15 Juni 1934
No, 502
Adres voor Redactie en Administratie:
Redacteur:
Dit blad verschijnt ten minste
Laan van Nieuw Oost-Indië 156, Den Haag.
D. H A N S
éénmaal per maand.
DE SPELLING. Natuurlijk hebben wij, journalisten, belang bij en belangstelling voor het spelling-vraagstuk. Verschillende bijdragen in het orgaan (ook in dit nummer) hebben daarvan reeds getuigenis afgelegd. Het Kringbestuur heeft gemeend, geen officieele uitspraak te moeten doen noch èen van den Kring te moeten uitlokken over het „compromis" van Minister Marchant. Het wist, dat er groot meeningsverschil daaromtrent onder ons bestaat; het was trouwens reeds aan den dag getreden; wat beteekent, bij een vraagstuk als dit, een bij (kleine) meerderheid van stemmen gedane uitspraak? Dus hield het zich maar liever op-de-vlakte, daarbij natuurlijk ruimte latend voor den individueelen strijd der meeningen en overigens uitsprekend, dat de vraag der invoering wel door en voor elk blad afzonderlijk zal worden beslist. Wij veroorloven ons hier echter over den inhoud van het „compromis" een enkel woord. Een korte recapitulatie vooraf. De e zal aan het eind van open lettergrepen niet meer worden verdubbeld, behalve De o van 't zelfde, behalve De sch zal alleen worden geschreven als men den klank volledig hoort, behalve De naamvalsuitgang n vervalt, behalve in enkele „oude, versteende naamvals-vormen" (met dien verstande; te goeder trouw, enz.). Ten aanzien van de tusschenletters n en s (kerseboom; bessensap; kippehok; tijdsbepaling enz.), zal een woordenlijst voorschriften geven, maar „te voorzien" is dat in vele gevallen tweeërlei schrijfwijze zal worden toegelaten. Wij hebben het woord compromis enkele malen tusschen aanhalingsteekens gezet. Het is gebezigd door de ministerieele commissie, waarvan de Minister zélf voorzitter was. Maar de oppositie is nu reeds zoó sterk en komt (naast de verdedigers) uit zoo verscheiden kring, dat van een compromis toch moeilijk gesproken kan worden. Het is bedoeld als compromis, toegegeven; de bedoeling is echter, gelooven wij, niet bereikt. En zeer zeker niet ten aanzien van de hoofdzaak. Als zoodanig beschouwen wij het vervallen van den buigingsuitgang. Er is een essentieel verschil tusschen dit deel van het voorstel en de rest. W a n t men moge die enkele e en die enkele o en het wegvallen van de sch (over de uitzonderingen spreken wij nu maar niet) goed of kwaad, mooi of leelijk, logisch of onlogisch vinden, met den rijkdom, den inhoud van onze taal hebben zij
bitter weinig te maken. Maar het wegvallen van den buigingsuitgang raakt dien rijkdom, raakt taal- en stijlgebruik onmiddellijk. Toen dadelijk na het verschijnen van het ontwerpMarchant één der dagbladen onze meening er over vroeg, hebben wij voornamelijk dat vervallen van de naamvals-n bestreden en ten aanzien daarvan het woord „taaiverarming" gebezigd. Tot onze voldoening zagen wij later dit woord door anderen (o.a. door hoogleeraren der Vrije Universiteit) eveneens gebruikt. Daarna hebben wij dezelfde bezwaren uiteengezet in een enquête, welke een bibliografisch tijdschrift instelde, en wij veroorloven ons er ook hier op te wijzen. Niemand kan op goede gronden loochenen, dat bij het wegvallen van den naamvals-uitgang bepaalde zins-vormen en zinsconstructies niet meer gebezigd kunnen worden, m.a.w. dat de lenigheid van onze taal in een bepaalde richting zal verminderen. Dit is taaiverarming, waartegenover het niet voldoende is te wijzen op het gemak, dat (b.v. voor het onderwijs) zal ontstaan. De taal van een volk is meer dan een examen-vak. „Wie geen taal heeft, is geen naam weerd, waar geen taal leeft, is geen volk", zei Gezelle. Wij mogen den taalschat niet noodeloos verminderen. Een eenvoudig zinnetje. „Den jongen ontmoette de man niet". Een ander, (dat Boutens in de pers gaf:) „De Koning heeft mijn vader niet gezien". In zulke zinnen blijkt de beteekenis en de bedoeling uit de n. Laat deze weg, en de zin wordt dubbelzinnig en de zins-constructie kan niet meer gebruikt worden. Het zijn eenvoudige voorbeelden, doch voor velerlei variatie vatbaar. De beginregel van een bekend gezang luidt: „Den hoogen God alleen zij eer!" W a t moet hiermee — vroeg een gezien man in den lande — als de n wegvalt? Inderdaad, hier komt het taa\-gevoel in het spel, hier geeft de n van den derden naamval statigheid, gedragenheid, wijding aan den regel; laat de n weg, en het is of de spier verslapt. Wij laten het bij deze eenvoudige voorbeelden. De Regeering zal goed doen, althans dit deel van het „compromis", waartegen zoo ernstige en inhoudrijke oppositie kwam, te laten vervallen. De rijkdom en de lenigheid van onze taal zouden er door geschonden worden. En het kan en mag toch niet de bedoeling zijn, hervormingen in onze taal over te brengen, wanneer daartegen in breeden kring ernstig bezwaar bestaat.
DE
74
J O U R N A L I S T
I N H O U D : De Spelling. — Officiëele Mededeelingen; Ledenlijst; Mededeeling; Bemiddelingsraad; N a a r Groningen. — Aangesloten Vereenigingen: R.J.V. — Allerlei Onderwerpen: Ons uitstapje naar Groningen; N a U, Excellentie!; Spellingchaos; C. N. van der Pol f, Jubileum P. J. Blok; Mijn ruzie met Wagenvoort; Jac. Vonk f; C. J. Schotel; Zelf betalen; Politie en Pers spelen gelijk. — Nederlandsch-Indië; C. J. Nauta; Dreigement. — Buitenland: De South Polar Times. — Journalistieke Herinneringen: V a n een journalist die ambtenaar was. — Willem Landré. — Uit Andere Bladen: Voetbal-psychose. — Allerlei Berichten. — Advertentiën.
Officiëele Mededeelingen. LEDENLIJST. Aangenomen als gewoon lid: Mr. F. G. Cohen, Prov. Gron. Crt., Oude Ebbingestraat 44, Groningen. A. Merkelbach, Nieuwsblad voor Epe, Pastorielaan 149, Epe. Voorgedragen als gewoon lid: F. P. Groot, N. Langedijker Cf., Dorpsstraat 299, Oudkarspel. F. Tieter, Goudsche Ct., Markt 31, Gouda. E. van Nie, Het Volk, Nassaukade 175III, Amsterdam. Overleden: J. Vonk, Amsterdam. C. N . van der Pol, den Haag. Overgeschreven: Als gewoon naar buit. lid jhr. J. Feith, Den Haag. Adresveranderingen en -verbeteringen: J. Elstrodt, Jekerstraat 78 II, Amsterdam. Joh. J. Hesseling, naar Joh. Verhulststr. 96, Amsterdam ( Z . ) . Joh. Raatgever, Zweerslaan 2, Bilthoven. F. J. Fransen, naar Fahrenheitstr. 477, den Haag. P. van 't Veer, naar Appelstraat 139, Den Haag. E. J. A. M. Hoornik, naar Stadionweg 261, Amsterdam ( Z . ) . G. H. Knap, naar Noorder Amstellaan 111, Amsterdam ( Z . ) . J. Blumberg, naar Jan v. Eyckstr. 5, Amsterdam ( Z . ) . W . J. C. van Noorle Jansen, naar Westersingel 54, Rotterdam. D. v. d. Stoep, naar Bilderdijkstr. 18, Leiden. A. P. Bongers, naar Overtoom 254 II, Amsterdam (W.). W m . S. B. Klooster, Deli-Cowant, Medan (Deli). Gevraagde adressen: Mevr. Augusta de W i t . A. G. A. Bollee, Amsterdam. F. L. Verbeek, Hilversum. H. Tieks Koening, Amsterdam. W . Zijp, Zaandam. Mededeeling. Verschenen is een nieuwe en aangevulde druk van het boekje, waarin de tekst voorkomt van de verschillende overeenkomsten en besluiten, door den Kring getroffen en genomen inzake belangrijke aangelegenheden. Een exemplaar daarvan wordt na aanvrage door den secretaris gaarne toegezonden. Bemiddelingsraad Journalistiek. De bemiddelingsraad in de journalistiek is thans aldus samengesteld: voor de Nederlandsche Dagbladpers de
heeren mr. H. Dikkers, (Zwolsche Crt.), Th. M. Houwert (Tubantia), plaatsvervangers de heeren P. W . Peereboom en C. M. Dosker; voor den Nederlandschen Journalistenkring de heeren A. G. Biemond en L. Schotting, plaatsvervangers Is. Santcroos en D. Kouwenaar; voor „De Kathol. Nederlandsche Dagbladpers" de heer S. Bruijsten, wiens plaatsvervanger is de heer Felix A. A. Herold; en voor de R. K. Journalistenvereeniging H. baron van Lamsweerde en de heer J. Zwetsloot, plaatsvervanger. Het secretariaat is, op algemeen verzoek, voorloopig gevestigd bij den heer L. Schotting, Vijzelstraat 50, Amsterdam. Naar Groningen! Elders in dit nummer vindt men uitvoerige mededeelingen uit Groningen omtrent de excursie op 14 en 15 Juli. Het Kringbestuur moge echter ook in deze officiëele rubriek een woord van opwekking doen hoor en, om aan het uitstapje deel te nemen. Laat men zich onverwijld opgeven bij onzen secretaris: Schiefbaanstraat 15, den Haag.
Aangesloten Vereenigingen. ROTTERDAMSCHE 30URNAUSTEN-VEREENIGING. Op 12 Mei j.1. hield de R.J.V. haar jaarvergadering in Tivoli onder voorzitterschap van Mr. P. C. Swart. De jaarverslagen van den secretaris en den penningmeester werden goedgekeurd. Uit dat van den secretaris blijkt dat het ledental in 1933—'34 is toegenomen en thans 50 bedraagt. Het verslag van den penningmeester, den heer P. J. Blok, vermeldt een batig saldo van ƒ 140.89 tegen ƒ 176.98 op 1 Mei 1933. Hij stelt voor om uit het saldo ten behoeve van het Steunfonds voor Weduwen en Weezen van den Kring ƒ 50 af te staan. Dit sympathieke voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Mr. P. C. Swart wordt bij acclamatie herbenoemd als voorzitter, de heer J. Schaver met algemeene stemmen aangewezen als gedelegeerde in het Kringbestuur. Ondergeteekende heeft een inleiding gehouden over het plan voor pensionneering van weduwen en weezen van journalisten. Hij heeft als Kringpenningmeester tal van bewijzen van instemming en lust tot deelneming ontvangen, het minst uit Rotterdam! In de discussie, die op deze inleiding volgt, wordt op de belangrijkheid van de tarieven gewezen. Inleider geeft dat toe. doch deze tarieven kunnen eerst worden samengesteld, als men kan uitgaan van een behoorlijk aantal deelnemers. De voorzitter steunt de opwekking om mee te doen aan dit nieuwe Kring initiatief. Bij de rondvraag wordt uitvoerig over Persconferenties gesproken, waarbij de meening instemming vond, dat zulke conferenties het persoonlijk initiatief dooden of — zooals de voorzitter zei — „uit den booze zijn als geestelooze mededeelingen of als poging om het oordeel te beïnfluenceeren". In dit verband wordt ook betwijfeld of de Regeeringspersdienst voor journalistiek initiatief den juisten weg volgt. Anderzijds wordt met waardeering over dezen nieuwen dienst gesproken. Op deze vergadering waren aanwezig de in dit jaar uit Rotterdam vertrokken oud-leden Van Overbeek en Cnossen aan wie, na afloop, aan een gezelligen maaltijd door den voorzitter vriendelijke woorden van dank en waardeering werden gewijd. Beide collega's dankten daarvoor en verzekerden dat de vriendschap en de collegialiteit onder de Rotterdammers tot de beste herinneringen uit hun journalistiek leven behoorden. De secretaris, DEKKING.
DE
J O U R N A L I S T
75
Allerlei Onderwerpen. Ons uitstapje naar Groningen en omgeving op 14 en 15 Juli a.s. Nadere bijzonderheden betreffende het pro gramma, de deelneming, enz.
In het vorige nummer van De Journalist konden wij reeds het een en ander meedeelen over ons uitstapje op 14 en 15 Juli a.s. naar Groningen en omgeving en tevens een algemeen overzicht geven van het zeer gevarieerde programma, dat onze Groningsche collega's voor die dagen hebben samengesteld. Thans kunnen wij, in aansluiting op ons vorig nummer, nog enkele nadere bijzonderheden en mededeelingen laten volgen, in het bijzonderheden wat betreft de indeeling van het programma en de deelneming aan onze trip naar Groningen. De secretaris van de Groningsche Journalisten-Vereeniging, collega Z . J. W . van Schreven, meldde ons n.1. nog het volgende: Het bericht, dat de Nederlandsche Journalisten-Kring dit jaar zijn zomeruitstapje naar Groningen maakt, is hier in breeden kring met groote vreugde ontvangen. Algemeen stelt men het hier op hoogen prijs, dat Groningen de eer te beurt is gevallen, de Nederlandsche journalisten een tweetal dagen in zijn midden te mogen hebben, terwijl iedereen graag wil medewerken om het den gasten die dagen zoo prettig en aangenaam mogelijk te maken. Steeds weer hebben wij dat bij het treffen der voorbereidingen voor dit uitstapje kunnen ondervinden en een woord van dank tot allen, die hiertoe het hunne hebben bijgedragen, is hier zeker niet misplaatst. Programma.
Gaven we in het vorig nummer reeds een min of meer uitvoerig overzicht van het programma voor 14 en 15 Juli, thans laten we ter aanvulling nog enkele nadere bijzonderheden volgen. Vermoedelijk zullen de meeste deelnemers en deelneemsters Zaterdag 14 Juli met den trein van 17.24 in Groningen arriveeren. Een vroegere aankomst zal èn in verband met de werkzaamheden èn in verband met den betrekkelijk grooten afstand niet wel mogelijk zijn. Waarschijnlijk zullen onze gasten het na de lange treinreis op prijs stellen, zich even te kunnen
Stadsgezicht in Groningen.
verfrisschen. Er zijn dan ook maatregelen getroffen, om de dames en heeren naar hun resp. hotels te begeleiden. Daarna worden allen verwacht in een der zalen van hotel-restaurant „Frigge" in de Heerestraat, waar re 7 uur de ontvangst door de Gron. 3. V.
plaats heeft, in den vorm van een gezellige reunie, waarbij de gebruikelijke „appéritief" natuurlijk niet zal ontbreken. Vervolgens begeven we ons naar den „Wintertuin-Frigge" in hetzelfde gebouw, waar te 8 uur het Gemeentebestuur van Groningen den gasten een diner aanbiedt, waaraan tevens is verbonden officieele ontvangst door het Gemeentebestuur.
N a het diner zal, eveneens in den „Wintertuin" — „Frigge" is dien avond geheel voor ons gereserveerd — een feestavond plaats hebben. Hiervoor is een bijzonder gevarieerd programma samengesteld; natuurlijk is er muziek, afgewisseld door eenige cabaretnummers van verschillend genre, terwijl de danslustigen ook ruimschoots gelegenheid zullen hebben zich aan de kunst van Terpsichore over te geven. Voorts zullen nog enkele verrassingen volgen, doch aangezien een verrassing niet verklapt mag worden, zullen we hierover verder zwijgen. W e l kunnen we voorspellen, dat men noode afscheid van den „Wintertuin" zal nemen. Hetgeen toch wel zal moeten, want den volgenden dag wacht nog een uitgebreid programma. Autotocht door Groningen en omgeving.
Zondagochtend om 9 uur is het verzamelen op de Groote Markt. Daar zullen auto's gereed staan voor een rondrit door de binnenstad en door de nieuwe fraaie buitenwijken. Men zal hierbij een indruk krijgen van „oud-Groningen ", waaraan nog menig gebouw en menig pitoresk geveltje herinnert, terwijl men tevens zal kunnen constateeren dat de moderne nieuwe buitenwijken met den ruimen straataanleg en de prachtige plantsoenen in alle opzichten gezien mogen worden. Naar buiten.
Groningsch kiekje.
N a deze rondrit door de stad Groningen gaan we langs den mooien Heereweg, door Helpman, langs den Rijksstraatweg naar Haren, het vriendelijke dorpje met zijn fraaie villa's en landhuizen. Door het villapark van Haren en „Tuindorp" gaat de reis verder over Harendermolen, Glimmen, De Punt, langs het luchtvaartterrein
76
DE
J O U R N A L I S T
voor Noord-Nederland naar Eelde en Paterswolde, het uitspanningsoord bij uitnemendheid, niet alleen voor de Groningers maar ook voor tallooze anderen, die rust en genoegens willen laten samengaan. In Paterswolde, bij het paviljoen aan het Paterswoldsche Meer wacht ons een bijzondere attractie. De gasten zullen daar onthaald worden op echte Groninger koek en koffie, geschonken uit de traditioneele Groningsche „Kraantjespotten" en rondgediend door een aantal dames in Groningsche costuum. N a in voldoende mate van koffie en koek genoten te hebben, zal men zich kunnen vermeien op het water. Een rondvaart op het meer per motorboot biedt de beste gelegenheid om te genieten van het mooie natuurschoon rond het meer, terwijl hoogstwaarschijnlijk een zeilwedstrijd aan het geheel nog meer bekoring zal geven. Terwijl een gedeelte van het gezelschap zich op het water vermaakt, zal een ander gedeelte een prachtige wandeling maken door de, aan natuurschoon rijke „Vosren", terwijl de anderen de hierboven genoemde wanbergen". Daarna gaan de wandelaars het meer „bevadeling maken. Noenmaal en middagtocht.
Om half drie heeft dan een lunch plaats, aangeboden door het Gemeentebestuur van Haren en Eelde. Op verzoek van genoemde autoriteiten wordt deze lunch in het „Familiehotel" en in het „Clubhuis" te Paterswolde gehouden. Men zal zich daarvoor in twee groepen moeten verdeelen, hetgeen trouwens met de boottocht en de wandeling ook reeds het geval was. N a de lunch gaat het weer stadswaarts, doch niet rechtstreeks. Groningen bezit een buitengewoon mooi aangelegd „Stadspark", met zeer fraaie uitzichten over den vijver en de zorgvuldig beplante gazons en bosschages. In het paviljoen biedt de G.J.V. den gasten een thee met „bijlagen" aan, terwijl men tevens nog in de gelegenheid zal zijn hier nog enkele oogenblikken door het park te wandelen. Niet al te lang, want het einde van den middag zal dan wel in het zicht zijn, waarmede tevens ook het einde van het programma is gekomen. Immers de trein van 17.42 uit Groningen is de laatste, welke nog aansluiting heeft naar het Zuiden. Zij, die met dezen trein mee moeten, zullen per auto naar het station gebracht worden. Degenen, die tot den trein van 19.38 den tijd hebben (deze geeft wel aansluiting naar „Holland" doch niet meer naar het „verre Zuiden") — behoeven geen haast te maken. Met hen hopen we nog eenigen tijd in het mooie Stadspark te kunnen toeven. Ook zij zullen per auto (bus) naar het station gebracht worden. Chronologisch overzicht.
In aansluiting op het bovenstaande laten wij nog een chronologisch overzicht van het programma volgen: Zaterdag 14 Juli. 7 uur: Ontvangst der gasten door de Groningsche Journalisten-Vereeniging en reunie in Hotel-restaurant „Frigge", Heerenstraat 72. 8 uur: Diner in den „Wintertuin-Frigge", aangeboden door het Gemeentebestuur van Groningen. Daarna: Feestavond in den „Wintertuin". Zondag 15 Juli. 9 uur: Samenkomst op de Groote Markt voor autotocht door de stad en door de omstreken naar Paterswolde. l l j ^ uur: Koffie-attracties, boottocht over het Meer, aangeboden door de Vereeniging voor Vreemde-
lingenverkeer Eelde-Paterswolde, wandeling door de omgeving. 2x/i uur: Lunch in het Familiehotel en het Clubhuis Paterswolde, aangeboden door de gemeentebesturen van Haren en Eelde. 4}/2 uur: Thee in het paviljoen Stadspark. 17.42 of 19.38: Vertrek. De kosten van de deelneming.
Een ongetwijfeld belangrijk punt. Welke kosten zijn aan dit tweedaagsche uitstapje verbonden? Deze beperken zich, behalve de reiskosten, tot die voor het logies en de verteringen tijdens den feestavond van Zaterdag. De reiskosten zal men, zooals reeds in het vorig nummer is opgemerkt, zelf zeer sterk kunnen reduceeren, door hetzij gebruik te maken van vacantie-kaarten, hetzij te reizen op gezelschapsbiljetten. Het zal voor de meesten niet moeilijk zijn, groepen van 10 of meer personen te vormen. De spoorwegen geven dan op een heenen terugreis, (3 dagen geldig) ± 3 0 % reductie. De kosten voor de verteringen op den feestavond van Z a terdag heeft men uit den aard der zaak geheel zelf in de hand. Rest nog het logies met ontbijt. In overleg met verschillende eerste-rangs hotels hebben wij den prijs voor logies 'met ontbijt kunnen vaststellen op ƒ 2.50 per persoon. Zijn er collega's, die er de voorkeur aan geven om in een Israëlitisch hotel gehuisvest te worden, ook hiervoor is gezorgd. Deze kosten vervallen natuurlijk voor hen, die event, bij familie of kennissen kunnen overnachten of die geen gebruik wenschen te maken van onze „hotelbemiddeling". Zooals men ziet, zijn de aan het uitstapje verbonden,' kosten wel tot het minimum beperkt. Zij, die aan het uitstapje naar Groningen wenschen deel te nemen — en wij hopen van harte dat wij hier zeer vele collega's met hun dames zullen mogen begroeten — worden uitgenoodigd: a. zich op te geven vóór 1 Juli a.s. bij den Kringsecretaris, collega G. Polak Daniels, Schiefbaanstraat 15, den Haag. Men melde of men al dan niet met dame komt en of er hotelruimte (event, in Israëlitisch hotel) moet worden gereserveerd; b. een bedrag van f 2.50 per persoon per postwissel over ie maken aan de penningmeester esse der Groningsche Journalisten-V ereeniging, me]. T. van Oosten, van Speykstraat 8, Groningen of dit bedrag te storten of oyer te schrijven op postrekening 100370 ten name van de Provinciale Groninger Courant re Groningen met de vermelding „i?oor Kringuitstapje". Ook zij, die geen gebruik wenschen te maken van onze hotelbemiddeling, geven zich s.v.p. tijdig op! Zoodra onze penningmeesteresse de gelden heeft ontvangen, zal den deelnemers een bonboekje worden toegezonden, waarin zich de benoodigde bons bevinden. Ook zij, die geen hotelruimte wenschen gereserveerd te zien, ontvangen zulk een bonboekje, echter zonder de hotelcoupon. Tenslotte nog een vriendelijk verzoek tot de deelnemers en deelneemsters om zich te houden aan de in het programma vermelde tijden. Voor een vlotte afwerking van het programma is het noodzakelijk, dat er geen oponthoud of stagnatie komt. W e rekenen en vertrouwen op aller medewerking! En last not leasti Allen op 14 Juli a.s. naar Groningen, collega's. Gij zijt hartelijk welkom en we zullen er voor zorgen, dat ge nog langen tijd met veel genoegen aan het zomeruitstapje 1934 zult terugdenken.
DE
J O U R N A L I S T
NA U, EXCELLENTIE! Open brief aan Z.E. den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Excellentie, In uw radiorede op Maandag 7 Mei j.1. hebt gij uw voornemen medegedeeld, om de onlangs gepubliceerde nieuwe spellingsmethode met ingang van 1 September a.s. in te voeren. Wij bewonderen de snelle vaart uwer bewindsvoering, de voortvarendheid, waardoor ge u steeds hebt gekenmerkt; wij bewonderen ook de vaardigheid, waarmede ge ook ditmaal weder, bij 't verdedigen van uw inzicht, de lachers op uw hand te krijgen wist. Maar meent gij waarlijk, Excellentie, dat de serie grappen, waarmee ge in uw rede ons een aangenamen avond hebt bezorgd, voldoende argumentatie vormen voor uw ingrijpende herziening? Meent ge, dat de heer Coolen thans tevreden onder uw „schone bomen" rusten zal, nu gij hem de oo in zijn naam gewaarborgd hebt? Meent ge in trouwe, dat er voldoende grond is, om een nieuwe spelling in te voeren, wanneer in sollicitatiebrieven tegen de regelen der o u d e wofdt gezondigd? Gelooft ge, Excellentie, dat het vraagstuk van het grammaticale en het logische woordgeslacht afdoende is behandeld wanneer gij ons eraan herinnert, dat „haan" staat tegenover „hen", doch dat in de familie „kalkoen" man en vrouw met hetzelfde woord worden genoemd? Kom, Excellentie, zelfs het feit, dat er „hennen" zijn, gesierd met den zeer mannelijken voornaam „Jan", bewijst niets in de quaestie der geslachten! Acht ge het noodig, Excellentie, onze taal te berooven van één harer o p d i t o o g e n b l i k n o g l e v e n d e functies, alleen, omdat uit sollicitatiebrieven is gebleken, dat derzelver auteurs niet hebben kunnen leeren, dat „stoel" de mannelijke en „tafel" de vrouwelijke verbuiging volgt? Welaan dan, red die beklagenswaardigen en ban uit uw nieuwe taalsysteem meteen de vervoeging onzer werkwoorden, opdat geen sollicitant meer in de verleiding kome, „gezegd" en „gemeend" met een t, „gevonnist" daarentegen met een d te schrijven. Schrap uit uw spelmethode die verraderlijke uitzonderingen, opdat de arme sollicitant voornoemd geen schipbreuk lijde op „redeneeren" en „beweren", opdat hij „tonelen" instede van toneelen" schrijven moge! Excellentie, gij hebt een c o m p r o m i s gewild. Maar wat gij deed, was het toewerpen van een kluif — te mager, bromt de ondankbare wellicht — aan den Kollewijniaanschen hond, die voor zijn Mexicaanschen soortgenoot in roerige luidruchtigheid niet onderdeed. Dit is geen bemiddelende schikking tusschen spraakkunstige traditie en levend taalgebruik: dit is eenzijdige afsnijding van wat voor trage hersenen te lastig werd geacht. Gij wilt ons rust geven na den spellingsstrijd. Wij prijzen die gedachte, maar wij vragen u de rust der overtuiging, die met d i t voorstel ons niet wordt geboden, uw hanen en kalkoenen al ten spijt. Ook wij willen regel en orde op het terrein der spelling. Doch die baseere zich op hechtere fundeering dan enkele vlot vertelde geestigheden; die neme den vorm aan van een ontwerp, dat niet door een zondvloed van suppletoire voorzieningen moet worden gevolgd. Thans zwijgt men over de quaestie der bastaardwoorden; over de pronominale aanduiding der substantiva spreekt men niet en de naamvals-n zal blijven in „versteende vormen", maar niemand weet, hoever de „versteening" der ontwerpende commissie gaat; in tal van dubia zal de „woordenlijst" beslissing geven; de „woordenlijst", Waarvan we noch de samenstellers, noch den datum van verschijning raden kunnen! Neen, Excellentie, dat is „op zien komen spelen"; dat is het wegwerpen van oude — maar óók versleten? — schoenen, vóór we weten, of we ooit nieuwe krijgen zullen! Excellentie, de journalist als „groot gebruiker", (soms teveel-gebruiker) onzer taal heeft hier een taak. Gij
11
hebt in uw radiorede op de beteekenis van dit element gezinspeeld, toen ge hooptet, dat geen dagbladdirectie de oude spelling zou willen handhaven en verklaardet, dat men met het spelletje „Na u" ons volk geen dienst bewijzen zou. Welnu, het antwoord hierop zou het volgende kunnen zijn: Wij gaan met u mede, wanneer ge in het geschreven beeld van onze taal practische en rationeele vereenvoudigingen voorstelt; wij kunnen u volgen, wanneer ge u op zuiver spelling-technisch terrein beweegt, mits... ge ons een regeling zonder al teveel dubia kunt bieden. Maar wij vragen u eerbiedig verlof, ons te mogen onthouden van medeplichtigheid, waar uw voorstellen in de richting eener taaiverarming tendeeren. W i j behouden vooralsnog de overtuiging, dat b.v. de naamvalsvormen, die talloos velen onzer honderdmaal per dag gebruiken, zonder daarbij een woordenboek te moeten opslaan, méér zijn dan een doode grammaticale franje! De Hollandsche dialecten mogen in de verwaarloozing der slotmedeklinkers ver gevorderd zijn — men hoort daar ook infinitieven als „loope", „schrijve", „denke" — gelukkig geldt dit niet in dezelfde mate voor het „algemeen beschaafd", en: het bewijst op zichzelf nog niet eens een gemis van gevoel voor woordgeslacht! Het „algemeen beschaafd" is voertaal óók voor vele landgenooten, in wier taalgevoel het woordgeslacht nog altijd een levende functie is gebleven. Ook h u n taal schrijven wij, Excellentie, wij, die — al zondigen wij soms in de haast van ons beroep — toch liever taaibehoeders dan taalverarmers willen zijn. En daarom kunnen wij, als antwoord op uw huidige, vliegensvlugge voorstel, slechts zeggen: „Na u, Excellentie; lang, lang na u!" P. A. W A N S I N K . SPELLING-CHAOS. Met zoo mogelijk nog grootere ontsteltenis dan waarmede de heer J. G. A. van Zijst kennis nam van de door de officieele spellingscommissie voorgestelde wijzigingen in de spelling van onze moedertaal, heb ik kennis genomen van het artikeltje in de vorige Journalist waarin deze collega tegen die voorstellen protesteert. Het is natuurlijk het goede recht van collega Van Zijst, om conservatief te zijn op dit gebied, evenals iemand mijnentwege de voorkeur mag geven aan stoomtreinen boven Dieseltreinen, bijvoorbeeld vanwege de sierlijke rookpluim en ondanks de daaraan verbonden inconveniënten. Maar evenals treinen dienen om zich te verplaatsen, dient de spelling om de spraakklanken door schriftelijke teekens kenbaar te maken. W i e dus liever fletse paarse viooltjes en frissche boersche dahlia's wil schrijven en dus de op dit gebied bestaande — soms zelfs in het etymologische systeem van De Vries en T e Winkel niet passende — moeilijkheden wil bestendigen, moet dat zelf weten, evenals hij, die graag langzamer rijdt in een stoffigen stoomtrein, doch mijn ontsteltenis werd speciaal gewekt door de argumentatie, welke collega Van Zijst gebruikt om zijn gehechtheid aan het bekende woordbeeld een schoonen schijn te geven. De taal is iets levends. Accoord, daarom dient de spelling eenigszins gelijken tred te houden met de algemeen beschaafde spreektaal. Niemand denkt eraan, de spelling van het latijn nu nog te wijzigen, omdat die taal dood is. Maar ook aan een doode taal zou de heer V a n Zijst zich kunnen spiegelen, wanneer hij bijvoorbeeld de spelling van Terentius met die van Cicero vergeleek. Het streven om „èn in onze dagbladen én in den Kring en deszelfs orgaan De Journalist, pal (te) blijven staan voor het zuiver bewaren van onze moedertaal in de juiste (sic!) spelling van „De Vries en T e Winkel" degradeert het Nederlandsch juist tot een doode taal. Een feit is, dat de heer Van Zijst taal en spelling verwart, evenals degenen die indertijd aan de toenmaals gebruikelijke
78
DE
J O U R N A L I S T
spelling van Siegenbeek de voorkeur gaven boven die van De Vries en T e Winkel 'en ernstig protesteerden tegen het wijzigen van de woordbeelden regt, kagchel of mooije. Ik geloof niet, dat de eene spelling „juister" is dan de andere; hoogstens zou men kunnen zeggen, dat het minder juist is om mensch te schrijven als men mens zegt in het algemeen beschaafde Nederlandsch. Vondel schreef al vis naast visch en hij blijft er in mijn oogen een even groot dichter om. De taal wordt toch niet verknoeid, als men olpen schrijft in plaats van hopen. Of de hond in plaats van den hond, waar niemand, in zijn meest plechtige oogenblikken zelfs, den hond zegt! Ja, in het Zuiden; maar daar zeggen ze met een gerust geweten: „Den hond heeft vannacht jongen gekregen." Dat het compromis der commissie-Marchant halfslachtig is, zal iedereen den heer Van Zijst moeten toegeven. Op den duur zal het m.i. dan ook wel niet kunnen blijven bij de volkomen willekeurige onderscheiding van Indische en Duitse, evenals bij die van woorden als regeeren en begeren. Zeker is, dat daartegen fouten gemaakt zullen worden, evenals collega V a n Zijst in zijn bovengenoemd artikeltje fouten gemaakt heeft tegen de spelling De Vries en T e Winkel! Wanneer deze collega van een chaos spreekt, dan moge hij zijn aandacht eens wijden aan de verbuigings-uitgangen, op welk gebied de meest wilde ongebondenheid heerscht. Een man als Albert Verwey bijv. behoort tot de schrijvers die stelselmatig de buigings-n weglaten. Een door het stelsel-De Vries en T e Winkel geprivilegeerde chaos heerscht op het gebied van de enkele of dubbele e en o, terwijl voor de a en de u vaste regels werden vastgesteld, die tevoren niet bestonden. Tegen de historische afleiding hebben De Vries en T e Winkel meer dan eens gezondigd bij hun voorschriften. „Juist" is hun spelling dus allerminst en het mag geen wonder heeten, dat zoowel uit kringen van het onderwijs als uit die van vakgeleerden en door de Vereeniging van Letterkundigen herhaaldelijk op wijziging is aangedrongen. Nu hebben we een wijziging, die vermoedelijk spoedig bij het onderwijs zal worden ingevoerd. Er komt dus over zekeren tijd een generatie krantenlezers, die de nieuwere spelling schrijft en haar zonder twijfel ooA: wil lezen (men denke slechts aan den tegenzin tegen N e derlandsche boeken in Zuid-Afrika). Moeten dan de kranten bij het oude blijven en een spelling gebruiken die verouderd is? Het komt me voor, dat het dwaas is, zich tegen de wijziging te verzetten. De Opregte Haarlemmer heet thans toch ook Oprechte! Het moet er dus op den duur van komen, dat ook de kranten de nieuwe spelling aanvaarden. Men kan nu wachten, totdat de krantenlezers in meerderheid de nieuwe spelling gebruiken, doch wanneer zal dat het geval zijn? Over 5 jaar, over 10? Misschien vindt de meerderheid dan de oude spelling al lang belachelijk. Mijns inziens is hier een taak weggelegd voor de vereeniging De Dagbladpers in samenwerking met den Journalistenkring, om een datum voor de gelijktijdige invoering bij alle bladen vast te stellen. Kan het Kringbestuur die besprekingen niet eens openen? 1) Binnen korten tijd weten zoowel lezers als schrijvers niet beter of het hoort zoo; de kranten kunnen daarbij niet achteraan komen. Juist degenen, die uit afschuw voor den chaos zich tegen een nieuw stelsel verzetten, helpen door hun tegenstand den chaos vergrooten. R. D I N G E R .
x
) Het besluit van het Kringbestuur is inmiddels bekend geworden; wij verwijzen ook naar de eerste bladzijde van dit nummer. E n de Directeuren-Vereeniging zou de zaak in haar algemeene vergadering van deze week behandelen. Wij moeten overigens nog even den loop van zaken bij de interpellatie-Tilanus afwachten.
C. N. VAN DER POL t In het orgaan van den Nederl. Journalisten-Kring mag niet ontbreken een hulde aan de nagedachtenis van C. N . van der Pol, den 5en Juni 1.1. in den leeftijd van 69 jaren overleden. De heer van der Pol was gedurende een lange reeks van jaren tot aan zijn dood een trouw en belangstellend Haagsch lid van den Kring. Vóór dien tijd had hij in Indië een veelbewogen levensloop gehad. Hij had geruimen tijd gediend bij het Indisch leger en als onderofficier deelgenomen aan eenige expedities naar Atjeh, waarover hij brieven schreef aan De Sumatrabode, van welke courant hij, na zijn komst hier te lande, de zeer gewaardeerde correspondent was. Van zijn kennis en ervaring, in den Atjeh-oorlog verkregen, heeft hij ook blijk gegeven in artikelen in het Dagblad van Z. Holland en 's~Gravenhage en later in de Nieuwe Ct. Zeer uitvoerig lichtte hij de lezers in omtrent den loop der verschillende expedities, over de merkwaardige figuren van Toekoe Oemar en andere Atjeh'sche hoofden, over de strategie van vriend en vijand en de topografie van het tooneel van den guerilla-oorlog. Merkwaardig was zijn manier van schrijven en het materiaal waarop en waarmee hij schreef. Op een reeks van 50 a 60 brokjes papier, niet grooter dan een kleine handpalm, allen even groot en even vierkant, schreef hij met potlood zijn duidelijk, klare notities, de talrijke namen en titels van Atjeh'sche hoofden, de voor den zetter vreemde plaatsnamen zoo geschreven, dat ze buitengewoon goed lees- en zetbaar waren en al die velletjes papier in druk verschenen met een minimum van zetfouten. Ik had er pleizier in, die bundeltjes schrift, saamgebonden met een touwtje, van v. d. Pol te ontvangen en zóó te verzorgen, dat er twee kolommen druks uit geboren werden.. 1 ) De journalist V a n der Pol was een man van diep nadenken en overtuiging op velerlei gebied, van historie, politiek en godsdienst, en schroomde niet voor zijn meening uit te komen in dagbladen en tijdschriften. V a n huis uit R. Katholiek, werd hij later ijverig Protestant en redacteur van De Protestant, het orgaan van de Evangelische Maatschappij, dat door zijn medewerking vele lezers trok en een geëerden naam had onder de kerkelijke bladen. V a n der Pol was een stille en eenzame figuur in den kring der Nederlandsche journalisten, maar die hem kenden, zullen zijn naam en zijn werk in eer houden. P. A. H A A X M A N . *) Een dergelijke wonderlijke schrijver in dien tijd was de correspondent te Weenen van de Nieuwe Ct., die zijn artikel, dat tot V/i kolom druks uitdijdde, schreef op een briefkaart.
Merkwaardige mededeeling.
Voor de parlementaire commissie van onderzoek naar de affaire-Stawisky verklaarde oud-Minister Daladier te Parijs, dat hij niet geweten had, dat het dagblad La Volonté, behalve door de ministeries van Binnen- en Buitenlandsche Zaken, ook door Stawisky financieel werd gesteund. Op een vraag van één der commissieleden antwoordde Daladier, dat zijn onwetendheid op dat gebied niets bijzonders was, want vier vijfde deel der Fransche pers krijgt ondersteuning en subsidies uit openbare kassen. Bij den huidigen stand der Fransche pers is het aantal dagbladen, dat van verkoop, opbrengst van abonnementen en advertenties kan leven, zeer gering. Wanneer men een onderzoek zou willen instellen naar de bestaansmiddelen der Fransche bladen, zou dat een reusachtig werk zijn. — Aldus Daladier. Zou er werkelijk geen overdrijving bij zijn?
DE
J O U R N A L I S T
JUBILEUM P. 3. BLOK. Piet Blok, onze knappe, beste collega van het Dagblad van Rotterdam, heeft feest gevierd. Hij was er 40 jaar aan verbonden, en is het wonder dat men deze om zijn werk en om zijn persoon zoo geëerden en beminden collega in de blommetjes heeft gezet? Letterlijk (want tal van fraaie bloemstukken waren hem toegezonden) en figuurlijk? Geven wij W:,,.:.,.:-:,
WM
Cd'St eZTl
haQ-
rnentje uit een artikel in het Dagblad: „Blok kwam er toen de Kleine Courant van Rotterdam nog als titel boven ons blad prijkte, met Vliegend Blad als onderkop. Het lijkt nu wel — 't is veertig jaar geleden en waarom zouden we het thans niet zoo bekijken — alsof men op Blok gewacht heeft om t Vliegend Blad te kunnen veranderen in Dagblad. Nauwelijks eenige maanden was hij aan de redactie verbonden of de courant werd Dagblad. De geheele geschiedenis van onze courant als dagblad heeft Blok dus meegemaakt, het gansche bewogen leven 40 jaar lang van eiken dag opnieuw het werkstuk opbouwen, dat den volgenden dag al weer door 'n ander wordt vervangen. Blok heeft geleefd met het Dagblad, zijn geheele bestaan heeft hij er aan gewijd. Hij heeft meegevoeld de vreugde van de opkomst, de zorg voor het behoud, hij heeft meegestreden den strijd, welke elke vernieuwing welhaast veroorzaakt. Blok begreep inuïtief elke wijziging, elk aanpassen aan veranderde tijdsomstandigheden en met welk 'n ambitie maakte hij de verjongingskuren door, die het Dagbladbedrijf, in deze eeuw heeft ondergaan." Op zijn feestdag kreeg Blok tallooze gelukwenschen, ook uit de wereld der kunst, waar hij om zijn humane critieken zooveel waardeering geniet. Bart Verhallen en Bernard Diamant zonden hem speciale composities. Vroeg in den morgen — de heer Blok is nog altijd een van de vroegsten op het bureau — heeft het technisch personeel het bedrijf even stop gezet, om den jubilaris persoonlijk te kunnen gelukwenschen. Omstreeks half elf had een intieme huldiging plaats door de overige leden van de redactie, waarbij zich aansloot de directeur, de heer W . N . J. van Ditmar. Uit naam van de collega's heeft de heer J. van der Zee daarbij uiting gegeven aan de gevoelens van waardeering en vriendschap, welke de redactie voor den jubilaris koestert. Als herinnering aan dit jubileum werd een paneeltje van Frits Nachtwee aangeboden. De heer Blok dankte voor dit geschenk, maar meer nog voor de prettige en genoeglijke samenwerking, die hem zoo lang jong heeft gehouden. Receptie. 's Middags is daarop een zeer druk bezochte receptie gevolgd in het gebouw van de N. R. Crt., aan het verslag van welk blad wij het volgende ontkenen:
79
De heer W. N. J. van Ditmar, die met den heer W . Landré het initiatief tot de huldiging heeft genomen, heeft allereerst den heer Blok, die vergezeld was van zijn zuster en zijn broer en bij zijn binnenkomst met daverend handgeklap was begroet, toegesproken. Geen lof was groot genoeg, zeide hij, om te prijzen wat de heer Blok in de afgeloopen veertig jaar heeft gedaan voor het blad, door zijn vader gesticht. Er zijn moeilijke tijden geweest, toen hij met enkele jongeren de krant vol schreef. Van groote beteekenis is zijn invloed op de overige leden der redactie geweest. Spr. prees zijn nobel karakter en huldigde hem als zuiver, voor geen invloeden vatbaar criticus. Uit naam van het comité bood spr. het geschenk van bijna driehonderd gevers aan: een antiek ameublement met dito boekenkast, kroon, inktpot en twee Gothische beeldjes. Bij het geschenk was een album gevoegd met de namen van hen, die er toe hebben bijgedragen. De schilder H. F. Bieling, die aanwezig was, heeft de opdracht geteekend, met de emblemen van tooneel en muziek en de huldiging van Blok's karakter: integer vitae scelerisque purus. De heer Willem Landré heeft een geestige toespraak gehouden. Bij een jubileum worden gewoonlijk de fouten niet naar voren gebracht en worden de verdiensten wel eens overdreven: in dit geval zou hij geen woord kwaad weten te zeggen en als hij iets vermooide, was het nog niet mooi genoeg. Dacht een der aanwezigen er anders over, dan verzocht spr., met een muzikale vergelijking, hem of haar, naar voren te treden... Critici staan bij vele kunstenaars niet goed aangeschreven, wel eens niet zonder reden, maar voor den heer Blok geldt dit zeker niet. Hij heeft altijd onbewimpeld gezegd, hoe hij de dingen vond, maar nooit was hij onaangenaam of ruw, nooit maakte hij zich vroolijk ten koste van een slachtoffer. Uit naam van de Nederlandsche toonkunstenaars bracht spr. hem daarvoor dank. De heer J. van der Zee, chef der redactie van het Dagblad van Rotterdam, herinnerde aan de woorden van den jubilaris, dat hij was jong gebleven door de prettige en genoeglijke samenwerking met zijn collega's. Spr. zocht de reden in de eigen levensopvatting van „oom Piet", zijn optimisme, en gedacht, welke waarde zijn werk als criticus voor het Dagblad heeft gehad. De heer H. Nijgh, directeur der N. R. Ct., herinnerde aan de dagen, toen hij met Piet Blok op de schoolbanken zat, en kon melding maken van nog een merkwaardige herdenking. In Maart was het veertig jaar geleden, dat het gebouw N. R. Ct. door brand werd geteisterd en dat de heer S. Blok, de vader van den jubilaris, de N. R. Ct. uit den brand hielp door zijn drukkerij ter beschikking te stellen. Als hulde van de N. R. Ct. bood spr. den reeds vermelden antieken koperen bak met bloemen aan. Toen de heer Landré de aanwezigen, die iets op den heer Blok hadden aan te merken, uitdaagde, had de heer D. Hans, voorzitter van den Nederlandschen Journalisten Kring, verstek laten gaan, maar na te nebben getuigd van de waardeering en bewondering voor het werk en de genegenheid voor de persoon van den heer Blok, ook buiten Rotterdam, zoodat hij een der allerbesten van den Kring mag heeten, kwam spr. met een aanmerking: de te groote bescheidenheid van den jubilaris. Maar dit is een eigenschap, die juist meetelt bij de collegiale genegenheid, waarin de heer Blok zich allerwegen verheugt. De heer Bernard Diamant heeft een persoonlijk woord gesproken en de altijd opbouwende kritiek van den heer Blok geprezen. De heer Blok heeft allereerst den heer Nijgh dank gezegd voor de geboden gelegenheid, zijn receptie te houden in de commissariskamer der N. R. Ct. Hij zegde vervolgens dank aan de heeren van Ditmar en Landré en de leden van het eere-comité, allen die hebben bijgedragen tot het prachtige geschenk, de collega's van het Dagblad, de N. R. Ct. en andere bladen voor genoten vriendschap en samenwerking. Hij herdacht vol waar-
80
DE
J O U
deering collega's die zijn heengegaan: Spiekman, Voogd, Johan de Meester, van Dalen, Stufkens, Joncquière en Hoogerwerf. Gevoelig was hij voor de woorden uit naam van den Nederlandschen Journalisten-Kring, waarvan hij lang geleden een jaar tweede secretaris is geweest, en voor het geschenk van den heer Diamant, van wiens lessen hij zooveel heeft geprofiteerd. W a t al de woorden van hulde betreft, spr. houdt van zijn werk, van de krant, van muziek en tooneel en liefde is geen verdienste. Is hij wel z o o n goed criticus geweest? Nog onlangs is afgegeven op opbouwende kritiek en een goed criticus zou vooral veel vijanden moeten hebben, waarmede deze middag in tegenspraak was. Spr. eindigde met de beste wenschen voor het Dagblad, de N. R. Cr. en de Nederlandsche journalistiek. Daarna zijn velen, zeer velen onzen jubileerenden collega de hand gaan drukken.
MIJN RUZIE HET WAGENYOORT. Men stelle zich gerust: 't Is lang geleden en we zijn weer de beste vrienden. Zóó lang is het al achter ons weg, dat ik er niets meer van wist, toen ik een ouden brief van mij kreeg toegestuurd, dien Wagenvoort bij 't opruimen van papieren thans had weergevonden. De zaak, waarover wij toen ruzie kregen, lijkt mij echter, althans voor jonge journalisten, van eenig algemeen belang en daarom haal ik haar, uit dien brief, hier op. De brief is van 20 Dec. 1895. Ik was — dit moet men goed in 't oog houden — toen nog maar 25 jaar en nog slechts vier jaren aan het Handelsblad. Het gedeelte waar het op aan komt, luidt zoo: „Ik sluit hierbij tevens in de proef van een feuilleton dat ik over uw boek x ) geschreven heb maar dat toch niet in het Hbld. zal verschijnen. Ik had dit geschreven nadat ik reeds van verschillende ongunstige beoordeelingen had kennis genomen. Charles 2 ) was 't volstrekt niet met mij eens maar liet mij niettemin volkomen vrijheid tot plaatsing, gaf mij echter in overweging, er nog eens goed over te denken. Toen kwamen nog meer ongunstige oordeelen van personen die ik tot beoordeeling bevoegd acht (o.a. van Frans Coenen Jr., wiens critiek ik nog niet gelezen h a d ) . Dat heeft mij aan het aarzelen gebracht en ten slotte kwam ik tot de overtuiging dat het van iemand die zelf nog nagenoeg niets gepresteerd heeft, toch tamelijk aanmatigend zou zijn, wanneer hij zijn meening, dwars tegen die van alle anderen in, volhield. Vandaar dat ik mijn stuk terugnam al ben ik van mijn hoogen dunk van uw werk geen grein bekeerd. Misschien verwijt ge mij gebrek aan moed. Mogelijk is dat juist, hoewel eene beschuldiging van overmoed anders meermalen allicht beter op mij zou passen... Vergeet echter niet dat het mijzelf ook eene opoffering van een stukje ijdelheid heeft gekost. In de hoop, misschien eerlang eens iets van u te zullen ontvangen dat ik als feuilleton kan plaatsen, noem ik mij..." Nu schrijft Wagenvoort mij, dat het „dwaasheid, gekheid, onzin" van hem was om mij, wegens dit geval, gebrek aan moed te verwijten (zooals hij inderdaad deed) maar ik ben nu toch geneigd, het mijzelf te doen. Immers, mijn eigen oordeel over het boek was, door het kennis nemen van dat van anderen, niet gewijzigd — dat staat uitdrukkelijk in den brief — en ik maakte mijn oordeel dus ondergeschikt aan dat van het koor der peroordeelaars. Nu is dat zeker wel verdedigbaar: Ik was, zooals gezegd, nog jong en onervaren, maar ik hel toch over tot de meening, dat ik het stuk niet had moeten terugnemen. Als men een overtuiging heeft en niet tot het inzicht van haar onjuistheid komt, moet men dan niet, altijd en op eiken leeftijd, er voor blijven staan? -1) „Felicia Beveridge"; te voren had Wagenvoort al „Een Passie" geschreven. ) Charles Boissevain, die toen hoofdredacteur van het Hbld. was. Hij werd in heel Amsterdam als „Charles" aangeduid.
R N A
L I S T
De vraag lijkt mij interessant — zooals gezegd: vooral voor onze jonge collega's — en ik leg haar daarom neer in ons orgaan. Wagenvoort, die nu weldra 75 wordt, was, in die eerste jaren '90, een elegante jonge man met een weiverzorgden, rosblonden puntbaard en dito knevel. Hij was altijd keurig gekleed en maakte, schoon geboren Amsterdammer, een bepaald Haagsch-mondainen indruk. Als journalist was hij trouwens stellig verwant aan „Damas" (Van Hogen dorp) in wiens orgaan (het Haagsche Dagblad) hij, als „Vosmeer de Spie", de Amsterdamsche brieven schreef. Maar aan het Handelsblad was hij verslaggever („eerste" verslaggever, na het vertrek van S. M. N. Calisch); in die functie zat niet veel litteratuur en bovendien begon „De Vrijheidzoeker", zooals hij zich zelf genoemd heeft in zijn vier jaar geleden verschenen autobiographic zich daarin „een geestelijk gevangene" te gevoelen. Hij schudde 't stof zich van de zolen — zéér wel herinner ik mij nog het zwierig-spottende afscheid dat hij van ons nam — en trok de wijde wereld in. Als „free lance". Misschien de eerste in onze journalistiek. Maar in de verslaggeverij is hij mijn eerste leermeester geweest. En een beteren — in een meer hoffelijk-welwillenden — had ik kwalijk kunnen treffen. C. K. E L O U T .
3AC VONK. t O p 2 Juni is te Amsterdam de heer Jac. Vonk, die meer dan veertig jaren als verslaggever verbonden geweest is aan het voormalige Nieuws van den Dag, overleden. De ouderen onder de Amsterdamsche journalisten en de velen, met wie zijn beroep hem in aanraking bracht, zullen (zoo schrijft collega Kouwenaar in de A7. R. Crr.) met leedwezen het bericht van zijn verscheiden vernemen. In de journalistiek had zijn naam een voortreffelijken klank. N a eerst korten tijd bij het onderwijs werkzaam te zijn geweest, is hij als jong verslaggever aan het Nieuws van den Dag verbonden, totdat de opheffing van dit blad aan zijn werkkring een einde maakte. De beknopte, toch volledige, persklare en toch zeer verzorgde en zeer betrouwbare verslagen van den heer Vonk genoten onder de collega's en buiten hun kring een groote reputatie. Niet minder waardeering vonden zijn zeer verdienstelijke, aangenaam leesbare raadsoverzichten. Hij was overigens een zeer bekwaam reporter, die dank zij zijn grooten speurzin en zijn uitgebreide relaties, zijn blad van veel belangrijke berichten de primeur heeft weten te bezorgen. In den kring der collega's stond de heer Vonk in hoog aanzien. Daarvan heeft hij, ook nadat hij zijn arbeid had neergelegd, nog meermalen overtuigende blijken ontvangen. Toen hij eenige jaren geleden zijn 70en verjaardag vierde en ook tijdens de sloopende ziekte, die aan zijn leven een einde heeft gemaakt, is duidelijk aan den dag getreden, dat zijn oude vrienden in en buiten het vak hem niet vergeten waren. Bij zijn begrafenis heeft collega Kouwenaar hartelijke en weemoedige woorden van waardeering gesproken.
Het aantal in de Sowjetunie verschijnende couranten — aldus meldt het agentschap T A S S — is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Terwijl in 1913 nog slechts 859 couranten verschenen met een oplaag van 2.7 millioen exemplaren, bedroegen deze cijfers in 1933 resp. 9700 en 36 millioen. Een derde deel van alle in de Sowjetunie verschijnende bladen is geschreven in de talen der nationale minderheden, zoodat thans 69 verschillende nationaliteiten over een eigen pers beschikken. Ook zijn vele periodieken op allerlei gebied opgericht, speciaal ook op technisch gebied en voor de jeugd.
DE
J O U R N A L I S T
C. J. SCHOTEL. Het Handelsblad schreef 1 Juni: Vandaag heeft de afdeeling Buitenland van onze redactie een jubilaris in haar midden. Het is vijf-en-twintig jaar geleden dat de heer C. J. Schotel Fzn. aan ons blad verbonden werd, na reeds tevoren deel te hebben uitgemaakt van de redactie van het toenmalige Nieuwsblad van Nederland. Aanvankelijk trad de heer Schotel op als verslaggever, maar kort na het einde van den wereldoorlog ging hij over naar onze redactie-Buitenland, waar hij sedert dien gebleven is, en, waar zijn uitgebreide talenkennis aan zijn werk ten nutte komt. Maar nu en dan put hij uit zijn oude verslaggeversherinneringen, en laat er onze lezers in deelen in de artikelen ,,Uit een oud reportersboekje" die nu en dan op onze Elck-wat-wils-pagina verschijnen. En daaruit blijkt dan wel dat de periode gedurende welke de heer Schotel aan onze courant heeft medegewerkt rijk aan gebeurtenissen en journalistieke ervaringen is geweest. Vanmorgen hebben de redacdacteuren van de afdeeling Buitenland en enkele andere collega's zich een oogenblik vereenigd en den jubilaris van hun waardeering voor zijn persoon en zijn werk doen blijken. Namens de redactie Buitenland sprak de hoofdredacteur, zelf oud-Buitenland-man, den heer Schotel toe en overhandigde hem een boekwerk als aandenken aan dezen dag. Wij wenschen onzen collega ook op deze plaats van ganscher harte geluk met den eerbiedwaardigen staat van dienst dien hij vandaag in ons midden herdenkt en waarvan ons blad de vruchten heeft mogen plukken. Proficiat!
Tot zoover het Handelsblad. Wij sluiten ons bij de goede wenschen van ganscher harte aan. Mogen voor collega Schotel (die, na in 1909 bij genoemd blad in dienst te zijn getreden, van 1912 tot 1919 hoofdverslaggever was en daarna naar Buitenland overging) nog vele goede jaren zijn weggelegd!
81
collega zouden wij niet gaarne voor onze verantwoording nemen! — Redactie). Met dat al is echter het besluit van den heer v. d. Veen weinig te begrijpen. Ik heb altijd, en terecht, door directeuren hooren zeggen: Lees in de eerste plaats goed je eigen courant, ken die van haver tot gort. Inderdaad meende ik ook, dat zijn eigen courant lezen een deel is van de dagtaak. Dit schijnt van heel wat meer belang, dan dat een redacteur moreel verplicht zou zijn, zich te abonneeren op een blad van een beweging, waartoe hij behoort. De courant hoort bij zijn werk. Neemt men die weg, dan kan men evengoed schaar en lijmpot... zelf laten betalen. Il n'y a qu'un pas. J. HOBBEL Jr. POLITIE EN PERS SPELEN GELIJK! Dat het spreekwoord „ W a t in 't vat zit verzuurt niet", geen holle phrase is, bleek begin Juni op het U.V.V.-terrein te Utrecht, toen daar de voetbalwedstrijd tusschen inspecteurs van politie en journalisten gespeeld werd, die sedert vier of vijf jaar ,,in 't vat zat". Vele malen was deze ontmoeting reeds door omstandigheden afgesprongen, maar thans kwam het er dan toch eindelijk van, zegt het Utrechtsen Dagblad, en het vervolgt: De inspecteurs, die met een veel „ouder" team in het veld kwamen, voelden zich reeds vóór den wedstrijd met stukken geslagen, doch het is tenslotte anders geloopen: 't einde bracht een 2—2 gelijk spel. Reeds na eenige minuten was het 1—0 voor de persmenschen door een uitstekend schot van V a n Reenen en de vrees der politiemannen scheen bewaarheid te worden. Doch een doelpunt van den exinternationaal Gielens zorgde ervoor, dat de rust met 1—1 inging. Spoedig na de rust doelpuntte Gielens, die blijk gaf het spel nog lang niet verleerd te zijn, opnieuw. De keeper der persmuskieten protesteerde luidruchtig, dat het schot te hard geweest w a s ( ! ) , maar de scheidsrechter ging daar niet op in en de goal telde. De inspecteurs werden nu pas goed en als imiteerden zij het befaamde „kwartier" van het Nederlandsch elftal, zoo vuurden zij talrijke felle schoten af op het journalistieke heiligdom, dat de keeper echter met een ongeloofelijke dosis geluk en bravoure verder schoon wist te houden. Kort voor het einde kwam er nog een doelpunt aan den anderen kant, waarvan de linksbuiten de maker was. Onmiddellijk na den afloop zwoer men elkander revanche, waarvóór dat is ons eigenlijk niet recht duidelijk, want de wedstrijd eindigde immers in een draw? Een talrijk publiek wist de vele grappige situaties op de juiste waarde te schatten waardoor ook de stemming buiten de lijnen zeer geanimeerd was Het dappere tiental der inspecteurs (aangevuld met een paar agenten) bestond uit: Tetenburg, Meijboom, Roosmalen, De Boer, Bart, v. Mens, Gielens, ]. van Bart, Fransen.
Warmoltz,
D.
v.
De journalisten betraden aldus het terrein:
ZELF BETALEN. In dezen tijd van merkwaardige excessen op velerlei gebied fronst men niet spoedig de wenkbrauwen. De moeite waard is echter, aandacht te besteden aan een correspondentie, welke heeft plaats gehad tusschen het Kringbestuur en den algemeen directeur der N V . De Arbeiderspers naar aanleiding van het voornemen dezer directie, om de gratisverstrekking der courant aan haar redacteuren af te schaffen. Men zou kunnen vragen, of er geen belangrijker vraagstukken zijn, die de aandacht kunnen bezighouden, dan deze gratis-abonnementen der redacteuren. Nu genoemde directeur hiervan blijkbaar een principiëele kwestie maakt, moge ik opmerken, dat de'beslissing van den heer Van der Veen mij aanvankelijk voorkomt een groote vergissing te zijn. Aanvankelijk zeg ik, omdat ik de motieven van den heer v. d. Veen niet volledig ken. Die zullen wel meer inhouden dan de simpele mededeeling, dat „wie aangesloten is bij de arbeidersbeweging, den moreelen plicht heeft, zich te abonneeren". Het is altijd gevaarlijk zich een oordeel te vormen over moreele plichten van anderen, men verliest die van zichzelf zoo licht uit het oog. Nu moet men niet zeggen, zooals het bestuur van den N.J.K. doet, dat de redacteur „recht" heeft op een gratis abonnement. In het algemeen heeft de journalist geen rechtspositie, ik zou dus niet weten, waar hij een „recht" vandaan zou moeten halen. (Deze opmerking van onzen
Sfants (U.N.), Huygens (Cetem), Kluts (Msb), Rombach (U.D.), Raatgever ]r. (U.D.), De Monvé (Utr. Pers Bureau), Munzert (Utr. Pers Bureau), v. Reenen (U.N.), Pohl Jr. (U.N.), v. d. Biggelaar (Msb.).
De uitslag, hierboven vermeld, valt ons geducht tegen. Het wil ons voorkomen, dat onze Utrechtsche collega's de politie, al was het dan maar met het on-even doelpunt, had moeten verslaan. Wij herinneren ons van een kwart-eeuw geleden al een journalistenelftal, dat zelfs niet zonder succes internationale wedstrijden speelde. W e l k een tijd was dat! Kom daar nu eens om! Overigens zouden op deze manier bepaalde meeningsverschillen kunnen worden uitgevochten. W a t zou men b.v. De zeggen van een elftal tooneeljournalist-voetballer. en muziek-critici tegen een elftal tooneelspelers en orkest-leden? Nu het recht van anti-critiek niet bestaat, zou men den heeren op deze manier een zoete wraak kunnen gunnen; vermoedelijk zou menig criticus buiten gevecht worden gesteld.
DE
82
J O U R N A L I S T
Nederlandsch-Indiï.
Journalistieke Herinneringen. VAN EEN JOURNALIST DIE AMBTENAAR WAS.
C. 3. NAUTA. Op 1 Juni j.1. was het 20 jaar geleden, dat collega O J. Nauta in dienst trad bij het Algemeen Indisch Dagblad De Preangerbode. Zeker voor Indië een lange periode! Wij wenschen hem gaarne geluk en spreken onze beste wenschen uit voor de toekomst. Wij blijven voorts ons orgaan in zijn actieve belangstelling, welke hij vaak toonde, gaarne aanbevelen. Nog vele jaren, collega! En daarna een welverdiende rust! DREIGEMENT. Aneta meldde onlangs uit Batavia: „Voor de behandeling der zaak van de officieren van „De Zeven Provinciën" aan te vangen, zeide de president van het Hoog Militair Gerechtshof, dat het Hof met verbazing en ergernis kennis heeft genomen van de artikelen waarin een oordeel over deze strafzaak werd uitgesproken, terwijl nog geen definitief vonnis was geveld. Op zijn zachtst uitgedrukt geeft dit blijk van een gemis aan goeden smaak, terwijl het ook in fragranten strijd is met de algemeen gehuldigde gewoonte om het oordeel op te schorten tot in hoogste instantie is beslist. Het Hoog Militair Gerechtshof hoopt dat van deze goede gewoonte niet meer wordt afgeweken. Laat de pers, wie dit aangaat, die zich voor gezegd houden." Wij vragen ons af, of dit laatste dreigement behoorlijk was en of de president er bevoegdheid toe bezat. Hij zat daar toch niet om de pers, maar om den verdachten te vonnissen.
Buitenland. DE SOUTH POLAR TIMES. Een Engelschman zonder zijn lijfblad de Times voelt zich als een visch op het droge. Aangezien nu de Times op de eerste Zuidpoolexpeditie van Scott in 1902 onverkrijgbaar was, besloot de bemanning de South Polar Times in het leven te roepen. Bijzonderheden aangaande dit eigenaardige blad vinden wij in Edward Wilson of the Antarctic van George Seaver (Londen, Murray). Het Zuidelijkste redactiebureau dat wel ooit bestaan heeft bevond zich in het ruim van de „Discovery", het exploratieschip. Shackleton en Wilson maakten van leege kisten een redactiebureau, kisten dienden als tafels en als stoelen. Door een vernuftig aangebracht touw kon de „Redacteur" de ingangsdeur in beweging brengen, zoodat hij ongewenscht bezoek buiten kon houden. Het werk werd bij kaarslicht gedaan en het blad verscheen in machineschrift met illustraties van Wilson. Over het algemeen was het eenige nieuws een rubriek uit de dierenwereld, waarvoor Wilson's bekwame hand de illustraties leverde. Gedurende de eerste overwintering verzorgde Shackleton (wijlen Sir Ernest Shackleton) den tekst, den tweeden winter een der andere leden der expeditie, Bernacchi. In bovenstaand boek vinden wij een facsimile van een pagina uit dat merkwaardige blaadje. De firma Smith Elder & Co. te Londen heeft na terugkomst der „Discovery" er 250 exemplaren van na laten drukken, opdat ook anderen er kennis van konden nemen, doch alleen voor verspreiding in besloten kring. E. L.
II. — „Zullen we dan maar weer eens vervolgen?" zei Ego op een volgenden avond. — „Goed" — zeg 'k, met meer dan voorgewende vriendelijkheid, — „draai af, waar waren we ook al weer gebleven!" — „Mijn intocht bij het Dagblad van Z. Holland en 's-Gravenhage deftigste krant, die er in dit kleine land ooit heeft bestaan. Verbeeldt je, de Raad van Commissarissen bestond louter uit baronnen, graven en jonkheeren Onze Hoofdredacteur had postpapier met 'n hoofdje: „Kabinet van den Hoofdredacteur". W a s dat niet om er koud van te worden? En ik dan, als toch maar opgeschoten snotjongen, die niet eens behoorlijk 't einddiploma van 'n 3-jarige H.B.S. had kunnen halen, daar op eens in zoo'n tot akelig-wordens deftig milieu overgeplant. Om je de waarheid te zeggen, voelde 'k me nog al onwennig keek 't geval wel wat vreemd aan. Tot klokke elf uur moest 'k op m'n installatie wachten. De baas kwam niet eerder, was me gezegd. Eindelijk komt hij daar langs de ramen van het bekende adres in 't Hooge Westeinde kachelen. Een zwaar lichaam, omhuld van gekleede-jassen-deftigheid. De haren zijn uitgegroeid tot op de schouders en boven dat alles 'n hooge-zijje. Prachtverschijning! Dat was Jan Visser Jzn. Met de boodschap, dat 'ie mijn goeie vader best kende en m'n brave moeder eveneens, gaf 'ie den raad m'n uiterste best te doen... 'k was nog jong. Daarmede was 't afgeloopen en verdween hij in hoog-edele's Kabinet. Laan, de concierge en duvelstoejager, kwam vragen of ook ik koffie wilde hebben. „Graag!" was m'n vriendelijk antwoord. De geheime vrees, dat met dit instemmend gebaar door „wat-water-meer" de mokka zou worden verdund en verslapt, kwam niet in feite. De koffie was te genieten! Toen achtte J. H. Schuurkamp, die onderwijzer aan de Nuts-school was geweest en hier de Fransche post behandelde, zich geroepen mij als 'n nieuw-koop-ie bij de andere heeren te brengen. Die zaten aan den achterkant van dit voorname huis, in 'n ruim vertrek, dat uitzicht gaf op den tuin en zijdelings ook op de drukkerij van de La Vieter. Daar vond ik de heeren van den Vijver en Haaxman. Beiden kenden mijn vader en de begroeting was hartelijk en vriendelijk. Later op den dag kwam ook Oostdam zich even voorstellen. Toen 'k s'avonds weg ging, was 'k er als kind in huis. Maar dat karwei van assistent-corrector vond 'k razend vervelend, óók omdat de eigenlijke corrector Addink een door ziekte vrij wel eigenwijs jongmensch was. Met het gevolg, dat ik vaak meer in de redactie-vertrekken zat en Haaxman me aanmoedigde om kleine stukjes uit de Times te vertalen. Dat was meer van m'n gading, ik snoof de lucht op en groeide er in. Voor v. d. Vijver die Binnenland verzorgde en Haaxman die de Engelsche post schilderkunst 't officieel verslag van den Gemeenteraad en vrij wel alle groote verslagen voor zijn rekening had, kreeg ik al spoedig veel respect. Sporadisch zag je er Ben de Vries de Kamerverslaggever èn Overzichtschrijver van het Binnenhofsche verhandelde. Soms ook Stortenbeker, de Hofpianist en muziekverslaggever... Bijlevelt,... Administrateur van den Schouwburg... die voor 't Dagblad op reis ging, wanneer de Koninklijke Familie ergens heentrok. En dan Vaz Dias, die pas in den middag boven water kwam... nadat hij alle gezantschappen en begrafenissen van beteekenis hun beurt had gegeven en daarbij zijn nieuws had gehaald. W a n t van den dienst van 't Correspondentiebureau in de Wagenstraat wilde Visser niets weten, voor hèm als de rooie lap voor 'n stier. Zijn zaak!"
DE
J O U R N A L I S T
— „Wil je 'n sigaar opsteken?" vraag ik om die loopende goot even te stoppen. Natuurlijk hapt Ego toe... maar gunt zich amper den tijd om goed aan te pijpen. — „Ja" — vervolgt 'ie — „dat was daar 'n heerlijke, gemoedelijke boel. Zoo iets is nu in dagbladredactie's niet meer denkbaar. Visser zelf was meer zetbaas, kreeg zich de hoofdartikelen gestuurd door de bonzen van de wegstervende conservatieve partij... den ouden Heemskerk... Hartsen e.a. Mij beschouwde hij als snotjongen, maar vergat dat 'k mijn oogen en mijn ooren had. Hoe menigmaal werd ik met 'n schoone proef gestuurd naar dat bekende adres in 't Noordeinde, naast 't Paleis, waar de oude Heemskerk woonde. Eens zelfs moest deze staatsman voor 'n dringend geval van tafel komen... en verscheen in zijn studeervertrek... in z'n vest... 'n servet nog om den hals geknoopt. Andermaal was hij nog niet thuis... werd elk oogenblik verwacht, 't W a s Zaterdagmorgen... tegen twaalven. Ik zat in zijn werkvertrek te wachten. Nauwelijks daar binnen gekomen... was zijn eerste greep naar de zoo juist verschenen Spectator, blijkbaar in hoofdzaak naar de plaat van Schmidt Crams. Bijziend als hij was, ging zijn neus er overheen. Vermoedelijk was 't zicht daarop voor hem niet vriendelijk. Direct werd de plaat vernietigd. Blijkbaar bracht caricatuur hem in kwaden luim. Waarvan hij jegens mij verder echter niets liet merken en met beminnelijke hoffelijkheid de zaak, waarom het ging, afhandelde. Met 'n sigaar in 't hoofd stapte 'k het Noordeinde in. Het was een en al deftigheid waar 'k... van wege het Dagblad vaak verzeild raakte. Bij Hartsen eveneens. Echter zag 'k rond... hoorde 't een en ander... gaf m'n oogen den kost. Al werd ik dan na afloop der Vergadering van Commissarissen binnen geroepen om al die hoogedelgeboren heeren met hunne pelsjassen te helpen, 't W a s allemaal rijkdom wat daar aan 't Dagblad kwam... de meeste in prachtige equipages met kostelijke bespanningen, zooals je nu niet meer ziet... Mr. Banck... Zuylen van Nyevelt... Hartsen en nog zooveel meer. „'t Dagblad — ik spreek nu van 'n veertig jaren terug — was ook 't blad van de hof stedelijke Katholieken. De immer rake Schmidt Crans heeft in één zijner Spectator-platen van dien tijd, het geval niet onaardig weergegeven en in beeld gebracht: Visser op het gespannen koord, door Rome en Dordt vastgehouden. De ijdele heer Visser ging er over te keer, maar... in zijn hart vond hij 't niet onaardig. Minder prettig was hem 't getij, dat de artisten van de Fransche opera daar bij hem kwamen binnenvallen, om hunne gebruikelijke opwachting te maken. Van de Fransche taal kende Visser slechts „owi" en „non". W a s er zoon gast... madame Barethy... Cognault of wie ook bij hem aangediend... dan ging de bel te keer... om Schuurkamp... die helpen moest. Ik heb deel gehad aan het complot om... hem met zijn Fransche gasten alleen te laten... en zonder hulp... Schuurkamp was gaan... koffie drinken. „Dat was me dan ook een heerschap. Trouwens, reeds als verslaggever stond hij in de publieke waardeering hoog aangeschreven! „Meneer Visser" wist 'n heele rede in zijn hoofd vast te houden... hoefde geen notities te maken. Maar wanneer er in „Oefening" 'n bekend spreker optrad, wist Visser zich vooraf van 'n goede enceclopedie te verzekeren, die hem ruimschoots kon inlichten... over dat onderwerp. Als hoofdredacteur was s'avonds zijn eerste en eenigste studie om naast zijn eigen blad Het Vaderland te leggen èn dan... de advertentiepagina's na te gaan. Wanneer hij dan zag wanneer één van zijn tot dusverre trouwe schaapjes... met 'n advertentie naar de Parkstraat was gegaan... dan ging hij... als de goeie herder... er op uit. Zwaarste oogenblikken voor hem leverden de kwartieren... minuten... die aan de klok van zevenen voorafgingen. De quaestie lag zoo! „De eenigste officieele berichten, die reeds in den loop van den dag binnenkwamen, was de oogst die Oostdam aan Financiën haalde bij den Hoofd-Commies Stumpf.
83
WILLEM LANDRE Dinsdag 12 juni is onze collega Willem (G. L. F.) Landré, muziekredacteur van de „N.R.Ct.", 60 jaar geworden. Genoemde functie vervult hij sinds 1906; daarvoor was hij achtereenvolgens verbonden aan de „Oprechte Haarlemsche Crt.". Onze begaafde confrère is een man van groot gezag op zijn gebied, een gezag dat in breeden kring wordt erkend. Zijn talent heeft zich ook in eigen composities geopenbaard en juist in verband hiermede stond het hulde-blijk, dat hem op zijn feestdag door een Huldigings-Comité is aangeboden: het had geld bijeengebracht om de uitgave van eenige zijner muzikale scheppingen mogelijk te maken en dank zij veler steun is het daarin geslaagd. Dit nummer van ons orgaan ging reeds ter perse, toen de huldiging plaats had; de volgende maand komen wij er dus op terug.
Maar de rest! Even half zes ging één der zetters van De La Vieter per pedes apostolorum naar den Fluweelen Burgwal waar de Algemeene Landsdrukkerij is gevestigd, om er één van de eerste exemplaren van De Nederlandsche Staatscourant te halen. Aan fietsen werd toen nog niet gedacht. Dan zaten we daar zoo te wachten... v. d. Vijver... meestal... Schuurkamp soms. Er mocht gebeuren wat er wilde... v. d. Vijver bleef de incarnatie van 'n eervolle plichtmatigheid... 'n geboren chef èn leider van Binnenland. Een aardige afleiding was dan de komst van 'n telegrambesteller die ons wat van Reuter kwam brengen. Maar de hoofdzaak was... de Staatscourant. Opeens hoorde je dan de paleisdeuren daar achter ons opengooien en zag je 't gevaarte met den manen-kop binnenwaggelen: — „Vijvertje, is de Staatscourant er al?" „Wanneer dan v. d. Vijver even na half zeven ontkennend moest antwoorden, kwam Leiden in last en moest 'k voor den baas kalmeerende druppeltjes valeriaan te voorschijn brengen. „Zouden ze de post nog halen... laat ze alvast 'n rijtuig bij van Gerven bestellen!" zoo liep Visser dan te jammeren. „Dan op eens kwam die afgejakkerde looper binnenvallen... met de Staatscourant... die door Vijvertje met correcte kalmte werd nagezien... verknipt... en waarvan hij zelf de copy naar de zetterij bracht... desnoods op den steen corrigeerde en dan... zijn fiat gaf. Maar daarmede was 't gedaver nog niet uit. W a n t dat tweede blad was nog niet boven... moest in de vestibule... door de loopers nog gevouwen worden... tot pakken gemaakt. In koortshitte en met woedende uitingen naar alle kanten liep Visser van voren naar achteren... vice versa... Totdat dan eindelijk bij 't spelen van den St. Jacob, de post in de vigelante werd geladen en... de baas bij vernieuwing op stuipen kwam, dat men hem onkundig had gelaten... dat 't al zoo ver was. Achter de couliesen werd dan soms even gelachen." Toen nam mijn vriend Ego pardoes de beenen... gapte nog 'n sigaar...! J. B. D E G O U .
84
DE
J O U R N A L I S T
Uit Andere Bladen.
Allerlei Berichten.
VOETBAL-PSYCHOSE
MAURITS WAGENVOORT.
De „Vandaag"-medewerker van de Prov. Gron. Crt. schrijft naar aanleiding van de voetbal-psychose het volgende:
Het is nog tijd, om een bijdrage te zenden voor Maurits Wagenvoort, die op 27 Juni a.s. 75 jaar wordt. Doet gij het? Maar doe het dan dadelijk: aan collega G. Polak Daniels, Schiefbaanstraat 15, den Haag (Giro: 53220).
,,Is de massa alléén de „schuldige"? Wij beantwoorden deze vraag op besliste wijze ontkennend. Het mag wel eens in een courant gezegd worden, dat de pers de hoofdschuldige is. De pers holt achter de massa aan en drijft die op haar beurt tot steeds sneller spoed. Z o o is er een vicieuze cirkel, die tenslotte als een wervelwind draait en niet meer tot staan of langzamer wenteling te brengen is. Wij constateeren dit waarlijk niet tot ons genoegen. W a n t wie het métier van journalist beoefent met de groote, aanhankelijke liefde, die set zoo alleszins waard is, zegt niet gaarne iets kwaads van zijn vak en vakgenooten. Doch werkelijk: het liep de spuigaten uit, zooals een groot gedeelte der Nederlandsche dagbladen het „Wij gaan naar Rome" in alle toonaarden heeft verbogen, gezongen en uitgeblèrd. E r zijn couranten geweest die hun gansche staf van schrijvers, teekenaars en, dichters weken lang werk hebben verschaft met de behandeling van deze schamele materie en die redacties hebben hun lezers alle banaliteiten, smakeloosheden, persoonsverheerlijking voorgeworpen, die deze gulzig eischten. Dat is een zéér bedroevende vertooning geweest: de „koningin der aarde" racend achter hare onderdanen aan, en hare schildknapen zich werkend in het zweet huns aanschijns om die wedloop maar bij te houden. Juist de kleinere dagbladen hebben aan dien wedloop om den volksgunst niet in die mate medegedaan. Wellicht noodgedwongen, omdat zij niet in staat zijn zulke groote materieele offers te brengen als de groote broers; doch in ieder geval is hun aanblik in de dagen vóór „Milaan" het verkwikkelijkst geweest (al heeft bijvoorbeeld ook een blad als de Nieuwe Rotterdamsche Courant zijn gezond verstand bewaard en het wijze hoofd koel gehouden). En daarom mag het juist in een kleiner dagblad als dit gezegd worden: de Koningin der Aarde heeft een bedroevend staal van gebrek aan goede manieren en gemis van goeden smaak getoond en het past haar allerminst nu plotseling te gaan moraliseeren over de vlegelachtige fluiters te Rotterdam. Moge de nederlaag van Milaan eenige bezinning hebben gebracht bij hen, die voor den waanzin in niet geringe mate verantwoordelijk zijn en mogen de redactes zich óók eens bewust worden van hun hooge taak van leidslieden der publieke opinie."
*5*s^
De Knor-Prins.
De West-Duitsche bladen Essener- en Köln. Volksztg. zijn, naar men weet, enkele dagen verboden geweest om een drukfout (er was een vraagteeken inplaats van een uitroepteeken geplaatst achter den gelukwensch van Hindenburg aan Hitler op diens verjaardag). Weliswaar is het verbod, dat oorspronkelijk voor 8 dagen gold, verkort, maar tevens is van overheidswege te kennen gegeven dat tegen drukfouten, die een bericht van politieke beteekenis verminken, voortaan met alle strengheid zal worden opgetreden. De Frankf. Ztg. wijdt nu een entrefilet aan het geval en merkt op dat het drukfoutenduiveltje den dagbladen van oudsher parten heeft gespeeld. Het dringt zich zelfs bij de beste families in; zoo bevat het Reichsgesetzblatt, het officieele orgaan waarin de wetten en verordeningen worden gepubliceerd, herhaaldelijk rectificaties. Het kan dan ook niemand verwonderen, dat bij het haast-bedrijf van het moderne dagblad, waar vooral kort voor het „zakken" van de vormen doorgaans zooveel moet gebeuren, fouten insluipen, waartegen redactie, correctoren en technisch personeel machteloos staan. Het komt zelfs voor, dat in rectificaties een nieuwe fout wordt gemaakt. Daarvan haalt de Frankf. Ztg. een vermakelijk staaltje uit den keizertijd op. Een krant, die meedeelde dat de kroonprins dien dag uit Dantzig te Berlijn was teruggekeerd, noemde hem „Kornprinz". De volgende editie bevatte deze verbetering: „Wij hebben gisteren in onze berichten over de feesten in het keizerlijk huis gemeld dat de „Kornprinz" ervoor uit Dantzig naar Berlijn was teruggekeerd. Het spreekt vanzelf, dat er in plaats van „Kornprinz" „Knorprinz" had moeten staan."
Beaty. W i j bedoelen Beaty, van collega A. J. S. Strengholt te Amsterdam. Hij is onlangs vader geworden, maar die beaty bedoelen wij niet. Thans geeft hij een nieuw blad uit, een maandblad, dat hij Beaty heeft genoemd. Het is een „tijdschrift voor de moderne vrouw, gewijd aan schoonheid, charme en gezindheid". Geen kleinigheid, een dergelijk blad uit te geven en te redigeeren. Aan den anderen kant: hoe aantrekkelijk om Beafr/-redacteur te zijn. Het blad ziet er fraai uit; we wenschen Strengholt met z'n levende en z'n papieren beaty s,ucces.
— Het Bestuur van „Het Nederlandsch Persmuseum" is thans als volgt samengesteld: J. H. Rogge, voorzitter; ir. A. Heldring, vice-voorzitter; S. J. Hirsch Rz„ secretaris (Wielingenstraat 10, Amsterdam-Z.; H. van Wijk, penningmeester; mej. Emma Dronckers; D. Kouwenaar; C. L. F. Sarlet de Soiron. — De Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode is zijn 25e jaargang ingegaan. Er verscheen een aardig feestnummer van het blad, met tal van bijdragen. Wijlen collega C. Nannes Gorter was 19 jaar redacteur van het blad; thans is collega D. A. Klomp de toegewijde leider. Onder de medewerkers aan dit nummer zijn de leden van het Kringbestuur D. Kouwenaar en Is. Santcroos, die beide een zomerhuisje in Bergen bezitten. De gelukkigen! — Blijkens haar jaarverslag telt de DirecteurenVereeniging thans 83 leden, vertegenwoordigend 89 bladen. — De heer W . J. C. van Noorle Jansen, redacteur van de Midd. Crt., is met ingang van 1 Juni j.1. benoemd aan de redactie-binnenland van de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
Advertenties.
NAAR BERGEN! BRENGT UW VACANTIE DOOR TE BERGEN EN BERGEN A A N ZEE. U kunt genieten van Zee, Bosch en Polderland. Het informatiebureau van de V . V . V . telf. 17 (Postgiro 68722) verstrekt gratis inlichtingen en zendt gratis pensionlijst. De geïllustreerde gids met kaarten wordt, na toezending van ƒ 0.85, franco toegezonden. Goed gesorteerde winkels op elk gebied.
JONG JOURNALIST (Crisisslachtoffer) met middelbare opleiding en jarenlange ervaring als bureau-redacteur en verslaggever, zoekt plaatsing aan
DAG-, WEEK- OF MAANDBLAD. Kan onmiddellijk in dienst treden. Prima r e f e r e n t i ë n v o o r h a n d e n . Brieven onder Nr. A, administratie „De Journalist", Laan v. N.O. Indië 156 D e n H a a g .