06
101e jaargang 28 april 2011 nr. Opinies en achtergronden voor de financiële professional
Loek Hermans is een echte klantenman Bankadviseurs ING met de billen bloot WGA-uitstel een geluk voor de branche De positieve werking van bonussen
Woningmarkt
op slot
H OO F DR ED ACTIO N EEL
Colofon Het Verzekeringsblad Opinies en achtergronden voor de financiële professional Hoofdredactie Michiel Huisman Redactie Alex Klein (adjunct-hoofdred.) Jannie Benedictus Jessika Mastebroek Yvonne Neppelenbroek Secretariaat Elly Gravendeel T 0570 - 647 730 E
[email protected] I www.VBnet.nl Postbus 23 7400 GA Deventer Uitgever Kluwer Nicole Gorseling E
[email protected] Marketing Joris Krabbenborg Abonnementenadministratie Kluwer Customer Service Postbus 878 7400 AW Deventer T 0570 - 673 555 www.kluwer.nl/klantenservice Abonnementsprijs 2011 € 149,95 incl. btw. Collectieve abonnementen meer dan 20 exemplaren: 10% reductie. Annulering abonnement is mogelijk tot 3 maanden voor het begin nieuwe abonnementsperiode. Losse nummer en specials: € 12,50 excl. btw Advertenties Kluwer, Postbus 23 7400 GA Deventer Emilie Kars-van der Goes T 0570 - 648 912 E
[email protected] Media Order Service Toos Schurink T 0570 - 648 685 E
[email protected] Sluitingsdatum: Maandag 9 dagen voor het verschijnen. Zet- en lithokosten worden doorberekend. Ontwerp Edenspiekermann, Amsterdam Vormgeving Colorscan bv, Voorhout Fotografie Ton van Til Illustratie Hermans Bas van der Schot Druk Ten Brink, Meppel ISSN 0165-7909 Kluwer BV legt uw gegevens vast voor de uitvoering van de (abonnements) overeenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen.
Politiek vuur Ongebreidelde zelfverrijking en winstoptimalisatie over de ruggen van klanten en ten faveure van jezelf en je kapitaalverschaffers, hebben niets te maken met het Rijnlandse model van kapitalisme dat lange tijd ‘bon ton’ was op de noordwestelijke helft van het vasteland van Europa. Dat besef leeft sterk bij de nieuwe bestuursgeneratie in de verzekeringssector. Ik zie dagelijks om mij heen dat de weg terug naar een model waarin klanten net zo belangrijk zijn als aandeelhouders is ingeslagen. Prima! Immers, kapitaalverschaffers hebben uiteindelijk net zoveel belang bij een duurzame waardeontwikkeling van private ondernemingen en kapitaalmarkten als de samenleving als geheel. Een blijvende win-win dus, dat Rijnlandse model. Speculanten gedijen daar niet in en ook zelfverrijkers hebben daar minder te zoeken. Zelf ben ik trots op die rijke historie die ons deel van Europa welvaart en stabiliteit heeft gebracht. Ik weet dat heel veel huidige managers en bestuurders die tegenwoordig leidinggeven aan verzekeringsbedrijven dat ook zo zien. Ik vermoed dat Jan Kees de Jager dat ook erkent en daarom zo aarzelt om een volksvertegenwoording die zich laat leiden door effectbejag tegemoet te komen in haar eis om in te grijpen in een woekerpolisaffaire. Er is veel mis gegaan in de financiële sector. Geen misverstand daarover. Maar dat is nog geen reden om een hele sector te demoniseren en/of te criminaliseren. Langzamerhand begint het erop te lijken dat politici dat aan het doen zijn. Dat levert geen oplossingen op. Dat frustreert wel een huidige managers- en bestuurselite die naar mijn mening goed op weg is om schoon schip te maken. Mijn stelling is: Politici staan eerder een goede oplossing voor de woekerpolisaffaire in de weg dan dat ze eraan bijdragen. En dat moet maar eens anders. Ik begrijp dat de nieuwe bestuursgeneratie in de sector niet geïnspireerd raakt door de huidige politieke elite. Maar misschien spoort een tikkeltje meer politiek vuur bij die bestuurders de politieke elite wel aan tot minder opportunistisch gedrag. Zoals ook het opportunisme uit de sector langzamerhand verdwijnt. Michiel Huisman
[email protected] Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
3
17
Inhoud Hoofdredactioneel
3
Uitgelicht
6
t Kommer en kwel bij Solvency II t ING gaat bankadvies apart berekenen t Nibud Woonquote Tabel aan herziening toe
Young Professionals
17
t Phil Overdiep, Amlin Corporate Insurance 21
De Boekenplank t t t t
21
We hebben er zin in! Hollandse golflandschappen Klaar om te wenden Subsidie memo 2011
De Wandeling
24
t Colinda Rosenbrand (OvFD)
Verzekeringsrecht
26
t Het beloningsdebat gaat voort 24
Discussie
28
t Rondetafelgesprek ketenintegratie
Marktonderzoek
34
t Is een bonus goed voor de bank?
Toegelicht
37
t Duurzaam inzetbaar: voor én na pensioen!
De Pijnbank 40
t ‘Eerste Hulp Bij Tegenslagen’ van Florius
42
t Heb ik er ook wat aan?
MV&D!
Column Europa
40
42
45
t Gebundelde kracht is dubbele kracht
48
Producten
47
Kort
48
t Grensoverschrijdend verkeer: is grenzeloos rechteloos? t De Jager wil onderscheid tussen intermediair en direct t Kifid scheept veel consumenten af wegens geldproblemen
Barbier
50
12.
DE REPORTAGE
Totaalaanpak nodig in woning- en hypothekenmarkt
De nieuwe Gedragscode Hypothecaire Financieringen die op 1 augustus in werking treedt, verplicht de geldverstrekkers zich strikt te houden aan de daarin vastgelegde acceptatienormen. De mogelijkheid om rekening te houden met specifieke wensen en mogelijkheden van de klant wordt sterk beperkt. Dat werkt er niet aan mee om de op slot zittende huizenmarkt weer vlot te trekken. Het wordt - ook door de vermindering van de ‘explain-mogelijkheden’ steeds moeilijker om een geldlening te verstrekken die recht doet aan het
22.
DE STELLINGNAME
profiel van de klant. Kennelijk is de angst voor overkreditering bij de minister groter dan het centraal stellen van het individuele klantbelang, waar hij als het niet om hypotheken gaat keer op keer de nadruk op legt. Van diverse kanten worden oplossingen aangedragen om de markt weer vlot te trekken. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen partijen die incidentele maatregelen al dan niet van tijdelijke aard bepleiten en anderen die willen dat het probleem integraal voor eens en altijd wordt aangepakt.
Een bonus deugt
8.
IN’T VELD
De niche van Henk Jansen
Nu het ‘Jan Hommen-effect’ in de media is weggeebd, komt er meer zicht op waar het in de kwestie rondom bonussen in de financiële sector werkelijk om draait. Namelijk: welke maatschappelijke functie heeft een bank en welk gedrag van bankiers en welk beloningsbeleid hoort daarbij? Maar ook: welke verantwoordelijkheid dragen de volksvertegenwoordigers in dezen? Draagt een afgedwongen wettelijk verbod op bonussen daadwerkelijk bij aan herstel van vertrouwen in de financiële sector? Of is het een maatregel voor de bühne? Jaap Koelewijn en Ewout Irrgang geven hun mening.
18.
INTERVIEW
Loek Hermans
Loek Hermans ontvouwt in zijn eerste interview als Adfizvoozitter zijn agenda voor de komende tijd. “Drie dingen zullen centraal staan. Een verdere professionalisering van onze leden in termen van kennis, kunde en gedrag. Da’s een. Een herpositionering van de adviseur. Hij staat naast de klant en is inkoper namens hem. Da’s twee. En verder staan wij voor empowerment van de klant. Da’s drie.”
Financieel adviseur Henk Jansen adviseert in hartje Amsterdam louter expats over louter hypotheken. Aan zijn bureau trokken tot nu toe zevenenzeventig nationaliteiten voorbij. “Een heel mooie doelgroep die het bovendien normaal vindt om te betalen voor advies”, aldus Jansen die ook laat zien dat deze groep een heel eigen community vormt. “En daar moet je tussen zien te komen.”
31.
INKOMEN
WGA-uitstel geluk voor de branche
Een geprivatiseerde WGA is, als het aan het huidige kabinet ligt, op korte termijn niet aan de orde. Is dat erg? Nee zegt Hendrik Jan van Pelt, directeur ENgage Werkgeversadvies: “De branche roept wel dat ze er klaar voor is, maar het kost nu al genoeg moeite om onder de huidige wet- en regelgeving een voldoende te scoren. Dus wees blij dat er nu ruimte is gekomen om ook de laatste hobbels in het private speelveld glad te strijken en voorbereid te zijn op een stortvloed aan intermediaire offerteaanvragen en de bij de verzekeringen behorende re-integratieactiviteiten.” Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
5
Uitgelicht Kommer en kwel bij Solvency II Uit onderzoek van Atos Origin blijkt dat verzekeringsbedrijven veel twijfels hebben over de vraag of deze richtlijn in de hele Europese Unie tegelijkertijd kan worden nageleefd. Europese verzekeraars maken zich grote zorgen over de implementatie van Solvency II dat naar verwachting in 2013 van kracht wordt. Om aan de nieuwe regelgeving te voldoen, moeten verzekeraars ingrijpende veranderingen doorvoeren in hun organisatie. Er is echter een groot tekort aan gekwalificeerde medewerkers om
zich goed op deze transformatie voor te kunnen bereiden.
Kommer en kwel Uit het onderzoek blijkt bijna alleen maar kommer en kwel. Verzekeringsbedrijven omarmen weliswaar de principes van de EU-richtlijn, maar worden geconfronteerd met veel onzekerheden. Zo bestaat het risico dat door tegenstrijdige politieke agenda’s en verschillen in nationale regelgeving de nieuwe regelgeving niet tegelijkertijd in de hele Europese Unie kan worden toegepast.
Ook resulteert de grote behoefte naar deskundigen op het gebied van actuariaat en risicobeheer in het Verenigd Koninkrijk tot problemen bij de werving en het behoud van personeel. Dit vraagstuk breidt zich uit naar andere EU-landen. In de aanloop naar Solvency II moeten verzekeraars daarnaast ingrijpende wijzigingen doorvoeren in het organisatiemodel, zodat de regelgeving efficiënt kan worden ingebed. Bovendien hebben verzekeringsbedrijven grote twijfels of de regelgeving voldoende kan worden aangepast om reële problemen te kunnen ondervangen.
ING gaat bankadvies apart berekenen
ING gaat de advieskosten van de bankadviseur inzichtelijk maken. Er komt één netto hypotheektarief. Daarnaast betaalt de klant zowel bij de bank als bij de adviseur de advieskosten.
Hans Hagenaars, directeur Advies en Kantoren tijdens het ING Hypothekenevent. “De producten die wij in de markt zetten hebben dezelfde prijs ongeacht of die door een onafhankelijke intermediair worden bemiddeld of door een eigen bankadviseur. De klant ziet het ING-tarief en kan vervolgens het distributiekanaal kiezen. Bovenop het tarief betaalt de klant de advieskosten, ook wanneer hij het product via de adviseur van de bank afneemt. Ook in het laatste geval ontvangt hij een aparte declaratie.” Welk adviesbedrag ING precies in rekening zal brengen, kon Hagenaars nog niet zeggen. “We zijn op dit moment hard aan het rekenen. Het vaststellen van de kostentoerekening voor het advies is geen
eenvoudige zaak, maar wij gaan ervan uit dat de prijs die de klant daarvoor moet betalen marktconform zal zijn.”
Niet betalen voor hypotheekadvies Hagenaars beklemtoonde dat niet alleen de kostprijs een rol speelt, maar ook de vraag welk bedrag de klant voor het advies over heeft. Op dit moment is dat weinig tot niets. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat 75% van de klanten niet wil betalen voor hypotheekadvies bij de eigen bank. Hagenaars: “Net als het intermediair hebben wij de uitdaging om de consument uit te leggen dat hij met het advies een toegevoegde waarde krijgt en dat dat een prijs waard is.”
Makelaarsland in zee met AEGON Bank Kopers van huizen van Makelaarsland worden voortaan in contact gebracht met AEGON Bank om zich te laten voorlichten op het gebied van hypotheken en financiële planning.
6
Daarnaast komen de huizen van Makelaarsland op Mijnwoonportaal.nl te staan, een social media portaal van AEGON Bank dat woningen onder de aandacht brengt via onder andere Fa-
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
cebook, Twitter en LinkedIn. Deze zaken zijn het gevolg van een samenwerkingsovereenkomst die AEGON Bank en Makelaarsland onlangs hebben gesloten.
U ITGELI CHT
Pas op met de bankspaarhypotheek De Financiële Makelaar heeft deze maand een nieuwsbrief uitgestuurd waarin zij waarschuwt voor de op dit moment populaire bankspaarhypotheek. “Voordat u uw klanten adviseert om hun bestaande hypotheek om te zetten naar een bankspaarhypotheek, adviseren wij u goed te kijken naar de algemene voorwaarden van de aanbieder”, aldus de inkooporganisatie voor hypotheken en kredieten.
Algemene voorwaarden Volgens De Financiële Makelaar melden diverse (groot)banken, waaronder Rabobank en ING bank, in hun algemene voorwaarden dat het niet mogelijk is om de bestaande bankspaarrekening te verpanden aan een andere geldverstrekker.
Kapitaalsoverdracht De Financiële Makelaar stelt verder dat in die algemene voorwaarden ook staat dat er niet wordt meegewerkt aan een kapitaalsoverdracht naar een SEW van een andere maatschappij. “Dat betekent voor uw klanten dat zij na omzetting gebonden zijn aan de geldverstrekker. Mocht de bank aan het eind van de rentevastperiode een minder concurrerende rente aanbieden, of wil uw klant om andere reden oversluiten naar een andere bank, dan betekent dit dat de SEW moet worden afgekocht en zal worden afgelost op de hoofdsom. En omdat een SEW altijd in box 1 zit, betekent afkopen, dat uw klant progressief zal worden belast over het (altijd) aanwezige intrestbestanddeel. En wanneer hij de heffing vervolgens moet gaan lenen heeft hij hierover geen renteafrek meer.”
WPC richt pijlen op informatie- en zorgplicht Stichting Woekerpolis Claim (WPC) wil dat een onafhankelijke commissie gaat beoordelen of verzekeraars zich bij de verkoop van beleggingsverzekeringen aan hun informatie- en zorgplicht hebben gehouden. WPC heeft de Tweede Kamer opgeroepen het initiatief te nemen tot de installatie van een dergelijke commissie die moet voorkomen dat het nog vele jaren duurt voordat duidelijkheid komt over de rechtspositie van polishouders. WPC zou graag zien dat deze commis-
sie antwoord geeft op de vraag of verzekeraars onder de huidige en vroegere regelgeving verplicht waren om hun clienten concrete informatie te verstrekken over de kosten, of dat zij konden volstaan met de ‘indirecte transparantie’. Ook wil de stichting duidelijkheid verkrijgen over de zorgplicht van zowel verzekeraars als het intermediair.
Belang klein, kosten hoog Jasper van Schaaik, voorzitter WPC: “De individuele schade als gevolg van een schending van de informatie- en
zorgplicht kan groot zijn, maar moet op individuele basis via rechterlijke procedures worden verhaald. Voor veruit de meeste polishouders is het belang te klein en zijn de kosten te hoog om te procederen. Ook bestaat een serieus risico dat de rechten van polishouders verjaren.” De schade vanwege schending van de informatie- en zorgplicht is niet gedekt door de akkoorden die WPC eerder met een aantal verzekeraars heeft gesloten. Die kennen alleen een compensatie voor te hoge kosten.
Nibud Woonquote Tabel aan herziening toe WEW-directeur Karel Schiffer spreekt met het Nibud over aanpassingen van de Woonquote Tabel, op grond waarvan NHG en de banken de leencapaciteit van hypotheekaanvragers bepalen. Dit onthulde hij tijdens het vorige week gehouden DAK Seminar. “Onze vraag is of die tabel niet wat creatiever en wat dynamischer kan worden samengesteld. De statische structuur dateert van een tijd terug en inmiddels ziet de wereld er anders uit. Er bestaan grote verschillen in gezinssamenstelling en in de leeftijd van de aanvragers. Wanneer bijvoorbeeld jonge mensen een woning willen kopen, mag je er wat mij betreft rekening mee houden dat die aan het begin van hun carrière staan en dat hun inkomen in korte-
re tijd meer gemiddeld zal stijgen. Daar komt bij dat tweeverdieners intussen fiscaal goed gefacilieerd worden, iets waarmee in de tabel geen rekening wordt gehouden.” Overigens voegde hij eraan toe, dat deze herziening niet op dit moment verwacht mag worden. “Het is nu niet het momentum. De politiek en de toezichthouders zijn erg bang voor het risico van overkreditering. Daar staat tegenover dat we wereldkampioen zijn in het veilig verantwoord lenen.” Schiffer denkt dat op termijn de tabel herzien kan worden. “Eerst moet de koopwoningmarkt maar even landen op het laagste niveau. Als die dan weer aantrekt is dat een goede reden om de tabel te moderniseren.”
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
7
‘Expats vragen niet wat advies kost, maar wat het oplevert’ 8
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
in ’ t veld
Henk Jansen heeft zijn niche gevonden
Financieel adviseur Henk Jansen adviseert in hartje Amsterdam louter expats over louter hypotheken. Aan zijn bureau trokken tot nu toe zevenenzeventig nationaliteiten voorbij. “Een heel mooie doelgroep die het bovendien normaal vindt om te betalen voor advies.”
H
enk Jansen (43) houdt met ‘Expat Mortgages’ kantoor in de gezellige Amsterdamse Rivierenbuurt, op het hoekje Roerstraat/Maasstraat. Van de buitenkant oogt het pand als een makelaarskantoor, met achter de winkelruiten het huizenaanbod van makelaars met wie hij samenwerkt. “Vroeger zat in dit pand een kaasboertje”, vertelt de geboren en getogen Amsterdammer. “Ik viel meteen als een blok voor de locatie. Er zitten hier veel detaillisten, er is veel winkelend publiek. Dat is gezellig, er gebeurt altijd wat. Als we zin hebben steken we na het werk zo over voor een sateetje.” Anders dan de locatie doet vermoeden: een buurtfunctie heeft hij geenszins. Jansen zoekt het internationaler. “Ik heb de expat al sinds begin jaren negentig op het oog”, vertelt hij. “Ik ben in mijn doen en laten zo Hollands als het maar kan, maar heb een Ierse moeder. Misschien komt het daardoor, de groep interesseert me gewoon. Het zijn mensen die een risico nemen door in een volslagen vreemd land een aantal jaren aan het werk te gaan. Dat is een leuk gegeven.” Als partner van Herenvest in Haarlem had - en heeft - hij al een bloeiend kantoor, samen met vijf compagnons. “In 2006 heb ik tegen ze gezegd: we moeten nu echt wat met expats gaan doen. Een stagiair heeft alles in kaart gebracht en berekend wat een start zou kosten. Vervolgens heb ik mijn compagnons gevraagd of ik zestigduizend euro mocht hebben om te starten. Dat mocht.” Jansen
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
008-010_VB06_intveld 9
begon het kantoor in Amsterdam samen met Chris van Maasdijk die een derde van de aandelen heeft. Herenvest is voor twee derde eigenaar van Expat Mortgages.
Goede markt Volgens Jansen is de expatmarkt groot en herkenbaar en zitten er alleen al in de regio ‘groot Amsterdam’ 100.000 zogenoemde kennismigranten. “Iemand kwalificeert als expat wanneer hij uit het buitenland wordt aangeworven, minimaal 49.000 euro per jaar verdient en over kennis beschikt die schaars is op de Nederlandse
‘De expatbusiness is een heel eigen community met een eigen netwerk’ arbeidsmarkt. Dat zijn ook de belangrijkste criteria om gebruik te mogen maken van de dertigprocentregel die inhoudt dat expats dertig procent van het bruto salaris belastingvrij ontvangen. Dat is bedoeld om hun extra kosten op te vangen.” Waarom zou een expat eigenlijk een huis kopen? “Vermogensopbouw”, zegt Jansen. “Dit zijn mensen met zeer goede salarissen. Als die gaan huHet Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
9
21-04-2011 17:20:02
ren betalen ze rustig 2.000 euro per maand voor een etage. Kijk eens als je dat geld in een koopwoning steekt. Het is natuurlijk wel zo dat ze enige tijd moeten blijven, zeker nu de huizenprijzen dalen. Kosten koper heb je er niet meer automatisch uit na drie jaar. En ze moeten aflossen. Ik adviseer veel lineair en annuïteiten.”
Visitekaartjes Op 1 januari 2007 opende Jansen de deuren van de voormalige kaaswinkel en inmiddels trokken er 77 nationaliteiten aan hem en zijn vier collega’s voorbij. Hoe komt hij aan deze klandizie? Een lijvige ordner komt tevoorschijn, gevuld met indrukwekkende rijen visitekaartjes. Legt uit: “De expatbusiness is een heel eigen community met een eigen netwerk. Daar moet je tussen zien te komen. Ik ben actief op LinkedIn en op bijvoorbeeld het forum van expatica.com. Ik zorg voor contacten met short-stay-agencies, de organisaties die het eerste korte verblijf regelen van de expat. Spinnen in het web zijn de relocation
‘Offertes worden vertaald, de overlijdensrisicoverzekering, het klantprofiel, de taxatie’ agents die voor grote concerns als Heineken en Nike werken. Dat zijn de mensen die het mij moeten gunnen.” De relocation agents zijn de levensader van de expats, zegt Jansen. “Zij staan op Schiphol, zij regelen tijdelijke huisvesting, een bankrekening, de school van de kinderen, een talencursus, noem maar op. En het is dus erg handig als zij zeggen: Henk Jansen helpt je aan een hypotheek.” De contacten daarna gaan via mond-tot-monreclame. Zo was Jansen pas nog bij het Chinese bedrijf Huawei in Amsterdam waar iemand van zijn diensten gebruikmaakt. “Daar werken alleen maar Chinezen dus het valt nogal op als ik daar rondloop.” Bovendien zorgt hij goed voor zijn netwerk. “Ik ga naar housewarmings enzo. En kijk, dit is een kaartje van een contactclub voor vrouwen in ‘t Gooi. Daar zitten veel expatvrouwen bij. Die lunchen samen, tennissen, bezoeken musea. Dan zeggen ze tegen elkaar: joh, húren jullie nog? Wij hebben gekocht, met hulp van Henk Jansen.” Tevreden: “Zo werkt het.”
Risico Hij doet zaken met een paar vaste handelsbanken: ABN, ING, SNS, Rabobank. “Daar heb ik goede contacten opgebouwd en het lukt ons altijd 10
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
008-010_VB06_intveld 10
om een volledige hypotheek te regelen. Natuurlijk is er het risico dat deze mensen niet van hun huis afkomen tegen de tijd dat ze terug willen naar hun thuisland, maar laten we wel wezen, dat risico lopen jij en ik ook. Wel moet de expat - net als de Nederlandse klant eigenlijk zou moeten doen - van ons behoorlijk aflossen waardoor het risico op tekort bij verkoop veel minder is.” Jansen ziet service voor zijn doelgroep als het toverwoord. “Die mensen weten hier niks. Dus haal ik ze van het station als ze hier komen. Komen ze met de auto, vullen wij de parkeermeter bij. Dat soort dingetjes.” Dat service in de branche niet overal begrepen wordt, werd hem laatst pijnlijk duidelijk. “Ik had een echtpaar doorverwezen naar een makelaar. De vrouw belde me op: Henk, ze willen me niet helpen. Ik dus bellen met die makelaar. Wat bleek? Deze klant van mij had aan de makelaar gevraagd om een routebeschrijving naar het te bezichtigen object. Ik ben de NS-reisplanner niet, zegt die makelaar. Dat vind ik dus vreselijk. Ik had op het station gestaan hoor, desnoods met bordjes en vlaggen.”
Engels Zijn doelgroep is gewend om te betalen voor advies, zegt Jansen. “Ze vragen niet wat het kost, maar wat het oplevert. Dat is een andere mindset. Wij rekenen gemiddeld 3800 euro voor een hypotheek. Dat is geheel in lijn met de inducementregels en keurig overlegd met de AFM. Alles gaat in het Engels, waardoor er meer werk in zit. Alle offertes worden vertaald, de overlijdensrisicoverzekering, het klantprofiel, de taxatie. Wij laten de hand van de expat niet los, we gaan mee met de bouwkundige keuring en regelen standaard ook de voorlopige teruggaaf.” Inmiddels verleent hij ook diensten aan andere tussenpersonen. “Zij mogen bijvoorbeeld mijn Engelstalige klantprofiel en risicoprofiel gebruiken en ik kan bemiddelen bij de geldverstrekkers. Dat gebeurt steeds meer, dus ik zit weleens te denken aan het opzetten van een franchiseformule.” Ook wil hij van zijn kantoor een plek maken waar de expat terecht kan voor kennis over de lokale gebruiken. “Straks met Koninginnedag kunnen ze hier een leuk T-shirt ophalen. En als het wat kouder wordt een recept voor boerenkool. Of ik regel een fietscursus voor ze. Je kunt het zo gek niet bedenken!”, zegt Jansen handenwrijvend. Het zal aan de Hollandse verhalen liggen, maar het ruikt zowaar bijna weer naar kaas in de winkel van Expat Mortgages. Door: Jannie Benedictus Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
21-04-2011 17:20:09
%& !*. %/!*.%+!*0,/+ /!.!)%*-2+- /0 %!,-/+1!-!(*#-%&'!!*/0!(!+*/2%''!(%*#!* +,,!*.%+!*#!%! !**1!-2*/!/!--!%*!*-%& .//$!/,!*.%+!*1* ! %-!/!0-#-++/* !!($+0 !- #!*/-(*+ '+)!*&0-%.,-0 !*/%!!(!% !*,-'/%.$!/%,.)/,!*.%+!*%*!%#!*!$!!- (./!**!)%*#%1)%* !3/%!"%.(+,/%)(! 2- !-%*#.)!/$+ !"./+-/!*,!*.%+!*./)-!$/%& !$/.$!% %*#!/+'$!/!*.%+!*''++- 2-* ! ,+(%/%!'1'+* !*!*2!-'#!1!-.+-#*%./%!)+)!*/!!( $- 2!-'!*'+)/* !+- !%/''++- /%*%! !- #!1(1!-$+#%*#1* !"%.(!!*,!*.%+!*(!!"/%& 4( !$!(4!*$!!"/0%/!-- ++'#!1+(#!*1++- ! # * !-!%*/!-!..*/!+* !-2!-,!* %!++'*+ '+)!* !*.%+!*/0(%/!%/!*!%#!*!$!! %!02!"/ !.'0* %#$!% .!%.!* )#!!*+0*/*/ +""%.(%./%* !/+!'+)./*+#!%#!*!$!!- !-!'!*%*#!*)'!*
$/.$!% %*#!*"./+-/!*,!*.%+!*./)-!$/!*!%#!* !$!! * -!%'%*#"%.0.%*4'!#+0 !*$* -0''!* -!)%!!*.%+!**./!((%*# !(*#-%&'+" ,-+!"((+* !/!*.%+!*''++- !#!1+(#!*1++-,!*.%+!*(* ! !-(* !* ! #
&0*% !*/-0)!%./
"
5.(!,0*/!*
!!!!
DE R E P O RTA G E
De nieuwe Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF) die op 1 augustus in werking treedt, verplicht de geldverstrekkers zich strikt te houden aan de daarin vastgelegde acceptatienormen. De mogelijkheid om rekening te houden met specifieke wensen en mogelijkheden van de klant wordt sterk beperkt. Dat werkt er niet aan mee om de op slot zittende huizenmarkt weer vlot te trekken.
Totaalaanpak nodig in woning- en hypothekenmarkt I
n de media is breed uitgemeten dat de hypothecaire financiering niet méér mag bedragen dan 104% van de marktwaarde van de woning, vermeerderd met de eventueel verschuldigde overdrachtsbelasting en dat de verstrekte hypotheek voor een bedrag van hooguit 50% van de marktwaarde van de woning aflossingsvrij kan worden verstrekt. Net zo belangrijk echter is dat de mogelijkheden om van de standaardnormen af te wijken – de ‘explain-mogelijkheden’ – flink zijn verminderd. Daardoor wordt het moeilijker om een geldlening te verstrekken die recht doet aan het profiel van de klant. Kennelijk is de angst voor overkreditering bij de minister groter dan het centraal stellen van het individuele klantbelang, waar hij als het niet om hypotheken gaat keer op keer de nadruk op legt.
Explain-risico’s Hoewel de GHF het product is van zelfregulering heeft die in de praktijk de status van ministeriële regelgeving. De AFM ziet toe op de naleving en heeft in het recente verleden bewezen niet te aarzelen sancties op te leggen wanneer 12
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
een hypotheekaanbieder de regels op een eigen wijze interpreteert. Dat heeft alles te maken met de manier waarop volgens DNB en AFM aanbieders en adviseurs de GHF die binnenkort vervangen wordt, hebben toegepast. De toezichthouders hebben in hun rapport ‘Risico’s op de hypotheekmarkt voor huishoudens en hypotheekverstrekkers op 4 september 2009 geconcludeerd dat de gedragscode onvoldoende werd nageleefd. Hun belangrijkste grief was dat aanbieders de explain-mogelijkheden als ‘sluiproute’ gebruikten om hogere hypotheken te verstrekken dan verantwoord was. “Argumenten voor het in stand houden van de explain-mogelijkheid zijn eigenlijk moeilijk te geven”, aldus DNB en AFM. In de praktijk houden hypotheekverstrekkers rekening met de toekomstige inkomensstijging van de klant. De kredietinstellingen baseren zich daarbij op het normale carrièreverloop en op de behaalde diploma’s. De toezichthouders hebben het ministerie ervan overtuigd dat een dergelijke inkomensprognose geen rol mag spelen bij het bepalen van de hoogte van de geldlening ‘gelet op de onzekerheid die met dergelijke projecties gepaard gaat en de grotere kans op betalingsproblemen juist in de eerste paar jaar na het afsluiten van de hypotheek. Bovendien kunnen zich in de toekomst ook gebeurtenissen voordoen die de betalingscapaciteit van huishoudens juist verminderen (bijvoorbeeld gezinsuitbreiding of arbeidsongeschiktheid).’ Daarnaast was het een doorn in het oog van de toezichthouders dat de aanbieders de uitzondering op de standaard acceptatienorm niet voor hun risico namen, maar die bij de consument neerlegden door in de offerte de overschrijding van de norm te melden met de toevoeging dat de klant de gevolgen daarvan accepteert.
Uiteindelijk is het niet zo ver gekomen dat alle uitzonderingen op de in de gedragscode neergelegde acceptatienormen in de ban zijn gedaan, maar wel zijn zij strikt beperkt. Zo mag bijvoorbeeld het toetsinkomen van een werknemer alleen verhoogd worden met een toekomstige in-
‘Het is niet langer een wet van Meden en Perzen dat huizenprijzen blijven stijgen’ komensstijging wanneer die door de werkgever schriftelijk onvoorwaardelijk is toegezegd en de verhoging binnen uiterlijk zes maanden zal plaatsvinden. Zo zijn er ook streng geformuleerde voorwaarden om explain-mogelijkheden toe te passen voor ondernemers en voor klanten met een vrij beschikbaar vermogen.
Hypotheekrenteaftrek aanjager voor aflossingsvrij Dat de aflossingsvrije hypotheken vanaf het midden van de jaren negentig een grote vlucht hebben genomen mag geen verwondering wekken. De gedachte dat tot in de verre toekomst de bomen tot in de hemel zouden blijven groeien werd in die tijd door vrijwel iedereen gedeeld. Ook de overheid zag geen reden om in te grijpen. Integendeel: het fiscaal regime was een grote aanjager voor deze leenvorm omdat die gedurende de volledige hypotheektermijn borg stond voor een optimaal gebruik van de hypotheekrenteaftrek. Zoals er een beurscrisis nodig was om de samenleving anders tegen aandelenleaseconstructies te laten aankijken, zorgde de economische crisis voor het besef dat het geen wet van Meden en Perzen is dat de huizenprijzen oneindig blijven stijgen. DNB en AFM uitten de niet ongerechtvaardigde vrees voor het feit dat veel huizenbezitters aan het einde van de hypotheekrit met een restschuld kunnen blijven zitten. De op grond daarvan opgenomen bepaling in de nieuwe gedragscode dat de verstrekte hypotheek voor een bedrag van hooguit 50% van de marktwaarde van de woning aflossingsvrij kan worden verstrekt introduceert een nieuw fenomeen voor de hypothekenmarkt. Werd eerder alleen gekeken naar de financiële positie van de aanvrager, nu gaat ook de waarde van de woning als onderpand een rol spelen. In jargon: aanbieders en intermediairs krijgen naast de Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
13
bestaande LTI-norm (loan-to-income – de norm die de verhouding tussen lening en inkomen weergeeft) ook te maken met de LTV-norm. LTV staat voor loan-to-value en geeft de verhouding weer tussen de aankoopwaarde van het huis en de hoogte van de hypotheek. De AFM heeft gepleit om de lening te beperken tot 112% van de aankoopwaarde van het huis, waarbij binnen 7 jaar het meerdere boven de 100% moest worden afgelost. Uiteindelijk is de minister akkoord gegaan met het alternatief van de Vereniging van Banken en het Verbond om het aflossingsvrije deel van de hypotheek te beperken tot maximaal 50% van de marktwaarde.
Gevolgen voor de hypothekenmarkt Striktere acceptatienormen leiden er vanzelfsprekend toe dat minder aanvragen kunnen worden toegewezen. Daar komt bij dat de nieuwe GHF niet op zichzelf staat. Ook heeft de Nationale Hypotheek Garantie het advies van Nibud gevolgd om de woonquote naar beneden bij te stellen, waardoor met name de inkomens tot € 24.000 geraakt zijn. Daarnaast is de rente de afgelopen maanden sterk gestegen. “Per saldo betekent dit alles dat banken minder hoge hypotheekbedragen mogen verstrekken”, aldus Michiel Kwaaitaal, directeur marketing hypotheken van ING, tijdens de vorige week door deze bank georganiseerde Hypothekenmiddag. “De mogelijkheid om aan de financieringsbehoefte van de consument tegemoet te komen wordt daarmee verminderd.” Naar aanleiding van de boetes die ING van de AFM incasseerde merkte hij al op dat
‘Wat wel en niet verantwoord is, was voorheen een risicoafweging van de bank’ datzelfde geldt voor het tegemoet kunnen komen aan specifieke klantsituaties, ‘iets waar je als bank bij uitstek toegevoegde waarde wilt kunnen leveren. Wat wel en niet verantwoord is, was voorheen een risicoafweging van de bank. Vandaag de dag worden uitzonderingen (denk aan ondernemers die een nieuw bedrijf zijn begonnen of aan starters die hulp van ouders inroepen om een woning te kunnen kopen) steeds meer in regels vastgelegd waardoor in de praktijk uitzonderingen niet meer gemaakt mogen worden, omdat een bank daarmee een boete van AFM riskeert.’ 14
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
Uit onderzoek van de bank blijkt dat meer dan de helft van de mensen (59%) met plannen om binnenkort een (nieuwe) woning te kopen zich door de nieuwe regelgeving beperkt voelt in de woningkeuze. Bijna een derde is van mening dat de nieuwe regelgeving huren aantrekkelijker maakt. Toch zegt 61% op zoek te blijven naar een koopwoning. Wel blijkt dat potentiële huizenkopers hun ambities bijstellen. En dat is een trend waar Karel Schiffer, algemeen directeur van het Waarborgfonds Eigen Woningen dat de Nationale Hypotheek Garantie verzorgt, niet rouwig om is, zo bleek tijdens het seminar van DAK vorige week. “Vooral starters voelen zich getroffen door de nieuwe regels. Maar willen we in een tijd waarin het in veel sectoren niet geweldig gaat de woningmarkt een duw in de rug geven door jonge mensen op te schepen met een schuld die zij misschien nooit kunnen aflossen? Dan is het beter om hen te adviseren om even door te sparen of tijdelijk genoegen te nemen met een goedkopere woning.” Hij begrijpt dat veel jonge paren het liefst willen beginnen in een eengezinswoning, ‘maar er is niets op tegen om het samenwonen te beginnen in een betaalbaar appartement en die zijn er genoeg, vooral in de grote steden. Natuurlijk wil ik het eigenwoningbezit bevorderen, maar niet ten koste van het gevaar van overkreditering en zeker niet in deze onzekere tijd.’ Ook het feit dat de woonquote verlaagd is, hoeft geen wezenlijke invloed op de markt te hebben, vindt Schiffer. Sommige gezinnen kunnen zo’n 4% minder lenen, ‘maar daar staat tegenover dat de woningprijzen het afgelopen jaar met circa vijf procent gedaald zijn. Per saldo kunnen mensen dus nog steeds dezelfde woning kopen als vorig jaar.’ Ook kwam hij tot de conclusie dat de ‘kleine tweeverdieners’ dit jaar weliswaar minder kunnen lenen, maar dat in het voor hen wel bereikbare segment een voldoende aanbod is. Schiffer is dus bepaald niet pessimistisch over de mogelijkheden die de huizen- en hypothekenmarkt nog biedt. Er zijn echter weinig projectontwikkelaars, aannemers, huizenbezitters die hun woning moeten of willen verkopen, potentiële huizenkopers en marktpartijen in de hypothekenbranche die zijn optimisme delen. Op een uitzondering na voelen zij de stagnatie van de woningmarkt aan den lijve.
Verder pleisteren of integrale aanpak Van diverse kanten worden oplossingen aangedragen om de markt weer vlot te trekken. Daarbij
kan onderscheid gemaakt worden tussen partijen die incidentele maatregelen al dan niet van tijdelijke aard bepleiten en anderen die willen dat het probleem integraal voor eens en altijd wordt aangepakt. De Vereniging Eigen Huis bijvoorbeeld kwam met het voorstel om starters tijdelijk vrij te stellen van overdrachtsbelasting. “Uit een flitspeiling blijkt dat deze maatregel het grootste draagvlak onder de bevolking heeft en het grootste aantal starters prikkelt tot kopen. Van alle huurders geeft 45% aan eerder een huis te gaan kopen als er geen overdrachtsbelasting hoeft te worden betaald. In de categorie jongeren tot 34 jaar zegt zelfs 53% eerder tot aankoop over te gaan als er niet tegelijkertijd vele duizenden euro’s hoeft te worden afgedragen aan het rijk”, aldus VEH. Deze vorm van pleisters plakken brengt de handen van mensen als Peter Boelhouwer niet op elkaar. Boelhouwer, hoogleraar Housing systems aan de TU Delft en directeur van het Onderzoeksinstituut OTB, bekritiseerde tijdens het DAK Seminar het gebrek aan een integrale visie. “Je zou hervormingen verwachten maar waar het de koopsector betreft gebeurt er niets.” Hij betrok ook de huurregels in de woningproblematiek en vroeg aandacht voor mensen met een inkomen van meer dan € 33.600 die geen sociale huurwoning meer kunnen betrekken, maar hun heil moeten zoeken in de vrije sector. “De corporaties mogen nog slechts 10% van hun vrijkomende woningen aan deze groep toewijzen. De huren in de vrije sector liggen vaak te hoog voor deze lage/midden inkomens en ook in de koopsector kunnen zij niet terecht, omdat hun leencapaciteit niet verder reikt dan € 150.000.”
houdens is aanzienlijk gegroeid in relatie tot het besteedbare inkomen, namelijk tot meer dan 270 procent in 2010 en behoort daarmee tot de hoogste in de ontwikkelde economieën. Bovendien is de LTV van nieuwe hypotheken blijven stijgen van haar toch al ongewoon hoge niveau tot meer dan 120 procent in 2010. De reden daarvan is het regime van de hypotheekrenteaftrek en ook de
‘Je zou hervormingen verwachten maar waar het de koopsector betreft gebeurt er niets’ aflossingsvrije hypotheken.” Minister De Jager reageerde hierop nuchter met de stelling “De woningmarkt heeft nu behoefte aan rust, niet aan een herhaalde discussie over de argumenten voor en tegen de hypotheekrenteaftrek.” Een visie die overigens haaks staat op de conclusie van de vorig jaar mede door hem geïnstalleerde Studiecommissie Belastingstelsel. Op de vraag hoe de eigen woning belast moet worden had de commissie een stellig antwoord, namelijk dat de
Hij schaart zich onder de groeiende groep deskundigen die het door het huidige kabinet afgeroepen taboe rond de hypotheekrenteaftrek wil doorbreken. In dat verband is een passage opvallend in het rapport van SEO Economisch Onderzoek, dat de volle breedte aan regelgeving op de Nederlandse hypotheekmarkt onderzocht: “De hypotheekrenteaftrek is een belangrijke onderliggende factor voor veel van de hypotheekmarktregulering. Anders geformuleerd: zonder de hypotheekrenteaftrek zou een aanzienlijk deel van de regulering niet nodig zijn – hier is sprake van overheidsfalen.” Dat ‘falen’ wordt in een iets ander verband ook jaar na jaar geconstateerd door het Internationaal Monetaire Fonds. Onlangs meldde het IMF nog: “De schuld van de Nederlandse huisHet Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
15
eigen woning in box 3 thuis hoort. De overdrachtsbelasting beperkt, aldus de commissie, de verhuismobiliteit en daarmee de arbeidsmobiliteit. De eigen woning heeft een hybride functie: enerzijds het voorzien in een primaire levensbehoefte (te weten huisvesting), maar anderzijds is de eigen woning een vorm van belegging die concurreert met andere beleggings-
‘De eigen woning heeft een hybride functie’ mogelijkheden van vermogen. “Gegeven dit hybride karakter van de eigen woning zal het eindbeeld op de lange termijn naar het oordeel van de commissie dan ook een mix moeten zijn. Voor wat betreft het beleggingsdeel van de woning dient dit hetzelfde te worden be-
handeld als andere vormen van vermogen, in het huidige stelsel betekent dat een belastingheffing in box 3. Om rekening te houden met het consumptieve deel van de eigen woning kan gedacht worden aan de introductie van een vrijstelling voor een deel van de waarde van de eigen woning. Voor dit deel wordt de eigen woning als het ware gedefiscaliseerd.” Bij een belastingheffing in box 3 ligt het voor de hand dat de eigenwoningschuld meeverhuist naar box 3. Deze kan dan in mindering worden gebracht op waarde van de eigen woning en eventueel ander vermogen. Uiteraard is de commissie er voorstander van dat deze verandering zeer geleidelijk, gespreid over een groot aantal jaren, wordt doorgevoerd. Hoewel in de toekomst kijken niet makkelijk is, valt niet uit te sluiten dat uiteindelijk een dergelijke totaalaanpak noodzakelijk is om de markt te normaliseren.
Door: Jan Aikens
AMVB INNOVATIE
SPEL 2011
‘Bent u klaar voor de toekomst?’
Mogelijk gemaakt door:
8 en 28 Juni 2011 CORPUS Congress Centre Oegstgeest
www.amvbinnovatiespel.nl
YOU NG P R O FE S S I ON A L S
Naam: Leeftijd: Functie: Vorige functies: Standplaats: Studies:
Leest: Favoriete app:
Phil Overdiep 24 Underwriter CAR / EAR bij Amlin Corporate Insurance Young Professional bij Amlin Corporate Insurance Amstelveen Bedrijfseconomie (Hanzehogeschool), volledige Wft-Volmacht Schade en momenteel bezig met een Bachelor Bouwkunde (NCOI) Enkel studieboeken Ik heb een blackberry zonder internet en jammer genoeg dus ook zonder apps...
Met welke klus ben je op dit moment bezig? Verscheidene. Zo ben ik nu bezig met het uitwerken van een offerte voor een CAR-verzekering voor de vervanging van een windmolenpark. Het windmolenpark staat op een soort schiereiland. Hier worden alle oude molens gesloopt, nieuwe molens neergezet, dijken aangelegd, enzovoort. Aan één kant grenst het park aan de open zee, dat kan een risico inhouden in geval van bijvoorbeeld zware storm. Ik breng alle risico’s in kaart en neem zo nodig ter plekke poolshoogte.
Waarom heb je voor deze branche gekozen? Dat was geen bewuste keuze, maar ik kom weinig mensen tegen die wel bewust voor de verzekeringsbranche hebben gekozen. Na mijn studie wilde ik aan het werk bij een vooraanstaande onderneming, maar toch ook blijven studeren. Een traineeship was hier bij uitstek geschikt voor. Zo kwam ik destijds terecht bij Fortis Corporate Insurance (nu Amlin Corporate Insurance) en daar werk ik nog steeds met plezier.
Heb je een pad voor jezelf uitgestippeld en ondersteunt je werkgever je daarbij? Ik vind het moeilijk om nu al te kunnen oordelen over bepaalde functies, hoewel Insurance Manager iets is wat mij wel aanspreekt. Maar daar vind ik mezelf nog te jong voor. Mijn organisatie steunt mij gelukkig erg goed in mijn tot nu toe uitgesproken ambities. Ze vergoeden mijn studiekosten en ik krijg zelfs een deel studieverlof. Daarnaast houdt mijn manager me scherp en kan ik altijd met vragen bij hem terecht.
Welk moment in je carrière zou je liever vergeten? Ik heb niet gauw ergens spijt van maar zie dingen die misgaan liever als een leermoment. Ik heb immers nog meer dan veertig jaar carrière voor de boeg!
YOUNG INSURANCE Wat betekent netwerken voor jou? Netwerken is van essentieel belang om mijn functie goed uit te kunnen oefenen. De markt waarin ik werk is een zogenoemde ‘haalmarkt’ waardoor je alleen offerteverzoeken krijgt wanneer de makelaars je kennen. Je zult dus geregeld bij makelaars op bezoek moeten gaan om kennis te maken. Daarnaast zijn er natuurlijk de netwerkbijeenkomsten zoals Young InSurance en bijeenkomsten vanuit de VNAB, waar je volop contacten kunt leggen.
In deze VB-rubriek maakt u kennis met enkele leden van Young InSurance, een netwerk voor mensen in de verzekeringsbranche in de leeftijd tot en met 35 jaar. Deze snelgroeiende groep organiseert elke twee maanden een bijeenkomst voor haar leden en probeert met haar activiteiten de branche als geheel te promoten en het imago te verbeteren. Meer informatie: www.younginsurance.nl.
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
17
IN TE RVI E W
Midden in een vergadering kan opeens klinken: “Maar waarom zou een klant dat niet mogen weten dan?” De exvoorman van MKB-Nederland mag dan een bestuurder pur sang en een door de wol geverfde politicus zijn, hij bezit ook ondernemersgeest en denkt opvallend vaak vanuit het perspectief en het belang van de klant. Ideale skills voor de nieuwe voorman van Adfiz.
Hermans
is een echte
‘klantenman’ W
ie de moeite neemt om de nieuwe voorzitter van Adfiz te googelen, wordt geconfronteerd met een tsunami aan al dan niet geautoriseerde berichtgeving over ’s mans bijbanen. Wie hem inhuurt – en dat zijn er inderdaad nogal wat – weet wat voor vlees hij in de kuip haalt. Een liberaal hart, een vrije geest, een netwerk om u tegen te zeggen en een staat van dienst in bestuurlijk Nederland die er niet om liegt. Dat maakt hem een begeerlijke partij voor lobbyclubs, belangenorganisaties en wat dies meer zij. De lichte toon van scepsis die de berichtgeving van de landelijke media over de vele activiteiten van Hermans kenschetst, wordt in de praktijk niet gestaafd met testimonials die tegen hem werken. En zeker niet in de verzekeringssector. Zelfs op die webfora in de sector die toch aller-
18
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
minst bekend staan als podia waar een blad voor de mond genomen wordt, zijn de meeste reacties overwegend positief van teneur. Hoe dat komt? Zijn curriculum past naadloos op het profiel dat Adfiz zich voor een voorzitter wenst. Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn. Maar ook: wat zal de praktijk moeilijk zijn. Binnen het bestuur en het bureau van Adfiz is de nieuwe wereld waarin het intermediair zal moeten gaan opereren al tot in alle haarvaten doorgedrongen. Maar in de achterban nog niet. Vanaf 16 mei zal dat blijken. Dat is het moment waarop een viertal regionale kennismakingsbijeenkomsten met de achterban van Adfiz is gepland en Hermans zich zal presenteren als de nieuwe voorman. Een belangrijk moment waarop hij
voor het eerst op grote schaal met het intermediair kennismaakt en dus ook een reële inschatting kan maken van waar hij aan begint. Hermans heeft er de eerste twee maanden dan ruim opzitten. Twee maanden waarin hij zich het jargon moest eigen maken en de positie en de omgeving waarbinnen het intermediair bestaansrecht opbouwt moest doorgronden.
‘Ik vind het belangrijk dat een klant zich comfortabel voelt in de relatie met zijn adviseur’
Dit eerste exclusieve interview in de vakpers kan wat dat betreft een lakmoesproef zijn voor iedereen die wil weten waar Hermans voor staat en waar hij voor gaat. “Veel overtuigingskracht om in te zien dat het onafhankelijk intermediair een goede toekomst tegemoet kan gaan, is voor mij niet nodig. Ik begrijp dat zo ook wel. Een onafhankelijk financieel advies is echt heel wat anders dan een product dat je bij een bank koopt op het moment dat je daar naar binnenloopt. En geen weldenkend mens zal bestrijden dat onafhankelijk advies voor iedereen toegankelijk moet blijven. Voor ondernemers in deze sector die naast hun klant gaan staan en de bereidheid tonen alle beloningsbanden met leveranciers van financiële producten door te snijden – ik heb het dan over de zogenoemde complexe producten – en dus voor ondernemers die het klantbelang en niet een productoplossing centraal stellen, is een mooie toekomst weggelegd. Veel zal ontwikkeld moeten worden. Nieuwe verdienmodellen, nieuwe businessmodellen, maar een echte ondernemer hoeft daar niet voor terug te schrikken. Bovendien rekent Adfiz het tot haar taak daar metterdaad aan bij te dragen. Ik heb het dan over een ambitieus meerjarig ondersteuningsprogramma, met onder meer trainingen, tools, coaching en klankbordgroepen. Een bijzondere rol zal er zijn voor het Financieel College (het voormalige Huibers Instituut) dat een echt kenniscentrum moet worden waarin opleiding en training in kennis en kunde inclusief ondernemers- en adviesvaardigheden hand in hand gaan. Ik heb het dan ook over de Financiële School, een initiatief dat erop gericht is om de klant van onze leden te ‘empoweren’. Adfiz zal daar overigens ook onder eigen vlag een bijdrage aan leveren. Met andere woorden: we gaan er voor zorgen dat klanten goed zijn geïnformeerd en geïnformeerd kunnen worden over bijvoorbeeld kanaalkeuze, de eigen behoeften Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
19
en de (product)oplossingen die onze leden adviseren. Ik vind het belangrijk dat een klant zich comfortabel voelt in de relatie met zijn adviseur.”
Onbestaanbaar En nu het toch over de klant gaat: “Ik ben blij dat de wetgever over de brug komt als het om belonings- en kostentransparantie gaat bij aanbieders die langs andere, ik bedoel directe, kanalen producten verkopen. Ik had het onbestaanbaar gevonden als zij niet aan dezelfde
‘De positie van een onafhankelijk adviseur is veel sterker als hij volledig naast zijn klanten staat’
regels van beloningstransparantie en principes van klantbelang worden onderworpen als onze beroepsgroep. Aan mij valt tenminste niet uit te leggen dat een financieel product inclusief advies aan de balie van de bank even duur is als de netto prijs van een product bij een onafhankelijke adviseur die voor het advies een aparte fee in rekening brengt. In het belang van de klant zorg je ervoor dat hij in de eerste plaats snapt wat hij koopt en geadviseerd krijgt en in de tweede plaats dat hij begrijpt wat hij betaalt voor het product en wat voor het advies. Dat lijkt mij zo helder als glas.”
Drie dingen En daarmee zijn wij weer terug bij de kern van de dossiers die ook de agenda van de nieuwe voorman van Adfiz zullen gaan bepalen. “Ik ga prioriteit geven aan het herwinnen van vertrouwen en in het verlengde daarvan maak ik mij sterk voor een echt level playing field. Wat dat eerste betreft: drie dingen zullen daarbij centraal staan. Een verdere professionalisering van onze leden in termen van kennis, kunde en gedrag. Da’s een. Een herpositionering van de adviseur. Hij staat naast de klant en is inkoper namens hem. Da’s twee. En verder staan wij voor empowerment van de klant. Da’s drie.”
traal stellen. Dat doet iedere ondernemer wel. Maar het belang van de klant centraal stellen betekent in de allereerste plaats manifest krijgen welke behoeften hij heeft en wat er komt kijken om daaraan te voldoen. Dat betekent niet alleen dat het gedrag van de adviseur daarop afgestemd moet zijn, maar hij moet ook over de juiste adviesvaardigheden beschikken om die behoeften boven tafel te krijgen. Dat versta ik onder professionalisering. En wat die herpositionering betreft: heel belangrijk is dat de adviseur uitgaat van eenduidige en heldere inkoopcriteria. Criteria die hij aan de dag legt, die voortkomen uit het klantbelang. We zullen die in ons nieuwe prestatieonderzoek ook gaan betrekken. En ten slotte die ‘empowerment’ van de klant: de klant hoeft wat mij betreft echt geen financiële deskundige te worden. Maar hij moet bijvoorbeeld wel snappen dat het principe van het laagste risico zich niet verhoudt tot de laagste prijs. Daarnaast moet de klant leren om kritische vragen te stellen aan zijn adviseur en aan zichzelf. En de klant moet in staat zijn achteraf te evalueren of een adviestraject voldeed aan wat hij mocht verwachten. Wij gaan de klant daarbij helpen. Samen met de leden. Maar ook bijvoorbeeld via het initiatief van de Financiële School dat ik noemde. Waar het allemaal in de kern om draait is dat onze leden tot het besef komen dat hun positie als onafhankelijk adviseur veel sterker is als ze volledig naast hun klanten staan. De wetgeving speelt dat in de kaart. Ik snap best dat veel ondernemers nu nog alleen maar zien dat ze moeten veranderen. Maar ik ben ervan overtuigd dat dat ‘moeten’ ook ‘willen’ zal worden. Want die hele cultuurverandering in de financiële sector biedt ons vooral veel kansen. Wanneer mijn missie geslaagd is? Als de innerlijke overtuiging postvat dat de voorliggende veranderingen de ondernemer vooral voordelen gaan brengen, en, twee, de spelregels in de markt zo worden ingevuld dat die voordelen ook uitgenut kunnen worden.” Rest nog een prangende vraag. Als Hermans nu zijn liberale hart laat spreken, wat vindt hij dan werkelijk van al dat overheidsingrijpen in de financiële sector? “Het is op zich simpel. Als een markt faalt, grijpt de overheid in en is het gevaar aanwezig dat de politiek ermee aan de haal gaat. Adfiz heeft het verstand en de lef gehad om zelf voorstellen te doen hoe een en ander goed te reguleren. Zoals het er nu uitziet kan de onafhankelijk adviseur daar straks de vruchten van plukken.”
Belang klant centraal “In heel zijn doen en laten zal een adviseur het belang van de klant centraal moeten stellen. Dat is nog wel even wat anders dan de klant cen20
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
Door: Michiel Huisman
D E B O EK ENPLANK
De Boekenplank We hebben er zin in!
Hans van der Loo
Hoe vind je de zin en energie om betekenisvol, positief, doelgericht en gedreven aan de slag te gaan? Deze vraag staat centraal in dit nieuwe boek van Hans van der Loo. Zelf noemt de auteur zijn boek een gids voor iedereen die in beweging wil komen om beter te presteren vanuit een positieve drive. Van der Loo is er in geslaagd om een stevige portie theoretische kennis te verpakken in een inspirerende tekst. Praktische schema’s en prik-
Hollandse golflandschappen
kelende oneliners van de auteur zorgen er uiteindelijk voor dat je er zin in krijgt. Dat is precies ook het doel van het boek. Want zin geeft energie. Je hebt meer aandacht voor ontwikkelingen in je omgeving. Gaat eerder verbindingen met anderen aan en bent sneller geneigd om een zelfgekozen ambitie te verwezenlijken. Kom ook in beweging! 260 pag. | Van Duuren Management | ISBN 978 9089 650 658
Thijs Tuurenhout & Jan Kees van der Velden
Geen vakliteratuur dit keer maar een prachtig fotoboek waarin Nederlandse golfbanen op geheel eigen wijze door Thijs Tuurenhout op de gevoelige plaat zijn vastgelegd. Alle banen die ooit gastheer waren van Dutch Open worden op groot formaat (28,5 x 36 cm) weergegeven. Geen birdies of tees, in dit boek spelen fraaie landschappelijke omgevingen de absolute hoofdrol. Zomer, winter, herfst of lente, de banen zijn op ieder moment van het jaar gefotografeerd. De begeleidende teksten zijn zowel in het Nederlands als in het Engels. Alles bij elkaar is het een indrukwekkend relatiegeschenk of gewoon om er zelf van te genieten. 186 pag. | Scriptum | ISBN 978 905 594 7607
Klaar om te wenden
Paul de Ruijter & Saskia Stolk & Henk Alkema
Waarom kwam Shell sterker uit de eerste oliecrisis en hoe bereidde de Rabobank zich al in 2004 voor op de kredietcrisis? Hoe zetten multinationals de toekomst naar hun hand en hoe bereidt onze krijgsmacht zich voor op de volgende oorlog? Het antwoord: strategisch inzicht. Dit boek is bedoeld voor iedereen die in samenwerking met anderen de toekomst op de agenda wil zetten, breder wil kijken dan alleen naar
winst en verder dan de korte termijn. De auteurs werken acht vragen uit waarover we continu in gesprek moeten blijven om een toekomstvaste strategie te kunnen voeren in een dynamische en onzekere wereld. Een handboek voor elke (toekomstige) strateeg. Het biedt hulpmiddelen om de organisatie klaar te maken voor een wending. Want zonder wendbaarheid geen bestaansrecht. 276 pag. | Scriptum | ISBN 978 905 594 7126
Subsidie memo 2011 In het subsidielandschap is het soms moeilijk navigeren. Subsidiememo 2011 is een praktische leidraad voor organisaties die zich verder willen verdiepen in subsidies.
Het boekwerkje is gevuld met korte en heldere beschrijvingen van de meest relevante regelingen, geactualiseerd tot begin februari van dit jaar. 356 pag. | Kluwer | ISBN 978 901 3089 691
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
21
DE S TE LLI NG NA ME
Een bonus deugt Jaap Koelewijn Financieel Denkwerk
B
ankiers hebben onmiskenbaar een maatschappelijke functie. Ze beheren het geld van anderen en ze zorgen ervoor dat de economie blijft functioneren. Dat dwingt hen tot voorzichtig handelen en het beheerst nemen van risico’s. Niet voor niets is er sprake van intensief toezicht op de financiële sector. De recente kredietcrisis maakt duidelijk hoe belangrijk een goed werkende sector voor onze samenleving is. In het bedrijfsleven zijn variabele beloningen gemeengoed geworden. Ze blijken effectief te zijn om mensen meer te laten presteren. De keerzijde van variabele beloningen is echter dat ze ook
‘Er is maar één echt gevoelige plek bij bankiers: hun portemonnee’ kunnen aanzetten tot het nemen van risico’s. Als het fout gaat worden de kosten op de samenleving afgewenteld. Dat is onaanvaardbaar. Het gaat mij daarom niet primair om de hoogte van de beloningen. Het gaat mij om de effecten die daarvan uitgaan op de risicohouding van managers van financiële instellingen. Het is nu nog steeds aanlokkelijk om bonussen toe te kennen waarbij de gemeenschap het risico draagt.
22
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
De overheid moet bonussen niet verbieden. De overheid moet ervoor zorgen dat de risico’s daar terechtkomen waar ze horen: bij de aandeelhouders en de managers. Ook aandeelhouders en de verstrekkers van achtergestelde leningen moeten meer risico lopen. Zij zijn de afgelopen jaren door de belastingbetaler gered. Ik ben geen principieel tegenstander van flexibele beloningen. Ik ben er wel op tegen dat aandeelhouders en managers feestjes voeren op de kosten van de gemeenschap. De toezichthouders moeten daarop strenger toezien en hogere eisen stellen aan banken die veel risico nemen. Er is maar één echt gevoelige plek bij bankiers: hun portemonnee. De discussie over beloningen moet niet moraliseren maar normen stellen. Wat een hoge of eerlijke beloning is, kun je niet zeggen. Je kunt welk gaan of je niet de rekening van een ander betaalt.
Nu het ‘Jan Hommen-effect’ in de media is weggeëbd, komt er meer zicht op waar het in de kwestie rondom bonussen in de financiële sector werkelijk om draait. Namelijk: welke maatschappelijke functie heeft een bank en welk gedrag van bankiers en welk beloningsbeleid hoort daarbij? Maar ook: welke verantwoordelijkheid hebben de volksvertegenwoordigers in dezen? Draagt een afgedwongen wettelijk verbod op bonussen daadwerkelijk bij aan herstel van vertrouwen in de financiële sector? Of is het een maatregel voor de bühne?
Ewout Irrgang Tweede Kamerlid SP
D
e financiële sector wil zich er nog wel eens aan storen dat bonussen slecht in het nieuws zijn. Het zou afleiden van waar het werkelijk om gaat: de maatschappelijke functie van de financiële sector en de grote veranderingen waar de sector voor staat. Dat zijn inderdaad belangrijke onderwerpen, waar de SP de nodige voorstellen voor heeft gedaan. De financiële sector moet echter niet vergeten dat het beloningsbeleid onlosmakelijk verbonden is met die discussie. Bonussen sturen gedrag. In combinatie met de steeds groter geworden focus op aandeelhouderswaarde en de bijbehorende zoektocht naar rendement, zijn we een richting op gestuurd waar we nu nog steeds van moeten bijkomen. Dat ontkennen geeft niet blijk van veel zelfinzicht. De reactie van Jan Hommen van ING is wat dat betreft ook tekenend: in reactie op de verontwaardiging over de hoge bonussen bij ING zegt hij dat ING onvoldoende heeft ingeschat welk signaal daarvan uitging naar de samenleving. Blijkbaar gaat het om de beeldvorming en is de wil om echt te veranderen er niet. De tussenrapportage van de Monitoring Commissie
Code Banken stemt wat dat betreft ook niet hoopvol. Naast het feit dat beloningsbepalingen slecht worden toegepast, geven de banken aan dat er moet worden opgelet dat wanneer de gebeurtenissen uit het verleden wegzakken
‘De financiële sector moet grondig hervormd worden en daar hoort een echte beperking van de bonussen bij’ in het collectieve geheugen, banken met doorgeslagen regels zitten. Voor een sector waar een gebrek aan regels duidelijk heeft laten zien wat de gevolgen zijn, doet dit vrezen voor de toekomst. De verantwoordelijkheid van politici is daarom helder: de financiële sector moet grondig hervormd worden en een echte beperking van de bonussen hoort daar bij. Klaarblijkelijk kunnen we dit niet aan de sector zelf overlaten. Als laatste een advies. De financiële sector kan de “vermoeiende” bonusdiscussie heel simpel stoppen. Laat de wil om te veranderen nu eens echt zien en onderteken de volgende verklaring: de bonus deugt niet!
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
23
DE WA ND E LI NG
Een wandeling met
Colinda Rosenbrand, directeur Organisatie van Financieel Dienstverleners OvFD
Het prachtige vestingstadje Heusden biedt een ongekend pittoreske context voor een wandeling op een mooie zonnige middag. Colinda Rosenbrand kent het plaatsje en de omgeving op haar duimpje. We rukken ons los van het terras van restaurant In den Verdwaalde Koogel om het stadje nader te verkennen en intussen in gesprek te gaan over drijfveren, belangenbehartiging en de sector waarvoor zij al vele jaren met plezier werkt.
Z
ij woont en werkt in een haar dierbare omgeving. Wat heeft Colinda Rosenbrand met Heusden? Uitkijkend over de Maas: “Ik ben geboren in Wijk en Aalburg, waar ik nu ook woon, op een steenworp afstand van Heusden. Zie je die kerktoren? Ongeveer daarnaast is mijn huis.” Ze groeide op in Wijk en Aalburg, haar ouders wonen er ook, een straat verder. Ze zou er niet weg willen. “Ik ben echt een dorpsmeisje. Wijk is wel streng gereformeerd, wij niet, maar goed, we gaan op zondag niet de auto wassen maar doen en laten verder wat we willen. Het wordt al iets losser. Op de boeken in de bibliotheek worden geen etiketjes meer geplakt met ‘werelds’ erop.” We lopen langs de Maas die door Heusden loopt. “Kijk, op die rondvaartboot vierde ik anderhalf jaar geleden mijn bruiloft. Onze bruiloft duurde twee dagen, we trouwden op Slot Loevestein en de dag
COLINDA ROSENBRAND Colinda Rosenbrand (1968) studeerde Nederlands Recht met specialisatie verzekeringsrecht en werkte na haar studie in de buitendienst van een intermediair. In 1997 trad zij in dienst als stafmedewerker Juridische Zaken bij de NVA. In 2010 trad zij in dienst bij de OvFD waar zij in augustus directeur werd. Rosenbrand is getrouwd en woont in Wijk en Aalburg.
24
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
erop hadden we een rondvaart vanuit Heusden terug naar Loevestein voor het feest. Alles op en rond de Maas. Het is zo heerlijk wonen en werken hier.”
Kinderrechter Na haar rechtenstudie werkte Rosenbrand in de buitendienst van een intermediair en vervolgens in diverse functies bij de NVA. Wat wilde zij vroeger ‘worden’? “Kinderrechter leek mij wel wat. Maar mijn studiebegeleiders vonden mij hiervoor veel te gevoelig, ik zou me laten meeslepen in de emotie. Opkomen voor anderen, dat is eigenlijk wel een rode draad bij mij en dat kan ik nu in mijn huidige rol natuurlijk ook doen.” Was het logisch om te gaan studeren? “In onze familie eigenlijk niet. Mijn vader was slager en in onze familie werd er terughoudend naar gekeken. ‘Straks wil ze jullie niet meer kennen’, zo werden mijn ouders gewaarschuwd. Gelukkig ervaarden mijn ouders al snel dat dat niet aan de orde was.”
Belangenbehartiging Sinds een samenwerking van de Organisatie van Financiële Dienstverleners (OvFD) met Adfiz binnen Fidin werd afgebroken, is OvFD als aparte belangenbehartiger voor serviceorganisaties (‘service providers is geen goede term eigenlijk’) en vooral hypotheekadviseurs doorgegaan. Rosenbrand is er directeur, enig werknemer en werkt veelal vanuit huis. “Ik ben natuurlijk veel op pad, ik ben veel in Den Haag, op het ministerie en bij Kamerleden en probeer ook onze leden te bezoeken. Het bestuur laat mij erg vrij en komt circa eenmaal per twee maanden bij elkaar. Ook moet ik veel lezen om goed inhoudelijk toegevoegde waarde te kunnen bieden. Ik ben een spons, wil alles weten. Zal ook wel een ‘vrouwending’ zijn, maar ik wil te allen tijde goed op de hoogte zijn. Er speelt veel.” Wat vindt zij van die afzonderlijke belangenbehartiging? Adfiz, OvFD, dat zou toch samen moeten kunnen? “Ja, ik vind het ook jammer dat we aparte organisaties zijn. Anderzijds: we werken goed en vaak samen. Onze doelgroepen zijn wel enigszins anders, wij de service- en hypotheekorganisaties, zij de andere intermediairs, veelal ook met een grote schadeportefeuille. Samen-
De Wandeling is een rubriek waarin Monique de Vos in de buitenlucht een verfrissende ontmoeting heeft met smaakmakers uit de financiële dienstverlening, om zo meer te weten te komen over ‘de vent achter de tent’. Monique de Vos is directeur van Chasse Executive Search in Den Haag.
werking is wel van belang, anders begrijpt Den Haag het niet meer. Het zou raar zijn als we op dossiers zoals het provisieverbod tegengestelde standpunten verkondigden.” Zij ziet het als een belangrijke taak voor haar en haar organisatie om juist de Haagse beslissers goed te informeren over de branche die ze vertegenwoordigt: “Het is aan mij om de beslissers uit te leggen wat serviceorganisaties nu eigenlijk zijn en dat het een feit is dat zij niet een extra en kostenverhogende schakel zijn, maar juist van groot belang zijn bij het ondersteunen van de keuzevrijheid van de consument.”
Balans Met veel passie en overtuiging zet ze haar argumenten uiteen. Het risico van thuis werken en een bevlogenheid zoals zij die heeft, kan zijn dat je nooit stopt. “Dat is bij mij ook best een gevaar. Maar ik word er steeds beter in om de grenzen te bewaken. Bij aanvang nam ik geen tijd om te lunchen: ik was gewend om bij de NVA met collega’s te lunchen en toen ik alleen ging werken vond ik dat niet de moeite. Maar mijn lichaam was het daar toch niet mee eens, dus nu neem ik braaf pauze om te lunchen. Mijn man en ik hebben geen kinderen en zijn beiden erg gedreven in ons werk. Dan moet je af en toe afstand nemen. Hoewel ik sinds ik bij de OvFD werk nooit langer dan twee weken aaneengesloten vakantie heb genomen, vind ik toch ook wel tijd voor andere dingen. Ik lees natuurlijk al veel vakliteratuur maar daarnaast lees ik ook heel graag om te ont-
spannen. Momenteel lees ik veel boeken over sterke vrouwen, zoals De Gouden Kooi van Zainab Zalbi, een vrouw die aan het hof van Saddam Hoessein opgroeide en uiteindelijk Women for Women heeft opgericht. Fascinerend en indrukwekkend om te lezen wat angst doet met mensen, maar ook hoe dat mensen kan inspireren tot grootse daden. Ik kook daarnaast heel graag voor vrienden. Ik ben verslaafd aan Mexicaans eten en vind het ook leuk om écht Mexicaans te koken.” Sportief? Terwijl ze mij subtiel richting het terras op de Vismarkt loodst: “Ik ben niet zo sportief, ik heb wel onlangs een loopband gekocht en houd erg van dansen. Lopen doe ik meer omdat het nu eenmaal moet als je wat ouder wordt en dansen echt voor het plezier.”
Beyoncé Stel dat ze een dagje in de huid van iemand anders zou mogen kruipen. Wie zou ze dan wel eens willen zijn? “Een internationale diva lijkt me wel wat, Beyoncé bijvoorbeeld. Of Obama voor een dag! Dichter bij huis lijkt het me heel interessant om eens met de Ombudsman Financiële Dienstverlening te kunnen ruilen: lekker in al die dossiers kruipen.” Voorlopig kruipen we even in de kaart van In den Verdwaalde Koogel waar we een plek in de zon vinden en het gesprek voortzetten. Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
25
VERZ E K E R I NG S R E C H T
Het debat over de beloning van het intermediair wordt gedomineerd door begrippen als het zuivere marktmodel, klantgerichte advisering, ontwijkroutes en waterbedeffect. In de brief van 14 april jl. heeft minister De Jager nieuwe maatregelen aangekondigd om de beloning van de klant te reguleren. Door: mr. Sjoerd Y.Th. Meijer, NautaDutilh N.V.
Het
beloningsdebat gaat voort
Werd eerder het provisieverbod aangekondigd, nu wordt een open norm geïntroduceerd tegen excessieve beloning. In aanvulling daarop introduceert de minister passieve transparantie (en een verbod op bonusprovisie) bij schadeverzekeringen. Een consultatieronde over de nieuwe voorstellen is gestart. In deze bijdrage wordt een korte analyse gegeven van de open norm tegen excessieve beloning en passieve transparantie.
Excessieve beloning in zuiver marktmodel Het zuivere marktmodel is gebaseerd op de gedachte dat de adviseur/bemiddelaar aan de kant van klant staat. Juridisch vertaald betekent dit dat de tussenpersoon in opdracht van de klant handelt en niet in opdracht van de verzekeraar. De klant sluit met de tussenpersoon een overeenkomst van opdracht. De open norm tegen excessieve beloning heeft betrekking op de directe beloning zoals de klant deze betaalt aan de tussenpersoon. Het is de bedoeling dat de AFM kan ingrijpen wanneer door de tussenpersoon een beloning wordt gevraagd die niet gerechtvaardigd is gelet op de daar tegenover staande werkzaamheden. Een dergelijke beloning wordt geacht niet in het belang van de klant te zijn. 26
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
De introductie van de open norm roept vragen op als zij wordt getoetst aan de privaatrechtelijke regels rond de overeenkomst van opdracht. De toelichting gegeven bij het Wijzigingsbesluit financiele markten 2012 waarin de norm tegen excessieve beloning wordt benoemd, intrigeert. Als uitgangspunt wordt geformuleerd: ‘Adviseurs en bemiddelaars zijn in beginsel vrij om met de cliënt hun beloning overeen te komen, zolang er maar geen sprake is van een beloning die gelet op de aard en de omvang van de dienstverlening als kennelijk onredelijk kan worden beschouwd.’
Correctie Dit uitgangspunt ligt in lijn met het zuivere marktmodel maar er wordt een belangrijke correctie op aangebracht. De klant en de tussenpersoon zijn vrij om een beloning overeen te komen waar zij wilsovereenstemming over hebben kunnen bereiken. Dit sluit aan bij het privaatrecht waarbij de totstandkoming van een contract is gebaseerd op wilsovereenstemming. De minister beperkt deze vrijheid van partijen vervolgens door te stellen dat dit niet het geval is als er sprake is van een kennelijke onredelijke beloning. De vraag rijst wat er gebeurt als partijen een kennelijke onredelijke beloning hebben afge-
sproken. In de situatie van een directe beloning weet de klant dus wat de tussenpersoon vraagt als beloning die hij als opdrachtnemer voor de klant als opdrachtgever verricht. De minister signaleert de spanning die in dit geval optreedt tussen het publieke recht en het privaatrecht. De AFM kan namelijk wel deze norm toetsen en bij overtreding van deze norm een sanctie aan de tussenpersoon opleggen, maar daar zal het bij blijven. In de toelichting wordt dit probleem ook benoemd maar wordt ook de oplossing gegeven: ‘De AFM is, (…), niet bevoegd om direct in te grijpen in de civielrechtelijke verhouding tussen een cliënt en de adviseur of bemiddelaar. De client kan daarnaast natuurlijk – al dan niet met formele civiele rechtsmiddelen – verhaal halen bij de adviseur die het kennelijk onredelijke tarief in rekening heeft gebracht.’ De oplossing in het geval van een kennelijke onredelijke beloning is dat de AFM zal moeten volstaan met een sanctie. De inmiddels door de tussenpersoon geïncasseerde beloning kan niet door haar worden teruggevorderd. De minister meent dat de klant dit dan kan doen ‘al dan niet’ op grond van ‘formele civiele rechtsmiddelen’. De vraag rijst dan wel hoe de minister dit precies ziet. Een voorbeeld. De klant en de tussenpersoon komen beloning X overeen. Het bedrag X (dan wel de berekeningsgrondslag) staat duidelijk in het dienstverleningsdocument of in de overeenkomst van opdracht en ook de werkzaamheden zijn duidelijk omschreven. De klant weet dus wat de tussenpersoon voor hem gaat doen en wat hem dit kost. De AFM oordeelt vervolgens dat beloning X onredelijk is. Er is dus wilsovereenstemming over de opdracht en de beloning. In dit geval kan de AFM handhavend optreden. De vraag is wat de klant nu kan. Heeft de klant nu de mogelijkheid om beloning X terug te vorderen? Dit lijkt moeilijk als partijen dit met elkaar zijn overeengekomen. Het enkele feit dat volgens de AFM de beloning onredelijk is, maakt niet dat de wilsovereenstemming tussen de klant en de tussenpersoon komt te vervallen. De AFM kan op dit punt optreden, de klant zal zich echter bij het geven van de opdracht moeten realiseren of hij met de beloning akkoord gaat of niet. Heeft hij ingestemd dan is er sprake van wilsovereenstemming en ben ik benieuwd welke ‘formele civielrechtelijke rechtsmiddelen’ de minister dan voor ogen heeft om deze (belonings)afspraak aan te tasten.
Passieve transparantie is geen transparantie In het beloningsdebat speelden schadeverzekeringen nog nauwelijks een rol. Ook dit is nu veran-
derd. Voor schadeverzekeringen worden twee regels geïntroduceerd. Allereerst is bepaald dat in het kader van schadeverzekeringen alleen nog maar afsluit- en doorlopende provisies mogen worden betaald. Daarnaast geldt dat tussenpersonen op verzoek van de klant transparant moeten zijn. De argumentatie van de brief van 14 april jl. is opmerkelijk. De minister geeft eerst als reden voor deze passieve transparantie: ‘Ik kies hiervoor omdat ik ook bij schadeverzekeringen van mening ben dat de klant er recht op heeft om te weten hoeveel de provisie bedraagt die de aanbieder betaalt.’ Dit sluit aan bij het privaatrechtelijk kader rond de overeenkomst van opdracht. Als een klant met een tussenpersoon een overeenkomst van op-
‘Passieve transparantie is geen transparantie’ dracht sluit, is het logisch dat er ook afspraken zijn gemaakt over de beloning. Hiervoor is het noodzakelijk dat de klant ook weet wat de omvang van de beloning is. Deze argumentatie sluit ook aan bij het zuivere marktmodel. Vervolgens maakt de minister een opvallende wending. Het zuivere marktmodel en privaatrechtelijke uitgangspunten moeten het afleggen tegen een pragmatisch argument om passieve en niet actieve transparantie voorop te stellen. De minister vervolgt namelijk: ‘Ik kies bewust niet voor verdergaande transparantie-eisen omdat ik een dergelijke maatregel disproportioneel zwaar vind voor de markt van schadeverzekeringen waar premies en productvoorwaarden goed vergelijkbaar zijn, waar sprake is van een concurrerende markt en geen excessen bekend zijn.’ Het recht om te weten hoeveel de provisie bedraagt, moet uiteindelijk dus toch wijken.
Tot slot Op dit moment wordt een consultatieronde gehouden over de nieuwe voorstellen. Vanuit privaatrechtelijk oogpunt is het aan te bevelen de voorgestelde regels nog eens goed te doordenken. De voorgestelde norm om excessieve beloningen te toetsen, biedt de AFM mogelijkheden om op te treden maar biedt de klant geen soulaas. Daarnaast is passieve transparantie geen transparantie. Dit terwijl de klant wel een (privaatrechtelijk) recht heeft om te weten wat de beloning bedraagt. Het lijkt in ieder geval wenselijk de publiekrechtelijke regels te laten aansluiten op het privaatrecht, in plaats van publiekrechtelijke regels op te stellen die vanuit privaatrechtelijke oogpunt moeilijk te verklaren zijn. Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
27
DISC US S I E
Zonder standaardisatie geen ketenintegratie. Zonder ketenintegratie geen efficiente bedrijfsvoering. En zonder efficiënte bedrijfsvoering geen rendement, geen winst en geen concurrentiekracht.
Goede samenwerking en branchebrede
coalities vereist H
et zou een gesprek over standaardisatie en ketenintegratie worden. En dat was het ook. Maar de – soms keiharde – conclusies van de deelnemers bepaalden het feit dat de sector wel de noodzaak van standaardisering in het administratieve proces ziet, maar niet de urgentie voelt daar ook volledig voor te gaan. Wat begon als een min of meer technisch en functioneel ingestoken discussie over de noodzaak van standaardisatie en ketenintegratie, ontwikkelde zich gaandeweg tot een bij tijd en wijle heftig debat over de toekomst van het intermediair. “Standaards zijn mooi, maar alleen als je weet waar ze voor dienen en met welke visie je ze opstelt. En dan nog. Als je die niet gemeenschappelijk deelt en toepast, heb je er nog niets aan.” En zo ontkwamen de deelnemers aan het debat er niet aan om ieder voor zich een standpunt te bepalen over de economische noodzaak om te komen tot een efficiënt administratief proces. “Want die is belangrijker dan ooit”, bleek de gemene deler na wat heen en weer praten. Een inzicht dat alles te maken heeft met de erkenning van het feit dat een winstgevende bedrijfsvoering anno nu allang niet meer zo vanzelfsprekend is als eind jaren negentig van de vorige eeuw. “Een efficiënte administratie is geen concurrentievoorsprong, maar het ontbreken ervan een absolute show stopper en van doorslaggevend belang voor zowel de producent die er belang bij heeft dat zijn producten en diensten makkelijk en efficiënt bij de consument terechtkomen als de adviseur die er belang bij heeft dat zijn advies door die processen wordt ondersteund en in ieder geval niet tegengewerkt.” 28
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
Dat er standaarden nodig zijn om die administratieve processen goed te laten verlopen, wordt breed gedeeld in de sector. De sector heeft er zelfs een stichting – SIVI – voor in het leven geroepen. Niemand van de deelnemers aan het rondetafelgesprek weersprak de conclusie dat ‘voor toch wel zo’n 95 a 98% van alle processen inmiddels hanteerbare standaards zijn ontwikkeld’. Het enige wat je achteraf kan inbrengen als nadeel is dat die standaards bepaald zijn vanuit een product-of zo je wilt polisadministratie in plaats van een klantadministratie. Paradoxaal genoeg hebben die standaards echter niet geleid tot een standaard werkwijze. De harde maar onvermijdelijke conclusie is dat het commitment om zich aan die standaards te conformeren in de praktijk boterzacht is gebleken. En dat is niet verwijtbaar aan één partij of toe te wijzen aan één schakel in de keten. Als een maatschappij vandaag een product introduceert dat niet volgens de standaards verwerkt kan worden, is er niemand in de keten die opstaat en zegt dat dat niet door de beugel kan. Met andere woorden: een wederzijds belang bij standaardisatie leidt niet tot een gedeelde verantwoordelijkheid om die standaardisatie ook te effectueren en al helemaal niet tot de consequentie om een product dat daaraan niet voldoet op voorhand te boycotten. Kon zulk gedrag vroeger nog door de beugel omdat de economische noodzaak – verdiend werd er toch wel – niet groot genoeg was om welke sanctie dan ook aan zo’n kikker die uit de kruiwagen springt
Op 5 april jongstleden vond op initiatief van ANVA en met medewerking van Het Verzekeringsblad een rondetafelgesprek plaats dat in het teken stond van standaardisatie en ketenintegratie. De initiatiefnemer slaagde erin een representatieve groep eigenaren en adviseurs van volmachtbedrijven en provinciale assurantiekantoren samen met Hein Aanstoot van SIVI en Jaap de Louw van volmachtgever Avéro Achmea en bestuurder
van VPI bij elkaar te krijgen om een aantal belangrijke conclusies te trekken over de huidige stand van zaken in standaardisatie, ketenintegratie en de noodzaak om nu daadwerkelijk stappen te zetten op dit gebied. Daarbij werd een stevige toon niet geschuwd en durfden de deelnemers elkaar op wederzijdse verantwoordelijkheden aan te spreken. Zowel de inhoud die de deelnemers vanuit diverse disciplines meebrachten als de
op te leggen, tegenwoordig is dat wel even anders. Efficiënt ingerichte administratieve processen zijn een keiharde voorwaarde om vanuit welke toekomststrategie dan ook de klant van een transparant, makkelijk toegankelijk en betaalbaar advies en bijpassend product te voorzien. Strikt genomen tekent een bedrijfstak zijn eigen doodvonnis door afwijking van gezamenlijk vastgestelde standaards te tolereren. Vreemd genoeg is het dit kamikazegedrag dat zich nog steeds breed manifesteert. Gezamenlijke verantwoordelijkheid is mooi, maar het moet bij die ander beginnen. Bij discussies tijdens dit rondetafelgesprek, ligt het gevaar op de loer om iedereen behalve jezelf de zwarte piet toe te spelen. Het argument om iets niet te doen, is niet zelden te vinden in het gedrag van een ander. En de kunst is dan om eerst de feiten onder ogen te zien om vervolgens met enige distantie die feiten en de daaruit voortvloeiende gedragspatronen te interpreteren. Daarin slaagden de deelnemerrs gelukkig goed in. En zo konden vier belangrijke en met elkaar samenhangende conclusies getrokken worden waarover een grote mate van concensus bestaat.
Geen technische belemmeringen Er zijn goede, ketenbreed gedefinieerde standaards voor nagenoeg alle werkprocessen in de keten. Die standaards zijn vooral gedefinieerd op de koppelvlakken waarop eigen polis-, claim- en financiële administraties van de productleveranciers moeten aansluiten op die van de gangbare systeemhuizen die de klant- en financiële administratie van het advieskanaal automatiseren. Met andere woorden: er zijn geen onoplosbare technische en functionele hindernissen die uitvoering van ketenintegratie in de weg staan.
Klantinformatiesysteem De toekomstige concurrentie zal zich niet afspelen op administratie maar op advies. Dat betekent dat de weg naar administratieve standaards niet door economische of concurrentiële afwegingen hoeft te
openheid waarmee ze met elkaar in debat gingen, rechtvaardigen het om de conclusies en bevindingen die van een ‘prettig gesprek onder collega’s’ te laten ontstijgen. Dat betekent dat de gespreksresultaten ingebracht worden in verdere contacten met ANVA, SIVI, NVGA, Adfiz en de maatschappijen en in het collegiaal overleg dat de deelnemers op diverse niveaus zelf entameren.
worden belemmerd. De klant centraal betekent wel dat een up-to-date en dynamisch klantinformatiesysteem binnen de bestaande functionaliteiten moet worden geïntegreerd.
Gedeelde belangen Ketenbreed wordt de urgentie van straight through processing onderkend. Niet als unique selling point, maar als keiharde voorwaarde om betaalbaar te kunnen produceren en te leveren, om de consument effectief te benaderen en om een duurzame relatie met die klant aan te gaan. Oftewel: er is een welbegrepen eigenbelang, een ketenbreed gedeeld belang en een duidelijk klantbelang. Die belangen gaan hand in hand.
Paradox De investeringsbereidheid blijkt echter paradoxaal genoeg omgekeerd evenredig aan de situatie van die van een aantal jaren geleden. Toen: wel budget, geen prioriteit. Nu: kleine budgetten en een grote urgentie. De ironie in de loop der dingen is dat de eerste ontwerpen voor en experimenten met GIM-koppelingen of wat voor koppelingen dan ook op gang zijn gekomen toen budgetten aan verzekeraarszijde nog ruim voor handen waren, maar het gezamenlijk belang veel minder werd onderkend dan met de wetenschap van nu verantwoord is. Maar als waar is wat vanuit het SIVI word geconcludeerd, dat de echte digitaliseringsslag nu pas gaat plaatsvinden, dan is het niet te laat als het volmachtbedrijf en het provinciale bedrijf en hun systeemhuizen enerzijds en verzekeraars anderzijds alsnog urgentie geven aan twee dingen die nu nog een toekomstig succes in de weg lijken te staan: t echt werk maken van straight through processing t een ketenintegratie doorvoeren die ook gevoed wordt vanuit een klantinformatiesysteem op basis van standaards die niet alleen door alle betrokkenen zijn opgesteld (open netwerk), maar ook worden toegepast en gerespecteerd. Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
29
DEELNEMERS RONDETAFELGESPREK Bas Holtzer, commercieel directeur, en Roel van Dijk, algemeen directeur namens ANVA. Hein Aanstoot, directeur SIVI. Jaap de Louw, bestuurder VPI en directeur volmachtbedrijf Avéro Achmea. Robbert M. Baggers, directeur Baggers Assurantiën. Max Wout, partner VolmachtBeheer. Henri Veldsink, eigenaar Veldsink Groep en Service provider VCN. Gerbrand Tanis, adviseur Adviesgroep De Vogel. Ed Lukassen, partner Lukassen & Boer en mede-initiatiefnemer van het intermediaire samenwerkingsverband Noordeloos Groep. Marco Gregoor, vennoot Heilbron Assurantiën. Lloyd Ghauharali, Hoofd Automatisering Patoir & van der Vlugt Productie. Michiel Huisman, gespreksleider en hoofdredacteur Het Verzekeringsblad.
Voor iedere vrije ondernemer die ook in de toekomst onafhankelijk wil blijven is het belang om die twee aspecten geregeld te krijgen evident. Voor de huidige vrije ondernemer die een gebonden agentschap ook een lonkend perspectief vindt, is de urgentie om te investeren in ketenintegratie en goede klantmanagementsystemen minder. SIVI geeft aan dat er door de economische noodzaak steeds meer gebonden intermediairs gaan ontstaan waarbij je voor het gebonden intermediair in feite de ideaalsituatie krijgt van één
‘Harde conclusie: het commitment om zich aan standaards te conformeren is in de praktijk boterzacht’ maatschappij, één product en één proces. Voor verzekeraars, de grote verzekeraars die zich van meerdere distributiekanalen kunnen bedienen voorop, is het een duivels dilemma: waar zal ik mijn geld op inzetten? Voor de systeemhuizen die ten doel hebben de automatisering van assurantiekantoren te regelen en de aansluiting op de polis- en andere administraties van verzekeraars mogelijk te maken, kan het frustrerend zijn om – in de wetenschap dat de techniek al bestaat – te zien dat enerzijds verzekeraars vanwege concurrentieverhoudingen geen stappen zetten om die aansluitingen te realiseren en anderzijds het intermediair zich niet in de positie manoeuvreert om die aansluitingen af te dwingen. ANVA speelt op een paar fronten in op deze ontwikkelingen. Allereerst is ANVA met APLAZA (platform initiatief van ANVA, Unit4 en Adfiz) druk bezig om zowel de provinciale keten, als 30
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
binnenkort ook de volmachtketen, vooruit te helpen met het ontsluiten van de producten van de grote aanbieders. Een ontwikkeling binnen ANVA die daar op aansluit is de nieuwe Business Rules Engine. Samen met de mogelijkheden voor eigen productconfiguratie en de levering van standaard ingeregelde producten en tarieven wordt het voor klanten makkelijker om hun klanten te voorzien van de best mogelijke oplossingen. Het biedt de mogelijkheid om veel meer processen automatisch te laten verlopen of het nu om offreren, vergelijken, berekenen of geïnformeerd verlengen gaat. Het lijkt allemaal duidelijk: alle ontwikkelingen wijzen erop dat we aan de vooravond staan van een automatiseringsfase 2.0. Een fase waarin straight through processing, klantintegratie en webbased technologie (ook mobiel) elkaar moeten insluiten. Dat gezegd hebbende is het van groot belang dat volmachtbedrijven en het provinciale intermediair zich goed organiseren en een stevige coalitie vormen om hun positie in dat krachtenveld te bevechten. APLAZA zou hier als een katalysator moeten kunnen werken. Zeker ten opzichte van (grote) productleveranciers die voor de toekomstige distributie van hun producten nog geen eenduidige keuzes maken en nu nog zakenpartners zijn maar straks wellicht met hun andere distributiekanalen en -voorkeuren keiharde concurrenten. Wat het volmachtbedrijf betreft: er zijn voldoende signalen om aan te nemen dat de NVGA met haar leden hier steeds alerter op is en steeds meer acteert. Vanuit het provinciale bedrijf komen ook geluiden dat Adfiz – aandeelhouder van ANVA! – die scherpte nog wat mag aanbrengen. Van verzekeraarszijde is het vooral een kwestie om tot het besef te komen dat het oude ‘machtsdenken’ (als ik maar aan de knoppen zit) in een nieuwe wereld waarin de financiële banden met de adviseur doorgesneden zijn en het advies in plaats van het product een centrale rol krijgt, er veel minder toe doet. Door: Michiel Huisman
IN KOM EN
Een geprivatiseerde WGA is, als het aan het huidige kabinet ligt, op korte termijn niet aan de orde. Is dat erg? Nee zegt Hendrik Jan van Pelt, directeur ENgage Werkgeversadvies: “De branche roept wel dat ze er klaar voor is, maar het kost nu al genoeg moeite om onder de huidige wet- en regelgeving een voldoende te scoren. Dus wees blij dat er nu ruimte is gekomen om ook de laatste hobbels in het private speelveld glad te strijken en voorbereid te zijn op een stortvloed aan intermediaire offerteaanvragen en de bij de verzekeringen behorende re-integratieactiviteiten.”
WGA-uitstel:
een geluk voor de branche
D
e hervorming van de WAO in de WIA mag volgens het kabinet een succes worden genoemd. Dit staat in het evaluatierapport Wet WIA dat eind maart aan de Tweede Kamer is aangeboden. Op grond van de WGA-tussenevaluatie uit 2009 ziet het kabinet geen aanleiding om af te stappen van de hybride financieringsstructuur van de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA), een vurige wens van de verzekeraars. Wel wil het kabinet verbeteringen doorvoeren om het speelveld tussen private verzekeraars en UWV te verbeteren.
Eén integrale keten Het Verbond van Verzekeraars noemt het standpunt van het kabinet om af te zien van een geprivatiseerde WGA een gemiste kans. “Met de aanpassingen die het kabinet voorstelt, worden de nadelen en tekortkomingen van de huidige werkwijze niet weggenomen. Het is eerder een noodverband voor een kreupel stelsel”, aldus de reactie van het Verbond. De verzekeraarskoepel is ervan overtuigd dat de WGA het best in één integrale keten kan worden uitgevoerd. “Alleen zo worden verantwoordelijkheden neergelegd bij de partijen die er direct belang bij hebben dat werknemers zoveel mogelijk duurzaam aan de slag blijven: werkgevers, werknemers zelf, verzekeraars en dienstverleners op het gebied van werk, loopbaan en vitaliteit.” De vraag is echter
of de branche daar wel klaar voor is. Van Pelt heeft daar een duidelijke mening over: “Stel dat de privatisering door zou zijn gegaan en de verzekeraars zouden worden geconfronteerd met in één keer ± 250.000 offerteaanvragen die goed moeten worden uitgezocht. En stel dat veel werkgevers in het kader van een breed advies
‘De aanpassingen van het kabinet zijn een noodverband voor een kreupel stelstel’ meerdere tussenpersonen hebben ingeschakeld die allemaal bij meerdere verzekeraars offertes opvragen. Welke verzekeraar durft met droge ogen te beweren dat zij de afwikkeling, inclusief re-integratiebegeleiding, van al die verzekeringen goed kunnen realiseren? Naar mijn mening zou dan pas echt een chaos ontstaan.”
Verkeerde voorstelling van zaken Van Pelt is groot voorstander van privatisering maar kan zich voor de korte termijn prima vinden in het standpunt van het kabinet. Van Pelt ziet net als het Verbond de grote voordelen van één integrale aanpak, maar dan moeten verzekeHet Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
31
dige aanpak van de verzekeraars en het UWV zou meer op zijn plaats zijn. Voor wat betreft de ondersteuning bij het ZBO geldt dat de verzekeraars wellicht goed hun werk doen bij de juridische ondersteuning, maar dat de communicatie en ondersteuning richting de werknemers absoluut onvoldoende is. Het mag hierbij niet uitmaken of het om slechts een klein aantal beroepsgevallen gaat of een groot aantal. Punt is dat er onduidelijkheid bij de werkgevers is over hoe dit onderwerp moet worden opgepakt...”
Foute adviezen
raars en intermediair eerst af van het productgericht denken. Er zijn grote stappen gemaakt en er zijn grote voordelen ten opzichte van het UWV, maar zorg nu eerst dat er echt een geolied apparaat is voordat je de gehele markt wilt hebben. Over de argumenten van het kabinet is hij een stuk minder enthousiast. “Daar ben ik het gewoonweg niet mee eens. Een belangrijk document waar het kabinet zich op baseert is het tussentijdse evaluatierapport uit 2009 en het onafhankelijk oordeel van prof. dr. Philip de Jong, bijzonder hoogleraar Economie van de Sociale Zekerheid aan de Universiteit van Amsterdam, die onder andere verklaart dat private verzekeraars de werkgevers goed bijstaan bij de procedure rondom het zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) en dat het aantal beroepsgevallen erg klein is. Voor wat betreft het evaluatierapport geldt hetgeen ik reeds bij de rondetafelbijeenkomst van de vaste Kamercommissie SZW in september 2009 heb gezegd: Dit rapport is gebaseerd op uitsluitend de beginfase van de WIA toen verzekeraars zich nog niet richtten op reintegratie en op slechts een beperkt aantal WGA-instromers. Een vergelijking tussen de hui32
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
De grondslag voor de standpunten van het kabinet mogen dan niet deugen, Van Pelt kan zich desalniettemin toch voorlopig vinden in het handhaven van het duale stelsel. Van Pelt: “Er is veel kritiek op het UWV, maar de private sector laat zelf ook nog steeds (te) veel steken vallen. Niet alleen de verzekeraars waar de vergelijking mee wordt gemaakt, ook het assurantie-intermediair valt vaak veel te verwijten, evenals de accountant.” Dat vraagt om een nadere toelichting. Van Pelt: “De accountant is een belangrijke adviseur voor werkgevers. In de praktijk blijkt echter dat de accountant onvoldoende kennis heeft van deze materie, ondanks zijn belangrijke stem in het proces. De werkgever heeft mede hierdoor geen goed beeld van de mogelijkheden die het WGA-eigenrisicodragerschap hem biedt. Gevolg hiervan is dat zijn keuze uitsluitend is gebaseerd op premietechnische argumenten. Waar gaat het mis bij het intermediair? Van Pelt: “Het intermediaire advies is veelal gericht op het sluiten van een private verzekering, omdat dat provisie-inkomsten oplevert. Een UWV-advies levert niets op. Dit soort productgedreven adviezen is veel te beperkt en ook nog eens op de korte termijn gericht. Natuurlijk worden er ook goede adviezen gegeven, maar dat zijn meestal de gespecialiseerde kantoren die van dit marktsegment hun niche hebben gemaakt.”
Betrouwbaarheid in het geding Volgens Van Pelt moet de WGA-ERD-verzekering niet het startpunt maar het sluitstuk van een integraal verzuim- en re-integratiebeleid zijn. Bijna iedere werkgever geeft aan een verzuimbeleid te hebben. “Maar bij welke werkgever is dit meer dan het voldoen aan de wet Verbetering Poortwachter en het voorkomen van een loonsanctie? Welke WGA-eigenrisicodrager heeft een beleid voor de periode na 104 weken ziekteverzuim? Als dat er al is dan beperkt zich dat vaak tot het ontslaan van de werknemer, maar hoe kun je dan goed voldoen aan de re-integratieverplichtingen die de WIA stelt? En hoe kun je een werknemer waar je nog tien jaar verantwoordelijk voor bent blijven volgen?”, aldus Van Pelt die tevens stelt dat de verzekeraars dergelijke zaken in de prak-
tijk zeker niet zomaar overnemen. “Hoe komt het toch dat het aantal WGA-ERD-claims bij de BAVAM zo hoog is? Ligt dit aan het goede advies en het goed uitgezocht hebben van de inlooprisico’s? Het antwoord is simpelweg nee. Het intermediair zou beleidsgericht moeten adviseren in plaats van zich alleen op de (product)invulling te storten. Verzekeraars ondervinden met name bij het inlooprisico grote problemen, veroorzaakt door het aantal ‘lijken’ dat nog uit de kast komt vallen. Hiervoor moeten aanvullende voorzieningen worden getroffen en aanvullende premies worden gevraagd. Dat is niet het enige probleem waar de verzekeraars mee kampen. In de jacht op marktaandelen hebben partijen het beginsel van een juiste premiestelling losgelaten. De tot dusver in rekening gebrachte koopsommen stonden in geen verhouding tot de risico’s en dat werd verantwoord met de mededeling dat de re-integratiebegeleiding van de verzekeraars erg goed zou zijn. En juist daar gaat het mis, ondanks de grote stappen die op dit vlak zijn gemaakt. Bijna alle verzekeraars hebben inmiddels forse verhogingen op de koopsomtarieven moeten doorvoeren. Dit maakt de private markt minder betrouwbaar.”
Oplossing is uurtje factuurtje Een oplossing om te komen tot een hoogwaardig adviestraject heeft Van Pelt gevonden in een provisieverbod voor deze productvorm. “Dan maakt het voor de adviseur niet uit waar de werkgever verzekerd is. Is het beste advies om terug te keren naar het UWV, dan gaat de werkgever terug. De adviseur brengt zijn uren in rekening, iedereen tevreden. Een probleem dat zich hierbij voordoet is dat de adviesuren voor kleinere werkgevers te duur zijn in verhouding tot de premiebedragen die er mee gemoeid zijn. Van enig financieel voordeel is dan geen sprake meer en wordt dus afgezien van eigenrisicodragerschap.“
Vervuilers beter aanpakken Terug naar het kabinetsvoornemen om vooralsnog niet te kiezen voor privatisering alsmede de andere standpunten die naar buiten zijn gebracht. Dat geeft Van Pelt ook reden tot zorg. Bijvoorbeeld de stijging van de minimale premie voor grote werkgevers. Van Pelt: “Deze stijging wordt voor een groot deel veroorzaakt door grote werkgevers met slechte resultaten op de WGA-instroom. Die keren terug naar het UWV en gaan daar vervolgens, ondanks het ingebrachte risico, de minimale premie betalen. Door het omslagstelsel kunnen deze slechte risico’s vier jaar lang de minimale premie betalen voordat het systeem de mogelijkheid biedt dat deze vervuilers zelf de premielasten van hun ‘schade’ krijgen toegerekend. In de tussentijd betalen de collega’s en kleine bedrijven de rekening. De ervaring leert dat deze vervuilers niet hun beleid Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
031-033_VB06_WGA 33
aanpassen, maar gewoon doorgaan en wellicht een voorziening treffen voor de koopsom bij terugkeer naar een private verzekeraar. Als dan het moment komt dat de vervuiler de rekening krijgt, kan hij weer terug naar een private verzekeraar. Het kabinet zou er beter aan doen alleen de minimale premie voor terugkeerders fors te verhogen zodat de goede risico’s bij de overheid kunnen blijven.”
‘Hoe komt het toch dat het aantal WGA-ERD-claims bij de BAVAM zo hoog is?’ Wel positief is Van Pelt over het standpunt dat UWV (meer duidelijkheid geven ten aanzien van de risico’s bij overstap naar het WGA-ERD) en verzekeraars meer transparantie moeten bieden. “Met name voor de werkgevers is het van belang dat zij vooraf concreet weten wat zij van een verzekeraar op het gebied van aanvullende dienstverlening mogen verwachten en dat dit niet afhankelijk is van mooie brochures en toezeggingen in algemene bewoordingen.”
Tweede Kamer is aan zet Samengevat stelt Van Pelt: “Laat de private sector de weg die de laatste jaren is ingeslagen voortzetten zodat er over enkele jaren een goed lopend apparaat staat en de overheid niet meer om de privatisering van de WGA heen kan. De Tweede Kamer buigt zich binnenkort over de wet en dan zullen we weten of Den Haag er ook zo over denkt.”
Internationale Arbeidsorganisatie Dan is er ook nog het standpunt van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) dat een dezer dagen in de Tweede Kamer aan de orde komt. ILO vindt dat de WIA in strijd is met het door Nederland geratificeerde ILO-verdrag 121. De organisatie vindt bijvoorbeeld dat de drempel van de WIA (35%) voor arbeidsgerelateerde zaken te hoog is en daarmee in strijd met ILO-Verdrag 121. Het Comité van Deskundigen is ook van oordeel dat de inkomenseis van de loonaanvulling in strijd is met de basisfilosofie van het verdrag dat een uitkering garandeert op het voorgeschreven niveau ongeacht de vraag of de resterende verdiencapaciteit wordt benut. De opvattingen van het Comité vormen voor de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Krom, echter geen aanleiding om de Wet WIA op dit onderdeel aan te passen, zo liet hij de Kamer per brief weten. Door: Alex Klein Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
33
21-04-2011 17:21:44
MARK TO ND E R ZO E K
De laatste maanden verschijnen er legio berichten in de pers over de (on)wenselijkheid van provisies voor assurantietussenpersonen. Voor- en tegenstanders tuimelen over elkaar heen. Meestal zijn beide partijen het wel eens over het adagium dat ‘de klant centraal moet staan’. Ook staat het buiten kijf dat ‘het vertrouwen van de consument gewonnen moet worden’. Maar de wijze waarop die klant centraal moet staan en de weg naar een hersteld vertrouwen van de klant, daarover verschillen de meningen. Door: Jeroen Barten en Marcel Cools, GfK Panelservices Benelux B.V.
Is een bonus goed voor de bank? H
oewel de discussie zich dus sterk richt op de assurantietussenpersoon, lijkt onderschat te worden wat het gedrag van de grote Nederlandse financiële instellingen doet met de publieke opinie. Dit gedrag straalt uiteindelijk af op de financiele sector in het algemeen en dus ook op de assurantietussenpersonen in het bijzonder. Immers, de consument ziet zowel bankiers als tussenpersonen als representanten van die financiële wereld. Een belangrijk element in het vertrouwen van de consument is in de laatste jaren de financiële steun geweest, die de staat aan een aantal banken en verzekeraars heeft moeten bieden. Het vertrouwen in de financiële sector heeft hierdoor 34
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
een behoorlijke deuk opgelopen. Toch zegt slechts 26% van de Nederlandse bevolking destijds tegenstander te zijn geweest van deze staatssteun. Blijkbaar ziet een meerderheid toch in dat zonder staatssteun de gevolgen veel dramatischer zouden zijn uitgevallen.
Evenwicht In de ogen van de consument werden enorme bedragen gepompt in de banken die in de problemen zaten. Hoewel het plaatje natuurlijk genuanceerder ligt en de bedragen uiteindelijk weer terug in de staatskas moeten vloeien, beklijft bij de consument het gevoel dat er miljarden euro’s verloren zijn aan banken die onverantwoorde risico’s hebben genomen met hun spaargeld. In welke mate dit beeld terecht is doet niet ter zake; het beeld is ontstaan bij de consument en gaat niet zomaar weer weg. De financiële wereld moet nadrukkelijk rekening houden met deze gevoelens. Dit geldt voor zowel banken, verzekeraars als tussenpersonen. Zoals gezegd, ligt het vergrootglas van de opinie al behoorlijk op de provisie van de assurantietussenpersoon. Het basisidee hierbij is dat het aantal euro’s dat een tussenpersoon verdient aan zijn klant in verhouding moet staan tot de inspanning die hij verricht voor zijn klant en de service die hij verleent. Hetzelfde principe geldt natuurlijk voor bankiers. Ook hun verdiensten moeten in verhouding staan tot de service die zij verlenen aan hun klanten. Voor topbankiers geldt dan nog eens dat het vergrootglas op hun verdiensten telescopische vormen aan kan nemen.
Brandbare focus Hoewel er dus een brandbare focus ligt op de verdiensten van topbankiers, wisten veel banken en verzekeraars de mediakolommen toch weer te halen met substantiële bonussen en pensioenreserveringen. Recent is het consumentenprogramma Kassa nog eens op deze bonussen gedoken en hebben bonusperikelen van topbankiers bij ING en ABN diverse keren de journaals gehaald. Een aantal bankiers leverde na een storm van kritiek de bonus weer in, maar hiermee is het kwaad al geschied bij de consument. Tabel 1 laat er geen misverstand over bestaan: de consument wijst een hoge bonus nadrukkelijk af. Zeker zolang een bank gesteund wordt door de staat, lijkt een bonus taboe. Overigens is het zeker niet zo dat de consument een bonus per definitie afwijst. De cijfers laten eerder zien dat een redelijke bonus gerechtvaardigd is, zolang deze in verhouding staat tot de geleverde prestaties. Dit is natuurlijk ook een insteek die bij veel bedrijven in Nederland gebruikelijk is en de gemiddelde Nederlander als zodanig zal herkennen en erkennen. Tabel 1 In welke mate zijn banken vrij om een bonus uit te keren? (N=428) Banken mogen moeten vrij zijn in het uitkeren van bonussen
3%
Banken mogen beperkte bonussen uitkeren
37%
Banken mogen geen bonussen uitkeren
60%
Overstappen Niet alleen het algemene belang van de financiële sector is erbij gebaat dat terughoudend en transparant wordt omgegaan met bonussen en provisies. Ook voor de eigen onderneming is het van groot belang dat bij de ontwikkeling en uitvoering van het bonusbeleid rekening wordt gehouden met de mening van de klant. Niet alleen kan een zorgvuldig opgebouwd imago teniet worden gedaan door een te hoge bonus, waarmee dus miljoenen communicatiebudget worden vernietigd, het kan zelfs zo zijn dat klanten daadwerkelijk gaan overstappen naar een andere bank of verzekeraar. Tabel 2 laat zien dat maar liefst 41% aangeeft dat een hoge bonus bij hun eigen bank een reden kan zijn om over te stappen. Dit geldt overigens voor klanten van banken met en banken zonder staatssteun. Op het moment dat een klant zijn oude rekeningTabel 2 Is een hoge bonus reden om over te stappen? (N=428) Zeker overstappen
21%
Waarschijnlijk overstappen
20%
Neutraal
37%
Waarschijnlijk niet overstappen
11%
Zeker niet overstappen
11%
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
35
20
Meer betrokkenheid/aandacht persoonlijke situatie
17
Meer openheid, transparantie, eerlijkheid
8
Meer en beter communicatie/contact met de klant
6
Minder uit zijn op zoveel mogelijk winst maken (afschaffen bonussen) Scherpere tarieven / goedkoper
4
Openingstijden verruimen/ bereikbaarheid vergroten
2
Betrouwbaarheid organisaties vergroten/herstellen
2
Meer controle/toezicht
1
Sluiting bankfillialen stoppen
1
Duidelijkere taal in communicatie
1
Niets, ik ben tevreden zo
2
Dat gaat nooit gebeuren
2 6
Andere reden Weet ik niet
28 0
5
10
15
20
25
30
Figuur 1 nummer kan behouden bij een overstap, kan hij deze intentie daadwerkelijk omzetten in gedrag. De Tweede Kamer heeft recent ingestemd met de motie van Kamerleden Koolmees (D66) en Braakhuis (GroenLinks) om nummerportabiliteit zo snel mogelijk in te voeren. Dit moment is dus niet meer ver weg.
Nuancering Hoewel een te hoge bonus of provisie nadrukkelijk negatieve gevolgen kan hebben, verdient het beeld enige nuancering. De weg die de financiële wereld is ingeslagen met het centraal stellen van de klant lijkt de enige juiste. Maar doe het wel op een wijze die aansluit bij de behoeften
‘De centrale vraag blijft: draagt een bonus bij aan de prestatie van de financiële dienstverlener?’ van de klant. In figuur 1 ziet u dat klanten vooral het gevoel willen hebben dat hun bank, verzekeraar of tussenpersoon betrokken is bij hun persoonlijke situatie. Daarnaast wil men openheid, transparantie en eerlijkheid. In dit kader verdient het aanbeveling om eerlijk en duidelijk uit te leggen hoe financiële producten tot stand komen, hoe en wat men verdient aan klanten en uiteindelijk hoe bonussen en provisies tot stand komen. Uiteindelijk valt of staat het klant-centraal-concept met een heldere op maat gesneden communicatie met klanten. Consumenten zien dit echt als aandachtspunt. Alle bovengenoemde punten bieden bij uitstek kansen voor interme36
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
diairs. Zij staan immers vaak al dicht bij hun klanten en kennen die vaak ook persoonlijk. Wanneer die klant vervolgens ziet dat er open, transparant en eerlijk met hem gecommuniceerd wordt, kan het vertrouwen sneller dan te voet weer terugkeren. Overigens zien we pas op de vierde plaats in het rijtje van te verbeteren punten het afschaffen van bonussen. Uiteindelijk ligt het voor de meeste consumenten niet zo zwart-wit dat bonussen zonder meer afgeschaft moeten worden. Wanneer duidelijk gecommuniceerd wordt hoe bonussen tot stand komen, welke voorwaarden hieraan ten grondslag liggen en, last but not least, op welke wijze deze bonus bijdraagt aan een betere prestatie van de financiële dienstverlener (wat ook weer de klant ten goede komt), dan zal een klant hier minder problemen mee hebben.
Bonus: goed voor de klant Misschien voert het wat ver om te verwachten dat de klant een bonus voor bankiers als een zegen zal gaan ervaren. Het is echter wel degelijk realistisch om met een terughoudend bonusbeleid en een goede communicatie daaromheen de klant te overtuigen van de positieve werking van bonussen. De centrale vraag blijft echter altijd: draagt een bonus bij aan de prestatie van de financiële dienstverlener als geheel en nog belangrijker: wordt uiteindelijk de klant er beter van? Als beide vragen met ja beantwoord kunnen worden, is het verder een kwestie van eerlijk en transparant communiceren met de klant. Met andere woorden: maak vooraf duidelijk waarom een bank bonussen uitkeert en hoe de klant hier uiteindelijk van profiteert. Een stap verder kan zijn om de klant daadwerkelijk mee te laten profiteren van overwinsten bij zijn bank. Dan staat de klant werkelijk centraal!
TO EG ELI CHT
Sociale partners werken op het moment van schrijven van dit artikel aan een nieuw pensioenakkoord. Veel discussie tussen werkgevers- en werknemersorganisaties, maar weinig discussie over de noodzaak om langer door te werken. Ontwikkelingen als vergrijzing en ontgroening noodzaken werkgevers en werknemers immers om na te denken over duurzaam inzetbaarheidsbeleid. Door in te steken op voorzorg in plaats van nazorg kunnen mensen langer op een goede manier aan de slag gaan en blijven. Door: Petra van de Goorbergh, directeur Boaborea
Duurzaam inzetbaar:
voor én na pensioen! E
en periodiek onderzoek naar de inzetbaarheid van werknemers kan een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van arbeidsparticipatie tot op hogere leeftijd en aan het voorkomen en terugdringen van ziekteverzuim. Vanuit die overtuiging hebben het Verbond van Verzekeraars en Boaborea, de brancheorganisatie voor werk, loopbaan en vitaliteit, de compacte handreiking Niemand Buitenspel ontwikkeld. De handreiking is te downloaden via www. boaborea.nl, www.werkenistochgezond.nl en www.verzekeraars.nl en maakt het gebruik van duurzaam inzetbaarheidsonderzoek (DIO) toegankelijker voor geïnteresseerde werkgevers en werknemers.
Wat is duurzame inzetbaarheid? De inzetbaarheid van werkenden kan worden beïnvloed door de gezondheidssituatie, motivatie, competenties en kennis van deze persoon.
Ook het werk en de werkomgeving waarin hij of zij zich bevindt spelen een rol. Maar wat wordt hier nu concreet mee bedoeld? Het begrip ‘duurzame inzetbaarheid’ is een containerbegrip en bevat de volgende elementen: persoonlijke ontwikkeling, flexibiliteit/arbeidsmobiliteit, blijven leren, het zoeken van uitdagingen in het werk, werkplezier en persoonlijke ambities (zie ook www.inzetverzekerd.nl). Maar ook de gezondheid van de werkenden vormt een belangrijk onderdeel van duurzame inzetbaarheid. Het gebruik van duurzaam inzetbaarheidsonderzoek (DIO) is een goede voorspeller voor de inzetbaarheid van werkenden, nu en in de toekomst. Het gaat om het verkrijgen van inzicht in datgene wat werkenden kunnen (competenties, belasting en belastbaarheid) en willen (verbondenheid met werk en motivatie) met als doel een goed opgeleide en (breed) inzetbare werkpopulatie, zowel binnen als buiten de eigen organisatie. Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
37
Drie pijlers van inzetbaarheid in de praktijk Duurzaam inzetbaarheidsbeleid bestaat uit drie pijlers: gezondheid, scholing/vorming en mobiliteit. Een DIO geeft een werkende inzicht in deze pijlers (Handreiking Niemand Buitenspel, p. 11, 12): t vraag of kwaliteiten en talenten van werkenden (nog) wel aansluiten bij de uitdagingen in zijn of haar werk; t wat werkenden belangrijk vinden in hun werk en wat hen motiveert; t persoonlijke ontwikkeling van werkenden en de wil en mogelijkheden die zij hebben om nieuwe dingen te leren; t ambities van werkenden betreffende hun loopbaan; t flexibiliteit van werkenden om zich aan te passen aan nieuwe situaties en veranderingen in het werk; t hoe werkenden de balans werk-privé ervaren; t gezondheid van werkenden al dan niet gerelateerd aan de huidige en/of toekomstige arbeidssituatie. Om duurzaam inzetbaarheidsbeleid en - onderzoek goed toe te passen in de organisatie: t is in alle fasen (ontwikkeling, implementatie en uitvoering) heldere communicatie essentieel; t is op strategisch niveau binnen de organisatie het belang van duurzame inzetbaarheid vast te stellen; t moeten werknemers bereid zijn om vrijwillig mee te werken aan duurzaam inzetbaarheidsonderzoek; t moeten uit een DIO concrete acties voortkomen op individueel, afdelings- en organisatieniveau. Over mogelijke acties dienen vooraf afspraken te zijn gemaakt. Kortom focus op het geheel en niet op het instrument;
TRENDS EN ONTWIKKELINGEN Duurzaam inzetbaarheidsbeleid staat bij steeds meer arbeidsorganisaties op de agenda. Waarom zouden werkgevers en werknemers duurzaam inzetbaarheidsbeleid gaan ontwikkelen en inzetten in de organisatie? Een aantal trends en ontwikkelingen is van belang: t krapte op de arbeidsmarkt: door vergrijzing en ontgroening krimpt de arbeidsparticipatie van de potentiële beroepsbevolking vanaf 2015 en neemt uiteindelijk met 1 miljoen af. t arbeidsverhoudingen veranderen: een groeiend deel van de werkenden zet zich flexibel in (parttimers, uitzendkrachten, payrollers en zzp’ers. t vast contract wordt minder vast: contractduur is gemiddeld 7 jaar, interne mobiliteit binnen bedrijven wordt groter. Het verschil tussen zelfstandige en vaste werknemer vervaagt. t innovatie in de zorg: innovaties in de zorg leiden ertoe dat mensen met bepaalde chronische ziekten deels of geheel kunnen werken, waar men tot voor kort thuis kwam te zitten. Daarnaast is samenwerking tussen de beleidsterreinen arbeid en zorg van belang bij het teruggeleiden naar werk. t druk sociale zekerheid neemt toe: minder premieopbrengsten werkenden zet betaalbaarheid sociale zekerheid onder druk.
38
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
•• dragen werknemer én werkgever gezamenlijk de verantwoordelijkheid om met de uitkomsten van een DIO aan de slag te gaan; •• bieden organisatiecultuur en managementvaardigheden ruimte voor DIO en uit te voeren acties. Het DIO is een belangrijk wapen bij het terugdringen van verzuim en duurzaam inzetbaar houden van werkenden. Dit soort onderzoek zou verankerd moeten worden in het HR-beleid van elke onderneming. Persoonlijke opleidingsplannen (POP’s), functioneringsgesprekken en Periodieke Medische Onderzoeken (PMO’s) kunnen opgaan in een duurzaam inzetbaarheidsonderzoek. Als uit het DIO een risico of ontwikkelpunt naar voren komt, dan moet een werkende het recht hebben om daar wat aan te doen. Het is aan het kabinet om daarvoor het kader te scheppen, bijvoorbeeld door een wettelijk recht op een persoonlijk inzetbaarheidsbudget, waaruit preventieve gezondheidsmaatregelen en scholing betaald kunnen worden. Bij de bekostiging van zo’n budget kan men denken aan O&O-fondsen, werkgeversbudgetten voor opleiding en arbo, maar ook regelingen voor ontslagvergoedingen, outplacement kunnen met goed inzetbaarheidsbeleid op de schop. Een voorbeeld is de bouwsector, waar jaarlijks 9,5 miljoen euro uit met name het O&O-fonds wordt geïnvesteerd in dit soort onderzoek en bijbehorende afspraken voor vervolgacties. Ook inkomens-, zorg- en pensioenverzekeraars kunnen investeren in duurzaam inzetbaarheidsbeleid van een werkgever of sector. Immers dit soort beleid levert minder verzuim, lagere zorgkosten en werknemers op die langer doorwerken op. Uit onderzoek van TNS Nipo in opdracht van Delta Lloyd blijkt dat een bedrijf tot vijftig werknemers per jaar gemiddeld 2.800 euro per werknemer kan besparen door het vroegtijdig signaleren van klachten die samenhangen met onder andere een te hoge werkdruk, (geestelijke) gezondheid van werknemers en een disbalans tussen werk en privé. Daarnaast leiden vitale, betrokken en bevlogen werknemers tot betere resultaten. Alle redenen dus tot investeren in duurzaam inzetbaarheidsonderzoek.
vitale, gemotiveerde werknemers levert het ook in financieel opzicht wat op: ziekteverzuim kost het Nederlandse bedrijfsleven elk jaar ruim tien miljard euro. Daarnaast levert het nadenken over competenties, motivatie en ambities meer flexibiliteit en mobiliteit op op de arbeidsmarkt. Het is daarom van belang dat een werkende bij de start van zijn loopbaan begint met duurzaam inzetbaarheidsonderzoek en dat om de zoveel jaar blijft herhalen. En niet pas wanneer iemand 45 jaar is geworden.
Financieel inzetbaar advies Het staat buiten kijf dat verzekeraars en financieel adviseurs de komende jaren bij hun advies over inkomens-, zorg- en pensioenverzekeringen te maken zullen krijgen met de vraagstukken
‘Inzetbaarheid van werkenden wordt beïnvloed door gezondheid, motivatie, competenties en kennis’ van werkgevers en werknemers over duurzame inzetbaarheid. Een uitdaging voor verzekeraars om samen met dienstverleners op het gebied van werk, loopbaan en vitaliteit, zoals arbodiensten, scholings- en outplacement-, interventie- en reintegratiebedrijven hier een antwoord op te geven. Op dit moment zijn er al productcombinaties op het gebied van verzuimbegeleiding. Dit zal zich verder door ontwikkelen naar duurzame inzetbaarheid. De werkende zelf werkt hiermee aan zijn ‘pensioenvoorziening in natura’ door te werken aan zijn eigen inzetbaarheid vóór en na pensioen met een bijbehorend inkomen tot op hoge leeftijd.
Op tijd beginnen Investeren in inzetbaarheidsbeleid loont, dat bewijzen bedrijven die net een stap verder durven te gaan dan de traditionele verzuimbegeleiding. Gezondheidsklachten tijdig detecteren, heeft een enorm positieve invloed op inzetbaarheid van werkenden. Tweederde van de werkenden heeft één of meer gezondheidsklachten. Vroeg of laat leiden die tot tijdelijk verzuim, of erger. Naast Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
037-039_VB06_BOABOREA 39
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
39
21-04-2011 17:20:43
DE P I J NB A NK
EHBT van Florius is niet goed uitgebalanceerd Geen ‘kleine lettertjes’ maar wel heel veel – transparante – voorwaarden, lange wachttijden en nogal wat beperkingen in de ‘Eerste Hulp Bij Tegenslagen’ van Florius.
E
en beetje inherent aan producten die dekking bieden voor werkloosheid en voor critical illness is dat wel en Florius is daarop geen uitzondering. Het is niet die aanbieder die nu eens echt zijn nek ver heeft uitgestoken in deze nicheverzekeringen. De begripvolle en emotieve toonzetting in de consumentenbrochure en de op zich heldere algemene voorwaarden, maken niet dat wij enthousiaster worden over dit product. 40
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
En toch… Toch is wat Florius biedt, in de kern te bieden heeft, helemaal niet zo gek. Het gaat om een UWV-volgende maandelijkse uitkering in geval van werkloosheid en een uitkering van het verzekerde bedrag ineens als bij de verzekerde zich ene ernstige aandoening (ziekte) voordoet. Dit laatste bedrag ligt naar keuze tussen de 10.000 en 150.000 euro. De verzekerde uitkering bij
werkloosheid bedraagt minimaal 100 euro per maand en maximaal 1% van het verzekerde bedrag voor de ‘ernstige aandoening’. De dekking voor werkloosheid geldt voor maximaal 24 maanden met de kanttekening dat per aaneengesloten werkloosheidsperiode maximaal 12 maanden wordt uitgekeerd. De aanvraagprocedure verloopt in principe simpel omdat er geen medische keuringen worden gevraagd. De looptijd van de verzekering is minimaal 5 jaar en maximaal 30 jaar bij de mogelijkheid van maandelijkse opzegging.
De keerzijde De keerzijde van deze in essentie simpele dekkingen en makkelijke aanvraagprocedure vinden wij echter niet mals. In aanmerking voor deze verzekering kom je alleen maar als je (bij aanvang) een klassiek, vaste arbeidsovereenkomst van minimaal 16 uur per week kunt overhandigen. Ben je ZZP’er, werk je op tijdelijke contracten of heb je anderszins een afwijkende arbeidsovereenkomst dan kom je in principe niet voor deze verzekering in aanmerking. Erg modern klinkt dat allemaal niet. Verder geldt dat de werkloosheidsdekking alleen gesloten kan worden als ook de ‘ernstige aandoening’ is verzekerd. De UWV-volgende uitkering impliceert dat er geen dekking is bij deeltijd-WW. Een voorziening die juist in het leven is geroepen en nog steeds wordt gehouden omdat deze in een grote behoefte voorziet. Het voordeel van het ontbreken van gezondheidswaarborgen vertaalt zich in lange Carenztijden: 180 dagen in geval van kanker en 90 dagen voor alle overige aandoeningen. Bij dit alles past de belangrijke kanttekening dat deze verzekering, afgezien van de werkloosheidsdekking, uitsluitend dekking biedt voor een in de voorwaarden bij name genoemde ernstige aandoening en zeker niet verward mag worden met wat doorgaans een woonlastenverzekering wordt genoemd met dekking bij arbeidsongeschiktheid, ziekte en/of werkloosheid. Florius heeft dus nogal wat beperkende maatregelen moeten nemen die, als je het ons vraagt, de toegankelijkheid van het product vergroten maar de eenvoud uiteindelijk in ernstige mate in de weg staan en de verzekerde relevantie (wat verzeker ik nu uiteindelijk?) beperkt houden.
&3/45*(&""/%0&/*/(&/ Afgezien van de werkloosheidsdekking biedt het hier behandelde verzekeringsproduct van Florius uitsluitend dekking als de aandoening aan één van de specifieke omschrijvingen in de algemene voorwaarden voldoet. Uitgesloten zijn (niet limitatief) alle voorstadia van kanker en transplantatie van elk ander orgaan dan hart, nier, long of lever en de uitval van één nier. Een definitieve diagnose van multiple sclerose valt onder de dekking (functieverlies van motorische of zintuiglijke aard) gedurende ten minste 6 maanden. In veel gevallen zal een specialist uitspraak moeten doen. De algemene voorwaarden somt zeven groepen van ernstige aandoeningen op en omschrijft tamelijk exact de in- en uitsluitingen van dekking bij deze aandoeningen. Het gaat daarbij om: t Kanker t Hartinfarct t Beroerte t Orgaantransplantatie van hart, nier, long en lever t Nierfalen t (PFEBBSEJHFIFSTFOUVNPS t Multiple sclerose
De echte ratio om juist deze polis te sluiten ontbreekt volgens ons. Jammer, want op zich is er markt voor verzekeringen die (inkomens)bescherming bieden bij werkloosheid en in geval van critical illness. Oftewel: initieel een goed initiatief van Florius, passend bij consumenten die risicomijdend zijn en zorgvuldig in hun financiële handel en wandel maar in de praktijk geen uitgebalanceerd concept. Door: Michiel Huisman
RAPPORTCIJFER Plus t Er is markt voor dit soort verzekeringen t In de basis is de combinatie van werkloosheidsdekking en critical illness logisch t Eenvoudige aanvraagprocedure zonder medische keuring
Conclusie Wat in eerste instantie een aantrekkelijk product lijkt dat naadloos past bij een hypothecaire lening voor een doorsnee-gezin, is bij nadere beschouwing nog niet zo simpel. Lange wachttijden, beperkende maatregelen en een strak ingestoken relatie tussen de werkloosheidsdekking en de dekking voor de ‘ernstige aandoening’ – dekkingen dus die op zich niet met elkaar in verband hoeven staan – zijn regelrechte nadelen.
Min t Veel beperkende maatregelen, uitsluitingen en lange wachttijden t4OBQUEFDPOTVNFOUXBUIJKLPPQU t*OEF[FDPNCJOBUJFPOEFSEF[FWPPSXBBSEFOHFFOJEFBMF dekking Rapportcijfer: 5
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
41
MV &D !
Heb ik er ook wat aan? Binnen de financiële sector is de ontwikkeling naar meer transparantie van kosten en beloning onomkeerbaar. Hierdoor realiseren wij ons dat we alleen met succes kunnen blijven voortbestaan als we duurzame waarde creëren voor onze omgeving. Dat klinkt misschien wat abstract: duurzame waarde creëren. Dus daarom iets praktischer gezegd: de omgeving zal alleen gebruikmaken van onze dienstverlening als men denkt hier zelf beter van te worden. En alleen dan heeft men het er voor over om er geld voor te betalen. Of er tijd en geld in te investeren. Dat roept de vraag op wat de meerwaarde van het advieskantoor zou kunnen zijn voor twee belangrijke partijen: de aanbieder en de klant.
Het zelfstandig en onafhankelijk intermediair is in Nederland het dominante distributiekanaal voor verzekeringen en hypothecair krediet. In de meeste andere landen in de wereld worden deze financiële producten verkocht door mensen die direct of indirect verbonden zijn aan de verzekeringsmaatschappij of bank. Distributie van financiële producten kan dus ook zonder het zelfstandig en onafhankelijk intermediair!
‘Financiële producten leiden bij klanten vaak tot vragen’ De enige reden waarom een aanbieder samwerkt met een zelfstandig intermediair is omdat de aanbieder denkt daar zelf beter van te worden. Aanbieders en intermediair hebben in hun samenwerking een krachtige markt van financiële dienstverlening opgebouwd. Hier heeft de consument ook in hoge mate baat bij. Aanbieders en intermediair hebben op basis van dit gezamenlijke verleden ‘iets’ met elkaar. Maar, en dat is essentieel, dat gezamenlijke verleden geeft geen enkele garantie voor de toekomst. Wanneer een aanbieder in een situatie komt waarin hij de consument beter kan bereiken en bedienen zonder intermediair dan met, dan is de aanbieder vanuit zijn verantwoordelijkheid als ondernemer verplicht dit te doen. En hij zal dit dus ook doen. 42
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
Hetzelfde geldt voor de bemiddelaar. Heeft de aanbieder geen meerwaarde meer voor de adviseur dan zal de adviseur zich moeten wenden tot andere aanbieders. Hoe goed de samenwerking in het verleden ook was.
Meerwaarde richting aanbieders Een kantoor kan op verschillende manieren een meerwaarde hebben voor de aanbieders waarmee het samenwerkt. Een aantal van de meest voorkomende meerwaarden beschrijf ik graag voor u.
1 Kosten/beschikbaarheid distributiekanaal Complexe producten vragen uitgebreide uitleg. Daarnaast ligt bij de aanbieder steeds meer druk op het exact laten aansluiten van financiële producten bij de individuele situatie van consumenten. Op dit moment is een meerwaarde van het intermediair voor veel aanbieders dat er een fijnmazig netwerk van adviespunten aanwezig is waarvoor zij niet het bedrijfseconomisch risico lopen. Voor zover er nog gewerkt wordt met provisie hoeft de aanbieder alleen te betalen bij geslaagde transacties én zijn de kosten (provisie) vaak lager dan de kosten die men zou hebben als men zelf de advisering zou uitvoeren.
2 Opvang regulier klantcontact Financiële producten leiden bij klanten regelmatig tot vragen. Voor een goede en snelle beantwoording is kennis van de klant een groot voordeel. De actie van Youp van ’t Hek gericht op de callcenters van telecombedrijven laat de kwets-
baarheid zien om via een callcenter vragen van grote groepen klanten te beantwoorden. De meerwaarde van het intermediair kán dus zijn dat de adviseur een groot deel van de vragen van de klanten van de aanbieder na het afsluiten van de verzekering of hypotheek afvangt.
3 Feeling met de markt Aanbieders werken in een sterk concurrerende omgeving. Het is daarom voor hen belangrijk om tijdig op de hoogte te zijn van veranderende percepties van de consument. Maar ook van productontwikkelingen bij concurrenten. Via de contacten met financieel dienstverleners houden veel aanbieders feeling met deze ontwikkelingen.
Consumenten willen er beter van worden De belangrijkste meerwaarde die het kantoor moet hebben, is natuurlijk de meerwaarde zoals de klant die beleeft. Zonder klanten immers geen kantoor. In de relatie met de consument moet bedacht worden dat de consument veel keuzen heeft. Hij kan kiezen om géén financieel product aan te schaffen. Of om wel een financieel product aan te schaffen, maar dan zonder advies of begeleiding. Of om gebruik te maken van een ándere financieel dienstverlener. Een ieder binnen het kantoor moet beseffen dat het feit dat de klant gebruikmaakt van de diensten van het kantoor, geen vanzelfsprekende zaak is. Ook al zou de klant al vele jaren ‘een trouwe klant zijn’. Elke klant kan elke dag besluiten dat de ervaren meerwaarde te weinig is en besluiten in het vervolg zich te laten bedienen door een andere marktpartij. Het kan zijn dat de financieel dienstverlener minder goed presteert en de klant dit begint te irriteren. Het kan ook zijn dat bij de financieel dienstverlener alles is zoals het altijd was maar een concurrent zijn meerwaarde, die misschien dezelfde is als die van het kantoor, beter en overtuigender profileert.
Meerwaarde richting de klant Zes belangrijke meerwaarden richting de klant op een rijtje.
1 Bewustwording en overtuiging Een belangrijke taak van het intermediair is om klanten bewust te maken van bepaalde risico’s die zij lopen of de noodzaak om tijdig voor toekomstige ontwikkelingen aan vermogensopbouw te doen. In de huidige samenleving beseft het grootste deel van de consumenten niet meer welke risico’s zij precies lopen en wat de financiële gevolgen zijn mochten deze risico’s zich voordoen.
2 Analyse Ook wanneer de klant bij zichzelf wel tijdig een bepaalde behoefte aan een financieel product onderkent dan nog missen velen de kennis en vaardigheden om zelf exact de specificaties op te stellen om dit product aan te schaffen. Gaat men dit toch doen dan zal in veel gevallen te veel of te weinig verzekerd worden. Of condities worden geaccepteerd die nu juist voor deze klant niet die zekerheid bieden die hij nodig heeft.
3 Vergelijking Wellicht kent/onderkent de klant de behoefte aan een bepaald financieel product. En misschien weet hij ook de specificaties waaraan dit moet voldoen. Maar dan nog mist hij vaak het inzicht in het aanbod op de markt. Zo blijken internetvergelijkers vaak niet-transparante relaties met aanbieders te hebben waardoor hun overzichten een bepaalde sturing bevatten.
4 Advisering Een klant wil erop kunnen vertrouwen dat wanneer iemand zegt dat een specifiek product voor haar goed is, dat ook inderdaad zo is. Hierbij gaat het niet alleen om het technische product zelf maar ook om de aanbieder die het product levert. Een autoverzekeraar als INEAS eindigde hoog op vergelijkingslijstjes die ook de Consumentenbond heeft gepubliceerd. Net als de spaarrekening van Icesave.
5 Bemiddeling en begeleiding De aanschaf en het onderhoud van financiële producten vragen om periodieke communicatie. Niet alleen bij de totstandkoming maar ook gedurende de looptijd van het product. Dit geldt helemaal als de klant een beroep doet op de verzekering. Of het nu gaat om een verkeersongeval of een beroep op een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Weinig klanten zullen aangeven in die situatie graag deze contacten zelf te willen of te kunnen verzorgen.
MV&D! Deze maandelijkse rubriek over marketing, verkoop en distributie wordt geschreven door: Margit Bijsterbosch, Nadja Doodkorte, Coby van Maanen-Tetteroo, Margriet Tutuhatunewa, Annette van de Wetering en Marieke van Zuien.
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
43
MV &D !
6 Proactief Uit elk onderzoek onder consumenten blijkt het weer: Consumenten hechten zeer aan een financieel dienstverlener die proactief handelt. Dus op eigen initiatief contact opnemen met de klant en met relevante informatie of aanbevelingen komen.
Nieuw verdienmodel Meerwaarde creëren. Het is slechts één stap van de vele die nog gezet moeten worden bij het werken met nieuwe verdienmodellen in onze mooie bedrijfstak. Gelukkig hebben we nog een aantal
maanden de tijd om ons voor te bereiden op de nieuwe werkwijze. Of is het eigenlijk ‘help, we hebben nog maar een paar maanden om ons bedrijf te transformeren’. Vanuit Bureau D & O zetten we ons in om de branche daarbij te helpen. Mail me gerust op
[email protected] als u mee wilt denken of juist ondersteuning nodig heeft. Door: Annette van de Wetering Directeur Bureau D & O
LEES MEER OP VBNET.NL/MV&D
ADVERTENTIE
In de onderstaande advertentie van Lindenhaeghe treft u (als primeur in ons tijdschrift) een QR-code aan. Als uitgever wijzen wij u graag op de mogelijkheden van deze code. Daarom nodigen wij u uit deze code te gebruiken en de mogelijkheden die Lindenhaeghe u biedt te ervaren. Hoe werkt het? Een QR (quick respons) code is een soort streepjescode. Scan de QR-code door een foto te nemen van de code met uw camera van uw mobiele telefoon. Dit lukt alleen als u software voor een QR-reader downloadt op uw mobiele telefoon. Voor meer informatie www.qrcode.nu.
Nadat u de code gescand heeft, zoekt de telefoon automatisch de inhoud van de code op. De codes kunnen verschillende typen informatie bevatten: • Een URL, oftewel een link naar een webadres; • Een SMS-bericht; • Een telefoonnummer; • Een tekst; • Een e-mailadres • Contactinformatie (vCards) • Agenda-afspraken • GEO-locaties
U krijgt op deze manier snel en makkelijk meer informatie over het product of de dienst. Denk aan meer informatie zoals een filmpje, aanbieding, kortingsbon, invulformulier of productspecificaties. Bovendien bespaart het u het moeizaam op een telefoon intypen van een URL, telefoonnummer of andersoortige informatie. QR-codes worden steeds meer gebruikt in tijdschriften en online, maar ook bij bushaltes en als visitekaartjes. Een QR-code dient als middel om het mobiele internet en de fysieke wereld aan elkaar te verbinden.
EUROPA
Gebundelde kracht is dubbele kracht Nederland heeft een relatief grote verzekeringssector, maar de politieke invloed van ons kleine land binnen Europa is beperkt. Eensgezind optrekken en coalities vormen is daarom essentieel.
Jelmer Alberts (European Affairs Officer bij het Verbond van Verzekeraars): ’Het mag dan ongebruikelijk zijn, het is voor Nederland wel van groot belang om zoveel mogelijk met één stem te spreken’ Begin maart verscheen in het FD een artikel met de kop ‘Gezamenlijke lobby van Financiën en verzekeraars verbaast Brussel’. Toezichthouder AFM, het Ministerie van Financiën, Adfiz, Dufas en het Verbond van Verzekeraars hebben gezamenlijk gereageerd op een consultatie van de Europese Commissie over nieuwe regels bij complexe financiële producten, de zogenaamde PRIPs. Het FD citeert een bron bij de Commissie die aangeeft dat zo’n gezamenlijke reactie ‘ongebruikelijk is, maar dat het vanuit andere landen wel eens eerder is gebeurd’. Het mag dan ongebruikelijk zijn, het is voor Nederland wel van groot belang om zoveel mogelijk met één stem te spreken. We zijn een klein land binnen Europa, terwijl onze financiële sector juist relatief groot is. Dat vraagt om publiekprivate samenwerking in de politieke arena: gebundelde kracht is dubbele kracht.
Nederlands politieke invloed is klein Het stemgewicht dat landen hebben in de Raad van Ministers is gekoppeld aan het inwonertal van de Europese lidstaten. Dat geldt ook voor het zetelaantal in het Europees Parlement. Nederland is een relatief klein land: 16 miljoen inwoners op 500 miljoen Europese burgers. We maken slechts 3,2% van de Europese bevolking uit en hebben daarom beperkte politieke invloed. En dat is ook wel zo democratisch. De belangen van de Nederlandse verzekeringssector zijn echter beduidend groter dan de politieke invloed van Nederland als lidstaat. Neder-
landse verzekeraars zijn goed voor een jaarlijks premie-inkomen van meer dan €75 miljard en zijn daarmee de vijfde markt van Europa. Je zou kunnen zeggen dat Nederland te weinig politieke slagkracht heeft om de belangen van haar verzekeringssector te kunnen behartigen.
Daarom gezamenlijk optrekken Hoe kunnen we daar het best mee omgaan? Ik denk door zoveel mogelijk de krachten te bundelen, als marktpartijen en overheid, zoals we dat bij PRIPs hebben gedaan. Als we als klein land eensgezind laten zien wat volgens ons de juiste richting is, dan kunnen we een gidsland zijn. De Nederlandse verzekeringsmarkt heeft in de afgelopen jaren de nodige stormen doorstaan. Daar hebben we van geleerd en die lessen zijn vertaald naar bijvoorbeeld Bgfo en Modellen de Ruiter. Daar kan Europa haar voordeel mee doen. Maar dan moeten we dat wel met één Nederlandse stem uitdragen: ministerie, toezichthouders en marktpartijen. Dat signaal komt door. De Engelsen en Fransen zijn er nog bedrevener in dan de – toch wat bescheiden – Nederlanders. Het gebeurt regelmatig dat het City-standpunt uitgedragen wordt door de burgemeester van Londen, die hoogstpersoonlijk naar Brussel vliegt om de boodschap over te brengen. Die aanpak werkt. Ik pleit er niet voor dat Eberhard van der Laan iedere maand naar Brussel treint, maar zo’n eensgezind geluid zouden we als Nederland vaker kunnen laten horen. Waar een klein land groot in kan zijn.
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
45
Word kroongetuige tijdens De Financiële Dienstverleningsawards 2011 Verzeker uzelf en uw beste relaties van een plaats tijdens de uitreiking van De Gouden Schilden 2011. Organisaties en personen binnen de branche ontvangen op deze avond de kroon op hun werk.
Zorg dat u er in september 2011 als kroongetuige bij bent. Best practices die energie geven Waardevolle contacten tijdens de avond De mening van de Nederlandse consument centraal
Erbij zijn? Neem contact op met Coen Conroy (06) 196 36 216 of Erik Meester (0570) 648 912. Zij informeren u graag over de sponsormogelijkheden. U kunt uiteraard ook een e-mail sturen naar
[email protected].
www.goudenschilden.nl
De Financiële Dienstverleningsawards zijn een initiatief van Kluwer en For All Finance.
PR ODUCTEN
Producten Turien vernieuwt BA-polis met Zurich Turien & Co. introduceert in samenwerking met Zurich een vernieuwde aansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders en commissarissen.
ders als commissarissen/toezichthouders worden voorkomen. De verzekering dekt onder andere onderlinge aansprakelijkheid tussen de bestuurder en toezichthouder en 50% van de kosten van verweer bovenop het verzekerde bedrag.
Tevens biedt de polis een EPL-dekking (Employment Practices Liability). Deze dekt claims voor bestuurders wanneer zij aansprakelijk gesteld worden voor bijvoorbeeld discriminatie van bestaand personeel of bij werving van nieuw personeel.
RVS heeft een Pensioen-app voor de iPhone. Gaat het om een commerciële fuik om snel wat aan je pensioentekort te doen? Of is er echt een maatschappelijke relevantie voor deze app?
geeft in iemands pensioensituatie. Na het invullen van een paar vragen, krijg je als gebruiker (binnen twee minuten, volgens RVS) een indicatie van een eventueel pensioentekort.
Hoe het antwoord op die vragen ook luidt, het gaat om een app die inzicht
Mijnpensioenoverzicht.nl
oenoverzicht.nl. Daarmee hoopt RVS dat meer mensen naar hun pensioen ‘op zoek gaan’. Om het gebruikersgemak (overtypen kost tijd en moeite) te optimaliseren neemt de app het opgebouwde pensioen als getal over. De website Mijnpensioenoverzicht.nl staat verder geheel los van de app.
Met dit product kan de aantasting van het privévermogen van zowel bestuur-
Pensioen-app RVS
Vanuit de app kun je naar Mijnpensi-
Schadecoach in plaats van politie Na een aanrijding schakelt 22% van de Nederlanders nog steeds de politie in. Bij blikschade wordt de politie ingeschakeld om als onafhankelijke derde een inschatting van de schade te maken, om problemen te voorkomen en eventueel de schuldvraag vast te leggen. De politie rukt echter niet meer uit bij alleen blikschade. Een feit waarvan het onderzoek stelt dat bijna één op de drie Nederlanders niet op de hoogte is. De Schadecoach vormt een alternatief voor de afwezigheid van de politie bij aanrijdingen met alleen blikschade. De dienst biedt 24 uur per dag, 7 dagen per week direct telefonische hulp bij schade, pech of een aanrijding en vertelt hoe te handelen na een aanrijding. De schadecoach regelt voorts acute hulp, maar kan ook helpen bij het invullen van een schadeformulier. Onderdeel van de nieuwe service is een app. Door de GPS-functie weet de Schadecoach waar de gebruiker is en kunnen hulpdiensten snel ingeschakeld worden.
Expiratiedesk breidt verder uit Conservatrix heeft haar tarieven voor direct ingaande gegarandeerde lijfrentes vrijgegeven aan de Expiratiedesk. De vergelijkingsmodule voor direct ingaande gegarandeerde lijfrentes biedt
adviseurs inmiddels online de mogelijkheid om 22 aanbieders met elkaar te vergelijken. Behalve Conservatrix zijn in de rekenapplicatie ook de tarieven opgenomen van AEGON, Nationale-Nederlanden, OHRA, Loya-
lis, REAAL, De Goudse, ASR, Delta Lloyd, Allianz en Erasmus. Daarnaast kan de Expiratiedesk haar deelnemers ook de mogelijkheid bieden om bancaire aanbieders met elkaar te vergelijken waarmee het totaal op 22 komt.
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
47
Kort Grensoverschrijdend verkeer: is grenzeloos rechteloos? Een Letse werknemer gaat via een Lets uitzendbureau bij een Letse onderaannemer werken die een klus aanneemt in Nederland. Hij overlijdt tijdens het werk. Kan zijn weduwe aanspraak maken op bescherming van artikel 7:658 BW en affectieschade claimen?
de weduwe zich beroepen op artikel 7:658 BW: zorgplicht werkgever. Op affectieschade heeft de weduwe geen aanspraak, op 23 maart 2010 heeft de Eerste Kamer uitgesproken dat het wetsvoorstel affectieschade in Nederlands niet zal worden ingevoerd.
Stellingen Deze casus kwam aan de orde tijdens de zesde Cunningham Masterclass op 7 april, die als thema de toename van het grensoverschrijdende verkeer had en de schade, problemen en kansen die hierdoor mogelijk ontstaan.
Letse weduwe Mr. A.C.H. Franken, partner bij NautaDutilh, besprak of het Europese recht in die gevallen bescherming biedt. Het civiele recht wordt nog steeds door de lidstaten bepaald, maar dat betekent niet dat de Letse partij volstrekt rechteloos is. Van belang is de EU detacheringsrichtlijn 1996 die voorschrijft dat de werknemer die tijdelijk in een andere lidstaat te werk wordt gesteld in ieder geval de bescherming van de ontvangende lidstaat geniet. Dus kan
Aan de hand van de casus kregen de aanwezigen stellingen voorgelegd. Een ruime meerderheid van de aanwezigen vond dat Nederlandse werkgevers alleen met in Nederland gecertificeerde onderaannemers / uitzendbureaus mogen werken. Enkelen noemden als tegenargument de vrije marktwerking, het algemene consumentenbelang en de eigen verantwoordelijkheid van alle landen, die niet de verantwoordelijkheid van Nederland gemaakt moet worden. De gehele zaal was het oneens met de stelling dat er zo snel mogelijk een algemeen geldend Europees arbeidsrecht moet komen. Reden hiervan is dat werkne-
mers nu ‘the best of both worlds’ hebben en het harmoniseren van de huidige regels nieuwe problemen creëert, waarbij de werknemer er alleen maar op achteruit zal gaan.
Coulance Over het algemeen vonden de aanwezigen dat de verzekeringsmarkt zelf de lacunes / gaten in de Arbowet reguleert. Verzekeraars kunnen zelf jurisprudentie maken door bijvoorbeeld uit coulance wel affectieschade te vergoeden.
De Jager wil voldoende onderscheid tussen intermediair en direct Minister De Jager heeft medio april in een brief aan de Tweede Kamer zijn voornemens over de nieuwe provisieregels bekendgemaakt. Hij schrijft daarin het volgende over een level playing field. “Voor het gelijke speelveld is het van belang dat de prijzen van de (netto) producten die via adviseurs/bemiddelaars worden gedistribueerd, lager zijn dan de prijzen van vergelijkbare producten van banken en de direct writers. De producten die een adviseur/bemiddelaar voor zijn klanten kan adviseren en bemiddelen kennen immers geen advies- en distributiekosten omdat die separaat met
48
de klant worden afgerekend. Bij goede marktwerking in het zuivere marktmodel zal het verschil vanzelf zichtbaar worden. Ik zal deze ontwikkeling echter nauwgezet monitoren, om erop toe te zien of de markt hier goed zijn werk doet. Ik sluit niet uit dat als er onvoldoende onderscheid tussen prijzen van producten van directe aanbieders en prijzen van producten die via het intermediaire kanaal worden aangeboden optreedt, ik hier nadere maatregelen voor zal treffen. Verdergaande kostentransparantie van producten is een maatregel die ik in dit kader kan overwegen. Ik ga er vooralsnog vanuit dat de markt hier zelf oplossingen zal
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
ontwikkelen omdat concurrerende aanbieders hier voordeel van kunnen ondervinden.”
Efficiencyvergoeding In de brief maakt De Jager korte metten met een door Adfiz bepleite efficiencyvergoeding. De intermediairorganisatie: “Onderscheid in productprijs tussen directe aanbieders en onafhankelijk adviseurs, gecombineerd met de kostentransparantie van aanbieders, maakt het de onafhankelijk adviseur mogelijk de bemiddelingskosten zelf bij de eindklant in rekening te brengen. Dit biedt dus een goed alternatief voor de efficiencyvergoeding.”
KORT
Zorgverzekering voor papegaaien Bezitters van ara’s, kaketoes en parkietachtige vogels kunnen voortaan een zorgverzekering voor hun dier afsluiten. De Petplan-papegaaienverzekering kent drie zorgpakketten en vier aanvullende rubrieken. Deze maand werd door verzekeraar Petplan de eerste polis uitgereikt in dierenkliniek Berg&Bos naast Ouwehands Dierenpark. Petplan heeft al een zorgverzekering voor hond, kat en konijn. De verzekeraar schat dat
er in Nederland ongeveer 600 duizend eigenaren van papegaaien en parkietachtigen zijn.
Aanvullende rubrieken Aanvullend op de zorgpakketten Basis, Plus en Totaal, zijn er een viertal aanvullingen beschikbaar zoals de (Chemische) Castratieverzekering, de Chemo- en Radiotherapie verzekering, de Doorlopende Reisverzekering en de Crematieverzekering.
Kifid scheept veel consumenten af wegens geldproblemen Het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) scheept bewust veel klagers af omdat er geen budget zou zijn om de klachtenbehandeling fatsoenlijk uit te voeren. Dat schrijft het Financieele Dagblad op donderdag 21 april na interviews met een aantal huidige en voormalige Kifidmedewerkers. Klanten worden afgescheept zonder deugdelijke motivering. De directie zou daarop aansturen omdat verzekeraars en banken die het instituut financieren te weinig geld storten.
Nul op het rekest Een jurist die al jaren bij Kifid werkt zegt tegen het FD: “Honderden, misschien wel duizenden klagers hebben hierdoor onterecht nul op het rekest gekregen.” Directeur Kees Oosterholt verwerpt de kritiek. Volgens hem houdt het budget gelijke tred met de explosieve groei in klachten. Medewerkers bestrijden dat en vinden dat de Kifid-directie veel meer had moeten doen om een hoger budget te bemachtigen toen het aantal klachten steeg. “Oosterholt kon geen vuist maken te-
gen de financiële sector.” In plaats daarvan werd de klachtenbehandeling uitgekleed, zeggen de critici.
Constructie Al eerder werd de wijze van financiering van Kifid aan de kaak gesteld. De Minister van Financiën komt op korte termijn met een plan om de constructie aan te passen.
Innoveer mee met Het VB De inschrijving voor de zesde editie van de Generali-VB Innovatieprijs is van start gegaan. Aanmelden kan tot uiterlijk 31 augustus 2011. Op www. generali-vb-innovatieprijs.nl is het aanmeldingsformulier te downloaden.
Geen verplichte AFM-inschrijving De Innovatieprijs is een initiatief van Generali in samenwerking met Het Verzekeringsblad. Evenals in voorgaande jaren zijn er twee prijzen te winnen: de Innovatieprijs voor de beste innovatie met een reeds geboekt financieel resultaat en de Aanmoedigingsprijs voor innovaties en ideeën die hun resultaat nog moeten bewijzen. Het prijzengeld is € 7.500 voor de Innovatieprijs en € 2.500 voor de Aanmoedigingsprijs.
Het intermediair kan een eigen innovatie aanmelden of die van een collega intermediair. Dit jaar is het reglement aangepast zodat ook financieel adviseurs die geen AFM-inschrijving hebben zich kunnen aanmelden. Reden voor deze aanpassing is de aanmelding vorig jaar van Stichting LEF. Dit initiatief van vrijwilligers uit de branche kon volgens het reglement niet deelnemen in verband met het ontbreken van een AFM-inschrijving. De jury week hier vanaf en beoordeel-
de de aanmelding volgens de doelstelling van de innovatieprijs. Het resulteerde in een speciale vermelding, een sponsorschap van drie jaar en een cheque van € 2.500. Toeleverende bedrijven, zoals ICT-leveranciers, blijven ook dit jaar uitgesloten van deelname.
Branchedag De prijsuitreiking is traditiegetrouw tijdens de Verzekeringsbranchedag, die dit jaar wordt gehouden op 29 november 2011 in het Beatrixgebouw in Utrecht.
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
49
SAT I R E
Communicatiedal File op de weg, file op de woonboulevard, file bij de kassa’s, in de rij bij de verkoper en getuige zijn van de vragen naar de bekende weg van de mensen die voor je staan, waardoor je bijna het gevoel krijgt dat je nog liever naar de verhalen in de wachtkamer van de huisarts luistert. Gelukkig duurt het weer bijna een jaar voordat het opnieuw Tweede Paasdag is. Is er dan helemaal geen plek meer waar je verschoond kunt blijven van domme praat? Alleen al het feit dat uitgerekend een barbier die vraag stelt is reden om de stormbal te hijsen, alle signalen op rood te zetten en op te roepen tot een brede maatschappelijke discussie om de communicatiekwaliteit aan minimumnormen te binden. In mijn jarenlange praktijk heb ik me altijd kun-
‘Ik moet zeggen dat netwerken me bijzonder goed doet’
50
communiceren met heel Nederland, van hoog tot laag.” Langzaam begon ik te begrijpen waarom ze na elke knip- en wasbeurt nerveus hun mobiel pakten. Niet om te bellen, zoals ik altijd dacht, maar om met de buitenwereld te communiceren. Ze blijken kind aan huis te zijn bij ministers, parlementariërs, artiesten, politieke commentatoren en zelfs hebben ze een ingang bij het koninklijk huis. Op hun dringende advies heb ik mijn vriendenkring op spectaculaire wijze uitgebreid met niet de minsten der aarde. Nu ik kan netwerken, ben ik erkend sociaal en dat kan de zaak bijzonder ten goede komen. Inderdaad weet ik nu wat de mede door mij gekozen volksvertegenwoordigers beweegt, waar ze zich vol vervoering druk om maken, hoe ze invulling geven aan het realiseren van hun idealen, kortom hoe ze een bijdrage leveren aan het veranderen van onze wereld in het algemeen en van hun wereld in het bijzonder.
nen schikken in de twee rollen die ik tijdens het knipspel moest spelen. Bij het modelleren van de kapsels lag het initiatief bij mij en ik was volgend in het gesprek waartoe de stoelzitters mij verleidden. Als de monoloog van de klant even stokte was een meelevend ‘o ja?’ uit mijn mond voldoende om het verhaal een nieuwe impuls te geven. Een echte hekel heb ik daar nooit aan gehad. Als het nodig was, was een slokje koffie genoeg om met vernieuwde energie een klaagzang aan te horen. Maar vaker hoorde ik best interessante beschouwingen die, al zeg ik het zelf, mijn gezichtsveld hebben verbreed en mijn algemene kennis hebben opgestuwd.
Ik moet zeggen dat het netwerken me bijzonder goed doet. Ineens vind ik de verhalen van mijn klanten nog interessanter en de verhalen in de wachtkamer en op de woningboulevard een stuk minder dom. Als ik mijn zegeningen wil tellen, roep ik de pagina’s van de bobo’s op die ik volg: ‘trein had weer vertraging, daardoor mooi congres gemist’, ‘bijna te laat voor de stemming van mijn eigen amendement’, ‘morgen naar TwentePSV, hoop dat Suarez meespeelt’, ‘dienstauto in de garage, kan moeilijk op elektrische fiets naar galavoorstelling’. Natuurlijk doe ik dapper mee: ‘weer een grijsaard met blonde krullenbol naar huis gestuurd’, ‘antiroos verkocht aan man die bang is voor doornen’.
“Tot op zekere hoogte”, nuanceerden mijn collega’s. “Je blijft zo ronddraaien in je eigen kleine kringetje.” Het antwoord dat ik dat groot genoeg vind (ik ben nu eenmaal populair in mijn regio) was goed voor een kwartiertje hoongelach. “Wij
Voorlopig ben ik nog optimistisch genoeg om te denken dat we het diepste punt van het communicatiedal hebben bereikt, dat we daar weer uit omhoog klimmen en straks weer gewoon met elkaar zullen praten.
Het Verzekeringsblad nummer 06 - 28 april 2011
Software voor financieel intermediairs die vooruit willen. VANAF
€79 PER MAAND
Compleet kantoor online. WWW.YASZ.NL Powered by
VERKOPEN? VERHUREN?
VERBOUWEN!
MET LENINGEN VAN INTERBANK HEB JE MEER IN HUIS De huiseigenaar van vandaag denkt even niet aan verhuizen. Maar wél aan verbouwen. Zeker als hij hoort welke aantrekkelijke financieringsmogelijkheden er zijn. Daarom introduceert InterBank de campagne ‘Verbouwen kan natuurlijk ook’. Die maakt eigenhuisbezitters attent op de mogelijkheid om de bestaande woning aan te passen. Op diverse fronten is de campagne zichtbaar. Bijvoorbeeld via de informatieve website verbouwenkannatuurlijkook.nl. En wilt u aan de slag? Dan staan wij graag voor u klaar. Vraag ernaar bij uw Accountmanager of kijk op www.interbank.nl/verbouwen. Veel succes met het verbouwen van uw eigen rendement!