Verslag van de 25ste de overlegvergadering Geesteswetenschappen op woensdag 26 januari 2011 Aanwezigen (raad)
Aanwezigen (bestuur) Aanwezigen (bureau / OSZ) Afwezig met bericht Verder afwezig
1
van
faculteitsraad
en
–bestuur
Boers-Goosens, Cremers, Francken, Gomez Aguiar, Gouman, Hoff, Mooi, Van Os (J.P.), Van Os (N.), Seyed Gohrab, Staat, Storm, Van Vleuten Doel (decaan), Drees, Van Kuppevelt Bos (secr./verslag), Van der Zeeuw (agendapunt 4.) Gallée, De Rhoter, Sleutels (allen raad) en voorts Riel (bestuur) Schaapveld, De Weger
Opening
De decaan opent de vergadering om 15.00 uur. Hij verwelkomt Gomez Aguiar als nieuw lid van de raad.
2
Vaststelling agenda
De raad stelt de agenda volgens concept vast, met dien verstande dat bij agendapunt 5 dan wel 7 ook (i) de bezuinigingen, (ii) deblokkering van de leerstoel Design en wooncultuur, (iii) de omgang met bestemmingsfondsen, (iv) de herkansing van deeltentamens in het kerncurriculum en (v) facilitaire zaken aan bod zullen komen. Met het oog op de beschikbaarheid van Van der Zeeuw volgt na de vaststelling van de agenda eerst agendapunt 4, daarna de overige punten in de volgorde van de conceptagenda.
3
Vaststelling verslag overlegvergaderingen
3.a Verslag overlegvergadering 30 juni 2010 Cremers meldt dat hij in de verslaglegging over de evaluatie van de reorganisatie prijs stelt op een opname in het verslag van de getallen die hij in de vergadering heeft gepresenteerd ter toelichting van zijn oordeel dat LUCL onevenredig zwaar is getroffen. Daartoe hebben hij en de secretaris nader contact. Het verslag geeft verder geen aanleiding tot opmerkingen. De slotversie wordt, zodra gereed, aan nogmaals bij de stukken gevoegd. 3.b Verslag overlegvergadering 24 november 2010 De raad stelt het verslag conform concept vast. Naar aanleiding van het verslag: 7.3 Francken informeert naar de lijn die het bestuur wil volgen voor zittend personeel dat niet onder het huidige BKO-regime valt. De vice-decaan antwoordt dat bij bevorderingen naar een andere UFO-rang van zittend personeel nu al de toets plaats vindt. Op termijn heeft het bestuur de intentie ook het vast aangestelde personeel van voor 1 januari 2008 een BKO-dossier te laten indienen. Het bestuur overweegt dan een verlichte procedure te volgen. 3.c Verslag overlegvergadering 15 december 2010 De raad stelt het verslag volgens concept (meer met het verzoek een aantal tekstuele onvolkomenheden te verhelpen) vast. Naar aanleiding van het verslag: 2. Op een vraag van Francken antwoordt het bestuur ernaar te streven de hantering van het medewerkerstevredenheidsonderzoek voor de volgende vergadering te agenderen. 3.d Besluitenlijst overlegvergadering 15 december 2010 De raad stelt de besluitenlijst volgens concept vast. Overlegvergadering 26 januari 2011 / verslag
1
3.e Actiepuntenlijst 15 december 2010 Voor de afwikkeling zie 3.f. 3.f
Afwikkeling adviezen, besluiten en actiepunten overlegvergadering 15 december 2010 Naar aanleiding van de actiepunten en de rapportage daarover komt het volgende aan de orde. Ten aanzien van het overwerk in verband met uSis bij OSZ voegt de vice-decaan nog het volgende aan de rapportage toe. De CAO opent de mogelijkheid voor de verkoop van uren, maar stelt daar ook beperkingen aan. Het blokkeren van de mogelijkheid bij Geesteswetenschappen is geschied op grond van een dreigend aanzienlijk te kort in 2009; het College van Bestuur heeft van de faculteit toen maatregelen gevraagd. Dit is er een van geweest; de faculteit had graag gedifferentieerd naar wp (blokkering) en obp (geen blokkering), maar dit bleek toen volgens de centrale afdeling Human Resource Management niet mogelijk. Jaarlijks neemt de faculteit hierover een besluit op basis van de eerste bestuurlijk-financiële rapportage van dat jaar (in de regel dus in april of mei). Voor de overheveling van verlofuren van het ene naar het andere jaar wil het faculteitsbestuur strikt de hand houden aan de algemene regeling (maximaal 120 uur van het ene naar het andere jaar bij een volledige aanstelling, bij een kleinere naar rato minder). Deze maatregel vervult een belangrijke rol in het facultaire beleid om nieuwe verlofstuwmeren te voorkomen. Wat de vergoeding van overwerk betreft, deze is alleen mogelijk na voorafgaande afspraken hierover. Als terzijde wijst hij erop dat universiteit en faculteit inmiddels voor zo’n € 150.000,= extra middelen voor de invoering van uSis beschikbaar hebben kunnen maken; deze gelden zijn gebruikt voor de uitbreiding van aanstellingen en voor vervanging van zittende medewerkers, om dezen voor uSis meer tijd te geven. Het bestuur is, zoals al eerder gemeld, zich bewust van de extra inspanningen die de ondersteunende staf voor uSis levert; het bestuur waardeert dit dan ook zeer. Van Os (N.) spreekt (nogmaals) haar zorg uit: de inzet van medewerkers vertaalt zich thans in het verlies van verlofuren met alle demotivatie van dien. Van Os (J.) merkt op dat het argument dat er niet tijdig afspraken zijn gemaakt over overwerk nu niet meer valide is, de onderliggende problematiek is genoegzaam bekend. Ook Storm maakt zich zorgen, naar zijn indruk is de overwerksituatie bij de ondersteunende staf meer dan incidenteel. De vice-decaan stelt dat oplossingen voor dit soort situaties allereerst binnen de dienst OSZ gevonden moeten worden. Voor een aantal medewerkers zijn afspraken in dezen gemaakt. Het bestuur brengt dit nogmaals onder de aandacht van de leiding van OSZ, met het verzoek waar mogelijk proactief te opereren; medewerkers uit de dienst krijgen het advies wanneer hiertoe aanleiding bestaat hierover contact met de OSZ-leiding te zoeken. Wellicht zullen soms ook prioriteringen in het werk nodig zijn, maar de speelruimte hierbij is beperkt.
4
Stand van zaken uSis
Het faculteitsbestuur heeft Van der Zeeuw, hoofd Onderwijsadministratie bij de dienst Onderwijs- en Studentzaken (OSZ) gevraagd een toelichting op de stand van zaken bij de invoering van uSis te geven. Van der Zeeuw opent het onderwerp met haar toelichting. uSis (universitair Studenten informatie systeem) is een programma dat studenten hun hele studieloopbaan volgt. Om goed te kunnen werken moet het programma voor elke opleiding goed ingericht worden. Centrale elementen hierbij zijn allereerst de studiegidsnummers; deze codes voor in uSis te registeren onderdelen, waarbij een cursus (examenonderdeel) uit verschillende elementen kan bestaan, elk met hun eigen studiegidscode. Voorts zijn er studiedeellijsten; deze koppelen groepen van vakken (studiegidsnummers) aan een bepaalde studiefase (bijv. de propedeuse van het BA). Tot slot zijn er de studievereisten, in het systeem ingebrachte voorwaarden waaraan de prestaties van een student getoetst worden om te zien of hij/zij aan de verplichtingen voor een bepaalde fase voldaan heeft.
Overlegvergadering 26 januari 2011 / verslag
2
Voor de werking van uSis is het volgende van belang. Wat in uSis ingevoerd wordt, is niet altijd direct zichtbaar. Om het programma goed te laten werken heeft de universiteit ervoor gekozen, verwerkingsopdracht in de nacht te laten draaien, zodat de neerslag van invoerwerk pas een dag later zichtbaar wordt. Dit geldt ook voor het evaluatieproces dat voor de BSA-adviezen nodig is. Het systeem werkt, zo is bij de lopende BSA-ronde gebleken, nog niet gehele feilloos; in een aantal gevallen is nodig gebleken opdrachten handmatig op te starten. Dit soort (hinderlijke) onvolkomenheden wordt nu werkendeweg zichtbaar; dit is een consequentie van de Leidse keuze om als eerste met uSis in volle omvang te gaan werken. Een blik op de praktijk van uSis laat het volgende zien. uSis is een programma dat veel mogelijkheden in het gebruik ervan biedt. Dat heeft consequenties voor het noodzakelijke ictopleidingsniveau van de staf die ermee moet werken. Veel van de aanwezige medewerkers zijn indertijd niet geselecteerd op het ict-niveau, dat uSis vraagt; dat kan men de betrokken medewerkers niet verwijten. Geleidelijk aan zal dit probleem door training en opleiding moeten oplossen. Een programma als uSis kan in wat het levert nooit meer doen dan de kwaliteit van de invoer toelaat. Wat nieuw in uSis komt is over het algemeen geen probleem, dit gaat vrijwel steeds goed. Wel blijkt dat in wat vanuit ISIS S&S (of andere bronnen) is overgekomen niet altijd geheel feilloos is; dat wordt nu zichtbaar en genereert problemen. Deze worden nu geleidelijk aan geredresseerd. Deze problemen komen dus niet uit uSis zelf, maar vallen meer in de categorie achterstallig onderhoud in het voeren van de facultaire onderwijsadministratie! Naar men mag verwachten zal het tot tenminste het eind 2010/11 duren voordat alle kinderziektes van het systeem zichtbaar zijn geworden en hiervoor een oplossing gerealiseerd is. Op dit moment zijn er nog problemen met de diplomasupplementen, voor het overgrote deel te herleiden tot onvolkomenheden in de in uSis ingevoerde studievereisten, en met het BSA (trage verwerking, teksten van de BSA-brieven).Wat het BSA betreft werken systeembeheer (universitair) en Juridische en Academische Zaken aan een oplossing. Januari is een belangrijk moment in het BSA-proces; bij verschillende opleidingen loopt de ondersteuning van het BSA-proces door uSis goed, terwijl bij andere opleidingen wat ondersteuning door het centrale systeembeheer nodig is. Als terzijde merkt van der Zeeuw op dat de negatieve berichtgeving over uSis niet alleen zwaarder wordt aangezet dan gerechtvaardigd, maar ook dat deze demotiverend werkt voor de medewerkers, juist op een moment dat het steeds wat beter lijkt te gaan. De vice-decaan voegt hieraan toe dat het faculteitsbestuur grote waardering heeft voor de zware taak die bij de onderwijsadministraties en de studiecoördinatoren ligt. Het bestuur heeft er dan ook nadrukkelijk voor gekozen de capaciteit voor de onderwijsadministratie op niveau te houden en het facultaire systeembeheer uit te breiden tot 1.0 fte (structureel). Facultair en centraal systeembeheer kunnen daarmee als eerste en tweedelijns ondersteuning functioneren. In de verdere organisatie van de onderwijsadministraties worden nu key users geïntroduceerd (deels al gerealiseerd, voor een cluster loopt de werving); deze medewerkers met een ruimere autorisatie is ook een ondersteunende en coördinerende rol toegedacht voor de collega’s in hun cluster. Van Os (N.) is zich bewust dat er verbeteringen worden gerealiseerd, maar zij constateert ook dat er helaas nog steeds sprake is van een te hoge werkdruk leidend tot aanzienlijk overwerk in een aantal gevallen. Zij pleit voor het uitbetalen van gemaakt overwerk uit andere middelen dan de budgetten van OSZ. Op een vraag van Boers over de wisselwerking van het onderwijs en de administratie ervan met behulp van uSis antwoordt Van der Zeeuw dat cruciaal is dat studenten en docenten van het systeem gebruik maken zoals bedoeld. Voor studenten betekent dit onder meer het zich vooraf en tijdig inschrijven voor cursussen en toetsen; administraties kunnen studenten handmatig inschrijven, maar ten koste van veel extra werk. Boers vraagt de aandacht van het bestuur voor een goede instructie voor studenten hoe dit effectief te doen. Voor een deel is Overlegvergadering 26 januari 2011 / verslag
3
hierin inmiddels al voorzien door een nu effectieve(re) instructie voor de inschrijving voor onderwijs. Van Kuppevelt constateert echter dat een deel van de onvrede bij studenten te herleiden valt tot een gebrek aan bereidheid om zich het systeem eigen te maken. Staat constateert dat studenten zich soms het slachtoffer van uSis voelen. Als zij tegen problemen aanlopen worden zij soms van het kastje naar de muur gestuurd. Een goede vuistregel is dat zij zich voor de meeste problemen, zeker waar het de registratie van concrete studieresultaten betreft, het best eerst tot de eigen studiecoördinator kunnen wenden. Diens contacten met de onderwijsadministratie zullen vaak soelaas bieden, terwijl de coördinator in andere gevallen vaak zal weten wat het goede loket is. Voor docenten is het spiegelbeeld hiervan dat zij studieresultaten aanleveren via de hiervoor in uSis beschikbare kanalen, bijvoorbeeld met behulp van de lijsten uit uSis die de onderwijsadministratie aanmaakt. In reactie op een opmerking van Boers bevestigt de vicedecaan dat de bewerkelijkheid van de programma’s voor de administraties voor een niet onbelangrijk deel te herleiden valt tot de complexiteit van onderwijsprogramma’s en de vele keuzemogelijkheden daarin en tot de grote variatie in onderwijs- en administratieve praktijken. Vereenvoudiging en standaardisatie zullen dan ook nodig zijn om het administratieve proces beheersbaar te houden. Mooi maakt zich zorgen over de ontwikkelingen die nu gaande zijn: voor het goed functioneren van de onderwijsprogramma’s is de menselijke maat en hiermee de kleinschaligheid, die recht doet aan de eigenheid van de opleiding, belangrijk. Drees en Van der Zeeuw wijzen erop dat in de werkprocessen zoals deze nu voor uSis gedefinieerd worden ook een rol speelt dat deze zo ingericht moeten worden dat deze in zorgvuldigheid en betrouwbaarheid (vgl. bijv. hun rol in de bekostiging) niet alleen aan de maat zijn, maar ook controleerbaar zijn. Dat maakt een organisatiestructuur, zoals de oude letterenfaculteit deze kende, onmogelijk. In toenemende mate zal het hoger onderwijs zich naar buiten moeten kunnen verantwoorden over onder meer de gevoerde bedrijfsvoering. Mooi wijst er ook op dat de manier waarop diploma’s en bijbehorende supplementen nu worden geproduceerd een belasting vormen. Van der Zeeuw wijst erop dat in de nieuwe situatie nog steeds de opleidingen de verantwoordelijkheid voor en controle op de opleidingsen studentspecifieke tekstdelen van deze documenten hebben. De keuze de productie ervan in handen van de pedel te geven is een bewuste geweest, waarbij veiligheid en kosten de doorslag heeft gegeven. Indien de productie van deze documenten bij de onderwijsadministraties zou liggen, impliceert dit de noodzaak van kluizen op alle administraties om blanco diplomadocumenten veilig te kunnen opbergen. Storm ziet de praktijk van alledag verschillende problemen: uSis leidt tot een zware belasting van de ondersteunende staf. Ook lijkt de inschrijving als student aan de universiteit nog niet feilloos te werken. De inschrijving voor de afzonderlijke onderdelen van een cursus loopt voorts niet goed, termijn naar zijn indruk elders (d.w.z. buiten de eigen opleiding) behaalde uitslagen traag doorkomen. Drees en Van der Zeeuw antwoorden dat het probleem van de (algemene) inschrijving mogelijk te maken kan hebben met de door Student- en Onderwijszaken (SOZ) gevolgde strategie bij de verwerking van inschrijvingen. De indruk was dat SOZ inmiddels wel geheel bij was met de inschrijving van studenten. Gomez Aguiar maakt zich zorgen over de dienstverlening aan studenten en docenten. Hij vraagt zich af hoe de organisatie met geconstateerde onvolkomenheden omgaat. Drees en Van der Zeeuw antwoorden dat ervaringen van wat minder goed gaat teruggekoppeld worden naar de centrale stuurgroep voor uSis om daar de passende maatregelen te nemen. Maatregelen kunnen op verschillende niveaus liggen, bijvoorbeeld landelijk voor de aanpassing van het systeem zelf of facultaire voor de invoer van gegevens in het systeem (studiegidscodes, studievereisten, enz.). Waar de geboden actie op facultair niveau ligt kan deze de hele faculteit betreffen, maar ook soms zeer specifieke delen ervan. Problemen met uSis zijn, zoals eerder betoogd soms te herleiden tot de programmatuur zelf of tot de omgang ermee (bijv. invoer in het systeem). Dit soort problemen met onderscheiden worden van knelpunten die misschien wel met uSis te maken hebben, maar in essentie buiten dit programma liggen. Een daarvan is de koppeling van het zalenreserveringssysteem, ZRS, wat tot problemen leidt.
Overlegvergadering 26 januari 2011 / verslag
4
Cremers is positief over het gegeven dat de organisatie problemen lijkt op te pakken; uSis wordt gepresenteerd als een systeem dat in alles voorziet, hij vraagt zich af of het ambitieniveau hiermee niet wel heel hoog, in de praktijk te hoog ligt. Van der Zeeuw antwoordt dat het nog te vroeg is voor zo’n oordeel. 2010/11 is een proefjaar, hierin moet duidelijk worden of het systeem in redelijkheid in de verschillende gestelde doelen kan voorzien. Naar aanleiding van een opmerking van Cremers over de koppeling van uSis en ZRS is zij van mening dat ontkoppeling van beide systemen de invoering van uSis in Geesteswetenschappen zou kunnen verlichten. Naar aanleiding van Cremers’ zorgen wijst de vice-decaan erop dat de problemen waarmee uSis kampt van verschillende aard en herkomst zijn; de faculteit richt zich erop hier pragmatische en werkbare oplossingen te vinden. Het bestuur spreekt de raad af dat dit onderwerp terug komt op de agenda als de raad aangeeft hieraan behoefte te hebben; de voorzitter zal dit tijdig aan de secretaris melden. Voorts zorgt het bestuur voor elke vergadering voor een notitie met de recente ontwikkelingen.
5
Algemene ontwikkelingen
5.a Bezuinigingen De bezuinigingsplannen van de regering behelzen eigenlijk twee maatregelen, (i) de beboeting van studenten die te lang erover doen om een BA- dan wel een MA-diploma te behalen (“langstudeerders”) en (ii) een aanslag op de financiering van het hoger onderwijs. In de beeldvorming worden beide gepresenteerd als de Langstudeerdersbezuinigingen, maar feitelijk gaat het om twee verschillende ingrepen. De maatregelen van de regering impliceren voorts het wegvallen van de FES-gelden (FES: Fonds Economische Structuurversterking); dit raakt vooral de β-faculteiten, maar heeft het risico in zich dat er een verschuiving in de middelenverdeling bij NWO op gang komt. Verder hangt nog boven de markt het streven van het nieuwe Ministerie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om geld voor vernieuwing te kunnen investeren; dat kan tot een overheveling van middelen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen leiden, met as gevolg minder gelden voor het hoger onderwijs. De demonstratie van 21 januari jl. en de reacties van de staatssecretaris geven weinig hoop dat deze ontvankelijk is voor de bezwaren uit het hoger onderwijs. Strikt genomen zijn de bezuinigingen slechts voor twee jaar gepland, waarna zij weer gecompenseerd worden, maar het is natuurlijk maar helemaal de vraag of deze compensatie wel zal komen. Veel is nog onduidelijk, dus wat volgt is hoe dan ook speculatief. De Leidse universiteit verwacht dat zij in de bezuinigingen voor ca. € 15.000.000,= aangeslagen zal worden. Dan zou men kunnen vermoeden dat de aanslag voor Geesteswetenschappen op € 2.500.000,= uitkomt. Of dat hou snijdt en in welk tempo deze bezuiniging effectief wordt is hoogst onduidelijk. Naar aanleiding van een vraag antwoordt de decaan dat hem niets bekend is van een reductie van de middelen voor NWO; wel lijkt het Nuffic met bezuinigingen te maken te krijgen, wat weer ongunstig is voor beurzen voor studenten. Het College heeft gemeld in de hantering van de bezuinigingen zo veel mogelijk formele reorganisaties te willen vermijden. Men mag verwachtend at in dit kader het onderwijslandschap in bespreking kan komen. 5.b (De)blokkering van leerstoelen Het College heeft de deblokkering van twee leerstoelen – Geschiedenis en theorie van design en wooncultuur en Praktische wijsbegeerte – aangehouden. Wat de eerste betreft wegen de financiële perspectieven, mede in het licht van de dreigende bezuinigingen, zwaar. Het College vraagt een stevige argumentatie voor een positieve beslissing; de faculteit wil zich hiervoor inspannen. Voor de tweede leerstoel, zie hierna. 5.c Samenwerking universiteiten in Leiden, Delft en Rotterdam (LDR) Sinds enige tijd zijn de universiteiten in Zuid-Holland in bespreking over hechte samenwerking. Hun doel hierbij is hierbij tot een sterk consortium te komen dat effectief op Europees niveau, ook met het oog op de verwerving van Europese middelen (KP7, KP8), kan opereren. De drie universiteiten zijn qua hun zwaartepunten sterk complementair. Vanuit Geesteswetenschappen liggen er mogelijkheden voor de regiostudies (samen met economie en Overlegvergadering 26 januari 2011 / verslag
5
/ of bedrijfswetenschappen in Rotterdam) en voor de wijsbegeerte (alle drie de universiteiten). In het licht van al lopende besprekingen voor dit laatste domein houdt het College de beslissing voor de leerstoel Praktische wijsbegeerte aan; het College wil deze leerstoel in beginsel vrijgeven, wanneer duidelijk is hoe deze het best ingepast kan worden in de samenwerking. Op een vraag van Cremers antwoordt de decaan dat de gesprekken tot nu toe in handen van de Colleges liggen, maar dat het op afzienbare termijn de bedoeling is de inhoudelijk deskundigen in een prominente positie te brengen. 5.d Bestemmingsfondsen In de afgelopen weken heeft er een conceptbrief over de hantering van bestemmingsfondsen (BSF-en) gecirculeerd. Er bestaat de vrees dat deze fondsen met de jaarovergang 2010 / 11 geblokkeerd zouden zijn geraakt. Dit is geenszins het geval, het beleid van faculteit en instituten is niet veranderd. Centraal daarin staat de opdracht aan instituten om het jaar niet met een negatief saldo af te sluiten. Dat kan bijvoorbeeld door de nieuwe aangroei van BSFen in balans te laten zijn met onttrekkingen eraan. Wanneer onttrekkingen echter groter zijn dan de aanwas in een bepaald jaar, dan is compensatie daarvoor uit de eerste geldstroommiddelen nodig. Hoe dan ook vergt dit enige planning in instituten; het zou voor een instituut bijvoorbeeld problematisch kunnen zijn wanneer de middelen uit enkele grote BSF-en op hetzelfde moment uitgegeven zouden moeten worden. Een deel van het probleem lijkt te zitten in het beeld als zouden BSF-en eigen middelen van een medewerker zijn waarbij zij geheel vrij zijn in de besteding ervan en de planning van wanneer dat gebeurt. Dat betekent niet dat zij geen partij hierbij zijn, de betrokken medewerkers zijn over het algemeen activiteitenhouder voor het bewuste budget, het instituut is dan de budgethouder. 5.e Deeltentamens in het kerncurriculum Studenten constateren dat er soms verschillend wordt omgegaan met de herkansing van deeltentamens in kenrcurriculumcursussen. Bij de ene cursus kunnen deeltentamens afzonderlijk herkanst worden, bij andere gaat het om herkansing van de totale cursus. De vice-decaan antwoordt dat er geen uniforme lijn is, de concrete omstandigheden kunnen het ene dan wel het andere wenselijk maken. Hij hoopt hierop meer zicht te krijgen bij de a.s. evaluatie van het afgelopen semester en wil dan ook bezien of een uniforme lijn in dezen aan de orde moet zijn.
6
Mededelingen
6.a Agenda’s vergaderingen faculteitsbestuur (vergadering 21 december 2010:) Cremers informeert naar het fraudegeval (punt 5.3 van de agenda). De vice-decaan meldt dat het ging om een inschrijving op basis van een vals diploma. De betrokken inschrijving is ongedaan gemaakt. 6.b Lijst van ingekomen stukken De lijst geeft geen aanleiding tot vragen en / of opmerkingen 6.c Lijst van verzonden stukken De lijst geeft geen aanleiding tot vragen en / of opmerkingen 6.d Besluitenlijsten faculteitsbestuur (vergadering 14 december 2010:) op ene vraag antwoordt het bestuur dat aan de basis van het besluit een voorstel van het ICLON ligt. Wat expliciet in het besluit wordt zijn wijzigingen ten opzichte daarvan. Het ICLON-voorstel sloot nauw aan bij de inzet van uren in 2010.
7
Rondvraag en beantwoording rondvraag
Seyed Gohrab heeft gemerkt dat in zijn printopdrachten soms ook afdrukken van andere gebruikers mee komen. Contact met de technische staf heeft hier nog geen antwoord voor opgeleverd. Het bestuur zal dit opnemen met het UFB.
Overlegvergadering 26 januari 2011 / verslag
6
Francken heeft vernomen dat er koffieautomaten die kosteloos koffie en thee verschaffen. Hij vraagt waar deze te vinden zijn. Deze koffie en thee zijn overigens niet gratis, er verschijnt wel degelijk een rekening. Van der Hoff meldt dat er enige spanning is tussen de gebruikers van de koffiekamer van de Doelensteeg en de gebruikers van de omliggende werkkamers. Aanleiding geluidsoverlast. Het bestuur zal dit opnemen de afdeling Informatisering en Facilitaire Zaken. Boers vraagt aandacht voor de parkeergarage Zuid: hier staan nu al langere tijd grote plassen water. Het bestuur zal dit opnemen met Vastgoed. Van Vleuten vraagt naar het moment waarop de herkansingsregeling als nu opgenomen in de OER-en aan de orde zal komen, De vice-decaan verwacht dat dit april of mei 2011 zal zijn. De basis hiervoor ligt in een eerste evaluatie van de opleidingen, beschikbaar per 1 maart a.s.
8
Sluiting
De decaan sluit de vergadering om 17.45 uur. 23 februari 2011
A.A. Seyed-Gohrab, voorzitter.
Overlegvergadering 26 januari 2011 / verslag
L.J. Bos, secretaris.
7