De Wiershoeck-‐Kinderwerktuin, dinsdag 10 maart 2015 Beste natuurliefhebber/-‐ster, Het was dinsdag opnieuw aangenaam voorjaarsweer. Ik begon mijn “tuindag” met mijn zoomlens op de camera, maar verruilde die al vrij snel voor mijn macrolens. Ik had al een vlinder voorbij zien komen, maar hij was te ver weg en het ging te snel om te zien welke soort het was. Even later zag ik op een wilgenkatje een vrij kleine wants en dat is toch echt een onderwerp voor “macro”. En de rest van de dag heb ik de macrolens niet meer van de camera gehaald.
Dit zou de behaarde wants (Lygus rugulipennis) kunnen zijn. Het is een onopvallende, maar algemeen wijdverspreide wants die zijn Nederlandse naam dankt aan de fijne beharing op de vleugels. De wants is 5-‐6 mm groot, hij behoort tot de familie blindwantsen (Miridae). De behaarde wants is variabel van kleur, van geelbruin tot paars. Hij komt op veel kruidachtige planten voor. Ook op cultuurplanten als aardappelen en kool. Dat kan dus schade opleveren. Hij overwintert als volwassen wants. Twee generaties per jaar. Vanaf juli zie je de eerste generatie, vanaf september de tweede generatie (die dus overwintert).
Bij de bandwilg komen de blaadjes voorzichtig tevoorschijn.
Ik heb al twee keer eerder een bloemetje van de forsythia laten zien, maar het is nog steeds zoeken naar een bloemetje. Waarschijnlijk gaat de struik binnenkort uitbundiger bloeien. De officiële bloeiperiode is februari – april.
Bij de gele kornoelje verloopt de voortgang van de bloei wat voorspoediger. Wanneer je in februari een geelbloeiende struik ziet, zal dat de gele kornoelje zijn. Hij komt in bloei tijdens een zachte fase van de winter en blijft doorbloeien, ook al sneeuwt en vriest het. Hij wordt vaak in plantsoenen en groenstroken aangeplant om zijn vroege bloei. De kleine bloemschermen zijn heel fragiel. Hij werd vroeger ook wel “bloeiend hout” genoemd.
Ik zag op meerdere plekken lieveheersbeestjes in de zon zitten. Ik heb er niet op gelet of het allemaal zevenstippelige lieveheersbeestjes waren, maar dat is niet onwaarschijnlijk. Het zevenstippelig lieveheersbeestje houdt een winterslaap, aan het einde van de zomer trekt de kever zich terug. De overwintering vindt altijd plaats als volwassen kever, nooit als ei of larve. Geschikte overwinteringsplaatsen zijn in spleten in hout, tussen boomwortels, achter loszittend boomschors, in rotsspleten, onder bladeren, graspollen of mos en andere plaatsen waar de kever kan schuilen tegen de kou. Net als een aantal andere lieveheersbeestjes kan het zevenstippelig lieveheersbeestje in geschikte winterkwartieren massaal overwinteren met tientallen tot honderden exemplaren tegelijk. Ook in menselijke bebouwing kunnen soms grote groepen worden aangetroffen.
Langs slootkanten had ik ze al zien staan, de gele bloemetjes van het speenkruid. Maar ook op de tuin van De Wiershoeck kwam ik drie bloemetjes tegen. Dit exemplaar fotografeerde ik tegen de middag, om vier uur was het bloemetje al weer gesloten. Het was toen nog wel zonnig, maar al merkbaar kouder.
Onder een los stuk boomschors zag ik deze, enkele centimeters lange, miljoenpoten. Hun naam zegt niet zoveel over het aantal poten en de lengte van deze kruipers varieert gigantisch. Maar in welke vorm ook, ze zijn erg nuttig voor onze bodem. Ze recyclen dood plantaardig materiaal en houden knagende dieren bij planten weg. Tussen duizend-‐ en miljoenpoot zijn grote verschillen te zien. Zo hebben duizendpoten een afgeplat lichaam en miljoenpoten een rond lichaam. Zowel duizend-‐ als miljoenpoten zijn geleedpotigen. Miljoenpoten variëren tussen de 2 millimeter en 38 centimeter. Duizendpoten zijn tussen de enkele millimeters en 30 centimeter groot. Miljoenpoten hebben aan ieder lichaamssegment twee paar poten. Uitzondering is het eerste segment achter zijn kop – waar geen pootjes aan zitten – en de eerste paar segmenten, waar één paar pootjes aan zitten. Duizendpoten hebben aan ieder lichaamssegment één paar pootjes, waarbij ieder paar net wat langer is dan het vorige paar. In extreme gevallen zijn daardoor de laatste pootjes twee keer zo lang als de eerste pootjes! De honingbijen waren duidelijk minder actief dan vorige week donderdag. Ik zag er slechts een paar op de krokussen en ook bij de helleborus waren ze niet in grote getale aanwezig. Steeds weer vind ik het leuk om te zien welke kleur stuifmeel er van een bepaalde plant wordt verkregen. Bij de helleborus is het stuifmeel wit.
Ook deze groene stinkwants in winterkleed vond het blijkbaar de hoogste tijd om uit zijn/haar schuilplaats te komen. In de lente zoeken de mannetjes en vrouwtjes elkaar op zodra ze uit de winterslaap komen. De mannetjes en vrouwtjes lokaliseren elkaar doordat ze trillingen maken die door soortgenoten worden herkend. Er wordt echter geen geluid geproduceerd zoals de stridulatie-‐ organen van rechtvleugeligen, maar door gebruik te maken van spieren die het lichaam doen vibreren. De trilling wordt doorgegeven door de plant waarop de wants zit waardoor andere wantsen op de plant weten dat een partner wordt gezocht. Als een mannetje en vrouwtje elkaar gevonden hebben vindt de paring plaats, waarbij de wantsen met de achterlijven tegen elkaar gehecht zijn en zo een tijdje rondlopen. In tegenstelling tot andere insecten is het geslachtsonderscheid niet te maken, de mannetjes zien er hetzelfde uit als de vrouwtjes en ook tijdens de paring is geen verschil. Bij de meeste andere insecten klimt het mannetje op het vrouwtje en is zo duidelijk te herkennen. Na de paring worden de eitjes afgezet, waaruit ten slotte de kleine wantsjes of nimfen kruipen. De groene stinkwants produceert tot ongeveer 100 eitjes in totaal die in meerdere regelmatige clusters van enkele tientallen eitjes worden afgezet. De groepjes doen qua structuur denken aan een hexagonale stapeling omdat de eieren dicht in tegen elkaar liggende rijen worden afgezet. De eitjes zijn groen van kleur en worden tegen de bladeren van een voedselplant gelijmd, de eieren zijn rond van vorm vanaf de bovenzijde bezien en enigszins tonvormig in de breedte. Het embryonale stadium duurt ongeveer 15 tot 21 dagen. Als de zich in het ei ontwikkelende embryo's bijna zijn volgroeid, worden de oogjes zichtbaar als kleine rode stippen en tevens verschijnt een donker driehoekje aan de bovenzijde van ieder ei waarmee de nimf het ei zal openen. De bovenzijde van het ei bestaat uit een aparte structuur en fungeert als een soort deksel waardoor de nimf uit het ei kan kruipen. Dit dekseltje wordt het operculum genoemd en de rand is voorzien van witte haartjes. De wants leeft in totaal ongeveer (ruim) een half jaar doordat een overwintering plaatsvindt. Er is daardoor één generatie per jaar. Bladhaantjes zijn een voor de land-‐ en tuinbouw schadelijke familie kevers, zo ook dit vijf millimeter kleine grasgoudhaantje (Oulema melanopus). De larven van dit prachtig blauw/groen met rood gekleurde kevertje zijn bijzonder schadelijk voor granen. De soort komt over de hele wereld voor. Alternatieve Nederlandse naam: Roodhalsgras(goud)haantje
Dit is mijn eerste zweefvlieg van het jaar. Het is een bijvlieg en het zou heel goed de blinde bij kunnen zijn, maar in ons land komen 14 soorten bijvliegen voor en de meesten soorten lijken sterk op elkaar. De naam “blinde bij” komt waarschijnlijk voort uit het feit dat deze soort wel erg op een bij lijkt maar niet kan steken. Daarnaast heeft de blinde bij rijen haren op zijn ogen wat mogelijk tot de gedachte leidde dat hij blind was. De bijvlieg zit hier op een tulp en wel op de tulipa turkestanica. Deze tulp geeft tot wel twaalf bloemen per bloembol en vormt snel een tapijt van kleine stervormige bloemetjes met een geel hartje. Op zonnige dagen openen de bloemen volledig en is de stervorm goed te herkennen. Tulipa turkestanica komt al eeuwen voor in de bergen van Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan en de Hemelse Bergen in China.
De honingbijen waren dit keer dus opvallend rustig, de aardhommelkoninginnen waren daarentegen wel nadrukkelijk aanwezig. De meeste koninginnen zaten zich op te warmen in de zon. De koningin links ziet er vitaler uit dan haar collega rechts. Zou dat te maken hebben met de mijten bij de koningin rechts? Hommels hebben wel last van de mijten en proberen er ook wel van af te komen. Ze gaan er niet aan dood. Het gaat meestal om de Tyrophagus laevis, die op het lichaam van de jonge koningin de winter doorbrengt. De jonge mijten verspreiden zich in het voorjaar op eenvoudige wijze. Enkele blijven namelijk achter op de bloemen en wachten op een andere voorbijkomende hommel, waaraan ze zich vlug kunnen hechten. Tot slot nog maar weer eens een link naar een zeer interessante site met prachtige (insecten-‐)foto’s: http://www.vlinderommetje.nl/bijen.html Groetjes, Luit