RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 11 maart 2010 (17.03) (OR. en)
B PU
6792/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0157 (COD)
LIMITE
C
NOTA van: aan: nr. Comv.: Betreft:
LI
JUSTCIV 34 CODEC 142
het secretariaat-generaal van de Raad de Groep burgerlijk recht (erfrecht) 14722/09 JUSTCIV 210 CODEC 1209 Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring - Discussienota over de kwestie van formele geldigheid1
I.
INLEIDING
1.
Deze nota bevat een aantal opties die de Groep moet overwegen bij de bespreking van de vraag of de formele geldigheid van de uiterste wilsbeschikking (testamenten en erfovereenkomsten) in het verordeningsvoorstel moet worden geregeld (zie artikel 18 bis van doc. 6198/10 JUSTCIV 26 CODEC 95).
2.
Bij wijze van inleiding verstrekt het secretariaat-generaal enige achtergrondinformatie over het Haags Verdrag inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen van 5 oktober 1961 (hierna "het verdrag"):
1
Dit document komt overeen met het werkdocument van het secretariaat-generaal van de Raad dat is uitgedeeld tijdens de vergadering van de Groep burgerlijk recht (erfrecht) van 1 en 2 maart 2010.
6792/10
yen/MAK/rb DG H 2A
Conseil UE
1
LIMITE NL
a)
Momenteel zijn 16 lidstaten (AT, BE, EE, FI, FR, DE, GR, LU, NL, PL, SL, ES en SE + de drie niet-deelnemende lidstaten (DK, IE en UK)) partij bij het verdrag. PT en IT hebben het ondertekend, maar nog niet geratificeerd. Negen lidstaten (MT, CY, LV, LT, CZ, SK, BG, RO en HU) hebben het ondertekend noch geratificeerd.
b)
Het verdrag staat toe dat bij enkele bepalingen een voorbehoud gemaakt wordt. Sommige lidstaten hebben zo'n voorbehoud gemaakt.
c)
Het verdrag heeft een universeel karakter (artikel 6).
d)
Het verdrag heeft geen ontkoppelingsclausule.
e)
Het verdrag bestrijkt gezamenlijke testamenten (artikel 4), maar geen erfovereenkomsten.
II.
OPTIES
3.
Er lijken vier opties te zijn.
A.
Geen regels voor formele geldigheid, zoals de Commissie voorstelt
4.
De kwestie van de formele geldigheid wordt dan geregeld in het verdrag, en alle lidstaten moeten uiteindelijk partij bij het verdrag worden zodat voor alle lidstaten dezelfde regels gelden (de Commissie beveelt in de toelichting (punt 3.2) alle lidstaten aan toe te treden en verwijst in overweging 19 expliciet naar het verdrag). Tot die tijd1 wordt de formele geldigheid geregeld bij het verdrag, in de landen waar het toegepast wordt, en anders door het nationaal recht of, indien van toepassing, door bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten onderling of tussen lidstaten en derde landen.
1
De lidstaten die nog geen partij bij het verdrag zijn, moeten toezeggen dat alsnog te zullen worden.
6792/10
yen/MAK/rb DG H 2A
2
LIMITE NL
5.
Het voordeel van optie A is dat de lidstaten die al partij bij het verdrag zijn, het kunnen blijven toepassen. Daarnaast zou het een stimulans zijn voor de overige lidstaten om het verdrag te ondertekenen of tot het verdrag toe te treden als de kwestie van de formele geldigheid onder dat verdrag blijft vallen en in de EU-verordening ernaar verwezen wordt.
6.
Optie A kent echter verscheidene problemen:
i)
Zolang de overige lidstaten het verdrag niet hebben geratificeerd of niet tot het verdrag zijn toegetreden, zijn er geen geharmoniseerde regels over formele geldigheid die in de context van de voorgestelde verordening moeten worden toegepast.
ii)
Gelet op de voorbehouden van sommige van de lidstaten die partij bij het verdrag zijn, zal het verdrag in de lidstaten niet uniform worden toegepast.
iii)
Niet alle criteria van formele geldigheid van het verdrag (artikel 1) zijn relevant of geschikt in de context van het verordeningsvoorstel.
B.
Verwerking van de regels van het verdrag in de verordening
7.
Deze tweede optie houdt in dat de relevante bepalingen van het verdrag in de verordening worden opgenomen. Zij moeten ongewijzigd overgenomen worden, omdat er geen ontkoppelingsclausule is.
8.
Het voordeel van optie B is dat de kwestie van de formele geldigheid geregeld kan worden in de verordening, zodat er een uitgebreider en gebruikersvriendelijker instrument ontstaat, terwijl er niet aan het verdrag geraakt wordt. Voorts is er het voordeel dat het Hof van Justitie de regels kan uitleggen.
6792/10
yen/MAK/rb DG H 2A
3
LIMITE NL
9.
Ook aan optie B zitten echter enkele minpunten.
i)
De in het verdrag gebruikte criteria zijn niet geheel relevant of geschikt in de context van het verordeningsvoorstel.
ii)
Het wordt moeilijk om precies vast te stellen welke bepalingen van het verdrag in de verordening moeten worden geïntegreerd om de kwestie volledig te behandelen.
iii)
De voorbehouden die sommige lidstaten bij het verdrag hebben, maken een directe verwerking problematisch, omdat de lidstaten dan in feite gedwongen worden hun voorbehoud in te trekken.
C.
Gedeeltelijke verwerking van de verdragsregels inzake formele geldigheid in de verordening
10.
Deze derde optie impliceert dat de criteria voor formele geldigheid van het verdrag in het voorstel worden opgenomen voor zover zij voor het EU-instrument relevant en geschikt worden geacht (met uitsluiting bijvoorbeeld van de plaats waar onroerende goederen zich bevinden).
11.
Het grootste voordeel van optie C is het feit dat de kwestie van de formele geldigheid in de verordening geregeld zou worden met behulp van specifieke EU-regels die het instrument uitgebreider en gebruikersvriendelijker maken. Daarnaast wordt een uitlegging van het Hof van Justitie mogelijk.
12.
Ook aan optie C kleven echter nadelen.
i)
Aangezien het verdrag geen ontkoppelingsclausule kent, moet de verordening voorzien in een afwijking op grond waarvan de dertien lidstaten die verdragspartij zijn in hun onderlinge betrekkingen het verdrag, in plaats van de verordening, mogen toepassen.
6792/10
yen/MAK/rb DG H 2A
4
LIMITE NL
ii)
Die afwijking zou van beperkte duur kunnen zijn en in de verordening zou dus een overgangsperiode moeten worden opgenomen (12 of 15 jaar bijv.). In die periode zou geprobeerd moeten worden om in het kader van de Haagse Conferentie opnieuw te onderhandelen over het verdrag, teneinde het compatibel te maken met de EU-verordening.
iii)
Mochten die pogingen mislukken, dan zouden de betrokken lidstaten aan het einde van de overgangsperiode overeenkomstig artikel 351 van het Verdrag van Lissabon het verdrag moeten opzeggen.
D.
Opneming van volkomen andere regels inzake formele geldigheid in de verordening
13.
Deze vierde optie zou geheel anders van karakter zijn. Dit zou betekenen dat een speciale regel in het voorstel zou worden opgenomen (zoals artikel 18 bis) om te bepalen wat een uiterste wilsbeschikking formeel geldig maakt (met inbegrip van erfovereenkomsten) in de context van de verordening.
14.
Het voordeel van optie D is dat het verdrag onverlet gelaten wordt, zodat de lidstaten die partij bij het verdrag zijn het kunnen blijven toepassen zonder de wetgeving van de Unie te overtreden, maar in een EU-context toch de regels van de verordening moeten volgen.
6792/10
yen/MAK/rb DG H 2A
5
LIMITE NL
15.
De volgende bepaling kan worden overwogen voor optie D:
"Artikel 18 bis Formele geldigheid van uiterste wilsbeschikkingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk is een uiterste wilsbeschikking formeel geldig indien
16.
a)
zij vastgelegd is in een authentieke akte, of
b)
door een testateur nedergelegd is bij een bevoegde autoriteit in een lidstaat, of
c)
door de testateur geheel met de hand geschreven, gedateerd en ondertekend is."
Optie D doet geen afbreuk aan de nationale formele voorschriften die nageleefd moeten worden in alle gevallen waarin de verordening niet voorziet. De toepassing van het verdrag wordt evenmin gehinderd, omdat het verdrag voorziet in bepalingen inzake wetsconflicten. Voorwaarde is wel dat de lidstaten het eens worden over de inhoud van de bepaling.
III. CONCLUSIE
17.
De Groep burgerlijk recht (erfrecht) wordt verzocht zich te beraden op de vier bovenstaande opties ter voorbereiding van een constructief debat over de kwestie van de formele geldigheid.
___________________
6792/10
yen/MAK/rb DG H 2A
6
LIMITE NL