RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 4 juni 2004 (08.06) (OR. en)
B PU
10185/04 Interinstitutioneel dossier: 2000/0069 (COD)
LI
LIMITE
NOTA van: aan: nr. Comv.: nr. vorig doc.: Betreft:
C
AVIATION 138 CODEC 807
COREPER Raad 6364/1/04 REV 1 AVIATION 43 CODEC 218 9948/04 AVIATION 133 CODEC 784 Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart - Politiek akkoord
Inleiding
1.
Doel van het bovengenoemde voorstel is met name omzetting van de niet-bindende JAR-OPS 1, opgesteld door de gezamenlijke luchtvaartautoriteiten, in bindend EU-(gemeenschaps)recht. Daarom wordt de voorgestelde verordening vaak de "EU-OPS"-verordening genoemd.
2.
Het oorspronkelijke verordeningsvoorstel 2, dat in maart 2000 is ingediend, is sedert voorjaar 2002 geruime tijd in de ijskast gezet, omdat zij door verscheidene delegaties was gekoppeld aan het richtlijnvoorstel cabinepersoneel 3, waar dan weer een blokkerende minderheid van delegaties tegen gekant was.
1 2 3
Joint Aviation Requirements (gezamenlijke luchtvaartvoorschriften) - Operational Standards. Doc. 7589/00 AVIATION 13. Interinstitutioneel dossier 1997/0212 COD.
10185/04
gar/HOR/lg DG C III
Conseil UE
1
NL
3.
Na de eerste lezing in het Europees Parlement in januari 2001 4, en in het licht van de besprekingen in de Raadsinstanties, heeft de Commissie in februari 2002 een gewijzigd voorstel ingediend 5.
4.
Het Europees Parlement was van oordeel dat dit gewijzigd voorstel wezenlijk verschilde van het oorspronkelijke Commissievoorstel en besloot om in eerste lezing een tweede advies uit te brengen. In deze context diende het op voorstel van rapporteur Brian Simpson in september 2002 een wezenlijke wijziging in m.b.t. "vliegtijdbeperkingen"(subdeel Q ) 6.
5.
Na de indiening van dit wijzigingsvoorstel hebben het Parlement en de Commissie de Raad herhaaldelijk verzocht dit dossier opnieuw ter hand te nemen. Dit werd echter bemoeilijkt doordat de delegaties verdeeld waren over de verdere stappen, met name wat het cabinepersoneel betreft.
6.
Het Italiaanse voorzitterschap slaagde er in november 2003 in deze kwestie over het dode punt heen te brengen door een compromisvoorstel in te dienen waarbij enkele bepalingen van het richtlijnvoorstel cabinepersoneel - dat vervolgens werd losgelaten - in de ontwerpverordening EU-OPS (subdeel O) worden opgenomen.
7.
De Commissie heeft in februari 2004, met inachtneming van deze compromistekst, een gewijzigd voorstel voor de EU-OPS-verordening ingediend 7.
Werkzaamheden onder het Ierse voorzitterschap
8.
Het Ierse voorzitterschap begon na de Raad Vervoer in maart met het werk aan dit voorstel. Het spitste de werkzaamheden daarbij toe op de moeilijkste delen van het 177 bladzijden tellende voorstel, namelijk de artikelen, subdeel O (cabinepersoneel) en subdeel Q (vliegtijdbeperking).
4 5 6 7
Doc. 5184/01 CODEC 16 AVIATION 1. Doc. 6090/02 AVIATION 19 CODEC 163. Doc. 11645/02 CODEC 1014 AVIATION 135. Doc. 6364/1/04 REV 1 AVIATION 43 CODEC 218.
10185/04
gar/HOR/lg DG C III
2
NL
9.
Wat de rest van het voorstel betreft (subdelen A tot en met N en de subdelen P, R en S), werd overeengekomen dat daaraan verder zal worden gewerkt nadat de Commissie de desbetreffende tekst heeft getoetst aan het meest recente JAR-OPS-voorstel (versie 6). De tekst die momenteel ter tafel ligt, en ten aanzien waarvan de Raad wordt verzocht een politiek akkoord te bereiken, betreft derhalve alleen de artikelen, subdeel O (cabinepersoneel) en subdeel Q (vliegtijdbeperking).
10.
De tekst werd in verschillende vergaderingen intensief besproken, waardoor men een stuk dichter bij een voor alle partijen aanvaardbare tekst is gekomen. De tekst, zoals die eruitziet na de vergadering van het COREPER van donderdag 3 juni 2004, wordt weergegeven in de bijlage; opgemerkt zij dat alle delegaties een algemeen studievoorbehoud bij de tekst handhaven, dat DK een voorbehoud voor parlementaire behandeling heeft gemaakt en FR een taalvoorbehoud.
11.
Er is een ruime mate van consensus over deze tekst, maar - zoals tot uiting komt in de voetnoten - enkele lidstaten willen nog steeds wijzigingen aanbrengen, soms door terug te grijpen op eerdere tekstversies 8. Zoals echter in het COREPER bleek, zouden die wijzigingen tot ontevredenheid leiden bij de Commissie of andere delegaties; het voorzitterschap is derhalve van mening dat de huidige tekst een evenwichtig compromis dat uiteindelijk voor alle delegaties aanvaardbaar zou moeten zijn.
________________________
8
Er zij ook opgemerkt dat DE en FR in het COREPER lieten weten dat zij liever hebben dat de Raad in dit stadium geen besluit neemt, maar de tekst bespreekt in het kader van een oriënterend debat.
10185/04
gar/HOR/lg DG C III
3
NL
BIJLAGE
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2, Gezien het voorstel van de Commissie 9, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 10, Na raadpleging van het Comité van de Regio’s, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag 11, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 12 worden de in bijlage II bij die verordening genoemde gemeenschappelijke veiligheidsnormen ingevoerd ten aanzien van het ontwerp, de vervaardiging, de exploitatie en het onderhoud van luchtvaartuigen en de bij deze taken betrokken personen en organisaties. Deze geharmoniseerde veiligheidsnormen zijn van toepassing op alle door communautaire exploitanten gebruikte luchtvaartuigen die in een lidstaat of in een derde land zijn geregistreerd.
9 10 11 12
PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 13. PB C 14 van 16.1.2001, blz. 33. PB C PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2871/2000 van de Commissie (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 47).
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
4
NL
(2)
Volgens artikel 4, lid 1, van die verordening moeten op grond van artikel 80, lid 2, van het Verdrag, gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures worden aangenomen voor de niet in bijlage II genoemde gebieden.
(3)
In artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen 13 is bepaald dat de verlening en de geldigheid van een exploitatievergunning te allen tijde afhankelijk zijn van het bezit van een geldige Vergunning tot vluchtuitvoering (VTV of “Air Operator's Certificate”, AOC) waarin de onder de exploitatievergunning vallende activiteiten worden gespecificeerd, en die in overeenstemming moet zijn met de criteria van de desbetreffende verordening van de Raad. Thans dienen deze criteria te worden vastgesteld.
(4)
De gezamenlijke luchtvaartautoriteiten (JAA) hebben een reeks geharmoniseerde regels voor commercieel luchtvervoer door vliegtuigen aangenomen, JAR-OPS 1 genoemd. In JAR-OPS 1 (tweede wijziging van 1 juli 2000) is het veiligheidsniveau voor dit soort operaties vastgelegd en dit document vormt derhalve een goede basis voor communautaire wetgeving inzake vliegtuigverkeer. In deze tekst moesten wijzigingen worden aangebracht teneinde hem in overeenstemming te brengen met de communautaire wetgeving en het communautaire beleid, rekening houdend met de talrijke gevolgen op economisch en sociaal gebied. De herziene tekst wijkt af van JAR-OPS 1 en kan daardoor niet in de communautaire wetgeving worden opgenomen door een loutere verwijzing naar de titel ervan in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3922/91. Aan die verordening moet derhalve een bijlage III met de vereiste voorschriften worden toegevoegd.
(5)
Luchtvaartmaatschappijen moeten voldoende flexibiliteit krijgen om onvoorziene spoedeisende exploitatie-omstandigheden of exploitatiebehoeften van korte duur aan te pakken of om aan te tonen dat zij een gelijkwaardig veiligheidsniveau kunnen bereiken met andere middelen dan door toepassing van de in bijlage III vervatte gemeenschappelijke voorschriften. De lidstaten dienen derhalve te worden gemachtigd ontheffingen van of varianten op de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures toe te staan. Dergelijke ontheffingen en varianten kunnen in bepaalde gevallen de gemeenschappelijke veiligheidsvoorschriften ondermijnen of tot marktverstoringen aanleiding geven; de werkingssfeer ervan moet daarom strikt worden beperkt en de goedkeuring ervan aan een passend toezicht door de Gemeenschap worden onderworpen. Dienaangaande dient de Commissie derhalve te worden gemachtigd vrijwaringsmaatregelen te nemen.
13
PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
5
NL
(6)
De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3922/91 betreffende de comitéprocedure dienen te worden aangepast om rekening te houden met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 14.
(7)
De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3922/91 betreffende de werkingssfeer en de verwijzingen naar bijlage II van die verordening moeten worden aangepast om rekening te houden met Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart 15 evenals de uitvoeringsbepalingen daarvan die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties 16 en Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen 17.
(8)
In de onderhavige verordening, en met name in subdeel Q van bijlage III, wordt rekening gehouden met de beperkingen en minimumnormen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart 18. De in deze richtlijn vastgestelde beperkingen moeten door mobiel personeel in de burgerluchtvaart te allen tijde in acht worden genomen. Onder geen beding mogen de in subdeel Q van bijlage III vastgestelde bepalingen of andere overeenkomstig deze verordening vastgestelde bepalingen ruimer en derhalve minder beschermend voor dit personeel zijn.
(9)
Onverminderd artikel 3, lid 1, en de artikelen 6 en 7, moeten de lidstaten de nationale bepalingen inzake vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden (FLT) voor de bemanningsleden kunnen blijven toepassen, mits de krachtens die nationale bepalingen vastgestelde beperkingen onder de maximumwaarden en boven de minimumwaarden liggen die in subdeel Q zijn opgenomen.
14
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. PB L 243 van 27.9.2003, blz. 7. PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1. PB L 302 van 1.12.2000, blz. 57-60.
15 16 17 18
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
6
NL
(10) Onverminderd artikel 8, lid 4, moeten de lidstaten de nationale bepalingen inzake vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden (FLT) voor de bemanningsleden kunnen blijven toepassen voor aangelegenheden die thans niet door subdeel Q worden bestreken, bv. de maximale dagelijkse vliegdienstperiode voor operaties met één enkele piloot en medische noodoperaties, bepalingen betreffende de beperking van vliegdienstperiodes of de verlenging van rustperioden bij het passeren van meerdere tijdzones. (11) Deze verordening laat de toepassing onverlet van bepalingen over inspecties als bepaald in het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart en Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap 19. (12) Op 2 december 1987 hebben het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in het kader van een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen overeenstemming bereikt over regelingen voor meer samenwerking bij het gebruik van de luchthaven van Gibraltar. Die regelingen moeten evenwel nog in werking treden. (13) Verordening (EEG) nr. 3922/91 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Verordening (EEG) nr. 3922/91 wordt als volgt gewijzigd: (1)
Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:
“1.
Deze verordening heeft betrekking op de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart, met betrekking tot de exploitatie en het onderhoud van luchtvaartuigen, en de bij dergelijke activiteiten betrokken personen en organisaties.”
19
PB L 143 van 30.4.2004, blz. 76.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
7
NL
(2)
In artikel 1 worden de volgende leden ingevoegd:
“3.
De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.
4.
De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort tot de datum waarop de regelingen van de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 van toepassing worden. De regeringen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk zullen de Raad van die datum in kennis stellen.
(3)
Aan artikel 2 wordt de volgende definitie toegevoegd:
“i)
“autoriteit” in bijlage III: de bevoegde autoriteit die de Vergunning tot vluchtuitvoering (VTV) heeft verleend.”
(4)
Artikel 3 wordt vervangen door:
“Artikel 3 1.
Onverminderd artikel 11, zijn de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures die in de Gemeenschap voor commercieel vervoer met vliegtuigen gelden, die welke zijn vermeld in bijlage III.
2.
De bepalingen van bijlage III, subdeel M, zijn tot en met 28 september 2005 van toepassing. Vanaf die datum gelden verwijzingen naar dit subdeel of naar bepalingen daarvan als verwijzingen naar deel M van Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie of de betrokken bepalingen daarvan.”
(5)
Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:
“1.
Voor de niet in bijlage III genoemde gebieden, worden op grond van artikel 80, lid 2, van het Verdrag, gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures vastgesteld. De Commissie, doet, indien nodig zo spoedig mogelijk geschikte voorstellen op deze gebieden.”
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
8
NL
(6)
Artikel 6 wordt vervangen door:
“Artikel 6 Luchtvaartuigen die geëxploiteerd worden onder een door de lidstaten verleende vergunning in overeenstemming met de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures, kunnen onder dezelfde voorwaarden in de andere lidstaten worden geëxploiteerd, zonder nadere technische eisen of beoordeling door die lidstaten." (7)
Artikel 7 wordt vervangen door:
“Artikel 7 De lidstaten erkennen de certificering die door een andere lidstaat, dan wel door een organisme dat namens hem handelt in overeenstemming met deze verordening, is verleend aan bij het onderhouden van producten en bij de exploitatie van luchtvaartuigen betrokken organismen of personen, die onder zijn jurisdictie of zijn gezag vallen.” (8)
Artikel 8 wordt vervangen door:
Artikel 8 20 1.
Het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 7 belet een lidstaat niet onmiddellijk te reageren wanneer zich een veiligheidsprobleem voordoet met betrekking tot een onder deze verordening vallend(e) product, persoon of organisatie. Indien het veiligheidsprobleem een gevolg is van een ontoereikend veiligheidsniveau ingevolge de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures, of van een leemte in de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures, stelt de lidstaat de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de genomen maatregelen en van de redenen daarvoor.
20
DK en DE maken een studievoorbehoud bij deze bepalingen, waarbij DE toelicht dat de bepalingen niet alleen in flexibiliteit lijken te voorzien, maar ook onzekerheid kunnen creëren.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
9
NL
De Commissie besluit volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure of een ontoereikend veiligheidsniveau of een leemte in de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures de voortzetting van de op grond van lid 1 genomen maatregelen rechtvaardigt. In een dergelijk geval doet zij het nodige om de desbetreffende gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures in overeenstemming met artikel 4 of artikel 11 te wijzigen. Wanneer de door de lidstaat getroffen maatregelen ongegrond worden geoordeeld, trekt de lidstaat de bedoelde maatregelen in. 2.
In geval van onvoorziene, spoedeisende exploitatie-omstandigheden of exploitatiebehoeften van korte duur mogen de lidstaten ontheffingen van de in deze verordening genoemde gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures toestaan. De Commissie en de andere lidstaten worden van dergelijke ontheffingen in kennis gesteld zodra deze bij herhaling worden verleend, of indien zij zijn toegestaan voor een langere periode dan twee maanden. Wanneer de Commissie en de andere lidstaten van overeenkomstig lid 3 door een lidstaat verleende ontheffingen in kennis worden gesteld, onderzoekt de Commissie of de ontheffingen met de veiligheidsdoelstellingen van deze verordening of andere voorschriften van Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijn. Indien de Commissie van oordeel is dat de verleende ontheffingen niet in overeenstemming zijn met de veiligheidsdoelstellingen van deze verordening of andere voorschriften van Gemeenschapsrecht, neemt zij een besluit over vrijwaringsmaatregelen volgens de in artikel 12 bis bedoelde procedure. In dat geval trekt de lidstaat de ontheffing in.
3.
In gevallen waarin met andere middelen een veiligheidsniveau kan worden bereikt dat gelijkwaardig is aan het niveau dat door de toepassing van de in bijlage III vermelde gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures wordt bereikt, mogen de lidstaten, zonder discriminatie op grond van nationaliteit van de aanvragers en zonder dat daardoor de mededinging wordt verstoord, een goedkeuring verlenen die van deze bepalingen afwijkt.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
10
NL
In dergelijke gevallen stelt de desbetreffende lidstaat de Commissie in kennis van het voornemen een dergelijke goedkeuring te verlenen, van de redenen daarvoor, alsook van de gestelde voorwaarden om een gelijkwaardig veiligheidsniveau te bereiken. De Commissie start binnen een periode van drie maanden na de kennisgeving door een lidstaat de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure teneinde het besluit te nemen of de voorgestelde goedkeuring kan worden verleend. In een dergelijk geval brengt de Commissie dit besluit ter kennis van alle lidstaten, die dan het recht hebben die maatregel ook toe te passen. De desbetreffende bepalingen van bijlage III kunnen ook worden gewijzigd naar aanleiding van een dergelijke maatregel. Artikel 6 en artikel 7 zijn op de betrokken maatregel van toepassing.” 4.
De lidstaten mogen aanvullende bepalingen in verband met OPS 1.1110, punt 1.3.1, OPS 1.1115 punt 1.1, OPS 1.1125, punten 1.4 en 2,1, van subdeel Q van bijlage III bij deze verordening vaststellen of handhaven . De betrokken lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van het voornemen om aanvullende bepalingen vast te stellen of te handhaven en van de redenen daarvoor. De Commissie besluit, volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure, of de aanvullende bepalingen in overeenstemming zijn met de algemene veiligheidsdoelstellingen van deze verordening of van andere voorschriften van Gemeenschapsrecht, en of zij van toepassing blijven. In een dergelijk geval brengt de Commissie dit besluit ter kennis van alle lidstaten, die dan het recht hebben die maatregel ook toe te passen. De desbetreffende bepalingen van bijlage III kunnen ook worden gewijzigd naar aanleiding van een dergelijke maatregel. Artikel 6 en artikel 7 zijn op de betrokken maatregel van toepassing."
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
11
NL
(9)
Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 8 bis 1.
Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening onderwerpt het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart de bepalingen van subdeel Q van bijlage III aan een wetenschappelijke en medische evaluatie.
2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1592/2002, staat het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart de Commissie bij in de voorbereiding van voorstellen tot wijziging van de toepasselijke technische voorschriften van subdeel Q van bijlage III.”
(10) Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door: “1.
De Commissie brengt, volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure de ingevolge de wetenschappelijke en technische vooruitgang vereiste wijzigingen aan in de in bijlage III vermelde gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures.”
(11) In artikel 12 komen de leden 2 en 3 als volgt te luiden: “2.
In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad * met inachtneming van de artikelen 7 en 8 van dat besluit van toepassing.
3.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
*
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.”
(12) Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd: “Artikel 12 bis In de gevallen waarin naar dit artikel wordt verwezen, is de vrijwaringsprocedure van artikel 6 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. Alvorens een besluit te nemen raadpleegt de Commissie het bij artikel 12, lid 1, ingestelde comité.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
12
NL
De in artikel 6, onder b), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld. Wanneer een lidstaat een besluit van de Commissie aan de Raad voorlegt, kan de Raad binnen een termijn van drie maanden met een gekwalificeerde meerderheid een andersluidend besluit nemen.” (13) De tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd als bijlage III. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 3922/91, zoals gewijzigd bij deze verordening, is bijlage III met ingang van [18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] van toepassing 21. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
21
FR vroeg om een uitvoeringsperiode van drie jaar voor binnenlandse routes, en onderstreepte in dat verband de specifieke functie van die routes voor de ruimtelijke ordening in Frankrijk ("aménagement du territoire"); FR verwees ook naar artikel 16 van Verordening nr. 2407/92 van de Raad. Volgens FR zijn de huidige praktijken op binnenlandse routes - vaak slechts één ochtendvlucht en één avondvlucht van en naar Parijs - niet te verenigen met de in subdeel Q neergelegde voorschriften. Om de praktijken op die routes aan de nieuwe normen te kunnen aanpassen, is een langere uitvoeringsperiode nodig. Het voorzitterschap merkte op dat het anderzijds nog een hele tijd zal duren - wellicht ten minste anderhalf jaar - voor de hele richtlijn kan worden aangenomen en in het Publicatieblad bekendgemaakt (met name wegens de vertaling en de toepassing van de medebeslissingsprocedure) en dat de periode van 18 maanden pas 20 dagen na die bekendmaking begint te lopen. Bij elkaar zou dat Frankrijk voldoende tijd geven om de praktijken op zijn binnenlandse routes te reorganiseren. Voorts werd opgemerkt dat deze lidstaat, net als andere lidstaten, indien nodig altijd om een afwijking op grond van artikel 8, lid 4, kan verzoeken.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
13
NL
BIJLAGE III 22 Gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures die van toepassing zijn op commercieel vervoer door de lucht met vleugelvliegtuigen OPS 1: Commercieel vervoer door de lucht (Vleugelvliegtuigen) Inhoud (algemeen) SUBDEEL A SUBDEEL B SUBDEEL C SUBDEEL D SUBDEEL E SUBDEEL F SUBDEEL G SUBDEEL H SUBDEEL I SUBDEEL J SUBDEEL K SUBDEEL L SUBDEEL M SUBDEEL N SUBDEEL O SUBDEEL P SUBDEEL Q SUBDEEL R SUBDEEL S
22
- Toepasselijkheid - Algemeen - Certificatie van en toezicht op exploitanten - Vluchtuitvoeringsprocedures - Vluchtuitvoering bij alle weersomstandigheden - Prestaties algemeen - Prestatieklasse A - Prestatieklasse B - Prestatieklasse C - Massa en zwaartepunt - Instrumenten en apparatuur - Communicatie- en navigatieapparatuur - Vliegtuigonderhoud - Cockpitpersoneel - Cabinepersoneel - Boeken en bescheiden - Vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden - Vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht - Beveiliging
DE verklaarde dat zij een voorbehoud maakt bij verscheidene punten in de tekst van de subdelen A tot en met N en/of d subdelen P, R en S, zoals bijvoorbeeld in OPS 1.085, punt f), OPS 1.165, OPS 1.245, punt a), OPS 1.320, punt b) 2), OPS 1.680, OPS 1.730, punt a) 3). DK heeft een voorstel in verband met OPS 1.165 (zie doc. 9790/04) en UK heeft een voorstel in verband met OPS 1.125 (zie doc. 9732/04). CIE beloofde dat zij bij de herziening van de desbetreffende tekst in het licht van JAR OPS 6 rekening zou houden met de opmerkingen en voorstellen van de delegaties betreffende de andere subdelen, en diende daarover een ontwerp-verklaring in (zie bijlage 1 bij deze nota).
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
14
NL
SUBDEEL O
b) De exploitant dient ervoor te zorgen dat alle leden van het cabinepersoneel voldoen aan de eisen van dit subdeel en aan de op cabinepersoneel van toepassing zijnde veiligheidsregels.
23
CABINEPERSONEEL OPS 1.988 Toepasselijkheid a) Voor de toepassing van deze verordening geldt:
OPS 1.989
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "leden van het cabinepersoneel" 24 verstaan alle bemanningsleden, behalve cockpitpersoneel, die door de exploitant of de gezagvoerder zijn belast met taken in het passagierscompartiment van het vliegtuig, met uitzondering van medisch personeel; veiligheidspersoneel; kinderoppassen; begeleiders; technisch personeel; entertainers; tolken. 23
24
Identificatie De exploitant mag aan boord van zijn vliegtuigen niemand herkenbaar maken als lid van het cabinepersoneel, tenzij aan de eisen van dit subdeel en aan de op cabinepersoneel van toepassing zijnde veiligheidsregels is voldaan.
AT voerde aan dat dit subdeel en subdeel Q over vliegtijdbeperking meer behelzen dan een gewone (procedurele) omzetting van de desbetreffende teksten van JAR OPS; IT merkte op dat dit begrijpelijk is, aangezien subdeel O tekst bevat uit de vroeger richtlijn cabinepersoneel, terwijl subdeel Q gebaseerd is op nieuwe tekst die door het Parlement is voorgesteld. Deze definitie werd overeengekomen tijdens de Raad Vervoer van 16 oktober 2001, zie doc. 12659/01, 12896/01 en 13385/01 (formulering werd licht gewijzigd om de tekst leesbaarder te maken). DE en FR zouden de definitie liever op dezelfde manier formuleren als de definitie die in ICAOverband wordt gebruikt. FR merkte daarbij op dat de lijst van personen die zijn uitgezonderd en die niet als "cabinepersoneel" moeten worden beschouwd snel verouderd zou kunnen zijn. IT antwoordde daarop dat de lijst gemakkelijk kan worden geactualiseerd overeenkomstig artikel 11, met een rol voor het regelgevend comité.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
15
NL
(2) het aantal cabinepersoneelsleden dat
OPS 1.990 Aantal leden en samenstelling van het
actief
heeft
deelgenomen
aan
de
demonstratie van de noodevacuatie
cabinepersoneel
van de cabine, of geacht werd te a)
De
exploitant
mag
geen
hebben
deelgenomen
aan
de
passagier(s) vervoeren met een vliegtuig
betreffende
met
toelaatbare
verstande dat, indien de maximaal
passagiersconfiguratie van meer dan 19,
toelaatbare passagiersconfiguratie ten
tenzij de bemanning ten minste één
minste 50 lager is dan het aantal
cabinepersoneelslid telt dat is belast met
tijdens de demonstratie geëvacueerde
uitvoering van de in het vluchthandboek
passagiers,
vermelde taken ter bevordering van de
cabinepersoneelsleden
een
maximaal
analyse,
met
het
dien
aantal met
één
verminderd mag worden voor elke
veiligheid van passagiers.
gehele veelvoud van 50 stoelen dat b)
Om te voldoen aan punt (a) dient
de
maximaal
toelaatbare
de exploitant ervoor te zorgen dat het
passagiersconfiguratie minder is dan
minimumaantal
de
cabinepersoneelsleden
gelijk is aan de grootste waarde van:
maximumcapaciteit.
(1) één cabinepersoneelslid voor elke 50 of
een
gedeelte
van
gecertificeerde
50
c)
Onder bijzondere omstandigheden
mag de autoriteit van een exploitant
passagiersstoelen die op hetzelfde
verlangen
dek
cabinepersoneelsleden in de bemanning
van
een
vliegtuig
zijn
dat
er
extra
worden opgenomen.
geïnstalleerd; of
d)
In
mag
onvoorziene het
omstandigheden
vereiste
aantal
cabinepersoneelsleden
worden
verminderd, mits: (1) het aantal passagiers is verminderd overeenkomstig
de
in
het
vluchthandboek vermelde procedures; en
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
16
NL
(2) na voltooiing van de vlucht een rapport
wordt
ingediend
bij
de
(b) regelmatig medisch onderzocht of gecontroleerd wordt om na te gaan of hij/zij medisch geschikt is voor zijn/haar
autoriteit.
taken, e)
De
zorgen
exploitant dat
bij
dient het
cabinepersoneelsleden
ervoor
inhuren die
te van
zelfstandig
zijn en/of op freelance- of part-timebasis werken, voldaan wordt aan de eisen van subdeel
O.
Hierbij
dient
25
speciale
(c) met goed gevolg een basisopleiding veiligheid
heeft
gevolgd
in
overeenstemming met OPS 1.1005 en over een attest basisopleiding veiligheid beschikt
26
,
aandacht te worden besteed aan het totale aantal vliegtuigtypen of -varianten dat een lid van het cabinepersoneel mag besturen voor commercieel vervoer door de lucht, hetwelk niet hoger mag zijn dan
25
de in OPS 1.1030 genoemde aantallen, met
inbegrip
werkzaamheden
van voor
eventuele een
andere
exploitant.
OPS 1.995 Minimumeisen De exploitant dient ervoor te zorgen dat elk lid van het cabinepersoneel: (a) minstens 18 jaar oud is, 26
10185/04 BIJLAGE
IT, gesteund door DK, FR, GR en SE, stelden de volgende tekst voor: " medisch onderzocht of gecontroleerd is om na te gaan of hij/zij geestelijk en lichamelijk geschikt is voor zijn/haar taken, daarbij voldoend aan voorschriften die gelijkwaardig zijn met de voorschriften voor particuliere piloten van Bijlage 1 van het ICAO-verdrag. FI onderstreepte dat zij die verwijzing naar voorschriften voor particuliere piloten niet kan accepteren. AT wil dit punt volledig schrappen, omdat het in de huidige context onnodig is. BE, CZ, DE, IE, HU, NL, SK, FI en UK willen tekst liever ongewijzigd laten. CIE nam zelfde standpunt in, daarbij benadrukkend dat de lidstaten met de huidige tekst de mogelijkheid behouden om het medisch onderzoek of de medische controle naar eigen voorkeuren te organiseren. ES en IT zijn niet tevreden over de vervanging van "bewijs van vakbekwaamheid" door "attest basisopleiding veiligheid". CIE, FR en GR zijn evenmin tevreden, maar kunnen de huidige formulering aanvaarden als onderdeel van een algemeen compromis. NL en UK zijn uitdrukkelijk voorstander van de huidige formulering.
gar/HOR/lg DG C III
17
NL
(d)
een
passende
conversie-
en
b)
Het
leidinggevend is
lid
van
het
verschillentraining heeft gevolgd waarbij
cabinepersoneel
verantwoording
ten minste de in OPS 1.1010 genoemde
verschuldigd aan de gezagvoerder voor
punten zijn behandeld,
de uitvoering en coördinatie van de in het vluchthandboek
(e)
periodieke
training
volgt
vermelde
cabineveiligheids- en noodprocedure(s).
overeenkomstig OPS 1.1015, c) (f)
bekwaam
overeenkomstig
is
om
zijn
het
bepaalde
taken in
het
vluchthandboek te vervullen.
Indien
volgens
aanwezigheid
van
meer
1.990 dan
de één
cabinepersoneelslid is vereist, mag de exploitant
een
leidinggevend
persoon lid
cabinepersoneel
OPS 1.998
OPS
niet van
benoemen
tot het
tenzij
die
persoon ten minste één jaar ervaring Herkenbaarheid van het
heeft
cabinepersoneel
als
actief
lid
van
het
cabinepersoneel en een relevante cursus heeft
De exploitant dient ervoor te zorgen dat
gevolgd,
waarin
tenminste
het
volgende wordt behandeld:
alle leden van het cabinepersoneel het uniform van de exploitant dragen en voor de
passagiers
duidelijk
als
cabinepersoneelsleden herkenbaar zijn.
(1) i)
Briefing voorafgaand aan de vlucht: het als bemanning samenwerken,
ii) toewijzing van werkplaatsen en taken aan cabinebemanningsleden, (iii) zich beraden op de betreffende
OPS 1.1000
vlucht, daarbij rekening houdend Leidinggevende cabinepersoneelsleden a)
De
exploitant
dient,
telkens
wanneer het cabinepersoneel meer dan één lid telt, daaruit iemand aan te wijzen als
leidinggevend
lid
van
het
cabinepersoneel.
10185/04 BIJLAGE
met
het
uitrusting,
type het
vliegtuig, gebied
de
waarin
gevlogen wordt, de soort vlucht en de categorieën passagiers, waarbij met name aandacht voor invaliden, kinderen
en
passagiers
op
brancards;
gar/HOR/lg DG C III
18
NL
(2)
samenwerking
binnen
de
bemanning: taakverdeling
en
hiërarchische structuur, belang
van
en
dient
procedures
overgebleven
leden
van
het
om op te treden als leidinggevende van het cabinepersoneel in het geval dat de
iii) wat te doen als de piloot het
aangewezen
leidinggevende
van
het
vermogen verliest zijn taken uit te
cabinepersoneel zijn functie niet meer
voeren;
kan uitoefenen. Deze procedures dienen
Het herzien van de eisen van de
aanvaardbaar te zijn voor de autoriteit en
exploitant
rekening te houden met de werkervaring
en
van
de
wettelijke
verplichtingen: i)
exploitant
cabinepersoneel, het meest geschikt is
coördinatie
communicatie,
(3)
De
vast te stellen om te bepalen wie, uit de
i) discipline,
ii) het
d)
van
voorlichting van de passagiers wat betreft
de
veiligheid,
het
betreffende
lid
van
het
cabinepersoneel.
gedrukte
veiligheidsaanwijzingen, ii) beveiliging van de boordkeuken
OPS 1.1002
(borging),
Vluchtuitvoering bij eenkoppige
(iii) berging van bagage in de cabine,
cabinebemanning
iv) elektronische apparatuur, v) procedures bij het bijtanken met passagiers aan boord,
a)
De
zorgen
exploitant
dat
elk
dient
nieuw
lid
ervoor
te
van
het
vi) turbulentie,
cabinepersoneel dat niet beschikt over
vii) documentatie;
vergelijkbare ervaring, voldoet aan het
(4)
Menselijke
factoren
en
boordpersoneelsbeheer; en (5)
Rapportage
van
ongevallen
éénkoppige cabinebemanning: en
incidenten; en (6)
Beperkingen
onderstaande alvorens dienst te doen als
(1)
training in aanvulling op de training zoals vereist door bijlage 1 bij OPS
aan
vlieg-
en
diensttijden en rustverplichtingen.
1.1010, waarbij in verband met het functioneren
als
eenkoppige
cabinebemanning speciale aandacht wordt besteed aan het volgende:
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
19
NL
i) verantwoordelijkheid
aan
OPS 1.1005
de
gezagvoerder voor de uitvoering van
cabineveiligheids-
Basisopleiding veiligheid
en (Zie bijlage 1 bij OPS 1.1005)
noodprocedures zoals uiteengezet in het vluchthandboek, ii) het
belang
van
(a) De exploitant dient ervoor te zorgen
coördinatie
en
dat elk lid van het cabinepersoneel met
communicatie
met
het
goed
cockpitpersoneel,
omgaan
met
veiligheid voltooit waarin ten minste de
passagiers die weerspannig zijn of
in bijlage 1 bij OPS 1.1005 genoemde
de rust (ernstig) verstoren,
onderwerpen worden behandeld, alvorens
iii)
het herzien van de eisen van de
gevolg
een
basisopleiding
een conversietraining te volgen.
exploitant en van de wettelijke
(b) de opleiding wordt, naar keuze van de
verplichtingen,
autoriteit
iv)
documentatie,
gegeven door:
v)
(v) rapportage van ongevallen en incidenten,
vi)
en
met
haar
goedkeuring
ofwel 1) de exploitant
beperkingen wat betreft vlieg-
27
- rechtstreeks of
en diensttijden; en (2)
gewenningsvluchten
- indirect
van
door
een
opleidingsorganisatie die optreedt
tenminste 20 uur en 15 sectoren.
namens de exploitant;
b) De exploitant dient, alvorens een
of
lid van het cabinepersoneel dienst te
laten
doen
als
éénkoppige
cabinebemanning, ervoor te zorgen dat die persoon in staat is om zijn/haar
taken
in
overeenstemming met de in het vluchthandboek
vastgestelde
procedures uit te voeren.
10185/04 BIJLAGE
27
FR, gesteund door DK, wil hier en in de punten d) en e) "erkende" toevoegen voor exploitant, om aan te geven dat de exploitant gekwalificeerd moet zijn om opleiding te geven aan zijn cabinepersoneel. CIE, gesteund door CZ, DE, NL, PL, SK, FI en UK, merkte op dat dit niet nodig is, wegens de verwijzing naar "goedkeuring van de autoriteit " aan het begin van dit punt, en aangezien exploitanten, als VTV-houders, reeds aan een uitgebreide serie regels onderworpen zijn. Toevoeging van "erkende" voor "exploitant" zou voor verwarring kunnen zorgen.
gar/HOR/lg DG C III
20
NL
2) een erkende opleidingsinstantie.
28
(e) Wanneer de autoriteit de exploitant of
(c) het programma en de structuur van de basisopleiding toepassing worden
voldoen
zijnde
vooraf
de
van
voorschriften
en
door
aan
de
autoriteit
een
erkende
toestemming
opleidingsinstantie
verleent
om
een
attest
basisopleiding veiligheid te verstrekken aan een lid van het cabinepersoneel, wordt in dat attest duidelijk melding
goedgekeurd.
gemaakt (d) Leden van het cabinepersoneel die het basisopleidingsprogramma
met
van
de
door
de
autoriteit
verleende erkenning.
goed
gevolg hebben voltooid, wordt een attest basisopleiding
veiligheid
OPS 1.1010
toegekend
door, naar keuze van de autoriteit, de
Conversie- en verschillentraining
autoriteit, de exploitant of de erkende
(Zie bijlage 1 bij OPS 1.1010)
opleidingsinstantie die de opleiding heeft (a) De exploitant dient ervoor te zorgen
verstrekt.
dat
elk
lid
van
relevante
het
cabinepersoneel
conversie-
en
verschillentraining heeft doorlopen in overeenstemming met de van toepassing zijnde voorschriften en ten minste met betrekking tot de in bijlage 1 bij OPS 1.1010
vermelde
onderwerpen.
De
opleiding worden nader omschreven in het vluchthandboek. Het programma en 28
DE en AT maken een voorbehoud, omdat zij vinden dat exploitanten in alle gevallen verantwoordelijk moeten zijn voor de opleiding van hun cabinepersoneel en dat erkende opleidingsinstanties derhalve buiten de exploitanten om geen opleiding mogen geven. Andere delegaties merkten echter op dat de woorden " naar keuze van de autoriteit" in de inleiding de lidstaten vrijlaten om op dit punt hun eigen voorkeuren te volgen.
10185/04 BIJLAGE
de structuur van de opleiding wordt vooraf door de autoriteit goedgekeurd.
gar/HOR/lg DG C III
21
NL
(1) Conversietraining.
Er
dient
een
(c) Onverminderd OPS 1.995, punt c),
conversiecursus te worden gevolgd
kunnen
verwante
voordat iemand:
basisopleiding (EU OPS 1.1005) en de conversie-
i)
voor de eerste maal door de
en
elementen
van
verschillentraining
de
(EU
OPS 1.1010) worden gecombineerd.
exploitant kan worden ingezet als (d)
lid van het cabinepersoneel; of
De exploitant dient ervoor te zorgen
dat: ii) op een ander vliegtuigtype kan (1) de conversietraining gestructureerd
worden tewerkgesteld. en
en (2) Verschillentraining.
Er
dient
een
verschillentraining te worden gevolgd
op
realistisch
wijze
wordt
gegeven, in overeenstemming met bijlage 1 bij OPS 1.1010;
alvorens iemand kan (2) de verschillentraining gestructureerd i)
gaan werken op een variant van
wordt gegeven, en
het vliegtuigtype waarmee op dat (3) er
moment gevlogen wordt; of
bij
de
conversietraining
voorzover ii) gaan
werken
met
andere
veiligheidsuitrusting, geplaatste of
anders
veiligheidsuitrusting,
andere
normale
en
noodveiligheidsprocedures
op
huidige
of
vliegtuigtypen
-varianten. (b)
nodig
en,
bij
de
verschillentraining, aandacht wordt besteed aan het gebruik van alle veiligheidsuitrustingen
en
alle
normale en noodprocedures die van toepassing zijn op het/de betreffende type
of
variant
vliegtuig,
en
de
instructie en oefeningen ofwel op een
De exploitant dient de inhoud van
representatieve
trainingsinrichting
de conversie- en verschillentraining te
ofwel op het vliegtuig zelf worden
bepalen, rekening houdend met de eerder
gegeven.
door
de
cabinebemanning
gevolgde
training, zoals opgetekend in het in OPS 1.035 voorgeschreven trainingregister.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
22
NL
OPS 1.1012
c)
De
geldigheidstermijn
van
de
volgens OPS 1.1025 vereiste periodieke
Gewenningsvluchten
training
en
de
bijbehorende
test
is
De exploitant dient ervoor te zorgen dat
12 kalendermaanden plus het restant van
elk
na
de maand van afgifte. Bij afgifte binnen
voltooiing van de conversietraining, een
de laatste drie kalendermaanden van de
gewenningstraining doorloopt alvorens te
geldigheid
gaan werken als een van de volgens
strekt de geldigheidstermijn zich uit van
OPS 1.990
de
lid
van
het
cabinepersoneel,
minimaal
vereiste
van
datum
een
voorgaande
van
test,
afgifte
tot
12 kalendermaanden na de verloopdatum
cabinepersoneelsleden.
van die voorgaande test. OPS 1.1015 OPS 1.1020 Periodieke training Herhalingscursussen (Zie bijlage 1 bij OPS 1,1015) (Zie bijlage 1 bij OPS 1.1020) a)
De
exploitant
zorgen
dat
dient
elk
lid
ervoor van
te het
cabinepersoneel een periodieke training ondergaat
betreffende
de
cabinepersoneelslid handelingen betrekking
en
tot
elk
opgedragen
bij
noodprocedures
aan
de
normale
en
-routines
met
vliegtuigtypen
en
varianten waarop zij werken conform
a)
De
zorgen
dat
cabinepersoneel gedaan,
De
zorgen
exploitant dat
het
dient
door
de
ervoor
te
elk
lid
dat
maar
meer
ervoor van dan
te het zes
voor
wie
de
geldigheidsperiode van de vorige test volgens OPS 1.1025(b)(3) nog niet is verstreken, de in het vluchthandboek herhalingscursus
voorgeschreven b)
dient
maanden geen vluchtdienst meer heeft
vermelde
bijlage 1 bij OPS 1.1015.
exploitant
in
bijlage
volgt
als
1
bij
OPS 1.1020.
autoriteit
goedgekeurde programma van periodieke training instructie
theoretische en
en
praktische
individuele
oefeningen
omvat, conform bijlage 1 bij OPS 1.1015.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
23
NL
b)
De
zorgen
exploitant dat,
als
dient
een
ervoor
te
van
het
lid
b)
De
zorgen
exploitant dat
elk
dient lid
ervoor van
te het
cabinepersoneel gedurende de laatste zes
cabinepersoneel wordt getoetst op het
maanden wel vluchtdienst heeft gedaan,
volgende:
maar
(1) Basisopleiding: de in bijlage 1 bij
niet
op
vliegtuigtype
als
cabinepersoneel OPS
het lid
zoals
1.990(b),
betreffende van
vereist
dit
lid
het
volgens van
het
cabinepersoneel alvorens op dat type te
OPS 1,1005 genoemde zaken; (2) Conversie- en verschillen-training: de in bijlage 1 bij OPS 1.1010 genoemde zaken;
gaan werken ofwel: (1) een herhalingscursus
op dat type
(3) Periodieke training: de in bijlage 1 bij OPS 1.1015 genoemde zaken,
volgt; of
voorzover van toepassing, en (2) ter
hernieuwde
commerciële
gewenning
vlucht
van
een twee
(4) Herhalingscursussen: de in bijlage 1 bij OPS 1.1020 genoemde zaken.
sectoren op dat type maakt.
OPS 1.1025 Toetsing a)
De
exploitant
dient
ervoor
te
zorgen dat tijdens of na de volgens OPS 1.1005,
1.1010
en
1.1015
vereiste
training elk lid van het cabinepersoneel een toets aflegt met betrekking tot de ontvangen
training
teneinde
zijn
vaardigheid in het uitvoeren van de normale
en
noodveiligheidstaken
te
controleren. De exploitant ziet erop toe dat het personeel dat met de toetsen wordt belast, daarvoor gekwalificeerd is.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
24
NL
OPS 1.1030
OPS 1.1035
Vluchtuitvoering op meer dan één type
Trainingsregisters
of variant De exploitant dient: a)
De
zorgen
exploitant
dat
geen
cabinepersoneel
dient
enkel op
lid
meer
ervoor
te
van
het
dan
drie
vliegtuigtypen werkt, met dien verstande
(1) registers
bij
trainingen
te
houden
en
voorgeschreven
van
alle
toetsen in
OPS
als 1.1005,
1.1010, 1.1015, 1.1020 en 1.1025; en
dat het lid van het cabinepersoneel met instemming van de autoriteit op vier vliegtuigtypen
mag
werken
mits
de
(2) Een kopie van het attest basisopleiding veiligheid te bewaren; en
veiligheidsuitrusting en noodprocedures
(3) de registers in verband met training
voor ten minste twee van de typen
en medisch onderzoek of medische
nagenoeg gelijk zijn.
controle actueel te houden, door voor
b)
Binnen het kader van punt (a)
dienen varianten van een vliegtuigtype te worden gezien als verschillende typen indien zij niet nagenoeg gelijk zijn op alle volgende punten:
de trainingsregisters data en inhoud van gevolgde conversie-, verschillenen
periodieke
trainingen
op
te
tekenen; en (4) het betrokken lid van het cabinepersoneel op diens verzoek inzage te
(1) bediening van de nooduitgang(en);
geven (2) plaats en type van de veiligheidsuitrusting; en
in
de
registers
van
alle
basisopleidingen, conversiecursussen en periodieke trainingen en toetsen;
(3) noodprocedures.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
25
NL
(b) Survivaltraining in het water.
Bijlage 1 bij OPS 1.005 Basisopleiding veiligheid
Het aantrekken en het gebruik in het
De in OPS 1.1005 bedoelde basisopleidingscursus veiligheid moet tenminste de volgende onderwerpen omvatten:
water van reddingvesten. Personeel in
(a) Omgaan met brand en rook:
gebruik hiervan en praktijkervaring in
1. de nadruk ligt op de verantwoordelijkheid van het cabinepersoneel
het water hebben opgedaan.
om in noodsituaties bij het ontstaan van brand en rook snel in te grijpen, waarbij vooral het opsporen van de vuurhaard belangrijk is; 2. wanneer er brand of rook wordt ontdekt, is het belangrijk onmiddellijk het cockpitpersoneel te waarschuwen, en de voor coördinatie en bijstand noodzakelijke specifieke acties te ondernemen; 3. noodzakelijk is de frequente controle van potentieel brandgevaarlijke plaatsen, zoals de toiletten, en van de bijbehorende rookdetectoren; 4. classificatie van branden, de daarbij passende soorten blusmiddelen, de in bepaalde brandsituaties te volgen procedures, gebruikstechnieken voor blusmiddelen, de gevolgen van verkeerde toepassing en van het gebruik in een besloten ruimte; en
een
vliegtuig
reddingsvlotten
dat of
is
uitgerust
ander
met
soortgelijk
materieel, moet getraind zijn in het
(c) Survivaltraining. De survivaltraining moet afgestemd zijn op de gebieden waar gevlogen wordt (b.v. poolgebied, woestijn, oerwoud of zee). (d) Medische aspecten en EHBO: 1.
EHBO-opleiding
en
gebruik
van
EHBO-doos; 2. EHBO in combinatie met survivalopleiding en passende hygiëne; en 3. de fysiologische effecten van vliegen¸ met speciale nadruk op zuurstofgebrek. (e) Het omgaan met de passagiers: 1. voorlichting over herkenning van en omgaan met onder invloed van alcohol of drugs
verkerende
of
agressieve
passagiers;
5. de algemene procedures die door hulpdiensten van luchthavens op de grond worden gevolgd. 10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
26
NL
2. methoden om passagiers te motiveren
(f) Communicatie.
en
met
Tijdens de opleiding wordt de nadruk
snelle
gelegd op het belang van een goede
het
noodzakelijke
mensenmenigten
omgaan
voor
een
evacuatie van het vliegtuig;
communicatie tussen cabinepersoneel en
3. voorschriften voor het veilig opbergen
cockpitpersoneel,
van handbagage (inclusief voorwerpen
techniek, en gebruik van gewone taal en
voor
vaktaal.
de
dienstverlening
passagiersruimte) handbagage
en
gevaar
het oplevert
in
de
risico
dat
voor
met
aandacht
voor
(g) Discipline en verantwoordelijkheden:
de
passagiers, nooduitrusting beschadigt of de uitgangen van het vliegtuig blokkeert;
1. belangrijk is dat het cabinepersoneel zijn taken volgens het vluchthandboek uitvoert;
4. het belang van een correcte verdeling van de passagiers over de stoelen met het oog op een goede gewichtsverdeling in het
vliegtuig.
Speciale
nadruk
moet
worden gelegd op de plaatsen die aan gehandicapte passagiers worden gegeven en aan de noodzaak om de plaatsen naast
2. een cabinepersoneelslid moet steeds bekwaam en fit genoeg zijn om als zodanig te functioneren, en dient zich in verband
hiermee
te
houden
aan
de
voorschriften inzake het maximumaantal vlieg- en werkuren en rusttijden;
uitgangen zonder toezicht aan gezonde
3. op de hoogte zijn van de luchtvaart-
passagiers te geven;
voorschriften voor cabinepersoneel en de
5. de bij het optreden van turbulentie te nemen
maatregelen,
inclusief
het
6. de te nemen voorzorgsmaatregelen wanneer levende dieren in de cabine
algemene
kennis
bezitten
van de
luchtvaartterminologie,
vliegtheorie, passagiersverdeling, weerkunde en vlieggebieden; 5. briefing van het cabinepersoneel voor
worden vervoerd; opleiding
4.
betreffende
beveiligen van de cabine;
7.
rol van de burgerluchtvaartautoriteit;
met
betrekking
tot
de vlucht, en verstrekking van de nodige veiligheidsinformatie met betrekking tot
gevaarlijke goederen;
hun specifieke taken; 8. veiligheidsprocedures.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
27
NL
6. het belang van actualisering van de
2. tijdens
conversie-
en
verschillen-
handboeken
trainingen, de plaats, het uitnemen en
door invoering van de van de exploitant
het gebruik van alle aan boord van
afkomstige wijzigingen;
het vliegtuig aanwezige veiligheids-
relevante
documenten
en
7. het is van belang aan te geven wanneer leden van het cabinepersoneel het gezag en de verantwoordelijkheid hebben te beginnen met een evacuatie of andere
en overlevingsuitrusting aan de orde komen,
alsook
noodprocedures
alle
normale
die
gelden
en voor
het/de te gebruiken vliegtuigtype, variant en -configuratie.
noodprocedures; en 8. het belang van veiligheidstaken en
b) Brand- en rooktraining
-verantwoordelijkheden en de noodzaak om snel en efficiënt op noodsituaties te
De exploitant dient ervoor te zorgen dat ofwel:
reageren. (h) Personeelsbeheer met betrekking tot
1. elk lid van het cabinepersoneel op realistische en praktische wijze en
de bemanning.
met
gebruikmaking
tatieve
Bijlage 1 bij OPS 1.010
van
uitrustingsstukken
represenwordt
getraind in het gebruik van alle aan Conversie- en verschillentraining
boord
a) Algemeen
meegevoerde
bestrijdingsmiddelen,
beschermende
kleding inbegrepen.
Deze training
De exploitant dient ervoor te zorgen dat:
moet omvatten:
1. alle conversie- en verschillentraining
i)
door
daarvoor
gekwalificeerde
personen wordt gegeven; en
brand-
het blussen van een brand zoals die binnen in een vliegtuig kan ontstaan, met dien verstande dat er in plaats van brandblussers op basis van Halon een alternatief mag worden gebruikt; en
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
28
NL
ii) het opzetten en gebruiken van beschermende
ademhalings-
apparatuur in een gesloten, met
2. de glijbaan aan een vliegtuig of een representatieve trainingsinrichting is bevestigd; en
(namaak)rook gevulde ruimte; of 3. de afdaling wordt herhaald wanneer 2. elk
lid
van
het
cabinepersoneel
voldoet aan de vereisten wat betreft periodieke training zoals uiteengezet in
bijlage
1
bij
OPS
1.1015,
subparagraaf (c)(3).
het
lid
van
het
cabinepersoneel
gekwalificeerd is voor een vliegtuigtype
waarvan
drempel
van
de
hoogte
van
de
de
hoofddekuitgang
aanzienlijk verschilt van die van het c) Bediening van deuren en uitgangen
vliegtuigtype waarop hij/zij voordien
De exploitant dient ervoor te zorgen dat: 1. elk lid van het cabinepersoneel alle normale uitgangen en nooduitgangen voor evacuatie van passagiers in een vliegtuig
of
een
daadwerkelijk kan openen; en bediening
van
e) Evacuatieprocedures
en
andere
noodsituaties De exploitant dient ervoor te zorgen dat:
representatieve
trainingsinrichting kan bedienen en
2. de
dienst deed.
alle
1. herkenning van geplande of ongeplande evacuaties op land of op water
andere
uitgangen (zoals cockpitramen) wordt
deel
uitmaakt
de
evacuatie-
training. Het vermogen te zien of een uitgang
gedemonstreerd.
van
of
evacuatieuitrusting
onbruikbaar is, moet deel uitmaken d) Evacuatieglijbaantraining
van deze training; en
De exploitant dient ervoor te zorgen dat: 1. elk lid van het cabinepersoneel zelf een evacuatieglijbaan gebruikt, en dit vanaf een hoogte overeenkomend met die van de drempel van het hoofddek van het vliegtuig;
10185/04 BIJLAGE
2. elk lid van het cabinepersoneel wordt getraind voor het volgende: i)
een brand tijdens de vlucht, met nadruk op het identificeren van de oorsprong van de brand;
gar/HOR/lg DG C III
29
NL
ii) ernstige turbulentie;
h)
iii) het plotseling wegvallen van de druk, en daarbij het opzetten van draagbare zuurstofapparatuur door elk lid van het cabinepersoneel; en iv) andere noodsituaties tijdens de vlucht. f)
Het omgaan met mensenmassa's
De exploitant dient ervoor te zorgen dat training wordt gegeven in de praktische aspecten van het omgaan met mensenmassa's bij verschillende noodsituaties, zulks voorzover van toepassing op het type vliegtuig. g)
Verlies, door de piloot, van het vermogen zijn taken uit te voeren
De exploitant dient ervoor te zorgen dat elk lid van het cabinepersoneel is getraind om in te springen als er een piloot zijn taken niet meer kan uitvoeren, tenzij de minimale bezetting van het cockpitpersoneel meer dan twee bedraagt. Deze training dient een demonstratie te omvatten van:
Veiligheidsuitrusting
De exploitant dient ervoor te zorgen dat elk lid van het cabinepersoneel realistische training krijgt en demonstraties bijwoont in verband met de plaats en het gebruik van de veiligheidsuitrustingen, met inbegrip van het volgende: 1.
glijbanen, en waar niet-zelf-ondersteunende glijbanen worden meegevoerd, het gebruik van de nodige kabels;
2.
reddingsvlotten en glijvlotten, met inbegrip van de uitrusting die aan het vlot is bevestigd of erin wordt meegevoerd;
3.
reddingsvesten, ook voor kinderen, en drijvende brancards;
4.
het "dropdown" zuurstofsysteem;
5.
eerste-hulpzuurstof;
6.
brandblussers;
7.
brandbijl of breekijzer;
1.
de werking van de bestuurdersstoel,
8.
2.
het vastgespen en ontkoppelen van de veiligheidsuitrusting van de bestuurdersstoel,
noodverlichting, met inbegrip van zaklantaarns;
9.
communicatieapparatuur, met inbegrip van megafoons;
3.
het gebruik van de beademingsapparatuur van de piloot, en
4.
het gebruik van de controlelijsten van de piloot.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
30
NL
10. overlevingspakketten, met inbegrip van hun inhoud; 11. pyrotechnisch gerei (werkelijke of namaak); 12. EHBO-trommels plus inhoud, en medische nooduitrusting; en 13. andere in de cabine aanwezige veiligheidsuitrusting of -systemen, voorzover van toepassing. i)
Het voorlichten van de passagiers/demonstreren van veiligheidsinrichtingen en -procedures
De exploitant dient ervoor te zorgen dat training wordt verstrekt in het voorbereiden van de passagiers op normale en noodsituaties, overeenkomstig OPS 1.285.
1. noodprocedures, met inbegrip van procedures voor het geval een piloot het vermogen verliest om zijn taken uit te voeren; 2. evacuatieprocedures, met inbegrip van technieken voor het omgaan met mensenmenigten; 3. "aanraakoefeningen" voor elk lid van het cabinepersoneel in het openen van normale uitgangen en nooduitgangen ten behoeve van de evacuatie van de passagiers; 4. de plaats en bediening van de nooduitrusting, waaronder zuurstofsystemen, en het aantrekken, door elk lid van het cabinepersoneel, van reddingsvesten, draagbare zuurstofapparatuur en beschermende beademingsapparatuur; 5. EHBO en de inhoud van de EHBOtrommels; 6. het stouwen van voorwerpen in de cabine;
Bijlage 1 bij OPS 1.015 Periodieke training a) De exploitant dient ervoor te zorgen dat periodieke training gegeven wordt door gekwalificeerde personen.
7. procedures voor het omgaan met gevaarlijke goederen, zoals bepaald in subdeel R; 8.
b) De exploitant dient ervoor te zorgen dat het onderstaande elke 12 maanden deel uitmaakt van het programma voor praktische training:
10185/04 BIJLAGE
beveiligingsprocedures;
9. evaluatie ongevallen; en 10.
van
en
boordpersoneelsbeheer.
gar/HOR/lg DG C III
incidenten
31
NL
c) De exploitant dient ervoor te zorgen dat het onderstaande elke drie jaar aan de orde komt in de periodieke training: 1. de bediening en het daadwerkelijk openen van alle normale uitgangen en nooduitgangen voor evacuatie van passagiers in een luchtvaartuig of een representatieve trainingsinrichting;
4.
gebruik van pyrotechnisch gerei
(werkelijke of namaak); en 5.
demonstratie van het gebruik van
het reddingsvlot, of glijvlot, voorzover aanwezig. d)
De
exploitant
dient
ervoor
te
zorgen dat alle toepasselijke vereisten van bijlage III van OPS 1 deel uitmaken
2. demonstratie van de bediening van alle andere uitgangen; 3. training, op realistische en praktische wijze en met gebruikmaking van representatieve uitrustingsstukken, in het gebruik van alle aan boord meegevoerde brandbestrijdingsmiddelen, beschermende kleding inbegrepen.
van de training van het cabinepersoneel.
Bijlage 1 bij OPS 1.001 Herhalingscursussen De exploitant dient ervoor te zorgen dat de
Deze training moet omvatten:
door
gekwali-
ficeerde personen worden gegeven en
i) het blussen van een brand zoals die binnen in een vliegtuig kan ontstaan, met dien verstande dat er in plaats van brandblussers op basis van Halon een alternatief mag worden gebruikt; en ii) het opzetten en gebruiken van beschermende beademingsapparatuur door elk lid van het cabinepersoneel in een gesloten, met (namaak)rook gevulde ruimte.
10185/04 BIJLAGE
herhalingscursussen
voor elk lid van het cabinepersoneel ten minste het volgende omvat. (1)
Noodprocedures, met inbegrip van
onvermogen van een piloot om zijn taken uit te voeren; (2)
evacuatieprocedures, met inbegrip
van technieken voor het beheersen van mensenmenigten;
gar/HOR/lg DG C III
32
NL
(3)
de bediening en het daadwerkelijk
openen van alle normale uitgangen en nooduitgangen passagiers
in
voor een
evacuatie vliegtuig
of
van een
representatieve trainingsinrichting; (4)
demonstratie van de bediening van
alle andere uitgangen met inbegrip van cockpitramen; en (5)
de plaats en bediening van de
nooduitrusting,
waaronder
systemen,
het
en
reddingsvesten, apparatuur
aantrekken
draagbare en
zuurstofvan
zuurstof-
beschermende
beademingsapparatuur. ______________
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
33
NL
2.2
SUBDEEL Q
moeten
toegestane
VLIEG- EN
binnen
de
vliegdienstperiode
worden voltooid, rekening houdend
DIENSTTIJDBEPERKINGEN EN RUSTTIJDEN
Vluchten
met de tijd die vereist is voor de
29
aan
de
vlucht
voorafgaande
werkzaamheden, de vlieg- en de OPS 1.1090
afhandelingstijden.
Doelstellingen en toepassingsgebied
2.3
Dienstroosters
worden
ruim
1. De exploitant stelt een regeling vast
tevoren opgesteld en gepubliceerd
inzake de vlieg- en diensttijdbeperkingen
om de bemanningsleden in staat te
en
stellen voldoende rust te plannen.
rusttijden
(FLT)
voor
de
bemanningsleden.
3. Verantwoordelijkheden van de
2. De exploitant waarborgt voor al zijn
exploitanten
vluchten hetgeen volgt:
3.1 De exploitant wijst voor elk
2.1 De regeling inzake de vlieg- en
bemanningslid een thuisbasis aan.
diensttijdbeperkingen en de rusttijden is in
3.2
overeenstemming met:
begrip te hebben voor het verband
a) de bepalingen van dit subdeel; en
tussen de frequenties en het patroon
b) alle aanvullende bepalingen die door de autoriteit overeenkomstig het bepaalde in dit subdeel worden toegepast ter hand-
Exploitanten
worden
geacht
van vliegdienstperioden en de rustperioden,
en
rekening
met
houden de
terdege
cumulatieve
effecten van lange werkuren die
having van de veiligheid.
slechts door minimale rustperioden worden afgewisseld. 29
FR verklaarde dat zij in het algemeen de tekst van dit subdeel als zodanig kan aanvaarden, en drong er bij de delegaties op aan om geen wijzingen aan te brengen. AT merkte op dat de verordening alleen een algemeen kader zou mogen bieden dat erop gericht is de veiligheid te verbeteren, en dat de onderhandelingen over gedetailleerde bepalingen aan werkgevers (exploitanten) en vakbonden kunnen worden overgelaten.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
34
NL
3.3 Exploitanten wijzen dienstroosters toe, waarbij ongewenste praktijken als afwisselende dag/nachtdiensten of het inzetten van bemanningsleden waardoor het ingeburgerde slaap/werk-patroon ernstig verstoord wordt, vermeden worden.
5. Verantwoordelijkheden van de
3.4 Exploitanten plannen lokale dienstvrije dagen en stellen de bemanningsleden daarvan tevoren op de hoogte.
bepalingen van artikel 8 kan de
burgerluchtvaartautoriteiten 5.1 [geschrapt] 5.2 Varianten 5.2.1
Met
inachtneming
van
de
autoriteit varianten op de vereisten in dit subdeel toestaan in specifieke operationele behoeften in overeen-
3.5 Exploitanten waarborgen dat de rustperioden de bemanning voldoende tijd laten om de effecten van vorige diensten te boven te komen zodat zij voor de volgende vliegdienstperiode goed uitgerust zijn.
stemming
3.6 Exploitanten waarborgen dat de vliegdienstperioden zo gepland worden dat de bemanningsleden voldoende uitgerust zijn zodat zij onder alle omstandigheden op een bevredigend efficiëntie- en veiligheidsniveau kunnen functioneren.
tegenover
4. Verantwoordelijkheden bemanningslid
schappelijke kennis, aan dat uit zijn
van
het
wetten
met en
toepasselijke
procedures
in
de
betrokken lidstaat en in overleg met de belanghebbende partijen. 5.2.2
Elke de
exploitant
toont
verantwoordelijke
autoriteit, met gebruikmaking van operationele ervaringen en rekening houdend
met
factoren
zoals
verzoek
4.1 Een bemanningslid mag geen vliegtuig bedienen als hij/zij weet dat hij/zij lijdt aan of waarschijnlijk zal lijden aan vermoeidheid, of zich zo weinig fit voelt dat dit voor de vlucht gevaar zou opleveren.
de
tot
gelijkwaardig
andere
relevante
actuele
weten-
afwijking
een
veiligheidsniveau
resulteert. Deze varianten gaan, waar nodig, vergezeld
van
passende
compenserende maatregelen.
4.2 Bemanningsleden maken een optimaal gebruik van de geboden rustmogelijkheden en -faciliteiten, en plannen en gebruiken hun rustperioden naar behoren.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
35
NL
1.4 Dienst
OPS 1.1095 Definities 1.1 Uitbreiding cockpitpersoneel Een
cockpitbemanning
die
bestaat
uit
meer dan het minimum aantal personen dat vereist is voor de bediening van het vliegtuig
en
waarbij
elk
cockpit-
personeelslid zijn/haar post kan verlaten en kan worden vervangen door een ander gekwalificeerd cockpitpersoneelslid.
Elke taak, met inbegrip van paraatheid 30, die een bemanningslid dient uit te voeren en die verband houdt met de activiteiten van een VTV-houder. 1.5 Dienstperiode De periode die aanvangt wanneer een bemanningslid door een exploitant wordt opgeroepen voor een dienst en die eindigt zodra het bemanningslid vrij van alle diensten is.
1.2 Bloktijd De tijd die verstrijkt tussen het vertrek van een vliegtuig van zijn parkeerplaats met het doel om op te stijgen totdat het tot stilstand
komt
parkeerplaats
en
op
de
aangewezen
alle motoren
worden
gestopt. 1.3 Pauze Een periode zonder dienst die wel als diensttijd geldt, maar die korter is dan een rustperiode.
10185/04 BIJLAGE
30
DE, FR, AT en SK maken een voorbehoud bij de woorden " met inbegrip van paraatheid", die werden ingevoegd om de inhoud van "dienst" te verduidelijken. Volgens deze delegaties is de nieuwe formulering niet correct, omdat sommige vormen van paraatheid, bijvoorbeeld thuis, slapend - niet als "dienst" mogen worden beschouwd en derhalve niet in aanmerking mogen komen voor de berekening van de "dienstperiode". FR vond ook dat de wijziging in strijd is met de richtlijn arbeidstijden (2000/79/EG, PB L 302/57 van 1.12.2000), en onderstreepte dat deze schijnbaar lichte wijziging aanzienlijke financiële consequenties kan hebben, die nog niet voldoende zijn bestudeerd. Het voorzitterschap, gesteund door CIE en verscheidene delegaties, vindt dat alle vormen van "paraatheid" onder de definitie van "dienst" vallen, maar dat de autoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben om bepaald vormen van paraatheid (bijvoorbeeld thuis, ongestoord slapend) tegen een zeer laag of een nulpercentage mee te tellen voor de cumulatieve diensturen. Zie nieuw tekst voor OPS 1.1125, punt 2.1.6.
gar/HOR/lg DG C III
36
NL
1.10 Eén dag vrij van dienst
1.6 Vliegdienstperiode de
Eén dag vrij van dienst omvat twee
periode gedurende welke een persoon in
lokale nachten. Een rustperiode kan
een vliegtuig als bemanningslid werkzaam
in de vrije dag worden opgenomen.
is.
1.11 Dienstdoend bemanningslid
Een
vliegdienstperiode
De
FDP
vangt
(FDP)
aan
is
zodra
het
bemanningslid door de exploitant wordt opgeroepen voor een vlucht of een reeks vluchten; zij eindigt aan het eind van de laatste
vlucht
waarop
hij/zij
als
bemanningslid
dat
zijn/haar
taken in een vliegtuig tijdens de vlucht of een deel van een vlucht uitoefent.
bemanningslid werkzaam is.
1.12 Transfer
1.7 Thuisbasis De locatie die door de exploitant aan het bemanningslid is aangewezen en waar het bemanningslid
Een
in
de
regel
een
dienstperiode of een reeks dienstperioden aanvangt en beëindigt, en waar, onder normale omstandigheden, de exploitant
De
transfer
van
een
niet
dienstdoend bemanningslid van de ene
plaats
opdracht
naar van
een
andere,
in
de
exploitant,
exclusief de reistijd. De reistijd wordt gedefinieerd als:
de
- de afwezigheid van huis op weg
accommodatie van het bemanningslid in
naar een aangewezen plaats van
kwestie.
dienst en vice versa.
1.8 Lokale dag
- de tijd voor een lokale transfer
niet
Een
verantwoordelijk
24-uursperiode
die
is
voor
aanvangt
te
van een rustplaats naar de plaats van aanvang van de taak en vice
00.00 uur lokale tijd.
versa. 1.9 Lokale nacht Een periode van 8 uur die valt tussen 22.00 uur en 8.00 uur lokale tijd.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
37
NL
1.13 Rustperiode Een
OPS 1.1100
ononderbroken
periode
en
gedurende
gedefinieerde welke
Beperking van vlieg- en
een
diensttijden
bemanningslid vrij is van alle taken [en niet paraat hoeft te staan
31
]. 1.1 Cumulatieve diensturen
1.14 Paraatheid Een
gedefinieerde
periode
gedurende
De
exploitant
32
waarborgt
dat
welke een bemanningslid in opdracht van
dienstperioden
de exploitant beschikbaar dient te zijn
bemanningslid is aangewezen, in
voor het ontvangen van een opdracht voor
totaal niet meer bedragen dan:
een vlucht, een transfer of een andere
a)
taak,
zonder
onderbreking
door
een
het
circadiaans
laag
het
circadiaans
laag
190
waarvoor
de
diensturen
een
gedurende
28 opeenvolgende dagen,
rustperiode. b) 1.15
Raam
van
(WOCL) Het
raam
van
60
diensturen
gedurende
7 opeenvolgende dagen.
(WOCL) is de periode tussen 2.00 uur en 5.59 uur
Binnen
een
band
van
drie
tijdzones verwijst de WOCL naar de thuisbasistijd. Buiten deze drie tijdzones verwijst de WOCL naar de thuisbasistijd voor de eerste 48 uur na vertrek vanuit de thuisbasistijdzone, en naar de lokale tijd 32
daarna.
31
Aangezien "paraatheid" nu onder de definitie van "dienst" valt (zie punt 1.4), zijn de woorden "en niet paraat hoeft te staan" nu geschrapt in punt 1.13. DE en FR zijn tegen deze wijziging en maken een voorbehoud (ook bij punt 1.14 "paraatheid), omdat zij vinden dat "paraatheid" moet worden onderscheiden van "dienst", zie hun opmerkingen in de voetnoot in punt 1.4 hierboven.
10185/04 BIJLAGE
DE en GR zouden ook willen bepalen dat exploitanten waarborgen dat de totale dienstperioden waarvoor een bemanningslid is aangewezen, in totaal niet meer bedragen dan 2000 diensturen gedurende een periode van 12 maanden. In lijn met de wijzigingen in de rest van de tekst, vonden de andere delegaties dat het niet nodig is om een dergelijke bepaling aan te nemen, omdat in de richtlijn arbeidstijden al een soortgelijke bepaling staat (zie clausule 8 onder punt 2).
gar/HOR/lg DG C III
38
NL
1.2. Beperking van de totale bloktijden 33
De exploitant waarborgt dat de
1.4 Deze 13 uur worden verminderd
totale
met 30 minuten voor elke sector
bloktijden van de vluchten waarop een
vanaf
individueel bemanningslid is aangewezen
maximale totale vermindering van
als dienstdoend bemanningslid niet meer
2 uur.
bedragen
dan
900
blokuren
per
kalenderjaar, welke zo gelijkmatig als praktisch mogelijk is over het gehele jaar gespreid zijn.
de
derde sector
een
34
1.5 Indien de FDP aanvangt in het WOCL wordt
het
maximum
als
vermeld in punt 1.3 en punt 1.4 verminderd
met
overschrijding OPS 1.1105
met
100% ervan
van met
maximum van twee uur."
35
de een
Indien
Maximale dagelijkse vliegdienstperiode
de FDP eindigt in het WOCL of dit
(FDP)
volledig omvat, wordt de maximale
1.1 Deze OPS is niet van toepassing op
FDP vermeld in punt 1.3 en punt 1.4
operaties met één enkele piloot en op
verminderd
medische noodoperaties.
overschrijding ervan.
1.2
De
exploitant
specificeert
met
50%
van
de
dienst-
perioden die realistisch de tijden voor met de
veiligheid
verband
houdende
grondtaken, zoals goedgekeurd door de verantwoordelijke
autoriteit,
weer-
34
spiegelen. 1.3 De maximale dagelijkse basis-FDP bedraagt 13 uur.
33
IE maakt een voorbehoud bij de schrapping van de woorden "de totale dienstperioden waarvoor een bemanningslid is aangewezen, in totaal niet meer bedragen dan 2000 diensturen". IE erkent dat in de richtlijn arbeidstijden een soortgelijke bepaling voorkomt, maar wil niettemin dat ze ook hier wordt ingevoegd teneinde de verordening op zich volledig te maken.
10185/04 BIJLAGE
35
UK, gesteund door DK, stelde de volgende tekst voor: "Deze 13 uur worden verminderd met 30 minuten voor elke sector vanaf de tweede sector met een maximale vermindering van 3 uur.". CIE verklaarde dat dergelijke strengere bepalingen kunnen worden voorgelegd ter bespreking uit hoofde van artikel 8, lid 3, en dat de huidige tekst derhalve niet hoeft te worden gewijzigd. DE stelt de volgende tekst voor: "Indien de FDP aanvangt of eindigt in het WOCL, wordt het maximum als vermeld in punt 1.3 en punt 1.4 verminderd met 50% van de overschrijding ervan.".
gar/HOR/lg DG C III
39
NL
2. Verlengingen:
2.6 Indien er voor een FDP een
2.1 De maximale dagelijkse FDP kan met
verlenging gepland is, wordt de minimumrustperiode voor en na de
maximaal een uur worden verlengd. 2.2 Verlengingen zijn niet geoorloofd voor een basis-FDP van 6 sectoren of meer. 2.3 Indien een FDP overschreden wordt in het WOCL met maximaal twee uur worden verlengingen beperkt tot maximaal vier sectoren. 2.4 Indien een FDP overschreden wordt in het WOCL met meer dan twee uur worden verlengingen beperkt tot maximaal twee
vlucht verlengd met twee uur, dan wel wordt de rustperiode alleen na de vlucht verlengd met vier uur. Indien de verlengingen worden gebruikt voor achtereenvolgende FDP's sluiten de rustperioden voor en na de vlucht tussen de twee operaties op elkaar aan. 37 2.7 Indien een FDP met verlenging aanvangt in de periode van 22.00 uur tot 4.59 uur beperkt de exploitant de FDP tot 11 uur en 45 minuten 38. 39
sectoren. 2.5
Het
bedraagt
maximumaantal twee
in
een
7 opeenvolgende dagen.
36
verlengingen periode
van
36
Om de exploitatie van chartervluchten van de Noordse landen naar de Canarische eilanden te vergemakkelijken, stelde SE, gesteund door PT, voor om aan het eind het volgende toe te voegen: "Wanneer het maximumaantal sectoren tussen twee wekelijkse rustperioden zes bedraagt en de minimumrust wordt verlengd tot 30 uur tussen de FDP's, bedraagt het maximumaantal verlengingen drie". ES kan dit voorstel steunen mits 6 sectoren wordt gewijzigd in 12 sectoren, teneinde island hopping’ op de Canarische eilanden mogelijk te maken. CIE, gesteund door FR, IT en UK acht die toevoeging overbodig in het licht van artikel 8, lid 3; ook werd opgemerkt dat van een uitzondering een algemene regel te maken, een voorbeeld van slechte wetgeving zou zijn.
10185/04 BIJLAGE
37
38
39
DE stelt de volgende tekst voor, die echter door geen enkele andere delegatie werd gesteund: "Indien er voor een FDP een verlenging gepland is, wordt de minimumrustperiode voor en na de vlucht verlengd met twee keer de verlengingsperiode dan wel wordt de rustperiode alleen na de vlucht verlengd met vier keer de duur van de verlengingsperiode.". DE stelde voor om "beperkt de exploitant de bloktijd tot 10u45". FR en verscheidene andere delegaties konden dit voorstel niet accepteren omdat het een negatief effect zou hebben op de werktijd. NL, gesteund door AT, stelde voor om dit punt te schrappen, omdat het een sterk bestraffend effect heeft. FI kan schrapping aanvaarden. Als alternatief stelde NL voor om 4 uur 59 te verkorten tot 3 uur 59; dit voorstel wordt gesteund door BE en SK. CZ, DK, DE en FR kunnen echter geen van deze voorstellen steunen.
gar/HOR/lg DG C III
40
NL
3. Cabinepersoneel
5.3
3.1 Voor cabinepersoneel dat is aange-
onmiddellijk volgt op een werk-
wezen voor een vlucht of een reeks
sector, wordt rekening gehouden
vluchten, kan de FDP worden verlengd
voor
met het verschil in diensttijd tussen het
minimumrustperiode, zoals gedefi-
cabinepersoneel en het cockpitpersoneel,
nieerd in de navolgende punten
met
OPS 1.1110 punten 1.1 en 1.2.
als
maximum
de
toepasselijke
verlengde dagelijkse FDP.
6.
Met
de
een
transfersector
berekening
Verlengde
FDP
van
die
de
(Gesplitste
dienst) 4. Operationele soliditeit
6.1. De autoriteit kan een operatie
4.1 Roosters moeten zo gepland worden
op basis van een verlengde FDP met
dat
worden
inbegrip van een pauze goedkeuren
binnen de maximaal toegestane vlieg-
mits aan het bepaalde in artikel 8
vluchten
voltooid
kunnen
dienstperiode. Om dit te verwezenlijken
wordt voldaan.
dragen exploitanten er zorg voor dat het de
6.2 Elke exploitant toont tegenover
bemanning wordt aangepast indien de
de verantwoordelijke autoriteit, met
eigenlijke
gebruikmaking
rooster
of
trimester
de
samenstelling
operatie op
meer
van
gedurende dan
33%
een
van
de
van
operationele
ervaringen en rekening houdend met
vluchten van dat rooster de maximale FDP
andere
relevante
factoren
zoals
overschrijdt.
actuele wetenschappelijke kennis, aan dat de verlengde FDP waarom wordt verzocht een gelijkwaardig
5. Transfer 5.1 De volledige tijd die besteed wordt
veiligheidsniveau waarborgt.
aan een transfer, wordt beschouwd als diensttijd. 5.2
Transfer
voorafgaand
na aan
aanmelding, het
werk
maar wordt
opgenomen als deel van de FDP, maar telt niet als sector.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
41
NL
OPS 1.1110
1.3.2. Elke exploitant toont tegen-
Rust
over de verantwoordelijke autoriteit,
1. Minimumrustperiode 1.1 De minimumrustperiode die moet worden toegekend voor de aanvang van een vliegdienstperiode die aanvangt op de basis, is tenminste even lang als de voorafgaande 40 dienstperiode, dan wel twaalf uur, al naargelang wat de langste periode is. 1.2 De minimumrustperiode die moet worden toegekend voor de aanvang van een vliegdienstperiode die aanvangt buiten de basis, is tenminste even lang als de voorafgaande dienstperiode, dan wel tien uur, al naargelang wat de langste periode is; 1.3 voor een minimumrustperiode buiten de basis kent de exploitant 8 uur slaap toe, waarbij hij terdege rekening houdt met de reis en andere fysiologische behoeften. 1.3.1 Niettegenstaande 1.2 en onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 8 kan de verantwoordelijke autoriteit verkorte rustregelingen goedkeuren.
40
met
gebruikmaking
van
operationele ervaringen en rekening houdend
met
factoren
zoals
andere
relevante
actuele
schappelijke kennis,
aan
wetendat
de
verkorte rustregeling waarom wordt verzocht
een
gelijkwaardig
veiligheidsniveau waarborgt. 2. Rustperioden 2.1.De exploitant dient ervoor te zorgen dat de geboden minimumrust, zoals hierboven omschreven is, regelmatig wordt verlengd tot een wekelijkse rustperiode, d.w.z. een 36-uursperiode, met inbegrip van twee lokale nachten, zodat er nooit meer dan 168 uur liggen tussen het einde
van
een
wekelijkse
rustperiode en het begin van de volgende. 2.2. [Geschrapt]
Het woord "vlieg-" werd geschrapt naar aanleiding van een voorstel van UK, gesteund door CIE, DK, IE and SE; ES, FR, IT and PT zouden het woord opnieuw willen invoegen, FR lichtte toe dat het tegen die wijziging is omwille van de "paraatheidskwestie".
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
42
NL
OPS 1.1115
OPS 1.1120
Verlenging vliegdienstperiode wegens
Onvoorziene omstandigheden
rusttijden tijdens de vlucht
tijdens de vlucht - bevoegdheden
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in
van de gezagvoerder
artikel
8,
en
mits
elke
exploitant
1.
Gelet
op
de
behoefte
tegenover de verantwoordelijke autoriteit,
zorgvuldige
met
onderstaande gevallen, tijdens de
gebruikmaking
van
operationele
controle,
aan
in
de
met
feitelijke vlucht, die aanvangt op
andere relevante factoren zoals actuele
het tijdstip van aanmelding, kunnen
wetenschappelijke kennis, aantoont dat uit
de limieten inzake de vliegdienst,
zijn
dienst-
ervaringen
en
rekening
verzoek
een
houdend
gelijkwaardig
en
rustperioden,
zoals
voorgeschreven in dit subdeel, in
veiligheidsniveau resulteert:
geval van onvoorziene omstandig-
1.1. Uitbreiding cockpitpersoneel
heden worden gewijzigd. Dergelijke kan een exploitant in overleg met de verantwoordelijke autoriteit voorschriften goedkeuren waaraan bij de uitbreiding van een
basiscockpitbemanning
voor
een
verlenging van de vliegdienstperiode met
wijzigingen
worden
door
de
gezagvoerder na raadpleging van alle
andere
bemanningsleden
goedgekeurd en moeten te allen tijde voldoen aan het volgende:
overschrijding van de limieten vermeld in 1.1 De in OPS 1.1105 punt 1.3
OPS 1.1105 moet worden voldaan;
bedoelde toegestane FDP kan niet 1.2. Cabinepersoneel kan
een
worden verlengd met meer dan twee
exploitant
de
uur, tenzij het cockpitpersoneel is
de
uitgebreid,
in
voorschriften overeenkomen betreffende
toegestane
FDP
de minimumrustperiode tijdens de vlucht
verlengd met maximaal drie uur.
verantwoordelijke
met
autoriteit
welk kan
geval
de
worden
voor cabinepersoneel indien de FDP de limieten
vermeld
in
OPS
1.1105
overschrijdt.
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
43
NL
OPS 1.1125
1.1.2. Indien zich in de eindsector binnen een FDP onvoorziene omstandigheden voordoen na de start die erin resulteren dat de toegestane verlenging overschreden wordt, mag de vlucht worden voortgezet naar de beoogde of naar een alternatieve bestemming; 1.1.3. In dergelijke omstandigheden kan de rustperiode na de FDP worden verkort,
41
Paraatheid
1. Luchthavenparaatheid 1.1 Een bemanningslid is op een luchthaven paraat vanaf de aanmelding op het normale meldpunt tot het eind van de meegedeelde paraatheidsperiode.
maar heeft zij minimaal de in punt OPS 1.1110 punt 1.2 van dit subdeel bepaalde duur.
1.2
1.2 Onder bijzondere omstandigheden die
van de cumulatieve diensturen.
tot ernstige vermoeidheid zouden kunnen leiden, kan de gezagvoerder, in overleg met de betrokken bemanningsleden, de feitelijke vliegdiensttijd verminderen en/of de rusttijd verlengen om mogelijke schadelijke gevolgen voor de vliegveiligheid te voorkomen. 1.3 De exploitant waarborgt het volgende:
Luchthavenparaatheid
telt
volledig mee voor de doeleinden
1.3 Indien luchthavenparaatheid niet tot vliegdienst heeft geleid, volgt er tenminste een minimumrustperiode. 1.4
Met
inachtneming
bepaalde in
artikel
van
het
8 wordt de
relatie tussen luchthavenparaatheid en een toegewezen vliegdienst in
1.3.1 De gezagvoerder legt steeds een verslag voor aan de exploitant, indien een FDP op grond van zijn/haar beslissingsbevoegdheid is verlengd of indien een rustperiode tijdens een feitelijke operatie is verkort; 1.3.2 Indien de verlenging van een FDP of de verkorting van een rustperiode meer bedraagt dan een uur, wordt binnen 28 dagen een kopie van het verslag met het commentaar van de exploitant toegezonden aan de betrokken autoriteit.
het kader van luchthavenparaatheid gedefinieerd
1.5
Tijdens
verant-
verschaft
luchthavenparaatheid de
bemanningslid
exploitant een
het
rustige,
comfortabele plaats die voor het publiek niet toegankelijk is.
FR maakt een voorbehoud bij deze OPS.
gar/HOR/lg DG C III
de
woordelijke autoriteit.
41
10185/04 BIJLAGE
door
44
NL
2. Andere vormen van paraatheid (met
2.1.6 Er zal worden bepaald hoe de
inbegrip van paraatheid in een hotel)
paraatheidsdiensturen worden mee-
2.1
Onverminderd
het
bepaalde
in
artikel 8, moeten alle andere vormen van paraatheid
worden
verantwoordelijke
geregeld
door
autoriteit,
geteld voor de cumulatieve diensturen
42 43
.
de OPS 1.1130
daarbij
rekening houdend met het volgende:
Voeding
2.1.1 Alle activiteiten worden in een
1. Het moet mogelijk zijn om een
rooster
maal
opgenomen
en/of
tevoren
te
gebruiken
teneinde
te
meegedeeld.
voorkomen dat de prestaties van het
2.1.2 Aanvang en einde van de paraatheid
bemanningslid
worden vastgelegd en tevoren meegedeeld.
worden, met name wanneer de FDP
2.1.3
De
maximumduur
van
elke
negatief
beïnvloed
meer bedraagt dan 6 uur.
paraatheid op een andere plaats dan het aangewezen meldpunt wordt vastgelegd. 2.1.4 Rekening houdend met de voor het bemanningslid beschikbare rustfaciliteiten
42
en andere relevante factoren, wordt de relatie
tussen
de
paraatheid
en
elke
toegewezen vliegdienst in het kader van 43
de paraatheid vastgelegd; 2.1.5 De noodzaak om uit te rusten voor een bemanningslid dat een vluchtdienst toegewezen kreeg in het kader van een paraatheid,
valt
onder
de
gemeen-
schappelijke verantwoordelijkheid van het bemanningslid en de exploitant;
10185/04 BIJLAGE
DE wil invoegen: "die door de lidstaten zijn genomen". Het voorzitterschap acht dit echter overbodig omdat al in de inleiding is aangegeven (punt 2.1) dat deze kwestie door de autoriteit zal worden geregeld. De nieuwe tekst is een voorstel van het voorzitterschap om de problemen van DE en FR omtrent de definitie van "dienst" en "rustperiode" in OPS 1.1095 op te lossen. Deze tekst geeft elke autoriteit de bevoegdheid om te beslissen hoe de verschillende vormen van paraatheid moeten worden meegeteld voor de cumulatieve diensturen. CIE bevestigde dat de autoriteiten volgens deze nieuwe tekst kunnen beslissen dat sommige vormen van paraatheid, bijvoorbeeld thuis, bereikbaar per telefoon maar ongestoord slapend) helemaal niet meetellen voor de cumulatieve diensturen.
gar/HOR/lg DG C III
45
NL
3. Een bemanningslid legt zijn/haar
OPS 1.1135 Registratie van vliegdienst-, dienst- en
registers op verzoek voor aan elke exploitant die van zijn/haar diensten
rustperiodes
gebruikmaakt alvorens hij/zij een 1. De exploitant waarborgt dat in het register
van
het
bemanningslid
vliegdienstperiode aanvangt.
het 4.
volgende wordt opgenomen:
Registers
tenminste a) bloktijden;
worden
15
gedurende
kalendermaanden
bewaard vanaf de datum van de
b) aanvang, duur en einde van elke dienst-
laatste
relevante
of vliegdienstperiode;
langer
indien
c) rustperioden en verlofdagen zonder
nationale wetgeving vereist is.
dienst,
5. Bovendien bewaren de exploi-
en ziet erop toe dat de vereisten van dit
tanten alle verslagen betreffende de
subdeel nageleefd worden; kopieën van
besluiten van gezagvoerders inzake
deze registers worden desgevraagd aan het
verlengde
bemanningslid beschikbaar gesteld.
verlengde
2. Indien de registers die de exploitant bijhoudt op grond van lid 1, niet al zijn/haar
vliegdienst-,
rustperiodes
omvatten,
dienstdan
houdt
registratie,
of
volgens
de
dat
vliegdienstperioden, vlieguren
en
verkorte
perioden gedurende tenminste zes maanden na de gebeurtenis.
en het
________________
betrokken bemanningslid een individueel register bij van zijn/haar a) bloktijden; b) aanvang, duur en einde van elke dienstof vliegdienstperiode; en c) rustperioden en verlofdagen zonder dienst,
10185/04 BIJLAGE
gar/HOR/lg DG C III
46
NL