INHOUD 1
VOORWOORD .......................................................................... 5
2
LIGGING VAN DE SCHOOL....................................................... 6
2.1
PLATTEGROND ......................................................................................... 6
3
SO ALGEMEEN ......................................................................... 7
4
DOELSTELLINGEN EN IDENTITEIT .......................................... 9
5
DE KWALITEIT VAN ONZE SCHOOL ....................................... 10
6
DAAR WERKEN WE VOOR ...................................................... 12
6.1
MONDELING TAALGEBRUIK ...................................................................... 13
6.2
LEZEN ................................................................................................... 13
6.3
SPELLING .............................................................................................. 14
6.4
SCHRIJVEN ............................................................................................ 14
6.5
REKENEN ............................................................................................... 15
6.6
WERELDORIËNTATIE ............................................................................... 16
6.7
CREATIEVE VAKKEN ................................................................................ 16
6.8
BEWEGINGSONDERWIJS ......................................................................... 17
7
NIET BIJ KENNIS ALLEEN ..................................................... 18
8
TOELATING ........................................................................... 19
9
WAAR GAAN DE LEERLINGEN NAAR TOE ............................... 20
9.1
DE KOPGROEPEN .................................................................................... 20
10 WIE WERKEN ER ................................................................... 22 10.1
DE LEERKRACHTEN ................................................................................. 22
10.2
DE DIRECTEUR ....................................................................................... 22
10.3
DE ADJUNCT-DIRECTEUR ......................................................................... 22
10.4
DE SECRETARESSE ................................................................................. 22
10.5
HET ORTHOPEDAGOGENTEAM ................................................................. 22
3 Schoolgids SO
10.6
DE MAATSCHAPPELIJK WERKER ............................................................... 23
10.7
DE SCHOOLARTS .................................................................................... 23
10.8
DE LOGOPEDISTE ................................................................................... 23
10.9
DE ONDERWIJSKUNDIG MEDEWERKER ...................................................... 23
10.10 DE KINDERPSYCHIATER .......................................................................... 24 10.11 DE CONCIËRGES .................................................................................... 24 10.12 LEERKRACHTONDERSTEUNERS ................................................................ 24 10.13 STAGIAIRES EN STUDENTEN .................................................................... 24
11 OUDERCONTACTEN ............................................................... 25 11.1
DE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD (MR) ........................................................ 25
11.2
OUDERBIJDRAGE .................................................................................... 26
11.3
KLACHTENREGELING ............................................................................... 26
11.4
VEILIGHEIDSPROTOCOL .......................................................................... 26
11.5
SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGSPROCEDURES ...................................... 26
12 VERVOER .............................................................................. 27 13 DAGBEHANDELING ............................................................... 28 14 REGIONAAL EXPERTISE CENTRUM (REC) .............................. 29 15 MEER INFORMATIE ............................................................... 30 16 BEELD VAN DE PROBLEMATIEK VAN ONZE KINDEREN ........... 31
4 Schoolgids SO
1
VOORWOORD
Dit is de schoolgids van de Tarcisiusschool. Deze gids is in de eerste plaats bestemd voor ouders en verwijzers. In deze gids vindt u informatie over het reilen en zeilen binnen onze school. Het is de bedoeling dat u na het lezen van deze gids een beeld heeft van hetgeen waar onze school voor staat en wat u als ouder of verwijzer van onze school kunt verwachten. Het kan zijn dat u na het lezen van deze gids nog vragen heeft. U kunt dan bellen met de directeur, de adjunctdirecteur, de coördinator of de secretaresse. Directeur: Adjunct-directeur Coördinator VSO: Coördinator SO: Secretaresse: Secretaresse:
Dhr. H. Eisink Dhr. M. van Driel Dhr. R. Pouwels Dhr. F. Peters Mevr. M. den Breejen Mevr. M. van Rozestraten
Tarcisiusschool Pater Eijmardweg 19 6525 RL Nijmegen Tel: Fax: Website: E-mail:
024-3557533 024-3568357 www.tarcisiusschool.nl
[email protected]
5 Schoolgids SO
2
LIGGING VAN DE SCHOOL
De school ligt aan de Pater Eijmardweg 19. Op 150 meter loopafstand zijn 2 bushaltes. Dit is de halte op de Heyendaalseweg ter hoogte van de kerk en een halte op de Kanunnik Faberstraat. Op 29 juni 2000 is het SO gedeelte van onze school volledig afgebrand. De her- en nieuwbouw heeft bij elkaar vier jaar in beslag genomen! Het schooljaar 2004/2005 zijn wij in het nieuwe gebouw gestart. De VSO-afdeling is op dezelfde locatie gebleven. Wel is dit gebouw ook opgeknapt en geschilderd zodat we allemaal een frisse start konden maken. Er is een extra lokaal bijgekomen ten behoeve van een nieuwe VSO-groep. 2.1
PLATTEGROND
6 Schoolgids SO
3
SO ALGEMEEN
De Tarcisiusschool bestaat uit 2 afdelingen. Een afdeling SO (Speciaal Onderwijs) voor leerlingen van 6 tot en met 12 jaar, en een afdeling VSO (Voortgezet Speciaal Onderwijs) voor leerlingen van 12 tot 18 jarigen, met een eventuele verlenging tot 20 jaar. Beide afdelingen staan voor het ZMOK / MLK onderwijs. ZMOK betekent Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen, MLK betekent Moeilijk Lerende Kinderen. Dit wil zeggen dat de leerlingen die de Tarcisiusschool bezoeken ernstige sociaal-emotionele (psychiatrische) problemen en/of een ernstige gedragsproblematiek hebben . Dit in combinatie met een lager cognitief niveau. De IQ’s van de leerlingen liggen, globaal, tussen de 60 en 80. Sommige cognitieve vaardigheden zijn sterker of zwakker ontwikkeld dan andere. Veel leerlingen zijn bij opname druk, bang of negatief gestemd. Dit heeft tot gevolg dat ze heel weinig meer leren en veel ruzie hebben of teruggetrokken zijn. Mogelijke gedragsdiagnoses bij onze leerlingen zijn: ADHD Autistisch Spectrum Stoornis (ASS) PDD-NOS Angststoornis Borderline persoonlijkheidsstoornis Depressieve stoornis NLD Oppositioneel opstandige gedragsstoornis Posttraumatische stressstoornis Hechtingsstoornis Er zijn leerlingen bij wie de problematiek sterk naar buiten is gericht (bijvoorbeeld ADHD). Maar ook leerlingen bij wie de problematiek meer naar binnen is gericht (bijvoorbeeld kinderen met een angststoornis). Daarnaast zijn er leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum. Binnen één groep is er dus een diversiteit aan leerlingen en hun problemen. In tegenstelling tot onze VSO afdeling zijn er geen aparte structuurgroepen voor de leerlingen met autisme of een aan autisme verwante stoornis. Er is voor gekozen om de leerlingen op grond van leeftijd en sociaal-emotionele ontwikkeling bij elkaar te groeperen. Uiteindelijk is de basis van iedere groep toch: rust, structuur, duidelijkheid, overzichtelijkheid, geborgenheid. Dit hebben al onze leerlingen nodig. Wel wordt er binnen de groep rekening gehouden met de afzonderlijke behoeftes van de leerlingen. Zo wordt een leerling met autisme of een daar aan verwante stoornis op een afgeschermde, rustigere plaats in het lokaal geplaatst. Ook in aanbieding van de leerstof wordt er gekeken naar de behoefte van de individuele leerling. De een heeft meer behoefte 7 Schoolgids SO
aan visuele ondersteuning (bijvoorbeeld werken met pictogrammen), de ander heeft juist meer behoefte aan korte eenduidige mondelinge instructies. Op de afdeling speciaal onderwijs zitten ongeveer 58 leerlingen van 6 tot 13 jaar verdeeld over 5 groepen. De aanvangsgroep (leeftijd 6 en 7 jaar) bestaat uit maximaal 10 leerlingen. De overige groepen bestaan uit ca. 12 leerlingen. De afdeling speciaal onderwijs van de Tarcisiusschool bestaat globaal uit 2 categorieën van leerlingen: De eerste categorie bestaat uit leerlingen die op jonge leeftijd (vaak zijn zij 6 of 7 jaar) rechtstreeks instromen. Deze leerlingen bezochten voordat zij geplaatst werden het basisonderwijs, een medisch kleuterdagverblijf, een kinderdagverblijf of een school voor JRK (jonge risico kind). Van deze leerlingen is in een vroeg stadium duidelijk dat zij zijn aangewezen op de hulp die de Tarcisiusschool kan bieden. De tweede categorie bestaat uit leerlingen die eerder andere scholen voor speciaal (basis) onderwijs bezochten (veelal zmok-, zmlk- en p.i.scholen en scholen voor speciaal basisonderwijs). Daarnaast is het mogelijk, dat leerlingen vanuit het reguliere basisonderwijs instromen op De Tarcisiusschool. De overstap naar het voortgezet (veelal speciaal) onderwijs wordt gemaakt op 12- of 13-jarige leeftijd. Vanwege het speciale karakter wordt de school niet alleen bezocht door leerlingen uit Nijmegen maar ook door leerlingen uit de wijde omgeving. De kinderen komen onder andere uit Oss, Tiel, en Boxmeer.
8 Schoolgids SO
4
DOELSTELLINGEN EN IDENTITEIT
De Tarcisiusschool is bedoeld voor kinderen die moeilijk leren en daarnaast gedragsproblemen hebben in de omgang met zichzelf en anderen. Voor alle kinderen geldt dat zij met hun specifieke problemen elders niet of onvoldoende geholpen kunnen worden. Belangrijk is dat de kinderen hun mogelijkheden zo goed mogelijk leren gebruiken. De Tarcisiusschool heeft tot doel de leerlingen onderwijs en opvoeding te geven op hun eigen niveau. Een veilig klimaat is de basis voor de ontwikkeling van de leerlingen, zowel wat betreft de sociaal-emotionele ontwikkeling als wat betreft de ontwikkeling van het schoolse leren. Op tal van manieren komt de sociaal-emotionele ontwikkeling binnen de school aan de orde. De leerkrachten signaleren gevoelens bij kinderen en proberen deze gevoelens te bespreken. Zij laten de leerlingen zien en voelen dat ze gewaardeerd worden in hun mens zijn. Dat houdt ook in een gezellige sfeer scheppen wanneer dat wenselijk is en een meer zakelijke werksfeer waar dat nodig is. De leerkrachten hebben een houding waarbij allereerst gekeken wordt wat wel goed gaat. Daarna wordt pas aandacht besteed aan tekortkomingen. De leerlingen worden begeleid in het omgaan met falen en met het accepteren van beperkingen van zowel zichzelf als van anderen. Het ontwikkelen en versterken van het zelfbeeld van de leerlingen staat voorop. Zij dienen zich in toenemende mate verantwoordelijk te voelen voor hun eigen gedrag. De school heeft een katholieke grondslag. We besteden op school aandacht aan de feestdagen, onder andere Kerstmis en Pasen. Multiculturele feestdagen worden niet standaard op school gevierd. Wel wordt er informatie over gegeven en de leerlingen die het aangaan wordt de gelegenheid geboden om hun feest te vieren en er over te vertellen. De school staat open voor alle geloofs- en levensovertuigingen. De school valt onder het bestuur van de Stichting Speciaal Onderwijs Nijmegen.
9 Schoolgids SO
5
DE KWALITEIT VAN ONZE SCHOOL “IEDER KIND IS ER ÉÉN”
Wanneer een leerling is toegelaten bij ons op school (zie pagina 19 TOELATING), dan is daar al heel wat aan vooraf gegaan. De leerling en de ouders hebben vaak al het nodige meegemaakt. Ze hebben dan ook recht op een intensieve begeleiding met als doel: zorgen dat het goed gaat met de leerling. Het allerbelangrijkste is dat een leerling zich veilig en begrepen voelt. Veel van onze leerlingen zijn faalangstig of hebben in de loop der jaren een negatief zelfbeeld ontwikkeld dat hen belemmert in hun verdere ontwikkeling. De eerste tijd krijgen leerlingen vaak leerstof die iets onder hun niveau ligt zodat ze in ieder geval het gevoel hebben dingen te kunnen. Zo kan een leerling meer zelfvertrouwen ontwikkelen en langzaam aan weer op niveau gaan werken. Onze leerlingen hebben veel hulp en extra ondersteuning nodig. Ze moeten vaak eerst weer het gevoel krijgen dingen te kunnen en zich serieus genomen voelen. Vooral het benadrukken van wat een leerling wel kan is heel erg belangrijk. Veel stimuleren en complimenteren is dan ook van belang. Ook is er extra oefening en herhaling nodig. Vandaar dat we de afgelopen jaren onze methodes kritisch hebben bekeken. We hebben enorm veel verrijkings- en verbredingsmateriaal verzameld uit diverse andere methodes. De groepsgrootte van maximaal 12 leerlingen maakt dat er meer aandacht kan zijn voor de individuele leerling. Binnen een school als de onze is individuele zorg voor de leerling onontbeerlijk. Twee keer per jaar worden de leerlingen besproken tijdens de handelingsplanbespreking. De leerkracht schrijft voor iedere leerling een individueel handelingsplan aan de hand van aandachtspunten die zijn geformuleerd na het toelatingsonderzoek door de Commissie van Begeleiding. Naast de leerkracht nemen ook de gz-psychologe (gezondheidszorg psychologe), de ontwikkelingspsychologe, de maatschappelijk werker, de adjunct-directeur en eventueel genodigden (bijvoorbeeld een vakleerkracht) aan deze handelingsplanbespreking deel. Deze handelingsplannen vormen de leidraad voor de begeleiding van de leerling. In het handelingsplan beschrijft de leerkracht een aantal punten waaraan in de komende tijd gewerkt moet worden. Dit kan zijn op het gebied van de sociaal emotionele ontwikkeling of op didactisch gebied. De thuissituatie kan ook een aandachtspunt zijn. Bijvoorbeeld als er van school uit begeleiding binnen het gezin is of een intensiever contact met de ouders gewenst is. Tijdens de volgende evaluatie wordt bekeken of een aandachtspunt nog steeds van belang is of dat er dingen moeten worden aangepast. Na de bespreking wordt het handelingsplan bijgesteld en vervolgens in het
10 Schoolgids SO
leerling-dossier bewaard. Daar zitten alle handelingsplannen in zodat hierdoor een beeld van de ontwikkeling van de leerling wordt gegeven. De didactische vorderingen worden in het handelingsplan opgenomen, zodat ook op dit gebied de ontwikkeling van de leerling gevolgd kan worden. Er worden didactische aandacht- en werkpunten in vastgesteld. De testresultaten en het niveau van de leerling worden er in vastgelegd. Omdat onze leerlingen niet kunnen voldoen aan de kerndoelen zoals die gelden voor het reguliere basisonderwijs, wordt er individueel per leerling een niveaubepaling gedaan en wordt er een lesprogramma samengesteld. Middels het handelingsplan en de handelingsplanbespreking wordt bekeken of we met de betreffende leerling nog steeds op de goede weg zitten of dat er extra dingen gedaan moeten worden. In de eerste weken van het schooljaar wordt het handelingsplan gemaakt. Dit plan wordt met de ouders/verzorgers besproken en moet ondertekend worden door de ouders of verzorgers! De school heeft een zorgteam dat bestaat uit: de adjunct-directeur, de gz-psychologe, de ontwikkelingspsychologe en de maatschappelijk werker. Dit zorgteam houdt het beleid rondom de leerling en zijn/haar gezin in de gaten. Het zorgteam speelt in op nieuwe ontwikkelingen en geeft adviezen. Daarnaast begeleidt en ondersteunt het ook de leerkrachten. Pedagogen en psychologen vormen samen het Orthopedagogisch Steunpunt onder aansturing van onze senior orthopedagoge / gz-psychologe. Het steunpunt heeft een uitgebreid takenpakket op o.a. het gebied van diagnostiek, begeleiding van leerlingen en leerkrachten, teamcoaching en beleidsondersteuning. Een deskundig zorgteam, veelal gespecialiseerde leerkrachten, kleine klassen, duidelijke structuur, consequent handelen, een positieve benadering, dit zijn allemaal aspecten die maken dat er veel zorg kan zijn voor de individuele leerling. Dit is ook de basis van onze school.
11 Schoolgids SO
6
DAAR WERKEN WE VOOR
De SO afdeling van onze school bestaat uit 5 groepen. Deze zijn onderverdeeld in: aanvangsgroep, middengroepen, eindgroep. Voor alle groepen geldt dat, gezien de problematiek van onze leerlingen, de sociaal- emotionele ontwikkeling veel aandacht krijgt. Het is van belang dat een leerling zich veilig en geborgen voelt om tot leren te kunnen komen. Ook gedragsregels, omgangsvormen en uiterlijke verzorging krijgen de aandacht. In kringgesprekken wordt aandacht besteed aan onderwerpen als : hoe ga je met elkaar om oplossen van conflicten voor jezelf op durven komen op een goede manier accepteren van anders zijn luisteren naar elkaar je durven uiten. Er zijn ook speciale projecten en programma’s die deze thema’s behandelen. Na het buitenspelen wordt regelmatig besproken hoe het tijdens de pauze is gegaan en hoe problemen ook anders opgelost hadden kunnen worden. In de eerste twee groepen wordt gewerkt met “Tim en Flapoor”. Dit is een methode voor sociaal emotionele ontwikkeling voor jonge kinderen. We zijn bezig met de invoering van een methode voor Sociaal-emotionele ontwikkeling voor de oudere groepen. Op het gebied van de leervakken streven wij ernaar om de leerlingen zoveel mogelijk basisvaardigheden aan te leren die van belang zijn om zo zelfstandig mogelijk te kunnen functioneren. Een rustige en gestructureerde omgeving is erg belangrijk. Evenals regelmatig belonen en stimuleren. Binnen de aanvangsgroep wordt er voornamelijk gewerkt aan de leervoorwaarden, taakwerkhouding, begrippen, werkrichting (van links naar rechts werken) e.d. De middengroepen krijgen te maken met het aanvankelijk en voortgezet onderwijs in taal, lezen, schrijven, rekenen en wereldoriëntatie. De eindgroep bereidt de leerlingen voor op het vervolgonderwijs. Belangrijk is dat de leerlingen leren om met minder sturing van de leerkracht te functioneren. 12 Schoolgids SO
Gezien het grote niveauverschil tussen de leerlingen onderling wordt er sterk individueel gewerkt. Ook de aanpak en de manier van aanbieden van de stof kan per leerling verschillend zijn. 6.1
MONDELING TAALGEBRUIK
Het mondeling taalgebruik neemt een belangrijke plaats in. Met name in de kring wordt daar veel aandacht aan besteed. Sommige leerlingen komen moeilijk uit hun woorden of zijn te onzeker, bang of verlegen om te praten. Zich leren uiten, duidelijk spreken, goed formuleren en een goede luisterhouding zijn van belang. Tijdens het kringgesprek ligt de nadruk op: uitwisselen van ervaringen leren van elkaar bevorderen van contacten oogcontact maken ontwikkelen van de relatie taal/denken verrijken van het taalgebruik/woordenschat oefenen in het durven uiten. Een aantal keren per week haalt de logopediste een groepje kinderen uit het SO op om samen te werken aan het communicatiestimuleringsprogramma: “Een mond vol taal”. 6.2
LEZEN
In de aanvangsgroep zijn de leerlingen voorbereidend bezig door middel van luisterspelletjes, sorteeroefeningen en concentratieoefeningen. Er wordt gewerkt aan de specifieke voorwaarden die nodig zijn om later te kunnen leren lezen zoals bijvoorbeeld visuele- en auditieve discriminatie. Als leerlingen er aan toe zijn kan er een start gemaakt worden met lezen. Er wordt door middel van zelfontwikkelde klank/letterboeken gewerkt aan de klank-letterkoppeling. In de middengroepen hebben we te maken met aanvankelijk en voortgezet lezen. De leerlingen werken deels klassikaal en deels op eigen niveau. We gebruiken voor het aanvankelijk lezen de methode Veilig Leren Lezen en daarnaast Veilig in Stapjes. Bij het voortgezet lezen ligt de nadruk op het begrijpen van geschreven taal. We beschikken over een bibliotheek met leesboeken variërend van AVI 1 tot en met 9 die aansluiten op de belevingswereld van de leerlingen. 13 Schoolgids SO
In de oudste groepen is het lezen bijna helemaal individueel omdat de niveaus dan te ver uit elkaar liggen. Er wordt ook gewerkt met begrijpendlezen-teksten met vragen. Twee keer per jaar wordt er bij de leerlingen die daar aan toe zijn de AVI – toets afgenomen om het leesniveau te bepalen. Dit wordt opgenomen in het handelingsplan. 6.3
SPELLING
Zodra leerlingen met het aanvankelijk lezen zijn begonnen komt ook het correct schrijven van de letters en woorden aan bod. In eerste instantie gaat het om klankzuivere woorden van 1 lettergreep. Als leerlingen deze eenvoudige woorden kunnen lezen en schrijven, dan kunnen ze een start maken in de methode “Spelling in de Lift Plus”. Dit is een spellingsmethode die is ontwikkeld voor het speciaal onderwijs. Deze methode vormt de leidraad van het spellingsonderwijs binnen het hele SO Daarnaast gebruiken we veel verbredingsmateriaal uit diverse andere methodes zoals : Zelfstandig spellen, Taal is niet zo moeilijk, Taalbloks, Spelling in balans, het Taalkopieersysteem. Ook wordt gebruik gemaakt van computerprogramma’s en zelfontwikkelde materialen. Het taalonderwijs bestaat bij ons voornamelijk uit lezen en spellen, het stellen komt af en toe maar niet op een structurele manier aan bod. Er wordt naar gestreefd om minimaal 1 keer per jaar het P.I. - woorddictee af te nemen zodat we kunnen vaststellen bij welke spellingsonderdelen leerlingen extra oefening nodig hebben. Het spellingsniveau wordt ook vermeld in het handelingsplan. 6.4
SCHRIJVEN
Bij het schrijfonderwijs is het belangrijkste doel de ontwikkeling van een goed leesbaar eigen handschrift. Begonnen wordt met voorbereidende schrijfoefeningen waarbij de schrijfmotoriek wordt ontwikkeld. Veel aandacht is er voor de zit/schrijfhouding en pengreep. Vervolgens wordt begonnen met blokschrift door middel van railsletters, overtrekoefeningen en zelfstandige schrijfoefeningen. Daarna gaan de leerlingen over naar het verbonden schrift. Hiervoor gebruiken wij de methode “Handschrift”. Hebben de leerlingen deze methode doorgewerkt dan schrijven ze teksten over in een lijntjesschrift en wordt het handschrift ook persoonlijker. Voor leerlingen die veel moeite hebben met het verbonden schrift zijn er door ons zelf ontwikkelde schrijfbladen met los schrift. Vaak zie je dat het zo’n leerling in een later stadium alsnog lukt om over te stappen naar het verbonden schrift. Voor leerlingen die veel moeite hebben met schrijven wordt de computer vaker ingeschakeld.
14 Schoolgids SO
6.5
REKENEN
Op de Tarcisiusschool wordt gewerkt met “Alle Kinderen Kunnen Rekenen”. Deze methode biedt eenduidige oplossingsstrategieën en heeft een rustige en duidelijke lay-out. Per pagina wordt maar één somtype aangeboden. Daarnaast wordt alles visueel gemaakt met behulp van een abacus. Je kunt een abacus vergelijken met een telraam. We werken met 4 soorten abacussen: 1. De abacus met 10 kralen (5 wit en 5 rood boven elkaar). Hulp bij sommen onder de tien. 2. De abacus met 20 kralen (5 wit, 5 rood, 5 wit, 5 rood boven elkaar). Hulp bij sommen onder de twintig. 3. De abacus met 20 kralen (zoals hierboven) met daarnaast een rij van 10 dikkere kralen (5 wit en 5 blauw). Hulp bij sommen onder de honderd. 4. De abacus met 5 rijen kralen naast elkaar. Hulp bij sommen boven de honderd. We gaan de leerlingen eerst vertrouwd maken met het omgaan met de abacus. Hoe leg je hem voor je neer, wat betekenen de kralen, hoe laatje een som als 5 + 4 zien met de abacus enz. enz. Het goede van deze methode is dat het eigenlijk al vanaf het begin sommen naast en onder elkaar aanbiedt. Het gaat in eerste instantie alleen om optel- en aftreksommen. Later komt ook het vermenigvuldigen erbij. Klokkijken, geldrekenen en eventueel meten en wegen wordt er naast gegeven. Hiervoor hebben wij zelf de leerlijnen uit verschillende methodes gehaald. De leerlijn die we met het cijferend rekenen volgen is: Niveau 1 Rekenvoorwaarden. Hiervoor gebruiken we de onderdelen “rekenvoorwaarden” uit diverse methodes. Er wordt al geoefend met tellen met behulp van abacus 1. Niveau 2 Optellen en aftrekken tot 10 Niveau 3 Optellen en aftrekken tot 10 en 20 Niveau 4 Optellen en aftrekken tussen 10 en 20 Niveau 5 Optellen en aftrekken tot 100 tussen het tiental Niveau 6 Optellen en aftrekken tot 100 zonder wisselen (overschrijding van het tiental) Niveau 7 Optellen en aftrekken tot 100 met wisselen (overschrijding van het tiental) Niveau 8 Optellen en aftrekken tot 1000, niet over het tiental Niveau 9 Optellen en aftrekken tot 1000, over het tiental Niveau 10 Vermenigvuldigen
15 Schoolgids SO
6.6
WERELDORIËNTATIE
Wereldoriëntatie is een breed begrip. Hieronder verstaan wij die activiteiten die te maken hebben met het ontdekken van de wereld om je heen. Er wordt aandacht besteed aan belangrijke feesten (zoals Kerst, Sinterklaas, Pasen), de seizoenen en het schoolkamp. Dit zijn steeds weer terugkerende thema’s die in elke groep weer aan bod komen, zij het op een ander niveau. Daarnaast zijn er keuzethema’s die sterk leeftijdsgebonden zijn. Bij de jongste leerlingen liggen de thema’s heel dicht bij huis zoals: huisdieren, de winkel, de boerderij en dergelijke. Worden de leerlingen ouder dan worden er moeilijkere thema’s gekozen. Soms wordt een thema gekozen vanuit de actualiteit. De oudste groepen werken daarnaast ook met “Blokboek Natuur”, “Blokboek Aardrijkskunde”, “Blokboek Verkeer” en “Blokboek Geschiedenis”. Ook schrijven we ons in voor projecten die we aangeboden krijgen door instanties van buitenaf. Zo hebben we al twee keer het project “De buurt ons huis” gedaan (verkennen van je directe leefomgeving) en “Met de piste de wereld rond” (over allerlei landen en culturen). De oudere groepen doen al jaren mee aan een politieproject: “Dom hè!”, dat wordt gegeven door de politie Nijmegen en wordt afgesloten met een bezoek aan het bureau. Het is een project over heling, verslaving, geweld en inbraak. Tijdens de nieuw- en herbouw van onze school hebben we in samenwerking met het SOM (Stichting onderwijs en milieuprojecten) het project: “Kinderen bouwen mee” gedaan. 6.7
CREATIEVE VAKKEN
Dit zijn de vakken: tekenen, handvaardigheid, muziek en dramatische vorming. Deze staan vaak in het teken van de thema’s die we behandelen tijdens wereldoriëntatie. Ook kunnen opdrachten te maken hebben met een feest, jaargetijde of het schoolkamp. De leerlingen moeten in de eerste plaats plezier beleven aan het maken van een werkstuk. Het is belangrijk dat ze leren omgaan met verschillende materialen en technieken. Samenwerken kan een belangrijk aspect zijn evenals het leren waarderen van elkaars inbreng. Er moet voor de creatieve vakken een leerlijn worden ontwikkeld. Bij muziek en dramatische vorming staan beleving en plezier centraal. We doen kleine rollenspellen n.a.v. een gedicht of verhaal. We leren nieuwe liedjes aan door middel van een school televisieprogramma. Een paar weken per jaar staat alles in het teken van oefenen voor de playbackshow. Dramatische vorming leent zich ook heel goed om bezig te zijn met de sociaal emotionele ontwikkeling. Gevoelens leren uiten en emoties laten zien en naspelen. 16 Schoolgids SO
6.8
BEWEGINGSONDERWIJS
Twee maal in de week krijgen de leerlingen bewegingsonderwijs van een vakleerkracht. Dit wordt gegeven in een sportzaal die op 5 minuten loopafstand van school ligt. De twee jongste groepen worden vervoerd met een taxibusje; de overige leerlingen lopen hier onder begeleiding van hun eigen leerkracht naar toe. De groepsleerkrachten zijn ook tijdens de les aanwezig. De drie jongste groepen gaan 1 middag per week schoolzwemmen. Leerlingen die na het derde jaar nog geen diploma hebben behaald mogen langer door gaan met de zwemles tot ze het A-diploma gehaald hebben.
17 Schoolgids SO
7
NIET BIJ KENNIS ALLEEN
Naast het leren hechten wij ook veel aandacht aan gezamenlijke activiteiten zoals bijvoorbeeld feestdagen, verjaardagen, excursies en uitstapjes. Voor de herfst-, kerst-, carnavals- en paasvakantie hebben we meestal een ochtend met allerlei activiteiten die met het betreffende feest te maken hebben. De leerlingen lopen in groepjes van verschillende leeftijden de activiteiten langs. Het is dan leuk om te zien hoe verantwoordelijk en zorgzaam de ouderen voor de jongeren kunnen zijn. Met kerst hebben we een kerstlunch die de leerlingen van het VSO verzorgen voor de leerlingen van het SO Elk jaar voor de carnavalsvakantie, wordt de Playbackshow gehouden. De leerlingen zijn wekenlang bezig met de voorbereiding. De ouders worden uitgenodigd om hiernaar te komen kijken. Het is ieder jaar weer een hele belevenis. Twee keer per jaar lopen we een wandeltocht in de bossen van Heumensoord in de directe omgeving van school. In het najaar is dit de herfsttocht en in het voorjaar de Tarcisiustocht. In juni is er een sportdag op de atletiekbaan van Brakkenstein. Het hele SO gaat op schoolkamp! Alle groepen gaan twee dagen op kamp. Het kamp is verspreid over een week en er slapen nooit meer dan twee groepen tegelijk op het kamp. Ieder jaar is er een kampthema waaraan voorafgaand aan het kamp op allerlei manieren aandacht wordt besteed. In de kring, met handenarbeid en tijdens wereldoriëntatie. De laatste jaren gaan we steeds naar dezelfde locatie in Mook. Het is een eenvoudige accommodatie die in een schitterend stuk natuur ligt bij de Mookerhei. De omgeving leent zich uitermate goed voor speurtochten en wandelingen. Iedere avond is er een groot kampvuur. Er worden broodjes geroosterd boven vuurkorven en soms hebben we een muzikant met accordeon of gitaar. Wij bezoeken iedere zes weken de wijkbibliotheek. De wijkagent brengt onze school regelmatig een bezoek. De wijkbewoners worden uitgenodigd voor sommige activiteiten op school, bijvoorbeeld een lentemarkt, een fancyfair, of een sponsorloop.
18 Schoolgids SO
8
TOELATING
Onze school is een “cluster 4” school. Dit betekent dat een leerling niet zomaar toelaatbaar is. Om toegelaten te kunnen worden moeten de ouders voor hun zoon of dochter een cluster 4 indicatie aanvragen bij het REC Vierland (Regionaal Expertise Centrum). Een onafhankelijke Commissie van Indicatie (CVI) bestudeert het dossier van het kind / de jongere en beoordeelt of een indicatie kan worden afgegeven. Volgens de wet zijn het de ouders die zorgen voor een gevuld dossier. Hierbij worden zij geholpen door de verwijzer, de verwijzende school en eventueel het REC. Het aanvragen van een indicatie is vaak een ingewikkelde en tijdrovende zaak. In uitzonderingsgevallen kan de intake-coördinator van onze school de ouders, verwijzers en scholen ondersteunen bij dit proces. Sommige leerlingen hebben al eerder een indicatie aangevraagd en toegewezen gekregen. Zij worden dan met deze indicatie - door de ouders - aangemeld op onze school. De onafhankelijke Commissie van Indicatie (CVI) is streng in het toekennen van een indicatie. De leerling moet aan wettelijk vastgestelde criteria voldoen. Deze criteria zijn: er moet sprake zijn van psychiatrische/psychische problematiek; er moet een diagnose gesteld door een gz-psycholoog of psychiater; de sociaal-emotionele en/of de gedragsproblemen die het gevolg zijn van deze problematiek moeten zich niet alleen op school voordoen, maar ook in de thuissituatie en/of in de vrije tijd; er moet hulpverlening betrokken zijn of zijn geweest om de problemen aan te pakken; denk hierbij aan Bureau Jeugdzorg, MEE of ander hulpverleningsinstanties; de problemen van het kind zijn zodanig ernstig dat het kind belemmerd wordt (mogelijk tijdelijk) in het volgen van het reguliere onderwijs; het reguliere onderwijs kan niet die hulp bieden die nodig is voor een verdere positieve ontwikkeling van de leerling. De allereerste contacten/gesprekken die u als ouder met de school heeft zijn met de intake coördinator/gz-psychologe. Zij ondersteunt en maakt u wegwijs bij de te volgen stappen. U krijgt een gesprek met de adjunctdirecteur aangeboden. Hij laat u kennismaken met de school. Daarnaast volgt mogelijk een gesprek met de maatschappelijk werker van de school of aanvullend onderzoek van uw zoon/dochter door het orthopedagogenteam. De adjunct-directeur, de maatschappelijk werker en het orthopedagogen/psychologenteam vormen samen de Commissie van Begeleiding van onze school. Deze commissie bepaalt definitief of de leerling wordt aangenomen en formuleert behandeladviezen voor de leerling. Deze behandeladviezen vormen de basis voor het handelen van de leerkrachten en andere bij de leerling betrokkenen. Deze adviezen worden met de ouders doorgesproken. 19 Schoolgids SO
9
WAAR GAAN DE LEERLINGEN NAAR TOE
Wanneer een leerling aan het begin van een nieuw schooljaar 11 jaar en 9 maanden oud is, komt deze in aanmerking voor het schoolverlatersonderzoek. Er wordt dan gezocht naar een vorm van vervolgonderwijs dat aansluit op de mogelijkheden en interesses van de leerling. De Commissie van Onderzoek gaat na hoe de ontwikkeling van de leerling is verlopen op cognitief, didactisch, sociaal-emotioneel- en gedragsgebied. Er is contact met de ouders, leerkracht en anderen die bij de leerling zijn betrokken. Soms wordt een leerling ook medisch of psychologisch onderzocht. Dit schoolverlatersonderzoek wordt in de maanden januari en februari gehouden. Er wordt een inschatting gemaakt welke schoolomgeving het beste aansluit bij de specifieke mogelijkheden en behoeften van de leerling. Daarbij wordt eveneens gekeken naar de mogelijkheid voor onderwijs in de woonomgeving van het kind. De resultaten van het schoolverlatersonderzoek worden hierna met de ouders/verzorgers besproken. Hierna vindt verwijzing naar het voortgezet onderwijs plaats. Soms wordt geadviseerd om de leerling nog een jaar binnen het SO te houden. De meeste leerlingen van de Tarcisiusschool zijn aangewezen op voortgezet speciaal onderwijs. Veel leerlingen gaan naar onze eigen VSO-afdeling. Zij hebben behoefte aan een overzichtelijke structuur waarbinnen een intensieve begeleiding mogelijk is. Afhankelijk van de mogelijkheden en de ontwikkeling wordt een aantal van onze leerlingen doorgeschakeld naar het PrO (Praktijk Onderwijs). Er zijn maar weinig leerlingen die deze stap kunnen maken. Anderen doen dit door geleidelijk in te stromen. Er zijn ook leerlingen die binnen de strakke structuur van het SO goed functioneren, maar die de wisselingen en de grotere zelfstandigheid van het VSO qua niveau niet aan zullen kunnen. Deze leerlingen worden doorverwezen naar het Z.M.L.K. onderwijs. Dit gebeurt soms al vanuit de middengroepen. 9.1
DE KOPGROEPEN
In het nieuwe schooljaar (2007-2008) start de school met twee zogenaamde kopgroepen. Dit zijn twee VSO groepen met leerlingen die van de SO afdeling komen aangevuld met enkele nieuwe leerlingen. De bedoeling van deze kopgroepen is om de overgang van de SO afdeling naar de VSO afdeling (nog) soepeler te laten verlopen.
20 Schoolgids SO
In het verleden is namelijk gebleken dat een aantal meer kwetsbare leerlingen die van de SO naar de VSO afdeling gingen grote moeite hadden met deze overgang. Ondanks de zorgvuldige overdracht was deze stap vaak te groot. In de kopgroepen zullen de leerlingen vooral in het begin de structuur krijgen die ze op het SO gewend waren. Langzamerhand zal deze structuur anders worden en zullen de leerlingen meer aangesproken gaan worden op hun zelfstandigheid. Op deze manier zijn de leerlingen veel beter voorbereid op de overgang naar het VSO. De leerlingen van de kopgroepen volgen het normale rooster van het VSO. Dit houdt dus ook in dat de kopgroepen de praktijkvakken volgen zoals hout, metaal, koken e.d.
21 Schoolgids SO
10
WIE WERKEN ER
10.1
DE LEERKRACHTEN
Op de afdeling Speciaal Onderwijs werken gespecialiseerde leerkrachten. Zij spelen een belangrijke rol bij de begeleiding van de leerlingen. Zij hebben immers het meeste contact met de leerlingen. De leerkrachten blijven zich door middel van bijscholing verder ontwikkelen. 10.2
DE DIRECTEUR
De directeur is verantwoordelijk voor al het reilen en zeilen op de gehele school. 10.3
DE ADJUNCT-DIRECTEUR
De eerste contacten met ouders en verwijzers lopen altijd via de adjunctdirecteur. De adjunct-directeur is voorzitter van de Commissie van Begeleiding en het zorgteam. 10.4
DE SECRETARESSE
De secretaresse is veelal de eerste die u te woord staat wanneer u naar onze school belt. Zij verzorgt onder andere de in- en uitgaande post en de leerlingenadministratie. 10.5
HET ORTHOPEDAGOGENTEAM
Dit bestaat uit de orthopedagoge/gz-psychologe, ontwikkelingspsychologe, psychologisch medewerker en didactisch medewerker. Dit team is verantwoordelijk voor psychodiagnostisch onderzoek en het begeleiden van de leerkrachten en individuele leerlingen. Bovendien onderhoudt dit team de nodige contacten met ouders. Indien nodig is er overleg met de gespecialiseerde afdelingen binnen de universiteit en het ziekenhuis, zoals kinderpsychiatrie, kinderneurologie, orthopedagogie en andere gespecialiseerde hulpverleners. Er bestaat een nauwe samenwerking met Marant (nieuwe naam voor de School Advies Dienst en MEE (nieuwe naam voor de Sociaal Pedagogische Dienst). Onze senior orthopedagoge is ook intakefunctionaris. Zij helpt ouders met het bij elkaar krijgen van de nodige gegevens voor aanmelding op
22 Schoolgids SO
school. Zij begeleidt ouders bij de intake. De eerste contacten lopen via haar. 10.6
DE MAATSCHAPPELIJK WERKER
In het kader van de intake komt de maatschappelijk werker bij ouders thuis en heeft deze een gesprek met beide ouders over het kind in de thuissituatie en over welke verwachtingen er zijn van de ouders ten aanzien van de schoolplaatsing. Belangrijk voor de maatschappelijk werker is of de ouders bereid zijn samen te werken met de school. Naast het werk wat de maatschappelijk werkende doet voor de Commissie van Begeleiding, is deze ook aanwezig bij de handelingsplanbespreking, ouderavonden e.d. Als ouders of jongeren zelf begeleidingsvragen hebben bijvoorbeeld over de vrije tijd, toekomstig werk en/of wonen, kunnen zij deze met de maatschappelijk werker bespreken. Het schoolmaatschappelijk werk bestaat uit taken voor de commissie van onderzoek, deelname aan handelingsplanbesprekingen en oudercontacten op signalen vanuit school. De hulpverleningsmogelijkheden voor ouders met een moeilijk lerend kind zijn voor ouders vaak onbekend of ze zien door de bomen het bos niet meer. Daarin kan de maatschappelijk werkende hen wegwijs maken. 10.7
DE SCHOOLARTS
De leerlingen worden medisch onderzocht volgens een vast programma. De ouders van de leerlingen die thuis wonen, zijn daarbij aanwezig. Daarnaast is de schoolarts als jeugdarts verbonden aan de GG&GD regio Nijmegen en daardoor beschikbaar voor andere dingen die met school en gezondheid te maken hebben. 10.8
DE LOGOPEDISTE
Veel leerlingen bij ons op school hebben spraak/taalproblemen. Een aantal leerlingen krijgen individuele logopedie. Er kunnen o.a. problemen zijn met de taalinhoud, taalvorm of het taalgebruik. Ook kunnen er stotter- en andere adviezen op spraak- en taalgebied gegeven worden aan leerkrachten en ouders. 10.9
DE ONDERWIJSKUNDIG MEDEWERKER
De onderwijskundig medewerkende ondersteunt de leerkrachten op didactisch gebied. Zij helpt de leerkrachten om te bepalen welk materiaal 23 Schoolgids SO
mogelijk te gebruiken is in de klas en bij individuele kinderen. Daarnaast toetst zij ook gedeeltelijk de leerlingen op didactisch niveau. Incidenteel werkt zij individueel met leerlingen om deze te ondersteunen in hun leerproces. 10.10
DE KINDERPSYCHIATER
De kinderpsychiater is als een consulent aan school verbonden. De orthopedagoge en ontwikkelingspsychologe kunnen advies vragen aan de kinderpsychiater bij ingewikkelde vraagstukken. Als de vraag over individuele kinderen gaat, wordt hiervoor eerst goedkeuring aan de ouders gevraagd. 10.11
DE CONCIËRGES
Deze zorgen voor het praktisch reilen en zeilen binnen de school. Zij regelen de bestellingen, schoonmaak, verzorgen koffie en thee, begeleiden leerlingen die interne stage lopen binnen de school en nog veel meer. 10.12
LEERKRACHTONDERSTEUNERS
De leerkrachtondersteuner ondersteunt de leerkracht in de klas. Deze werkt soms ook individueel of in kleine groepjes met leerlingen. Dit altijd onder begeleiding en verantwoordelijkheid van de leerkracht. 10.13
STAGIAIRES EN STUDENTEN
Onze school biedt gelegenheid tot het opdoen van stage-ervaringen aan studenten van verschillende opleidingen. Ieder jaar zijn er studenten van de opleiding Sociaal Pedagogisch Werk, een stagiaire orthopedagogiek (leer- en gedragsproblemen) en studenten van de Pabo. Wanneer een kind en/of ouders betrokken worden bij een onderzoek waaraan een stagiaire meewerkt, dan wordt er van tevoren contact met de betrokken ouders opgenomen.
24 Schoolgids SO
11
OUDERCONTACTEN
Als school vinden wij het belangrijk dat er een goed contact is met ouders en verzorgers. Als het nodig is onderhouden de leerkrachten en/of andere medewerkers intensief contact. De leerkrachten komen op huisbezoek rond de herfstvakantie om de handelingsplannen te bespreken en te laten tekenen. Ieder jaar is er een informatiedag. Enkele weken na het begin van het schooljaar ontvangt u dan een uitnodiging om kennis te komen maken met de leerkrachten en de overige medewerkers van de school. Soms is het belangrijk via een contactschrift informatie uit te wisselen. Het contactschrift is persoonlijk en er wordt in geschreven door ouders en de leerkracht. Twee maal per jaar ontvangen de ouders een verslag over de vorderingen van hun zoon of dochter. Daarna volgt er een oudermiddag/ avond waarop u de leerkracht en op verzoek eventueel andere medewerkers kunt spreken. Als meerdere ouders met dezelfde vragen bij de leerkrachten komen worden er algemene ouderavonden met een thema gehouden. Ouders worden ook betrokken bij activiteiten die de school voor hun kinderen organiseert zoals bijvoorbeeld de Playbackshow of de Lentemarkt. Aan het begin van het schooljaar ontvangen de ouders een informatieboekje met alle belangrijke informatie voor dat schooljaar. De leerkracht gaat op huisbezoek wanneer ouders hier positief tegenover staan. Leerkrachten zijn altijd bereid om informatie te geven en te overleggen. Wel is het prettig als dit vóór of na de schooltijd gebeurt zodat leerkrachten hun groep niet alleen hoeven te laten. Voor alle leerlingen geldt dat wij, na toestemming van de ouders, intensief overleggen met andere reeds aanwezige hulpverleners. 11.1
DE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD (MR)
De medezeggenschapsraad is een gekozen groep van ouders en personeelsleden van de school. De MR vormt een inspraakorgaan dat alle schoolaangelegenheden mag bespreken. De MR geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het schoolbestuur over bijvoorbeeld het personeelsbeleid en het financieel beleid. Het schoolbestuur neemt beslissingen, maar luistert naar argumenten die de MR naar voren brengt. Deze wegen mee bij de uiteindelijke besluitvorming. In de medezeggenschapsraad hebben 3 ouders zitting: één of twee van het VSO en één of twee van het SO en drie medewerkers van school. Door middel van verkiezingen wordt men lid van de MR voor de duur van drie jaar. 25 Schoolgids SO
De medezeggenschapsraad komt gemiddeld één keer per maand bijeen. 11.2
OUDERBIJDRAGE
Aan de ouders wordt elk jaar een ouderbijdrage gevraagd van ongeveer 25 euro. Deze bijdrage is vrijwillig. Echter, zou niemand deze bijdrage betalen, dan zouden we een aantal leuke dingen niet meer kunnen doen met onze leerlingen. Denk hierbij aan de Herfsttocht, de Tarcisiustocht, Sinterklaas, Kerst, playback show, Carnaval, lente-ochtend, sportdag en het bezoek aan de speeltuin. Los van deze bijdrage wordt er eenmaal per jaar een bedrag van ongeveer 20 euro gevraagd voor het schoolkamp. 11.3
KLACHTENREGELING
Er is een wettelijk vastgestelde klachtenregeling voor ouders en medewerkers. Bij klachten waarbij met betrokkenen niet tot een bevredigende oplossing is gekomen, kan de contactpersoon benaderd worden. De school heeft twee contactpersonen: dit is voor de VSO-afdeling: Dhr. J. Scholze en voor de SO-afdeling: Mevr. J. Peeters 11.4
VEILIGHEIDSPROTOCOL
Er is een veiligheidsprotocol op school aanwezig. Hierin zijn de gedragsregels vastgelegd en afspraken gemaakt over wat er wel en niet getolereerd wordt binnen school. In ieder afzonderlijk gebouw en op alle afzonderlijke afdelingen van de school hangen de ontruimingsplannen voor dat betreffende gedeelte. Verder zijn er een aantal medewerkers van school gediplomeerd bedrijfshulpverlener. 11.5
SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGSPROCEDURES
Schorsingen en verwijderingprocedures komen binnen het SO weinig voor. Bij schorsing en verwijdering wordt de wettelijk voorgeschreven weg bewandeld. Er zijn wel duidelijke afspraken met individuele ouders gemaakt over wat wel en niet toelaatbaar is hier op school. Ouders moeten de aanpak van hun kind kunnen ondersteunen anders is de situatie voor de leerkracht en school onwerkbaar. In een enkel geval kan het voorkomen dat een leerling na een conflict pas weer terug op school kan komen als er een gesprek is geweest tussen school en ouders en iedereen weer op een lijn zit.
26 Schoolgids SO
12
VERVOER
De leerlingen komen, afhankelijk van hun leeftijd, onder begeleiding van ouders of zelfstandig naar school. In gevallen waar dat niet mogelijk is kan er gebruik gemaakt worden van taxivervoer. Het taxivervoer wordt door de ouders zelf geregeld. School kan hierbij eventueel behulpzaam zijn. Het vervoer wordt vergoed en geregeld door de gemeente van de woonplaats van de leerling. Het streven is wel dat de leerlingen uiteindelijk zelf met het openbaar vervoer of met de fiets naar school komen.
27 Schoolgids SO
13
DAGBEHANDELING
Een aantal leerlingen op onze school zit tevens op de dagbehandeling. Dit betekent dat deze leerlingen de mogelijkheid wordt geboden om na school tot 19.00 uur met een groep kinderen te leven en te eten waarna de kinderen naar huis worden gebracht. De dagbehandeling biedt de leerlingen en ouders een intensieve behandeling met als doel dat de leerling na maximaal twee jaar weer volledig thuis kan wonen. Tevens zijn er mogelijkheden voor dagopvang. Er is dagbehandeling mogelijk voor de leerlingen uit de omgeving van Nijmegen, Oss en Boxmeer. Dagbehandeling is bedoeld voor moeilijk lerende leerlingen voor wie opname binnen speciaal onderwijs in combinatie met ambulante hulpverlening onvoldoende is.
28 Schoolgids SO
14
REGIONAAL EXPERTISE CENTRUM (REC)
De ontwikkeling van het onderwijs in de school. Het onderwijs is voortdurend in ontwikkeling. Van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen komt er regelmatig nieuwe regelgeving op ons af. De nieuwste ontwikkeling is dat scholen in clusters zijn ingedeeld waarbinnen leerlingen optimaal geholpen kunnen worden met hun specifieke problematiek. Er zijn vier clusters van schoolsoorten: 1. Onderwijs aan visueel gehandicapten. 2. Onderwijs aan auditief en communicatief gehandicapten. 3. Onderwijs aan lichamelijk, meervoudig en verstandelijk gehandicapten. 4. Onderwijs aan leerlingen met gedragsstoornissen en/of psychiatrische problemen. De Tarcisiusschool valt onder de laatste categorie van scholen (Cluster 4). Onze school is een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen die tevens moeilijk lerend zijn. Binnen dit cluster horen ook scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen zonder MLK problematiek, scholen voor langdurig zieken en scholen verbonden aan pedologische instituten. De scholen uit de omgeving binnen dit Cluster 4 werken nauw samen en maken zo optimaal mogelijk gebruik van elkaars kennis en kwaliteiten. Dit zal de kwaliteit rond de zorg voor het kind alleen maar ten goede moeten komen. Een overkoepelend REC-bestuur met afgevaardigden van en in samenwerking met de betrokken scholen gaat dan kijken waar leerlingen met hun problemen binnen het REC het beste geholpen kunnen worden. Op dit moment wordt er nog steeds hard gewerkt om tot overeenstemming te komen over de invulling van ons REC. De naam van ons REC is: REC Vierland. Informatie vindt u op: E-mail:
[email protected] Internet: www.vierland.nl
29 Schoolgids SO
15
MEER INFORMATIE
Wilt u meer weten over hoe het er op school aan toe gaat, dan kunt bellen met de directeur, de adjunct-directeur, de coördinator of secretaresse. Ook kunt u een kijkje nemen op de website van onze school: www.tarcisiusschool.nl
Tarcisiusschool Pater Eijmardweg 19 6525 RL Nijmegen Tel: Fax: E-mail:
024-3557533 024-3568357
[email protected]
Directeur: Adjunct-directeur : Coördinator SO: Secretaresse:
Dhr. H. Eisink Dhr. M. van Driel Dhr. F. Peters Mevr. M. den Breejen Mevr. M. van Rozestraten
30 Schoolgids SO
16
BEELD VAN DE PROBLEMATIEK VAN ONZE KINDEREN
Geschreven door Hans Eisink (directeur). Dit stukje willen wij u zeker niet onthouden, omdat het een heel helder beeld geeft van de problematiek waar onze leerlingen en hun ouders/verzorgers mee te maken hebben.
Toen wij in de teamvergadering bezig
waren met de voorbereiding van deze algemene informatieavond, kwam het idee naar voren om de ouders wat meer informatie te geven over de leerlingen van onze school. Waarom, zult u zich afvragen. U als ouder kent immers uw kind toch goed en u weet vaak het beste wat er met uw kind aan de hand is. Waarom dan toch praten over “de problematiek van de leerlingen van de Tarcisiusschool”.? Het antwoord is vrij simpel: er zijn meer leerlingen op deze school dan uw eigen kind en niet alle leerlingen zijn hetzelfde. Daarom leek het ons goed om in zijn algemeenheid wat te vertellen over de leerlingen van de Tarcisiusschool: wie zijn ze, wat voor een problemen hebben ze en misschien wel het allerbelangrijkste: wat mogen we van de school verwachten? Laat ik beginnen met een belangrijk gegeven: de meeste leerlingen die op de Tarcisiusschool school komen, hebben al op andere scholen gezeten en vaak kregen ouders te horen: wij adviseren voor uw kind de Tarcisiusschool omdat uw kind daar het beste geholpen kan worden met zijn of haar problemen. Veel ouders vinden dit geen prettige boodschap: het liefst zouden we immers graag willen dat kinderen, ook die van u, naar de school in de wijk of het dorp van uw keuze zouden gaan. Sommige leerlingen zijn naar de basisschool gegaan, maar vaak was dit niet lang: de problemen waren binnen deze school niet goed op te pakken en uw kind had meer specialistische hulp nodig. Andere leerlingen hebben op scholen voor speciaal onderwijs gezeten, maar werden verwezen naar onze school omdat dit beter zou zijn voor ze. Iedere leerling die hier is, is hier om een goede reden. Leerlingen worden pas toegelaten tot deze school na een zorgvuldige, soms wat tijdrovende toelatingsprocedure.
Welke leerlingen zitten er op de Tarcisiusschool? Alle leerlingen die de Tarcisiusschool bezoeken hebben een combinatie van twee probleemgebieden: ze zijn moeilijk lerend en ze hebben omgangsproblemen. Over beide probleemgebieden zal ik wat meer in zijn algemeenheid vertellen. Ik
31 Schoolgids SO
loop daarbij wel het gevaar dat u soms uw eigen kind niet herkent, want ieder kind is uniek.
Al onze leerlingen zijn
moeilijk lerend, dat betekent dat hun ontwikkeling niet zo vloeiend verloopt als bij de meeste andere kinderen. Dit moeilijk lerend zijn komt, omdat de meeste leerlingen minder verstandelijke mogelijkheden hebben. Dit blijkt onder andere uit de scores op een I.Q.-test. Als kinderen naar school gaan valt dan meestal op dat zij minder snel leren. Vaak hoor ik ouders zeggen als ze praten over de ontwikkeling van hun kind: “we wisten dat er wat aan de hand was, we wisten alleen niet wat”. Leerlingen maken een vertraagde ontwikkeling door, hoe goed ze ook hun best doen En hoe graag we dat als ouders en als school zouden willen, het kost onze leerlingen veel moeite om dingen te leren. Daarbij zie je vaak bij onze leerlingen dat ze zelf enigszins in de gaten hebben dat het allemaal “niet zo gewoon gaat”. Ze vergelijken zichzelf met broertjes, zusjes, buurjongetjes en -meisjes, maar ook met de andere kinderen op school. Op zich is hier niks mis mee, maar als je dan in de gaten krijgt dat andere kinderen beter en sneller leren, dan is dat op zijn minst best vervelend. Sommige leerlingen hebben hier zoveel moeite mee dat ze het idee krijgen dat er niks meer goed gaat en worden ze bang om iets nieuws te leren of iets nieuws uit te proberen. Ze gaan negatief over zichzelf denken, zo in de trant van: “Als ik niks doe, kan er ook niks fout gaan”. Veel van deze leerlingen ontwikkelen een negatief zelfbeeld en worden faalangstig. De faalangst gaat hun leven zo sterk bepalen dat ze niet meer groeien: ze hebben meer hulp nodig.
Als je dit zo hoort, dan denk je als snel: problemen genoeg. Maar naast
het feit dat onze leerlingen moeilijk lerend zijn hebben zij problemen in de omgang met zichzelf en met anderen. Door ouders, school en hun omgeving worden deze kinderen als moeilijk ervaren en hebben opvoeders het idee dat wat ze ook, met de beste bedoelingen doen, het probleem niet of nauwelijks minder wordt. De opvoeding wordt veelal als erg zwaar ervaren en soms krijgen ouders het idee dat ze het niet goed doen. Soms krijgen ouders van anderen te horen (denk aan familieleden): als het mijn kind was, nou dan wist ik het wel! Moeilijk lerende kinderen hebben vaak het gevoel dat er wat aan de hand is, maar kunnen dit niet goed onder woorden brengen en hun gevoelens uiten. Ze laten dit vaak in hun gedrag zien. Daarnaast zijn er kinderen die extra problemen hebben die niet veroorzaakt worden door hun opvoeding of door hun (vaak negatieve) ervaringen. We zien dan een tweetal soorten van gedrag:
32 Schoolgids SO
leerlingen waarbij de problematiek naar binnen gericht is. Ze zijn veelal teruggetrokken, maken weinig contact, zijn stil, bang of angstig. Het zijn veelal leerlingen met emotionele problemen. leerlingen waarbij de problematiek naar buiten gericht is. Zij vallen vaak direct en in ieder geval het meest op. Het zijn leerlingen met een heel scala van gedragsproblemen: ze kunnen moeilijk de aandacht bij hun taak houden, reageren impulsief en kunnen zelfs agressief reageren, worden snel boos, maken dingen kapot en slaan er zelfs op. Soms is het gedrag, zowel naar binnen als naar buiten gericht, een reactie op hun omgeving. Soms komt dit gedrag voort uit een probleem dat aanwezig is in het kind zelf. Een goed voorbeeld van dit laatste is een kind met een ADHD-probleem. We zien dan vaak kinderen die heel moeilijk een goed overzicht hebben op de wereld om hen heen en die reageren op allerlei impulsen. In gesprekken met ouders roep ik vaak dit beeld op: Je rijdt midden in het spitsuur op het Keizer Karelplein. Van alle kanten komen auto’s op je af: van links, van rechts en je wordt aan alle kanten ingehaald. Om gek van de worden! Als je dan denkt dat je er bent, steken voetgangers over, rijden fietsers kris kras rond. Met alles moet je rekening houden: als je groen krijgt, moet je tegenwoordig ook uit kijken dat je niemand aanrijdt die door het rood rijdt, fietst of loopt. Er zijn zelfs mensen die op het Keizer Karelplein niet durven te komen. Bij veel van onze leerlingen is het leven één Keizer Karelplein: er komen zoveel impulsen op ze af dat ze er gestresst van raken. Vinden we dat dan gek?
Hoe gaan we daar als
school mee om? Voor al onze leerlingen is belangrijk dat we ze als school een rustig en veilig klimaat bieden waarin ze veel structuur krijgen. De schoolomgeving is daarom overzichtelijk (veel leerlingen hebben immers moeite om zelf overzicht aan te brengen) én voorspelbaar. De leerlingen weten waar zij aan toe zijn en wat er van hen verwacht wordt. Waar mogelijk wordt er een beroep gedaan op de zelfstandigheid van de leerling, waar noodzakelijk krijgt de leerling hulp van leerkrachten en van andere medewerkers van de school. Belangrijk is bovendien dat de leerling het gevoel gaat krijgen dat er dingen goed gaan die in het verleden verkeerd gingen. Leerlingen worden benaderd vanuit een positieve houding en worden met name aangesproken op wat goed gaat en niet zozeer op wat er mis is gegaan. Er wordt een vertrouwensrelatie opgebouwd met uw kind, zodat hij of zij zich weer veilig kan gaan voelen. Leerkrachten zijn voortdurend bezig met de vraag: hoe kunnen we ervoor zorgen dat het zo goed mogelijk gaat met.........(vul hier de naam van uw kind maar in). Ze worden daarbij ondersteund door de medewerkers van het begeleidingsteam die hen met raad en daad terzijde staan. Van ons mag u als school verwachten dat we professioneel handelen en op een verantwoorde en zorgvuldige wijze omgaan met uw kind maar ook met u als ouders. Medewerkers weten om 33 Schoolgids SO
te gaan met de problematiek van leerlingen, ook als het gaat om leerlingen die zich agressief uiten. Structuur moet soms fysiek (lichamelijk) gegeven worden om te voorkomen dat de leerlingen zichzelf of anderen schade berokkenen. Zo ontstaat er ook bij deze leerlingen een gevoel van veiligheid. Ook hier kunt u verwachten dat medewerkers dit op een verantwoorde wijze doen, zij hebben gerichte scholing gehad in het fysiek beschermen van leerlingen tegen zichzelf en anderen. Wat verwachten we van u als ouders? Opvoeden van kinderen gaat niet zomaar. Het gaat met plezier, teleurstellingen, trots maar ook met verdriet en vertwijfelingen. Opvoeden van onze kinderen kost nog veel meer moeite en energie en gaat soms de draagkracht van opvoeders te boven. Opvoeden van onze kinderen kún je niet alleen. Als ouders kun je alle ondersteuning gebruiken die er is: van elkaar als ouders, van je familieleden, van de school. Soms moet professionele hulp ingeschakeld worden om te zorgen dat kinderen kunnen opgroeien in een gezin; soms ook lukt dit niet. Hoe dan ook: je hebt elkaar nodig als partners want zonder elkaar (ouders én school) red je het niet. Iedere partner is professioneel, u als ouders bent professioneel als het gaat om uw kind, wij zijn dat op het gebied van opvoeding en onderwijs. Je hebt elkaar daarbij nodig en je moet kunnen bouwen op elkaars steun. U als ouders moet kunnen bouwen op ons. Wij redden het in ieder geval niet alleen en hebben uw steun daarbij nodig. Kinderen moeten weten én voelen dat er een kring om hen heen staat van ouders, school en andere opvoeders, waardoor ze de steun ervaren die ze nodig hebben.
Uw steun betekent ook dat u ons soms
belangrijke informatie kunt geven. Uw steun betekent niet dat u geen vragen kunt stellen of dat u niet kritisch mag zijn. Juist in het werken met ingewikkelde kinderen is het goed om met elkaar te praten en voortdurend stil te staan bij: doen we het goede én doen we het goede goed? Niet voor niets waarderen we én stimuleren we een goed contact tussen school en ouders. In heel veel gevallen zijn ouders en school het met elkaar eens, maar natuurlijk zijn we het wel eens niet eens met elkaar. Ga dan de discussie aan: pak de telefoon, de bus of de fiets en kom met ons overleggen. Daarbij is het belangrijk om met elkaar te praten in het belang van het kind, en niet ten koste van het kind. Als partners gaat het net als met dansen: als iedereen in de maat danst gaat het goed en kun je zelfs pirouettes maken, danst één van de partners uit te maat, dan trap je elkaar op de tenen. En dat is wat we willen voorkomen, want het gaat tenslotte om het allerbelangrijkste: de ontwikkeling van uw en onze kinderen.
34 Schoolgids SO