RAAD VA DE EUROPESE UIE
Brussel, 22 oktober 2008 (10.11) (OR en,fr)
B PU
14617/08
LI
Interinstitutioneel dossier: 2007/0094 (COD)
LIMITE
C MIGR 95 SOC 628 DROIPE 82 CODEC 1393
OTA van: aan: nr. Comv.: Betreft:
het voorzitterschap het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel 9871/07 MIGR 43 SOC 227 DROIPEN 49 CODEC 623 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen
Ingevolge de besprekingen van de Groep migratie en verwijdering gaat hierbij voor de delegaties bovengenoemd document. Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie zijn vetgedrukt.
_____________________
14617/08
nes/EEK/sd DG H 1B
Conseil UE
1
LIMITE L
BIJLAGE Voorstel voor een RICHTLIJ VA HET EUROPEES PARLEMET E DE RAAD tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen
(1)
De Europese Raad is op zijn bijeenkomst van 14 en 15 december 2006 overeengekomen de samenwerking tussen de lidstaten voor de bestrijding van illegale immigratie te versterken en in het bijzonder de maatregelen tegen illegale tewerkstelling op het niveau van de lidstaten en de EU op te voeren.
(2)
Een cruciale aantrekkende factor bij illegale immigratie in de EU is de mogelijkheid om in de EU werk te vinden zonder de vereiste juridische status. Optreden tegen illegale immigratie en illegaal verblijf moet daarom maatregelen tegen die aantrekkende factor omvatten.
(3)
De kern van die maatregelen moet bestaan in een algemeen verbod op de tewerkstelling van onderdanen van derde landen die geen recht op verblijf in de EU hebben, samen met sancties tegen werkgevers die dat verbod overtreden.
(3 bis) Deze richtlijn voorziet in minimumnormen en het staat de lidstaten bijgevolg vrij strengere sancties, maatregelen en verplichtingen voor de werkgever vast te stellen of te handhaven. (4)
De bepalingen mogen geen betrekking hebben op onderdanen van derde landen die legaal in de lidstaten verblijven, en al dan niet op hun grondgebied mogen werken. Dit sluit personen uit die in de zin van artikel 2, punt 5, van de Schengengrenscode onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen. Ook onderdanen van derde landen die zich in een door de communautaire wetgeving bestreken situatie bevinden, zoals personen die in een andere lidstaat wettig zijn tewerkgesteld en door een dienstverrichter in het kader van de dienstverrichting naar een andere lidstaat zijn gedetacheerd, vallen buiten deze richtlijn. De richtlijn geldt onverminderd een verbod krachtens nationaal recht op de tewerkstelling van legaal verblijvende onderdanen van derde landen die in strijd met hun verblijfsstatus werken. [...]
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
2
LIMITE L
(4 bis) In de definitie van tewerkstelling moet worden gepreciseerd dat het gaat om activiteiten die worden of behoren te worden bezoldigd en die ongeacht de rechtsbetrekking onder leiding van de werkgever worden uitgevoerd. (5)
Om de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te voorkomen, moeten werkgevers vóór de indienstneming van een onderdaan van een derde land, ook wanneer de onderdaan van het derde land in het kader van dienstverrichting wordt aangeworven met het oog op detachering naar een andere lidstaat, controleren of de betrokkene beschikt over een geldige verblijfsvergunning of een andere verblijfsmachtiging waaruit blijkt dat de onderdaan van een derde land legaal op het grondgebied van de lidstaat verblijft. Om de lidstaten in staat te stellen valse documenten op te sporen, moet ook van werkgevers worden verlangd dat zij de bevoegde instanties van de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land in kennis stellen.
(6)
Werkgevers die aan de verplichtingen van deze richtlijn hebben voldaan, mogen niet aansprakelijk worden gesteld omdat zij illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkgesteld hebben; dit geldt met name wanneer de bevoegde instantie achteraf constateert dat het door een werknemer voorgelegde document vervalst of onrechtmatig gebruikt was, tenzij de werkgever op de hoogte was van deze vervalsing.
(7)
Met het oog op de handhaving van het algemeen verbod en de afschrikking van inbreuken moeten de lidstaten passende niet-strafrechtelijke sancties vaststellen. Die moeten financiële sancties en bijdragen tot de kosten van de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen omvatten.
(8)
De werkgever moet in ieder geval aan de onderdanen van derde landen het volledige nog verschuldigde loon voor hun geleverde werk betalen, alsmede de nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen. De illegaal tewerkgestelde onderdaan van een derde land kan noch aan de illegale arbeidsverhouding noch aan de betaling of nabetaling van loon, socialezekerheidsbijdragen of belastingen door de werkgever of een in diens plaats tot voldoening gehouden juridische entiteit enig recht tot binnenkomst en verblijf of tot toegang tot de arbeidsmarkt ontlenen.
(9)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat vorderingen kunnen worden ingediend en mechanismen zijn vastgesteld om te verzekeren dat de teruggevorderde bedragen van nog verschuldigd loon kunnen worden uitgekeerd aan de onderdanen van derde landen die er recht op hebben. Lidstaten moeten niet worden verplicht om hun missies of vertegenwoordigingen in derde landen bij deze mechanismen te betrekken.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
3
LIMITE L
(10)
De lidstaten moeten bovendien bepalen dat het vermoeden van een arbeidsverhouding betrekking heeft op een periode van ten minste drie maanden, zodat de bewijslast voor minstens een bepaalde periode op de werkgever rust.
(11)
De lidstaten moeten voorzien in de mogelijkheid van verdere sancties tegen werkgevers, met inbegrip van de uitsluiting van het recht op bepaalde of alle overheidsuitkeringen, steun of subsidies, inclusief landbouwsubsidies, uitsluitingen van overheidsopdrachten en de terugvordering van bepaalde of alle publieke uitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde EU-middelen die al zijn toegekend. De lidstaten moeten zelf kunnen beslissen om deze verdere sancties niet op te leggen aan natuurlijke personen met de hoedanigheid van werkgever.
(12)
Deze richtlijn, en met name de artikelen 8, 11 en 13, mag geen afbreuk doen aan Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.
(13)
Aangezien in bepaalde getroffen sectoren onderaanneming op grote schaal voorkomt, moet ervoor worden gezorgd dat ten minste de aannemer van wie de werkgever een rechtstreekse onderaannemer is, aansprakelijk kan worden gehouden voor de betaling van financiële sancties tegen de werkgever. In specifieke gevallen moeten alle ondernemingen in een onderaannemingsketen aansprakelijk worden gehouden voor de betaling van financiële sancties tegen een werkgever aan het eind van de keten, die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst heeft.
(14)
De bestaande sanctiesystemen zijn onvoldoende gebleken om te komen tot een volledige naleving van het verbod op de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Een van de redenen is dat administratieve sancties alleen waarschijnlijk onvoldoende zijn om bepaalde gewetenloze werkgevers af te schrikken. Naleving kan en moet worden versterkt door de toepassing van strafrechtelijke sancties.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
4
LIMITE L
(15)
Om de volledige doeltreffendheid van het algemeen verbod te garanderen is het dus noodzakelijk meer afschrikkende sancties vast te stellen in ernstige gevallen zoals voortdurend herhaalde inbreuken, illegale tewerkstelling van een groot aantal onderdanen van derde landen, grove uitbuiting op de werkplek en illegale tewerkstelling van een minderjarige. Er is sprake van grove uitbuiting op de werkplek indien er een opvallende discrepantie met de arbeidsvoorwaarden voor legaal tewerkgestelde werknemers bestaat, en indien dit met name de gezondheid en veiligheid van de werknemers aantast en in strijd is met de menselijke waardigheid.
(16)
In alle gevallen die overeenkomstig deze richtlijn als ernstig worden beschouwd, moeten opzettelijk begane inbreuken dus in de gehele Gemeenschap als een strafbaar feit worden beschouwd, onverminderd de toepassing van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel.
(17)
Het feit moet strafbaar zijn met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties. De strafrechtelijke sancties laten andere sancties of maatregelen krachtens deze richtlijn of het nationale recht onverlet.
(18)
Ten behoeve van de handhaving moeten er doeltreffende klachtmechanismen bestaan aan de hand waarvan onderdanen van derde landen hun klachten rechtstreeks of via aangewezen derden zoals vakbonden of andere verenigingen kunnen indienen. De aangewezen derden moeten bij het verlenen van steun voor de indiening van klachten worden beschermd tegen mogelijke sancties op grond van regels inzake het verbod op hulp bij illegaal verblijf.
(19)
Ter aanvulling van de klachtmechanismen moeten de lidstaten aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn geweest van grove uitbuiting op de werkplek en meewerken aan de strafzaak tegen hun werkgever, verblijfsvergunningen van beperkte duur kunnen afgeven naar verhouding van de lengte van de desbetreffende nationale procedures.
(20)
Om voor een toereikende handhaving te zorgen en om te vermijden dat op dit punt grote verschillen bestaan tussen de lidstaten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat op hun grondgebied doeltreffende en adequate inspecties worden verricht, die voornamelijk op een door hen opgestelde risicobeoordeling zijn gebaseerd, en moeten zij de Commissie inlichten over de verrichte inspecties in de bedrijfstakken waar de grootste concentratie van tewerkgestelde illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is vastgesteld.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
5
LIMITE L
(20 bis)Deze inspecties kunnen worden uitgevoerd in het kader van andere inspectieactiviteiten, zoals het toezicht op de naleving van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften op de arbeidsplaats. (20 ter) Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven" worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. (21)
Iedere verwerking van persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van deze richtlijn moet in overeenstemming zijn met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
(22)
Aangezien de doelstelling van onderhavige richtlijn, namelijk de bestrijding van illegale immigratie door maatregelen tegen tewerkstelling als aantrekkende factor, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen beter door de Gemeenschap kan worden uitgevoerd, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(23)
In deze richtlijn worden de fundamentele rechten en de beginselen nageleefd die met name zijn verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Meer in het bijzonder moet zij worden toegepast met eerbiediging van de vrijheid van ondernemerschap, gelijkheid voor de wet, het beginsel van non-discriminatie, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht en het legaliteits- en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen overeenkomstig de artikelen 16, 20, 21, 47 en 49 van het Handvest.
(23 bis)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, en onverminderd artikel 4 van genoemd protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van deze richtlijn. Deze richtlijn is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
6
LIMITE L
(24)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze richtlijn niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
7
LIMITE L
Voorstel voor een RICHTLIJ VA HET EUROPEES PARLEMET E DE RAAD tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen
Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied 1.
Ter bestrijding van illegale immigratie verbiedt deze richtlijn de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Te dien einde worden in de richtlijn gemeenschappelijke minimumnormen inzake sancties en maatregelen vastgesteld tegen werkgevers die dit verbod overtreden.
Artikel 2 Definities Voor de specifieke doeleinden van deze richtlijn wordt verstaan onder: (a)
"onderdaan van een derde land": eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag en die niet onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van de Schengengrenscode;
(b)
"illegaal verblijf": de aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat van een onderdaan van een derde land die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor toegang tot en verblijf in die lidstaat;
(c)
"tewerkstelling": het verrichten van activiteiten die bestaan uit om het even welke vorm van arbeid of werk die door nationale wetgeving of vaste praktijk is geregeld, voor of onder leiding van een werkgever;
(d)
"illegale tewerkstelling": tewerkstelling van een onderdaan van een derde land die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft;
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
8
LIMITE L
(e)
"werkgever": een natuurlijk persoon of juridische entiteit, uitzendondernemingen daaronder begrepen, voor wie of onder wiens leiding de tewerkstelling plaatsvindt;
(f)
"cliënt": een natuurlijk persoon of juridische entiteit voor wie een aannemer rechtstreeks of via onderaanneming werken uitvoert, goederen levert of diensten verricht, met uitzondering van natuurlijke personen voor wie de tewerkstelling voor hun particuliere doeleinden wordt uitgevoerd;
(g)
"hoofdaannemer": een natuurlijk persoon of juridische entiteit die primair verantwoordelijk is voor het uitvoeren van werken, het leveren van goederen of het verrichten van diensten, en die daartoe met de cliënt een overeenkomst aangaat;
(h)
"onderaannemer": een natuurlijk persoon of juridische entiteit aan wie de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de verplichtingen van een voorafgaande overeenkomst is toegewezen;
(i)
"rechtspersoon": een juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke nationale recht bezit, met uitzondering van staten of publiekrechtelijke organen bij de uitoefening van hun openbare macht, en van publiekrechtelijke internationale organisaties.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
9
LIMITE L
Artikel 3 Verbod op illegale tewerkstelling 1.
De lidstaten verbieden de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.
2.
Inbreuken op dit verbod worden bestraft met de in deze richtlijn vastgestelde sancties en maatregelen.
3.
Een lidstaat kan beslissen om het in lid 1 bepaalde verbod niet toe te passen op de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen van wie de verwijdering is uitgesteld en die overeenkomstig het nationale recht mogen werken.
Artikel 4 Verplichtingen van werkgevers 1.
De lidstaten verplichten de werkgevers: (a)
van onderdanen van derde landen te eisen dat zij voorafgaand aan hun tewerkstelling een geldige verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging bezitten en aan de werkgever voorleggen;
(b)
ten minste voor de duur van de tewerkstelling een afschrift of gegevens van de verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging beschikbaar te houden voor inspectie door de bevoegde instanties van de lidstaten;
(c)
de door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties, binnen een door iedere lidstaat te bepalen termijn, van de aanvang van de tewerkstelling van onderdanen van derde landen in kennis te stellen.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat werkgevers die de in lid 1 opgesomde verplichtingen zijn nagekomen, niet aansprakelijk worden gesteld voor inbreuk op het in artikel 3 bedoelde verbod, tenzij zij ervan op de hoogte zijn dat het als geldige verblijfsvergunning of verblijfsmachtiging voorgelegde document een vervalsing is.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
10
LIMITE L
Artikel 5 Effect van de naleving door werkgevers van hun verplichtingen [geschrapt]
Artikel 6 Financiële sancties 1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat inbreuken op het in artikel 3 bedoelde verbod leiden tot doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties tegen de werkgever.
2.
Tot de sancties wegens inbreuken op het in artikel 3 bedoelde verbod behoren financiële sancties in verband met het aantal illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen en betaling van de kosten van terugkeer van illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen wanneer terugkeerprocedures ten uitvoer worden gelegd.
Artikel 7 abetalingen door werkgevers
1.
Met betrekking tot inbreuken op het in artikel 3 genoemde verbod stellen de lidstaten mechanismen vast waarmee illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen: (a)
met inachtneming van een krachtens het nationale recht geldende verjaringstermijn tegen hun werkgever ter zake van achterstallig loon een vordering kunnen instellen of een rechterlijke beslissing ten uitvoer kunnen laten leggen, ook indien zij - al dan niet vrijwillig - zijn teruggekeerd;
(b)
systematisch in kennis worden gesteld van de mogelijkheid om deze vordering vóór de tenuitvoerlegging van de terugkeerbeslissing in te stellen.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
11
LIMITE L
2.
Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde vorderingen bepalen de lidstaten dat: (a)
wordt uitgegaan van een dienstverband van minstens drie maanden, tenzij de werkgever of de werknemer het tegendeel kan bewijzen;
(b)
het overeengekomen loonniveau geacht wordt ten minste gelijk te zijn aan het loon waarin wordt voorzien door de toepasselijke wetgeving inzake minimumloon, collectieve overeenkomsten of praktijken in de betrokken bedrijfstak, tenzij de werkgever of de werknemer het tegendeel kan bewijzen, met inachtneming van de toepasselijke nationale loonvoorschriften.
3.
De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige mechanismen, zoals de mogelijkheid van burgerlijke rechtsvorderingen, beschikbaar zijn om te verzekeren dat illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen uit hoofde van de in lid 1 bedoelde vorderingen ingevorderde nabetalingen van loon kunnen ontvangen, ook indien zij - al dan niet vrijwillig - zijn teruggekeerd.
4.
Met betrekking tot inbreuken op het in artikel 3 bedoelde verbod zorgen de lidstaten ervoor dat de werkgever tot voldoening is gehouden van alle nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen, inclusief de toepasselijke administratieve boetes, als bepaald in de nationale wetgeving.
Artikel 8 Overige maatregelen 1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat werkgevers, indien de ernst van de situatie zulks rechtvaardigt, ook aan de volgende maatregelen kunnen worden onderworpen: (a)
uitsluiting van het recht op bepaalde of alle overheidsuitkeringen, steun of subsidies gedurende ten hoogste vijf jaar;
(b)
uitsluiting van deelname aan overheidsopdrachten als bepaald in Richtlijn 2004/18/EG gedurende ten hoogste vijf jaar;
(c)
terugvordering van bepaalde of alle publieke uitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde EU-middelen, die aan de werkgever zijn verstrekt gedurende ten hoogste twaalf maanden voorafgaand aan de opsporing van de illegale tewerkstelling;
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
12
LIMITE L
(d)
het tijdelijk of definitief sluiten van de vestigingen die voor de inbreuken zijn gebruikt, of het tijdelijk of definitief intrekken van de vergunning voor de bedrijfsactiviteit in kwestie.
2.
De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen indien de werkgever een natuurlijke persoon is en de tewerkstelling zijn of haar particuliere doeleinden dient.
Artikel 9 Onderaanneming 1.
Indien de werkgever een hoofdaannemer is, kunnen de lidstaten bepalen dat de cliënt, onverminderd de bepalingen van het nationale recht inzake regres of op het gebied van sociale zekerheid, in plaats van de werkgever tot voldoening kan worden gehouden van:
2.
(a)
alle krachtens artikel 6 opgelegde financiële sancties, en
(b)
alle nabetalingen krachtens artikel 7, leden 1 tot en met 3.
Indien de werkgever een onderaannemer is, zorgen de lidstaten ervoor dat de aannemer van wie de werkgever een rechtstreekse onderaannemer is, in plaats van de tewerkstellende onderaannemer tot voldoening van de in lid 1 bedoelde betalingen kan worden gehouden, onverminderd de bepalingen van het nationale recht inzake regres of op het gebied van sociale zekerheid.
3.
Een aannemer of een cliënt die zijn bij het nationale recht voorgeschreven "due diligence"verplichtingen is nagekomen, kan niet uit hoofde van lid 1 of lid 2 aansprakelijk worden gesteld.
4.
Indien de werkgever een onderaannemer is, zorgen de lidstaten ervoor dat cliënten, hoofdaannemers en intermediaire onderaannemers die wisten dat de tewerkstellende onderaannemer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst had, in plaats van de tewerkstellende onderaannemer tot voldoening van de in lid 1 bedoelde betalingen kunnen worden gehouden.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
13
LIMITE L
Artikel 10 Strafbare feiten 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3 bedoelde inbreuken als strafbaar feit worden aangemerkt wanneer zij opzettelijk worden gepleegd, in elk van de volgende omstandigheden als bepaald in het nationaal recht:
(a)
de inbreuk wordt voortdurend herhaald;
(b)
de inbreuk heeft betrekking op de gelijktijdige tewerkstelling van een aanzienlijk aantal illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen;
(c)
de inbreuk gaat gepaard met bijzonder grove uitbuitingen op de werkplek;
(d)
[Geschrapt]
(e)
de inbreuk betreft de illegale tewerkstelling van een minderjarige.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat uitlokking van en hulp en medeplichtigheid aan de in lid 1 bedoelde opzettelijke gedragingen als strafbaar feit aangemerkt worden.
Artikel 11 Sancties op strafbare feiten 1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de natuurlijke personen die het in artikel 10 bedoelde strafbaar feit plegen met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden bestraft.
2.
[De in dit artikel bedoelde strafrechtelijke sancties kunnen krachtens het nationaal recht worden uitgevoerd, onverminderd andere sancties of maatregelen van niet-strafrechtelijke aard.] (verplaatst naar overweging 17)
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
14
LIMITE L
Artikel 12 Aansprakelijkheid van rechtspersonen 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het in artikel 10 bedoelde strafbaar feit wanneer dit tot hun voordeel is gepleegd door iemand die als individu of als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelt en die in de rechtspersoon een leidende positie bekleedt op basis van:
2.
(a)
de bevoegdheid de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of
(b)
de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of
(c)
de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon controle uit te oefenen.
De lidstaten zorgen er eveneens voor dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer, bij gebreke van toezicht of controle door een in lid 1 bedoelde persoon, het in artikel 10 bedoelde strafbare feit ten voordele van die rechtspersoon kon worden gepleegd door een onder het gezag van deze rechtspersoon staande persoon.
3.
De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit geen strafrechtelijke procedures uit tegen natuurlijke personen die als pleger, uitlokker of medeplichtige bij het in artikel 10 bedoelde strafbaar feit zijn betrokken.
4.
[Geschrapt]
Artikel 13 Sancties ten aanzien van rechtspersonen De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon die uit hoofde van artikel 10 aansprakelijk wordt gesteld, kan worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
15
LIMITE L
Artikel 14 Facilitering van klachten 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat er doeltreffende mechanismen bestaan aan de hand waarvan illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen rechtstreeks of middels door de lidstaten aangewezen derden een klacht tegen hun werkgever kunnen indienen.
2.
Onderdanen van derde landen helpen met het indienen van een klacht mag niet als hulpverlening bij illegale binnenkomst op grond van Richtlijn 2002/90/EG worden beschouwd.
3.
Met betrekking tot onder artikel 10, lid 1, onder c), vallende strafbare feiten kunnen de lidstaten op grond van het nationale recht aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer van ernstige uitbuiting op de werkplek zijn of geweest zijn en die meewerken aan het onderzoek tegen de werkgever, een verblijfsvergunning van beperkte duur afgeven, gekoppeld aan de lengte van de desbetreffende nationale procedure.
4.
[Geschrapt]
Artikel 15 Inspecties 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied doeltreffende en adequate inspecties worden verricht met het oog op het controleren van de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Deze inspecties zijn vooral gebaseerd op een door de bevoegde instanties van de lidstaten opgestelde risicobeoordeling.
2.
Teneinde de doeltreffendheid van de inspecties te vergroten (a)
zorgen de lidstaten ervoor dat: (i)
onder het nationale recht voldoende bevoegdheden worden toegekend aan de bevoegde instanties om de in lid 1 bedoelde inspecties uit te voeren;
(ii)
inlichtingen over illegale tewerkstelling, inclusief de resultaten van vorige inspecties, worden verzameld en verwerkt met het oog op een effectieve uitvoering van deze richtlijn; en dat tevens
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
16
LIMITE L
(iii) voldoende personeel met de nodige deskundigheid en kwalificaties ter beschikking staat om de in lid 1 bedoelde inspecties doeltreffend uit te voeren. (b)
gaan de lidstaten op basis van een risicobeoordeling regelmatig na in welke bedrijfstakken de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen op hun grondgebied het meest voorkomt. Zij stellen de Commissie vóór 1 juli van elk jaar op de hoogte van de volgende gegevens voor elk van deze bedrijfstakken: (i)
een nationaal streefcijfer voor het aantal inspecties, als percentage van het aantal werkgevers in de sector, voor het lopende jaar; en tevens
(ii)
het aantal in het vorige jaar uitgevoerde inspecties en de resultaten ervan.
Artikel 16 Verslaglegging 1.
De Commissie dient uiterlijk [drie jaar na de in artikel 17 genoemde datum] en vervolgens driejaarlijks een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van de bepalingen in artikel 15.
2.
De lidstaten doen de Commissie alle informatie toekomen die zij nodig heeft voor het opstellen van deze verslagen, zoals de impact van de uit hoofde van artikel 15 uitgevoerde inspecties, en, voor zover mogelijk, de krachtens artikel 8 toegepaste maatregelen.
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
17
LIMITE L
Artikel 17 Omzetting 1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk in [24 maanden na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste nationale bepalingen die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.
Artikel 18 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 19 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
14617/08 BIJLAGE
nes/EEK/sd DG H 1B
18
LIMITE L