De Wiershoeck-‐Kinderwerktuin, dinsdag 15 september 2015 Beste natuurliefhebber/-‐ster, Het was opnieuw een heel aardige dag. Er stond vrij veel wind, dat was jammer / lastig, maar het bleef langer droog dan verwacht en de zon liet zich regelmatig zien. Na een late pauze hoopte ik toch nog een paar leuke plaatjes te kunnen maken, maar dat viel tegen. Het werd grijs en even later begon het te regenen. Ik was vroeger thuis dan gebruikelijk, maar was niet ontevreden over wat ik had gezien. Dit is volgens mij een koningin aardhommel. Ze bezocht hier de mannelijke bloem (met stuifmeel) van een pompoen. In september loopt het ‘hommeljaar’ ten einde. Alleen de aardhommel vliegt nog. De jonge koningin zal binnenkort een plekje zoeken om te overwinteren. Slechts 1 op de 10 koninginnen overleeft de winter. Een hommelkoningin leeft ruim een jaar, ze wordt in de zomer geboren, overwintert, sticht in het voorjaar een nestje, legt gedurende de hele zomer eitjes en sterft aan het einde van de zomer. Werksters leven maar 6 weken en de darren sterven na de bevruchting.
De andoorn(schild)wants heeft een kastanjebruine kleur en is dicht zwart gepuncteerd. Er is een lichte smalle rand aan de zijkant van het halsschild. De kop is wat donkerder gekleurd. Het connexivum (aan de zijkant zichtbare deel achterlijf) is wit. D.w.z. volgens de beschrijving op Wikipedia is dat wit, maar op de foto is duidelijk te zien dat het zwart-‐wit is. Het schildje (scutellum) heeft op de hoekpunten een licht vlekje, het onderste deel van het scutellum heeft een geelwitte rand. Het onderste deel van de antennes is licht, het bovenste deel is donker. De volwassen wants is 6,5 tot 7,5 mm lang. Jonge wantsen zijn uiteraard kleiner en zijn geheel anders getekend. Deze nimf (laatste ‘instar’) moet nog één keer vervellen voordat hij volwassen is. De volwassen wants overwintert.
Dit is één van de 19 soorten bloedbijen die in ons land voorkomen. Het zijn parasitair levende bijen die vanaf april tot in oktober te zien zijn. Vaak hebben ze een zwarte kleur met een opvallend, gedeeltelijk (bloed)roodgekleurd achterlijf. Deze bijen parasiteren voornamelijk op groefbijen van het geslacht Lasioglossum. Net als alle andere parasitair levende bijen hebben bloedbijen geen verzamelapparaten (grote, dichtbehaarde borstels of iets dergelijks) voor het vervoer van stuifmeel. Het zijn overwegend 'kale' bijen. De bevruchte vrouwtjes overwinteren als imago, de mannetjes vliegen pas laat in het 'bloedbijen-‐seizoen'. Zeven van de 19 bloedbijen staan op de Rode Lijst. Dit zou een rimpelkruinbloedbij kunnen zijn. Vrouwtje 7-‐9 mm, mannetje 7-‐8 mm.
Ook dit keer kwam ik weer een gewone vliegendoder tegen. Het is een middelgrote tot grote, glimmend zwarte graafwesp met goudgele tekening op kop (gezicht met gele U), borststuk en achterlijf. Het eerste achterlijfsegment is steelvormig. Het mannetje is 8-‐13 mm lang, het vrouwtje 11-‐16 mm. Vliegtijd: juli-‐oktober.
Paring groot koolwitje. Na de paring laat het mannetje een geurtje achter op het vrouwtje en maakt haar daarmee gelijk minder aantrekkelijk voor andere mannetjes: die willen graag een geurvrije (en dus maagdelijke) dame. Na de paring gaat het mannetje verder met het zoeken naar andere vrouwtjes, terwijl het bevruchte vrouwtje op zoek gaat naar een plekje om haar eitjes te leggen. Ze herkent de waardplanten met behulp van smaakharen die ze aan haar poten heeft. Dus puur door op de plant te gaan staan, kan ze bepalen of die geschikt is als voedselbron voor haar nakomelingen.
Dit zijn nog jonge parasolzwammen. Het zouden grote parasolzwammen kunnen zijn, maar de grote parasolzwam, knolparasolzwam en de tuinparasolzwam lijken weer als de bekende twee druppels water op elkaar. De laatste twee hebben echter vlees dat bij beschadiging rood verkleurt en dat is bij de linker parasolzwam niet het geval. Bij jonge grote parasolzwammen is de hoed nog bol, later wordt die plat en kan een diameter van ruim 30 cm bereiken. De hoed is lichtbruin met donkere schubben. De ring om de steel is verschuifbaar. De grote parasolzwam komt vooral voor in wegbermen, voedselarme graslanden en gemengde en loofbossen.
Kamperfoelie komt zowel voor in Europa, China, Noordoost-‐Azië als in de Verenigde Staten. De planten slingeren zich om andere planten en bomen heen. De bloemen hebben vooral 's avonds een sterke zoete geur. Ze zijn er in diverse kleuren, veelvoorkomend is de roze-‐rode en geel-‐witte vorm. Kamperfoelie wordt ook wel 'geitenblad' genoemd. Dat komt overeen met het Franse 'chèvre-‐feuille', het Duitse 'Geißblatt' en het Italiaanse 'caprifoglio'. De Nederlandse naam is een verbastering van de Italiaanse.
Deze ‘rozenbladwesp in wording’ doet wat al zijn/haar soortgenoten ook doen: kaalvreten van de rozenstruik.
Bij en in het labyrint op de Kinderwerktuin staat een drietal kleine meloenbomen. Deze boom (de papaya) bloeit in de winter en ruikt heerlijk, de naam ‘Wintersweet’ is dan ook heel toepasselijk. Aan één van deze, oorspronkelijk uit Mexico afkomstige, bomen zitten (voor het eerst) zaaddozen. In de gebieden waar de papaya in zijn natuurlijke omgeving groeit, wordt de plant alom gewaardeerd voor de vele medicinale eigenschappen die in alle onderdelen van de plant voorkomen. Zowel de vrucht als de thee van gedroogde papaya-‐bladeren wordt gebruikt om maag-‐ en darmklachten, diverse vormen van kanker, diabetes en andere ziektes te bestrijden. Vanwege de veelheid aan goede eigenschappen noemen indianen in Zuid-‐ Amerika de papaya 'vrucht voor een lang leven'.
Op twee plaatsen op de tuinen van De Wiershoeck kwam ik een paartje paardenbijters tegen. Links het mannetje en rechts het vrouwtje.
De poppen van het klein en groot koolwitje lijken sterk op elkaar, maar ik denk dat dit een pop van het groot koolwitje is. De pop is eerst licht van kleur, maar wordt later donkerder. Dit soort poppen zijn gordelpoppen. Als de rups is gestopt met eten, zoekt het een rustig plekje. Dit kan zijn aan een blad, tak, stengel, steen, stam of muur. Met de laatste paar poten klemt de rups zich vast. Voorafgaand aan de verpopping maakt de rups met lenige bewegingen een gordeltje van zijde, waarmee hij zich aan de ondergrond vastmaakt. Daarna maakt het een spinsel om het lijf heen. De tijd die een pop nodig heeft voor deze verandering is afhankelijk van de vlindersoort en het klimaat. Bij sommige vlindersoorten duurt het twee weken. Andere soorten overwinteren als pop en komen in het voorjaar tevoorschijn. Er zijn zelfs soorten waarbij het popstadium 3 jaar kan duren. Op de foto rechts is te zien dat het een lege pop is, de ‘bewoner’ van de pop is al naar buiten gekropen. Als alles goed is gegaan dan was dat een vlinder, maar het kan ook een parasiet zijn geweest.
Zoals jullie intussen al wel zullen weten bestaan er verschillende soorten bijvliegen en veel van die bijvliegen lijken op elkaar. De blinde bij is één van hen, maar in tegenstelling tot de andere bijvliegen heeft de blinde bij een tweetal rijen haartjes op de ogen. Dat heeft deze bijvlieg niet en dus is het geen blinde bij.
Ik heb geen idee welke hommelsoort dit is, maar het is duidelijk een ‘grijsaard’. Het is geen jonge koningin en dus mag je aannemen dat deze hommel binnenkort zal sterven.
Een van de vaste deelneemsters aan de excursie had in haar tuin iets interessants gevonden en wist niet wat het was. Ik ben zoiets al een paar keer eerder tegengekomen, het is de lege huid van een wants. Een wants heeft geen inwendig skelet, de harde huid is het skelet. Zo’n exoskelet komt onder andere voor bij alle geleedpotigen en weekdieren. Het externe skelet van de wants groeit niet mee en moet daarom tijdens de groei regelmatig worden vervangen. Een wants vervelt vijf keer. De wants kruipt uit het oude omhulsel en de nieuwe huid is eerst nog even zacht en kan daardoor een beetje worden opgerekt. Bij het oude skelet zijn zowel de poten, de voelsprieten als het rostrum (zuigsnuit) nog duidelijk herkenbaar. Groetjes, Luit