U leest in dit verslag: 1. Inleiding Er komen nieuwe financiële regels aan, PGB consulteert achterban via informatiemiddag 2. Actualiteit Ruud Degenhardt (bestuursvoorzitter PGB) gaat in op recente ontwikkelingen 3. De nieuwe financiële regels Eric Mathijssen (Ortec Finance) geeft uitleg 4. De dilemma’s en voorlopige standpunten van PGB Maarten Jansen en Arnold Verplancke (bestuursleden PGB) geven toelichting op: a. De taken en bevoegdheden van pensioenfonds en sociale partners b. Uitgangspunten bij besluitvorming van PGB c. Het premiebeleid d. Het minimumniveau voor toeslagverlening e. De toeslagambitie f. Het kortingsbeleid g. Keuze tussen inhalen van gemiste toeslag of extra toeslag 5. Vervolg Hoe nu verder?
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
1
1. Inleiding In het huidige pensioensysteem kunnen pensioenfondsen hun doelstelling onvoldoende waarmaken, namelijk de toegezegde pensioenen uitkeren en indien mogelijk laten meestijgen met de prijzen. Om het stelsel op korte en middellange termijn duurzamer te maken, zijn nieuwe financiële spelregels gemaakt: het nieuwe Financieel Toetsingskader (verder: nieuwe FTK). Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer is hiermee akkoord. De regels gaan op 1 januari 2015 in. Pensioenfondsen hebben dan nog een half jaar de tijd om hun beleid en fondsdocumenten aan te passen. ‘Zet met ons het pensioencontract in de steigers’ Het nieuwe FTK heeft gevolgen voor de pensioenregelingen die PGB voor sociale partners en werkgevers uitvoert. Om sociale partners en opdrachtgevers te informeren en betrekken bij de aanpassing van het uitvoeringsreglement en de uitvoeringsovereenkomsten hield PGB op 27 november 2014 een pensioeninformatiebijeenkomst in Spant! in Bussum. Het motto was ‘Zet met ons het nieuwe pensioencontract in de steigers’. PGB toetste op de bijeenkomst de voorlopige standpunten van het bestuur over onderdelen van het financieel beleid zoals premie-, toeslag- en kortingsbeleid. In Bussum waren zo’n 100 belangstellenden aanwezig. Daarvan vertegenwoordigden 58% de werkgevers 35% de werknemers en 7% de gepensioneerden. De vertegenwoordiging per sector:
Onder ‘vrijwillig’ verstaan we de vrijwillig aangesloten bedrijven uit bijvoorbeeld de sectoren uitgeverijen, chemie, etcetera.
Keuzes maken Er is veel gebeurd sinds de vorige informatiebijeenkomst over het nieuwe FTK in september 2013, aldus dagvoorzitter Arnold Verplancke (bestuurslid PGB). Toen werd gediscussieerd over een keuze tussen een nominaal of een reëel pensioensysteem. Inmiddels is een nieuw kader door de Tweede Kamer aanvaard met minder ingrijpende keuzes. Ook hield PGB eind vorig jaar een groot onderzoek naar risicobereidheid: hoe denken deelnemers over risico’s en zekerheid bij beleggen? Deelnemers – ook de gepensioneerde – blijken in meerderheid wat meer risico te willen nemen om de kans op indexatie te verhogen. Daarom gaat PGB zijn beleid op dit punt aanpassen, aldus Verplancke. In zijn welkomstwoord legde hij verder uit dat PGB, samen met sociale partners en aangesloten bedrijven, door het nieuwe FTK een aantal keuzes moet maken. Die gaan over het premiebeleid, het verlenen van toeslagen en het korten van de pensioenen.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
2
2. Actualiteit Maar eerst praatte bestuursvoorzitter Ruud Degenhardt de aanwezigen bij over de ontwikkelingen bij het pensioenfonds. PGB heeft dankzij de Wet versterking bestuur pensioenfondsen nu tien bestuursleden (eerst negen), een verantwoordingsorgaan met nieuwe verantwoordelijkheden en een raad van toezicht. De pensioenregelingen van PGB worden aangepast aan de fiscale grenzen (Witteveen). De verlaging van de pensioenopbouw met ingang van 2015 heeft voor een aantal regelingen grote gevolgen. Omdat er nu een maximum van 100.000 euro is gesteld aan het pensioengevend salaris, peilde PGB de belangstelling voor een netto-pensioenregeling onder werkgevers. Die is gering. Daarom heeft het bestuur besloten vooralsnog geen netto opbouw te gaan aanbieden. Er komt wel een risicoverzekering voor partnerpensioen bij overlijden en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Werkgevers krijgen hierover in de eerste helft van december informatie. Andere ontwikkelingen in vogelvlucht: De dekkingsgraad van PGB komt niet echt in beweging ondanks de goede rendementen (13% per eind september). Dat komt door de lage rente. PGB onderzoekt op verzoek van sociale partners of er een combinatie kan worden gemaakt van een uitkeringsovereenkomst met een premieovereenkomst (DB/DC). Bij de uitvoeringsorganisatie is een nieuw pensioenadministratiesysteem in gebruik genomen. In 2014 zijn meerdere nieuwe aansluitingen tot stand gekomen. PGB is nog met meerdere branches en bedrijven in gesprek en verwacht net zoals in de afgelopen jaren ook in 2015 beheerst te kunnen groeien in een consoliderende markt.
3. De nieuwe financiële regels Eric Mathijssen (Ortec Finance) zette in zijn presentatie uiteen: waarom nieuwe spelregels nodig zijn, welke maatregelen worden voorgesteld, wat de gevolgen zijn voor pensioenfondsen, en of dit voldoende is voor de toekomst. Waarom zijn nieuwe spelregels nodig? De spelregels zijn nodig voor een stabiele ontwikkeling van de pensioenen, een stabiele premie, het mogelijk maken van beleggingen gericht op het bereiken van een pensioen met toeslag en meer contractuele duidelijkheid vooraf. Het stelsel is echter niet eenvoudiger geworden, aldus Mathijssen. In eenvoudige taal uitleggen hoe het zit, wordt lastiger. Welke maatregelen worden voorgesteld? Pensioenfondsen moeten voortaan binnen tien jaar kunnen toegroeien naar hun streefdekkingsgraad. De maatregelen staan in een herstelplan nieuwe stijl waarbij elk jaar tien jaar vooruitgekeken wordt. Dat streefniveau van vereist eigen vermogen ligt hoger (tussen 125% en 130%) dan nu het geval is.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
3
Wat zijn de gevolgen voor pensioenfondsen? - De kans op een verlaging van de pensioenen (‘korten’) wordt kleiner, maar dat geldt ook voor de kans op een pensioen met toeslag (‘indexeren’). Je geeft pas een toeslag als je die volgens berekening ook in de toekomst kunt geven. De omvang van de korting of toeslag wordt kleiner. - Als een pensioenfonds niet binnen tien jaar zijn streefdekkingsgraad kan bereiken, moeten de pensioenen worden verlaagd. Deze verlaging mag worden uitgesmeerd over maximaal tien jaar. Als een fonds onder de 90% dekkingsgraad zakt, kan het onder normale omstandigheden niet in tien jaar op het vereiste niveau uitkomen en zal het de pensioenen moeten verlagen. Een fonds mag niet langer dan vijf jaar aaneengesloten onder een minimum voorgeschreven niveau van ongeveer 105% zitten. Ook dan moet de pensioenen worden verlaagd. - Toeslagen mogen worden gegeven vanaf een dekkingsgraad van 110%. Ze moeten wel ‘toekomstbestendig’ zijn, dus ook naar verwachting in de toekomst kunnen worden gegeven. Per dekkingsgraadpunt kan (als vuistregel) ongeveer 0,1% aan toeslag worden verleend. Bij een dekkingsgraad van 115% zou dan 0,5% kunnen worden gegeven. Daarnaast kan vanaf circa 130% een extra toeslag of inhaaltoeslag worden verstrekt. Ook dan moet het toekomstbestendig zijn. Maximaal 20% procent van de dekkingsgraad boven het vereist eigen vermogen mag daarvoor worden gebruikt. Als dat niveau op 130% ligt en de actuele dekkingsgraad is 135% mag er dus 1% (135% - 130% = 5 * 20%) aan extra toeslag of inhaaltoeslag worden besteed. Pensioenfondsen kunnen kiezen of zij met hun ambitie de prijsontwikkeling willen volgen of een vaste maatstaf gebruiken van bijvoorbeeld 2%. Als de werkelijke prijsinflatie lager is dan de lange termijnverwachting van 2%, dan kan bij een vaste toeslagambitie meer toeslag worden gegeven. Is de inflatie hoger dan 2%, dan kan bij een vaste toeslagambitie minder toeslag worden gegeven.
Toelichting: Ligt de dekkingsgraad onder de circa 90% dan zal een pensioenfonds tot verlaging van de pensioenen moeten overgaan. Dat wordt weergegeven door de lichtgroene lijn. Als de dekkingsgraad zich tussen de circa 90% en 110% beweegt, gebeurt er niets: er wordt niet gekort en er worden geen toeslagen verstrekt. In de grafiek is dat weergegeven met een zwarte stippellijn. Vanaf een niveau van 110% kunnen de pensioenen worden verhoogd. In de grafiek is de ontwikkeling te zien bij een prijsontwikkeling van 1% en 3%.
Is dit voldoende voor de toekomst? Eric Mathijssen vraagt zich af of de nieuwe spelregels robuust genoeg zijn voor de lange termijn. Deze nieuwe regels geven geen antwoord op de toenemende arbeidsmobiliteit en de roep om individualisering en keuzevrijheid. Maar als hiermee de bestaande solidariteit behouden kan blijven, kan het nieuwe FTK een mooie succesformule worden, aldus Mathijssen.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
4
4. De dilemma’s en voorlopige standpunten van PGB Maarten Jansen (bestuurder PGB) gaf in zijn inleiding een overzicht van de keuzemogelijkheden voor pensioenfondsen en de voorlopige standpunten van het bestuur van PGB. Na zijn presentatie werd onder leiding van dagvoorzitter Verplancke gepeild hoe de aanwezigen over de dilemma’s en voorlopige standpunten dachten. In deze samenvatting is dit per onderdeel samengevoegd, vanaf punt c. Het premiebeleid. Daaraan voorafgaand legde Maarten Jansen uit hoe het zit met de verantwoordelijkheden van sociale partners en pensioenfonds. Ook legde hij uit wat de uitgangspunten waren van het bestuur bij de besluitvorming.
A. Wat zijn de taken en bevoegdheden van pensioenfonds en sociale partners? Sociale partners gaan over de inhoud van de pensioenregeling, type overeenkomst (uitkerings- of premieovereenkomst) en de pensioenpremie die zij met elkaar overeenkomen. Dat zijn de harde afspraken die met het pensioenfonds worden gemaakt. Wat wordt overeengekomen, wordt ook uitgevoerd. Verder worden met het pensioenfonds onder meer afspraken gemaakt over het ambitieniveau van de toeslagverlening (gewenste koopkracht) en de (risico)houding ten aanzien van het beleggen van de premie en het pensioenvermogen. Dat zijn minder harde afspraken. De realisatie ervan hangt ook af van de ontwikkeling van de financiële markten en economische omstandigheden. Vanaf 2015 zal PGB de afspraken die voortkomen uit het nFTK formeel vastleggen in zijn contracten.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
5
B. Uitgangspunten bij besluitvorming Het bestuur had de volgende uitgangspunten en overwegingen bij het bepalen van de voorlopige standpunten:
Aansluiten bij resultaten onderzoek risicobereidheid Mede op verzoek van sociale partners is eind 2013 een onderzoek uitgevoerd onder circa 8.500 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden (verder: deelnemers). Daaruit bleek dat de drie groepen gemiddeld iets meer risico met de beleggingen willen nemen. Het bestuur heeft na het uitvoeren van een studie naar de optimale beleggingsmix besloten om geleidelijk 5% meer in aandelen te gaan beleggen. De returnportefeuille (aandelen en alternatieve beleggingen) beslaat met ingang van 2015 55% van het vermogen. Dat was 50% in 2014. Verder wordt het renterisico voor een kleiner deel afgedekt. Dat lag op 50% en wordt nu geleidelijk 45%. Uit de studie naar de optimale beleggingsmix blijkt dat de verwachte koopkracht over 15 jaar gemeten hierdoor minimaal zou kunnen uitkomen op 90%. De effecten van de strengere financiële regels zijn hierin al verwerkt. NB: Door de wijziging van het beleggingsbeleid werkt het nieuwe FTK voor PGB gunstiger uit dan voor een gemiddeld fonds. Door iets meer risico te nemen in de beleggingsportefeuille en geen extra buffers meer aan te houden boven op de extra zekerheid die de overheid aanbrengt, kan PGB de maatregelen van de overheid meer dan compenseren. Bij PGB neemt de koopkracht onder ‘normale’ omstandigheden voor iedereen zelfs iets toe.
Geen grote schokken Uit het onderzoek naar risicobereidheid bleek dat deelnemers de voorkeur hadden voor een grotere kans op een kleine korting dan een kleinere kans op een grote korting.
Generatie-evenwicht Het bestuur streeft ernaar om die combinatie van maatregelen te nemen die ten opzichte van de huidige koopkracht de kleinste verschillen tussen generaties laat zien.
Meer zekerheid De overheid vraagt in het nFTK meer zekerheid van pensioenfondsen. Er komen strengere regels voor verlaging en verhoging. Dan behoeven pensioenfondsen niet nog meer zekerheid in bouwen.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
6
C. Het premiebeleid De nieuwe financiële spelregels brengen weinig verandering in het premiesysteem. Hoe is het nu? Het beleid van PGB is erop gericht om een premie vast te stellen die over een langere periode kan worden gehandhaafd. Sinds enige tijd staat de premie voor de basisregeling op 19,5%. In de basisregeling zit 1,75% opbouw ouderdomspensioen, 35% opbouw partnerpensioen, 35% partnerpensioen op risicobasis, 14% wezenpensioen en maximale premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid van 70%. Op basis van de huidige financiële omstandigheden kan de bijdrage voor de pensioenregelingen die PGB uitvoert in 2015 constant blijven. PGB berekent de premie voor uitvoering van de pensioenregelingen van aangesloten branches en bedrijven naar rato van de vastgestelde prijs per eenheid pensioen. In overleg met sociale partners is afgesproken dat de premie geen stuurinstrument is. Dus bij een tekort blijft dit middel buiten beschouwing. Bij onderdekking moet de premie wel wettelijk verplicht bijdragen aan herstel van de dekkingsgraad. Hoe wordt het straks? Een stabiele premie blijft ook onder het nieuwe FTK mogelijk. Een fonds kan kiezen hoe zij de premie wil dempen (door rentemiddeling of verwacht rendement). Bij een tekortsituatie hoeft de premie straks niet meer bij te dragen aan herstel. Wel is duidelijk dat de inkoop van pensioen duurder wordt. Dat komt door de vergrijzing en de nieuwe financiële regels maar vooral door de lage rentestand. Als de rente niet stijgt, zal de premie in 2016 moeten stijgen. Het bestuur wil hierover tijdig (aan het eind van het tweede kwartaal van 2015) meer duidelijkheid geven. Voorlopig standpunt en afweging Het bestuur stelt voor om – gezien het feit dat de overheid geen ingrijpende wijzigingen aanbrengt in het premiesystematiek – het bestaand beleid van een stabiele premie te handhaven. De werkgever/ deelnemer weet van te voren wat zijn pensioenlasten zijn en wordt niet van het ene op het andere jaar verrast met grote veranderingen. Dat brengt met zich mee dat niet jaarlijks met een fluctuerende premie de bodem wordt gezocht. Uitkomst peiling De aanwezigen op de pensioeninformatiemiddag waren veelal dezelfde mening toegedaan. Ruim 96% geeft de voorkeur aan een stabiele premie. D. Het minimumniveau voor toeslagverlening Hoe is het nu? Pensioenfondsen mogen nu toeslag verlenen vanaf een dekkingsgraad van 105%. Onder de nieuwe financiële spelregels mag dat pas vanaf 110%. Voor de meeste fondsen in Nederland betekent dit dat ze langer moeten wachten voor ze een toeslag kunnen verlenen. Bij PGB is dat niet zo. PGB verleent (als een van de weinige fondsen die dat doen) pas toeslag vanaf 115%. Hoe wordt het straks? Het bestuur overweegt om de grens voor toeslagverlening met ingang van 1 januari 2015 te verlagen van 115% naar 110%. De redenen daarvoor zijn dat: er al wettelijk meer buffers moeten worden aangehouden, en er een lagere rekenrente wordt gebruikt voor de dekkingsgraad.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
7
Een extra buffer is daarom niet nodig, volgens het bestuur. Het voordeel voor deelnemers van PGB is dat de koopkracht daardoor eerder toeneemt. Het nadeel is dat er niet nog meer buffers zijn om tegenvallers in de beleggingen of levensverwachting op te vangen. Uitkomst peiling Desgevraagd is ruim 90% van de aanwezigen het met het bestuur eens, dat verlaging van het niveau waarop toeslagverlening kan worden gestart, wenselijk is. Voor de levensverwachting wordt dan niet extra gereserveerd. De nieuwe spelregels brengen meer zekerheid met zich mee. E. Toeslagambitie Bij het bepalen van een toeslagregeling is ook de ambitie van belang. Een pensioenfonds kan kiezen tussen een koppeling aan de prijsontwikkeling (relatieve index) of een vaste index van bijvoorbeeld 2%. De ambitie moet in beide gevallen toekomstbestendig zijn. Hoe dit uitwerkt bij een dekkingsgraad van 120 of 130% is in onderstaand schema te zien:
Hoe wordt het straks? Het bestuur wil serieuze toeslagen kunnen verstrekken zodra dat mogelijk is. Aangezien de inflatie de komende jaren naar verwachting beneden de 2% blijft, geeft het bestuur de eerste jaren de voorkeur aan een vaste toeslagambitie van 2%. Zodra de inflatie zou gaan stijgen, wat gezien de Europese monetaire politiek niet de verwachting is, kan overwogen worden om het toeslagmechanisme aan te passen en over te stappen op koppeling aan de prijsontwikkeling. Door een vaste toeslagambitie zal de koopkracht naar verwachting de eerste jaren sneller toenemen. Uitkomst peiling Van de aanwezigen had een meerderheid van 65% een voorkeur voor een vaste index. Daarmee werd het voorlopig standpunt van het bestuur gevolgd. F. Kortingsbeleid Hoe is het nu? In het huidige beleid moeten de pensioenen worden verlaagd als de dekkingsgraad van een pensioenfonds drie jaar aaneengesloten onder de circa 105% ligt. De verlaging is dan zo groot dat direct het niveau van 105% wordt bereikt. Dat heeft bij menig pensioenfonds tot forse kortingen geleid. PGB heeft tot nu toe geen kortingen hoeven door te voeren. Hoe wordt het straks? Onder het nieuwe FTK behoren forse kortingen tot het verleden. Pensioenfondsen met een financieel tekort moeten net als nu een herstelplan opstellen. Pensioenfondsen geven in zo’n plan aan hoe zij binnen 10 jaar op de streefdekkingsgraad denken uit te kunnen komen. Zolang er sprake is van een tekort wordt zo’n plan elk jaar ververst. Er wordt dan telkens weer 10 jaar vooruitgekeken. Als de dekkingsgraad een niveau bereikt waarop niet binnen 10 jaar de streefdekkingsgraad kan worden bereikt, dan moet een korting worden doorgevoerd. Ook als de dekkingsgraad zich vijf jaar aaneengesloten onder de 105% bevindt, moet er worden gekort. Kortingen hoeven niet meer ineens te worden toegepast maar mogen worden uitgesmeerd over maximaal 10 jaar. De consequentie
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
8
daarvan is dat er geen grote kortingen meer zullen voorkomen. Wel ontstaat er een grotere kans op een kleinere korting. Het bestuur stelt voor om de maximale wettelijke uitsmeerperiode van 10 jaar ook te benutten. De meerderheid van de deelnemers en pensioengerechtigden koos daarvoor in het risicobereidheidsonderzoek. Het sluit ook aan bij het overheidsbeleid van een gelijkmatige ontwikkeling van de pensioenen. Het gaat dan om een gelijkmatige verlaging, maar ook om een gelijkmatige verhoging. Uitkomst peiling Van de aanwezigen had een meerderheid van ruim 72% een voorkeur voor het uitsmeren van de verlaging over de maximale periode van 10 jaar. Deze voorkeur bestaat sterker onder werknemers (82%) en onder pensioengerechtigden (100%) dan onder werkgevers (64%). G. Keuze tussen inhalen van gemiste toeslagen of extra toeslag Hoe is het nu? PGB kan net als de meeste andere fondsen de laatste jaren de pensioenen niet meer verhogen. Ook dit jaar behoort een verhoging van de pensioenen niet tot de mogelijkheden. Toeslagen zijn geen recht voor de deelnemers, maar het fonds streeft er wel naar ze te verlenen indien dat mogelijk is. De dekkingsgraad is ondanks de hoge rendementen niet echt van zijn plaats gekomen. De dekkingsgraad was op 31 december 104,8 procent, en is nu 105,5 procent (eind november 2015). De achterstand (gemiste toeslagen) is inmiddels opgelopen tot zo’n 14 procent. Volgens de huidige richtlijn kunnen achterstanden worden ingehaald vanaf een dekkingsgraad van 150%, indien dat binnen 20 jaar na het ontstaan van de achterstand zou lukken. De kans op een inhaaltoeslag is daardoor erg klein. De kans om binnen de komende 15 jaar een inhaaltoeslag (ter grootte van 3,5%) te verlenen is 18%. Hoe wordt het straks? De ruimte om een inhaaltoeslag te verlenen of om te compenseren voor kortingen wordt onder het nieuwe FTK begrensd. Vanaf een niveau van circa 130% mag slechts 20% van de ruimte daarboven worden gebruikt voor een inhaaltoeslag. Dus als de dekkingsgraad op 135% staat, mag 5 x 20% = 1% aan inhaaltoeslag worden besteed. Bovendien moeten de achterstanden op persoonsniveau worden bijgehouden in verband met mogelijke fiscale bovenmatigheid (dat wil zeggen dat iemand meer pensioen opbouwt dan fiscaal is toegestaan). Dat is administratief nauwelijks uitvoerbaar of tegen hoge kosten. De kans op een inhaaltoeslag (ter grootte van 1,2% )onder het nieuwe FTK is becijferd op 13%. De kansen op een inhaaltoeslag worden dus niet alleen kleiner, ook de omvang wordt kleiner ingeschat. In het nieuwe FTK kunnen de inhaaltoeslagen worden vervangen door extra toeslagen. PGB heeft daarom laten uitrekenen hoe de koopkracht zich ontwikkelt in drie scenario’s: a. de verwachte toeslag op basis van het huidige FTK, b. toeslag met inhaalindexatie in het nieuwe FTK, en c. toeslag met extra toeslag in het nieuwe FTK.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
9
Toelichting: de blauwe lijn laat zien dat onder de huidige spelregels de eerste 4 tot 5 jaar geen toeslag hoeft te worden verwacht. De groene lijn die grotendeels onder de bruine lijn verscholen gaat, laat zien dat bij PGB onder de nieuwe financiële spelregels rond 2017 de eerste toeslag kan verlenen. Over 10 jaar kan de inhaaltoeslag gedeeltelijk worden verstrekt. De bruine lijn laat een iets hogere koopkracht zien maar de groene en bruine lijn ontlopen elkaar niet veel.
Omdat inhaalindexaties zeer hoge uitvoeringskosten met zich mee brengen en de koopkracht net zo goed uitpakt voor deelnemers bij extra indexatie, stelt het bestuur voor om het inhalen van toeslagen te laten vervallen en in plaats daarvan extra toeslagen te gaan verlenen. Daarbij moet worden aangetekend dat er jarenlang andere verwachtingen zijn gewekt, omdat de niet toegekende toeslagen altijd zijn gecommuniceerd. Uitkomst peiling Van de aanwezigen sprak bijna 90% een voorkeur uit voor het systeem waarbij het inhaalbeleid wordt vervangen door een systeem van extra toeslagen. Vooral de werknemers (89%) en de werkgevers (94%) volgden de voorkeur van het bestuur. De aanwezige pensioengerechtigden waren verdeeld.
5. Vervolg: hoe nu verder? De uitkomsten van de pensioeninformatiebijeenkomst zijn begin december in het bestuur geëvalueerd en doorgesproken met het verantwoordingsorgaan. Het bestuur gaat nu overleggen met de sociale partners van de drie verplichtgestelde regelingen. U wordt geïnformeerd over de uitkomst hiervan. Het nieuwe financiële beleid wordt vervolgens uitgewerkt in reglementen, overeenkomsten, toeslagregeling, herstelplan enzovoorts. De wetgeving gaat in per 1 januari 2015 en de aanpassingen moeten voor 1 juli 2015 zijn doorgevoerd. Deelnemers en werkgevers worden via de website, digitale nieuwsbrieven en pensioenmagazine PGB Beeld ingelicht.
Verslag Pensioeninformatiebijeenkomst PGB 27 november 2014
10