DatumOpenbare raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel besluitenlijst 18 december
9 april 2008
/ 63/2008
Collegevergadering
no 47
2007
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
26 weken na collegebesluit
Aanwezig: Th.Hatertseweg de Graaf 270-292 e.a. Voorzitter Bescherming Maycrete woningen P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, Wethouders Programma / Programmanummer P. Lucassen, J. van der Meer Ruimte & Bouwen / 9210 P. Eringa Gemeentesecretaris Portefeuillehouder A. Kuil Communicatie P. Depla M. Sofovic Verslag Onderwerp
Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
18 maart 2008 Samenvatting
Aan de Hatertseweg 270-292 e.a. bevindt zich een complex van 60 Maycretewoningen dat vanwege cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarden in aanmerking komt om op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst te worden. De Aldus vastgesteld in de vergadering van: woningen zijn in 1947 als noodwoningen gebouwd en sinds 1951 in eigendom van de gemeente Nijmegen. Behoud van de stedenbouwkundige kwaliteiten en de eenheid in de bebouwing dient bij verdere ontwikkelingen uitgangspunt te zijn. Voorstel om te besluiten
1. De Maycretewoningen aan de 244 t/m 250, DeHatertseweg voorzitter, 270-292, Oude Molenweg De secretaris, Slotemaker de Bruïneweg 141 t/m 151, Vossenlaan 285 t/m 311, Beverweg 1 t/m 23, Beverweg 2 t/m 24 (kadastraal Hatert, sectie L, nummer 4718) als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen en het op de Nijmeegse Monumentenlijst te plaatsen.
1
RV_aanwijzing Maycretewoningen.doc
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
De Maycrete woningen zijn sinds 1951 eigendom van de gemeente Nijmegen. De woningen werden in 1947 als noodwoningen geplaatst en geëxploiteerd door de Woningvereniging Nijmegen en bleven tot 1951 eigendom van het Rijk. Een nadere bestudering van de Maycrete woningen heeft tot het inzicht geleid, dat de woningen een goed voorbeeld zijn van de Maycrete systeembouw en de woningnood in Nijmegen na de Tweede Wereldoorlog en dat behoud ervan zeer wenselijk is. In januari 2002 heeft de gemeente onderzoek uitgevoerd naar de cultuurhistorische waarden en de bouwtechnische staat van de woningen. Aanleiding voor dit onderzoek was de dreiging van de mogelijke sloop van het complex. De resultaten van het onderzoek hebben tot de conclusie geleid dat de monumentwaarde van de woningen aanleiding geeft ze op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. In februari 2003 heeft de Raad besloten de Maycrete woningen in stand te houden en te renoveren. Omdat de directe sloopbedreiging hiermee is weggenomen, is er aan de beschermingsprocedure geen prioriteit toegekend. De beschermingsprocedure van andere categorieën heeft voorrang gekregen. De Commissie Beeldkwaliteit heeft op 31 januari 2008 positief geadviseerd. Het rapport ‘Maycrete Noodwoningen in Nijmegen’ ligt bij de griffie ter inzage.
1.1 Wettelijk- of beleidskader
De Monumentenverordening 2007 biedt de Raad de mogelijkheid om objecten/ complexen aan te wijzen als gemeentelijke monumenten. Gezien het feit dat de gemeente Nijmegen de enige kadastraal belanghebbende is, kan een versnelde aanwijzingsprocedure plaatsvinden. Een aan onszelf gericht belangenonderzoek zal immers niet leiden tot een zienswijze.
1.2 Relatie met programma
Eén van de hoofddoelstellingen van het programma Ruimte & Bouwen luidt als volgt: “Wij zorgen voor bescherming en instandhouding van belangrijke cultuurhistorische waarden [...]”. Het voorstel om de Maycrete woningen op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, komt tegemoet aan deze doelstelling.
2
Doelstelling
Met de aanwijzing van gemeentelijke monumenten wordt de instandhouding van wezenlijke onderdelen van het Nijmeegs cultuurhistorisch erfgoed beoogd. Monumenten dragen in belangrijke mate bij aan de beleving en identiteit van de omgeving. De monumentenlijst zal een afspiegeling moeten zijn van de stedenbouwkundige, maatschappelijke en economische ontwikkelingen van de stad en haar omgeving. De Maycrete woningen zijn een tastbare herinnering van de ontwikkelingsgeschiedenis van Nijmegen.
3
Argumenten
De redengevende beschrijving Van de te beschermen Maycrete woningen aan de Hatertseweg 270-292 e.a. is een redengevende beschrijving opgesteld waarin de waardestellende argumenten zijn opgenomen. Een exemplaar van de beschrijving is bijgevoegd. De bescherming betreft 60 Maycrete woningen uit 1947. Uit de beschrijving kan geconcludeerd worden dat het complex architectuurhistorische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden heeft die voldoende aanleiding geven de woningen als gemeentelijk monument aan te wijzen. In de notitie ‘Selectiecriteria Monumentencommissie Nijmegen’ (vastgesteld door de raad op 31 oktober 2007) zijn de verschillende criteria benoemd waaraan een object getoetst wordt om te bepalen of bescherming gerechtvaardigd is. De Commissie Beeldkwaliteit heeft positief geadviseerd over de voorgenomen bescherming, zie adviesbrief d.d. 31 januari 2008. Gelet op het voorgaande, stelt ons college voor om de Maycrete woningen, Hatertseweg 270-292 e.a. als gemeentelijk monument aan te wijzen. De woningen bevinden zich op het perceel met de kadastrale aanduiding Hatert, sectie L, nummer 4718.
4
5
6
7
Risico’s
Indien de woningen niet beschermd worden, gelden de algemene bouwregels en kunnen na eventuele verkoop mogelijk wijzigingen aangebracht worden, die de architectuurhistorische, stedenbouwkundige en ensemble waarden teniet kunnen doen. Financiën
Aanwijzing tot gemeentelijk beschermd monument kent in beginsel geen financiële consequenties die een wijziging van de begroting vragen. Communicatie
De aanwijzing tot gemeentelijk monument zal bekend gemaakt worden in De Brug. De bewoners zullen een brief ontvangen. De afdeling Vastgoed zal eventuele toekomstige kopers inlichten over de aankomende bescherming als gemeentelijk monument. In de koopovereenkomst zal worden vastgelegd dat de woningen tot gemeentelijk monument aangewezen worden of zijn aangewezen. Uitvoering en evaluatie
Het beheer van het monumentenregister ligt bij Bureau Archeologie en Monumenten van de afdeling Stadsontwikkeling
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
Bijlage(n): Ter inzage:
Gemeentelijke Monumentenlijst, kaart, advies commissie beeldkwaliteit Rapport maycrete noodwoningen 2002
M A Y C R E T E NOODWONINGEN
IN
NIJMEGEN
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
INHOUD
Voorwoord
3
Inleiding
4
Verschillende typen noodwoningen en semi-permanente woningen
5
Nijmegen
10
De Maycrete woningen aan de Hatertseweg
11
Renovatie, voorbeeldproject te Oss
15
Renovatie, voorbeeldproject te Schiedam
17
Waardering
18
Conclusie en aanbevelingen
20
Bronnen
22
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
2
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
MAYCRETE NOODWONINGEN IN NIJMEGEN Voorwoord Het voorliggende rapport betreft een cultuurhistorisch en bouwtechnisch onderzoek van de Maycrete semi-permanente noodwoningen, waarvan er in 1947 in Nijmegen achtenzestig zijn gebouwd, zestig aan de Hatertseweg/ hoek Slotemaker de Bruïneweg en acht aan de Bosweg. De woningen zouden in beginsel maximaal vijftien jaar dienst doen. In 1963 werd besloten de woningen nog drie jaar te handhaven. Vervolgens werd de levensduur van de woningen keer op keer verlengd. De woningen zijn altijd zeer in trek geweest, bovendien waren ze steeds met relatief weinig middelen te renoveren. De tweede verlenging vond plaats in 1966, de derde in 1974 toen de levensduur met vijftien jaar werd verlengd tot 1989. In 1989 gebeurde dit nogmaals met de mededeling aan de beheerder en de bewoners dat de noodwoningen in 2004 zouden worden gesloopt. Voor de acht noodwoningen aan de Bosweg heeft de Raad het besluit tot sloop bevestigd. De woningen aan de Bosweg, die afgezien van de funderingswijze gelijk zijn aan de woningen aan de Hatertseweg, zijn daarom buiten het onderzoek gelaten. Ten aanzien van de zestig woningen aan de Hatertseweg ligt er de vraag of instandhouding nog mogelijk is of dat sloop en herontwikkeling van het terrein wenselijk is. Het onderzoek wil een constructieve bijdrage leveren aan deze discussie, waardoor een verantwoorde keuze tussen verschillende opties mogelijk wordt. Het onderzoek bestaat uit een cultuurhistorisch en een bouwtechnisch gedeelte. Het cultuurhistorische deel omvat een inleiding op de geschiedenis van de systeembouw en het naoorlogse noodwoningenprogramma, een omschrijving van de woningen en een waardebepaling. De waardebepaling is opgesteld aan de hand van de door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg geformuleerde criteria voor de selectie en registratie van jongere stedenbouw en bouwkunst. In het bouwtechnische gedeelte wordt onderzocht in hoeverre de woningen nog voldoen aan de huidige eisen op het gebied van wooncomfort en bouwfysica, op welke manieren de woningen verbeterd kunnen worden en welke investeringen hiervoor nodig zijn. De in het Bouwbesluit gestelde eisen worden relevant indien besloten wordt tot een grootschalige renovatie van de woningen. Vervolgens worden voorbeeldprojecten in Oss en Schiedam besproken. Tenslotte zal de afweging moeten worden gemaakt of de te maken kosten in verhouding staan tot het belang van het behoud van de woningen uit cultuurhistorisch oogpunt en vanwege het woongenot dat de woningen de bewoners nog steeds bieden.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
3
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Inleiding Noodwoningen en systeembouw De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog moest in de periode 1945-1948 onder uiterst moeilijke omstandigheden worden verricht. In de bouw bestond een groot gebrek aan grondstoffen. Eerst door absolute schaarste, later door een gebrek aan deviezen. De energievoorziening leverde grote problemen op door gebrek aan kolen. Het productieapparaat verkeerde in een verwaarloosde toestand. Er was een groot gebrek aan geschoolde arbeiders. Bovendien kampte men met soms onoverkomelijke transportproblemen. Pas in 1949 zou de industriële productie van bouwmaterialen het vooroorlogse niveau overschrijden. Met de arbeidsproductiviteit gebeurde dit pas in 1952. Het ministerie trachtte op allerlei manieren aan bouwmaterialen te komen. De St. Pietersberg bij Maastricht werd afgegraven t.b.v. de cementproductie, met de Franse bezettingsmacht in Duitsland werd een contract afgesloten voor het vellen van 100.000 m3 hout in het Schwarzwald. Door het gebrek aan traditionele bouwmaterialen als baksteen en hout en het tekort aan geschoolde bouwvakkers kwam de systeembouw in het middelpunt van de belangstelling te staan. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog werden tal van nieuwe bouwsystemen ontwikkeld. Uitgangspunt bij de systeembouw was het verminderen van geschoolde arbeid op de bouwplaats. Dit was onder meer mogelijk met behulp van geprefabriceerde bouwelementen en vereenvoudiging van het werk op de bouwplaats. Er zijn drie soorten systeembouw te onderscheiden: gietbouw, stapelbouw en montagebouw. Het nadeel van systeembouw was dat er vaak eerst grote investeringen nodig waren voordat een systeem op de markt kon worden gebracht. Het ministerie ondersteunde de ontwikkelende bedrijven door een toeslag op de aannemingssom van de eerste 500 woningen te geven. Voorwaarde was dat het systeem was goedgekeurd door de Stichting Ratiobouw. De meeste systemen kwamen niet verder dan de bouw van enkele proefwoningen, enkele bedrijven mochten met goedkeuring van de Stichting Ratiobouw overgaan tot de bouw van grote woningbouwcomplexen. Een aantal systemen die tussen 1945 en 1950 zijn ontwikkeld en vaak naar hun ontwerper werden genoemd zijn Bouwsysteem B. Bakker, Baksteen Montage Bouw, Bouwsysteem Klijn, het Welschen-systeem (samengesteld uit dragende gestuukte langsgevels tussen bakstenen kopgevels). In sommige gevallen konden deze systemen door architecten vertaald worden in passende architectuur. Dit is onder andere het geval bij het Airey-systeem. Vlak na de tweede Wereldoorlog bevond de systeembouw zich echter nog in de ontwikkelingsfase. De meeste bouwsystemen werden pas in de jaren '50 op grotere schaal geïntroduceerd. Daarom zocht men in de eerste jaren na de oorlog naar radicale middelen om de productie van woningen weer op gang te krijgen. Na de bevrijding werd het Noodvolkshuisvestingsbesluit 1945 van kracht. Dit hield in dat er voorschotten en subsidies beschikbaar kwamen om de ergste woningnood te kunnen lenigen. Bij de bouw mocht worden afgeweken van de gemeentelijke bouwvoorschriften onder voorwaarde dat de noodwoning voor maximaal tien jaar zou worden bewoond. De bouw van noodwoningen werd centraal gecoördineerd door de Gemachtigde voor den Noodwoningbouw, B. Zweers, tevens directeur van de
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
4
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Stichting Ratiobouw. Er stonden 6000 noodwoningen op het programma, die in beginsel moesten worden gebouwd op plaatsen waar meer dan 20% van de woningen door oorlogsgeweld was vernietigd of zwaar beschadigd. Er werden 350 bouwplaatsen aangewezen verspreid over 167 gemeenten. In de zwaarst getroffen gebieden werden arbeiderskampen opgericht voor de huisvesting van de bouwvakkers die de noodwoningen moesten bouwen. De standaardisatie van de plattegronden werd in verband met de te waarborgen kwaliteit belangrijk geacht. Bovendien werden er verschillende uitvoeringstechnieken nagestreefd om de beschikbare materiaalvoorraden niet te eenzijdig te belasten. Er zijn noodwoningen gerealiseerd van sintelbeton, grindbeton, gepleisterde vezelplaten, gepleisterd tenenvlechtwerk en diverse houtbouwsystemen. Bovendien werden kant-en-klare bouwpakketten geïmporteerd uit Oostenrijk, Zwitserland, Zweden en Finland. Het betrof enerzijds barakken die als woning konden worden ingedeeld en anderzijds lichte, meestal houten systeemwoningen die als bouwpakket werden aangevoerd en in korte tijd zonder zware fundering op de bouwplaats konden worden geassembleerd. Ondanks het grote tekort aan arbeiders en de soms onoverkomelijke transportproblemen werden er na een langzame start in 1945 in de loop van 1946 en 1947 in totaal 8.517 noodwoningen en 4.563 noodboerderijen gerealiseerd, veel meer dan het oorspronkelijk geplande aantal van 6000. Zogauw de grootste nood gelenigd was, eind 1946, werd het noodwoningenprogramma stopgezet, hoewel er daarna nog wel noodwoningen zijn gebouwd. Ondanks de geprefabriceerde systemen en de rationele bouwwijzen vergden de noodwoningen toch een aanzienlijke investering in materiaal en arbeidskracht, terwijl ze na tien jaar toch moesten worden afgebroken. Bovendien bestond de angst dat de woningen langer dan tien jaar bewoond zouden blijven, een angst die in veel gevallen terecht bleek te zijn.
Verschillende typen noodwoningen en semi-permanente woningen. Maycrete noodwoningen Het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw bestelde in 1945 in Engeland onderdelen voor geprefabriceerde semipermanente woningen, de zogenaamde Maycrete noodwoningen. De naam is een samentrekking van de naam van de ontwerper, de Amerikaanse ingenieur Maybeck en het Engelse woord voor beton: concrete. H. van Saane, directeur van de Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting en eigenaar van een Bouwbureau in Amsterdam, kreeg te opdracht om naar Engeland te gaan om het vervoer van de geprefabriceerde onderdelen te organiseren en te trachten het leveringscontract te
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
5
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
wijzigen. De Nederlandse regering bezat namelijk onvoldoende deviezen om het volledige in het contract overeengekomen bedrag te betalen. De regering wilde daarom enkel de gepatenteerde onderdelen afnemen zoals de dakconstructie, de betonplaten en het sanitair. De overige onderdelen zouden dan in Nederland door een Nederlands bedrijf kunnen worden vervaardigd. Het Maycrete systeem werd in Nederland verder ontwikkeld en toegepast door het Bouwbureau H. van Saane. Het in Nederland gerealiseerde type kende ten opzichte van het Engelse model enkele aanpassingen. Dit heeft wellicht te maken met de patentkwestie, maar het kan ook verband houden met de enigszins onpraktische indeling van het Engelse prototype, waarin de gang ontbreekt. Het voornaamste verschil tussen de Engelse Maycrete woning en de Nederlandse betreft de indeling van de plattegrond en de plaats van de voordeur.
In het oorspronkelijke ontwerp zijn de voordeur en de deur van de inpandige berging in de lange gevels, respectievelijk in de voor- en de achtergevel geprojecteerd. Er is geen gang waardoor de keuken en de slaapkamers enkel via de woonkamer toegankelijk zijn. In de in Nederland gebouwde Maycrete woningen bevinden zowel de voor- als de schuurdeur zich in de kopgevel. De in het midden geplaatste voordeur geeft toegang tot een gang die leidt naar twee slaapkamers aan de voorzijde en keuken, wc en douche aan de achterzijde. Aan het einde van de gang is eveneens aan de voorzijde de woonkamer gesitueerd, aan de achterzijde ligt de ouderslaapkamer. De douche is enkel toegankelijk via de ouderslaapkamer. Links naast de voordeur die een extra accent heeft gekregen door een omlijsting van betonnen stijlen met een 'sluitsteen' in het midden, bevindt zich de deur van de berging, vanuit welke de keuken ook toegankelijk is.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
6
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
De Maycrete woningen werden in heel Nederland geplaatst door het bouwbureau van H. van Saane. Minimaal per twee, maar liefst meer tegelijk om de kosten te drukken. Het plaatsen kostte fl8000,- à fl8500,- per woning. Een gemeente kwam in
aanmerking voor noodwoningen indien ze meer dan 20% van haar woningbestand had verloren. Het is niet duidelijk of hier altijd strikt de hand in is gehouden. De Maycrete woningen zijn vooral gebouwd in Noord-Brabant, Zeeland en Gelderland, provincies die tijdens de oorlog zwaar zijn getroffen. Van de volgende tweeënveertig plaatsen is bekend dat er Maycrete woningen aan zijn toegewezen (totaal 930). Het is niet altijd duidelijk of ze er ook nog staan: Arnhem 16; Asten 20; Bemmel 4; Bergen op Zoom 46; Boxmeer 2; Boxtel 20; Breda 60; Brielle 4; Deurne 16; Dinteloord 10; Doetinchem 4; Eindhoven 96; Elst 6; Goirle 10; Gorinchem 12; Hengelo 54; Hoogeveen 20; Klundert 20; Middelburg 74; Montfoort 10; Nijmegen 68; Oosterhout 22; Oss 52 (nu nog 44); Renkum 8; Rhenen 2; Roermond 36; Rotterdam 4; Terheide 2; Texel 2; Tilburg70; Valkenswaard 22; Velzen 4; Venlo 16; Vlissingen 52; Waalwijk 36; Wageningen 2; Woensdrecht 20; Woudrichem/ Almkerk 4; Zaltbommel 2; Zevenbergen 2. Voor de veronderstelling dat de Maycrete woningen zijn geschonken door de koning van Zweden zijn noch in de literatuur, noch in de archieven bewijzen gevonden. De Maycrete woningen kwamen uit Engeland. In Tilburg is een nota van de firma Maycrete Sales Limited bewaard gebleven met de kostprijs weergegeven in pond sterling. Vermoedelijk is in Nijmegen verwarring opgetreden doordat archiefstukken aangaande de uit Zweden afkomstige achtenveertig noodwoningen aan de Muntweg zich in het bouwdossier van de Maycrete woningen bevinden.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
7
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Het Maycrete systeem kreeg al gauw de bijnaam 'schuttingconstructie'. Tussen betonnen stijlen werden platen van beton bevestigd, die de buitenwanden vormden. De platen waren waterdicht dankzij het gebruik van een extra toevoeging aan het betonmengsel. De bekistingen voor de betonnen platen werden t.b.v. de nauwkeurige afwerking met plaatijzer beslagen. Ook het storten gebeurde met grote accuratesse. De horizontale voegen waren waterdicht en hoefden dus niet te worden gevoegd, wat natuurlijk ook de verplaatsbaarheid ten goede kwam. De stijlen van gewapend beton werden met moerbouten in een uitsparing van de funderingsplaat gemonteerd. In de woningen waren water, gas, elektriciteit, warmwatervoorziening, fornuis en wandkachel aanwezig. De architectonische vormgeving werd grotendeels bepaald door de stijlen, omdat deze verder naar voren lagen dan de buitenwanden. Andere noodwoningen en semi-permanente systemen. In het voorjaar van 1946 arriveerden er 710 bouwpakketten van houten huizen uit Zweden. De huizen waren van het type barak, waarin twee of vier woningen konden worden ondergebracht. De betonnen fundering en het vilten dak werden door plaatselijke aannemers aangelegd. In het najaar van 1946 kwamen 800 houten montagewoningen uit Oostenrijk naar Nederland. De vrijstaande houten woningen met zadeldak werden geleverd in ruil voor gedroogde groenten, visconserven en zaden. Fundering, vloeren, schoorsteen, dakbedekking en sanitaire voorzieningen werden door plaatselijke aannemers aangelegd op kosten van de eigenaar. Deze woningen zijn her en der in Nederland bewaard gebleven. In 1946 sloot het Ministerie ook een overeenkomst met de firma Airey & Son uit Leeds om het door Henry Airey ontwikkelde bouwsysteem in Nederland in te voeren. De Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting te Amsterdam, waarvan H. van Saane directeur was, kreeg in 1948 de opdracht het Aireysysteem voor rekening en risico van het Ministerie te ontwikkelen en toe te passen. De eerste Nederlandse Airey-woningen kwamen in 1949 tot stand. Het Airey-systeem is opgebouwd uit betonnen gevelkolommen met hieraan opgehangen betonnen gevelpanelen en kon door architecten naar de hand worden gezet. De Nijmeegse Aireywoningen zijn gebouwd vanaf 1951 en bevinden zich in de wijk Heseveld. De geïndustrialiseerde bouwsystemen zijn direct na de oorlog ontwikkeld als oplossing voor de enorme woningbehoefte. Meestal springen de tektonische bijzonderheden van de woningen in het oog. De constructie is afleesbaar aan de buitenkant. De architectuur is hierdoor meer door de bouwmethodiek en de toenmalige ideeën over conventioneel wonen bepaald dan door een duidelijk herkenbaar architectenhandschrift.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
8
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Twijfel aan het noodwoningenprogramma is er altijd geweest. Voorstanders legden de nadruk op de noodzaak van een snelle, sobere en goedkope voorziening om in ernstig getroffen gebieden een tijdelijke oplossing te bieden. Tegenstanders waren beducht voor de lage kwaliteit van de noodwoningen, de onvoldoende aandacht voor stedenbouwkundige en landschappelijke vormgeving als gevolg van snelle procedures en het gevaar dat de tijdelijke woningen te lang en misschien wel permanent bewoond zouden blijven. Het is een merkwaardige paradox in het Nederlandse volkshuisvestingsbestel dat deze noodwoningen, die in kwalitatieve zin zo omstreden waren, in veel gevallen nu nog steeds zeer geliefd blijken te zijn bij de bewoners. De factoren die hierbij vermoedelijk een rol spelen zijn: de lage huren, de woonvorm (laagbouw, alles gelijkvloers), de ligging op ruim bemeten percelen vaak niet te ver van de binnenstad op terreinen die in 1945 de rand van de bebouwde kom vormden en het informele karakter van de woning en de woonomgeving, waarin op het gebied van zelfwerkzaamheid van bewoners veel mogelijk was en veel werd toegelaten.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
9
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Nijmegen Het bombardement van 22 februari 1944 vaagde een groot deel van het centrum van de stad weg en richtte in de omgeving van het station zware verwoestingen aan. De brandstichtingen door de terugtrekkende vijand in september 1944 troffen vooral het oostelijk deel van het centrum en delen van Nijmegen-Oost. In september werd Nijmegen bevrijd, maar het lukte de Geallieerden vervolgens niet om ook Arnhem te veroveren met als gevolg dat Nijmegen tot maart 1945 frontstad bleef en tot die tijd beschietingen vanuit de Betuwe kreeg te verduren. Toen in maart 1945 de balans werd opgemaakt bleken er 2.200 doden te zijn gevallen. In materieel opzicht was Nijmegen één van de zwaarst getroffen steden in Nederland. Meer dan 5000 panden, waaronder 600 winkels waren verwoest. Men ging in 1945 meteen aan de slag om de stad te herstellen. In het begin beperkten de werkzaamheden zich noodzakelijkerwijs vooral tot puinruimen en provisorisch repareren en bleef woonruimte nog lange tijd schaars. Om de ergste nood te lenigen werden daklozen bij huiseigenaren ingekwartierd. Intussen werden noodwinkelcomplexen geopend aan het Mariënburg, het Kelfkensbosch en aan de Bisschop Hamerstraat. In de loop van 1946 werden de eerste noodwoningen, 352 in totaal, opgeleverd. Nijmegen kende overigens al enkele noodwoningcomplexen aan de Krayenhofflaan (25 woningen) en aan de Wolfskuilseweg en de Floraweg (50 woningen). Deze waren na de Eerste Wereldoorlog opgericht voor de opvang van vluchtelingen en later voor inwoners die als gevolg van krotopruiming hun woning hadden moeten verlaten. In 1946 verrezen aan de Muntweg 48 Zweedse noodwoningen, houten barakken met twee of vier woningen per eenheid. In 1966 werd de laatste woning gesloopt. Op de Kopse Hof werden eveneens in 1946 houten barakken met 100 woningen gebouwd, waarvan de laatste vier woningen in 1967 werden ontruimd en gesloopt. Deze woningen waren in beginsel bestemd voor de opvang van slachtoffers van de oorlogsverwoestingen, maar werden in 1948 toegewezen aan voormalige NSB'ers en Oostfrontstrijders en tenslotte vanaf 1955 in verband met de sanering van de Benedenstad, verhuurd aan inwoners die ten gevolge van de krotopruiming moesten vertrekken. De 204 noodwoningen aan de Driehuizerweg bestonden uit verschillende typen stenen huizen, waarvan de laatste begin jaren '70 zijn gesloopt. De semipermanente Maycrete noodwoningen, die zowel een voorbeeld vormden van noodwoningbouw als van systeembouw werden in 1947 gebouwd aan de Hatertseweg (60) en aan de Bosweg (8). Pas in 1951 volgden de Aireywoningen op het Heseveld, 190 eengezinshuizen in 1951, 24 eengezinshuizen in 1952 en 216 etagewoningen en 6 bejaardenwoningen in 1954. Hier is in feite geen sprake meer van noodwoningen in enge zin, maar van semi-permanente systeembouw ter bestrijding van de woningnood. De Aireywoningen staan er nog steeds.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
10
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
De Maycrete woningen aan de Hatertseweg Historie en Ligging Het Hoofd van het Plaatselijke Bureau voor den Wederopbouw en Volkshuisvesting geeft in 1947 een bouwvergunning voor zestig Maycrete woningen aan de Hatertseweg en acht woningen aan de Bosweg. De woningen zullen worden geëxploiteerd door de Woningvereniging Nijmegen. In 1951 worden de achtenzestig Maycrete woningen, die eigendom zijn van het Rijk overgenomen door de Gemeente Nijmegen. Voor allerlei zaken blijft rijkstoestemming nodig, bovendien blijft het Rijk de woningen subsidiëren. De exploitatie blijft in handen van de Woningvereniging.
De Woningvereniging had in 1947 via de Gemeente het Rijk toestemming gevraagd om schuurtjes bij de woningen te mogen bouwen. Het Rijk wees het verzoek af, omdat zij het bouwen van schuren in strijd achtte met het tijdelijke karakter van de noodwoningen, die hooguit tot 1963 zouden mogen blijven staan. In 1963 wordt de termijn echter met drie jaar verlengd. Het slopen van de noodwoningen op de Kopse Hof en de Driehuizerweg, die van slechtere kwaliteit waren, vorderde langzamer dan gepland. Bovendien waren de woningen nodig om plaats te bieden aan mensen die in het kader van krotopruiming elders in de stad vervangende woonruimte behoefden. In 1972 wordt opnieuw toestemming gevraagd om de woningen te handhaven, omdat de woningen nog steeds onmisbaar zijn. De Gemeente geeft de Woningvereniging Nijmegen, onder voorbehoud van toestemming van rijkswege, toestemming voor handhaving van de achtenzestig Maycrete woningen voor een termijn van 15 jaar. In 1974 verlengt het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de termijn met vijftien jaar tot 1989 op voorwaarde dat de woningen worden gerenoveerd. In 1989 wordt de rijksbijdrage aan de woningen weliswaar stopgezet, maar de termijn nogmaals met vijftien jaar verlengd tot 2004.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
11
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
De dertig twee-onder-één-kap woningen zijn gelegen op een rechthoekig, hellend terrein omsloten door de Hatertseweg, Slotemaker de Bruïneweg, Vossenlaan en Oude Molenweg. Het terrein wordt doorsneden door de in 1947 nieuw aangelegde enigszins gebogen Beverweg, die parallel loopt aan de Hatertseweg en de Vossenlaan en de Slotemaker de Bruïneweg en de Oude Molenweg met elkaar verbindt. Tussen de Vossenlaan en de lager gelegen Hatertseweg bestaat over een lengte van ca. 135 meter een hoogteverschil van 3 meter. Tussen de Slotemaker de Bruïneweg en de lager gelegen Oude Molenweg is ca. 1 meter verschil in hoogte.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
12
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Omschrijving (toestand 1947) De fundering bestaat uit een gewapend betonnen ringbalk op gemetselde poeren, waartussen een stampbetonvloer, afgewerkt met een asfaltdekvloer. De buitenmuren bestaan uit schokbetonnen stijlen met betonplaten, een spouw en een binnenwand van hardboard. De kap is samengesteld uit stalen spanten en gordingen, afgedekt met asbestcement golfplaten. De houten buitendeuren en ramen zijn gevat in de van sponningen voorziene schokbetonnen stijlen. De binnenwanden bestaan uit regelwerk, dat aan beide kanten is bekleed met hardboard platen. De plafonds zijn uitgevoerd in zachtboard, waarop een glaswoldeken is aangebracht voor de isolatie. De woonkamer heeft een gemetseld rookkanaal. De scheidingswand tussen twee woningen is opgetrokken uit 18cm. dikke drijfsteen. De riolering bestaat uit septictanks en zinkputten. De erfscheidingen bestaan uit rondhouten palen met gegalvaniseerd ijzeren spandraden, terwijl langs de wegen en tussen de huizen ligusterhagen zijn aangeplant. Huidige toestand (exterieur) In de loop der jaren hebben de woningen tal van wijzigingen ondergaan. De woningen zijn overigens reeds in 1955 op de gemeentelijke riolering aangesloten, ondanks het feit dat toestemming hiervoor - gezien het tijdelijke karakter van de woningen - jarenlang was geweigerd. De grootste gevolgen voor het aanzien van de woningen heeft de renovatie van 1973 gehad. Het dak van asbestcementen golfplaten is inclusief alle doorvoeren vervangen door een nieuw dak van asbestcementen golfplaten. Hierbij is tevens de asbestcementen mastgoot vervangen door een grof gedetailleerde, omtimmerde bakgoot. In 1973 zijn ook de borstweringen van de woonkamerramen verlaagd, de voordeuren vervangen en de driehoekige gevelvelden boven de voordeuren met houten delen beschoten. Bij veel woningen zijn de roeden uit voornamelijk de kleinere ramen verwijderd. De kwaliteit van het onderhoud aan het exterieur loopt nogal uiteen doordat de bewoners zelf verantwoordelijk zijn voor het schilderwerk van de betonelementen. Eén woning (Beverweg 17) is aan de buitenzijde zelfs met stucwerk afgewerkt. De meeste bewoners hebben een buitenberging, volière of andersoortig bouwwerk, dat vaak niet aansluit op de architectuur van de woningen, in de tuin geplaatst.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
13
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Huidige toestand (interieur) In de loop der tijd is het interieur van veel woningen aangepast aan de individuele wensen van de bewoners. Aangezien de wanden van hardboard vrij eenvoudig zijn te slopen, hebben de bewoners de indeling van hun woning meestal eigenhandig aangepast. Hierbij is bijvoorbeeld de woonkamer uitgebreid met een slaapkamer, zijn slaapkamers bij elkaar getrokken en is de bijkeuken aan de keuken toegevoegd. Ook is in een enkel geval een halletje gemaakt of de sanitaire unit aangepast. De oorspronkelijke plattegrond zoals weergegeven op de tekening van Bouwbureau H. van Saane zal waarschijnlijk niet vaak meer voorkomen. Een vluchtige inspectie vanaf de weg bevestigt deze veronderstelling. Op welke schaal er centrale verwarming is aangelegd kan niet worden ingeschat.
Wettelijke eisen Vanuit de regelgeving zijn aan bestaande woningen geen nadere eisen te stellen, tenzij de bouwkundige staat een gevaar vormt voor de bewoners. De indeling van de woningen, zelfs na de vele aanpassingen, is niet altijd handig. Met name de bereikbaarheid van de sanitaire unit via de woonkamer en een slaapkamer is niet meer standaard, maar nog wel acceptabel. Indien gekozen wordt voor instandhouding en renovatie van de woningen, zijn uit het oogpunt van wooncomfort en milieu aanpassingen gewenst bijvoorbeeld op het gebied van isolatie. De norm hiervoor wordt in het algemeen gesteld op een waarde van 2,5 m2K/W. In samenhang met gevelisolatie aan de binnenzijde kan aanpassing van de plattegrond geschieden.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
14
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Renovatie, voorbeeldproject te Oss De grond waarop de 44 Maycrete noodwoningen in Oss staan is eigendom van de Gemeente Oss. De Bouwvereniging (nu Brabant Wonen) betaalde als beheerder van de woningen een opstalrecht. Dat recht was evenals in Nijmegen al enige keren verlengd en liep in 1991 weer af. Het Ministerie wilde niet meer aan verlenging meewerken en geen geld meer beschikbaar stellen voor de woningen. Dit betekende dat de woningen zouden worden gesloopt. De gemeente was bereid het opstalrecht nogmaals te verlengen mits de Bouwvereniging met een haalbaar renovatieplan zou komen en de grond zou kopen tegen de geldende kavelprijs voor sociale huurwoningen. Na een haalbaarheidsonderzoek en een voorlichtingscampagne gingen Bouwvereniging en bewoners akkoord met het voorstel. De bewoners zouden alleen voor het aanbrengen van de isolerende maatregelen extra huur gaan betalen. De overige werkzaamheden die met de instandhouding van de woningen gemoeid waren, nam de Bouwvereniging voor haar rekening. De Bouwvereniging is met de Gemeente overeengekomen om de grond op termijn aan te kopen. De grondprijs is zodoende nog niet in de huurprijs verdisconteerd.
In 1993 zijn de Maycrete woningen uitwendig gerenoveerd. De bestaande enkelwandige muur is voorzien van isolatie en hier om heen is een nieuwe buitenmuur gemetseld. Er is gekozen voor lichtgrijze betonsteen, omdat deze qua kleur het meest aansluit bij de oorspronkelijke schuttingstructuur. In de muur zijn nieuwe aluminium kozijnen met dubbel glas en nachtventilatie opgenomen. Verder zijn deuren, hang- en sluitwerk en enkele keukenonderdelen vernieuwd en is er een nieuwe rioolaansluiting gemaakt. Ook is de sanitaire unit vernieuwd. Bovendien zijn de woningen rolstoeltoegankelijk gemaakt. De kosten bedroegen fl.35.000,00 (€15.882,31) per woning. Geïndexeerd naar het prijspeil van januari 2002 betekent dat een bedrag van ongeveer €23.000,00 (fl.50.685,33) per woning.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
15
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Na de uitwendige renovatie volgde een facultatieve inwendige renovatie. Deze betrof werkzaamheden die niet persé noodzakelijk waren voor de instandhouding van de woningen, maar voornamelijk hadden te maken met de indeling en het woongenot. De bewoners konden zelf bepalen of ze hier gebruik van wilden maken, omdat ze deze verbeteringen via een huurverhoging ook zelf moesten gaan betalen. Indien de bewoners niet voor de tweede fase kozen, werden de verbeteringen uitgevoerd als de woning vrijkwam, zodat alle woningen op den duur ongeveer hetzelfde voorzieningenniveau zouden bereiken. Door de ingreep werden de Maycrete woningen in Oss niet meer als noodwoning beschouwd. Het is de bedoeling dat ze na 1993 nog tenminste vijfentwintig jaar meegaan.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
16
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Renovatie, voorbeeldproject te Schiedam In tuindorp Kethel in Schiedam zijn onlangs 241 woningen gerenoveerd. De wijk bestaat uit Airywoningen en woningen van het iets minder bekende Welschensysteem. Bij de renovatie van de woningen, die destijds zijn uitgevoerd in vergaand geïndustrialiseerde bouwsystemen, is gekozen voor een werkwijze en een materiaalsoort die herinnert aan de tektoniek van de systeembouw en verwijst naar het oorspronkelijke karakter van de woningen, waarbij de bekleding in plaats van de draagstructuur het beeld bepaalt.
De twee bouwlagen tellende woningen zijn uitsluitend van buitenaf gerenoveerd. De bewoners hoefden niet tijdelijk te verhuizen, maar konden in hun woningen blijven. Tevens bleven op deze wijze alle in de laatste decennia uitgevoerde interne, legale en illegale aanpassingen en investeringen behouden. Ook de tuinen en de straatprofielen bleven gespaard. Twee proefblokken zijn als eerste aangepakt met als doel de plannen voor de bewoners aanschouwelijk te maken en de ontwerpbeslissingen te testen en desnoods op detailniveau te herzien. De kosten bedroegen in 2001 fl19.000.000,- voor 241 woningen. Dit komt neer op ca. fl80.000,- (€ 36.302,42) excl. BTW per woning.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
17
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Waardering Het complex van zestig Maycrete noodwoningen is gebouwd in 1947 naar een oorspronkelijk uit Engeland afkomstig ontwerp van ir. Maybeck, dat is aangepast door H. van Saane uit Amsterdam. Het complex is gelegen op een rechthoekig terrein omsloten door de Hatertseweg, Slotemaker de Bruïneweg, Vossenlaan en Oude Molenweg. Het terrein wordt doorsneden door de in 1946 nieuw aangelegde Beverweg, die parallel loopt aan de Hatertseweg en de Vossenlaan en de Slotemaker de Bruïneweg en de Oude Molenweg met elkaar verbindt.
Cultuurhistorische waarden De waarden van de complex liggen vooral op cultuurhistorisch gebied. Het complex is van belang als een bijzondere uitdrukking van een bestuurlijke ontwikkeling. De woningen vormen een goed voorbeeld van de wijze waarop de overheid met behulp van innovatieve bouwtechniek de acute woningnood, die na de Tweede Wereldoorlog heerste, zo snel en goedkoop mogelijk trachtte op te lossen. In het complex zijn semi-permanente noodwoningbouw en systeembouw, bouwen met geprefabriceerde onderdelen, gecombineerd. Architectuurhistorische waarden De architectuurhistorische betekenis van het complex sluit bij het voorgaande aan in zoverre dat de waarde van de woningen vooral ligt in het belang dat ze hebben voor de geschiedenis van de bouwtechniek. Bovendien is ondanks alle beperkingen van het materiaal een zorgvuldige detaillering nagestreefd, die onder meer tot uiting komt in de hoekoplossing en de deuromlijsting. Door latere renovaties - onder meer van dak, goten en ramen - is deze oorspronkelijke detaillering aangetast. De situering in Nijmegen geeft de woningen een architectuurhistorische meerwaarde. Nijmegen is één van de zwaarst getroffen steden en mede daardoor ook één van de
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
18
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
steden waar de Wederopbouwarchitectuur in al haar facetten en in grote verscheidenheid is vertegenwoordigd. De semi-permanente noodwoningen vormen een onderdeel van de keten van Wederopbouwarchitectuur die in Nijmegen is gerealiseerd. Ensemblewaarden Het complex heeft ensemblewaarde en situeringswaarde vanwege de onderlinge samenhang van de woningen en de tuinen, de aanleg op een hellend terrein, de verkaveling met de gebogen Beverweg en de grote tuinen met de inmiddels weelderige begroeiing, die het complex een landelijke uitstraling geven. Dit geldt met name voor de Beverweg, die aan beide zijden met Maycrete woningen is bebouwd. Gaafheid/ Herkenbaarheid Het complex als geheel is structureel gaaf bewaard gebleven, maar per woning afzonderlijk aangetast. De woningen zijn bij een eerdere renovatie collectief gewijzigd, bovendien heeft vrijwel iedere woning de nodige individuele aanpassingen ondergaan. Zeldzaamheid Het complex kan van belang zijn vanwege de bouwtechnische en typologische zeldzaamheid die het in de loop der tijd heeft opgebouwd, omdat andere complexen zijn gesloopt of ingrijpend gerenoveerd. Na de oorlog zijn er tenminste 930 Maycrete noodwoningen in Nederland gebouwd. Het is niet duidelijk hoeveel er daarvan nog resteren.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
19
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Conclusie en aanbevelingen Sloop of behoud? Vanuit cultuurhistorisch en architectuurhistorisch oogpunt zou tenminste één blokje Maycrete woningen behouden moeten blijven. Uit het oogpunt van de ensemble- en situeringswaarde is het behoud van één blokje te weinig en zou het handhaven van het gehele complex verdedigbaar zijn. Gelet op de extra waarde van de Beverweg in het geheel zou tenminste de bebouwing aan beide zijden van deze straat behouden moeten blijven. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat behoud van het gehele complex de voorkeur verdient. Indien dit niet mogelijk is zou in ieder geval de bebouwing aan de Beverweg behouden moeten blijven. Wanneer echter enkel de Maycrete woningen aan de Beverweg worden gehandhaafd en de woningen aan de omringende straten zoals de Hatertseweg, Vossenlaan, Oude Molenweg en Slotemaker de Bruïneweg zouden worden gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe ontwikkeling, is het van groot belang om het kwaliteitsniveau van bestaand en nieuw goed op elkaar af te stemmen. Kiezen voor behoud zou behalve om cultuur- en architectuurhistorische redenen ook vooral moeten geschieden vanwege het woongenot, dat de bewoners ontlenen aan het woningtype en de woningsituering. Renoveren, maar hoe? Indien wordt gekozen voor behoud van het complex dienen de woningen te worden gerenoveerd. De woningen om architectuurhistorische redenen terug restaureren naar de staat van 1947 is niet aan de orde. De bewoners hebben gedurende vijfenvijftig jaar de woningen en de tuinen aan hun woonwensen aangepast. De woningen en hun directe omgeving zijn met de veranderende eisen op het gebied van wooncomfort meegegroeid. Hiervan kan bij renovatie gebruik worden gemaakt. Vanuit architectuurhistorisch oogpunt heeft renovatie aan de binnenzijde van de woningen de voorkeur. De kenmerkende schuttingconstructie en daarmee het zo typerende semi-permanente karakter van de noodwoningen blijft immers zichtbaar. Het nadeel is dat deze optie praktisch gezien moeilijk lijkt. Alle door de bewoners gepleegde investeringen gaan verloren, de bewoners zullen tijdelijk elders gehuisvest moeten worden en ook bouwtechnisch zitten aan deze variant nogal wat haken en ogen. Indien ondanks de evidente nadelen toch wordt gekozen voor renovatie aan de binnenzijde verdient het aanbeveling om zaken die bij de renovatie van 1973 aan het exterieur verloren zijn gegaan in oude luister te herstellen. Hierbij moet worden gedacht aan het terugbrengen van de mastgoten aan het dak en het fatsoeneren van de topgevelbeschieting. Het herstellen van de oorspronkelijke hoogte van de borstweringen is vanuit het oogpunt van wooncomfort niet meer verdedigbaar. Renovatie aan de buitenzijde heeft tot voordeel dat de bewoners gedurende de werkzaamheden in hun huis kunnen blijven en dat de door zelfwerkzaamheid aangebrachte verbeteringen aan de binnenzijde niet verloren gaan. Bovendien biedt renovatie aan de buitenzijde, gecombineerd met enkele aanpassingen in het interieur (onder meer de sanitaire unit), een uitgelezen kans om de woningen kwalitatief op te waarderen. De woningen krijgen als het ware een facelift. Een ander voordeel van
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
20
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
renovatie aan de buitenzijde is dat met beperkte aanpassingen in het interieur kan worden volstaan. Het complex zou per woning moeten worden geïnspecteerd om te bezien in hoeverre de woningen - ten gevolge van de jarenlange aanpassingen door bewoners - inmiddels aan de eisen van het Bouwbesluit tegemoet komen. Woningen die hier niet aan voldoen worden aangepast op het moment van algehele renovatie of op het moment dat de woning vrijkomt. Het nadeel van renovatie aan de buitenzijde is - zoals al eerder opgemerkt - dat de oorspronkelijke huid aan het zicht wordt onttrokken. Wanneer zoals in Oss niet de cultuur- of architectuurhistorische waarde als uitgangspunt is genomen, maar vooral het woongenot van de bewoners en de grote vraag van woningzoekenden naar deze woningen de redenen voor renovatie vormen, is dit geen probleem. Desondanks zijn in Oss essentiële kenmerken zoals de hoofdvorm, het informele karakter en de landelijke uitstraling van de woningen behouden gebleven. Een compromisoplossing zou kunnen zijn om aan de buitenkant te renoveren, maar te kiezen voor een werkwijze en een materiaalsoort die herinnert aan de tektoniek van de systeembouw en verwijst naar het oorspronkelijke semi-permanente karakter van de noodwoningen. In Schiedam zijn met behulp van deze benaderingswijze Aireywoningen gerenoveerd. Op deze wijze wordt geprofiteerd van de voordelen die renovatie aan de buitenzijde biedt, terwijl een deel van het typerende karakter van de woningen - zij het in een andere vorm - behouden blijft. Wel zal voor de Maycrete woningen naar een geëigende vorm moeten worden gezocht. Het voorgaande in overweging nemend verdient - indien tot het behoud van het complex wordt besloten - renovatie aan de buitenzijde van de woningen de voorkeur. Daarbij is het raadzaam om de woningen, die momenteel vooral aan ouderen worden verhuurd ook wettelijk voor ouderen geschikt te maken; dat wil zeggen aanpassing van de sanitaire unit en het rolstoeltoegankelijk maken volgens de aanbevelingen van 'Geboden toegang'. Vervolgens kan een keus worden gemaakt tussen de renovatiewijze zoals in Oss in de praktijk is gebracht of de manier waarop dat in Schiedam is gedaan. Beide varianten houden de situerings- en ensemblewaarden volledig intact en tasten de cultuurhistorische waarde niet fundamenteel aan. De architectuurhistorische waarde wordt aan het oog onttrokken, hoewel de schuttingconstructie natuurlijk binnen de nieuwe huid blijft voortbestaan. Beide varianten geven de woningen een kwalitatieve impuls. Wanneer gekozen wordt voor de trant van de 'Schiedamse variant' zal nader onderzoek moeten plaatsvinden en een voor de Nijmeegse Maycrete woningen geschikte toepassing moeten worden ontwikkeld. Het voordeel van de methode Oss is dat de onderzoeken al zijn verricht en hebben geresulteerd in een kant-en-klare oplossing, die kan worden overgenomen.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
21
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
Bronnen Abma, R. e.a. (red.), Stad aan de Waal. Nijmegen van Romeinse tot moderne stad, Nijmegen 1984. Archief Bouwen en Wonen Gemeente Nijmegen dossier 8071 Archief Bouwen en Wonen Gemeente Oss Meeuwsen, L., Architectuur aan de lopende band, ongepubliceerde doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Groningen 2001. Goed gefundeerd, uitgave van Bouwvereniging St. Willibrordus te Oss, december 1992/ januari 1993. Goed gefundeerd, uitgave van Bouwvereniging St. Willibrordus te Oss, maart 1994. Handleiding Selectie en Registratie Jongere Stedebouw en Bouwkunst, Rijksdiens t voor de Monumentenzorg, Zeist 1991. Siraa, H.T., Een miljoen nieuwe woningen. De rol van de rijksoverheid bij wederopbouw, volkshuisvesting, bouwnijverheid en ruimtelijke ordening (1940-1963), 's-Gravenhage 1989. Stuhlmacher, M., Architectuur van het dagelijkse leven. Renovatie van woonblokken door Biq in Schiedam; in: de Architect, oktober 2001. Vreese, A. S.J. de, Sociale woningbouw, woningnood, noodwoningen in Nijmegen na 1945, ongepubliceerde afstudeerscriptie Hogeschool Arnhem Nijmegen 1994. Vreeze, N. de, Woningbouw, Inspiratie en Ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland, Amsterdam 1993.
M A Y C R E T E
N O O D W O N I N G E N
I N
N I J M E G E N
22