B PU
6788/12
LIMITE
C
Interinstitutioneel dossier: 2011/0092 (CS)
LI
seil UE
Brussel, 23 februari 2012 (02.03) (OR. en)
RAAD VA DE EUROPESE UIE
FISC 25 EER 65 EV 134 OTA van: aan: Betreft:
het voorzitterschap de Groep belastingvraagstukken - indirecte belasting (energieheffing) Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit - Nota van het voorzitterschap
Voor de delegaties gaat in bijlage een nota van het voorzitterschap over de belasting van energieproducten en elektriciteit, die de Groep belastingvraagstukken op 5 maart 2012 zal bespreken.
6788/12
wat/GRA/rb DG G I
1
LIMITE L
BIJLAGE ota van het voorzitterschap over energiebelasting Inleiding Tijdens de vergaderingen van de Groep belastingvraagstukken op 17 en 31 januari 2012 hebben de lidstaten drie hoofdproblemen besproken: de structuur van de minimumtarieven, de wisselwerking tussen de EU-regeling voor de handel in emissierechten en de energiebelasting, en de belasting van biobrandstoffen. Voorts maakte het voorzitterschap zijn voornemen bekend om conceptwijzigingen van het Commissievoorstel voor een herziening van de richtlijn inzake energiebelasting in te dienen teneinde de overwegingen in document 18838/11 FISC 174 te verduidelijken. Voor zover mogelijk is rekening gehouden met de opmerkingen van de lidstaten zonder het verzoek van de Europese Raad om de energie- en klimaatdoelstellingen van de EU te ondersteunen uit het oog te verliezen. Voorgestelde wijzigingen van het Commissievoorstel De structuur van de minimumtarieven Het Deense voorzitterschap is van oordeel dat de voorgestelde splitsing van de belasting van energieproducten in een energiecomponent en een CO2-component met uniforme tarieven per GJ en per t CO2 een logischere structuur aanbrengt in de minimumtarieven, die op kostenefficiëntere wijze dan de huidige aan het verwezenlijken van de energie- en de klimaatdoelstellingen van de EU zullen bijdragen. Als de CO2-component wordt weggelaten, zoals een aantal lidstaten wenst, wordt het zeer moeilijk om een minimumbelastingstructuur te ontwerpen die tegemoet komt aan het verzoek van de Europese Raad. Tegen deze politieke achtergrond acht het Deense voorzitterschap dit derhalve geen haalbare kaart. Een groot aantal lidstaten had bezwaar tegen het voorstel van de Commissie dat de lidstaten dezelfde energie- en CO2-tarieven toepassen voor alle voor een bepaald doel gebruikte energieproducten indien zij tarieven boven het minimumbelastingniveau hanteren. Voor de meeste lidstaten was het bijzonder problematisch dat het belastingniveau per liter in 2023 hoger zal liggen voor diesel dan voor benzine.
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
2
LIMITE L
Bij wijze van compromis stelt het Deense voorzitterschap voor de formulering van artikel 4, lid 3, zodanig te wijzigen dat het beginsel wordt gehandhaafd voor de CO2-component, maar dat de lidstaten het niveau van de energiecomponent voor verschillende brandstoffen bepalen. De lidstaten zouden de tarieven voor benzine en voor diesel uitgedrukt in procenten echter niet verder mogen laten uiteenlopen.
Voorgesteld wordt artikel 4, lid 3, als volgt te wijzigen:
"3.
Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, zorgen de lidstaten ervoor dat, voor zover in bijlage I, tabellen A, B en C, gelijke minimumniveaus van CO2-gerelateerde belasting zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt wanneer de nationale CO2-gerelateerde belastingniveaus boven de minimumniveaus van de CO2-gerelateerde belasting liggen. [...]
Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, kunnen de lidstaten, voor zover in bijlage I, tabellen A, B en C, minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting met betrekking tot een bepaald gebruik zijn neergelegd, het niveau van de algemene energieverbruiksbelasting voor producten die voor dat doel worden gebruikt, vaststellen wanneer de algemene energieverbruiksbelasting hoger is dan de minimumniveaus van de algemene energieverbruiksbelasting.
De lidstaten zorgen ervoor dat het verschil tussen de tarieven van de algemene energieverbruiksbelasting voor benzine en diesel niet meer bedraagt dan 10 procent van het dieseltarief in EUR/GJ. Lidstaten waar het verschil tussen de tarieven van de algemene energieverbruiksbelasting per [1 januari 2013] 10 procent of meer van het dieseltarief in EUR/GJ bedraagt, mogen dit verschil procentueel niet vergroten.
Voor de toepassing van de eerste, tweede en derde alinea wordt elk gebruik waarvoor in de tabellen A, B en C in bijlage I een minimumbelastingniveau wordt vastgesteld, als één gebruik beschouwd."
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
3
LIMITE L
De wisselwerking tussen de EU ETS en belasting
De Commissie heeft de verplichte vrijstelling van de CO2-belasting voor onder de EU ETS vallende brandstoffen voorgesteld als oplossing voor het probleem van de dubbele regulering met quota en belastingen. De vrijstelling van de CO2-component zal maken dat voor het totale verbruik van binnen de quota vallende brandstoffen uitsluitend de CO2-quotumprijs zal worden berekend. Het verbruik van alle andere brandstoffen zal aan de CO2-belastingcomponent onderworpen zijn. De verplichte vrijstelling van de CO2-component stuit op bezwaren van sommige lidstaten, die een CO2-belasting bovenop de quotumprijs zouden willen heffen om aan de sector een sterker prijssignaal af te geven dan wordt verkregen via de EU ETS, waar de prijs in de loop van de tijd volatiel is geweest. Het Deense voorzitterschap stelt voor de verplichte vrijstelling te handhaven, maar de lidstaten toe te staan de reikwijdte van de vrijstelling te beperken, zoals het geval is voor brandstof voor de luchtvaart en de vaart op communautaire wateren.
Het Deense voorzitterschap stelt voor aan artikel 14 het volgende lid toe te voegen:
"3.
De lidstaten kunnen het bereik van de in lid 1, onder d), bedoelde vrijstelling beperken."
Lid 3 wordt dan lid 4.
De Commissie heeft voorgesteld de vrije quota, die gedurende een langere periode in het EU ETSsysteem zullen bestaan, in het belastingstelsel te weerspiegelen in de vorm van een belastingkrediet dat beperkt is tot brandstofverbruik in installaties binnen bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico. De lidstaten waren van mening dat de vaststelling van het belastingkrediet ingewikkeld is omdat het gebaseerd is op informatie over het historische energieverbruik waarover het bedrijfsleven of de belastingdienst misschien niet beschikt. Een ander probleem is dat er deeltakken kunnen zijn (bv. kassen) waar er vrije quota zijn voor grote emittenten, maar waarvoor de Commissie geen belastingkrediet voor kleine emittenten heeft voorgesteld omdat deze niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2weglekrisico. Dit leidt tot oneerlijke interne concurrentie tussen individuele ondernemingen in deze deeltakken. Dat zou het uitbreiden van de belastingkredieten tot deeltakken met vrije quota die niet geacht worden blootgesteld te zijn aan koolstoflekkage, kunnen rechtvaardigen. De uitbreiding zou beperkt kunnen worden tot bedrijfstakken die goederen verwerken, en niet gelden voor de handel,
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
4
LIMITE L
de dienstensector en de verwarmingssector. Het Deense voorzitterschap stelt derhalve voor alleen een belastingkrediet te verlenen voor verwerkende bedrijfstakken van NACE-code 01-37, waarvoor vrije quota gelden. Voorgesteld wordt dat het belastingkrediet ten laatste vervalt wanneer er geen vrije quota in de verschillende verwerkende bedrijfstakken meer zijn.
Bij wijze van alternatief stelt het Deense voorzitterschap een vereenvoudigde procedure voor waarbij bedrijven die onder de NACE-codes 01 tot en met 37 vallen de CO2-belasting op het dagelijkse gebruik van energieproducten kunnen verlagen met ten hoogste 50 procent van de CO2belasting.
De lidstaten moeten in beide opties de mogelijkheid hebben het bereik van het belastingkrediet te beperken, bijvoorbeeld tot bedrijfstakken met een risico op koolstoflekkage of bedrijven die als energie-intensief worden beschouwd.
Het Deense voorzitterschap stelt voor artikel 14 bis te wijzigen als volgt:
"1.
[...] De lidstaten kunnen een belastingkrediet verlenen betreffende CO2-gerelateerde belasting met betrekking tot het gebruik van energieproducten door installaties die behoren tot bedrijfstakken en deeltakken die onder de ACE-codes 01 tot en met 37 vallen, voor zover deze beschikken over kosteloze toewijzingen uit hoofde van de artikelen 10 bis, 11 en 12 van Richtlijn 2003/87/EG [...].
2.
Het jaarlijkse bedrag van het belastingkrediet komt overeen met het mediane jaarlijkse verbruik van energieproducten, uitgedrukt in gigajoule (GJ), van de installatie tijdens de referentieperiode voor andere doeleinden dan die waarvan sprake is in artikel 7, vermenigvuldigd met 0,0561 en met het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting als neergelegd in bijlage I, tabel C. De referentieperiode waarvan sprake is in de eerste zin van dit lid is de periode vanaf 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 of de periode vanaf 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. Het bedrag van het belastingkrediet mag niet groter zijn dan de CO2-gerelateerde belasting op het gebruik van energieproducten voor andere dan de in artikel 7 genoemde doeleinden voor de installatie tijdens de betrokken periode.
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
5
LIMITE L
3.
Voor bedrijfstakken en deeltakken die vallen onder de ACE-codes 01 tot en met 37, waarvoor uit hoofde van de artikelen 10 bis, 11 en 12 van Richtlijn 2003/87/EG kosteloze toewijzingen gelden, wordt het belastingkrediet tot 31 december 2026 elk jaar met een lineaire factor verminderd.
[...]
4.
Voor zover een lidstaat een niveau van CO2-gerelateerde belasting toepast dat boven het door deze richtlijn voorgeschreven minimumniveau ligt, mag hij voor het bepalen van het bedrag van het belastingkrediet ingevolge de leden 2 en 3 een niveau van CO2-gerelateerde belasting van maximaal het nationale niveau in aanmerking nemen.
5.
Tot en met 31 januari 2026 kunnen de lidstaten, bij wijze van alternatief voor de leden 1 tot en met 4, een lagere CO2-belasting toepassen op het dagelijkse gebruik van energieproducten door installaties die behoren tot bedrijfstakken en deeltakken die onder de ACE-codes 01 tot en met 37 vallen, voor andere doeleinden dan die waarvan sprake is in artikel 7. De verlaging van de CO2-belasting mag niet meer bedragen dan 50 procent van de nationale de CO2-gerelateerde belasting voor andere doeleinden dan die waarvan sprake is in artikel 7. [...]
6.
De lidstaten kunnen het bereik van het belastingkrediet en de belastingverlagingen in de leden 1 tot en met 5 beperken, in het bijzonder tot de bedrijfstakken en deeltakken die onder de ACE-codes in de bijlage van het Besluit van de Commissie van 24 december 2009 vallen of tot bedrijven die energie-intensief worden geacht.
7.
Lidstaten die lid 1 toepassen passen de voorschriften van de leden 5 en 6 toe voor installaties die tijdens de referentieperiode niet in bedrijf zijn geweest, of wanneer geen informatie over het energieverbruik tijdens de referentieperiode beschikbaar is."
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
6
LIMITE L
Biobrandstoffen
In het Commissievoorstel zijn de inherente voordelen van biobrandstoffen, namelijk dat zij CO2neutraal zijn en een lagere energie-inhoud hebben dan de conventionele brandstoffen, gevrijwaard. Artikel 16 van de huidige richtlijn REB bepaalt dat de lidstaten vrijstellingen of verlaagde belastingtarieven voor biobrandstoffen kunnen toepassen. De Commissie heeft voorgesteld de bepaling vanaf 2023 af te schaffen. Er kan reden zijn voor verdere belastingverlagingen teneinde biobrandstoffen gebruikt voor voortbeweging of als verwarmingsbrandstof te bevorderen. Om de staatssteunproblemen in verband met het huidige artikel 16 te beperken, kan worden overwogen om in bijlage A specifieke lagere minimumtarieven in te voeren voor de energiebelasting op ethanol/ETBE en op biodiesel (FAME) en andere biostuwstoffen die aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17 van de richtlijn hernieuwbare energiebronnen voldoen. Er kan ook behoefte zijn aan een belastingvermindering voor andere biobrandstoffen dan de brandstoffen voor voortbeweging om ervoor te zorgen dat zij concurrerend blijven ten opzichte van de conventionele verwarmingsbrandstoffen.
Het Deense voorzitterschap stelt derhalve voor de tabellen A en B uit te breiden met nieuwe lagere minimumtarieven voor de energiebelasting op ethanol/ETBE, biodiesel/FAME en andere biobrandstoffen die worden gebruikt als motorbrandstof. Voorts wordt voorgesteld tabel C uit te breiden met minimumtarieven voor de energiebelasting op biobrandstoffen die even hoog zijn als voor andere verwarmingsbrandstoffen (0,15 EUR/GJ). Daardoor wordt het mogelijk om voor biobrandstoffen een lager tarief toe te passen indien het nationale tarief voor conventionele brandstoffen hoger is.
Zie de bijgevoegde tabellen A, B en C in bijlage I.
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
7
LIMITE L
"BIJLAGE I Tabel A. - Vanaf 1 januari 2013 op motorbrandstoffen toepasselijke minimumbelastingniveaus voor de toepassing van artikel 7 CO2-
Algemene
Algemene
Algemene
gerelateerde
energie-
energie-
energie-
belasting
verbruiksbelasting
verbruiksbelasting
verbruiksbelasting
1 januari 2013
1 januari 2013
1 januari 2015
1 januari 2018
20 euro/t CO2
9,6 €/GJ
9,6 €/GJ
9,6 €/GJ
20 euro/t CO2
8,2 €/GJ
8,8 €/GJ
9,6 €/GJ
20 euro/t CO2
8,6 €/GJ
9,2 €/GJ
9,6 €/GJ
20 euro/t CO2
1,5 €/GJ
5,5 €/GJ
9,6 €/GJ
20 euro/t CO2
1,5 €/GJ
5,5 €/GJ
9,6 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
1,5 €/GJ
Benzine GN-codes 2710 11 31, 2710 11 41, 2710 11 45, 2710 11 49, 2710 11 51 en 2710 11 59 Gasolie GN-codes 2710 19 41 tot en met 2710 19 49 Kerosine GN-codes 2710 19 21 en 2710 19 25 Lpg GN-codes 2711 12 11 tot en met 2711 19 00 Aardgas GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00 Bio-ethanol G-code 2207 FAME G-code 3824 90 91 Zuivere plantaardige en dierlijke oliën en vetten G-codes 1507 tot en met 1515, 1517 en 1518
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
8
LIMITE L
Tabel B. - Minimumbelastingniveaus die vanaf 1 januari 2013 toepasselijk zijn op motorbrandstoffen welke voor de in artikel 8, lid 2, genoemde doeleinden worden gebruikt CO2-gerelateerde belasting
Gasolie
Algemene energieverbruiksbelasting
20 euro/t CO2
GN-codes
0,15 €/GJ
2710 19 41 tot en met 2710 19 49
Kerosine
20 euro/t CO2 0,15 €/GJ
GN-codes 2710 19 21 en 2710 19 25
Lpg
20 euro/t CO2
GN-codes
0,15 €/GJ
2711 12 11 tot en met 2711 19 00
Aardgas
20 euro/t CO2 0,15 €/GJ
GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00 Bio-ethanol
0,15 €/GJ G-code 2207 FAME 0,15 €/GJ G-code 3824 90 91 Zuivere plantaardige en dierlijke oliën en vetten 0,15 €/GJ G-codes 1507 tot en met 1515, 1517 en 1518
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
9
LIMITE L
Tabel C. - Vanaf 1 januari 2013 op verwarmingsbrandstoffen toepasselijke minimumbelastingniveaus CO2-gerelateerde belasting Gasolie
Algemene energieverbruiksbelasting
20 euro/t CO2
GN-codes
0,15 €/GJ
2710 19 41 tot en met 2710 19 49 Zware stookolie
20 euro/t CO2
GN-codes
0,15 €/GJ
2710 19 61 tot en met 2710 19 69 Kerosine
20 euro/t CO2 0,15 €/GJ
GN-codes 2710 19 21 en 2710 19 25 Lpg
20 euro/t CO2
GN-codes
0,15 €/GJ
2711 12 11 tot en met 2711 19 00 Aardgas
20 euro/t CO2 0,15 €/GJ
GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00 Kolen en cokes
20 euro/t CO2 0,15 €/GJ
GN-codes 2701, 2702 en 2704 Producten die samengesteld zijn uit een of meer van onderstaande producten: Producten van
0,15 €/GJ
de G-codes 1507 tot en met 1518 en andere uit biomassa geproduceerde biobrandstoffen
__________________"
6788/12 BIJLAGE
wat/GRA/rb DG G I
10
LIMITE L