Werkverzorging
Zelfvertrouwen Kunnen/durven uiten Emotioneel
Relatie met ouders Relatie met andere gezinsleden Acceptatie door gezinsleden
Keuze vervolgschool Houding t.o.v. medeleerlingen
Faalangst Huiswerk
Zelfbeheersing Geldingsdrang
Verwachting ouders van leerlin Verwachting ouders van schoo
Aanspreekbaarheid Reële kijk op mogelijkheden
Bijzonder gezinsomstandighed
Sociaal aanvaard Houding t.o.v. de leerkracht 1. Algemene indruk: School/thuis
Gedrag/houding
2. Relevante aanvullend informatie: Is er informatie over de leerling (basis)schooldossier, GGD, eerdere hulp)? Zo ja, Welke? Is er sprake van verzuim? Zo ja, hoe vaak? Is er al een melding gedaan bij de leerplicht? Zo ja wanneer? Zo nee, waarom niet? 3. Probleemstelling:
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
51
Wat is volgens jou als docent het probleem van de leerling (concreet beschrijven) en welke factoren houden dit in stand? Wat zou er volgens jou nodig zijn om de problemen te doen verminderen c.q. op te lossen? Heb je dit besproken met de leerling en wat is zijn/haar mening hierover? Zo nee, waarom niet? Heb je dit besproken met ouders en wat is hun mening? Zo nee. Waarom niet? Welke hulp heb je de leerling geboden? Waaruit blijkt dat deze geboden hulp niet voldoende is? Heb je dit besproken met de leerling en wat kwam daar uit? Heb je dit besproken met de ouders en kwam hieruit? Is bespreking in het ZAT wenselijk? Zo ja, met welke concrete vraagstelling kom ik naar het ZAT? Zo nee, wat zijn de vervolgstappen? De ouders van: Klas: gaan ermee akkoord dat hun zoon/dochter wordt aangemeld bij het ZorgAdviesTeam datum, Handtekening:
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
52
Bijlage 2
Christelijk College voor vmbo, havo en atheneum Locatie Hattem, tel: 038-4442479
Pestprotocol CC de Noordgouw
Locatie Hattem
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
53
Inleiding. Waarom een pestprotocol? CC de Noordgouw wil haar leerlingen een veilig pedagogisch klimaat bieden, waarin zij zich harmonieus en op een prettige en positieve wijze kunnen ontwikkelen. De docenten bevorderen deze ontwikkeling door het scheppen van een veilig klimaat in een prettige werksfeer in de klas en op het schoolplein. Soms is het gewenst om duidelijke afspraken met de leerlingen te maken. Een van die duidelijke regels is dat leerlingen met respect met elkaar dienen om te gaan. Dat het niet altijd als vanzelfsprekend wordt ervaren, geeft aan dat we het leerlingen moeten leren en daar dus energie in moeten steken.
Begripsomschrijvingen. Plagen en pesten, wat is daar het verschil tussen? Iemand op het schoolplein een stevige duw geven kan plagen zijn, maar het kan net zo goed gaan om echt pestgedrag. We spreken over plagen wanneer leerlingen min of meer aan elkaar gewaagd zijn en het vertoonde gedrag een uitnodigend karakter heeft om iets terug te geven vanuit een onschuldige sfeer. Het gaat dan om een prikkelend spelletje, dat door geen van de betrokkenen als bedreigend of echt vervelend wordt ervaren. Er is sprake van een pedagogische waarde: door elkaar eens uit te dagen leren leerlingen heel goed om met allerlei conflicten om te gaan. Dat is een vaardigheid die ze later in hun leven van pas komt bij conflicthantering, waar iedereen in zijn leven mee te maken krijgt.
Pesten
Plagen
Bewust gericht tegen één persoon, berekenend
Onbezonnen, spontaan
Herhaaldelijk, langdurig en systematisch
Incidenteel, korte duur
Ongelijke machtsverhouding
Speelt zich af tussen gelijken
Pesters en gepeste zijn meestal dezelfden, er is sprake van een vaste structuur
Wie wie plaagt ligt niet vast, de partijen wisselen
Het slachtoffer kan (blijvend) psychische en of lichamelijke schade oplopen
het slachtoffer loopt geen (blijvende) schade op
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
54
Voorbeelden van specifiek pestgedrag: Verbaal: • Vernederen:”Haal jij alleen de ballen maar uit de bosjes, je kunt niet goed genoeg voetballen om echt mee te doen”. • Schelden: “ Viespeuk, etterbak, mietje” enz. • Dreigen: “Als je dat doorvertelt, dan grijpen we je.” • Belachelijk maken, uitlachen bij lichaamskenmerken of bij een verkeerd antwoord in de klas. • Leerlingen een bijnaam geven op grond van door de leerlingen als negatief ervaren kenmerken. (Turk, homo, dikke, dunne, flapoor, centenbak enz) • Gemene briefjes schrijven om een leerling uit een groepje te isoleren of echt steun te zoeken om samen te kunnen spannen tegen een andere leerling. Fysiek: • Trekken en duwen of zelfs spugen. • Schoppen en laten struikelen. • Krabben, bijten en haren trekken. Intimidatie: • Iemand achterna blijven lopen of een leerling ergens opwachten. • Iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen. • Dwingen om bezit dat niet van jou is af te geven. • Een leerling dwingen bepaalde handelingen te verrichten, bijvoorbeeld geld of snoep meenemen. Isolatie: • Steun zoeken bij andere leerlingen dat de leerling niet wordt uitgenodigd voor partijtjes en leuke dingetjes. • Uitsluiten: de leerling mag niet meedoen met spelletjes, niet meelopen naar huis, niet komen op een verjaardag. Stelen of vernielen van bezittingen: • Afpakken van schoolspullen, kleding of speelgoed. • Beschadigen en kapotmaken van spullen: boeken bekladden, schoppen tegen en gooien met een schooltas, banden van de fiets lek steken. Digitaal pesten: Door de komst van nieuwe technieken heeft het pesten zich verplaatst naar de mobiele telefoon en de computer. Digitaal pesten is uitgegroeid tot een enorm probleem. Uit onderzoek van o.a. Planet internet, blijkt dat het gemak en de anonimiteit van internet onder tieners een ongeremd online pestgedrag veroorzaakt. Online schelden wordt gezien als een geintje, waarbij je zelf veilig buiten schot blijft. Bijna één vijfde van de tieners vindt het normaal om online hardere taal te gebruiken dan dat ze dat normaal zouden doen omdat het anoniem kan. Bij online pesten wordt bovendien minder vaak ingegrepen door ouders of docenten, omdat de kans om gesnapt te worden gering is. Het gemak en de anonimiteit van het internet hebben de grenzen van het pestgedrag verlegd. De identiteit van de pester is moeilijk te achterhalen. Bovendien is het internet openbaar, zodat ook anderen zich er mee kunnen bemoeien of er weet van hebben. De Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
55
impact van het pesten neemt daardoor toe. In ernstige gevallen zal er daarom dan ook contact met de politie worden opgenomen. Het specifieke van pesten is dus gelegen in het bedreigende en vooral systematische karakter. We spreken van pestgedrag als het ook nog regelmatig gebeurt, waardoor de veiligheid van de omgeving van een leerling wordt aangetast. De inzet van het pestgedrag is altijd macht door intimidatie. Bij dit echte pestgedrag zien we ook altijd de onderstaande rolverdeling terug bij een aantal betrokkenen.
De betrokkenen. De gepeste leerling: Sommige leerlingen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken maar het heeft vaker te maken met vertoond gedrag, wijze waarop gevoelens worden beleefd en de manier waarop dat geuit wordt. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen gepest worden in situaties waarin pesters al de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen. Er is dan al sprake van een onveilige situatie, waarbinnen een pester zich kan manifesteren en zich daarin ook nog verder kan ontwikkelen. Leerlingen die gepest worden doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdgenoten in hun omgeving. Ze spelen een ander instrument, doen aan een andere sport of zitten op een andere clubje. Ze zijn goed in vakgebieden of juist niet goed. Er zijn helaas aanleidingen genoeg om door anderen gepest te worden mits de pesters daar de kans voor krijgen vanuit de situatie. Veel leerlingen die worden gepest hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen en stralen dat dan ook uit naar hun kwelgeesten. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven weinig of niets te zeggen, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor de gepeste leerling in een vicieuze cirkel komt waar het zonder hulp zeker niet uitkomt. Gepeste leerlingen voelen zich vaak eenzaam, hebben in hun gepeste omgeving geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde leerlingen. De pesters. Leerlingen die pesten zijn vaak juist fysiek wel de sterksten uit de groep. Ze kunnen zich permitteren zich agressiever op te stellen en ze reageren dan ook met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Dit geldt overigens niet voor digitaal pesten. Pesters lijken in eerste indruk populair te zijn in een klas, maar ze dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Met het vertoonde pestgedrag gaat ze dat gemakkelijk af en ze krijgen andere leerlingen mee bij het gedrag naar een slachtoffer. Pesters hebben ook feilloos in de gaten welke leerlingen gemakkelijk aan te pakken zijn en als ze zich al vergissen, gaan ze direct op zoek naar een volgend slachtoffer De zwijgende meerderheid en potentiële meelopers krijgen een keuze die onuitgesproken wordt opgelegd en die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat: Je bent voor of je bent tegen me. Hier gaat een grote dreiging uit naar de gezamenlijke omgeving van pester en slachtoffer. Alles is immers beter dan door de “machtige pester” zelf gepest te worden. De pesters stralen juist deze dreigende zekerheid met verve uit. Ze overtreden bewust regels en storen zich aan god noch gebod en hebben vaak de vaardigheden ontwikkeld met hun daden weg te komen. Zorgplan Hattem 2011/2012
56
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Het profiel van de pester is sterk zelf bevestigend, hij ziet zichzelf als een slimme durfal die de dommerds de loef afsteekt en ze dat ook bij herhaling laat merken. “Wie maakt mij wat? ” staat met grote letters op het voorhoofd geschreven. Het komt ook regelmatig voor dat een pestkop een leerling is dat in een andere situatie zelf slachtoffer is of was. Om te voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een leerling zich bijvoorbeeld in een andere omgeving dan die van zijn slachtofferrol, vervolgens als pester gaan opstellen en manifesteren.”Laten pesten doet pesten”. Meisjes pesten minder openlijk dan jongens en vaak op een subtiele manier waarbij de uitdaging naar het gezag ter plekke niet echt aan de orde is. Ze pesten meer met woorden, maken geniepige opmerkingen of sluiten andere leerlingen buiten. Meisjes opereren minder individueel en meer met groepsvorming in de zin van er al dan niet bij te horen. Fysiek geweld komt bij deze groep pesters veel minder voor. Een succesvolle pester leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Ook pesters hebben last op termijn van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om op lange termijn vriendjes te maken en een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen in die macht. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien voor de pester zelf. De meelopers en de andere leerlingen. De meeste leerlingen zijn niet direct betrokken bij pesten in de direct actieve rol van pester. Sommige leerlingen behouden enige afstand en andere leerlingen doen incidenteel mee. Dit zijn de zogenaamde “meelopers “. Er zijn ook leerlingen die niet merken dat er gepest wordt, of er zijn leerlingen die het niet willen weten dat er gepest wordt in hun directe (school) omgeving. Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te geraken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor in populariteit mee te liften met de pester in kwestie. Het heeft absoluut zin om daadwerkelijk op te staan tegen het pesten. Zodra andere leerlingen de gepeste leerling te hulp komen of tegen de pesters zeggen dat ze moeten ophouden, kan de situatie aanzienlijk veranderen. Het pesten wordt dan al direct minder vanzelfsprekend en draagt bovendien grotere risico`s met zich mee. De situatie voor met name meelopers verandert door het ongewenste karakter van het vertoonde pestgedrag. Het wordt duidelijk dat het geen groepsnorm is om mee te gaan in het pestgedrag. Meelopers horen graag bij de norm en de grote groep en zijn niet bereid en ook niet in staat om grote risico`s te lopen waarvan ze de gevolgen niet kunnen overzien, dit in tegenstelling tot de ervaren pester. Leerlingen die pestgedrag signaleren en dit bij de docent of mentor aangeven vervullen dus een belangrijke rol. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van leerlingen die gepest worden en die dit probleem met de school of op de club willen bespreken, zijn natuurlijk altijd emotioneel bij het onderwerp betrokken. De gevoelde onmacht bij deze ouders wordt door hen sterk ervaren en is niet altijd een goede leidraad tot een rationeel handelen. De ouder wil maar een ding en dat is dat het pestgedrag ogenblikkelijk stopt. Ouders van leerlingen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, kunnen meer afstand nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken aan hun kind dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dit is ook in het belang van de opvoeding en ontwikkeling van hun eigen kind. Als er in de omgeving van een leerling gepest wordt, heeft de leerling zelf ook last van een onveilige, onprettige sfeer in de groep of de klas. Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
57
Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten. Bij de gepeste leerling: Een gepeste leerling schaamt zich vaak voor zijn gedrag, het voldoet niet aan normen die de ouders graag in hun leerlingen terugzien: een vrolijke en vooral onbezorgde leerling die zelfstandig in staat is zijn boontjes te doppen. Pesten is een groot probleem voor leerlingen en zorgt ook voor een evenredig groot probleem bij de erkenning en de aanpak ervan. Veel gepeste leerlingen doen er dan uiteindelijk ook maar het zwijgen toe en vereenzamen. De angst wordt aanvankelijk nog groter als het pesten bespreekbaar gemaakt wordt door de ouders, waardoor de gepeste leerling eens te meer met de gevolgen van het pesten kan worden geconfronteerd. Als represaille kan er in nog heviger mate gepest worden dan daarvoor al het geval was. Bij de pester: De pester zelf ziet zich in zijn machtsspel bedreigd, en dat moet ten koste van alles voorkomen worden. Soms blijken de pesters echter net zo opgelucht als de slachtoffers bij een duidelijke aanpak. Er wordt immers ook aandacht besteed aan hun onmacht om normaal met andere leerlingen een relatie op te bouwen. Bij een aantal pesters is dat hun liefste wens waardoor ze echter helaas onmachtig zijn door het ontbreken van het hanteren van de juiste vaardigheden. In de directe leerling-omgeving: Het is goed te weten dat er altijd leerlingen zijn die zich schuldig voelen omdat ze niet op kunnen komen voor het slachtoffer door actief te helpen of een volwassene te hulp roepen. Dit is vergelijkbaar met het niet te hulp schieten bij het verdrinken van mensen, waar een menigte bij aanwezig is. Ook zijn er altijd leerlingen die helemaal niet in de gaten hebben dat er in hun omgeving gepest wordt. Ze zien wel het een en ander gebeuren, maar kunnen de gebeurtenissen niet duiden als pestgedrag, waar gepeste leerlingen erg veel last van ondervinden. Bij de ouders: Ouders van leerlingen hebben vaak moeite om hun kind terug te zien in de rol van meeloper of pester. Ouders beschikken niet altijd over de juiste informatie en ook het zich op beperkte schaal voordoen van conflictsituaties tussen groepen leerlingen, zorgt ervoor dat er nauwelijks vergelijkingsmateriaal voorhanden is. Een pester op school hoeft zich in de thuissituatie niet als pester te manifesteren. Sommige ouders zien ook de ernst van de situatie onvoldoende in. Zij vertalen het pestgedrag van hun kind in weerbaar gedrag. Hun kind maakt echter een abnormale ontwikkeling door met grote risico`s op normatief afwijkend gedrag op latere leeftijd met grote gevolgen. Andere ouders zien er niets meer in dan wat onschuldige kwajongensstreken. De slogan:"Ach iedereen is wel eens gepest, u toch ook?" ,”geeft de visie van de ouders op dit gedrag aardig weer. Behalve de pester moeten dus ook vaak de ouders doordrongen worden van het ongewenste karakter voor alle betrokkenen van het vertoonde pestgedrag.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
58
Uitgangspunten bij ons pestprotocol. 1) Als pesten en pestgedrag plaatsvindt, ervaren we dat als een probleem op onze school, zowel voor de docenten als de ouders, de leerlingen, de gepeste leerlingen, de pesters en de 'zwijgende' groep leerlingen. 2) De school heeft een inspanningsverplichting om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken door het scheppen van een veilig pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren en in het geheel niet wordt geaccepteerd. 3) Docenten en op moeten tijdig inzien en alert zijn op pestgedrag in algemene zin. Indien pestgedrag optreedt, moeten docenten duidelijk stelling en actie ondernemen tegen dit gedrag. De verantwoordelijkheid ligt bij de school. 4) Wanneer pesten, ondanks alle inspanningen weer optreedt, voert de school de uitgewerkte protocollaire procedure uit. 5) Dit pestprotocol wordt door het hele team en de oudervertegenwoordiging onderschreven.
Om welke protocollaire maatregelen gaat het? Maatregelen en procedure. Preventieve maatregelen: 1. De mentor bespreekt met de leerlingen de algemene afspraken en regels in de klas als normaal gebruikelijk, bijvoorbeeld aan het begin van het schooljaar. Het onderling plagen en pesten wordt hier benoemd en besproken. 2. Indien de docent aanleiding daar toe ziet, besteedt hij of zij expliciet aandacht aan pestgedrag in een groepsgesprek. Repressieve maatregelen: 1. Er wordt tijdens de pauzes plein/gangwacht gelopen door de docenten en conciërges volgens een rooster. 2. Indien er sprake is van incidenten betreffende pestgedrag wordt dat met de betrokken leerlingen besproken door de mentor van de leerling. Dit gesprek staat niet op zichzelf maar wordt regelmatig herhaald om het probleem aan te pakken. Van dit gesprek worden aantekeningen gemaakt in het leerlingvolgsysteem van zowel de pester als de gepeste leerling. 3. Indien er sprake is van herhaald pestgedrag worden de ouders van de pester in het bijzijn van de pester op de hoogte gesteld van de ongewenste gebeurtenissen in een gesprek op school. Aan het eind van dit oudergesprek worden de afspraken met de pester uitdrukkelijk doorgesproken en ook vastgelegd. Ook de op te leggen sancties bij overtreding van de afspraken worden daarbij vermeld. Gedacht kan worden aan uitsluiting van met name de situaties die zich in het bijzonder lenen voor pestgedrag. 4. Indien het probleem zich toch blijft herhalen meldt de mentor dit gedrag aan de coördinator leerling-zaken, met de stand van zaken tot dan toe. 5. De coördinator leerling-zaken nodigt de ouders op school voor een gesprek. Ook de leerling kan bij dit gesprek betrokken worden. De coördinator leerling-zaken gaat uit van het opgebouwde archief van de mentor en vult dit archief verder aan met het verloop van de gebeurtenissen.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09
Zorgplan Hattem 2011/2012
59
6. Indien het gedrag niet verbetert kan er een verwijzing plaatsvinden naar o.a. het maatschappelijk werk dan wel het R.I.AG.G. 7. Een en ander wordt zorgvuldig gedocumenteerd in het digitale leerlingvolgsysteem van de school. 8. Indien het pestgedrag van de pester niet aanzienlijk verbetert, en/of de ouders van de leerling werken onvoldoende mee om het probleem ook aan te pakken kan de coördinator leerling-zaken overgaan tot bijzondere maatregelen: isoleren van de pester of een tijdelijke uitsluiting van het bezoeken van de lessen.
De belangrijkste regel van het pesten luidt: Word je gepest, praat er thuis en op school over. Je mag het niet geheim houden!! De 10 gouden regels vanuit het pestprotocol voor de leerlingen zijn: 1. Je beoordeelt andere leerlingen niet op hun uiterlijk. 2. Je sluit een andere leerling niet buiten van activiteiten. 3. Je komt niet zonder toestemming aan de spullen van een andere leerling. 4. Je scheldt een leerling niet uit en je verzint geen bijnamen. 5. Je lacht een andere leerling niet uit en je roddelt niet over andere leerlingen. 6. Je bedreigt elkaar niet en je doet elkaar geen pijn. 7. Je accepteert een andere leerling zoals hij of zij is. 8. Je bemoeit je niet met een ruzie door zomaar partij te kiezen Als je zelf ruzie hebt, praat het eerst uit; lukt dat niet dan meld je dat bij de mentor of de coördinator leerling-zaken. 9. Als je ziet dat een leerling gepest wordt, dan vertel je dat aan de mentor of de coördinator leerling-zaken. Dat is dan geen klikken!!! 10. Ook digitaal pesten o.a. met behulp van MSN en SMS, is bijzonder laf en niet toegestaan.
Signalen die er op kunnen duiden dat een leerling gepest wordt. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Vaak alleen staan in de pauze. Tijdens de pauze de toezichthouders opzoeken. Een spel is “toevallig” altijd net begonnen als hij of zij erbij komt. Vaak alleen met jongere leerlingen spelen. Niet naar buiten willen op school. Veel geroddel in de groep. Zuchten, steunen en piepen van andere leerlingen als de betreffende leerling een idee aandraagt dat door andere leerlingen wel zou worden overgenomen als die het hadden aangedragen. 8. Andere leerlingen laten zich negatief uit over familieleden van deze leerling. 9. Indien andere leerlingen alles maar stom vinden van de betreffende leerling, m.b.t. de kleding, haardracht, keuze van de rugzak ed. 10. Als andere leerlingen negatiever reageren op een fout van de leerling dan dat ze doen bij hun andere klasgenoten. 11. De leerling wil niet meer naar school of geeft aan zich ziek te voelen. 12. De leerling wil bepaalde kleren niet meer aan naar school. 13. De leerling is gauw boos en prikkelbaar. 14. De leerling sluit zich op in huis en wil niet meer naar buiten. Zorgplan Hattem 2011/2012
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 60
15. De leerling wordt niet meer uitgenodigd op feestjes.
Verwijderd: 08 Verwijderd: 09 Zorgplan Hattem 2011/2012
61