B PU
6198/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0157 (COD)
LI
LIMITE
C
seil UE
Brussel, 11 februari 2010 (22.02) (OR. en)
RAAD VA DE EUROPESE UIE
JUSTCIV 26 CODEC 95 OTA van: aan: nr. Comv.: Betreft:
het voorzitterschap de Groep burgerlijk recht (erfrecht) 14722/09 JUSTCIV 210 CODEC 1209 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring
Hierbij gaat voor de delegaties een nieuwe tekst van de hoofdstukken I, II en III van het in hoofde genoemde voorstel, die het voorzitterschap heeft opgesteld in het licht van de tot dusver door de Groep burgerlijk recht (erfrecht) gehouden besprekingen en de schriftelijke opmerkingen van de delegaties (zie doc. 5811/10 JUSTCIV 22 CODEC 69 + ADD). Alle wijzigingen ten opzichte van het Commissievoorstel zijn vetgedrukt; geschrapte tekst is met (...) aangegeven.1 Het voorzitterschap wijst nadrukkelijk op de intrinsieke samenhang tussen alle hoofdstukken van het Commissievoorstel. Voor de hoofdstukken IV, V en VI wordt in dit stadium evenwel geen nieuwe tekst voorgesteld, omdat de delegaties nog niet de gelegenheid hebben gehad over deze hoofdstukken schriftelijke opmerkingen te maken. Voor deze hoofdstukken moet derhalve verder worden verwezen naar de Commissietekst (doc. 14722/09 JUSTCIV 210 CODEC 1209). ___________________
1
Een aantal in de diverse taalversies aangebrachte wijzigingen ten opzichte van het Commissievoorstel zijn van louter taalkundige of terminologische aard.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
1
LIMITE L
BIJLAGE 2009/0157 (COD) Voorstel voor een VERORDEIG VA HET EUROPEES PARLEMET E DE RAAD betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, (…)1 HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Hoofdstuk I Werkingssfeer en definities
Artikel 1 Werkingssfeer 1.
Deze verordening is van toepassing op erfopvolging.2 Zij heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke3 zaken.
1 2
3
De preambule zal later worden besproken. In alle hoofdstukken waar van toepassing moet worden verduidelijkt dat alleen situaties met grensoverschrijdende gevolgen onder de werkingssfeer vallen. In een overweging moet worden gepreciseerd dat met 'bestuursrechtelijke zaken' onder het bestuursrecht vallende kwesties worden bedoeld, en niet aangelegenheden in verband met het beheer van de nalatenschap.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
2
LIMITE L
2.
(…)
3.
Zij is niet van toepassing ter zake van: a)
de staat van natuurlijke personen, alsmede de familierechtelijke betrekkingen en de betrekkingen waarvan de rechtsgevolgen volgens het toepasselijke recht worden geacht vergelijkbaar te zijn met die van de familierechtelijke betrekkingen;
b)
de bekwaamheid van natuurlijke personen, onverminderd artikel 19, lid 2, onder c) (…);
c)
verdwijning of vermissing van een natuurlijke persoon en de procedures voor het verkrijgen van een verklaring van vermoedelijk overlijden van een natuurlijke persoon;
d)
het huwelijksvermogensrecht en de vermogensrechtelijke regelingen voor betrekkingen waarvan de rechtsgevolgen volgens het toepasselijke recht worden geacht vergelijkbaar te zijn met die van het huwelijk;
e)
onderhoudsverplichtingen, onverminderd artikel 19, lid 2, onder i);
f)
rechten en goederen, in het leven geroepen of overgedragen op andere wijze dan door erfopvolging, zoals giften, schenkingen bij vooruitmaking of legaten, onverminderd artikel 19, lid 2, onder j), gemeenschappelijke eigendom welke overgaat op de langstlevende, pensioenregelingen, verzekeringsovereenkomsten of regelingen van soortgelijke aard;
g)
het recht inzake vennootschappen en verenigingen of andere rechtspersonen, zoals clausules in oprichtingsakten en statuten van vennootschappen en verenigingen of andere rechtspersonen die de bestemming bepalen van aandelen van leden die overlijden;
h)
de ontbinding, het tenietgaan en de fusie van vennootschappen of verenigingen en andere rechtspersonen;
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
3
LIMITE L
i)
de oprichting, het beheer en de ontbinding van trusts; en
j)
de aard van zakelijke eigendomsrechten1 en de publiciteit van die rechten, met name de werking van het kadaster en de rechtsgevolgen van een inschrijving, of het ontbreken daarvan, in het kadaster2
Artikel 2 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder: a)
"erfopvolging"3: elke vorm van overdracht van goederen, rechten en verplichtingen naar aanleiding van een overlijden, ongeacht of het gaat om een vrijwillige overdracht krachtens een testament of een erfovereenkomst, dan wel om een overdracht krachtens de wet, in het geval van erfopvolging bij versterf;
1
2
3
Zoals bekend zal de werkingssfeer van de verordening zich volgens het Commissievoorstel uitstrekken tot door erfenis verkregen zakelijke eigendomsrechten, maar niet tot de procedure of de modaliteiten volgens welke een dergelijk recht wordt verkregen overeenkomstig het eigendomsrecht van de staat waar het onroerend goed gelegen is. Het voorzitterschap verzoekt de groep om op dit punt ook de nieuwe versie van artikel 9 en het voorstel voor een nieuw artikel 20 bis in overweging te willen nemen. Een andere mogelijkheid is de toevoeging van de volgende zinsnede: "onverminderd de artikelen 9 en 20 bis. In een overweging moet worden gepreciseerd dat erfopvolging ook betrekking heeft op de voorschriften betreffende de bescherming van het gezin of de personen ten laste die als gevolg van het overlijden van een persoon kunnen gelden, zoals de bepalingen betreffende de reservataire delen van de nalatenschap.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
4
LIMITE L
b)
"gerecht": alle gerechtelijke instanties of andere bevoegde instanties [of door het gerecht aangewezen instanties] van de lidstaten die een rechterlijke functie uitoefenen in aangelegenheden betreffende erfopvolging (…)1;2
c)
"erfovereenkomst": overeenkomst die (...), met of zonder tegenprestatie, rechten op de toekomstige nalatenschap van één of meer personen die partij zijn bij een zodanige overeenkomst, in het leven roept, wijzigt of doet vervallen;
d)
"gezamenlijk testament": bij onderlinge overeenkomst door twee of meer personen in één akte vervat testament, ten bate van een derde partij en/of op basis van onderlinge wederkerigheid;
e)
"lidstaat van herkomst": de lidstaat waar, naar gelang van het geval, de beslissing is gegeven, de gerechtelijke schikking is goedgekeurd of getroffen, of de authentieke akte is opgesteld;
f)
"aangezochte lidstaat (…)": de lidstaat waar om erkenning en/of tenuitvoerlegging van de beslissing, de gerechtelijke schikking of de authentieke akte wordt gevraagd;
g)
"beslissing": (…) door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing in een zaak betreffende erfopvolging, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk bevel tot tenuitvoerlegging, alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag van de proceskosten;
g bis) "gerechtelijke schikking": schikking in een zaak betreffende erfopvolging die door een gerecht is goedgekeurd of tijdens een procedure voor een gerecht is getroffen;
1
2
De tweede zin van deze definitie is geschrapt omdat daarmee de instanties bedoeld waren die bevoegd zijn om een Europese erfrechtverklaring af te geven. Daarom wordt voorgesteld om de inhoud ervan in artikel 37 op te nemen. Het voorzitterschap stelt voor deze definitie te verplaatsen naar een apart lid, zoals in Verordening (EG) nr. 4/2009 inzake onderhoudsverplichtingen en een bijlage toe te voegen waarin de bevoegde autoriteiten en instanties worden genoemd.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
5
LIMITE L
h)
"authentieke akte": een akte in erfopvolgingszaken die als authentieke akte is verleden of geregistreerd en waarvan de authenticiteit: i)
betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte, en
ii) is vastgesteld door een overheidsorgaan of andere daartoe door de lidstaat van oorsprong bevoegd verklaard orgaan;1 i)
"Europese erfrechtverklaring": door het bevoegde gerecht / de bevoegde autoriteit overeenkomstig hoofdstuk VI van deze verordening afgegeven verklaring;2
1 2
Definitie op basis van de uitlegging van het Hof van Justitie in zaak C-260/97. De definitie van de Europese erfrechtverklaring zal in een later stadium worden besproken in het licht van de bespreking van hoofdstuk VI.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
6
LIMITE L
Hoofdstuk II Bevoegdheid Optie 1
Artikel 3 Gerechten (vervalt)1
Optie 2
Artikel 3 Toepassing van dit hoofdstuk
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn, met uitzondering van de artikelen 8 en 9, alleen van toepassing op contentieuze procedures betreffende erfopvolging.2
1
2
Deze schrapping betekent dat de bevoegdheidsregels van hoofdstuk II niet van toepassing zullen zijn op niet-justitiële autoriteiten die in erfrechtzaken optreden in de gevallen waarin deze geen rechterlijke functie vervullen. Anders gezegd, hoofdstuk II is van toepassing op de gerechten in de zin van artikel 2 ter, ongeacht het al dan niet contentieuze karakter van de procedure. Indien deze optie wordt gekozen, moeten de bepalingen betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging worden herzien om te voorkomen dat in de Europese Unie onderling strijdige documenten circuleren. Deze optie houdt in dat de bevoegdheidsregels van hoofdstuk II niet van toepassing zijn op niet-contentieuze procedures, gerechtelijke of niet-gerechtelijke. Indien deze optie wordt gekozen, moet de Groep daarmee rekening houden wanneer zij de bepalingen betreffende erkenning en tenuitvoerlegging opnieuw bespreekt.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
7
LIMITE L
Artikel 4 Algemene bevoegdheid (…) Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn de gerechten van de lidstaat waar de overledene op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had1 , bevoegd om uitspraak te doen over zijn gehele nalatenschap, ongeacht de plaats waar de vermogensbestanddelen zich bevinden. Artikel 5 Verwijzing naar een gerecht dat beter in staat is om uitspraak te doen over de nalatenschap 1.
Indien de overledene, overeenkomstig artikel 17, het recht van een lidstaat heeft gekozen voor de afhandeling van zijn nalatenschap, kan het gerecht waar de zaak overeenkomstig artikel 4 aanhangig is gemaakt, op verzoek van een partij en oordelend dat de gerechten van de lidstaat waarvan het recht is gekozen, beter in staat zijn om over nalatenschap te oordelen, zijn uitspraak aanhouden en de partijen verzoeken de zaak bij de gerechten van die lidstaat aanhangig te maken (…)2.
3
2.
Het gerecht waarbij de zaak overeenkomstig artikel 4 aanhangig is gemaakt, bepaalt een termijn waarbinnen de zaak overeenkomstig lid 1 bij de gerechten van de lidstaat waarvan het recht is gekozen, aanhangig moet worden gemaakt. Is de zaak niet binnen deze termijn bij de gerechten van laatstgenoemde lidstaat aanhangig gemaakt, dan blijft het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, zijn bevoegdheid uitoefenen.
1
2
3
Er moet een overweging worden toegevoegd om te verduidelijken op basis van welke feitelijke elementen het gerecht bepaalt welke de gewone verblijfplaats was op het tijdstip van overlijden, welke plaats geacht moet worden overeen te stemmen met het centrum van de voornaamste belangen van de overledene. Het betreft bijvoorbeeld de duur en de regelmatigheid van de aanwezigheid van de overledene in de betrokken lidstaat en de omstandigheden en redenen voor deze aanwezigheid. Een ander element is of de overledene in deze lidstaat onroerend goed bezit. Opgemerkt zij dat een partij die niet akkoord gaat met de overdracht naar een ander gerecht tegen deze rechterlijke beslissing hoger beroep kan instellen overeenkomstig het recht van de betrokken lidstaat. Het voorzitterschap verzoekt de Groep zich te buigen over de vraag of de toevoeging van een als volgt luidend nieuw lid 1 bis niet praktisch zou zijn: "1 bis. Bij de beslissing over de overdracht houdt het gerecht rekening met de gewone verblijfplaats van de erfgenamen en de situatie van de andere personen die een belang hebben in de nalatenschap."
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
8
LIMITE L
3.
De gerechten van de lidstaat waarvan het recht is gekozen, verklaren zich bevoegd binnen een termijn van (…) [twee maanden] vanaf de dag waarop de zaak overeenkomstig lid 2 bij hen aanhangig is gemaakt. Verklaart een gerecht zich binnen deze termijn bevoegd, dan verklaart het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, zich onverwijld onbevoegd. In het andere geval oefent het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig was gemaakt, zijn bevoegdheid wel uit.
Artikel 6 Subsidiaire bevoegdheid
Indien de overledene op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats in een derde land heeft, zijn de gerechten van een lidstaat toch bevoegd voor zover de goederen van de nalatenschap zich in deze lidstaat bevinden, en: a)
de overledene zijn vorige gewone verblijfplaats in deze lidstaat had, mits er, op het tijdstip waarop de zaak aanhangig is gemaakt, niet meer dan vijf jaar zijn verstreken sedert deze verblijfplaats is verlaten; of, als dat niet het geval is,
b)
de overledene op het tijdstip van overlijden de nationaliteit van die lidstaat had; of, als dat niet het geval is,
c)
(…)
d)
een erfgenaam of legataris zijn gewone verblijfplaats in [deze][een] lidstaat had en de vordering alleen betrekking heeft op de goederen van de nalatenschap die zich in deze lidstaat bevinden.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
9
LIMITE L
[Artikel 6 bis Forum necessitatis
In de gevallen waarin geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van de artikelen 4, 5 en 6 bevoegd is, kunnen de gerechten van een lidstaat in uitzonderingsgevallen kennis nemen van een zaak betreffende erfopvolging indien in een derde staat waarmee het geschil nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd, of een procedure daar onmogelijk blijkt. Het geschil moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.]
Artikel 7 Tegenvordering
Het gerecht waarbij de procedure op grond van de artikelen 4, 5 of 6 [of 6bis] hangende is, is eveneens bevoegd om de tegenvordering te behandelen, voor zover deze binnen de werkingssfeer van deze verordening valt.
Artikel 8 (…) Aanvaarding of verwerping van de nalatenschap of een legaat
De gerechten of de bevoegde instanties van de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de erfgenaam of van de legataris zijn eveneens bevoegd om verklaringen betreffende de aanvaarding of verwerping van een nalatenschap of een legaat dan wel verklaringen die als doel hebben de aansprakelijkheid van de erfgenaam of legataris te beperken, te erkennen, indien deze verklaringen overeenkomstig het toepasselijke erfrecht voor een gerecht of een bevoegde autoriteit moeten worden afgelegd.1 2
1 2
De formele geldigheid van deze verklaringen wordt behandeld in artikel 20. Het is aan de partijen zelf om het gerecht of de instantie die de nalatenschap afhandelt, op de hoogte te brengen van het bestaan van dergelijke verklaringen.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
10
LIMITE L
Artikel 9 (…) Zakenrechtelijke maatregelen
Optie 1
Indien het recht van de lidstaat waar zich een goed uit de nalatenschap bevindt, het optreden van zijn gerechten [of bevoegde autoriteiten] vereist om zakenrechtelijke maatregelen te nemen met betrekking tot de overdracht van dat goed of de inschrijving van de overdracht van dat goed in het openbaar register, zijn de gerechten [of de bevoegde autoriteiten] van die lidstaat bevoegd om dergelijke maatregelen te nemen.
Optie 2
Deze verordening laat onverlet de bevoegdheid van de gerechten [of de bevoegde autoriteiten] van een lidstaat waar zich een goed uit de nalatenschap bevindt, om met betrekking tot de overdracht of de registratie van de overdracht van dat goed in het openbaar register zakenrechtelijke maatregelen te nemen, indien het recht van deze lidstaat vereist dat zulke maatregelen door de gerechten [of bevoegde autoriteiten] van deze staat worden genomen.
Artikel 10 Aanhangigmaking van een zaak bij het gerecht
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een zaak geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt: a)
op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
11
LIMITE L
b)
indien het stuk betekend of medegedeeld moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of kennisgeving het stuk ontvangt, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.
Artikel 11 Toetsing van de bevoegdheid
Indien een erfrechtelijke zaak bij een gerecht van een lidstaat aanhangig is gemaakt waarvoor het volgens deze verordening niet bevoegd is, verklaart het zich ambtshalve onbevoegd.
Artikel 12 Toetsing van de ontvankelijkheid 1.
Indien de verweerder die zijn gewone verblijfplaats in een andere staat heeft dan de lidstaat waar de zaak aanhangig is gemaakt, niet verschijnt, houdt het bevoegde gerecht zijn uitspraak aan zolang niet vaststaat dat de verweerder tijdig genoeg kennis heeft kunnen nemen van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk om verweer te kunnen voeren, of dat daartoe al het nodige is gedaan.
2.
In plaats van lid 1 van dit artikel is artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van toepassing indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk volgens die verordening vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat diende te worden verzonden.
3.
Indien (…) Verordening (EG) nr. 1393/2007 niet van toepassing is, is artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van toepassing ingeval het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig dat verdrag naar het buitenland diende te worden verzonden.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
12
LIMITE L
Artikel 13 Aanhangigheid 1.
Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, vaststaat.
2.
Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zich onbevoegd ten gunste van eerstgenoemd gerecht.
Artikel 14 Samenhang 1.
Indien samenhangende verzoeken aanhangig zijn voor gerechten van verschillende lidstaten, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak aanhouden.
2.
Indien deze samenhangende vorderingen in eerste aanleg aanhangig zijn, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, bevoegd is om van beide vorderingen kennis te nemen en het recht van zijn staat de voeging ervan toestaat.
3.
Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen die zo nauw verbonden zijn dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen zouden kunnen worden gegeven.
Artikel 15 Voorlopige en bewarende maatregelen
De gerechten van een lidstaat kunnen de voorlopige maatregelen, waaronder de bewarende maatregelen toepassen waarin het recht van die staat voorziet, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
13
LIMITE L
Hoofdstuk III Toepasselijk recht Artikel 16 Algemene regel
Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is het recht dat op de gehele nalatenschap van de overledene van toepassing is, het recht van de staat waar de overledene op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had1, ongeacht de plaats waar de goederen zich bevinden.
Artikel 17 Rechtskeuze 1.
Een persoon kan als recht voor de afhandeling van zijn gehele nalatenschap, ongeacht de plaats waar de goederen zich bevinden, het recht kiezen van de staat waarvan hij op het tijdstip van de rechtskeuze de nationaliteit bezit. Een persoon met een meervoudige nationaliteit kan het recht kiezen van elk van de staten waarvan hij op het tijdstip van de rechtskeuze de nationaliteit bezit.
2.
(…) De keuze van het op de nalatenschap toepasselijke recht wordt uitdrukkelijk gedaan in een verklaring in de vorm van een uiterste wilsbeschikking.
3.
Het bestaan en de inhoudelijke geldigheid van de instemming met deze keuze worden door het gekozen recht beheerst.
4.
De wijziging of intrekking [door de auteur]2 van een dergelijke rechtskeuze (…) moet voldoen aan de vormvoorschriften voor de wijziging of de intrekking van een uiterste wilsbeschikking.
1 2
Met betrekking tot het begrip 'gewone verblijfplaats', zie artikel 4. Het voorzitterschap stelt voor de tekst tussen rechte haken te schappen omdat deze overbodig is.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
14
LIMITE L
Artikel 17 bis (ex artikel 25) Universele toepassing
Het door deze verordening aangewezen recht is toepasselijk, ongeacht de vraag of het het recht van een lidstaat is.
Artikel 18 Erfovereenkomsten en gezamenlijke testamenten, 1.
Een overeenkomst in de zin van artikel 2, onder c), betreffende de nalatenschap van een enkele persoon is materieel geldig indien deze als materieel geldig wordt beschouwd volgens het recht dat krachtens deze verordening op de nalatenschap van die persoon van toepassing zou zijn geweest mocht de betrokkene zijn overleden op de dag waarop de overeenkomst werd gesloten. [Is de overeenkomst volgens dat recht niet geldig, wordt zij toch geacht geldig te zijn wanneer de overeenkomst geldig is overeenkomstig het recht dat op het tijdstip van overlijden uit hoofde van deze verordening van toepassing was op de nalatenschap. In dat geval wordt de overeenkomst door dat recht beheerst.]1
Optie 1
2.
Een overeenkomst in de zin van artikel 2, onder c), of een gezamenlijk testament in de zin van artikel 2, onder d), betreffende de nalatenschap van verscheidene personen is materieel niet geldig dan overeenkomstig het recht dat krachtens deze verordening op de nalatenschap van een van de betrokkenen van toepassing zou zijn geweest mochten zij zijn overleden op de dag waarop de overeenkomst werd gesloten of het gezamenlijke testament werd opgesteld. Indien de overeenkomst of het gezamenlijke testament geldig is overeenkomstig het recht dat van toepassing is op de nalatenschap van slechts één van die personen, is dat recht van toepassing. Indien de overeenkomst of het gezamenlijk testament geldig is volgens het recht dat van toepassing is op de nalatenschap van meer dan één van die personen, wordt de overeenkomst beheerst door het recht waarmee deze persoon de nauwste banden heeft.
1
Het voorzitterschap stelt voor de woorden tussen haken te schrappen.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
15
LIMITE L
Optie 2
2.
Een overeenkomst in de zin van artikel 2, onder c), of een gezamenlijk testament in de zin van artikel 2, onder d), betreffende de nalatenschap van verscheidene personen is materieel niet geldig dan overeenkomstig het recht dat krachtens deze verordening op de nalatenschap van al deze personen van toepassing zou zijn geweest mochten zij zijn overleden op de dag waarop de overeenkomst werd gesloten of het gezamenlijke testament werd opgesteld.
3.
De partijen kunnen als recht dat op hun overeenkomst of gezamenlijk testament van toepassing is, het recht kiezen dat de persoon of één van de personen waarvan de nalatenschap in het geding is, overeenkomstig artikel 17 had kunnen kiezen.
4.
De toepassing van het in dit artikel vastgestelde recht doet geen afbreuk aan de rechten van personen die geen partij zijn bij de overeenkomst en die overeenkomstig het in artikel 16 of 17 bepaalde recht, recht hebben op een wettelijk erfdeel of een ander recht kunnen laten gelden dat hun niet kan worden ontnomen door degene wiens nalatenschap in het geding is.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
16
LIMITE L
[Artikel 18 bis Formele geldigheid van uiterste wilsbeschikkingen1
1
Het voorzitterschap verzoekt de Groep na te denken over de vraag of de formele geldigheid van de uiterste wilsbeschikking in het verordeningsvoorstel moet worden behandeld. Het voorzitterschap zal een discussienota verspreiden om de gedachtewisseling over de gevolgen van het opnemen van bepalingen betreffende de formele geldigheid te vergemakkelijken. In haar schriftelijke opmerkingen (doc. 5811/10 JUSTCIV 22 CODEC 69 ADD 6) heeft de delegatie HU een voorstel voor een nieuw artikel 18bis gedaan, dat als volgt luidt (model: artikel 1 van het Verdrag van Den Haag van 1961): "Artikel 18 bis Formele geldigheid van testamentaire beschikkingen Een testamentaire beschikking is naar vorm geldig, indien zij beantwoordt aan de eisen van het interne recht: a)
van de plaats waar de testateur beschikte, of
b)
van een staat waarvan de testateur de nationaliteit bezat, hetzij op het tijdstip waarop hij beschikte, hetzij op het tijdstip van zijn overlijden, of
c)
van een plaats waar de testateur zijn gewoon verblijf had, hetzij op het tijdstip waarop hij beschikte, hetzij op het tijdstip van zijn overlijden, of
d)
van de plaats waar de testateur zijn gewoon verblijf had, hetzij op het tijdstip waarop hij beschikte, hetzij op het tijdstip van zijn overlijden, of
e)
voor onroerende goederen, van de plaats van de ligging."
Dit nieuwe artikel zou gepaard gaan met een daaruit voortvloeiende wijziging van artikel 19, lid 2, onder k), dat als volgt zou gaan luiden: "k)
de geldigheid, de uitlegging, de wijziging en de intrekking van een testamentaire beschikking, uitgezonderd de formele geldigheid van een mondeling verrichte testamentaire beschikking;".
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
17
LIMITE L
Artikel 19 Werkingssfeer van het toepasselijke recht 1.
Het overeenkomstig dit hoofdstuk bepaalde recht is van toepassing op de gehele nalatenschap van de overledene [ongeacht de plaats waar de goederen zich bevinden, de rechten moeten worden uitgeoefend of de verplichtingen moeten worden uitgevoerd], zulks vanaf het openvallen van de erfenis tot de [uiteindelijke] overdracht ervan aan de begunstigden.
2.
Dat recht regelt met name: a)
de oorzaken, het tijdstip en de plaats van het openvallen van de nalatenschap;
b)
de aanwijzing van de erfgenamen [en legatarissen]1, [met inbegrip van de erfrechten van de langstlevende echtgenoot of partner,]2 de bepaling van de onderscheiden erfdelen van deze personen, de verplichtingen die hun door de overledene zijn opgelegd, alsook andere rechten op de nalatenschap die ontstaan als gevolg van het overlijden;
c)
de algemene
erfrechtelijke bevoegdheid
en
de bijzondere oorzaken
van
onbekwaamheid om te beschikken of te ontvangen3; d)
(…);
e)
de onterving en de uitsluiting wegens onwaardigheid;
f)
de overdracht, aan de erfgenamen en legatarissen, van de goederen, rechten en verplichtingen die de nalatenschap vormen, met inbegrip van de voorwaarden en de gevolgen van de aanvaarding of de verwerping van de nalatenschap of het legaat [onverminderd de artikelen … 4 ];
1 2 3
4
Het voorzitterschap verzoekt de Groep te bestuderen of legatarissen in deze bepaling moeten worden vermeld. Het voorzitterschap stelt voor de woorden tussen vierkante haken te schrappen. Dit punt betreft situaties waarin een persoon die in andere gevallen de volledige juridische bekwaamheid zou hebben om over zijn eigendom te beschikken of door erfopvolging eigendom te verwerven, om een welbepaalde reden zijn bekwaamheid verliest om vrij te beschikken of te ontvangen. Bijvoorbeeld de arts die geen eigendom van zijn patiënt mag krijgen. De toepasselijke artikelen zullen in een later stadium worden bepaald in het licht van de besprekingen.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
18
LIMITE L
g)
de bevoegdheden van de erfgenamen, de executeurs-testamentair en van de andere beheerders van de nalatenschap, met name wat betreft het verkopen van goederen en het betalen van schuldeisers;
h)
de aansprakelijkheid voor de schulden van de nalatenschap;
i)
het beschikbare deel van de nalatenschap, het wettelijk erfdeel en de andere beperkingen van de bevoegdheid om bij uiterste wil te beschikken, daaronder begrepen toewijzingen uit de nalatenschap door een rechterlijke of andere autoriteit ten gunste van personen die de overledene na stonden;
j)
de verplichting tot inbreng of inkorting van schenkingen, schenkingen bij vooruitmaking of legaten bij de berekening van de erfdelen van de erfgenamen [of legatarissen]1
k)
in ieder opzicht de geldigheid2, de uitlegging, de wijziging en de intrekking van een uiterste wilsbeschikking, met uitzondering van de formele geldigheid ervan en onverminderd artikel 18; en
l) 3.
1
2
de verdeling van de nalatenschap.
Het procesrecht is de lex fori, onverminderd lid 2.
Het voorzitterschap verzoekt de Groep te bestuderen of legatarissen in deze bepaling moeten worden vermeld. Het voorzitterschap verzoekt de Groep zich te buigen over de vraag of de geldigheid moet worden geregeld door het recht dat op de nalatenschap toepasselijk zou zijn geweest ingeval de erflater was overleden op de dag waarop de uiterste wilsbeschikking is opgesteld. Een andere mogelijkheid is de geldigheid te laten regelen door hetzij dat recht, hetzij het op de nalatenschap toepasselijke recht.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
19
LIMITE L
Artikel 20 Formele geldigheid van de aanvaarding of verwerping
Optie 1 Onverminderd artikel 19 is een verklaring van aanvaarding of verwerping van de nalatenschap of van een legaat of een verklaring ter beperking van de aansprakelijkheid van de erfgenaam of legataris ook geldig naar de vorm indien zij voldoet aan de voorschriften van het recht van de staat waar die erfgenaam of legataris zijn gewone verblijfplaats heeft.
Optie 2 Onverminderd artikel 19 is een verklaring van aanvaarding of verwerping van de nalatenschap of van een legaat of een verklaring ter beperking van de aansprakelijkheid van de erfgenaam of legataris ook geldig naar de vorm indien zij voldoet aan de voorschriften van het recht van de staat waar de verklaring is afgelegd.
Artikel 20 bis Zakenrecht
Deze verordening laat onverlet de toepassing van het recht van de lidstaat waar de goederen van de nalatenschap zich bevinden, voor zover het zakenrecht van deze lidstaat vereist dat maatregelen worden getroffen met betrekking tot de overdracht of de registratie of inschrijving van de overdracht van de goederen in het publiciteitsregister.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
20
LIMITE L
Artikel 21 Toepassing van het recht van de lidstaat waar het goed zich bevindt [1.
De toepassing van het op de erfopvolging toepasselijke recht staat niet in de weg aan de toepassing van het recht van de lidstaat van de plaats waar het goed zich bevindt, voor zover dat recht, voor de aanvaarding of de verwerping van de nalatenschap of van een legaat, vormvoorschriften oplegt in aansluiting op die welke door het op de erfopvolging toepasselijke recht worden opgelegd en waaraan niet kan worden voldaan overeenkomstig het laatstgenoemde recht.]1
2.
De toepassing van het op de erfopvolging toepasselijke recht staat niet in de weg aan de toepassing van het recht van de lidstaat van de plaats waar het goed zich bevindt, voor zover dat recht: a)
het beheer en de vereffening van de nalatenschap afhankelijk maakt van de aanwijzing, door een instantie van die lidstaat, van een beheerder of executeur-testamentair. De instantie die de beheerder of de executeur-testamentair aanwijst, eerbiedigt voor zover mogelijk het recht van personen zoals de erfgenamen, de legatarissen, de beheerders of de executeurs-testamentair om de nalatenschap overeenkomstig het op de nalatenschap toepasselijke recht te beheren en te vereffenen;2
b)
de definitieve overdracht van de erfenis aan de rechthebbenden afhankelijk maakt van de voorafgaande betaling van de successiebelastingen.
1
2
Het voorzitterschap verzoekt de lidstaten te laten weten of zij deze bepaling nodig hebben, met name in het licht van het nieuwe artikel 20 bis. Het voorzitterschap verzoekt de Groep na te denken over de eventuele toevoeging van een lid waarin gesteld wordt dat de plaatselijk aangewezen executeur-testamentair het erfrecht van de erfgenamen krachtens het op de erfopvolging toepasselijke recht moet naleven.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
21
LIMITE L
Artikel 22 Bijzondere erfrechtregimes Het ingevolge deze verordening toepasselijke recht doet geen afbreuk aan de toepassing van voorschriften van het recht van de [lid]staat waar bepaalde onroerende goederen, ondernemingen of andere bijzondere categorieën goederen zich bevinden, welke voorschriften met betrekking tot dergelijke goederen een bijzondere erfrechtelijke regeling instellen op grond van economische, familiale of sociale overwegingen, indien deze regeling, krachtens dat recht, van toepassing is ongeacht het recht dat de erfopvolging beheerst. 1 2
Artikel 23 Commoriënten
Indien twee of meer personen wier erfopvolging door verschillende rechtsstelsels wordt beheerst, overlijden onder omstandigheden waarin onzeker is in welke volgorde zij zijn overleden, en deze situatie in die rechtsstelsels op uiteenlopende wijze is geregeld of in het geheel niet is geregeld, kan geen van de overledenen rechten op de nalatenschap van de anderen laten gelden.
Artikel 24 Onbeheerde nalatenschap
Optie 1 Indien er volgens het ingevolge deze verordening toepasselijke recht geen erfgenaam of legataris uit hoofde van een uiterste wilsbeschikking, noch een natuurlijke persoon die wettelijk erfgenaam is, belet de toepassing van het aldus bepaalde recht niet dat een staat of een daartoe door die staat aangewezen instantie zich de goederen uit de nalatenschap die zich op zijn grondgebied bevinden, toe-eigent.
1
2
Zoals bekend dient deze uitzondering op de toepassing van het erfrecht in enge zin te worden opgevat en geldt zij niet voor de collisieregels die het onroerend goed onderwerpen aan ander recht dan het recht dat ten aanzien van de roerende goederen van toepassing is, noch voor het wettelijk erfdeel (zie overweging 22). Lidstaten die dergelijke bijzondere erfrechtregimes hebben, moeten de relevante informatie verstrekken via het Europees Justitieel etwerk. Daartoe kan later een specifiek artikel worden toegevoegd in het passende hoofdstuk.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
22
LIMITE L
Optie 2 Indien er volgens het ingevolge deze verordening toepasselijke recht geen erfgenaam of legataris uit hoofde van een uiterste wilsbeschikking, noch een wettelijke erfgenaam is, belet de toepassing van het aldus bepaalde recht niet dat een staat of een daartoe door die staat aangewezen instantie zich de goederen uit de nalatenschap die zich op zijn grondgebied bevinden, toe-eigent.
Optie 3 (geschrapt)
Artikel 25 (verplaatst naar artikel 17 bis) Artikel 26 Uitsluiting van herverwijzing
In de gevallen waarin deze verordening de toepassing van het recht van een staat voorschrijft, worden hieronder verstaan de rechtsregels welke in die staat gelden, met uitsluiting van de regels van het internationale privaatrecht.
Artikel 27 Openbare orde 1.
De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld, indien zulks kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van de staat waar het geding aanhangig is.
2.
De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan met name niet als onverenigbaar worden beschouwd met de openbare orde van de staat waar het geding aanhangig is om de enkele reden dat de modaliteiten betreffende het wettelijk erfdeel verschillen van die welke gelden in de staat waar het geding aanhangig is.
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
23
LIMITE L
Artikel 28 Staten met meerdere rechtsstelsels Optie 1 1.
In het geval van een staat die meerdere territoriale eenheden telt welke ieder hun eigen rechtsregels inzake erfopvolging hebben, wordt voor het bepalen van het overeenkomstig deze verordening toe te passen recht elke territoriale eenheid als een staat beschouwd.
2.
Een lidstaat die verschillende territoriale eenheden met eigen rechtsregels inzake erfopvolgingen telt, is niet verplicht deze verordening toe te passen op gevallen van collisie die alleen tussen deze territoriale eenheden rijzen.
Optie 2 1 1.
In het geval van een staat die meerdere territoriale eenheden telt welke ieder hun eigen rechtsregels inzake erfopvolging hebben, bepaalt de lidstaat overeenkomstig zijn interne wetgeving het in de respectieve entiteiten toepasselijke recht. Bij ontstentenis van internrechtelijke voorschriften wordt elke entiteit voor het bepalen van het krachtens deze verordening toepasselijke recht als een staat beschouwd.
2.
Een lidstaat die verschillende territoriale entiteiten met eigen rechtsregels inzake erfopvolgingen telt, is niet verplicht deze verordening toe te passen op gevallen van collisie die alleen tussen deze territoriale entiteiten rijzen.
1
Deze optie stemt overeen met het voorstel dat ES en UK in hun schriftelijke opmerkingen hebben gedaan (zie doc. 5811/10 JUSTCIV 22 CODEC 69 ADD 16).
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
24
LIMITE L
Optie 3 1.
In het geval van een staat die meerdere territoriale eenheden telt welke ieder hun eigen rechtsregels inzake erfopvolging hebben, wordt voor het bepalen van het overeenkomstig deze verordening toe te passen recht elke territoriale eenheid als een staat beschouwd.
1 bis. In het geval van een lidstaat die verscheidene territoriale entiteiten telt die elk hun eigen rechtsregels inzake erfopvolging hebben, bepalen de voorschriften betreffende interne collisie van die lidstaat, onverminderd lid 1, welk recht van toepassing is. Bij ontstentenis van dergelijke voorschriften is lid 1 van toepassing.
2.
Een lidstaat die verschillende territoriale entiteiten met eigen rechtsregels inzake erfopvolgingen telt, is niet verplicht deze verordening toe te passen op gevallen van collisie die alleen tussen deze territoriale entiteiten rijzen.
______________________
6198/10
mak/SAV/sv DG H 2A
25
LIMITE L