De Wiershoeck-‐Kinderwerktuin, dinsdag 20 oktober 2015 Beste natuurliefhebber/-‐ster, Tijdens deze laatste reguliere excursie en ook nog even daarna was het heel aardig herfstweer. Het was droog, er stond weinig wind en de zon liet zich regelmatig zien. Maar er waren ook momenten dat er te weinig licht was om goed te kunnen fotograferen. Na drie uur werd de bewolking steeds dichter en als ik verstandig was geweest, was ik toen al op de fiets gestapt en naar huis gegaan. Zo verstandig was ik echter niet……
Zoals verwacht was het aantal insecten bescheiden, het ‘insectenseizoen’ is zo goed als voorbij. De wantsen waren relatief goed vertegenwoordigd. Ik zag nog een aantal prachtbronsschildwantsen, meerdere imago’s en een enkele nimf, een paar nimfen en een imago van de groene schildwants en de derde waarneming was deze tweetandschildwants.
Tussen het gras zagen we een paar kleine bruine, op zich onopvallende, paddenstoelen. Maar de rand van de hoed heeft een opvallende franje. Zou het een bijzondere paddenstoel zijn? Ik weet het niet. Vermoedelijk is de franje het restant van het ‘vlies’ waarmee de hoed aan de steel heeft vastgezeten toe de hoed nog maar een bolletje was.
Tijdens de excursie zag men een wandelende mijt op een aardhommel en ik werd ‘opgeroepen’ om dit verschijnsel op de gevoelige plaat vast te leggen. Tot nu toe zag ik alleen maar kleine lichtbruine bolletjes op de sommige hommels, een wandelende mijt zie je niet dagelijks. Gelukkig was ik snel genoeg ter plaatse om dit tafereel te fotograferen. Zo’n mijt blijkt dus behaarde pootjes te hebben.
Deze diep blauw-‐groene glanzende vlieg met een geeloranje kop en een blauwgroen achterlijf is de lijkenvlieg (Cynomya mortuorum). De ogen zijn roodbruin gekleurd. De inplant van de antennen is roodachtig. Het is een vrij grote vlieg met een lichaamslengte van 8 tot 15 mm. De soortnaam (mortuorum) doet vermoeden dat deze vlieg op kadavers te vinden is en dat blijkt ook zo te zijn. Deze vlieg is een aan koude aangepaste vleesvlieg en legt haar eieren op aas. De ontwikkeling van de larven duurt ongeveer 38 dagen. De lijkenvlieg komt veel minder voor dan andere soorten vleesvliegen.
Naast de (gewone) pendelzweefvlieg (foto) en de citroenpendelvlieg komen in ons land nog twee soorten voor: de noordse pendelzweefvlieg en de moeraspendelzweefvlieg. Maar die zal je niet zo gauw in de tuin aantreffen. De pendelzweefvlieg en de citroenpendelvlieg lijken op elkaar, maar meestal is er een duidelijk kleurverschil. Bovendien heeft de pendelzweefvlieg een grote zwarte onbehaarde streep midden op het gezicht en de citroenpendelzweefvlieg een grote gele streep op zijn voorhoofd. Langs de sloot op de Kinderwerktuin zaten deze kleine cicaden in het natte gras. Het is een paartje groene cicade (6-‐9 mm), een insect uit de familie dwergcicaden. De cicade is te zien van april tot november en het voedsel bestaat uit plantensappen die worden opgezogen uit meerdere planten, echter vooral grassen. Het lichaam heeft een glanzende groene kleur en is sterk zijwaarts afgeplat, de dekschilden zijn over elkaar gevouwen en de vleugels zitten eronder. De ogen zitten aan de zijkant van de kop en de achterste poten zijn sterk gestekeld. Het is een van de weinige insecten waarbij de mannetjes en vrouwtjes een andere kleur hebben; vrouwtjes hebben grasgroene dekvleugels, die van mannetjes zijn blauwgroen tot blauwzwart. De groene cicade kan goed springen en ook ver wegvliegen na een sprong. De ouderdieren sterven korte tijd nadat de eitjes in stengels en onder planten zijn gelegd. Deze eitjes overwinteren en in het voorjaar komt de nimf tevoorschijn die de bast van liefst jonge bomen aanvreet. De nimf is vleugelloos, wit en in de lengte donker gestreept, en heeft rondom de kop rijen zwarte puntjes. Na een aantal vervellingen is de nimf volwassen, krijgt vleugels en kan zich voortplanten.
Volgens mij is het zo langzamerhand traditie dat ik in het najaar deze dahlia fotografeer. Het zal dus wel een laat bloeiende soort zijn. De kleuren van de bloemen van de dahlia zijn er van wit tot roze en lila, maar ook rood, geel, oranje. Er zijn enkelbloemige en dubbelbloemige rassen, er zijn bloemen die in een effen kleur bloeien maar ook bloemen in meerdere kleuren (vaak in de vorm van spetters en spikkels maar soms ook door een andere kleur bloemblaadjes rond het hart van de bloem).
Bijvliegen doen door hun kleuren en beharing aan honingbijen denken, zeker wanneer men ze in hun grillige vlucht niet rustig kan bekijken. Bij nadere bestudering valt op dat de antennen kort zijn: korter dan de kop. Bij bijen zijn de antennen altijd lang en bij wespen nog weer langer. Bijvliegen komen overal in het land voor. Er zijn 14 soorten uit Nederland bekend, waarvan er zeven tot onze algemeenste zweefvliegen behoren. In elke achtertuin kom je vroeg of laat een blinde bij tegen, of anders wel een kegelbijvlieg, kleine bijvlieg, puntbijvlieg, bosbijvlieg of hommelbijvlieg. Welke bijvlieg dit is weet ik niet, maar het is een mannetje (geen ruimte tussen de ogen).
De meidoornkielwants kom ik niet vaak tegen en dat niet alleen op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin. Maar dit keer zag ik op de Kinderwerktuin drie exemplaren, de eerste was opvallend rood gekleurd (rechts). De wants links fotografeerde ik enkele weken eerder op De Wiershoeck. De meidoornkielwants kan 17 mm lang worden. Hij heeft een groene basiskleur met zwarte putjes en heeft rode tot roodbruine banen van de punten van het halsschild, langs het scutellum (schildje) op de vleugels, tot onder het vliezige deel van de vleugels. De hoeveelheid rood is variabel. De ogen zijn rood gekleurd. Volwassen meidoornkielwantsen verschijnen vanaf augustus en zijn te vinden in allerlei struiken, vooral in de meidoorn maar hij zit ook vaak in bessen-‐ en bramenstruiken.
Een beetje verstopt in de boerenkool zat dit koolwitje. Waarschijnlijk is het een groot koolwitje.
Ik was dus niet zo verstandig om tegen drie uur al op de fiets te stappen….. Dat was achteraf maar goed ook want anders had ik dit gemist. Deze larve wordt belaagd door twee tweetandschildwantsen. Om een larve (bastaardrups) van een rups te kunnen onderscheiden, moet je letten op het aantal buikpoten. Zo heb ik dat geleerd. Maar dat is niet altijd goed te zien. Een ander verschil is vaak in een oogwenk te zien. Een larve heeft één enkelvoudig oogje aan iedere zijde van de kop (en zes tot acht paar poten aan het achterlijf). De echte rupsen hebben zes oogjes aan beide kanten (en ten hoogste vijf paar achterlijfspoten, incl. één paar naschuivers).
De wantsen beschikken over monddelen die vergroeid zijn tot een lange buis (het rostrum) waarmee ze sappen uit planten zuigen en/of verteringssappen in hun prooi spuiten om hem vervolgens leeg te zuigen. In rust wordt de scherpe zuigsnuit omgeklapt onder het lichaam, tussen de poten meegedragen. Vaak is die snuit meer dan half zo lang als het hele lichaam.
Gedurende de lente zijn op de in tuinen aanwezige coniferen (o.a. gekweekte jeneverbessen) regelmatig merkwaardige geleiachtige uitgroeisels te vinden. Deze behoren tot de jeneverbesperenroest. Deze roestschimmel overwintert op jeneverbesstruiken en vormt in de lente, juist op het moment dat perenbladeren verschijnen, de geleiachtige vruchtlichamen met sporen. Deze sporen worden met de wind meegevoerd, en als ze op een perenblad terechtkomen, veroorzaken ze daar oranje tot rode ronde vlekken. Aan de onderzijde hiervan ontstaan vruchtlichaampjes die sporen voortbrengen die op hun beurt de jeneverbes weer kunnen aantasten. De roestschimmel gebruikt de jeneverbes als winterwaardplant en de peer als zomergast. De schade die perenroest veroorzaakt blijft meestal beperkt tot bladval, wat bij een zware aantasting de vitaliteit van de boom enigszins kan verminderen. Een heel interessante site over paddenstoelen / schimmels vind je via de volgende link: http://www.allesoverpaddenstoelen.nl/ Dit lege spinnenhuidje bungelde aan een blad. Ik heb het mee naar huis genomen om het te kunnen fotograferen. Spinnen hebben een uitwendig skelet en daarom moeten ze regelmatig vervellen. De harde chitinehuid kan namelijk niet meegroeien. Een spin vervelt ongeveer 5 tot 7 maal in zijn leven. Voor de vervelling wordt de spin langzaam donkerder van kleur. Enzymen lossen de verbindingen van de oude huid met het lichaam op, terwijl de nieuwe huid eronder begint te groeien. De zenuwvezels blijven nog intact omdat de spin anders verstoken zou raken van de belangrijke zintuigen op bijvoorbeeld de poten. De nieuwe huid ligt sterk gevouwen onder de oude huid omdat deze groter moet worden dan de oude huid. Vlak voor de vervelling gaat de spin met de kop naar beneden aan een draad hangen. Na enkele minuten trekt het achterlijf samen tot ongeveer 70% van zijn oorspronkelijke volume. Zijn bloed wordt voor het grootste deel naar het voorlijf gepompt. De druk in het voorlijf verdubbelt en de huid begint bij de kaken te scheuren en de scheur verlengt zich snel naar het achterlijf. Als de huid van het voorlijf los is gekomen wordt de bloeddruk in het achterlijf verhoogd totdat de oude huid hiervan ook scheurt. De nieuwe spin kruipt dan uit de oude huid die aan de draad blijft hangen. Groetjes, Luit