RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 3 oktober 2000 (28.03) (OR. fr)
11909/00
LIMITE ECOFIN 259 SOC 336 AG 61 MI 126 IND 40 RECH 93 EDUC 138 TRANS 159 ENER 76 ECO 295 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Bernhard ZEPTER, adjunct-secretaris-generaal van de Europese Commissie ingekomen: 28 september 2000 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: Mededeling van de Commissie over de structurele indicatoren
Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument - COM(2000) 594 def.
________________________
Bijlage: COM(2000) 594 def.
11909/00
mc DG G
1
NL
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussels, 27.9.2000 COM(2000)594 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Structurele indicatoren
11909/00
mc DG G
2
NL
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Structurele indicatoren
SAMENVATTING Doel van deze mededeling is een eerste reeks indicatoren voor het syntheseverslag te bepalen.
In deze mededeling wordt een reeks indicatoren voorgesteld voor het syntheseverslag dat aan de Europese Raad van het voorjaar van 2001 zal worden voorgelegd. Aldus wordt voldaan aan het verzoek van de Europese Raad van Feira: "de indiening, vóór eind september, door de Commissie van een verslag over de voorgestelde aanpak voor indicatoren en benchmarks, zowel in afzonderlijke beleidssectoren als voor gebruik in het syntheseverslag aan de Europese Raad in het voorjaar, om te zorgen voor de nodige samenhang en standaardpresentatie".
De gekozen indicatoren moeten ons in staat stellen de vooruitgang bij de uitvoering van de strategie van Lissabon te meten...
De keuze van de indicatoren wordt bepaald door het doel van het syntheseverslag, namelijk de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon te meten, die beoogt de Europese Unie om te vormen tot de "meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang". In de conclusies van Lissabon wordt gevraagd om een verslag en indicatoren op vier beleidsterreinen: werkgelegenheid, innovatie, economische hervorming en sociale cohesie, en wordt gewezen op het belang van een gepaste beleidsmix om deze strategische doelstelling te bereiken. Het voornaamste doel van de in het syntheseverslag te gebruiken indicatoren is de vooruitgang op deze vier beleidsterreinen te meten. Bovendien worden enkele achtergrondindicatoren opgenomen om de structuurhervormingen in een algemeen economisch kader te plaatsen. De indicatoren zijn naar vier terreinen ingedeeld, maar deze zijn nauw met elkaar en met de algemene economische resultaten verbonden.
…maar zij moeten In de mededeling worden 27 sleutelindicatoren beperkt in aantal voorgesteld, hetgeen een voldoende klein en hanteerbaar aantal is om het beleidsdebat te sturen, maar anderzijds is blijven. het voldoende groot om een evenwichtig beeld te geven van de economische resultaten op de vier beleidsterreinen. De lijst is samengesteld aan de hand van de vele, meer gedetailleerde indicatoren die in de verschillende processen en actieplannen worden gebruikt en die de betrokken
iii
onderwerpen meer in detail behandelen. Bij de selectie werd vooral voor ogen gehouden dat de indicatoren moeten voldoen aan het verzoek van Lissabon dat zij de vorderingen op de vier terreinen echt kunnen meten. Bovendien werd rekening gehouden met andere factoren, met name de beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van de gegevens, en werd ernaar gestreefd de lidstaten niet te veel te belasten met de verzameling van gegevens. De ontwikkeling van Dit is het eerste jaar waarin een reeks indicatoren moet indicatoren is een worden vastgesteld en een syntheseverslag geschreven. Het gebruik van indicatoren en benchmarking verloopt niet continu proces. overal even snel en op alle beleidsterreinen wordt eraan gewerkt. Daarom wordt in de mededeling de nadruk gelegd op de behoefte aan flexibiliteit in de lijst van indicatoren om verbeteringen mogelijk te maken. De mededeling bevat ook een lijst van indicatoren die moeten worden ontwikkeld om de gegevens in de toekomst te verbeteren. De indicatoren geven Het behoud van een gepaste beleidsmix, de uitvoering van verschillende facetten structuurhervormingen om de werking van de markten te van hetzelfde beeld... verbeteren en de innovatiecapaciteit van de economie te vergroten, en de ontwikkeling van beleidsmaatregelen ter ondersteuning van de werkgelegenheidschepping en de sociale cohesie zijn elkaar aanvullende en versterkende elementen voor de totstandbrenging van een concurrerende en dynamische kenniseconomie. Daarom moeten de indicatoren niet afzonderlijk worden bekeken maar worden gezien als verschillende aspecten van hetzelfde beeld. …die in het syntheseverslag verder moeten worden ontwikkeld.
In het syntheseverslag zullen de vorderingen van de lidstaten wat betreft de voornaamste economische en sociale beleidsdoelstellingen worden gemeten, zodat hun sterke en zwakke punten in termen van resultaten kunnen worden vastgesteld en verdere maatregelen overwogen. Structurele indicatoren zijn echter geen substituut voor grondige kwalitatieve evaluaties.
De beweegredenen In de tekst wordt een korte beschrijving gegeven van de achter de keuze van interpretatie en de politieke relevantie van elke gekozen de indicatoren zijn ... indicator. …de algemene economische omstandigheden weer te geven waarin de structuurhervormingen
De indicatoren van de algemene economische achtergrond geven een beeld van de omstandigheden waarin de structurele hervormingen van de arbeids-, product- en kapitaalmarkt plaatsvinden. Zij betreffen duurzame groei en economische dynamiek, het uiteindelijke doel van de structuurhervormingen, maar ook macro-economische stabiliteit, omdat een gepaste beleidsmix de positieve
iv
plaatsvinden ...;
effecten van deze hervormingen moet versterken.
…een evaluatie te Werkgelegenheid is de sleutel voor economische welvaart geven van de en sociale cohesie. Daarom heeft de Europese Raad van Lissabon de nadruk gelegd op de behoefte aan versterking werkgelegenheidvan de werkgelegenheid in de Unie door de ontwikkeling schepping; van een actief werkgelegenheidsbeleid. Er zijn specifieke doelstellingen bepaald in termen van werkgelegenheidspercentage en participatiegraad van vrouwen, en deze twee percentages, alsook de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers, zijn opgenomen bij de werkgelegenheidsindicatoren. Werkloosheid en langdurige werkloosheid zijn tekenen van structuurproblemen op de arbeidsmarkt. Levenslang leren is opgenomen als sleutelelement van een actief werkgelegenheidsbeleid, terwijl de belastingen op lage lonen een maatstaf vormen van de positieve en negatieve werkgelegenheidsprikkels, vooral voor de laagstgeschoolden. …het innovatievermogen van de Unie;
De innovatiecapaciteit van de Unie verbeteren is een ander essentieel element van de strategie van Lissabon. De investeringen in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling en informatie- en communicatietechnologie zijn indicatoren van de inspanningen op deze terreinen. De doeltreffendheid ervan wordt gemeten met de ontwikkeling van de toegang tot het Internet, het aantal octrooien op hightechgebieden en de uitvoer van hightechproducten. Durfkapitaal wordt ook bekeken, want goed werkende risicokapitaalmarkten spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van innoverende groeibedrijven in het MKB.
…de hervormingen Om alle voordelen van de structuurhervormingen te van de product- en kunnen oogsten, is een algemene aanpak nodig waarbij rekening wordt gehouden met de relaties tussen de kapitaalmarkt, en verschillende markten. Daarom moeten het arbeidsmarkten het innovatiebeleid gepaard gaan met hervormingen van de product- en kapitaalmarkt. De indicatoren van de economische hervormingen meten de vooruitgang naar efficiëntere en beter werkende product- en kapitaalmarkten. De indicatoren van de handelsintegratie en het relatieve prijspeil meten de vorderingen op het gebied van marktintegratie en doeltreffendheid. De prijzen in de netwerkindustrieën geven de vorderingen bij de liberalisatie van deze sectoren aan, en de indicatoren inzake overheidsopdrachten en staatssteun meten de verstoringen in de werking van de productmarkten die het gevolg zijn van overheidsoptreden. Voor de kapitaalmarkten meten de indicatoren van grensoverschrijdend bankieren en kapitaalverstrekking door de beurzen de integratie en de
v
doelmatigheid van de financiële markt. …sociale cohesie.
De ontwikkeling van een op kennis gebaseerde samenleving en de invoering van economische hervormingen moeten hand in hand gaan met een sterke sociale cohesie. Indicatoren hiervan zijn de graad van armoede en de inkomensspreiding en het daarmee verbonden risico van sociale uitsluiting. De regionale verschillen worden gemeten met een indicator van de regionale cohesie. De indicator van de onderwijsresultaten weerspiegelt het belang van het opleidingsniveau als factor van sociale uitsluiting. Met name wat de sociale indicatoren betreft zijn de werkzaamheden echter nog in het beginstadium en moeten de werkzaamheden van de groep op hoog niveau inzake sociale bescherming meer geschikte indicatoren opleveren.
vi
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Structurele indicatoren I.
ACHTERGROND
1. Artikel 2 van het Verdrag bepaalt dat de Unie de economische en sociale vooruitgang en een hoog werkgelegenheidspeil moet bevorderen. Op de Speciale Europese Raad van Lissabon van maart 2000 heeft de Unie zichzelf "voor het komende decennium een nieuw strategisch doel gesteld: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang" (punt 5 van de conclusies van de Europese Raad). De Europese Raad erkende de behoefte aan regelmatige bespreking en evaluatie van de vorderingen in de richting van dit doel aan de hand van gezamenlijk overeengekomen structurele indicatoren. Daartoe verzocht hij (punt 36) "de Commissie jaarlijks een samenvattend voortgangsverslag op te stellen op basis van overeen te komen structurele indicatoren met betrekking tot werkgelegenheid, innovatie, economische hervorming en sociale samenhang". 2. De Europese Raad van Feira van juni 2000 verzocht de Commissie deze werkzaamheden voor te bereiden door "vóór eind september... een verslag (in te dienen) over de voorgestelde aanpak voor indicatoren en benchmarks, zowel in afzonderlijke beleidssectoren als voor gebruik in het syntheseverslag aan de Europese Raad in het voorjaar, om te zorgen voor de nodige samenhang en standaardpresentatie" (punt 38, derde streepje). 3. Deze mededeling is door de Commissie opgesteld naar aanleiding van het verzoek van de Europese Raad van Lissabon en die van Feira. Zij beschrijft een reeks sleutelindicatoren die kunnen worden gebruikt voor het syntheseverslag van het voorjaar van 2001. In afdeling II worden de redenen voor het gebruik van structuurindicatoren gegeven, alsook de voornaamste voordelen en tekortkomingen van deze aanpak. In afdeling III wordt een analytisch kader voorgesteld waarin de basiselementen van de strategie van Lissabon worden samengebracht en de talrijke verbanden ertussen worden geïllustreerd. In afdeling IV wordt een uiteenzetting gegeven van de voornaamste principes die zijn aangelegd bij de selectie van de indicatoren. In afdeling V worden de sleutelindicatoren zelf gepresenteerd. Van elke indicator wordt een korte interpretatie gegeven en de beleidsrelevantie verduidelijkt. Omdat de bepaling van de indicatoren een continu proces is en enkele zeer nuttige indicatoren nog niet beschikbaar zijn wegens methodologische en statistische problemen, wordt ten slotte in afdeling VI aangegeven op welke terreinen in de toekomst indicatoren moeten worden ontwikkeld.
7
II.
DOEL VAN HET GEBRUIK VAN INDICATOREN
4. De reden voor het gebruik van structurele indicatoren en het regelmatig onderzoeken van de structurele resultaten op basis van gezamenlijk overeengekomen kwantitatieve indicatoren is in wezen tweevoudig: (i) het volgen van de vorderingen bij het verwezenlijken van de aangegeven doelstellingen en de uitvoering van het beleid; en (ii)
het beoordelen van de doeltreffendheid van de beleidsmaatregelen.
5. Doelstelling (i) kan waarschijnlijk relatief gemakkelijk worden bereikt (zij het met aanzienlijke statistische werkzaamheden), maar doelstelling (ii) is een grotere uitdaging, want zij vergt inzicht in de verhouding tussen beleidsmaatregelen en resultaten. Zo kunnen de vorderingen bij de openstelling van de nutssector voor de concurrentie worden gevolgd door de verandering in de marktstructuur ten gevolge van nieuwe toetredingen te onderzoeken. De doeltreffendheid van dit liberalisatieproces is echter moeilijker te beoordelen. Een evaluatie kan in ieder geval eerst na de feiten worden verricht, wanneer de vereiste gegevens (bijvoorbeeld de prijzen van de openbare diensten) beschikbaar zijn gekomen. Evaluatie van de doeltreffendheid van beleidsmaatregelen uit het verleden kan echter belangrijke lessen opleveren voor de toekomst. 6. Uit de ervaring die in de laatste jaren met het toezicht op de economische beleidsmaatregelen en vooral de economische hervormingen is opgedaan, blijkt dat behoefte bestaat aan meting van de economische resultaten en de beleidsinspanning. Steeds meer wordt gebruik gemaakt van benchmarking en druk van gelijken voor de coördinatie en controle van het beleid. Beide instrumenten kunnen tekortkomingen en sterke punten in de structurele resultaten aan het licht brengen, zowel in de lidstaten als op communautair vlak. Om er ten volle gebruik van te kunnen maken zijn echter voor alle lidstaten, de EU als geheel en ook voor de landen die als benchmark worden gebruikt, betrouwbare indicatoren nodig die vergelijkingen tussen de landen en in de tijd mogelijk maken. 7. Het strategische doel van de Unie "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden" houdt in dat de benchmarklanden in principe de best presterende in de wereld moeten zijn. Bij de keuze van de benchmarks moet echter pragmatisch tewerk worden gegaan. In de praktijk wordt de keuze van benchmarks door gebrek aan gegevens vaak beperkt tot de best presterende EU-landen of de VS. Indicatoren op EU-niveau zijn bijvoorbeeld ook nodig om het BBP per hoofd van de bevolking tussen de EU-landen en tussen de EU en de VS te vergelijken. 8. Eenvoudige en objectieve, kwantitatieve beleids- en resultatenindicatoren kunnen een belangrijke rol spelen om problemen aan het licht te brengen, de vooruitgang naar de gestelde doelen te meten, de beleidsmakers richtsnoeren te geven en de aandacht van het publiek te vestigen op hetgeen op het spel staat. Veel indicatoren laten echter geen sterke (normatieve) interpretatie toe waaruit kan worden afgeleid dat een hoge of een lage waarde goed of slecht is, en moeten worden geïntepreteerd in samenhang met andere gegevens of in combinatie met andere
8
indicatoren. Zo is de arbeidsproductiviteit een indicator van goede economische resultaten, maar in bepaalde landen is een hoge waarde een teken van werkgelegenheidsverliezen of onvoldoende banenschepping. 9. Ten slotte is het door de beperkte beschikbaarheid van gegevens en verschillen in de institutionele en structurele kenmerken vaak moeilijk een volledige vergelijkbaarheid tussen de landen te bereiken. Bovendien worden indicatoren in diverse mate beïnvloed door conjunctuurschommelingen. Dit betekent dat indicatoren geen substituut kunnen zijn voor grondige kwalitatieve evaluaties. Om al deze redenen kunnen de hier voorgestelde structurele resultatenindicatoren alleen worden geïnterpreteerd binnen het analytische kader dat het syntheseverslag zal geven. III.
ANALYTISCH KADER
10. De hier geselecteerde indicatoren zullen als basis dienen voor het jaarlijks syntheseverslag van de Commissie. Uiteraard hangt de keuze van de indicatoren af van het doel van dit verslag. Zoals te Lissabon werd vastgesteld, zal het syntheseverslag worden geconcentreerd op de vorderingen op vier beleidsterreinen (werkgelegenheid, onderzoek en innovatie, economische hervorming en sociale cohesie) tegen de achtergrond van de strategische doelstelling van Lissabon om van de EU de meest concurrerende economie in de wereld te maken. Dit zal mede bijdragen tot de algemene coherentie van het structuurbeleid op de vier beleidsterreinen en tot een doelmatige controle van de vorderingen op deze vier terreinen. Waar nodig zal dit leiden tot nieuwe richtsnoeren voor het beleid. 11. De voor gebruik in het syntheseverslag gekozen sleutelindicatoren moeten het dus mogelijk maken de vorderingen op de vier beleidsterreinen te meten. Bovendien zijn enkele achtergrondindicatoren opgenomen om de algemene economische voorwaarden aan te geven waarin de structurele hervormingen plaatsvinden. De ervaring toont aan dat een stabiel en gezond macro-economisch kader een voorwaarde is voor groei en werkgelegenheid. Indicatoren van de algemene economische resultaten zijn ook nuttig voor het meten van de vooruitgang naar de strategische doelstelling die boven werd vermeld. 12. De indicatoren mogen niet apart worden bekeken, maar moeten eerder worden gezien als verschillende aspecten van hetzelfde beeld. Het uiteindelijke doel van de structuurhervormingen (zie inzet) is het dynamisme en de doeltreffendheid van de EU-economie te verbeteren en aldus de groei en de werkgelegenheid te stimuleren, hetgeen op zijn beurt de bestrijding van de sociale uitsluiting zal vergemakkelijken. Gezonde economische perspectieven en gunstige groeivooruitzichten, ondersteund door een gepaste beleidsmix, zullen de structurele hervormingen aanzienlijk vergemakkelijken en de resultaten ervan maximaliseren. De ontwikkeling van beleidsmaatregelen ter bevordering van de sociale cohesie, de tenuitvoerlegging van structuurhervormingen ter verbetering van de werking van de markten en de handhaving van een gepaste macro-economische beleidsmix zijn derhalve elkaar aanvullende en versterkende elementen voor de schepping van een concurrerende, dynamische en op kennis gebaseerde economie.
9
Inzet: Structurele hervormingsinstrumenten Het structuurbeleid richt zich op de aanbodzijde van de economie. Doel is de potentiële productie te verhogen door het aanbod van productiefactoren (arbeid en kapitaal) te vergroten. Anderzijds heeft het structuurbeleid tot doel de werking van de arbeids-, kapitaal- of productmarkten te verbeteren en aldus de doelmatigheid van de factorcombinaties en de flexibiliteit waarmee een economie op schokken reageert te verhogen. Hoe dan ook, dit beleid moet leiden tot een hoger duurzaam groeipercentage van de economie. Normaal wordt onderscheid gemaakt tussen verhoging van de kwantiteit en verbetering van de kwaliteit van het arbeidsaanbod (hetgeen leidt tot meer en betere banen). De kwantiteit is afhankelijk van veel factoren (zoals de bevolkingsgroei, het werkgelegenheidspercentage, het aantal werkuren), die tot op verschillende hoogte door het beleid kunnen worden beïnvloed. De kwaliteit van de arbeid (of "menselijk kapitaal") kan worden verhoogd door onderwijs, opleiding, levenslang leren of maatregelen die meer specifiek gericht zijn op de cohesie van de samenleving. De kapitaalvoorraad van een economie wordt uitgebreid door investeringen in infrastructuur en outillage, maar ook in onderzoek en innovatie. Beleidsmaatregelen om dergelijke investeringen te stimuleren kunnen gericht zijn op verlaging van de kosten van het benodigde kapitaal (bijvoorbeeld door beter werkende kapitaalmarkten) of verhoging van de verwachte opbrengst van de investeringen. Beter werkende en doeltreffendere markten dragen bij tot verlaging van de kosten van arbeid en kapitaal (en stimuleren het gebruik van deze productiefactoren) en tot een daling van het prijspeil (hetgeen bijdraagt tot macro-economische stabiliteit). Flexibelere markten vangen economische schokken beter op en stellen de economie in staat haar maximumpotentieel te bereiken door een meer doelmatige middelenallocatie.
13. De hervormingen op de vier beleidsterreinen versterken elkaar omdat er vele onderlinge verbanden zijn en verbanden met de algemene economische resultaten. De verschuiving naar een kenniseconomie kan een krachtige motor zijn voor de groei, de concurrentiepositie en de werkgelegenheid. Deze motor zal echter slechts soepel lopen als er geen macro-economische verstoringen of structurele knelpunten zijn. Dit impliceert, enerzijds, continuering van een op stabiliteit gerichte monetaire politiek welke wordt ondersteund door een gezonde begrotingspolitiek tegen een achtergrond van loonmatiging en, anderzijds, bespoediging van de structurele hervormingen op de arbeids-, kapitaal- en productmarkt van de EU. Vooral zal een nieuwe en meer flexibele regelgevende aanpak nodig zijn in verband met de snelheid van de technologische verandering. Bovendien zal de motor zonder brandstof vallen tenzij alle burgers de nodige vaardigheden bezitten om in deze nieuwe informatiemaatschappij te leven en te werken. 14. Mensen zijn de voornaamste troef van Europa en moeten in het centrum van het beleid staan. Schepping van werkgelegenheid, investeringen in mensen en ontwikkeling van een actieve en dynamische welvaartstaat zijn van cruciaal belang voor de plaats van Europa in de kenniseconomie en om te zorgen dat de opkomst van deze nieuwe economie de sociale problemen van werkloosheid, sociale uitsluiting en armoede niet vergroot. Tegelijkertijd moet een inspanning worden geleverd opdat Europa zijn knapste breinen aantrekkelijke vooruitzichten zou kunnen bieden. Innovaties en ideeën moeten worden beloond en de regelgeving moet bevorderlijker worden gemaakt voor investeringen, innovatie en ondernemerschap. 15. Om alle voordelen van de structuurhervormingen te kunnen genieten, is een algemene en coherente aanpak nodig waarbij rekening wordt gehouden met de verstrengeling van de verschillende markten. Zo zijn hervormingen van de 10
kapitaalmarkt die de beschikbaarheid van risicokapitaal verhogen een belangrijk element van de inspanningen om onderzoek en innovatie te stimuleren, waardoor de concurrentiepositie van de Europese economie kan verbeteren. Zij moeten echter gepaard gaan met meer hervormingen op de arbeids- en productmarkt om banen te creëren en de welvaart te verhogen. Zonder een beter werkende arbeidsmarkt die het gemakkelijker maakt banen te creëren en te aanvaarden in de verschillende bedrijven en sectoren, zullen de werkgelegenheids- en groeikansen die door hervorming van de kapitaalmarkt en innovaties worden geschapen, niet worden aangegrepen. Evenzo zal uitblijven van liberalisatie van de productmarkten en voltooiing van de interne markt ertoe leiden dat het prijspeil hoog blijft, met als gevolg verlies van concurrentievermogen en banen. Een uitgebreide hervormingsinspanning zal ook gunstig zijn voor de macro-economische stabiliteit. Door de knelpunten aan de aanbodzijde op te heffen zullen de economische hervormingen in de EU leiden tot een hogere groei met behoud van een lage inflatie, zodat de hoge structurele werkloosheid kan worden gereduceerd en de sociale cohesie bevorderd. 16. Economische hervorming en sociale cohesie versterken elkaar. Enerzijds leiden beter werkende markten tot meer banen, een hogere productiviteit en een hechtere sociale en economische cohesie. Zo hebben de economische hervormingen in de telecommunicatiesector de concurrentiepositie en de productiviteit verbeterd, met als gevolg lagere prijzen en gemakkelijkere toegang tot het Internet en andere communicatiediensten. Anderzijds is het gemakkelijker hervormingen ter verbetering van de marktwerking uit te voeren in een samenleving die een krachtige sociale cohesie vertoont. Een goed opgezet sociaal beleid kan ook rechtstreeks bijdragen tot betere economische resultaten. De brede gamma inspanningen om de cohesie van de Europese Unie te versterken, is dus van essentieel belang om de beweging op gang te houden waardoor de EU wordt omgevormd tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de wereld. IV.
SELECTIEPROCES
17. Het aantal indicatoren dat in het syntheseverslag zal worden gebruikt moet klein genoeg worden gehouden om het beleidsdebat te sturen en moet hanteerbaar zijn, maar ook moet het voldoende groot zijn om een evenwichtig beeld te geven van de prestaties van de economie op de vier beleidsterreinen. In deze mededeling worden 27 indicatoren voor de vier beleidsterreinen voorgesteld, hetgeen een vrij beperkt aantal is gezien de brede gamma structuurmaatregelen die erdoor worden bestreken en de vele mogelijke structuurindicatoren die op deze terreinen bestaan. Voordeel van het gebruik van een beperkt aantal indicatoren is dat de beleidsmakers eenvoudige en duidelijke signalen kunnen geven. Dit aantal kan moeilijk nog meer worden gereduceerd, omdat de controle van de vooruitgang naar de nieuwe strategische doelstelling van Lissabon dan in het gedrang zou komen. 18. Een groot aantal van de gekozen indicatoren is onlangs gebruikt bij de opstelling van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, die steeds meer worden gericht op de middellange- en langetermijnimplicaties van het structuurbeleid en op hervormingen ter bevordering van de economische groei, de werkgelegenheid en de sociale cohesie, alsmede op de overgang naar een kenniseconomie. De verschillende indicatoren die in het Luxemburg- en het Cardiffproces en in de
11
verschillende actieplannen worden gebruikt en die hun onderwerpen meer gedetailleerd behandelen, zijn eveneens in aanmerking genomen. Derhalve is de lijst van indicatoren die voor het syntheseverslag wordt voorgesteld, een goede weerspiegeling van de voornaamste resultaten- en beleidsindicatoren die bij deze oefeningen zijn gebruikt. Toch zou de analyse in het syntheseverslag kunnen leiden tot de vaststelling van nieuwe behoeften, zodat de lijst moet worden herzien en nieuwe indicatoren toegevoegd. 19. Binnen de genoemde oefeningen wordt voortdurend gewerkt aan nieuwe indicatoren of de verbetering van de momenteel gebruikte indicatoren. Dit werk moet worden voortgezet, rekening houdend met de keuze van indicatoren die moeten worden ontwikkeld voor toekomstig gebruik in het syntheseverslag. Tegelijkertijd moet de lijst van indicatoren voor het syntheseverslag voldoende flexibel zijn om rekening te kunnen houden met de vorderingen die op de verschillende terreinen zijn gemaakt bij de ontwikkeling van nieuwe of betere indicatoren (zoals de werkzaamheden met betrekking tot de sociale cohesie die thans worden uitgevoerd door de groep op hoog niveau inzake sociale bescherming). Dit houdt in dat de ontwikkeling van de indicatoren een continu proces is en dat de lijst kan worden aangevuld met nieuwe indicatoren die pas zijn ontwikkeld, zoals die welke worden voorgesteld in afdeling VI. Ook moet worden gezorgd voor coherentie tussen de indicatoren voor de verschillende beleidsterreinen. 20. Op sommige gebieden is een overeenkomst over de indicatoren bereikt en worden de nodige statistieken opgesteld, terwijl op andere nog maar onlangs is begonnen aan de ontwikkeling van een lijst goede indicatoren en de verzameling van de vereiste gegevens. Voor zover dat mogelijk was is echter bij de selectie en de ontwikkeling van de indicatoren voor het syntheseverslag steeds rekening gehouden met dezelfde basisbeginselen. 21. De lijst indicatoren moet in de loop van de tijd voldoende stabiel zijn om de nodige continuïteit te verzekeren. De indicatoren moeten: (i) gemakkelijk te lezen en te begrijpen zijn, (ii) politiek relevant zijn, (iii) met elkaar consistent zijn, (iv) op tijd beschikbaar komen en (v) vergelijkbaar zijn tussen de lidstaten en voor zover mogelijk met de VS, (vi) uit betrouwbare bronnen worden afgeleid en ten slotte (vii) mag van de lidstaten en het bedrijfsleven geen te grote inspanning worden gevraagd om gegevens te verzamelen. Dit verklaart waarom de gekozen indicatoren zoveel mogelijk gebaseerd zijn op informatie uit het Europees statistisch systeem. In een afzonderlijke lijst worden enkele bijkomende indicatoren gegeven die essentieel worden geacht voor de beoordeling van de vorderingen op de verschillende beleidsterreinen maar waarvoor nog geen gegevens van hoge kwaliteit beschikbaar zijn. Ten slotte moet eraan worden gedacht dat de indicatoren, waar dat uitvoerbaar en relevant is, naar geslacht moeten worden uitgesplitst. 22. Veel van de gekozen indicatoren zijn resultatenindicatoren die de vorderingen van de lidstaten op het gebied van de voornaamste economische en sociale beleidsdoelstellingen meten en hun sterke en zwakke punten aan het licht brengen wat betreft algemene en structurele prestaties. Ter illustratie kan de ontwikkeling van het Europese sociale model worden geëvalueerd aan de hand van de statistieken van de inkomensverdeling en de armoede. Beleidsindicatoren die rechtstreeks in verband staan met de beleidsprioriteiten uit de conclusies van Lissabon
12
worden echter ook gebruikt om de inspanningen van de lidstaten op bepaalde terreinen in het licht te stellen. Dit is bijvoorbeeld het geval met variabelen zoals de uitgaven voor O&O en onderwijs. Opgemerkt moet echter worden dat het verschil tussen beleids- en resultatenindicatoren op veel terreinen niet duidelijk is. Daarom is dit verschil niet aangehouden in de voorgestelde reeks indicatoren. Wellicht is het ook nuttig te wijzen op de moeilijkheid van het meten van de doeltreffendheid van het beleid met behulp van een zo beperkte reeks indicatoren. Vaak is er een groot tijdsverschil tussen het ogenblik waarop nieuwe beleidsmaatregelen worden uitgevoerd en het moment waarop de eerste resultaten zichtbaar worden. Daarom moeten de gekozen indicatoren eerder worden beschouwd als maatstaven van de vorderingen dan van de doeltreffendheid van het beleid. V.
GEKOZEN SLEUTELINDICATOREN
23. De voor het syntheseverslag gekozen sleutelindicatoren zijn ingedeeld volgens de vier beleidsterreinen van Lissabon: werkgelegenheid, onderzoek en innovatie, economische hervorming en sociale cohesie. Door de nauwe verbanden tussen deze beleidsterreinen is de indeling van een indicator onder de ene of de andere rubriek niet altijd duidelijk. Een indicator zoals de langdurige werkloosheid bijvoorbeeld kan wijzen op structurele problemen op de arbeidsmarkt alsook op het risico van sociale uitsluiting. De overheidsuitgaven voor onderwijs kunnen worden beschouwd als een investering in de innovatiecapaciteit van de samenleving, maar ook als een factor van ontwikkeling van vaardigheden en de kwaliteit van het werk. 24. Bovendien worden enkele achtergrondindicatoren voorgesteld om de algemene economische omstandigheden te illustreren waarin de structuurhervormingen plaatsvinden. Deze indicatoren betreffen duurzame groei, economische dynamiek en gezonde, op stabiliteit gerichte macro-economische voorwaarden. Het BBP per hoofd van de bevolking (in KKS) en de reële groei van het BBP zijn de meest gebruikte maatstaven van de levensstandaard en de economische groei en zijn rechtstreeks gerelateerd aan de groeiambities die te Lissabon werden uitgesproken. De groei kan echter op lange termijn slechts worden volgehouden als de energie-intensiteit van de economie binnen de perken blijft. De arbeidsproductiviteit (per werkende en per gewerkt uur) is een indicator van de algemene doeltreffendheid en het dynamisme van het economisch bestel. Het inflatiepercentage maakt het mogelijk te beoordelen of de groei plaatsvindt in gezonde, op stabiliteit gerichte macro-economische voorwaarden. Ten slotte is het voor de conjunctuur gecorrigeerde begrotingssaldo van uiterst groot belang om de achterliggende budgettaire ontwikkelingen te beoordelen. 25. De bijlagen 1 en 2 van deze mededeling bevatten de volledige lijst van de indicatoren, met hun definities, bronnen en beschikbaarheid. Bijlage 3 geeft illustraties van de geselecteerde indicatoren. In principe zijn hierbij jaargegevens gebruikt voor alle 15 lidstaten, de Europese Unie als geheel en de Verenigde Staten. Het is duidelijk dat dergelijke illustraties niet voldoende zijn om een grondige analyse uit te voeren van de vorderingen naar de doelstellingen van Lissabon; deze analyse zal worden uitgevoerd in het syntheseverslag.
13
V.1
Indicatoren van de werkgelegenheid
26. Een van de voornaamste bedoelingen van het strategisch doel van de topconferentie van Lissabon is de werkgelegenheid in de Unie te versterken als onderdeel van de kennismaatschappij, met als uiteindelijk oogmerk volledige werkgelegenheid. Overeenkomstig de aan de werkgelegenheid gegeven prioriteit is een strategische doelstelling voor de werkgelegenheid bepaald: de EU moet tegen het jaar 2010 een gemiddelde participatiegraad bereiken die zo dicht mogelijk bij 70 % ligt. De Europese Raad heeft ook gewezen op het belang van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en verhoging van de participatiegraad van de vrouwen, met als streefcijfer een gemiddelde participatiegraad van de vrouwen van meer dan 60 % tegen 2010. 27. Niet alleen moeten de economische voorwaarden voor een krachtige groei en een volgehouden werkgelegenheidsschepping worden gecreëerd, maar de Europese Raad heeft ook gewezen op het belang van een actief werkgelegenheidsbeleid. De basiselementen van dit beleid zijn: verbetering van de inzetbaarheid, aanpak van het probleem van kwalificatieverschillen, levenslang leren, gelijke kansen en uitbreiding van de werkgelegenheid in de dienstensector waar er grote tekorten zijn. 28. De lijst van indicatoren van de werkgelegenheid is in de eerste plaats bedoeld om de twee werkgelegenheidsstreefcijfers die de Europese Raad heeft vastgesteld te volgen. De participatiegraad van oudere werknemers is eveneens opgenomen, omdat aanmoediging van dergelijke werknemers om actief te blijven een hoofdelement is van de strategie ter verhoging van de arbeidsmarktparticipatie. Gezien de vergrijzing van de bevolking wordt de arbeidsparticipatie van oudere werknemers steeds belangrijker. In tegenstelling tot de jeugdwerkloosheid, heeft de arbeidsparticipatie van oudere werknemers weinig invloed ondervonden van de algemene verbetering van de economische toestand. De werkloosheidspercentages, in het bijzonder het percentage van de langdurige werkloosheid, zijn in de lijst opgenomen om de structurele problemen op de arbeidsmarkt duidelijk te maken. De gemiddelde belasting op de lage lonen is een maatstaf van de positieve en negatieve werkgelegenheidsprikkels in de stelsels van belastingen en sociale zekerheid van de lidstaten. Ten slotte is een indicator voor het levenslang leren opgenomen als een van de hoofdelementen van een actief werkgelegenheidsbeleid. Indicator 1: Participatiegraad Indicator 2: Participatiegraad van vrouwen Deze eerste twee indicatoren hebben rechtstreeks te maken met de strategische doelen die de Europese Raad voor de werkgelegenheid heeft vastgesteld. De participatiegraad van vrouwen is ook opgenomen wegens het belang dat de Europese Raad aan gelijke kansen hecht en in verband met de sleutelrol die een verhoging van de arbeidsmarktparticipatie van de vrouwen en een toename van het aantal werkende vrouwen zullen spelen bij het bereiken van de algemene werkgelegenheidsdoelstelling. Indicator 3: Participatiegraad van oudere werknemers De lage percentages in Europa zijn een indicatie van de geringe participatie van deze werknemers als gevolg van structurele problemen. Bovendien lopen niet werkende
14
oudere werknemers het risico permanent te worden uitgesloten van de arbeidsmarkt en dus ook het risico van sociale uitsluiting. Indicator 4: Werkloosheid Een aanhoudende trend van het werkloosheidspercentage is niet alleen een indicator van de algemene macro-economische resultaten, maar kan ook wijzen op structurele factoren waardoor werkzoekenden geen baan kunnen vinden, zoals een lage kwalificatiegraad, onvoldoende begeleiding, te gunstige uitkeringen en hoge belastingen op arbeid. Indicator 5: Langdurige werkloosheid De langdurige werkloosheid geeft een goede indicatie van de structurele problemen op de arbeidsmarkt. Bovendien lopen langdurig werklozen het risico hun vaardigheden geleidelijk te verliezen, waardoor zij minder inzetbaar worden, en een hoog risico van sociale uitsluiting. Indicator 6: Belastingen op lage lonen De Europese Raad van Lissabon heeft de Commissie en de Raad verzocht na te gaan of passende maatregelen zijn genomen om de belastingdruk op de arbeid te verlichten – vooral voor laaggeschoolden en laagbetaalden – en de werkgelegenheids- en opleidingsprikkels van de stelsels van belastingen en sociale zekerheid te verbeteren. Het gemiddelde belastingtarief is een maatstaf van de positieve of negatieve werkgelegenheidsprikkels die uitgaan van de belastingen en de sociale zekerheid. Deze indicator meet het gemiddelde belastingtarief op de lage lonen, dit wil zeggen lonen die op of onder een bepaald gedeelte van het loon van de gemiddelde productiearbeider liggen. Indicator 7: Levenslang leren (deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding) In de conclusies van de Europese Raad van Lissabon wordt de nadruk gelegd op het belang van een actief werkgelegenheidsbeleid, waarvan levenslang leren een basiselement is. Permanente educatie en opleiding is van essentieel belang om de vaardigheden van de beroepsbevolking te verhogen en te zorgen voor aanpassing aan de nieuwe kennismaatschappij en inzetbaarheid van de werknemers. De indicator "deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding" moet worden verbeterd omdat er problemen zijn met de vergelijkbaarheid tussen sommige lidstaten. V.2
Indicatoren van innovatie en onderzoek
29. De technologische vooruitgang en verbeteringen van de kwaliteit van de inzet van arbeid en kapitaal in het productieproces zijn goed voor 25 tot 50 % van de economische groei en zijn de voornaamste drijvende kracht achter concurrentievermogen en werkgelegenheid. Dit verklaart waarom verbetering van de innovatiecapaciteit een essentieel element is van de strategie van de Europese Unie om de groei en de werkgelegenheid te verhogen. In de conclusies van Lissabon wordt ook opgemerkt dat de overgang naar een kenniseconomie moet worden vergemakkelijkt door betere beleidsmaatregelen op het gebied van O&O, onderwijs en de informatiemaatschappij.
15
30. De Europese Raad van Lissabon heeft de Unie aangemoedigd te streven naar de doelstellingen die uiteen zijn gezet in de mededeling van de Commissie "Naar een Europese onderzoeksruimte". Dit betekent meer investeren in onderwijs en opleiding van de beroepsbevolking en in onderzoek en ontwikkeling. Uiteindelijk moet dit leiden tot een groter aantal octrooien en meer specialisatie in hightechindustrieën met een hoge toegevoegde waarde. In de mededeling van de Commissie "Innovatie in een door kennis aangedreven economie" werd voorgesteld de innovatieresultaten en – maatregelen te benchmarken om goede praktijken op dit gebied te identificeren en te verspreiden. 31. De overgang naar de informatiemaatschappij zal de opkomst van een welvarende markt voor innoverende producten vergemakkelijken. Een dergelijke markt kan echter slechts groeien als de basisinfrastructuur aanwezig is die haar voor iedereen toegankelijk maakt. Er zijn dus verdere investeringen nodig in informatie- en communicatietechnologie. Meer algemeen wordt in de conclusies van Lissabon benadrukt dat het verwezenlijken van het volledige e-potentieel van Europa afhankelijk is van de schepping van een klimaat waarin de elektronische handel en het Internet tot bloei kunnen komen. 32. De lijst van indicatoren moet dus indicatoren bevatten van de investeringen in onderwijs, O&O en informatie- en communicatietechnologie (ICT), alsook hun effecten op het vermogen van de Europese economie om te innoveren en haar internationale concurrentiepositie in hightechproducten te verbeteren. Ook is een indicator opgenomen van de ontwikkeling van de durfkapitaalinvesteringen, omdat efficiënt werkende risicokapitaalmarkten van groot belang zijn voor innoverende groeibedrijven in het MKB. Indicator 1: Overheidsuitgaven voor onderwijs Een van de aanbevelingen van de Europese Raad van Lissabon was dat de overheidsuitgaven meer gericht moeten zijn op vergroting van het menselijk kapitaal. In een snel groeiende kenniseconomie zijn de onderwijsresultaten van de bevolking van steeds groter belang voor de economische groei en de werkgelegenheid. De hogere flexibiliteit die op het werk en de markt nodig is brengt mee dat leren levenslang moet duren. Zoals in de conclusies van Lissabon werd opgemerkt, vergt dit belangrijke investeringen in het nationale onderwijs- en opleidingsstelsel vanwege de overheid, het bedrijfsleven en het individu. De overheidsuitgaven voor onderwijs zijn de meest algemene maatstaf van deze investeringen (een indicator van de openbare en particuliere uitgaven voor menselijke middelen is opgenomen als een te ontwikkelen indicator). Indicator 2: Uitgaven voor O&O Investeringen in menselijk kapitaal alleen zijn niet voldoende om een stroom van innoverende producten op gang te brengen. De O&O-uitgaven geven een algemeen beeld van de onderzoekinspanning van bedrijfsleven en overheid. De toegang tot de wetenschappelijke en technologische kennis die het resultaat is van deze onderzoekinspanning en het vermogen om die kennis te exploiteren zijn van essentieel belang voor de economische resultaten van de landen en regio's in de steeds meer concurrerend wordende globale economie. Dit is de reden waarom de Europese Raad
16
van Lissabon beklemtoont dat Europa meer voordeel moet halen uit de totale middelen die in de lidstaten aan O&O worden besteed. Indicator 3: Uitgaven voor ICT Een van de voorwaarden voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij is de aanwezigheid van infrastructuur via welke het bedrijfsleven en het gezin snel toegang kunnen krijgen tot het Internet. De totstandbrenging van een dergelijk infrastructuurnetwerk vergt aanzienlijke investeringen in informatie- en communicatietechnologie. De uitgaven van het bedrijfsleven en de gezinnen voor ICT-apparatuur, -software en –diensten zijn een noodzakelijke aanvulling van de investeringen in ICT-netwerken. Deze twee elementen samenvoegend zijn de totale ICT-uitgaven een algemene maatstaf van de inspanningen op dit terrein. Indicator 4: Toegang tot het Internet De doelmatigheid van deze inspanning wordt gemeten aan het percentage bedrijven en gezinnen dat op het Internet is aangesloten. Dit is in overeenstemming met de conclusies van Lissabon, waarin werd beklemtoond dat de Unie de achterstand op haar concurrenten moet inhalen door meer bedrijven en gezinnen via snelle verbindingen op het Internet aan te sluiten. Ook de aansluiting van scholen moet worden gevolgd in het licht van de oproep van Lissabon om tegen het einde van 2001 volledige toegang te verwezenlijken. Indicator 5: Octrooien op hightechgebieden In de conclusies van de Europese Raad wordt ook gesteld dat innovaties en ideeën passend moeten worden beloond, met name door bescherming van octrooien. Aangezien in vrijwel alle grote industrielanden ongeveer 65 % van de O&O-uitgaven geconcentreerd is in vijf of zes gemiddeld of hoogtechnologische industrieën, is het aantal octrooien op hightechgebieden een eerste indicatie van potentieel rendement op O&O-investeringen. Indicator 6: Uitvoer van hoogtechnologische producten De registratie van een octrooi is uiteraard niet de laatste stap bij de exploitatie van onderzoekresultaten. Innovaties moeten leiden tot nieuwe productieprocessen of zelfs volledig nieuwe producten die op de markt kunnen worden gebracht. Voor een land als geheel is de uitvoer van hightechproducten een goede maatstaf van de graad van comparatieve voordelen in innoverende industrieën en, meer algemeen, van zijn internationale concurrentiepositie. Indicator 7: Durfkapitaal Toegang tot durfkapitaal is van essentieel belang voor de ontwikkeling van innoverende bedrijven. De financiële instellingen zijn niet steeds bereid hen te financieren omdat zij een risico betekenen en geen waarborgen bieden. Durfkapitaal met een combinatie van financiering, management en begeleiding van riskante projecten is hiervoor beter geschikt. Zoals de Commissie in haar mededeling over risicokapitaal van april 1998 heeft benadrukt, en de Europese Raad bij verschillende gelegenheden heeft beaamd, is de oprichting van krachtige pan-Europese durfkapitaalmarkten van essentieel belang voor de bevordering van de innovatieactiviteit en de ondersteuning van de economische groei.
17
V.3
Indicatoren van economische hervorming
33. Met de voltooiing van het internemarktprogramma en de invoering van de euro zijn belangrijke stappen gezet naar een geïntegreerde en concurrerende Europese markt. De strategie voor de interne markt en het actieplan financiële diensten zijn een voortzetting van de inspanningen om de integratie te bevorderen. De technologische vooruitgang en de mondialisering hebben een bijkomende impuls gegeven aan de integratie van de product- en kapitaalmarkten. Om alle voordelen te kunnen genieten van de snelle technologische en economische ontwikkelingen ten gevolge van de kenniseconomie en de krachten van de mondialisering, moet het vermogen van de Europese economie om zich aan te passen toenemen. Dit vergt efficiëntere en beter werkende arbeids-, kapitaal- en productmarkten. 34. In deze afdeling over de hervorming van de product- en kapitaalmarkt wordt onderscheid gemaakt tussen indicatoren van marktintegratie en indicatoren van marktefficiëntie. Voor de productmarkten bevat de lijst van indicatoren een indicator van de handelsintegratie en een indicator van het relatieve prijspeil om de marktintegratie en de -efficiëntie weer te geven. Bovendien wordt de ontwikkeling van de prijzen in de netwerkindustrieën beschouwd als een indicator van de vooruitgang bij de liberalisatie van deze sectoren. Tenslotte worden twee indicatoren voorgesteld van de mogelijke distorsies in de werking van de productmarkten ten gevolge van overheidsinterventie. Voor de kapitaalmarkten bevat de lijst twee indicatoren van marktintegratie en -efficiëntie. Indicator 1: Handelsintegratie Deze indicator meet alleen de integratie voor goederen. Het doel van het internemarktprogramma en de nieuwe internemarktstrategie is een werkelijk geïntegreerde Europese markt te scheppen waarin de nationale grenzen geen invloed meer hebben op het handelsverkeer. De beoordeling van de mate waarin dit doel is bereikt kan worden gebaseerd op een analyse van de ontwikkelingen van de handelsstromen. Wegens het feit dat kleine economieën over het algemeen meer geïntegreerd zijn, worden de lidstaten ingedeeld in grote en kleine economieën en worden de vergelijkingen uitgevoerd binnen elk van deze groepen. Indicator 2: Relatief prijspeil en prijsconvergentie Als het prijspeil in een bepaalde lidstaat ver boven dat in andere lidstaten ligt, kan dit een indicatie zijn van onvoldoende concurrentie of andere vormen van marktinefficiëntie, zelfs als rekening wordt gehouden met andere factoren die verschillen in prijspeil kunnen veroorzaken, zoals inkomens- en belastingpeil. Voorts kunnen grote verschillen in prijspeil tussen de lidstaten een indicatie zijn van een gebrek aan integratie van de markten. De vorderingen bij de integratie kunnen worden beoordeeld door de prijsconvergentie te bekijken, maar zelfs in geïntegreerde markten zoals de VS blijven grote prijsverschillen bestaan. Indicator 3: Prijzen in de netwerkindustrieën De resultaten van het economische hervormingsproces kunnen het best worden gemeten door het prijspeil in netwerkindustrieën zoals telecommunicatie, energie en vervoer te volgen, want deze sectoren worden momenteel geliberaliseerd. Deze indicator zal gegevens bevatten over de prijzen in de sectoren telecommunicatie, gas
18
en elektriciteit. Als geschikte gegevens beschikbaar zijn, zullen de prijzen in de vervoersector eveneens worden opgenomen. Bijzondere aandacht zal gaan naar de telecommunicatieprijzen, omdat het liberalisatieproces in deze sector al goed gevorderd is en er dus voldoende gegevens beschikbaar zijn. De telecommunicatiesector speelt ook een bijzondere rol in de economie doordat zijn diensten een steeds belangrijkere input in het productieproces van andere sectoren worden, vooral in de kenniseconomie. Indicator 4: Overheidsopdrachten Dit is een indicator van de doorzichtigheid van de overheidsopdrachten, welke een noodzakelijke voorwaarde is om de toegang en de concurrentie te stimuleren en discriminatie en fragmentatie om nationale redenen te voorkomen. De aandacht gaat naar deze opdrachten omdat de aankopen van goederen, diensten en werken door de overheidssector zeer belangrijk zijn voor de EU-economie (zij worden geraamd op ongeveer 14 % van het BNP). Bovendien is dit een gebied waarop de interne markt zich bijzonder traag ontwikkelt. Dit is de reden waarom de Europese Raad van Lissabon om een spoedige bijwerking van de communautaire voorschriften inzake overheidsopdrachten heeft gevraagd teneinde deze opdrachten meer toegankelijk te maken voor het MKB. Indicator 5: Sectorale en ad-hocstaatssteun In de conclusies van Lissabon wordt onderstreept dat bijkomende inspanningen nodig zijn om de concurrentie te bevorderen en het algemene peil van de staatssteun terug te dringen en aldus de klemtoon te verleggen van ondersteuning van individuele bedrijven en sectoren naar horizontale doelstellingen die van communautair belang zijn. Sectorale en ad-hocstaatssteun leidt tot verstoringen op de markt en dus tot inefficiëntie, met als gevolg een vermindering van het concurrentievermogen en de groei van Europa. Staatssteun is van bijzonder belang omdat hij onder de directe controle van de overheid valt. Indicator 6: Grensoverschrijdende bankpenetratie Te Lissabon hebben de staatshoofden en regeringsleiders de centrale rol van efficiënte kapitaalmarkten voor de Europese concurrentiepositie op lange termijn erkend. Zoals in het actieplan financiële diensten werd beklemtoond, is marktintegratie de sleutel tot efficiëntie. Omdat de banken een belangrijke rol in de financiering van de economie spelen, zal een indicator van hun grensoverschrijdende activiteit een goede aanwijzing zijn van de integratie van de financiële markten. Indicator 7: Kapitaalverschaffing door de beurzen Zoals reeds werd opgemerkt is toegang tot financiering van determinerend belang voor een duurzame economische groei. De Europese beurzen zijn onderontwikkeld in vergelijking met de VS als gevolg van een aantal barrières. Deze worden geanalyseerd in het actieplan financiële diensten en het actieplan risicokapitaal. Hun ontwikkeling en de doeltreffendheid van de in het kader van deze actieplannen genomen maatregelen moeten worden gevolgd door een analyse van het kapitaal dat wordt aangetrokken via de beurzen. Bij de interpretatie van deze indicator moet rekening worden gehouden met het effect van de conjunctuurcyclus, alsook met structurele factoren, en met het feit dat de cijfers op kleine kapitaalmarkten gemakkelijk scheefgetrokken kunnen zijn.
19
V.4
Indicatoren van sociale cohesie
35. Samen met de ontwikkeling van een nieuwe kennismaatschappij kreeg de sociale cohesie op de Europese Raad van Lissabon hoge prioriteit, want de ontwikkeling van de kenniseconomie brengt mogelijkheden mee om de sociale cohesie te versterken door participatie van een zo groot mogelijk aantal mensen. Voorts houdt deze prioriteit verband met de zorg dat dit potentieel alleen kan worden gerealiseerd als de problemen van werkloosheid, uitsluiting en armoede worden aangepakt. De door Lissabon gevraagde inspanningen op het vlak van werkgelegenheid en onderwijs zullen naar verwachting eveneens de sociale cohesie versterken: de beste verdediging tegen uitsluiting is immers een baan. 36. Een van de drie pijlers van de strategie die door de Europese Raad van Lissabon werd uitgetekend betreft de modernisering van het Europese sociale model door in mensen te investeren en sociale uitsluiting te bestrijden. De stelsels van sociale bescherming moeten worden gemoderniseerd om ze op lange termijn financieel duurzaam te maken tegen de achtergrond van de veranderende demografische patronen, en om sociale insluiting te bevorderen en armoede te bestrijden. Investeren in mensen wordt ook gezien als de sleutel voor de inspanningen van deze pijler. Bijzondere nadruk werd door de Europese Raad gelegd op de aanpassing van de onderwijs- en opleidingssystemen aan de behoeften van de kennismaatschappij. Als onderdeel van de inspanningen ter bevordering en controle van de sociale cohesie wordt aandacht besteed aan de evaluatie van de ongelijkheden in levensstandaard en levenskwaliteit tussen de leeftijdsgroepen, de geslachten en de bevolkingsgroepen van een samenleving. Instrumenten worden ontwikkeld om deze ongelijkheden te verminderen en de sociale participatie en bijdrage van het individu te vergroten. 37. De indicatoren op dit gebied zijn in de eerste plaats bedoeld om de armoede en de inkomensspreiding te meten, en het daarmee verbonden risico van sociale uitsluiting. Voorts bevat de lijst een indicator van de regionale cohesie, omdat regionale verschillen een factor van gebrekkige sociale cohesie zijn. Ten slotte is een indicator van de onderwijsresultaten opgenomen wegens het hoge belang dat de Europese Raad van Lissabon aan investeringen in mensen heeft gehecht en omdat zwakke onderwijsresultaten bijdragen tot sociale uitsluiting. Opgemerkt moet echter worden dat de werkzaamheden op het gebied van de sociale indicatoren zich nog in het beginstadium bevinden en dat in de komende maanden en jaren waarschijnlijk meer geschikte indicatoren zullen worden gevonden. De Europese Raad van Lissabon heeft de groep op hoog niveau inzake sociale bescherming verzocht indicatoren te ontwikkelen, werk dat nog niet voltooid is. Bovendien hebben de gegevens voor de hieronder vermelde sociale indicatoren nog niet betrekking op alle lidstaten. Indicator 1: Inkomensverdeling (inkomenskwintielratio) De inkomenskwintielratio is een maatstaf van de inkomensongelijkheid in een land. Hij vergelijkt het aandeel van het inkomen van een land dat wordt ontvangen door de best verdienende 20 % van de bevolking met het aandeel van de minst verdienende 20 % (S80/S20). Grote inkomensverschillen tussen deze groepen kunnen wijzen op een geringe sociale cohesie en het hogere risico op sociale uitsluiting van personen die zich aan de onderkant van de inkomensschaal bevinden.
20
Indicator 2: Armoedecijfer vóór en na sociale transfers Het armoedecijfer meet het aandeel van de bevolking onder een bepaalde armoedegrens en geeft dus de omvang van de armoede, de risico's van sociale uitsluiting en het effect van sociale transfers (uitgezonderd de pensioenen) aan. Indicator 3: Armoedepersistentie De indicator van de armoedepersistentie meet het aandeel van de bevolking dat gedurende een lange periode voortdurend onder de armoedegrens leeft. Hij geeft een indicatie van de ernst en de ontwikkeling van het armoedeprobleem; hoe langer iemand arm is, hoe groter de kans van permanente sociale uitsluiting. Indicator 4: Werkloze gezinnen Deze indicator meet de mate waarin gehele gezinnen het risico van armoede en sociale uitsluiting lopen wegens gebrek aan een baan. Werkloze gezinnen zijn gezinnen in de actieve leeftijd waarin niemand een betrekking heeft. In de actieve leeftijd zijn gezinnen waarin ten minste één persoon 25 tot 55 jaar oud is. Bij de intepretatie van deze indicator moet rekening worden gehouden met zijn gevoeligheid voor de conjunctuurcyclus. Indicator 5: Regionale cohesie (verschil in BBP per hoofd in KKS tussen de regio's) De verschillen tussen de regio's verminderen is al lang een doelstelling van het communautaire beleid. Bovendien kunnen grote regionale verschillen in economische bedrijvigheid bijdragen tot de uitsluiting van bepaalde delen van de samenleving in een land. Indicator 6: Vroegtijdige schoolverlaters die geen verder onderwijs of opleiding volgen Deze indicator, die het aandeel meet van 18 tot 24 jarigen met alleen lager secundair onderwijs die geen verder onderwijs of opleiding volgen, geeft het belang weer dat in de door de Europese Raad van Lissabon voorgestelde strategie wordt gehecht aan investeringen in mensen. Hij legt de nadruk op de behoefte aan een goed niveau van basisonderwijs om de inzetbaarheid van schoolverlaters te verbeteren en hun sociale integratie te verzekeren. De Europese Raad heeft als streefcijfer vastgesteld tegen het jaar 2010 het aantal 18 tot 24-jarigen met alleen lager secundair onderwijs die geen verder onderwijs of opleiding volgen, te halveren. VI.
NOG TE ONTWIKKELEN INDICATOREN
38. Sommige indicatoren die nodig zijn om de vorderingen op de genoemde beleidsterreinen te volgen zijn om verschillende redenen niet beschikbaar: zij zijn niet precies gedefinieerd of geharmoniseerd tussen de lidstaten of de voor de berekening vereiste gegevens zijn niet volledig of voorbijgestreefd. 39. Om deze moeilijkheid op te vangen is een aantal indicatoren geselecteerd waarvoor een extra inspanning op statistisch gebied dringend nodig is. Zij worden hierna opgesomd. De lijst heeft tot doel de belangrijkste tekortkomingen aan het licht te brengen en de lidstaten niet te veel verplichtingen op te leggen. Elk van de
21
voorgestelde indicatoren zou moeten worden beoordeeld op zijn mogelijke toekomstige opname in het Europees statistisch systeem. In dit verband kan ook worden gedacht aan de ontwikkeling (en voortdurende bijwerking) van een gegevensbank van resultaten en beleidsmaatregelen, informatie die een essentieel vertrekpunt is voor verdere analyse. De gegevensbank kan worden opgezet als een middel om de informatie te verzamelen die zal worden gebruikt in het syntheseverslag en waarmee kan worden gezorgd voor de samenhang van het lopende proces. Het ligt niet in de bedoeling reeds lopende werkzaamheden over te doen of een element van inflexibiliteit in te voeren in de verdere verbetering van de indicatoren. VI.1
Indicatoren van de algemene economische achtergrond
Indicator a: Potentiële productie De potentiële productie is een samengestelde resultatenindicator die een samenvattende indicatie geeft van de algemene gezondheid van de aanbodzijde van een economie. Zij kan op verschillende wijzen worden gemeten. Een manier is eenvoudige trendeliminatiemethoden toe te passen om een BBP-reeks te berekenen. Een andere gaat uit van een productiefunctie (in de veronderstelling dat op het samengevoegde niveau een technisch verband bestaat tussen productie en factorinputs – vermenigvuldigd met hun respectieve benuttingsgraad – en de totale factorproductiviteit). Indicator b: Totale factorproductiviteit De totale factorproductiviteit (TFP) is een samenvattende indicator van de marktefficiëntie en geeft de ontwikkelingen op de arbeids-, kapitaal- en productmarkten weer. Zowel het peil als de groei van de TFP zijn het berekenen waard. Relatieve TFP-niveaus meten de residuele arbeidsproductiviteit rekening houdend met de weerslag van landelijke verschillen in vaste activa. De groeipercentages van de TFP zijn een indicatie van de kwaliteit van de input van arbeid en kapitaal en de technische veranderingen die het gevolg zijn van procédé- of productinnovaties en organisatorische wijzigingen. Het voornaamste probleem met deze indicator is dat er nog geen gemeenschappelijke methode voor de berekening van de TFP bestaat; geringe verschillen in methode kunnen al leiden tot sterk uiteenlopende resultaten. VI.2
Indicatoren van de werkgelegenheid
Indicator 1: Ontwikkeling van de langdurige werkloosheid De ontwikkeling van de langdurige werkloosheid is een nuttige indicator om de aard van het probleem waarvoor langdurig werklozen staan te beoordelen, alsook de vorderingen bij de tenuitvoerlegging van meer actieve en preventieve beleidsmaatregelen voor de werklozen. De meeste lidstaten beschikken momenteel over dergelijke gegevens, maar er zijn nog moeilijkheden met de vergelijkbaarheid. Indicator 2: Kwaliteit van het werk In de conclusies van de Europese Raad van Lissabon is sprake van de behoefte aan "meer en betere" banen. Het zou dus nuttig zijn bij de reeks indicatoren een indicator van de kwaliteit van het werk op te nemen. Deze is echter nog niet duidelijk
22
gedefinieerd en er is dan ook nog geen consensus over mogelijk nuttige indicatoren. Bovendien zijn de gegevens op dit gebied zeer fragmentarisch. Indicator 3: Vacatures Het aantal nieuwe en nog niet vervulde vacatures is nuttig om de krapte op de arbeidsmarkt te meten en kwalificatietekorten vast te stellen. Momenteel zijn dergelijke gegevens alleen te verkrijgen uit een aantal nationale bronnen die niet altijd hetzelfde dekken, zodat er een probleem is met de vergelijkbaarheid. Indicator 4: Marginaal effectief belastingtarief Een indicatie van de marginale effectieve belastingtarieven (waarin rekening is gehouden met zowel de belastingen als de intrekking van uitkeringen naarmate het bruto-inkomen stijgt) zou nuttig zijn bij de beoordeling van de gecombineerde stimulerende effecten van de belastingen en de sociale zekerheid, in het bijzonder wat betreft de armoedevallen. VI.3
Indicatoren van innovatie en onderzoek
Indicator 5: Openbare en particuliere uitgaven voor menselijke middelen De openbare en particuliere uitgaven voor menselijke middelen in percent van het BBP zijn nuttig om de totale (in tegenstelling tot de openbare) middelen te meten die in de lidstaten aan onderwijs en opleiding worden besteed. Deze indicator beantwoordt aan de prioriteit die de Europese Raad van Lissabon heeft gegeven aan investeringen in mensen. Probleem is dat sommige lidstaten nog geen gegevens van de particuliere uitgaven voor onderwijs en opleiding bezitten en dat de gegevens van de andere lidstaten niet volledig vergelijkbaar zijn. Indicator 6: Bedrijfsdemografie Een hoog tempo van oprichting en liquidatie van bedrijven wijst op het dynamisme van de economie waardoor een verschuiving optreedt van sectoren met een lage naar sectoren met een hoge groei. Een laag oprichtingscijfer daarentegen kan wijzen op toetredingsbelemmeringen of een onvolkomen bedrijfsklimaat. De oprichtingscijfers moeten worden onderzocht samen met de overlevingscijfers en de groeipercentages om een volledig beeld te krijgen van de effecten van het oprichten van bedrijven. Eurostat is begonnen aan een project om tegen het jaar 2002 gegevens te kunnen verschaffen over de oprichting, het overleven en de groei van bedrijven. Later zullen nog andere demografische gegevens over het bedrijfsleven worden toegevoegd. Op dat ogenblik kan worden overwogen dergelijke indicators op te nemen in de lijst van indicatoren. Indicator 7: E-handel De ontwikkeling van het Internet heeft geleid tot het ontstaan van een geheel nieuwe markt waar producten worden verhandeld van bedrijf aan verbruiker (B2C) en van bedrijf aan bedrijf (B2B). De ontwikkeling van deze nieuwe markt, die invloed heeft op de gehele aanbodketen van onderaanneming, toelevering, productontwikkeling, marketing, logistiek en distributie, is van groot belang voor het concurrentievermogen en de groei van het Europese bedrijfsleven. Meer betrokkenheid bij de elektronische handel creëert het potentieel voor een meer dynamische en productieve Europese
23
economie. Er is dus dringend behoefte aan betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens op dit gebied. VI.4
Indicatoren van economische hervorming
Indicator 8: Registratie van bedrijven De regelgeving is vaak hinderlijk voor de werking van het bedrijfsleven. In de laatste jaren hebben de regeringen een inspanning geleverd om regelgeving die geen nuttig doel dient af te schaffen en om de procedures te vereenvoudigen. In de conclusies van Lissabon wordt gesteld dat nog meer inspanningen moeten worden geleverd om de kosten van het zakendoen te verlagen en onnodige formaliteiten af te schaffen. Het totale aantal formaliteiten bij de registratie van een nieuw bedrijf en de gemiddelde tijd die dit proces vergt, kunnen goede indicatoren zijn van de vooruitgang op het gebied van hervorming van de regelgeving. Er is een studie uitgevoerd om dergelijke indicatoren te berekenen voor het jaar 1996. Een bijwerking van deze studie zou zeer welkom zijn. Indicator 9: Regelgeving De Europese Raad van Lissabon heeft gevraagd om verdere gecoördineerde acties ter vereenvoudiging van de regelgeving, met inbegrip van de werking van het openbaar bestuur, zowel op nationaal als op communautair niveau. De OESO heeft een belangrijke inspanning geleverd om vergelijkbare gegevens over de regelgeving op de productmarkten in 1998 te verzamelen en te analyseren, met bijzondere aandacht voor de economische en administratieve voorschriften. De resultaten van deze analyse werden gepresenteerd in de vorm van samenvattende statistieken welke tot veel discussie aanleiding hebben gegeven. Het zou echter nuttig kunnen zijn het werk van de OESO op dit gebied voort te zetten. Indicator 10: Aantal ondernemers in de netwerkindustrieën Een ander middel om de vooruitgang bij de liberalisering van de netwerkindustrieën te meten, naast de prijzen, is het aantal ondernemers in elke netwerkindustrie te onderzoeken. Deze indicator kan worden uitgesplitst naar het aantal ondernemers dat werkzaam is voor gezinnen en voor bedrijven. De gegevens zouden ten minste betrekking moeten hebben op de sectoren telecommunicatie, elektriciteit en gas, en indien mogelijk ook op de sector vervoer. Op dit gebied moet echter nog worden gewerkt aan het bereik en de vergelijkbaarheid van deze gegevens. Indicator 11: Kosten van kapitaal Een indicator van de kapitaalkosten voor bedrijven in de EU, met een vergelijking tussen de lidstaten en tussen grote bedrijven en KMO's, zou zeer nuttig zijn in het kader van het ondernemingenbeleid om de financieringsvoorwaarden en het invsteringsvermogen van ondernemingen te kunnen beoordelen. Momenteel is een dergelijke indicator echter niet beschikbaar wegens gebrek aan gemeenschappelijke definities en gegevens (vooral van de KMO's). VI.5
Indicatoren van sociale cohesie
Sociale uitsluiting is een multidimensioneel verschijnsel en bij de ontwikkeling van indicatoren moet daarmee rekening worden gehouden. Naast zaken als laag inkomen,
24
werkloosheid en toegang tot de arbeidsmarkt gaat het hier om bijzondere moeilijkheden bij de toegang tot middelen, rechten, goederen en diensten op een aantal terreinen, waaronder onderwijs, opleiding, werkgelegenheid, huisvesting, gezondheid, enz. Eurostat is begonnen aan de ontwikkeling van niet-monetaire indicatoren van ontbering en sociale uitsluiting gerelateerd aan individuele middelen, percepties en satisfactie. Het bepalen van de doelmatigheid van sociale bescherming is een ander belangrijk aspect dat in het kader van de sociale cohesie moet worden ontwikkeld. Er is behoefte aan meer samenwerking op communautair niveau om op dit gebied vooruitgang te kunnen boeken. Dit zijn vraagstukken waarvoor een belangrijke bijdrage wordt verwacht van het Comité voor sociale bescherming (momenteel de groep op hoog niveau inzake sociale bescherming). Daarom wordt geen gedetailleerde lijst van de op dit terrein te ontwikkelen indicatoren gegeven.
25
BIJLAGE 1 – UITGEKOZEN INDICATOREN Indicatoren van de algemene economische Te ontwikkelen indicatoren van de algemene achtergrond economische achtergrond a. BBP per hoofd (in KKS) en reële groei van het BBP b. Energie-intensiteit van de economie c. Arbeidsproductiviteit (per werkende en per gewerkt uur) d. Inflatiepercentage e. Voor de conjunctuur gecorrigeerd begrotingssaldo
a. Potentiële productie b. Totale factorproductiviteit
Lijst van 27 indicatoren
Lijst van te ontwikkelen 11 indicatoren
I. Werkgelegenheid 1. Participatiegraad 2. Participatiegraad van vrouwen 3. Participatiegraad van oudere werknemers 4. Werkloosheid 5. Langdurige werkloosheid 6. Belastingen op lage lonen 7. Levenslang leren (deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding)
I. Werkgelegenheid 1. Ontwikkeling van de langdurige werkloosheid 2. Kwaliteit van het werk 3. Vacatures 4. Marginaal effectief belastingtarief
II. Innovatie en onderzoek 1. Overheidsuitgaven voor onderwijs 2. Uitgaven voor O&O 3. Uitgaven voor ICT 4. Toegang tot het Internet 5. Octrooien op hightechgebieden 6. Uitvoer van hoogtechnologische producten 7. Durfkapitaal
II. Innovatie en onderzoek 5. Openbare en particuliere uitgaven voor menselijke middelen 6. Bedrijfsdemografie 7. E-handel
III. Economische hervorming 1. Handelsintegratie 2. Relatief prijspeil en prijsconvergentie 3. Prijzen in de netwerkindustrieën 4. Overheidsopdrachten 5. Sectorale en ad-hocstaatssteun 6. Grensoverschrijdende bankpenetratie 7. Kapitaalverschaffing door de beurzen
III. Economische hervorming 8. Registratie van bedrijven 9. Regelgeving 10. Aantal ondernemers in de netwerkindustrieën 11. Kosten van kapitaal
IV. Sociale cohesie 1. Inkomensverdeling (inkomenskwintielratio) 2. Armoede vóór en na sociale transfers 3. Armoedepersistentie 4. Werkloze gezinnen 5. Regionale cohesie (verschil in BBP per hoofd in KKS tussen de regio’s)
IV. Sociale cohesie Indicatoren zullen worden ontwikkeld door de groep op hoog niveau inzake sociale bescherming
26
6. Vroegtijdige schoolverlaters die geen verder onderwijs of opleiding volgen
27
BIJLAGE 2 – Definitie, bron, beschikbaarheid en beleidsdoelstelling van de geselecteerde indicatoren Indicatoren van de algemene economische achtergrond Indicator
Definitie
Bron
Beschikbaarheid
Algemeen beleidsdoel
a. BBP per hoofd in KKS en reële groei van het BBP
BBP per hoofd in koopkrachtstandaard (KKS)
Eurostat; nationale rekeningen
Alle lidstaten, VS, Japan (voor groei van het BBP)
Groeiresultaten, levensstandaard
b. Energie-intensiteit van de economie
(Bruto binnenlands energieverbruik)/BBP
Eurostat
c. Arbeidsproductiviteit
Per gewerkt uur of per werkende
Eurostat; nationale rekeningen. OESO voor gegevens per gewerkt uur
Alle lidstaten, VS, Japan
Procentuele verandering per jaar van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (HICP)
Eurostat; prijsstatistiek
HICP voor alle lidstaten, EU-aggregaten
Begrotingssaldo gecorrigeerd voor de invloed van de conjunctuurcyclus
Diensten van de Commissie. DG ECFIN databank Ameco
d. Inflatiepercentage
e. Voor de conjunctuur gecorrigeerd begrotingssaldo
Groei van het BBP tegen constante prijzen (basisjaar 1995)
Tijdreeks: 1991-1999, EU-aggegaten voor 1995-1999 Alle lidstaten, VS Tijdreeks: 1985-98
Tijdreeks: 1991-1999, EU-aggregaten voor 1995-1999
Tijdreeks: maandelijks vanaf 1995
28
Alle lidstaten, EU-aggregaten Tijdreeks: 1960-1998/9
Duurzame ontwikkeling Algemene doelmatigheid van de economie Gezonde macroeconomische omstandigheden Gezonde openbare financiën
(I) WERKGELEGENHEID Indicator
Definitie
Bron
Beschikbaarheid
Algemeen beleidsdoel
1. Participatiegraad
Werkenden van 15-64 jaar in percent van de totale beroepsbevolking van 15-64 jaar
Eurostat (Arbeidskrachtenenquête)
Alle lidstaten, EU-aggregaten. Vergelijkbare gegevens niet beschikbaar voor de VS
Volledige werkgelegenheid
Werkende vrouwen van 15-64 jaar in percent van totale vrouwelijke beroepsbevolking van 15-64 jaar
Eurostat (Arbeidskrachtenenquête)
3. Participatiegraad van oudere werknemers
Werkenden van 55-64 jaar in percent van totaal aantal 55-64-jarigen
Eurostat (Arbeidskrachtenenquête)
4. Werkloosheid
Totaal aantal werklozen in percent van de totale beroepsbevolking. Geharmoniseerde reeksen
Eurostat (Werkloosheid)
Totaal aantal langdurig werklozen (meer dan 12 maanden) in percent van de totale beroepsbevolking. Geharmoniseerde reeksen
Eurostat (Arbeidskrachtenenquête)
Inkomensbelasting plus werkgeversen werknemersbijdragen voor sociale zekerheid op lage lonen (d.w.z. met een loon van 67 % van gemiddeld productieloon of 100 % voor gehuwde paren met twee kinderen) als deel van de loonkosten
OESO, Taxing Wages (tabel 5, editie 2000)
Percent van leeftijdsgroep 25-64 dat onderwijs of opleiding volgt (in de 4 weken vóór de enquête)
Eurostat (Arbeidskrachtenenquête)
2. Participatiegraad van vrouwen
5. Langdurige werkloosheid
6. Belastingen op lage lonen
7. Levenslang leren (deelname van volwassenen aan
Tijdreeks: 1983 – 1999 Alle lidstaten, EU-aggregaten. Vergelijkbare gegevens niet beschikbaar voor de VS Tijdreeks: 1983 – 1999 Alle lidstaten, EU-aggregaten. Vergelijkbare gegevens niet beschikbaar voor de VS Tijdreeks: 1983 – 1999 Alle lidstaten, EU-aggregaten, VS Tijdreeks: 1983 – 1999
Alle lidstaten, EU-aggregaten. Vergelijkbare gegevens niet beschikbaar voor de VS Tijdreeks: 1983 – 1999 Alle lidstaten, vergelijkbare gegevens voor VS en Japan Tijdreeks: 1995-98, ramingen voor 1999
29
Alle lidstaten, EU-aggregaten. F, NL, P gebruiken niet-geharmoniseerde methoden. Vergelijkbare gegevens niet beschikbaar voor de VS
Volledige werkgelegenheid. Gelijke kansen voor allen Volledige werkgelegenheid. Bestrijding van sociale uitsluiting Volledige werkgelegenheid. Bestrijding van sociale uitsluiting Volledige werkgelegenheid. Bestrijding van sociale uitsluiting Belastingdruk op arbeid meten, vooral voor laagbetaalden en relatief ongeschoolden
Volledige werkgelegenheid. Meer en betere banen
onderwijs en opleiding)
Tijdreeks: 1992 – 1999
30
(II) INNOVATIE EN ONDERZOEK Indicator
Definitie
Bron
Beschikbaarheid
Algemeen beleidsdoel
1. Overheidsuitgaven voor onderwijs
Totale overheidsuitgaven voor onderwijs in percent van het BBP
Gezamenlijke Unesco/ OESO/ Eurostat-vragenlijst
Alle lidstaten, EU-aggregaten, VS en Japan
Kwaliteit van human resources
2. Uitgaven voor O&O
Totale uitgaven voor O&O verdeeld in overheid, ondernemingen en andere (in verhouding tot het BBP)
Eurostat O&O-statistieken, OESO (voornaamste wetenschappelijke en technologische indicatoren)
Alle lidstaten (behalve Luxemburg), VS en Japan
ICT-uitaven in percent van het BBP
European Information Technology Observatory (EITO)
Alle lidstaten, EU-aggregaten, VS en Japan
Actieve on-linerekeningen (bedrijven en particulieren) per 100 inwoners
European Information Technology Observatory (EITO)
Alle lidstaten, VS en Japan
5. Octrooien op hightechgebieden
Wereldaandeel van Europa en de VS in hightechoctrooien (EOB- en USPTO-octrooien)
Europees Octrooibureau (EOB) en US Patent Office (USPTO)
Alle lidstaten, VS en Japan
6. Uitvoer van hightechproducten
Aandeel van uitvoer van hightechproducten in de totale uitvoer
Eurostat (Comext), VN (Comtrade)
Alle lidstaten (BLEU voor B en C), EUaggregaten, VS en Japan
3. Uitgaven voor ICT
4. Toegang tot het Internet
Tijdreeks: 1995/6/7 (1998 beschikbaar tegen eind 2000)
O&O-inspanning
Tijdreeks: 1990-99 (1998 en 1999 voor de meeste lidstaten) Informatiemaatschappij
Tijdreeks: 1996-1999 Informatiemaatschappij
Tijdreeks: 1998 Innovatiecapaciteit
Tijdreeks: 1991 - 1998
Invloed van O&O en innovatiebeleid
Tijdreeks: 1990 - 98 (1999 verwacht) 7. Durfkapitaal
Verhouding tussen durfkapitaalinvesteringen (exclusief buyouts) en het BBP Verdeling naar investeringsstadium
European Venture Capital Association (voor EU), Price Waterhouse Coopers (voor VS)
31
Alle lidstaten (geen gegevens voor Luxemburg), VS, maar niet Japan Tijdreeks: 1995-99
Toegang tot financiering
(III) ECONOMISCHE HERVORMING Indicator
Definitie
Bron
Beschikbaarheid
Algemeen beleidsdoel
1. Handelsintegratie
(Intracommunautaire uitvoer + invoer van goederen) / (2 * BBP)
Eurostat (Comext). VN Comtrade
Alle lidstaten (BLEU voor B en L), EUaggregaten, VS en Japan
Integratie van productmarkten
(Totale uitvoer + invoer van goederen) / (2 * BBP) 2. Relatief prijspeil en prijsconvergentie
Relatief prijspeil van finale particuliere consumptie inclusief indirecte belastingen (EU=100)
Tijdreeks: 1990-99 Eurostat / OESO (prijsstatistieken: KKPindicatoren)
Alle lidstaten, VS Tijdreeks:
Integratie van productmarkten. Marktefficiëntie
Lidstaten: 1980, 1985, 1991-98 VS: 1993, 1996 3. Prijzen in de netwerkindustrieën
Prijspeil en –ontwikkeling in telecommunicatie, elektriciteit en gas
Eurostat. DG INFSO voor telecomgegevens
Alle lidstaten en EU-aggregaten. Sommige gegevens van VS en Japan voor telecom.
Marktefficiëntie
Tijdreeks: 1998-2000 4. Overheidsopdrachten
5. Sectorale en ad-hocstaatssteun
(Waarde van aanbestedingen van overheidsopdrachten) / (totale waarde van overheidsopdrachten)
DG MARKT
Staatssteun (sectoraal en ad hoc) in percent van het BBP
DG COMP
Alle lidstaten. Niet VS of Japan Tijdreeks: 1993-1998 (P, S geen gegevens voor 1993) Alle lidstaten. Geen gegevens voor VS of Japan
Integratie van productmarkten
Verstoringen op de interne markt
Tijdreeks: 1990-1998 6. Grensoverschrijdende bankpenetratie
7. Kapitaalverschaffing
Aandeel van deposito's van en leningen aan niet-ingezeten non-bancaire particuliere sector (inclusief gezinnen) in totale deposito's en leningen van kredietinstellingen aan niet-bancaire particuliere sector (inclusief gezinnen)
Eurostat, structurele bedrijfsstatistiek, ECB, monetaire en bancaire statistiek
Elke lidstaat uit de eurozone plus waarschijnlijk andere lidstaten
Kapitaalverschaffing door de beurzen in
Fédération Internationale
Alle lidstaten, VS, Japan
32
Integratie van de financiële markten
Tijdreeks: 1997-99
Groeifinanciering
door de beurzen
percent van het BBP
des Bourses de Valeurs (FIBV)
33
Tijdreeks: 1998 en 1999
(IV) SOCIALE COHESIE Indicator
Definitie
Bron
Beschikbaarheid
Algemeen beleidsdoel
1. Inkomensverdeling (inkomenskwintielratio)
Verhouding tussen aandeel in totaal inkomen van de best verdienende 20 % van de bevolking en de minst verdienende 20 % (S80/S20)
Eurostat, ECHP
Alle lidstaten behalve Zweden en Finland, EUaggregaten. Geen gegevens voor VS en Japan. Tijdreeks: 1993, 1994, 1995 (1996 beschikbaar tegen eind 2000, inclusief Zweden)
Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
2. Armoede vóór en na sociale transfers
Bevolking onder armoedegrens. Armoedegrens gedefinieerd als (50 % of) 60 % van mediaan beschikbaar inkomen
Eurostat, ECHP
Alle lidstaten behalve Zweden en Finland, EUaggregaten. Geen gegevens voor VS en Japan. Tijdreeks: 1993, 1994, 1995 (1996 beschikbaar tegen eind 2000, inclusief Zweden)
Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
3. Armoedepersistentie
Aandeel van bevolking dat gedurende drie jaren constant onder de armoedegrens leeft. Armoedegrens gedefinieerd als (50 % of) 60 % van mediaan beschikbaar inkomen
Eurostat, ECHP
Alle lidstaten behalve Oostenrijk, Finland en Zweden, EU-aggregaten. Geen gegevens voor VS en Japan
Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
Aandeel van de gezinnen waarin niemand een baan heeft in alle gezinnen met ten minste één lid in de leeftijdsgroep 25-55 jaar
Eurostat (Arbeidskrachtenenquête)
5. Regionale cohesie
Variatiecoëfficiënt van BBP per hoofd in KKS op niveau NUTS 3 voor de regio's
Eurostat, regionale statistieken
Alleen NUTS 2 voor Italië. Geen gegevens voor Franse overzeese gebieden. 1995-1997 volgens ESR95 (en 1991 tot 1996 volgens ESER 79)
Cohesie
6. Vroegtijdige schoolverlaters die geen verder onderwijs of opleiding volgen
Aandeel 18-24-jarigen met alleen lager secundair onderwijs die geen onderwijs of opleiding volgen
Eurostat (Arbeidskrachtenenquête)
Alle lidstaten, EU-aggregaten
Investeren in mensen. Bestrijding van sociale uitsluiting
4. Werkloze gezinnen
Tijdreeks : 1993, 1994, 1995 (1996 beschikbaar tegen eind 2000, met inbegrip van Zweden) Alle lidstaten behalve Denemarken, Finland en Zweden, EU-aggregaten. Vergelijkbare gegevens niet beschikbaar voor de VS
Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
Tijdreeks: 1985 – 1999
Vergelijkbare gegevens niet beschikbaar voor de VS Tijdreeks: 1992 - 1999
34
(V) TE ONTWIKKELEN INDICATOREN Algemene economische achtergrond Indicator
Definitie
Huidige bron
Moeilijkheden
Doel
a. Potentiële productie
Potentiële productie van de economie
OESO, IMF en diensten van de Commissie
Er is geen overeengekomen methode voor de berekening van de potentiële productie, en de metingen van de OESO, het IMF en de Commissie verschillen.
Veranderingen in het productiepotentieel van de economieën beoordelen
b. Totale factorproductiviteit
Totale productiviteit van alle factoren
Databank AMECO
AMECO heeft gegevens, maar het is moeilijk een methode overeen te komen.
De algemene efficiëntie van de economie beoordelen.
Indicator
Definitie
Huidige bron
Moeilijkheden
Doel
1. Langdurige werkloosheid
Ontwikkeling van de langdurige werkloosheid
Alleen nationale bronnen
Gegevens alleen beschikbaar voor enkele lidstaten. Bovendien zijn zij niet vergelijkbaar.
Het probleem van de langdurige werkloosheid onderzoeken.
2. Kwaliteit van het werk
Te definiëren.
-
Weinig consensus over nuttige indicatoren op dit gebied en de gegevens zijn fragmentarisch.
Behoefte aan "meer en betere" banen
3. Vacatures
Nieuwe en onvervulde vacatures
Alleen nationale bronnen
Gegevens alleen uit een aantal nationale bronnen; draagwijdte verschilt en vergelijkbaarheid is moeilijk te beoordelen
Krapte op de arbeidsmarkt meten en kwalificatietekorten vaststellen
4. Marginaal effectief belastingtarief
Aandeel van verhoging van brutoloon dat niet bij de werknemer terechtkomt wegens hogere belastingbetalingen en intrekking van inkomensafhankelijke uitkeringen, per loonniveau en gezinstype
OESO "Taxing wages"
OESO "Taxing wages" geeft marginale belastingtarieven en houdt rekening met uitkeringen zoals kinderbijslagen. Andere uitkeringen zoals huursubsidies, werkpremies, enz. moeten ook in aanmerking worden genomen.
Beoordeling van de stimulerende effecten van de belastingen en de sociale zekerheid, in het bijzonder van de armoedeval
Werkgelegenheid
35
(V) TE ONTWIKKELEN INDICATOREN (VERVOLG) Innovatie Indicator
Definitie
Huidige bron
Moeilijkheden
Doel
5. Openbare en particuliere uitgaven voor menselijke middelen
Openbare en particuliere uitgaven voor menselijke middelen (onderwijs) in percent van het BBP
-
Gegevens over particuliere uitgaven voor onderwijs ontbreken voor sommige lidstaten en zijn voor de overige niet volledig vergelijkbaar
De totale (en dus niet alleen de openbare) middelen berekenen die in de lidstaten aan onderwijs worden besteed
6. Bedrijfsdemografie
Oprichting, overleving en sluiting van bedrijven
Eurostat (project bedrijfsdemografie)
Geharmoniseerde gegevens beschikbaar vanaf 2002. Momenteel alleen nietgerharmoniseerde gegevens beschikbaar
Het ondernemerschap meten
7. E-handel
Opbrengsten van de e-handel
Studies. Eurostat (proefstudies met de lidstaten in 2001)
Momenteel slechts partiële studiegegevens beschikbaar
Informatiemaatschappij
36
(V) TE ONTWIKKELEN INDICATOREN (VERVOLG) Economische hervorming Indicator
Definitie
Huidige bron
Moeilijkheden
Doel
8. Registratie van bedrijven
Formaliteiten en tijdsduur tussen aanvraag en registratie van een nieuw bedrijf
Logotech-studie van 1996
Laatste gegevens betreffen 1996
Belemmeringen voor ondernemerschap meten
9. Regelgeving
-
OESO-analyse 1998
Het is niet gemakkelijk de kwaliteit van de regelgeving te meten. Er is kritiek op de summiere statistieken van de OESO, maar zij kunnen wellicht worden ontwikkeld
Vereenvoudiging van de regelgeving
10. Aantal ondernemingen in de netwerkindustrieën
Aantal ondernemingen die diensten aanbieden aan bepaalde soorten gebruikers (bijvoorbeeld gezinnen of bedrijven)
Zie volgende kolom
Volledige gegevens alleen beschikbaar voor telecom op het ogenblik van het 4e en het 5e verslag over de tenuitvoerlegging van het regelgevingspakket voor telecom
Marktefficiëntie, markttoegang
11. Kosten van kapitaal
Kosten van kapitaal voor EU-bedrijven (zowel grote als KMO's)
-
Nog geen overeengekomen definitie en gebrek aan gegevens
Toegang tot kapitaal beoordelen voor EU-bedrijven
37
BIJLAGE 3:
Algemene economische achtergrond Indicator a1: BBP per hoofd van de bevolking B DK D EL E F IRL 1995
I
1998 L NL A P FIN S Bron: Eurostat UK
38
Algemene economische achtergrond Indicador a2: Reële groei van het BBP
B DK D EL E F IRL I L
1998 1999
NL A P FIN S UK EU-15 US Japan
-5 Bron: Eurostat
0
5
Reële groei, procentuele verandering t.o.v. 39 het voorafgaande jaar
10
Algemene economische achterarond Indicador b: Energie-intensiteit van de economie B DK D EL E F IRL
1990
I
1998 (1997 Voor de VS.)
L NL A P FIN S UK EU US
0
100
200
300
400
500
Bruto binnenlands verbruik/BBP (ton aardolie-equivalent / 1995 miljoen)
40
Algemene economische achtergrond Indicator c1: Arbeidsproductiviteit (per werknemer) B DK D EL E F IRL I L NL A
1992 1998
P FIN S UK EU-11
41
Algemene economische achtergrond Indicator c2: Arbeidsproductiviteit (per gewerkt uur) B DK D EL E F IRL I NL
1992 1998
A P FIN S UK EU-11 US
42
Japan
Bron: OESO 0
20
40
60
80
100
120
Algemene economische achtergrond Indicator d: Inflatiepercentage B DK D EL E F IRL I L NL
1998
A
1999
P FIN S UK EU-11 EU-15 US 0 Bron: Eurostat Procentuele
1
2
3
4
43
5
Opmerking: De VS-gegevens zijn niet geheel vergelijkbaar
met de geharmoniseerde indexcijfers van de EU. verandering per jaar van het indexcijfer van de consumptieprijzen
Algemene economische achtergrond Indicator e: Voor de conjunctuur aangepaste begrotingssaldi B DK D EL E F IRL I L
1998 1999
NL A P FIN S UK EU-11 EU-15 -4
-2
0
2
4
Voor de conjunctuur aangepast begrotingssaldo* in % van het 44 BBP Bron: Diensten van de Commissie
*Voor de conjunctuur aangepast netto-financieringsoverschot (+) of -tekort (-) van de overheid in percent van het BBP
Werkgelegenheid Indicator I.1: Participatiegraad B DK D EL E F IRL I L
1995 1999
NL A P FIN S
45
Werkgelegenheid Indicator I.2: Participatiegraad van vrouwen
B DK D EL E F IRL I L
1995 1999
NL A P FIN S UK
46
Werkgelegenheid Indicator I.3: Participatiegraad van oudere werknemers
B DK D EL E F IRL I L
1995 1999
NL A P FIN S
47
Werkgelegenheid Indicator I.4: Werkloosheid
B DK D EL * E F IRL I L 1995 1999
NL A P FIN S UK
48
Werkgelegenheid Indicator I.5 Langdurige werkloosheid
B DK D EL E F IRL I 1995 1999
L NL A P FIN S UK
49
Source: Eurostat
Werkgelegenheid Indicator I.6 Belastingen op lage lonen#
B DK D EL E F IRL I 1997 L
1999
NL A P FIN S
50
Werkgelegenheid Indicator I.7: Levenslang leren B DK D EL E F$ IRL * I L
1995
NL $
1999
A* P$ FIN S UK # EU-15 US
Index of participation of the 25-64 population in education and training. Adult participation in training over the 4 w eeks prior to the 51survey.
$ Data for F, due for IRL and A. 0 NL, P is not comparable 5 10to methodological 15 differences. 20 * 1999 data 25not available30 # The earlier figure for UK is 1994.
Participatie van 25-64-jarigen aan onderwijs en opleiding in de 4
Innovatie en onderzoek Indicator II.1: Overheidsuitgaven voor onderwijs B vl* DK D EL E F IRL I L NL
1995 1997
A P FIN S UK EU-11 EU-15 US
52
Source: EITO 2000
* Alleen Vlaamse Gemeenschap
Bron: Eurostat en OESO
53
Innovatie en onderzoek Indicator II.2: O&O-uitgaven B DK D EL E
1995
F IRL
Bedrijfsuitgaven voor O&O (BERD)
1997
I NL
Andere uitgaven voor O&O (GERD BERD)
A* P FIN S UK EUR-11 EU-15 US Japan
0
1
2
3
O&O-uitgaven in % van het BBP
4
54
Source: EITO 2000 * Geen uitsplitsing voor Oostenrijk
Bron: Eurostat en OESO
55
Innovatie en onderzoek Indicator II.3: ICT-uitgaven B DK D EL E F IRL I L NL A
1996 1999
P FIN S UK EU-11 EU-15 US
56
Japan
0
2
4
6
8
Innovatie en onderzoek Indicator II.4: Toegang tot het Internet B DK D EL E F IRL I L NL
1998 1999
A P FIN S UK EU-11 EU-15 US Japan
0
5
10
15
20
25
Aantal Internetgebruikers per 100 inwoners (zowel particulieren als bedrijven)
57 30
Bron: EITO 2000
58
Innovatie en onderzoek Indicator II.5a: Aandeel van hightechoctrooien aangevraagd bij het Europees Octrooibureau (EOB), 1998
Overige 6%
Japan 22%
EPC-landen 36%
VS 36%
59
EPC-landen = EU-15 plus Zwitserland, Cyprus, Liechtenstein en Monaco
Bron: EOB
60
Innovatie en onderzoek Indicator II.5b: Aandeel van hightechoctrooien aangevraagd bij het United States Patent Office (USPTO), 1998
EPC-landen 9% Overige 12%
Japan 22%
VS 57% 61
Bron: USPTO
62
Innovatie en onderzoek Indicator II.5c: Octrooien op hightechgebieden B DK D EL E F IRL I L NL
1997
A
1998
P FIN S UK EU-11 EU-15 US Japan
0
10
20
30
40
50
60
6370
Aantal hightechoctrooiaanvragen per miljoen inwoners
*1998 for the US Source: Eurostat, UN
Bron: EOB, JPO en USPTO
64
Innovatie en onderzoek Indicator II.6: Uitvoer van hightechproducten BLEU DK D EL E F IRL I NL A 1995 1999
P FIN S UK EUR-11 EU-15 US* 65
Japan 0
10
20
30
40
Innovatie en onderzoek Indicator II.7: Durfkapitaal B DK D EL E F IRL
1998
I beginstadium
NL A
expansie en vervanging
1999
P FI S UK US 0,0
0,1
0,2
0,3
0,466
Bron: EVCA (voor EU), NVCA (voor VS)
67
Economische hervorming Indicator III.1a: Handelsintegratie (intracommunautaire handel) BLEU DK EL IRL NL A P FIN S Kleine lidstaten
1994 1998
D E F I UK Grote lidstaten EU-gemiddelde
0
10
20
30
40
50
Verhouding tussen intracommunautaire handel
68 60
Economische hervorming Indicator III.1b: Handelsintegratie (totale handel) BLEU DK EL IRL NL A P FIN S Kleine lidstaten
1994 1998
D E F I UK Grote lidstaten
EU-15 US
69 0
20
40
60
Totale EU-handel in % v.h. BBP
80
Opmerking: intracommunautaire handel voor elke lidstaat, maar alleen extracommunautaire handel voor EU-15
Bron: Eurostat
70
Economische hervorming Indicator III.2a: Relatief prijspeil (incl. indirecte belastingen, EU-15=100) B DK D EL E F IRL I L
1994 1998
NL A P FIN S UK US*
71
Economische hervorming
Variatiecoëfficiënt van prijspeil voor particulier eindverbruik
Indicator III.2b: Prijsspreiding in EU-15
25 20 15 10 5 0 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
EU-12 tot 1992, daarna EU-15 Bron: Eurostat
72
73
Economische hervorming Indicator III.3a: Prijzen in de telecomsector, 1999 B DK D EL E F IRL I L
Plaatselijk
NL
Nationaal
A
Verbinding met USA
P FIN S UK Japan USA 0
50
100
150
200
Prijs t.o.v. EU-15 = 100
250 74
Bron: diensten van de Commissie, DG INFSO
75
Indicator III.3a: Prijzen in telecomsector, 1997 B DK D EL F E IRL Verbinding met USA
I
Nationaal
L
Plaatselijk
NL A P FIN S UK Japan 0
50
100
150
Prijs t.o.v. EU-15 = 100
200
250
76
Bron: diensten van de Commissie, DG INFSO
77
Economische hervorming Indicator III.3b: Elektriciteitsprijzen (industriële verbruikers) B DK D EL E F IRL Jan. 98 Jan. 00
I L NL A P FIN S UK 0
2
4
6
8
Elektriciteitsprijzen in euro per kWh (excl. belastingen)
10 78
Bron: Eurostat
79
Economische hervorming Indicator III.3b: Elektriciteitsprijzen (gezinnen)
B DK D EL E F IRL I
Jan. 98 Jan. 00
L NL A P FIN S UK 0
5
10
15
80 20
Elektriciteitsprijzen in euro per 100 kWh (excl. belastingen)
Bron: Eurostat
81
Economische hervorming Indicator III.3c: Gasprijzen (gezinnen)
B D E F IRL I
jan. 98 jan. 00
L NL A FIN* S UK* 0
2
4
6
8
82
10
Gasprijzen (excl. belastingen) in euro per Gigajoule
Bron : Eurostat
Economische hervorming Indicator III.3c: Gasprijzen (industriële verbruikers)
B DK D
83
84
Bron: Eurostat
85
Economische hervorming Indicator III.4: Overheidsopdrachten B DK D EL E F IRL I L 1996 1998
NL A P FIN S UK EU-11 EU-15 0
10
20
30
40
50 86
In het Publicatieblad bekendgemaakte aanbestedingen in percent van totale overheidsopdrachten
Bron: diensten van de Commissie, DG MARKT
87
Economische hervorming Indicator III.5: Staatssteun B DK D EL E
sectoraal
F
ad hoc
1994-1996
overige
IRL
ers
I L
1996-1998
NL A P FIN S UK EU-15 0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
88 2,5
Bron: diensten van de Commissie, DG COMP
89
Economische hervorming Indicator III.6: Grensoverschrijdende bankpenetratie
B DK D EL E F IRL I L NL
Niet beschikbaar tot najaar 2000 1997
A
1998
P FIN S UK EU-11 EU-15
0,0
90 0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
Bron: BIB
91
Economische hervorming Indicator III.7 Kapitaalverschaffing door de beurzen B D DK E EL F IRE I NL A P
1998
FIN
1999
S UK EUR-11 EU-15 NYSE NASDAQ Japan
0
5
10
15
20
25
Nieuw kapitaal verschaft aan binnenlandse bedrijven in percent van het BBP
30
92
Bron: FIBV
93
Sociale cohesie Indicator IV.1: Inkomensverdeling B DK D EL E F IRL I L
1994 1995
NL A P FIN S UK
94
S80/S20 ratio (best verdienende 20 % in verhouding tot minst verdienende 20 %) * Gegevens voor FIN en S niet beschikbaar.
Bron: Eurostat
Sociale cohesie Indicador IV.2: Armoede voor en na sociale transfers (1995)
B DK D
95
Sociale cohesie Indicator IV.3: Armoedepersistentie (1995) B DK D EL E F IRL I L NL A* P FIN *
96
Sociale cohesie Indicator IV.4: Werkloze gezinnen B DK D EL E FR IRL I
GEGEVENS BESCHIKBAAR TEGEN HET EINDE VAN HET JAAR
L NL A P FIN S
97
Sociale cohesie Indicator IV.5: Regionale cohesie
B DK D EL E F IRL I (NUTS 2)
1995 1997
NL A P FIN S
98
Sociale cohesie Indicator IV.6: Vroegtijdige schoolverlaters die geen verder onderwijs of opleiding volgen
B DK D* EL E F IRL * I 1998 1999
L* NL * A* P FIN S UK *
99
100