RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 3 december 2004 (06.12) (OR. en)
B PU
15525/1/04 REV 1
Interinstitutioneel dossier: 2004/0209 (COD)
LI
LIMITE
C
SOC 574 SAN 212 TRANS 377 MAR 214 CODEC 1311 DOCUMENT GEDEELTELIJK TOEGANKELIJK VOOR HET PUBLIEK VERSLAG van: aan: nr. vorig doc.: nr. Comv.: Betreft:
het Comité van permanente vertegenwoordigers (1e deel) de Raad (EPSCO) 15131/04 SOC 555 SAN 188 TRANS 365 MAR 204 CODEC 1274 12683/04 SOC 426 SAN 135 TRANS 300 MAR 161 CODEC 1047 - COM(2004) 607 def. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd
I.
INLEIDING
1.
Het bovengenoemde richtlijnvoorstel is door de Commissie op 24 september 2004 bij de Raad ingediend. Het strekt tot wijziging van Richtlijn 2003/88/EG 1 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van arbeidstijd.
1
Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
Conseil UE
1
NL
2.
Het doel van dit voorstel is tweeledig:
•
allereerst, een evaluatie van enkele bepalingen van Richtlijn 2003/88/EG (die de laatste wijziging van Richtlijn 93/104/EG vormt), overeenkomstig de artikelen 19 en 22 van die richtlijn. Het gaat om bepalingen over de afwijkingen van de referentieperiode voor de toepassing van artikel 6 (maximale wekelijkse arbeidstijd) en de mogelijkheid artikel 6 niet toe te passen indien de werknemer ermee instemt dergelijk werk te verrichten (de opt-outbepaling);
•
ten tweede, rekening houden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, met name de arresten in de zaak-SIMAP 2 en de zaak-Jaeger 3, waarin het Hof heeft geoordeeld dat de tijd die een arts met wachtdienst doorbrengt, als arbeidstijd moet worden aangemerkt indien de arts fysiek aanwezig moet zijn in de gezondheidsinstelling.
3.
Overeenkomstig artikel 138 van het Verdrag heeft de Commissie de sociale partners op communautair niveau geraadpleegd over de mogelijke koers van een nieuw communautair initiatief. Zij heeft bevonden dat maatregelen van de Gemeenschap wenselijk zijn en de sociale partners opnieuw op communautair niveau geraadpleegd over de inhoud van het overwogen voorstel, conform artikel 138, lid 3. De sociale partners hebben de uitnodiging om onderhandelingen te openen met het oog op een Europees akkoord ter zake afgewezen.
4.
Gelet op de voorgestelde rechtsgrondslag (artikel 251 van het Verdrag), moet de Raad bij gekwalificeerde meerderheid besluiten, volgens de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement.
2
3
Arrest van het Hof van 3 oktober 2000 in zaak C-303/98, Sindicato de Médicos de Asistencia Pública (Simap) tegen Conselleria de Sanidad y Consumo de la Generalidad Valenciana, Jurispr. 2000, blz. I-07963. Arrest van het Hof van 9 september 2003 in zaak C-151/02, Verzoek om een prejudiciële beslissing: Landesarbeitsgericht Schleswig-Holstein (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen Landeshauptstadt Kiel en Norbert Jaeger, nog niet gepubliceerd.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
2
NL
5.
Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben nog geen advies uitgebracht.
6.
Het voorstel is de laatste twee maanden uitvoerig besproken in de voorbereidende instanties van de Raad. De delegatie handhaaft een algemeen voorbehoud voor nadere bestudering bij de tekst van het voorstel, terwijl de Deense, de Franse, de Duitse, de Maltese, de Slowaakse en de Britse delegatie een voorbehoud voor parlementaire behandeling maken.
7.
De tekst van de ontwerp-richtlijn zoals die er na de besprekingen in het Comité van permanente vertegenwoordigers van 1 en 3 december 2004 uitziet, staat in addendum 1 bij dit verslag. De resterende voorbehouden van de delegaties zijn in voetnoten weergegeven.
8.
In dit stadium van de besprekingen moet voornamelijk voor de volgende kwesties nog een oplossing worden gevonden:
•
de aanpak met betrekking tot "aanwezigheidsdienst" en "compenserende rust" en de voorbehouden die er op dit punt nog zijn;
•
de opt-outbepaling, dit wil zeggen, de keuzemogelijkheid om artikel 6 van de richtlijn, betreffende de maximale wekelijkse arbeidstijd (48 uur), niet toe te passen;
•
enkele andere kwesties die voor bepaalde delegaties van bijzonder belang zijn.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
3
NL
II.
"AANWEZIGHEIDSDIENST" EN "COMPENSERENDE RUST": TE VOLGEN BENADERING
A.
Achtergrond
In artikel 2 van de vigerende richtlijn wordt arbeidstijd gedefinieerd als "de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken". "Rusttijd" wordt gedefinieerd als "de tijd die geen arbeidstijd is". Er is geen tussencategorie: tijd kan alleen als arbeidstijd of als rusttijd worden aangemerkt, aangezien beide concepten elkaar uitsluiten.
In de zaken SIMAP en JAEGER diende het Hof van Justitie de definitie van arbeidstijd in de zin van de richtlijn te interpreteren. In het arrest in eerstgenoemde zaak, die betrekking heeft op de tijd die een arts met wachtdienst in een gezondheidsinstelling doorbrengt, heeft het Hof geoordeeld dat de tijd die een arts met wachtdienst doorbrengt, als arbeidstijd moet worden aangemerkt indien de arts fysiek aanwezig moet zijn in de gezondheidsinstelling. Deze als wachtdienst doorgebrachte tijd houdt echter een verplichting in fysiek aanwezig te zijn op de door de werkgever aangewezen plek en beschikbaar te zijn om op oproep van de werkgever beroepswerkzaamheden te verrichten. In de zaak-Jaeger heeft het Hof geconcludeerd dat de perioden van werkelijke inactiviteit van een arts gedurende de wachtdienst als arbeid in de zin van de richtlijn moeten worden beschouwd. Het Hof heeft tevens geoordeeld dat de compenserende rusttijd onmiddellijk moet worden opgenomen.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
4
NL
B.
Inhoud van het Commissievoorstel
In het Commissievoorstel blijven de huidige definities van "arbeidstijd" en "rusttijd" behouden en worden twee nieuwe definities toegevoegd aan Richtlijn 2003/88/EG ("aanwezigheidsdienst" en "wacht- of slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst").
In artikel 1, punt 2, wordt een nieuw artikel 2 bis ingevoegd in Richtlijn 2003/88/EG, waarin duidelijk wordt gesteld dat de wacht- en slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst niet worden beschouwd als "arbeidstijd", tenzij anders is bepaald in het nationaal recht dan wel in een collectieve overeenkomst of een overeenkomst tussen de sociale partners overeenkomstig het nationaal recht of de nationale praktijken.
In artikel 1, punt 4, wordt bepaald dat artikel 17, lid 2, van de vigerende richtlijn, waarin wordt gesteld dat kan worden afgeweken van de artikelen 3 en 5 van die richtlijn (waarin de dagelijkse en de wekelijkse rustperiodes worden vastgesteld), in die zin moet worden gewijzigd dat de woorden "mits de betrokken werknemers gelijkwaardige compenserende rusttijden worden geboden" worden vervangen door "mits de betrokken werknemers onmiddellijk of binnen een redelijke termijn, die niet meer dan 72 uur mag bedragen, gelijkwaardige compenserende rusttijden worden geboden.".
C.
Resterende vraagstukken
i)
Definities
Het Comité van permanente vertegenwoordigers heeft overeenstemming bereikt over de definities van "aanwezigheidsdienst" en "wacht- of slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst", en is het eens geworden over de tekst van een nieuwe definitie van "werkplek". De GESCHRAPT delegatie maakt een voorbehoud voor nadere bestudering bij de tekst van deze nieuwe definitie, in verband met de wacht- of slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst die thuis worden doorgebracht.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
5
NL
ii)
Nieuw artikel 2 bis
De tekst van artikel 2 bis is voor veruit de meeste delegaties aanvaardbaar. Niettemin:
•
maakt GESCHRAPT een voorbehoud, omdat het vindt dat een omgekeerde benadering moet worden gevolgd en dat "worden niet als arbeidstijd beschouwd" moet worden vervangen door "worden als arbeidstijd beschouwd", zodat de tekst als volgt zou komen te luiden: "De wacht- en slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst worden als arbeidstijd beschouwd tenzij de nationale wetgeving of, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of gebruiken, een collectieve overeenkomst of een bedrijfsakkoord tussen de sociale partners anders bepaalt".
•
maakt GESCHRAPT een voorbehoud bij de tweede alinea van artikel 2 bis.
•
GESCHRAPT stelde, met steun van GESCHRAPT en Cie, voor de volgende overweging in de preambule op te nemen: "De wacht- of slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst tellen niet mee voor de naleving van artikel 3 (dagelijkse rusttijd) en artikel 5 (wekelijkse rusttijd).";
iii)
Artikel 17, lid 2, van de vigerende richtlijn (compenserende rust)
Nagenoeg alle delegaties zouden kunnen instemmen met de tekst van de punten b) en b bis). GESCHRAPT maakt een voorbehoud voor nadere bestudering bij punt b bis), omdat het de periode van zeven dagen te kort vindt.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
6
NL
III. OPT-OUTBEPALINGEN
A.
Achtergrond
Volgens artikel 22 van Richtlijn 2003/88/EG kunnen de lidstaten besluiten artikel 6 van de richtlijn, dat de gemiddelde arbeidstijd per week tot 48 uur beperkt niet toe te passen. Aan de toepassing van de opt-outbepaling is een aantal voorwaarden verbonden:
•
de werknemer moet ermee hebben ingestemd meer dan 48 uur te werken;
•
de werknemer die daar niet toe bereid is, mag daarvan geen nadeel ondervinden;
•
de werkgever houdt registers bij van alle werknemers die dergelijke arbeid verrichten;
•
B.
de registers worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten.
Inhoud van het Commissievoorstel
In het licht van de ervaring die gaandeweg is opgedaan, stelt de Commissie voor dat de voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de lidstaten die gebruik wensen te maken van de mogelijkheid artikel 6 niet toe te passen, worden herzien in die zin dat voorrang wordt gegeven aan collectieve overeenkomsten en dat individuele uitzonderingen worden beperkt tot de gevallen waarin er geen collectieve overeenkomst van kracht is en geen werknemersvertegenwoordiging bevoegd is zo'n overeenkomst te sluiten, waarbij zo'n individuele uitzondering bovendien aan strikte voorwaarden zou worden onderworpen. Het voorstel voorziet binnen dit kader in een maximale duur van de arbeidstijd per week (65 uur), tenzij bij collectieve overeenkomst of overeenkomst tussen de sociale partners anders is bepaald.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
7
NL
C.
Standpunten van de delegaties
i)
principiële standpunten
Tijdens de besprekingen is gebleken dat de standpunten van de delegaties met betrekking tot een mogelijk kader voor de opt-outbepaling grosso modo drieërlei zijn:
•
negen delegaties (GESCHRAPT) kunnen het Commissievoorstel niet aanvaarden, omdat de opt-outbepaling voor hen een noodzakelijk instrument is, dat moet worden gehandhaafd, bij voorkeur zoals bepaald in de vigerende richtlijn, maar in elk geval niet in de restrictieve zin die de Commissie thans voorstelt. In dat verband hebben enkele delegaties, met name GESCHRAPT, duidelijk gemaakt dat de afwijking door middel van collectieve overeenkomsten door hen niet op dezelfde wijze kan worden toegepast als in de overige lidstaten, omdat hun arbeidsverhoudingenstelsels verschillend zijn;
•
zes delegaties (GESCHRAPT) vragen zich af of de opt-out wel moet worden gehandhaafd, gezien de soepelheid die door het voorstel in zijn geheel zou worden ingevoerd (en met name de mogelijkheid om voor de berekening van de maximale wekelijkse arbeidstijd referentieperiodes tot twaalf maanden vast te stellen). Deze delegaties zijn daarom in eerste instantie om principiële redenen voor afschaffing van de opt-out (bv. omdat zulks niet strookt met de gezondheid en veiligheid, en omdat er gelijke spelregels voor iedereen moeten gelden). Deze delegaties zouden echter, als compromis, een geleidelijke afschaffing kunnen overwegen. GESCHRAPT, dat zich op dit punt soepeler opstelt, heeft meegedeeld dat het zou kunnen uitgaan van een geleidelijke afschaffing.
•
negen delegaties (GESCHRAPT) stellen zich opener of flexibeler op ten aanzien van het Commissievoorstel. GESCHRAPT zouden kunnen leven met elke compromisoplossing, want zij beklemtonen dat rekening moet worden gehouden met de verschillende stelsels van de lidstaten.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
8
NL
ii)
Compromisvoorstellen van het voorzitterschap en de delegaties
De besprekingen over deze kwestie verliepen tegen de achtergrond van de compromisteksten van het voorzitterschap en de gemeenschappelijke voorstellen van de GESCHRAPT delegatie, enerzijds, en de GESCHRAPT delegatie, anderzijds.
Volgens het voorstel van het voorzitterschap, dat voortbouwt op een ouder voorstel van de GESCHRAPT delegatie, moet toepassing van de opt-outmogelijkheid uitdrukkelijk worden vastgelegd in een collectieve overeenkomst of een overeenkomst tussen de sociale partners dan wel, overeenkomstig het nationaal recht en/of de nationale gebruiken, door middel van collectieve overeenkomsten of op het passende niveau tussen de sociale partners gesloten overeenkomsten. Deze mogelijkheid zou ook, indien er geen collectieve overeenkomst van kracht is, door middel van een overeenkomst tussen werkgever en werknemer kunnen worden toegepast met dien verstande dat striktere voorwaarden zouden gelden.
Het gemeenschappelijke voorstel van GESCHRAPT zou de lidstaten de mogelijkheid bieden artikel 6 (maximale wekelijkse arbeidstijd, 48 uur) niet toe te passen, door middel van bij nationale wet of bij collectieve overeenkomsten vastgestelde voorschriften. Dezelfde voorwaarden zouden van toepassing zijn in het geval van een individuele opt-out of een opt-out ingevolge een collectieve overeenkomst.
Volgens het gemeenschappelijke voorstel van de GESCHRAPT delegatie zou de mogelijkheid voor de lidstaten om artikel 6 niet toe te passen, alleen gelden voor een periode van x jaar, vanaf de datum van toepassing van de richtlijn. Vóór het einde van die periode zou de Commissie een verslag moeten indienen over het effect van die bepaling, waarna de Raad, onder de in het Verdrag genoemde voorwaarden, zou moeten besluiten of deze periode wordt verlengd.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
9
NL
Bij wijze van compromis zou een aantal delegaties (GESCHRAPT) kunnen overwegen het voorstel van het voorzitterschap als basis voor de besprekingen te nemen. In dit verband:
•
vonden GESCHRAPT dat, bij wijze van algemeen compromis, in dit voorstel een geleidelijke afschaffing zou moeten worden opgenomen, terwijl de toepassing van de opt-outbepaling (met name wat betreft de duur van de overgangsperiode, de herzieningsclausule en noodzakelijke afwijkingen) aan soepele voorwaarden zou kunnen worden onderworpen;
•
konden GESCHRAPT niet instemmen met de invoering van een geleidelijke afschaffing, omdat zij vinden dat elke compromisoplossing recht moet doen aan de kenmerken van de verschillende nationale arbeidsverhoudingenstelsels;
•
beklemtoonde GESCHRAPT dat de richtlijn de lidstaten de mogelijkheid moet bieden om de opt-outbepalingen toe te passen hetzij door middel van collectieve overeenkomsten, hetzij op grond van een overeenkomst tussen werkgever en werknemer, indien er geen collectieve overeenkomst is of indien de betreffende collectieve overeenkomst niet in een opt-out voorziet;
•
beklemtoonden GESCHRAPT dat er een blijvende oplossing moet komen, die rekening houdt met de verschillende stelsels van de lidstaten.
De Commissievertegenwoordigster bleef bij het oorspronkelijke voorstel van haar instelling, omdat in het voorstel van het voorzitterschap volgens haar soepelheid en veiligheid onvoldoende in balans zijn.
iii)
Herzien compromisvoorstel van het voorzitterschap
In het licht van dit debat legde het voorzitterschap in de vergadering van het Comité van permanente vertegenwoordigers van 3 december een herzien compromisvoorstel voor (zie bijlage).
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/ih DG G II
10
NL
Het Comité heeft dit compromisvoorstel uitvoerig besproken. Met uitzondering van GESCHRAPT, dat vond dat de opt-outbepaling alleen moet kunnen worden toegepast krachtens een overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer, zoals in artikel 22 van de huidige richtlijn, reageerden alle andere delegaties positief op deze tekst als een stap in de richting van een mogelijk compromis en gaven zij blijk van hun politieke wil om de tekst in constructieve geest te bespreken. Niettemin:
•
waren GESCHRAPT weliswaar voldaan over het opnemen van het concept "geleidelijke afschaffing" in de tekst, maar vonden zij toch dat een uiterste datum voor het gebruik van de opt-outbepaling moet worden bepaald. Deze delegaties beklemtoonden dat zij zich enerzijds tamelijk flexibel kunnen opstellen ten aanzien van de duur van de afschaffingsperiode, de herzieningsclausule en eventueel noodzakelijke afwijkingen. Volgens deze delegaties is dat noodzakelijk als tegenwicht voor de flexibele oplossingen die zijn overeengekomen ten aanzien van de definities van aanwezigheidsdienst, de verlenging van de referentieperiode en de tijdslimieten voor compenserende rust;
•
staan GESCHRAPT weliswaar open voor het idee van een herzieningsclausule maar kunnen zij de opneming van afschaffingsperiode met een vaste einddatum niet aanvaarden, noch enige formule waarmee vooruitgelopen wordt op het resultaat van de herzieningsclausule;
•
beklemtoonden GESCHRAPT de noodzaak van gelijkwaardige voorwaarden, voor een opt-out krachtens een collectieve overeenkomst en een opt-out krachtens een overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer;
•
GESCHRAPT beklemtoonde het bijzondere belang van de maatregelen inzake de toepassing van de opt-outbepaling;
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/mg DG G II
11
NL
•
maakten GESCHRAPT zich bezorgd omdat de schriftelijke instemming van de werknemer niet nodig is in het geval van een opt-out krachtens een collectieve overeenkomst. Zij beklemtoonden dat collectieve overeenkomsten weliswaar een algemeen kader voor de optout vormen maar in geen geval de individuele instemming van de werknemer mogen vervangen;
•
was een aantal delegaties (GESCHRAPT) van oordeel dat het maximum van 55 uur voor werknemers die in het kader van de opt-outbepalingen arbeid verrichten moet worden verhoogd tot 65 uur. GESCHRAPT stelde tevens voor het volgende toe te voegen aan de tekst van lid 1, punt a), ii): "tenzij een lidstaat alle wacht- of slaapuren tijdens de aanwezigheidsdienst op het werk als arbeidstijd aanmerkt, in welk geval deze bepaling niet van toepassing is".
•
waren GESCHRAPT in verband met lid 2, punten d) en f), van het voorstel van oordeel dat de tekst van het Commissievoorstel (die bepaalt dat de werkgever registers van het aantal feitelijke gewerkte uren bijhoudt) behouden moet blijven;
•
waren GESCHRAPT in verband met artikel 24 bis van het Commissievoorstel, dat zij duidelijker achten, van oordeel dat de samenwerkingsprocedure in artikel 24 bis moet worden gestroomlijnd. GESCHRAPT vreesde dat een gelimiteerde tijdsspanne onzekerheid rond het gebruik van de opt-outbepaling kan scheppen. De Commissie memoreerde dat rekening moet worden gehouden met de institutionele aspecten.
De Commissievertegenwoordigster herinnerde eraan dat het Commissievoorstel de neerslag is van een teer evenwicht tussen flexibele elementen (zoals de verlenging van de referentieperiode) en veiligheidselementen (zoals de aanscherping van de voorwaarden inzake de opt-out) en was van oordeel dat het compromisvoorstel van het voorzitterschap onevenwichtig is omdat het een buitensporige flexibiliteit schept.
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/mg DG G II
12
NL
IV.
OVERIGE KWESTIES Afgezien van het voorgaande, moeten nog enkele vraagstukken worden opgelost, die voor bepaalde delegaties van bijzonder belang zijn. Het betreft: •
het verzoek van GESCHRAPT om brandweerdiensten en personeel van de strijdkrachten uit te sluiten van het toepassingsgebied van de richtlijn. De Commissievertegenwoordigster memoreerde dat de moederrichtlijn voorziet in afwijkingen voor bewakings, surveillance- en wachtdiensten die verband houden met de noodzakelijke bescherming van goederen en personen; zij toonde zich bereid een ontwerp-verklaring voor de notulen van de Raad in te dienen betreffende zowel het personeel van de strijdkrachten als beroepsbrandweerdiensten;
•
het standpunt van GESCHRAPT dat de motivering van de Commissie niet volstaat als rechtvaardiging voor de uitbreiding van de referentieperiode voor de berekening van de maximale werkweek tot twaalf maanden;
•
de positieve voorbehouden voor nadere bestudering van GESCHRAPT bij de door het voorzitterschap voorgestelde overweging betreffende de non-regressieclausule.
V.
CONCLUSIE Het Comité van permanente vertegenwoordigers verzoekt de Raad: •
overeenstemming te bereiken over de enkele nog resterende vraagstukken met betrekking tot aanwezigheidsdienst en compenserende rust;
•
zich te buigen over het vraagstuk van de opt-outbepaling, op basis van het bijgaande herziene compromisvoorstel van het voorzitterschap teneinde een akkoord over de hoofdbestanddelen te bereiken;
•
overeenstemming te bereiken over de resterende kwesties genoemd onder punt IV van dit verslag. _______________
15525/1/04 REV 1
gra/LAS/mg DG G II
13
NL
BIJLAGE COMPROMISTEKST VAN HET VOORZITTERSCHAP OVER ARTIKEL 22 (UITZONDERINGSBEPALING) 7
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door: "1.
Een lidstaat kan, met inachtneming van de algemene beginselen inzake de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers, besluiten artikel 6 niet toe te passen. In deze mogelijkheid moet echter uitdrukkelijk voorzien zijn in een collectieve overeenkomst of een bedrijfsakkoord tussen de sociale partners op nationaal of regionaal niveau of, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of gebruiken, een collectieve overeenkomst of een bedrijfsakkoord tussen de sociale partners op het passende niveau. Wanneer deze mogelijkheid niet is geregeld in een collectieve overeenkomst die op de betrokken werknemer van toepassing is, kan daarin ook worden voorzien bij een overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer.";
b)
het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd: "1 bis. Tenzij anders is bepaald in een collectieve overeenkomst of een bedrijfsakkoord tussen de sociale partners op nationaal of regionaal niveau of, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of gebruiken, in een collectieve overeenkomst of bedrijfsakkoord tussen de sociale partners op het passende niveau, nemen de lidstaten die van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid gebruik maken, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:
7
Naar aanleiding van in het Coreper van 3 december gemaakte opmerkingen is een aantal kleine technische wijzigingen in de tekst aangebracht.
15525/1/04 REV 1 BIJLAGE
gra/LAS/mg DG G II
14
NL
i)
geen enkele werkgever verlangt dat een werknemer meer dan 48 uur werkt tijdens een periode van zeven dagen, berekend als gemiddelde van de in artikel 16, onder b), bedoelde referentieperiode, tenzij de werknemer schriftelijk met het verrichten van dergelijke arbeid heeft ingestemd. Deze instemming geldt ten hoogste één jaar en kan verlengd worden. Instemming die wordt gegeven bij de ondertekening van de individuele arbeidsovereenkomst of tijdens de proeftijd, zoals bepaald in de nationale wetgeving of opgenomen in de individuele arbeidsovereenkomst, is van nul en gener waarde;
ii)
geen enkele werknemer die dergelijke arbeid verricht, meer dan 55 uur werkt tijdens een periode van zeven dagen, berekend als gemiddelde van de referentieperiode van 28 dagen.";
c)
het volgende lid 2 wordt ingevoegd: "2.
De lidstaten die van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid gebruik maken, nemen in ieder
geval de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat: a)
[…]
b)
geen enkele werknemer nadeel ondervindt van het feit dat hij niet bereid is dergelijke arbeid te verrichten, onverminderd lid 1 bis;
b bis) iedere werknemer zijn instemming om dergelijke arbeid te verrichten, kan intrekken zonder enig nadeel te ondervinden. Tijdens de eerste drie maanden van een arbeidsbetrekking kan de werknemer zijn instemming met onmiddellijke ingang intrekken door zijn werkgever daar mondeling of schriftelijk van in kennis te stellen. Daarna kan de werkgever van de werknemer verlangen dat hij zijn instemming schriftelijk intrekt, met inachtneming van een opzeggingstermijn die niet meer dan drie maanden mag bedragen. c)
[…]
15525/1/04 REV 1 BIJLAGE
gra/LAS/mg DG G II
15
NL
d)
de werkgever registers bijhoudt van alle werknemers die dergelijke arbeid verrichten, en registers waaruit genoegzaam blijkt dat de in deze richtlijn neergelegde bepalingen worden nageleefd;
e)
de registers ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die, in verband met de veiligheid en/of de gezondheid van de werknemers, de mogelijkheid om de maximale wekelijkse arbeidstijd te overschrijden, kunnen verbieden of beperken;
f)
de werkgever de bevoegde autoriteiten, op hun verzoek, inlichtingen verstrekt over de gevallen waarin werknemers ermee hebben ingestemd om langer dan 48 uur te werken tijdens een periode van zeven dagen, berekend als gemiddelde van de in artikel 16, onder b), bedoelde referentieperiode, en registers waaruit genoegzaam blijkt dat de in deze richtlijn neergelegde bepalingen worden nageleefd.".
Artikel 24 bis Naast bovenstaand compromisvoorstel geeft het voorzitterschap in overweging artikel 24 bis van het Commissievoorstel op basis van onderstaande elementen te herschrijven. Het stelt voor dat de lidstaten en de sociale partners op de in artikel 3 van deze richtlijn genoemde datum een samenwerkingsmethode starten. Doel is de geleidelijke afschaffing van artikel 22, leden 1 en 2, tenzij een lidstaat kan aantonen dat hij problemen ondervindt bij de nakoming van artikel 6 van de richtlijn. Daartoe zou in overweging kunnen worden genomen dat: -
de lidstaten die op de in artikel 3 genoemde datum gebruik maken van de opt-outbepaling, de Commissie in kennis stellen van de sector(en) en de activiteiten waarop en de werknemers op wie de opt-outbepaling wordt toegepast, en het gebruik van de opt-outbepaling met redenen omkleden;
15525/1/04 REV 1 BIJLAGE
gra/LAS/mg DG G II
16
NL
-
de Commissie op dezelfde datum een werkgroep in het leven roept, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de nationale en van de sociale partners, die de praktijk in de lidstaten die gebruik maken van de opt-outbepaling nauwlettend zal volgen;
-
de Commissie in samenwerking met voornoemde werkgroep (x) jaar na de in artikel 3 genoemde datum een verslag indient over het gebruik van de opt-outbepaling door de lidstaten;
-
de lidstaten die gebruik maken van de mogelijkheid om de opt-outbepaling toe te passen, (x+1) jaar na de in artikel 3 van deze richtlijn genoemde datum bezien of zulks nog steeds nodig is;
-
werkgevers en werknemers op het niveau van de Gemeenschap (x+2) jaar na de in artikel 3 van de richtlijn genoemde datum door de Commissie, indien passend, overeenkomstig artikel 138 van het Verdrag worden geraadpleegd over de eventuele wijziging van artikel 22;
-
in het licht van deze procedure, de Commissie de nodige wijzigingen voorstelt.
___________________
15525/1/04 REV 1 BIJLAGE
gra/LAS/mg DG G II
17
NL