Interne post H Hoogeveen
"
HOOGEVEEN
Voorstel voor burgemeester en wethouders Onderwerp: Besluit Maatschappelijke ondersteuning (MO) Hoogeveen 2008 en beleidsregels MO indicatiestelling en gebruikelijke zorg voor hulp bij het huishouden Voorgesteld besluit: 1. Instemmen met het voornemen tot het vaststellen van het Besluit MO Hoogeveen 2008 en beleidsregels indicatiestelling en gebruikelijke zorg. 2. Het voorgenomen Besluit en beleidsregels MO ter meningsvorming voorleggen aan de gemeenteraad. 3.. Met inachtneming van de opmerkingen van de gemeenteraad het Besluit MO en beleidsregels definitief vaststellen.
Parafen met datum
C\ CC
Afdelingsmanager
Concernstaf
Financial control Juridisch control HRM-officer ICT-officer Datum 18 maart 2008 Afdeling Mens en Werk Rapporteur Henk Fokkes Telefoon 0528291452 Besluit en stukken openbaar? Ja Zo ja : geen actie richting pers Zo nee, waarom niet? Programma: Hoogeveen Zorgt Programmabestuurder: B.Poutsma Overleg gevoerd met: Naam: Frank v.d. Meulen CElken
Akkoord:
D D
Genomen besluit (met datum):«S&U0 Aard voorstel:
Ja Strategisch > € 50.000 Politiek gevoelig Regelgeving Risico's:
Nee
D Hoog Laag Geen
Financieel risico Juridisch risico ICT-risico HRM-risico Ander risico, nl.
D
D KI
D
D KI
Ja Behandelen in raad Documentnaam: Gegevens DIV
D
voorstel MO Gerelateerd Corsa documentnr: Archief
0 9 APR 2008 Gt\ Opmerkingen college Opmerkingen
Nee
NTE HOOGEVEEN Voorstel voor burgemeester en wethouders Onderwerp Besluit Maatschappelijke ondersteuning (MO) Hoogeveen 2008 en beleidsregels MO indicatiestelling en gebruikelijke zorg voor hulp bij het huishouden
Voorgesteld besluit 1. Instemmen met het voornemen tot het vaststellen van het Besluit MO Hoogeveen 2008 en beleidsregels indicatiestelling en gebruikelijke zorg. 2. Het voorgenomen Besluit en beleidsregels MO ter meningsvorming voorleggen aan de gemeenteraad. 3.. Met inachtneming van de opmerkingen van de gemeenteraad het Besluit MO en beleidsregels definitief vaststellen.
Pagina 2 van 6
GEMEENTE HOOGEVEEN Voorstel voor burgemeester en wethouders Beoogd resultaat Het burgers bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid over hun aanspraken op Wmo voorzieningen Inleiding Eind 2007 heeft de Raad de nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning vastgesteld. Het huidige besluit en beleidsregels zijn in uw vergadering van 19 december 2006 vastgesteld. Dit Besluit maakt onderdeel uit van het traject dat we met de Wmo-raad hebben ingezet voor een advies over de invulling van de Wmo beleidsregels. De gemeenteraad heeft aangegeven nauw betrokken te willen worden bij de inhoud van het Besluit en dan vooral op het onderdeel van de eigen bijdrage. Uw college heeft bij de behandeling van de verordening aan de Raad toegezegd om het Besluit pas vast te stellen nadat zij de Raad gehoord heeft.
Kanttekeningen De belangrijkste wijzigingen op een rij: l.De vergoedingen zijn geïndexeerd met 1.6 % en voor het PGB met 2.6%. Sluit aan bij het geen is vastgelegd in de Verordening 2.De vergoeding van de kosten van de ondersteuning door de sociale verzekeringsbank(SVB) is geregeld. De SVB ondersteunt PGB-houders. Een goede ondersteuning van de pgb-houders komt de gehele uitvoering van de Wmo ten goede. Het gaat om een stukje service naar de pgbhouders èn om grote arbeidsrechtelijke problemen te voorkomen. 3.Geen uitbreiding van de eigen bijdragen. De eigen bijdrageregeling is gebaseerd op de AMvB Besluit maatschappelijke ondersteuning. Hierin is aangegeven welke maximale eigen bijdrage mag worden gevraagd, of welk maximale eigen aandeel in de kosten in de berekening mag worden betrokken. In Hoogeveen hebben we er bij de invoering van de Wmo voor gekozen om daar niet vanaf te wijken. Het is mogelijk om van deze maxima op drie manieren (ten gunste van de belanghebbenden) af te wijken. Zo is in de AMvB is opgenomen dat ook de mensen met een minimum inkomen (de mensen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum) een eigen bijdrage moeten betalen. Dit is de inkomensonafhankelijke eigen bijdrage. De gemeente kan er voor kiezen om deze inkomensonafhankelijke bijdrage te verlagen of helemaal niet te vragen. Maar de eventuele afschaffing van de inkomensonafhankelijke eigen bijdrage geldt dan niet alleen voor de minima, maar ook zal moeten gelden voor de mensen met een hoger inkomen. Het verschil in de eigen bijdrage voor de minima en de eigen bijdrage voor de niet-minima wordt te groot wanneer de mensen met een hoger inkomen niet alleen de inkomensafhankelijke bijdrage moeten gaan betalen, maar ook de inkomensonafhankelijke eigen bijdrage. De inkomensgrens zal dan leiden tot een groot financieel verschil. De
Pagina 3 van 6
GEMEENTE HOOGEVEEN Voorstel voor burgemeester en wethouders zogenaamde armoedeval. Ten tweede kan de gemeente kiezen voor een ander startpunt van de inkomensafhankelijke toeslag. De inkomensafhankelijke toeslag bedraagt volgens de AMvB 15% van het inkomen voor zover dat hoger is dan 120% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum. Als de inkomensafhankelijke bijdrage van 15% wordt gevraagd vanaf bijvoorbeeld 130% van het sociaal minimum, dan derft de gemeente inkomsten per jaar Naarmate de grens hoger wordt gesteld, zal het effect steeds kleiner worden (hoe hoger het inkomen, hoe minder gehandicapten met dat hoge inkomen). Ten derde kan de gemeente kiezen voor een lager percentage van de inkomensafhankelijke toeslag. Zo kan de inkomensafhankelijke bijdrage worden verlaagd van 15% tot bijvoorbeeld 10% van het inkomen voor zover dat meer is dan 120% van het sociaal minimum. De gemeente derft dan inkomsten tot een bedrag dat afhankelijk is van het aantal gebruikers met een inkomen dat hoger is dan 120% van het sociaal minimum. De verlaging van het percentage van 15% tot bijvoorbeeld 10% is immers alleen voor de mensen met een inkomen dat hoger is dan 120% van het relevante minimum. Het Centraal Administratiekantoor (CaK) verzorgt de inning. De informatievoorziening door het CAK is nog niet optimaal. Zo is er onvoldoende zicht op samenloop van diverse AWBZ en WMO voorzieningen in relatie tot inkomens. We verwachten daar in de loop van dit jaar verbeteringen zodat we beter zicht krijgen op effecten van de huidige eigen bijdrageregeling. Overwegingen 1. Door de AMvB ongewijzigd te volgen verandert de eigenbijdrageregeling voor de huishoudelijke verzorging niet of nauwelijks ten opzichte van de in 2006 bestaande (bij de gebruikers bekende) regeling. De opbrengsten eigen bijdrage zijn in vergelijking tot 2006 € 150.000 lager. De inschatting is dat de eigenbijdrageregeling voordeliger uitvalt voor vooral burgers met een lager inkomen. 2. Het rijk houdt bij de berekening van de rijksbijdrage voor de gemeenten rekening met de maximaal mogelijke inkomsten van de gemeente uit de eigen bijdrage voor HV. Die bedroegen in 2007 € 588.000. 3. De eigen bijdrage regeling voor de Wmo, zoals opgenomen in de AMvB, is gelijk aan de eigen bijdrage regeling voor de overblijvende AWBZ-voorzieningen.Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) heft de eigen bijdrage voor zowel de gemeenten (Wmo), als de Zorgkantoren (AWBZ), maar primair voor de gemeenten. De Wmo-bijdrage voor de gemeenten heeft voorrang. Zodra de gemeente minder eigen bijdrage heft dan maximaal kan, dan zal het CAK (binnen de vrijgekomen eigen-bijdrage-ruimte) een eigen bijdrage gaan heffen voor de AWBZ. Kortom niet heffen betekent dat de gemeente inkomsten derft, het zorgkantoor er zijn voordelen mee doet en een deel van de burgers er niets mee opschiet. Conclusies Door de continuering van de huidige op de AWBZ geënte eigen-bijdrage-regeling voor de
Pagina 4 van 6
GEMEENTE HOOGEVEEN Voorstel voor burgemeester en wethouders huishoudelijke verzorging (door de onverkorte toepassing van de eigenbijdrageregeling op grond van de AMvB) verandert er zo weinig mogelijk. Bovendien houdt het rijk er (bij de vaststelling van de tegemoetkomingen voor de gemeenten) rekening mee dat de gemeenten deze eigen bijdrage vragen. De gemeente zal de financiële gevolgen van een versoepeling van het eigen-bijdrage-beleid uit eigen middelen, dus uit de algemene inkomsten uit het Gemeentefonds, moeten betalen. Daarmee wordt uiteindelijk een gat in de eigen begroting gecreëerd. Dat speelt des te sterker omdat we als nadeelgemeente de komende jaren 1.7 miljoen inleveren. Een gunstiger regeling dan die voor de AWBZ is bovendien slechts voordelig voor een deel van de belanghebbenden (namelijk voor diegenen die geen AWBZ-hulp ontvangen). Voor de anderen gaat het financiële voordeel naar de Zorgkantoren. Eigen bijdrages uitbreiden naar andere Wmo-voorzieningen Het is ook mogelijk om eigen bijdrages te vragen voor de woon- en vervoersvoorzieningen. Maar daar geldt hetzelfde zoals hiervoor beschreven voor de HV. Belangrijk verschil is echter dat het Rijk bij het vaststellen van het Wmo-budget geen rekening gehouden heeft met de inkomsten uit eigen bijdragen van voormalige Wvgvoorzieningen. In Hoogeveen hebben we er destijds IIoog8Tiraen voor gekozen om voor Wvg-voorzieningen geen eigen bijdragen op te leggen. Onder de Wmo willen we dat beleid voorlopig, zolang het budget toereikend is, ongewijzigd in stand houden. Het deel dat wegvloeit naar de AWBZ is kleiner dan bij de HV omdat een deel van de gebruikers ook HV heeft en daar dus al een eigen bijdrage betaalt. Daarnaast verwachten wij dat het aantal burgers dat geen HV heeft maar wel een andere AWBZ voorziening niet groot is. Relatie bijzondere bijstand Waar mogelijk willen we de kosten van eigen bijdragen compenseren via de bijzondere bijstand. Complicerende factor is echter dat de inning van de eigen bijdrage, achteraf, via het (CAK) loopt. Als gemeente hebben we op individueel niveau hier nauwelijks zicht op. Een gewenste ambtshalve verstrekking van bijzondere bijstand voor minima is daarom op dit moment helaas nog niet mogelijk. In de voorlichting is hier aandacht voor. De eerste ervaringen laten zien dat een zeer beperkte groep in 2007 bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de eigen bijdrage AWBZ of HV.
4. De mantelzorg in relatie tot gebruikelijke zorg. Hierbij hebben we zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wensen van de mantelzorgers. Bij langdurige mantelzorg is het protocol gebruikelijke zorg niet van toepassing. De wijziging levert een positieve bijdrage aan de ondersteuning van de mantelzorgers. 5.We verwachten geen inbreng van kinderen tot 18 jaar bij hulp in het huishouden. In de praktijk werd er nauwelijks rekening gehouden met de inzet van kinderen. Daarnaast staat de extra belasting door het een beroep doen op de inzet van kinderen haaks op de speerpunten van ons beleid om de talenten van kinderen optimaal te ontwikkelen. Wij vinden dat ongewenst. 6.Voor de inzet van kinderen/jong volwassenen van 18-23 zijn de uren naar beneden bijgesteld.
Pagina 5 van 6
GEMEENTE HOOGEVEEN Voorstel voor burgemeester en wethouders De gevraagde inzet van kinderen/jong volwassenen is hier gehalveerd.
Proces; De nu voorliggende documenten zijn in nauwe samenspraak met een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Wmo-raad en medewerkers van het zorgloket tot stand gekomen. In een reactie van 10 maart 2008 geeft de Wm-raad aan zeer ingenomen te zijn met de nu voorliggende beleidsregels. Niet uitputtend De beleidsregels geven op uitvoeringsniveau weer of een aanvrager recht heeft op voorzieningen. Het is echter geen limitatieve opsomming/niet uitputtend van wat men wel en wat men niet kan krijgen. Compensatieplicht impliceert maatwerk Creativiteit in het zoeken van soms onorthodoxe oplossingen is dan belangrijk. Deze oplossingen kunnen situationeel verschillen, en zijn daarom niet allemaal op voorhand te bedenken. Status Beleidsregels De beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Als de beleidsregels zijn vastgesteld, kan daar in beschikkingen naar verwezen worden. Met andere woorden: de beleidsregels zijn de onderbouwing voor de beschikkingen. De rechter toetst hieraan, indien nodig, de genomen beslissingen. Dat betekent dat de besluiten conform de beleidsregels moeten worden genomen. Als uw college het beleid van de Wmo wil wijzigen, dienen ook de beleidsregels door uw college te worden aangepast. Kosten, baten en dekking (kostensoort en kostenplaats) We verwachten niet dat de nieuwe beleidsregels leiden tot noemenswaardige verhoging van de uitgaven Wmo. Monitoring en evaluatie Met de Wmo-raad is afgesproken dat een werkgroep de effecten van de beleidsregels en met name voor de mantelzorgers gaat monitoren. Dit kan terzijnertijd leiden tot aanpassing van de beleidsregels. Daarnaast is de evaluatie al geborgd in de verplichte jaarlijks Wmo-evaluatie. Aanpak: Het concept-besluit ter meningsvorming agenderen voor raadsvergadering van 14 mei 2008 Daarna besluitvorming door college. Vervolgens publicatie van het besluit in het Torentje. Bijlagen • Concept-besluit Wmo • Conceptbeleidsregels indicatiestelling huishoudelijke zorg • Concept- beleidsregels gebruikelijke zorg Hoogeveen
Pagina 6 van 6
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1. Begripsbepalingen 1. In dit besluit wordt verstaan onder: a) inkomen: het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van de AmvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning Stb.450); b) norminkomen:
de normen genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet Werk en Bijstand;
c)
gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de belanghebbende en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de belanghebbende gebruik moet kunnen maken vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;
gemeenschappelijke ruimte:
d) woningaanpassing:
ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte, met dienM erstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte een voorziening slechts dan als woonvoorziening wordt aangemerkt indien zij: o is gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen; o of een uitraasruimte betreft;
e) gemaximeerde financiële tegemoetkoming:
een bijdrage in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt
f)
het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;
peiljaar:
g) verordening:
de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008;
h) forfaitaire vergoeding:
een bijdrage ineens los van de werkelijke kosten van een voorziening, al dan niet met in achtneming van een inkomensgrens;
i)
een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met in achtneming van een inkomensgrens.
gemaximeerde vergoeding:
2. De begripsbepalingen in artikel 1 van de verordening zijn van toepassing op de begrippen die in dit besluit worden gebruikt.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen Artikel 2.1. Keuzevrijheid 1. Indien een voorziening wordt toegekend wordt de belanghebbende de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen een persoonsgebonden budget en een voorziening in natura (eventueel in de vorm van een financiële tegemoetkoming), tenzij overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget. 2. Van overwegende bezwaren als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college niet voldoende in staat is om het persoonsgebonden budget te beheren en de bestedingen te verantwoorden. 3.
Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde voorziening in natura wordt de belanghebbende de mogelijkheid geboden om hieruit een aanbieder te kiezen.
4.
Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor het collectief aanvullend vervoerssysteem (deeltaxivervoer).
5.
In een budgetovereenkomst, worden de voorwaarden welke gelden met betrekking tot het persoonsgebonden budget vastgelegd.
Artikel 2.2. Hoogte persoonsgebonden budget 1. Voor huishoudelijke verzorging bedraagt het persoonsgebonden budget bruto € 17,44 per uur. 2.
Bij overige voorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier.
3.
Het bedrag van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid is vastgesteld op basis van: a. de netto-nieuwprijs van de voorziening, inclusief kortingen; b. de kosten van keuring, reparatie, onderhoud en verzekering voor een periode van zeven jaar; c. een economische levensduur van zeven jaar.
4.
De kosten van eventuele ondersteuning door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) worden volledig vergoed.
Artikel 2.3. Verplichtingen persoonsgebonden budget Bij de verlening van een persoonsgebonden budget wordt de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd: a. de budgethouder gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor betaling van de voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten; b. de budgethouder besteedt het persoonsgebonden budget uitsluitend aan een kwalitatief verantwoorde en adequate voorziening conform door een college vastgestelde Programma van Eisen; c. de budgethouder zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen en houdt deze gedurende 7 jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van toekenning van het persoonsgebonden budget; d. de budgethouder geeft de op grond van het persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening terug aan de gemeente als de voorziening niet meer volgens de opgelegde voorwaarden wordt gebruikt.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Artikel 2.4. Uitvoering persoonsgebonden budget 1. Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt per maand uitbetaald ter hoogte van 1/12 deel van het jaarbudget. 2.
De budgethouder is voor huishoudelijke verzorging een eigen bijdrage verschuldigd, waarbij de hoogte van de eigen bijdrage door het CAK wordt vastgesteld en geïnd.
3.
De gemeente betaalt aan de budgethouder voor de overige voorzieningen het verleende persoonsgebonden budget in één keer.
4.
De budgethouder verantwoordt de besteding van het persoonsgebonden budget waarop het budget betrekking heeft. In de beschikking wordt vermeld wat de budgethouder, voor zover van toepassing, aan het college verstrekt: a. de factuur van de aangeschafte voorziening; b. een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening; c. onderhoud/reparatie van de voorziening; d. verzekering van de voorziening; e. een overzicht van de salarisadministratie; f. een kopie van de arbeidsovereenkomst; g. overige bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.
5.
Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor bij het vierde lid genoemde stukken op verzoek aan het college te verstrekken.
6.
Over 1,5% van het netto PGB voor huishoudelijke verzorging hoeft geen verantwoording te worden afgelegd. Hierbij geldt een minimum van € 250,- per jaar en een maximum van € 1.250,perjaar.
Artikel 2.5. Verplichtingen bij een financiële tegemoetkoming Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd: a. de belanghebbende gebruikt de financiële tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten; b. de belanghebbende zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen. Artikel 2.6. Uitvoering financiële tegemoetkoming 1. Het college betaalt de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing aan de eigenaar van de woning. 2.
Het college betaalt de overige financiële tegemoetkomingen aan de belanghebbende.
3.
Een financiële tegemoetkoming voor het verwerven van een voorziening in natura wordt uitbetaald nadat de belanghebbende van de tegemoetkoming door middel van een geldige offerte de kosten van de voorziening heeft aangetoond.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en verplichtingen Artikel 3.1. In welke situaties een eigen bijdrage Een eigen bijdrage is alleen verschuldigd voor de in artikel 8 van de verordening beschreven vormen van huishoudelijke verzorging. Artikel 3.2. Omvang van de eigen bijdrage. 1. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% van het jaarinkomen dat boven €16.301,-ligt. 2. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% het jaarinkomen dat boven € 14.365, - ligt. 3. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen is € 24,20 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% van het jaar inkomen dat boven € 21.002, - ligt. 4. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder dienen te betalen is € 24,20 per vier weken, vermeerderd met het bedrag per vier weken van 15% van het jaarinkomen dat boven €19.759,-ligt.
2. De eigen bijdrage kan nooit hoger zijn dan de kosten van de voorziening.
Artikel 3.3. Geen eigen bijdrage wegens nalatigheid college-CAK De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.1 wordt niet opgelegd indien binnen twee jaar na verzending van de beschikking waarin de voorziening wordt toegekend, voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking van college of CAK tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden. Artikel 3.4. Reparatie, onderhoud en gebruik van voorzieningen a. Reparatie, onderhoud, keuring wordt uitsluitend uitgevoerd op het woonadres, in het gebruiksgebied of in de werkplaats van de leverancier. b. Aan het gebruik van voorzieningen in natura die in bruikleen worden verstrekt worden voorwaarden gesteld volgens bijlage 1.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 4. Huishoudelijke verzorging Artikel 4.1. Omvang huishoudelijke verzorging De omvang van huishoudelijke verzorging wordt vastgesteld in eenheden aan de hand van de tabellen zoals die zijn opgenomen in het hoofdstuk Huishoudelijke verzorging in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen Artikel 5.1 Hoogte financiële tegemoetkoming, kosten van woningaanpassingen De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassingen als bedoeld in artikel 13 onder d van de verordening, bedraagt 100% van de voor de subsidie in aanmerking komende kosten. Artikel 5.2 Verhuis- en inrichtingskosten 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening bedraagt € 2.305,-. 2.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte heeft ontruimd, bedraagt € 2.305,-.
3.
De tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 15 van de verordening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.
4.
Geen verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt indien: a) de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat het besluit door het college is genomen tenzij het college schriftelijke toestemming hiervoor heeft verleend; b) de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen; c) de aanvrager verhuist vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het gehele jaar door te worden bewoond; of d) de aanvrager verhuist naar een AWBZ-instelling of een andere onzelfstandige woonruimte.
Artikel 5.3 Vergoeding kosten bezoekbaar maken De hoogte van de gemaximeerde vergoeding als bedoeld in artikel 19 tweede tot en met vijfde lid van de verordening bedraagt € 6.915,-. Artikel 5.4 Woningsanering De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering als bedoeld in artikel 15 onder c van de verordening is afhankelijk van de leeftijd van de huidige stoffering en bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten zoals beschreven in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning. Artikel 5.5 Vergoeding tijdelijke huisvesting De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 15 sub c van de verordening, bedraagt: de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum € 277, - per maand met een maximale duur van zes maanden. Artikel 5.6 Huurderving 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.305, - is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte. Artikel 5.7 Gereedmelding en vaststelling uitbetaling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget 1. De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. 2.
Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 13 sub d van de verordening, maar uiterlijk binnen 6 maanden voor woningaanpassingen tot € 25.000, - en voor woningaanpassingen van meer dan € 25.000,- uiterlijk binnen 18 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar, door overlegging van de originele facturen, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
6
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Artikel 5.8 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie 1. Het college verleent een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13 lid d van de verordening, slechts indien: a. de woonvoorziening in het kader van deze verordening, de verordening Wet voorzieningen gehandicapten of de regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend; b. de woonvoorziening voorkomt op de lijst als opgenomen in bijlage 3; c. een gehandicapte ten tijde van onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft. Artikel 5.10 Vergoeding bij afwijkende levensduur woonwagen of opheffen standplaats De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 15 sub b van de verordening bedraagt maximaal € 922,Artikel 5.11 Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming bij verkoop van de woning (anti speculatiebeding) 1. De financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 21 van de verordening moet worden terugbetaald indien de woning binnen 10 jaar na gereedmelding van de woonvoorziening wordt verkocht en de hoogte van de financiële tegemoetkoming meer bedraagt dan € 9.221, -. 2. De hoogte van het terug te betalen bedrag wordt vastgesteld volgens onderstaand afschrijvingsschema: voor het eerste jaar 100% voor het tweede jaar 90% voor het derde jaar 80% voor het vierde jaar 70% voor het vijfde jaar 60% voor het zesde jaar 50% voor het zevende jaar 40% - voor het achtste jaar 30% voor het negende jaar 20% voor het tiende jaar 10% Artikel 5.12 Woonwagen Een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen wordt slechts verstrekt indien: 1. de woonwagen niet ouder dan tien jaar is en nog een technische levensduur heeft van minimaal vijf jaar; 2. de standplaats niet binnen vijfjaar voor opheffing in aanmerking komt; 3. de woonwagen in de gemeente op de standplaats stond ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening; en 4. de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning Artikel 5.13 Nadere voorwaarden bij woningaanpassingen 1. De in hoofdstuk 5 bedoelde voorzieningen worden alleen verstrekt, indien: a. met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag; b. door het college aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de aanpassing van de woonruimte wordt verricht; c. deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimte aanpassing.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 6.1 Soorten vervoersvoorzieningen De door het college te verstrekken vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22 van de verordening, kan bestaan uit: a. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer; b. een voorziening in natura in de vorm van: 1. een open elektrische buitenwagen 2. een ai dan niet aangepaste gesloten buitenwagen 3. een al dan niet aangepaste auto 4. een ander verplaatsingsmiddel c. een financiële tegemoetkoming in de kosten van: 1. aanpassing van een eigen auto 2. gebruik van een taxi of een (eigen) auto 3. gebruik van een rolstoeltaxi 4. aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel d. een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening als bedoeld onder b. e. een combinatie van onder a, b, c en d genoemde voorzieningen. Artikel 6.2 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen 1. De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de verordening, bedraagt 1,5 x van de van toepassing zijnde normen,zoals beschreven in artikel 1.1 onder b. van dit besluit. 2. De inkomensgrenzen als bedoeld in het eerste artikel zijn ook van toepassing op het collectief vervoer, zoals vermeld in artikel 24 onder a van de verordening. Artikel 6.3 Omvang van de vervoersvoorziening De vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22, sub a van de verordening bestaat uit een collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi), waarmee tegen een gereduceerd tarief gebruik gemaakt kan worden van het collectief vervoersysteem. Artikel 6.4 Financiële tegemoetkoming voor gebruik eigen auto De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto, zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c sub 2 van dit besluit bedraagt € 512,- per jaar. Artikel 6.5 Financiële tegemoetkoming voor gebruik taxi Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van een taxi zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c sub 2 van dit besluit bedraagt € 2.779, - per jaar en geschiedt op declaratiebasis. Artikel 6.6 Financiële tegemoetkoming voor gebruik rolstoeltaxi Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van een rolstoeltaxi zoals bedoeld in artikel 6.1 lid c sub 3 van dit besluit bedraagt € 4.170, - per jaar en geschiedt op declaratiebasis. Artikel 6.7 Financiële tegemoetkoming voor vervoer over korte afstanden Het bedrag dat verstrekt wordt voor vervoer geschikt voor verplaatsingen over een loopafstand tot 800 meter bedraagt € 179, - per jaar mits het gebruik van een voorziening in natura hier niet in kan voorzien. Artikel 6.8 Voorziening in natura in de vorm van een bruikleenauto Om in aanmerking te komen voor verstrekking van een al dan niet aangepaste bruikleenauto op grond van artikel 22 onder b van de Verordening, moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden: 1. het primaat van het collectief vervoer kan, gelet op de gezondheidstoestand van de aanvrager, niet worden opgelegd; 2. de aanvrager moet voor elke verplaatsing in het kader van de compensatieplicht aangewezen zijn op vervoer per auto. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
8
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Artikel 6.9 Financiële tegemoetkoming voor gebruik van een bruikleenauto De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een een normbedrag van 2500 kilometer maal y euro, waarbij y euro staat voor het kilometerbedrag behorend bij het merk en type bruikleenauto dat is opgenomen in het Verstrekkingen boek maatschappelijke ondersteuning. Artikel 6.10 Financiële tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van een eigen auto 1. De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor het aanpassen van een eigen auto indien de aanvrager slechts gebruik kan maken van vervoer per individuele taxi bedraagt maximaal € 14.770, - voor een periode van 7 jaar. 2. De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor het aanpassen van een eigen auto indien de aanvrager slechts gebruik kan maken van vervoer per rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 23.825, voor een periode van 7 jaar. 3. Voorwaarde is dat de eigen auto op de datum van aanvraag om een financiële tegemoetkoming niet ouder mag zijn dan 7 jaar en de aanpassing gelet op de technische staat verantwoord moet zijn. 4. De leeftijd van een auto is niet van toepassing indien het gaat om over overzetbare aanpassingen. Artikel 6.11 Keuzemogelijkheid vervoer of financiële tegemoetkoming Een persoon met beperkingen als bedoeld in artikel 1 onder d van de verordening kan kiezen tussen een vervoerpas of een financiële tegemoetkoming ter hoogte van € 341, - per jaar. Artikel 6.12 Aanpassing vergoeding bij echtgenoten Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 6.4, 6.5, 6.9, 6.1 Oen 6.12 van dit besluit bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het bedrag genoemd in de hiervoor genoemde artikelen.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning Artikel 7.1 Rolstoelvoorziening in natura Een rolstoel diewordt verstrekt in bruikleen.
Artikel 7.2. Persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld op basis hetgeen bepaald is onder artikel 2.2 lid 3 van dit besluit
Artikel 7.3 Persoonsgebonden budget sportrolstoel Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 onder d van de verordening bedraagt maximaal € 2.926,- .De vergoeding wordt eens in de drie jaar verstrekt en bestaat uit twee delen: een deel is bestemd voor de aanschaf van de sportrolstoel terwijl het andere deel is bedoeld om onderhoud en reparatie te bekostigen
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
10
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 8. Samenhangende afstemming Artikel 8.1. Samenhangende afstemming 1. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager als genoemd in artikel 33 van de verordening dient aandacht besteed te worden aan: a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager; d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; e. de sociale omstandigheden van de aanvrager. 2.
De ICF classificatie vormt de grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
11
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Hoofdstuk 9. Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 9.1 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van 2008 en werkt terug toten met 1 januari 2008 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten gemeente Hoogeveen. Artikel 9.2 Citeertitel Dit besluit kan worden aangehaald als: Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
12
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Bijlage I:
Voorwaarden bruikleenvoorzieningen
Een bruikleenvoorziening wordt via een beschikking aan de aanvrager (de bruiklener), in bruikleen verstrekt, met in achtneming van de hieronder genoemde bepalingen/voorwaarden.
Algemeen De bruiklener: 1. mag de bruikleenvoorziening niet gratis of tegen een vergoeding in gebruik afstaan of verhuren aan een derde; 2. wordt geacht met zorg om te gaan met de bruikleenvoorziening; 3. wordt geacht de bruikleenvoorziening uitsluitend te gebruiken voor het doel waarvoor deze is bestemd; 4. mag niet zonder schriftelijke toestemming van het college wijzigingen en/of aanpassingen in of aan de voorziening aanbrengen; 5. wordt geacht de voorschriften (indien van toepassing) zoals deze door de fabrikant zijn bijgeleverd met betrekking tot het gebruik, de bediening en het onderhoud van de bruikleenvoorziening stipt na te komen; 6. wordt geacht een door het college aangewezen persoon gelegenheid te bieden de bruikleenvoorziening te controleren en hem/haar desgevraagd alle inlichtingen over de voorziening direct te verstrekken; 7. wordt geacht het college onverwijld in kennis te stellen van: a. ziekte of verslechtering in zijn toestand, die zodanig is, dat de bruikleenvoorziening voor langer dan drie maanden niet door hem kan worden gebruikt; b. een adreswijziging; c. beslaglegging op de voorziening; d. elk ander voorval of wijziging die van invloed is op de voorzetting van de bruikleenvoorziening; 8. wordt geacht, indien de bruikleenvoorziening een elektrische rolstoel/scootmobiel betreft, te beschikken over een ontheffingsbewijs voor het gebruik van een elektrische rolstoel/scootmobiel indien hij jonger is dan 16 jaar; 9. wordt geacht het college onmiddellijk in kennis te stellen, indien hij de voorziening niet meer gebruikt. Onderhoud, keuring en reparaties 1. Bruiklener wordt geacht toestemming te vragen aan het college voor het laten uitvoeren van onderhoudsbeurten, keuringen en reparaties aan de bruikleenvoorziening. Deze toestemming is niet nodig voor klein onderhoud en kleine reparaties die door de bruiklener zelf kunnen worden uitgevoerd, zoals het oppompen en repareren van banden, het bijvullen van accu's e.d.. 2. Bruiklener wordt geacht de onderhoudsbeurten en reparaties (niet zijnde klein onderhoud en kleine reparaties) uit te laten voeren door de leverancier van de voorziening. 3. Bruiklener wordt geacht alle door de gemeente noodzakelijk geachte onderhoudsbeurten en reparaties tijdig te laten verrichten. 4. De kosten van reparatie, keuring en onderhoud komen voor rekening van het college, voor zover deze niet gedekt worden door een verzekering of vallen binnen de garantietermijn. Dit geldt niet als het onderhoud of de reparaties nodig zijn door eigen toedoen of nalatigheid van de bruiklener of van de personen voor wie de bruiklener aansprakelijk is. Verzekering 1. Het college draagt zorg voor de WA-verzekering van vervoersvoorzieningen met een hulpmotor. 2. Betreft de bruikleenvoorziening een lift, dan verzekert de bruiklener de lift tegen brand en diefstal tot het einde van de bruikleentermijn. 3. Bruiklener ondertekent bij aflevering van de bruikleenvoorziening het verzekeringscontract. 4. indien een verzekeringsmaatschappij een verzekering beëindigd als gevolg van gedragingen van de bruiklener, dan is dit in de regel voor het college aanleiding de beschikking waarin de bruikleenvoorziening is toegekend, in te trekken. Deze intrekking heeft tot gevolg dat het recht op de bruikleenvoorziening is komen te vervallen en dat de bruikleenvoorziening wordt ingenomen.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
13
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Schade, vermissing en diefstal 1. Bruiklener wordt geacht bij schade, vermissing of diefstal, de gemeente en de leverancier hiervan direct in kennis te stellen. 2. Bruiklener wordt vervolgens geacht de door de gemeente te geven instructies op te volgen. 3. Zijn er bij een schadegeval derden betrokken, dan dient een volledige schademelding binnen 48 uur nadat de schade is veroorzaakt door de gemeente te zijn ontvangen. 4. Als schadegevallen waarbij derden betrokken zijn, worden slechts die gebeurtenissen aangemerkt: a. waarvan door een daartoe bevoegd overheidsorgaan een proces-verbaal is opgemaakt; b. waarbij maatregelen getroffen zijn zodat de verzekeraar op grond van de maatregelen tot betaling van de schadevergoeding overgaat. 5. Het niet melden van schade, vermissing of diefstal en/of het niet juist opvolgen van de instructies van de gemeente, kan tot gevolg hebben dat de kosten die verbonden zijn aan het betreffende voorval voor rekening van de bruiklener komen. 6. Bruiklener mag, nadat zich een schadeoorzaak heeft voorgedaan, niet tegenover wie dan ook schuld erkennen en/of een schadevergoeding toezeggen. 7. De gemeente is gevrijwaard van schades die niet verhaald kunnen worden op de verzekeringsmaatschappij. Beëindiging en teruggave 1. Door intrekking van de beschikking waarin de bruikleenvoorziening is toegekend, vervalt het recht op de bruikleenvoorziening. 2. Indien het recht op de bruikleenvoorziening is vervallen, is de bruiklener gehouden de bruikleenvoorziening, binnen een door het college aan te geven termijn, aan de gemeente terug te geven. 3. Indien teruggave wordt geweigerd, zal het college overgaan tot inname via een gerechtelijke procedure. De kosten hiervan komen voor rekening van de (voormalig) bruiklener. 4. Bij de beoordeling van de staat van de voorziening blijven normale slijtage en veroudering buiten beschouwing.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
14
Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 versie 1 maart 2008 Bijlage II
Kosten onderhoud, keuring en reparatie van voorzieningen
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen (prijsniveau 1-1-20021) bedraagt: Keuring van
Beginkeuring
Kosten incl. btw
Stoelliften Rolstoelplateauliften Staplateauliften Woonhuisliften Hefplateauliften Balansliften
Ja Ja Ja
€312,40 €312,40 €312,40 *
**
€ 300,26
Frequentie periodieke controle 1 x per 4 jr. 1 x per 4 jr. 1 x per 4 jr. 1 x per 1,5 jr. 1 x per 1,5 jr 1 x per 1,5 jr
Kosten incl. btw €217,07 €217,07 €217,07 € 349,69 €281,48 €150,11
De prijs van de beginkeuring van woonhuisliften en hefplateauliften is tegenwoordig inbegrepen in de totale nieuwprijs van de lift. Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen komen daarom nauwelijks voor. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. In de hierboven genoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (personen), vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.
Onderhoud van Stoelliften Rolstoelplateauliften Staplateauliften Woonhuisliften Hefplateauliften Balansliften Elektrische deuropeners
Frequentie periodiek onderhoud Kosten incl. btw (prijspeil 2002) €171,94 1 x per jaar €171,94 1 x per jaar €171,94 1 x per jaar 1 x per jaar € 247,59 €171,94 1 x per jaar €171,94 1 x per jaar €131,85 1 x per jaar
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven: 50% voor installaties, geplaatst buiten de woning; 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen; 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen. De maximale vergoeding van de kosten voor reparatie van de genoemde soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt 100% van de werkelijk gemaakte kosten.
1
Het prijsniveau wordt per 1 januari 2008 geactualiseerd. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 concept
15
Beleidsregels indicatiestelling voor hulp bij het huishouden
Concept maart 2008 Gemeente Hoogeveen
Voorwoord Met de invoering van de Wmo op 1 januari 2007 gaat de uitvoering van de Huishoudelijke verzorging over naar gemeenten. Huishoudelijke verzorging vanuit de AWBZ komt daarmee te vervallen. Persoonlijke verzorging en activerende- en ondersteunende begeleiding AB/OB blijven nog wel bestaan binnen de AWBZ. De richtlijnen zijn een hulpmiddel bij het indiceren van hulp bij het huishouden.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
Inhoudsopgave
1.
Uitgangspunten voor hulp bij het huishouden
8
1.1.
Als disfunctioneren dreigt
8
1.2.
Onderdelen van de functie
8
1.3.
Het cliëntsysteem is primair zelf verantwoordelijk
8
1.4.
Begeleiding richt zich op motiveren en instrueren
9
1.5.
Gebruiken voorliggende voorzieningen
10
1.5.1. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
10
1.5.2. Technische hulpmiddelen
11
1.5.3. Revalideren
11
1.6.
Gebruikelijke Zorg normeert de toegang tot hulp bij het huishouden ..
12
1.7.
Particuliere huishoudelijke hulp
12
2.
Afwegingskader
13
3.
Normering huishoudelijke taken in minuten
16
3.1.
Huishoudelijke werkzaamheden
16
3.1.1. Boodschappen voor het dagelijkse leven doen
16
3.1.2. Maaltijdverzorging: broodmaaltijd
16
3.1.3. Licht poetswerk in huis: kamers opruimen
17
3.1.4. Huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken
17
3.1.5. Verzorging kleding/linnengoed
18
3.2 Organisatie van het huishouden 3.2.1. Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden
18
3.2.2. Dagelijkse organisatie van het huishouden
19
3.3.
19
Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische stoornissen
18
3.3.1. Psychosociale begeleiding, tevens observeren
19
3.3.2. Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden
20
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
4.
Veelgestelde vragen
21
4.1.
Maaltijdverzorging en boodschappen doen in de Wmo
21
4.2.
Hulp in een gezin met een gehandicapt kind
21
4.3.
Kinderverzorging en -opvang bij gehandicapte, chronisch zieke ouder
21
4.4.
Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding
22
4.5.
Verzorging kleding en linnengoed
22
4.6.
Indicatie voor verblijf
22
4.7.
Hulp bij het huishouden in relatie tot begeleid wonen
22
4.8.
Hulp bij het huishouden in terminale situaties
22
4.9
Hulp bij het huishouden bij huisstofmijtallergie
22
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
Inleiding
Hulp bij het huishouden is in meerdere opzichten een belangrijke functie binnen de Wmo. Bijzonder is ook dat het gaat om hulp die zich in de regel niet beperkt tot één persoon maar die een heel cliëntsysteem aangaat. Naar de inhoud is hulp bij het huishouden een cruciale functie omdat het zelfstandig kunnen wonen van mensen met beperkingen staat of valt bij deze ondersteuning. De toegang tot de functie hulp bij het huishouden wordt sterk bepaald door de aan- of afwezigheid van huisgenoten en mantelzorgers. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de functie steeds in nauwe samenhang bekeken wordt met het document Beleidsregels Gebruikelijke Zorg. De opbouw van dit document is als volgt: Onder 'Uitgangspunten' staat een aantal kenmerkende aspecten van de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden op een rij. Het 'afwegingskader' rondom hulp bij het huishouden kan worden gelezen als een eerste beslisboom om te komen tot een indicatie voor wat betreft de functie; de 'normering in tijd' geeft in uren/klassen (kan per gemeente verschillen) de omvang van de functie aan. Tot slot worden onder 'Veelgestelde vragen' een aantal veelvoorkomende dilemma's behandeld.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
Samenvatting De functie hulp bij het huishouden betreft geen hulp aan een persoon maar aan een cliëntsysteem. Doelstelling van de individuele voorziening hulp bij het huishouden (HH) Hulp bij het huishouden is gericht op ondersteunen bij, of overnemen van huishoudelijke verrichtingen, ofwel activiteiten op het gebied van verzorgen van het huishouden, in relatie tot (dreigend) disfunctioneren van het huishouden, de veiligheid van en de regie over het huishouden. Twee categorieën Voor hulp bij het huishouden wordt onderscheid gemaakt in 2 categorieën: - categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden (HH1); - categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregeld huishouden (HH2). Categorie 1 : huishoudelijke werkzaamheden (HH1) Veel mensen hebben hulp nodig in de huishouding voor het schoonmaken van het huis. Dit kan onder meer bestaan uit de volgende werkzaamheden: - boodschappen doen; - broodmaaltijd bereiden; - warme maaltijd bereiden; - licht huishoudelijk werk; - zwaar huishoudelijk werk; - de was doen; - huishoudelijke spullen in orde brengen. Categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden (HH2) Een deel van de mensen heeft extra hulp nodig bij het organiseren van en regie hebben in het huishouden. Deze hulp wordt vastgesteld op basis van de indicatiestelling en kan onder meer (tijdelijk) bestaan uit de volgende werkzaamheden: - overname van de taken onder categorie 1 in de volgende situaties: • overname van huishoudelijke taken in situaties met een terminaal ziektebeeld • psychisch overbelaste situaties • bij mensen met gedragsproblematiek (speciale benadering noodzakelijk) - kinderen helpen in huis met zelfverzorging; - anderen helpen in huis met bereiden maaltijd; - dagelijkse organisatie van het huishouden. - psychosociale begeleiding/observeren - aanleren van huishoudelijke taken (advies, instructie, voorlichting gericht op het huishouden. Aangewezen als: De cliënt ondervindt beperkingen in het huishouden die zijn gerelateerd aan beperkingen op twee andere terreinen: sociale redzaamheid en/of mobiliteit. Het cliëntsysteem draagt primair zelfde verantwoordelijkheid voor het bevorderen en in standhouden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Aanspraak op de Wmo bestaat aanvullend op eigen mogelijkheden van het cliëntsysteem. Zie beleidsregels gebruikelijke zorg. I n de Wmo heeft de gemeente een compensatieplicht (art.4)
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
6
In artikel 4. van de Wmo wordt de compensatieplicht beschreven. 1. Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 4°,5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouding te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. 2. Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in de maatregelen te voorzien. Onder huishoudelijke verzorging wordt in de Wet Wmo (artikel 1 lid 1 onder h) verstaan: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort De aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo bestaat slechts voorzover de burger, gelet op zijn behoefte en uit oogpunt van doelmatige hulpverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen. Aandachtspunten: Onderscheid Wmo-hulp bij het huishouden enAWBZ functie begeleiding Wmo-Hulp bij het huishouden is het overnemen van alle huishoudelijke taken inclusief de organisatie(regie)van het huishouden zoals het bepalen welke taken wanneer moeten worden uitgevoerd. Dit voorzover een persoon daartoe door zijn beperkingen zelf niet in staat is.. AWBZ-Ondersteunende Begeleiding (OB) betekent begeleiding die iemand nodig heeft om te zorgen voor structuur en sturing van de organisatie van de huishoudelijke taken,als betrokkene het huishouden wel zelf . Overbelasting Indien een volwassen huisgenoot claimt door overbelasting niet de gebruikelijke taken met betrekking tot het huishouden op zich te kunnen nemen, dient dit altijd medisch onderbouwd te worden. Particuliere hulp Dit is geen voorliggende voorziening. Wanneer iemand beperkingen heeft in het huishouden en daardoor aanspraak zou maken op ondersteuning vanuit de Wmo, maar gebruik maakt van particuliere hulp, is dat een keuze van de cliënt. Dit heeft geen invloed op zijn indicatie, tenzij ervoor gekozen wordt deze hulp op eigen kosten te continueren.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
1. Uitgangspunten voor Hulp bij het huishouden 1.1. Als disfunctioneren dreigt Hulp bij het huishouden komt in beeld als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (gezondheidsrisico's, persoonlijke verzorging, voeding en vocht) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. Het doel van hulp bij het huishouden kan dan zijn het schoonhouden van het huis en/of het verrichten van de dagelijks voorkomende huishoudelijke activiteiten, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. 1.2. Onderdelen van de functie Hulp bij het huishouden als functie kan veelomvattend zijn. En die is ingedeeld in twee categorieën: Categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden (HH1) Veel mensen hebben hulp nodig in de huishouding voor het schoonmaken van het huis. Dit kan onder meer bestaan uit de volgende werkzaamheden: - boodschappen doen; - broodmaaltijd bereiden; - warme maaltijd bereiden; - licht huishoudelijk werk; - zwaar huishoudelijk werk; - de was doen; - huishoudelijke spullen in orde brengen. Categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden (HH2) Een deel van de mensen heeft extra hulp nodig bij het organiseren van het huishouden. Deze hulp wordt vastgesteld op basis van de indicatiestelling en kan onder meer (tijdelijk) bestaan uit de volgende werkzaamheden: - overname van de taken onder categorie 1 in de volgende situaties: • overname van huishoudelijke taken in situaties met een terminaal ziektebeeld • psychisch overbelaste situaties • bij mensen met gedragsproblematiek (speciale benadering noodzakelijk) - kinderen helpen in huis met zelfverzorging; - anderen helpen in huis met bereiden maaltijd; - dagelijkse organisatie van het huishouden. - psychosociale begeleiding/observeren - aanleren van huishoudelijke taken (advies, instructie, voorlichting gericht op het huishouden
1.3. Het cliëntsysteem is primair zelf verantwoordelijk Het cliëntsysteem is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in standhouden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden. Voor het begrip cliëntsysteem hanteren we het begrip gezamenlijke huishouding uit de wet Wmo art. 1.4 en 1.5.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
Art. 1.4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Art. 1.5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en: a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld, b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van de een door de ander, c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomen met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid. Als er sprake is van kamerverhuur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden. Als mensen zelfstandig (denk aan woongroepen, kamerverhuur, hateenheden, kloosterlingen, meerdere generaties in een huis) samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, veronderstellen we dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van het cliëntsysteem. De eventuele indicatie voor hulp bij het huishouden betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de zorgvrager en, indien alle bewoners zorgbehoevend zijn, een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten. Als voorbeeld: in een woonvorm voor mensen met een verstandelijke beperking die een gemeenschappelijke woonruimte delen en niet in staat zijn geheel zelfstandig huishoudelijke klussen te doen, worden alle bewoners naar behoefte geïndiceerd voor hulp bij het huishouden Als één van de medebewoners wel in staat is de huishoudelijke taken uit te voeren, hoeft deze persoon niet de huishoudelijke taken over te nemen van zijn huisgeno(o)ten die dat niet kan/kunnen. Dezen worden immers ieder voor hun aandeel geïndiceerd voor hulp bij het huishouden.
1.4. Begeleiding richt zich op motiveren en instrueren Het verschil tussen begeleiding die onder Ondersteunende Begeleiding (OB) en/of Activerende Begeleiding (AB) valt en begeleiding bij hulp bij het huishouden is niet altijd geheel helder. AB en OB zijn functies in het kader van de AWBZ. De stelregel is dat begeleiding bij hulp bij het huishouden is gericht op motiveren, aansturen, instrueren en zo nodig het overnemen van het huishouden. Er is daarbij sprake van een gebrek in het organisatievermogen van de leefeenheid dat is ingegeven door het fysiek uitvallen van degene die dat normaalgesproken op zich neemt. Ondersteunende Begeleiding (OB) is aan de orde wanneer er structurele regieproblemen zijn die zich uiten op meerdere gebieden van het dagelijks leven en de sociale redzaamheid in het algemeen in het geding is. Activerende Begeleiding (AB) is aangewezen als min of meer duurzame verbetering van het functioneren in het algemeen wordt beoogd. Doorslaggevend is de doelstelling: verbetering of handhaven van het niveau van functioneren valt onder een van de begeleidingsfuncties (ook enige sturing in het wonen en woningonderhoud valt daaronder). Als de nadruk ligt op organisatie van het onderhoud van de woning en het overnemen van enige activiteiten op het gebied van het huishouden moet hulp bij het huishouden worden geïndiceerd. In het algemeen kan gesteld worden dat problemen in de sociale redzaamheid voorsorteren op OB en AB, problemen op met name het fysieke vlak en psychosociale problemen van voorbijgaande aard op hulp bij het huishouden De verhouding tussen de omvang van de verschillende functies is afhankelijk van de dominantie van doelstelling en de activiteiten. Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
9
Leeftijd of het niet gewend zijn aan huishoudelijk werk kunnen invloed hebben op het vermogen van andere leden uit het cliëntsysteem om huishoudelijke taken over te nemen. Als dit noodzakelijk is door uitval van een van de leden kan aan de gezonde anderen een instructie worden gegeven voor het aanleren van vaardigheden op huishoudelijk gebied. Ook het trainen van huisgenoten om bepaalde huishoudelijke handelingen te verrichten of om te gaan met huishoudelijke hulpmiddelen valt als activiteit onder de functie hulp bij het huishouden: instructie. Het gaat dan om een kortdurende indicatie voor beperkte tijd, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd1. Een andere situatie treedt op, wanneer iemand doelgerichte training nodig heeft in ondermeer huishoudelijke vaardigheden met als doel het dagelijkse functioneren te verbeteren op meer gebieden dan alleen het huishouden. Een methodische aanpak is daarbij noodzakelijk. In dat geval geldt AB (activiteit 3.0) als dominante functie. Op het moment dat de indicatiesteller vermoedt dat AB/OB geïndiceerd zou moeten worden, eventueel naast hulp bij het huishouden, is afstemming met CIZ inzake de indicatiestelling ABWZ functies AB/OB noodzakelijk. Daartoe dienen er per gemeente of (sub)regio praktische afspraken met het CIZ gemaakt te worden. Deze afspraken dienen in de uitvoeringsregels te worden opgenomen. 1.5. Gebruiken voorliggende voorzieningen De wetgever beschouwt een aantal voorzieningen als voorliggend; dat wil zeggen dat wanneer een adequate oplossing wordt geboden door het gebruik maken van deze voorzieningen, deze optie voorgaat boven een aanspraak op de Wmo. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar wettelijke en algemeen gebruikelijke voorzieningen. Wettelijke anders bekostigde voorzieningen maken conform art. 2 Wmo een aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo onmogelijk. Denk daarbij aan de regeling hulpmiddelen 1996, AWBZ e.d. Van niet wettelijke geregelde maar algemeen gebruikelijke voorzieningen dient gebruik te worden gemaakt voorzover zich (in redelijkheid 2)geen ernstige beletselen voordoen. 1.5.1 Algemeen gebruikelijke voorzieningen Tot de algemeen gebruikelijke voorzieningen behoren (niet limitatieve lijst): • • • • •
kinderopvang (crèche, overblijfmogelijkheden op school); voor- en naschoolse opvang; maaltijddienst; klussendienst boodschappendienst.
Vrijwillige hulpverlening is geen voorliggende voorziening. Bij een hulpvraag waarvoor vrijwilligers een adequate oplossing zouden kunnen bieden, moet deze mogelijkheid wel worden onderzocht. De wens geen gebruik te maken van voorliggende voorzieningen, terwijl die wel wettelijk verankerd of feitelijk aanwezig zijn, kan niet tot een indicatie leiden. Of de cliënt dan daadwerkelijk de betreffende voorziening zal gaan gebruiken ligt buiten het zicht en de zeggenschap van de gemeente en behoort tot de verantwoordelijkheid van de cliënt en zijn systeem. Van cliënten die bij de aanvraag om hulp al gebruik maken van dergelijke voorzieningen wordt verwacht dat zij dit blijven doen. 1
Alleenstaanden die geen grondslag voor ondersteuning vanuit de Wmo hebben, anders dan bijvoorbeeld het plotseling wegvallen van de verzorger in het huishouden, zijn voor het aanleren van huishoudelijke vaardigheden in de regel aangewezen op voorliggende voorzieningen als welzijnswerk, enz. 2
Denk aan: Niet daadwerkelijk beschikbare andere zorg, medische contra-indicatie voor kinderopvang. Financiële overwegingen zijn voor de aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo niet relevant.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
10
Aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo bestaat aanvullend op de eigen mogelijkheden van het cliëntsysteem. Afwijking van deze norm is geoorloofd als het verrichten van een taak geschiedt vanuit intenties als 'aanleren', 'observeren' dan wel stimulering van de zelfredzaamheid. Bij cliënten die geen gebruik maken van voorliggende voorzieningen dient bekeken te worden in hoeverre mogelijkheden aanwezig zijn om hiervan gebruik te maken. Van een cliënt verwachten we dat hij/zij alles in het werk stelt om zo snel mogelijk in aanmerking te komen voor adequate voorzieningen. In crisissituaties kan voor een termijn van 3 maanden een indicatie worden afgegeven3 om de eigen oplossing te regelen. Financiële omstandigheden zijn geen reden om een indicatie af te geven, maar ook niet om daarvan af te zien. Tijdelijke oplossingen zoals een gastgezin, buren, oppas aan huis kunnen als overbrugging fungeren van de wachttijd voor een voorliggende voorziening. De indicatiesteller moet de sociale kaart goed in beeld hebben, zodat hij/zij kan beoordelen of een niet-wettelijke voorliggende voorziening daadwerkelijk beschikbaar is (CVZ uitspraak). 1.5.2. Technische hulpmiddelen Er is geen indicatie voor hulp bij het huishouden als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, hebben deze hulpmiddelen de voorkeur boven het inzetten van hulp. Zonodig kan de cliënt gewezen worden op de mogelijkheid van de eerstelijns ergotherapie voor ergonomische consultatie bij het leren omgaan met hulpmiddelen/het reorganiseren van het huishouden. De cliënt kan voor de tijd dat de hulpmiddelen er niet zijn in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit de Wmo (er is dus een vorm van overbruggingszorg). Specifieke hulpmiddelen kunnen mogelijk verstrekt worden vanuit de regeling hulpmiddelen 1996. Dit is een voorliggende voorziening 1.5.3. Revalideren Wanneer de aandoening die de oorzaak vormt voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de indicatiesteller nog behandelmogelijkheden biedt, dient bezien te worden of HHH anti-revaliderend werkt in deze situatie. Overleg met behandelaar en/of CIZ (mogelijk indicatie voor andere functie) is noodzakelijk. Er kan in deze situaties eventueel een tijdelijke indicatie voor de duur van het revalidatietraject afgegeven worden mits dit geen anti-revaliderende werking heeft. Na een behandeltraject dient herindicatie plaats te vinden. Zo'n indicatie heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel of revalidatietraject. 1.6. Gebruikelijke Zorg normeert de toegang tot hulp bij het huishouden In de beleidsregels Gebruikelijke Zorg staat omschreven welke taken behoren tot de normale taken binnen een cliëntsysteem. Daarvan wordt verondersteld dat die bij uitval van een van de leden overgenomen worden door de andere. Deze beleidsrgels normeren de toegang tot hulp bij het huishouden in belangrijke mate. 3
Het behoort tot de professionaliteit van de indicatiesteller om vast te stellen of een cliënt de eigen verantwoordelijkheid in het zoeken van oplossingen ook naar behoren invult. Het is bijvoorbeeld niet perse noodzakelijk dat de cliënt stukken ter inzage geeft.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
11
1.7. Particuliere huishoudelijke hulp De indicatiesteller is verplicht onderzoek te doen naar al aanwezige formele en informele zorg. Al aanwezige particuliere hulp wordt door de indicatiestellers meegenomen in die beoordeling. Wanneer de cliënt niet bereid of in staat is de hulp (op eigen kosten) te continueren, is er een aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo, voorzover en in de mate waarin hij daarop is aangewezen. Particuliere hulp is geen voorliggende voorziening. Een indicatie is altijd de beoordeling van de zorg waarop een cliënt in redelijkheid is aangewezen. Indien een cliënt (meer) hulp bij het huishouden wenst, omdat zijn/haar standaarden met betrekking tot het huishouden hoger liggen dan de algemeen gebruikelijke normeringen (zie onder 4) toelaten, is er voor deze activiteiten geen indicatie voor ondersteuning vanuit de Wmo.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
12
2. Afwegingskader 2.1. Is een grondslag aanwezig die leidt tot disfunctioneren van het huishouden? 2.2. Is het behandelen 4 of gedeeltelijk behandelen van de ziekte of aandoening mogelijk?
Nee > geen indicatie. Ja > door naar 2.2.
2.3. Is training of revalidatie mogelijk?
Ja > overweeg verwijzing naar ergotherapie, fysiotherapie of indicatie AB. Is het probleem nog niet opgelost? > ga door naar 2.4. Nee > ga door naar 2.4.
Ja > behandeling is mogelijk:5 verwijs of indiceer. Is het probleem (tijdelijk) nog niet volledig opgelost? > ga door naar 2.3. Ja > gedeeltelijk behandelen is mogelijk of de cliënt is uitbehandeld, ga door naar 2.3 Nee > door naar 2.3
4
Opmerking: de term behandeling heeft betrekking op alle mogelijkheden voor behandeling gericht op herstel of verbetering of dragelijk maken van de aandoening, vanuit alle verschillende compartimenten van het verzekeringsstelsel. 5 Zorg voor informatie van de behandelend arts.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
13
Zijn er (blijvende) beperkingen op het gebied van:
Ja > ga door naar 2.5 Nee > geen indicatie.
2.4.1. Sociale redzaamheid: 1. problemen oplossen; 2. eenvoudige taken uitvoeren; 3. complexere taken uitvoeren; 4. dagelijkse routine regelen; 5. lezen, schrijven rekenen; 6. administratieve werkzaamheden; 7. zich redden in openbaar vervoer, winkels; 8. communicatie.
Let op: beperkingen in het huishouden die relevant zijn voor ondersteuning vanuit de Wmo zijn gerelateerd aan beperkingen op twee terreinen. Geef daarom altijd aan welke combinatie van beperkingen van toepassing is: - sociale redzaamheid en huishouden; - mobiliteit en huishouden, of; - zowel sociale redzaamheid als mobiliteit en huishouden.
2.4.2. Bewegen, verplaatsen en mobiliteit: 1. opstaan en (gaan) zitten; 2. tillen, dragen; 3. beweging en kracht in benen en voeten; 4. fijne handbewegingen; 5. lopen binnenshuis en buitenshuis; 6. traplopen. 2.4.3. Beperking in huishouden: 1. dagelijkse organisatie van het huishouden; 2. anderen in zelfverzorging helpen; 3. anderen helpen bij bereiden maaltijden; 4. boodschappen doen; 5. maaltijden bereiden; 6. schoonmaken; 7. kleding reinigen; 8. licht poetswerk in huis; 9. dieren verzorgen. 2.5. Is de woning adequaat in relatie tot de beperkingen. Is aanpassing van een hulpmiddel noodzakelijk?
NB: wanneer de sociale redzaamheid in het algemeen in het geding is zal naast hulp bij het huishouden OB aangewezen zijn; wanneer de sociale redzaamheid door gerichte training kan worden vergroot is (ook) AB aangewezen. Hierover is afstemming met het CIZ noodzakelijk
Biedt woningaanpassing of een woonvoorziening een oplossing? > ja, in kader integrale benadering dient aanvraag individuele voorziening woningaanpassing ingenomen te worden.
NB. Vooral bij combinatie 2.4.2+2.4.3 Zijn er algemene voorzieningen waar een beroep op kan worden gedaan
Biedt een hulpmiddel een oplossing? > aanvraag ind.voorziening Wmo of bestaat mogelijk aanspraak op andere wettelijke regeling (bijv. regeling hulpmiddelen.1996, dan verwijzing) Biedt een gebruikelijke voorziening (droogtrommel etc) een oplossing? Ja > er is geen grondslag voor een indicatie hulp bij het huishouden Nee, gedeeltelijk > ga door naar 2.6. Biedt een algemene voorziening een oplossing? Ja> er is geen grondslag voor een indicatie hulp bij het huishouden. Nee, gedeeltelijk > ga door naar 2.6
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
14
2.6. Is de doelstelling het voorkomen of compenseren van het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden. 2.7. Gezinssamenstelling
2.8 Gebruikelijke Zorg
Ja > ga door naar 2.7. Nee > er is geen indicatie. Alleenstaand? > ga door naar 2.9. Alleenstaand ouder met kinderen < 12? > ga door naar 2.9. Alleenstaand ouder met kinderen tussen 12-18? > ga door naar 2.8.1. Volwassen huisgenoten, met/zonder kinderen? > ga door naar 2.8.2. Zie protocol Gebruikelijke Zorg. Ja > ga door naar 2.10.
2.8.1. kan er sprake zijn van gebruikelijke zorg door volwassen huisgenoten? 2.8.3 is er sprake van gebruikelijke zorg door de ouders voor hun kinderen?
2.9. Is er sprake van bereidheid, beschikbaarheid en vrijwilligheid van de mantelzorg buiten cliëntsysteem? 2.10 Is er sprake van overbelasting en dreigende uitval?
2.8.3. Ja: de zorg en opvang van kinderen, ga door naar 2.10. 2.8. Nee > ga door naar 2.9.
Ja > ga door naar 2.10. Nee > ga door naar 2.11. Bij gebruikelijke zorg > medische onderbouwing. Bij mantelzorg > uitspraak mantelzorger/cliënt. Nee > geen indicatie voor dat deel dat vrijwillig wordt voortgezet. Ja > ga door naar 2.11.
2.11. Oplossingsrichtingen: 2.11.1. Er bestaat een noodzaak aan training, instructie. 2.11.2 Er bestaat een noodzaak aan toezicht en/of sturing. 2.11.3. De noodzaak bestaat tot het overnemen van taken.
2.11.1 > hulp bij het huishouden evt in combinatie met AB, of alleen AB 2.11.2 > hulp bij het huishouden evt. in combinatie met OB, of alleen OB 2.11.3. > (deels) overnemen.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
15
3. Normering huishoudelijke taken in minuten 6 . 3.1. Huishoudelijke werkzaamheden Voor hulp bij het huishouden zijn standaardindicaties ontwikkeld die zijn opgenomen in bijlage 1. In deze paragraaf wordt per activiteit een normtijd aangegeven. 3.1.1. Boodschappen voor het dagelijkse leven doen
TOTAAL 1 maal per week
60 mm |*er week
Boodschappenlijst samenstellen Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks
Factoren meer/minder hulp: Indien het cliëntsysteem bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen < 12 jaar, kan er 2x per week boodschappen worden geïndiceerd; +30 min, wanneer afstand tot de winkels groot is, 3.1.2. Maaltijdverzorging: broodmaaltijd (bereiding broodmaaltijd/warme maaltijd) TOTAAL warm Brood S minuten per keer Broodmaaltijd klaarzetten Tafel dekken en afruimen Koffie/thee zetten Afwassen (machine - handmatig) Eten bereiden
voorbereiden koken
Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad Afwassen en opruimen
Factoren meer/minder hulp Aanwezigheid kinderen < 12 jaar: + 20 min per keer.
6
De normtijden zoals die hier worden gepresenteerd zijn afgeleid van de in de indicatiepraktijk van het CIZ gebruikelijke. Deze normeringen zijn van oorsprong ontwikkeld binnen de setting van de thuiszorg.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
16
3.1.3. Licht poetswerk in huis: kamers opruimen TOTAAL Activiteit
60 - 90 minuten per week Afwassen, indien geen maaltijdvoorbereiding is geïndiceerd Handmatig: 1 5 - 3 0 minuten per keer Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer Hand en spandiensten Opruimen
Totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het cliëntsysteem: 1 5 - 4 0 minuten per keer
Stof afnemen/ragen Bedden opmaken
Factoren meer/minder hulp PG problematiek/communicatieproblemen. Aantal kinderen onder de 12. Huisdieren: bij allergie: eerst sanering. Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning. Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen. Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een cliëntsysteem zonder kinderen max. 20 min per keer, voor een cliëntsysteem met kinderen < 12 max. 30 min per keer. Frequentie: In principe max. 3 maal per week 20-30 min. extra Dit betekent dat iemand die naast overname zwaar huishoudelijk werk 1.5 ook overname van licht huishoudelijk werk 1.4 nodig heeft, in de praktijk één klasse boven de klasse voor 1.5 uitkomt. Dus klasse 2 (klein huis, tot 3 kamers/seniorenwoning/ 1 persoon) of 3 (groot huis/3 kamers of meer/ tweepersoons huishouden) 3.1.4. Huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken
benodigde ondersteuning is onder meer afhankelijk van de grootte en inrfe&ting van de woning, daadwerkelijk gebruik van de kamers dan wei van de aanwezigheid van een extra persoon.
1 persoonshaisli0Uden
Stofzuigen Schrobben dweilen soppen: sanitair en keuken Bedden opmaken/verschonen Opruimen huishoudelijk afval
Factoren meer /minder hulp: zie ook onder 3.1.3. Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
17
In grote woningen met hoge bezettingsgraad, vervuilingsgraad, COPD problematiek7 of aanwezigheid van jonge kinderen meer urenmet een maximum van 1,5 uur reëel. Verzorgen van huisdieren valt in niet onder de HV. Frequentie: Met de genoemde verrichtingen worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.
3.1.5. Verzorging kleding/linnengoed 1 pers. 60 min per week 2 pers. 90 min per week
TOTAAL
Kleding en linnengoed sorteren en wassen in de wasmachine Centrifugeren, ophangen, afhalen, Was drogen in droogmachine Vouwen, strijken, (alleen bovenkleding) opbergen Ophangen/afhalen wasgoed
Factoren meer minder werk - Aantal kinderen < 16 jaar + 30 min per kind per week. Bedlegerige patiënten + 30 min. Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.:+ 30 min. Frequentie: eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3x per week.
3.2. Organisatie van het huishouden 3.2.1. Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en Anderen helpen bij het bereiden van maaltijden De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen. TOTAAL
Tot ïiiax. vaa 49 war aanvultentl op Wassen en aankleden Hulp bij het eten en/of drinken Maaltijd voorbereiden Sfeer scheppen, spelen Opvoedingsactiviteiten
7
Na sanering
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
18
Factoren meer/minder werk Aantal kinderen -/+• Leeftijd kinderen -/+• Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten. Aanwezigheid gedragsproblematiek +. Samenvallende activiteiten8 -. Afhankelijk van de situatie, indien kinderen < 6 jaar gecombineerd met hulp bij het huishouden activiteiten tot een max. omvang van 40 uur per week. 3.2.2 Dagelijkse organisatie van het huishouden TOTAAL Administratieve werkzaamheden t.b.v. klant9 Organisatie huishoudelijke activiteiten Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden
Factoren meer/minder werk: Communicatieproblemen. Aantal huisgenoten, vooral kinderen < 16. (psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden. Frequentie 1 x per week klasse 1-2.
3.3 Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische-stoornissen 3.3.1. Psychosociale begeleiding, tevens observeren
Totaal
i minutan p& w«ek
Formulieren doelen/bijstellen met betrekking tot het huishouden Helpen handhaven/verkrijgen/herverkrijgen structuur in het huishouden Helpen handhaven vergroten van zelfredzaamheid m.b.t. budget Begeleiden ouders bij opvoeding kinderen10 Begeleiding kinderen11
8
Activiteiten die tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd. Denk ook op de 80-20 regel die geldt voor activiteiten die tot meerdere functies kunnen worden gerekend. 9
Alleen in combinatie met andere huishoudelijke activiteiten, valt bij beperkt regelvermogen onder OB.
10
Eerst mate van gebruikelijke zorg bepalen; vervolgens overlap met OB en Jeugdzorg.
11
Idem.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
19
3.3.2. Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden TOTAAL
30 minuten per keer
Instructie omgaan met hulpmiddelen Instructie licht huishoudelijke werk Instructie textielverzorging boodschappen doen koken
Factoren meer/minder werk: Communicatieproblemen +. Frequentie: 3 x per week max. 6 weken
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
20
4. Veelgestelde vragen 4.1.
Maaltijdverzorging en boodschappen doen in de Wmo
Maaltijdbereiding en boodschappen is geen structureel onderdeel van hulp bij het huishouden. Cliënten moeten voor de maaltijdbereiding en boodschappen in eerste instantie een beroep doen op de eventueel aanwezige -volwassen, gezonde- huisgenoten (gebruikelijke zorg). Als dezen door beperkingen in het zelfzorgvermogen de warme maaltijd niet kunnen verzorgen, moet worden nagegaan welke mogelijkheden mantelzorg, vrijwilligers en voorliggende of algemeen gebruikelijke voorzieningen bieden. Te denken valt aan kant en klaarmaaltijden, gemeentelijke maaltijdvoorziening, boodschappendiensten of bezorging aan huis. Indien voorliggende voorzieningen niet tegemoet kunnen komen aan de eisen van een, door een arts voorgeschreven, dieet, kan deze taak in de thuissituatie worden geïndiceerd. In leefeenheden met jonge (<12 jr. ) kinderen kan in een crisissituatie voor een beperkte periode, in combinatie met activiteit 2.1. een indicatie gesteld worden. Als de huisgenoten door onvoldoende kennis of vaardigheden niet in staat zijn om te koken, wordt hen aangeboden om het koken te leren. Keuze is dan: 1 2 3 4 5 4.2.
Voorliggende voorzieningen en mantelzorg zijn niet adequaat. Het gaat om het voorbereiden van de warme maaltijd. In principe beperkt tot max. 3 keer per week. Max. drie maanden in tijd van crisis. Aanleren gaat voor overnemen. Hulp in een gezin met een gehandicapt kind
Bij ondersteuning van de verzorgende ouder(s) van een gezin met een gehandicapt kind geldt, dat geïnventariseerd wordt wat gezien de leeftijd van het kind tot de gebruikelijke ouderlijke zorgplicht behoort en waarin de ouder(s) dus extra zorg leveren. Van deze extra zorg wordt van de ouders gevraagd welke zorg ze bereidt zijn vrijwillig te blijven leveren, zonder dat er overbelasting dreigt. Voor dat deel wordt dan geen indicatie gegeven. Daarnaast wordt onderzocht op welke gebieden zij ondersteuning vanuit de Wmo nodig hebben. Uitruil is wettelijk niet meer mogelijk. Mogelijk dat toch een aantal praktische afspraken met het ClZ/Zorgkantoor gemakt kunnen worden. 4.3.
Kinderverzorging en -opvang bij gehandicapte, chronisch zieke ouder
Als de ouder in een éénoudergezin uitvalt, gehandicapt is of raakt en er op basis van grondslag en beperkingen een noodzaak bestaat tot kinderverzorging en -opvang wordt deze geïndiceerd volgens de normering. De opvang voor kinderen behoort in principe tot gebruikelijke zorg. De verzorging kan leiden tot een aanspraak. Van de ouder(-s) mag verwacht worden maximaal te zoeken naar mogelijkheden de opvang zelf te regelen, bijvoorbeeld: kinderopvang, van en naar school brengen etc. Wanneer -voor het deel dat niet anders kan worden geregeld/gefinancierd- hulp bij het huishouden is geïndiceerd, kan dat langdurig noodzakelijk zijn. Herindiceren is aan de orde in relatie tot leeftijd kinderen en verandering van omstandigheden. Een chronisch ziek, gehandicapt gezinslid kan een grote belasting betekenen voor een gezin. Ook bij twee ouders is het risico op overbelasting van de gezonde verzorgende ouder groot; dit kan leiden tot een indicatie voor hulp bij het huishouden ter ontlasting. Onderzoek altijd de dreiging van overbelasting.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
21
4.4. Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke zorg voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten. Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een éénoudergezin. 4.5. Verzorging kleding en linnengoed Huisgenoten worden geacht de was te doen (gebruikelijke zorg). Indien er geen huisgenoten aanwezig zijn, dient te worden onderzocht of in redelijkheid geen beroep mogelijk is op andere mantelzorgers. Kan op bovenstaande voorzieningen geen beroep worden gedaan dan kan er een indicatie voor hulp bij het huishouden zijn, uitsluitend in combinatie met andere activiteiten. Activiteit 1.0. 4.6. Indicatie voor verblijf
4.7. Hulp bij het huishouden in relatie tot begeleid wonen HV in het RIBW en gezinsvervangend tehuis (GVT): voor het ondersteunen van een cliënt in het uitvoeren van huishoudelijke taken in de setting van een RIBW zal naar de aard van de problematiek vooral OB worden geïndiceerd. Indien overname van taken aan de orde is, gaat het om hulp bij het huishouden . Zie ook 1.4. Indien het bewoners betreft van AWBZ gefinancierde instelling, dan valt hh onder de AWBZ. Wonen bewoners "zelfstandig"dan is het Wmo. 4.8. Hulp bij het huishouden in terminale situaties. In terminale of andere chronische situaties waarin mantelzorgers zwaar belast worden met zorgtaken kunnen de normeringen betreffende gebruikelijke zorg soepeler worden gehanteerd. Het overnemen van huishoudelijke taken indien een partner terminaal is, is in grote mate ontlastend voor de andere partner. . 4.9. hulp bij het huishouden bij huisstofmijtallergie Bij allergie voor huisstofmijt zal er advisering rond het saneren van de woning plaatsvinden door de daartoe bevoegde instanties, i.c. de CARA/COPD verpleegkundige (VP AIV). Een vraag naar hulp bij het huishouden zal dus pas aan de orde zijn wanneer sanering van de woning reeds heeft plaatsgevonden. Voor het stofvrij houden van de woning kan 2 uur extra worden geïndiceerd. Vanuit integrale beoordeling is hier dus mogelijk eerst de individuele voorziening woningsanering/woningaanpassing aan de orde. Dit dient afgewogen te worden.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
22
Bijlage 1. Op weg naar standaardisatie hulp bij het huishouden Tijdnormering Huishoudelijke hulp Let op: tijdnormering is indicatief. Altijd individuele afweging maken. Als er reden is om af te wijken van deze normeringen, kan dat, mits onderbouwd, altijd.
Hulp bij het huishouden alleenstaande (seniorenwoning/flat)
1.1
Activiteiten Boodschappen doen voor het dagelijks leven
Minuten 60 p week
tiran 1u
1.2
Broodmaaltijd bereiden
15 p keer
Iu45
1.3
Warme maaltijd bereiden
30 p keer
3u30
1.4
Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc)
60 p week
lu
1.5
Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)
90 p week
lu30
1.6
De was doen (kleding/linnengoed wassen)
60 p week
lu
1.7
Huishoudelijke spullen in orde houden
-
Nr.
Veel voorkomende combinaties
minuten
uren
1.4 + 1.5
licht + zwaar
150
2u30
1.4 + 1.6
licht + was
120
2u
1.5 + 1.6
zwaar + was
150
2u30
1.4 + 1.5 + 1 6
licht + zwaar + was
210
3.u30
1.2 + 1.4 + 1 5 +1.6
brood (7x) + licht + zwaar + was
315
5ul5
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
23
Hulp bij het huishouden alleenstaande (eengezinswoning)
1.1
Activiteiten Boodschappen doen voor het dagelijks leven
Minuten 60 p week
Uren lu
1.2
Broodmaaltijd bereiden
15 p keer
Iu45
1.3
Warme maaltijd bereiden
30 p keer
3u30
1.4
60 p week
lu
1.5
Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc) Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)
180 p week
3u
1.6
De was doen (kleding/linnengoed wassen)
60 p week
1u
1.7
Huishoudelijke spullen in orde houden
-
Nr.
Veel voorkomende combinaties 1.4 + 1.5 licht + zwaar
minuten
uren
240
4u
1.4 + 1.6
licht + was
180
3u
1.5 + 1.6
zwaar + was
240
4u
1.4 + 1.5 +1.6
licht + zwaar + was
300
5u
1.2 + 1.4 +1.5 +1.6
brood (7x) + licht + zwaar + was
405
6u45
Hulp bij het huishouden twee-/meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang) Activiteiten Boodschappen doen voor het dagelijks leven
Minuten 60 P week (evt + )
Uren
1.1 1.2
Broodmaaltijd bereiden
15 P keer(evt + )
Iu45
1.3
Warme maaltijd bereiden
30 P keer(evt + )
3u30
1.4
60 p week (evt + )
lu30
1.5
Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc) Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)
180 p week (evt+ )
3u
1.6
De was doen (kleding/linnengoed wassen)
90 P week
lu30
1.7
Huishoudelijke spullen in orde houden
-
Nr.
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
lu
24
Veel voorkomende combinaties 1.4 -l- 1.5 licht + zwaar
minyten 270
uren 4u30
1.4 -l- 1.6
licht + was
180
3u
1.5 -t- 1.6
zwaar + was
270
4u30
1.4 -f 1.5 +1.6
licht + zwaar + was
360
6u
1.2 -f 1.4 +1.5 + 1.6
brood (7x) + licht + zwaar + was
465
7u45
'evt + ' houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere Ieefeenheden, aanwezigheid van kleine kinderen, extra bewassing etc
Hulp bij het huishouden overige activiteiten alleenstaanden/ twee- of meerpersoons Ieefeenheden Nr, 2.1
Activiteiten Anderen helpen in huis met zelfverzorging
2.2
Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd
2.3
Dagelijkse organisatie van het huishouden
Minuten Tot max 40 uur per week Tot max 40 uur per week 30 p week
Beleidsregels indicatiestelling Hulp bij het huishouden Hoogeveen maart 2008 concept
Uren
0u30
25
Beleidsregels gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden
Concept maart 2008 Gemeente Hoogeveen
Voorwoord Deze beleidsregels zijn -een hulpmiddel bij het indiceren voor hulp bij het huishouden. Met de invoering van de Wmo op 1 januari 2007 gaat de uitvoering van de Huishoudelijke Verzorging over naar gemeenten. Huishoudelijke Verzorging in de AWBZ komt daarmee te vervallen. Persoonlijke,ondersteunende en activerende begeleiding OB/AB blijven nog wel bestaan binnen de AWBZ. De beleidsregels bevatten een nadere definiëring en normering van wat gebruikelijke zorg is en verduidelijkt daarmee de zorg die niet valt binnen de aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
Inhoudsopgave
1. Plaatsbepaling gebruikelijke zorg 1.1 Gebruikelijke zorg in relatie tot hulp bij het huishouden vanwege de ondersteuning vanuit de Wmo 1.2 Gebruikelijke zorg en mantelzorg 1.3 De omgeving als wegingsfactor 1.4 Status van het indicatiebesluit 1.5 Status van dit protocol
5 6 6 7 7
2. Definities en algemene uitgangspunten. 2.1 Aanvrager 2.2 Gezamenlijke huishouden 2.3 Huisgenoot 2.4 Een- en meerpersoonshuishouden 2.5 Maatschappelijke participatie 2.6 Culturele diversiteit 2.7 PGB en mantelzorg 2.8 Betrekken van huisgenoten/mantelzorgers bij het indicatieonderzoek... 2.9 Gemotiveerd afwijken 2.10 Cliëntsoevereiniteit
8 8 8 8 8 9 9 9 9 9 10
3. Richtlijnen voor de indicatiestelling voor ondersteuning vanuit de Wmo bij het bepalen van gebruikelijke zorg 3.1 Ondersteuning vanuit de Wmo aanvullend op eigen mogelijkheden 3.2 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting 3.3 Fysieke afwezigheid 3.4 Korte levensverwachting 3.5 Telefonisch indiceren
11 11 11 12 12 12
4. Gebruikelijke zorg naar functie 4.1 Huishoudelijke verzorging 4.1.1 Doel huishoudelijke verzorging 4.1.2 Leefeenheid primair verantwoordelijk 4.1.3 Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar 4.1.4 Indicatie voor het aanleren van huishoudelijke activiteiten 4.1.5 Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van één van de ouders 4.1.6 Uitval van ouder in éénoudergezin 4.1.7 Bijdrage van kinderen aan het huishouden 4.1.8 Hoge leeftijd en trainbaarheid
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
5
13 13 13 13 13 14 14 15 15 15
5. Voorliggende voorzieningen 5.1 Wettelijk voorliggende voorzieningen 5.2 Algemeen gebruikelijke voorziening Bijlage 1 Het onderzoeken van overbelasting Bijlage 2 Over wegen en overwegen
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
16 16 16 17 20
1. Plaatsbepaling gebruikelijke zorg 1.1 Gebruikelijke zorg in relatie tot hulp bij het huishouden vanwege ondersteuning vanuit de Wmo De Wmo verschilt sterk van de AWBZ. In de Wmo vervalt het verzekerd recht op zorg. In plaats daarvan is een compensatieplicht in de wet opgenomen. Omschrijving compensatieplicht: Wet Wmo Artikel 4 lid 1. 1.
Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
2.
Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en Wethouders rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorziening, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
In de Wmo verordening van de gemeente Hoogeveen staat bij hoofdstuk 1 Algemene bepalingenartikel 1 n: Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend. Hoofdstuk 3 'Hulp bij het huishouden' artikel 10 gebruikelijke zorg: In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder g onderdeel 4,5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten Onder vorenbedoelde zorg zijn begrepen voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid of strekkende tot verbetering van levensomstandigheden, alsmede maatschappelijke dienstverlening. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aard, inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat, geregeld; daarbij kunnen met betrekking tot de inhoud en omvang van de desbetreffende zorg beperkingen worden gesteld. Het bepalen van aard en omvang van gebruikelijke zorg in relatie tot een eventuele aanspraak op hulp vanwege ondersteuning vanuit de Wmo heeft alleen betrekking op de functie hulp bij het huishouden
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
1.2 Gebruikelijke zorg en mantelzorg In relatie tot ondersteuning vanuit de Wmo is het van belang de term gebruikelijke zorg goed te onderscheiden van het begrip mantelzorg. Gebruikelijke zorg en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Gebruikelijke zorg is per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.
Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg komt na gebruikelijke zorg. Binnen een leefeenheid is er nooit sprake van mantelzorg als het gaat om het functioneren van het huishouden, maar betreft het altijd gebruikelijke zorg Als de mantelzorger van buiten de leefeenheid komt, kan het functioneren van het huishouden deel uitmaken van de mantelzorg. Om een mantelzorger te ondersteunen kan er een beroep worden gedaan op de gemeente op basis van de compensatieplicht uit de Wmo. Concreet betekent dit dat bij dreigende overbelasting van de mantelzorger, ondersteuning kan worden geboden bij het functioneren van het huishouden. 1.2.1. Uitzonderingen 1. Voorzover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om deze handelingen ten behoeve van verzekerde uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren wordt van hen geen bijdrage verwacht. 2. Voorzover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht. Daarbij geldt het volgende: a. Eventuele (dreigende) overbelasting staat toepassing van deze beleidsregel niet in de weg, wanneer er voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden zijn om de overbelasting op te heffen. b. Voorzover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke zorg in combinatie met een fulltime4 school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke zorg voor op die maatschappelijke activiteiten. 3. Voorzover dit in verband met een levensverwachting van de verzekerde van korter dan drie maanden niet redelijk zou zijn, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
1.3 De omgeving als wegingsfactor De fysieke en sociale omgeving zijn van invloed op de zorgbehoefte van de zorgvrager. Huisgenoten, andere naasten en verwanten van de zorgvrager kunnen zowel in positieve als in negatieve zin de zorgbehoefte beïnvloeden. Zij kunnen zelf zorg behoeven (kleine kinderen, een gehandicapte huisgenoot/familielid), zij kunnen ook verlichting geven en bijdragen aan te verrichten taken (gezonde volwassenen). In het indicatieonderzoek naar beperkingen en participatieproblemen van zorgvragers zal altijd de fysieke en sociale omgeving van de vrager meegenomen worden in de afweging. In geval er voor de zorgvrager mantelzorg vrijwillig beschikbaar is kan dat deel van de zorgaanspraak buiten het indicatiebesluit blijven omdat daar geen hulp bij het huishouden vanuit de ondersteuning in de Wmo voor ingezet hoeft te worden. De mantelzorger voorziet al in die hulp en de indicatiesteller weegt dat mee in het opstellen van het indicatiebesluit. Welke zorg de mantelzorger op zich neemt en in welke omvang is, in overleg met de zorgvrager, uitsluitend en alleen aan de mantelzorger zelf om te bepalen. Het meewegen van de mantelzorg betekent ook dat de indicatiesteller nagaat of voor een deel van de mantelzorg alsnog ondersteuning vanuit de Wmo geïndiceerd moet worden ter ondersteuning van de mantelzorger zodat die regelmatig tijdelijk ontlast wordt. In geval er voor een zorgvrager geen mantelzorg beschikbaar is of mantelzorg wegvalt, wordt dus ondersteuning vanuit de Wmo geïndiceerd.
1.4 Status van het indicatiebesluit Sinds 1 oktober 2002 geeft het indicatieorgaan niet meer een advies aan het zorgkantoor, maar een beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Per die datum geeft het indicatiebesluit, afgegeven door het CIZ, direct recht op de in de beschikking genoemde zorg, hetzij in de vorm van Zorg In Natura (ZIN), hetzij in de vorm van een Persoonsgebonden Budget (PGB). Bij de invoering van de Wmo op 1 januari 2007 is het een taak van de gemeente de indicatie voor hulp bij het huishouden vast te stellen. Of deze hulp in natura of in de vorm van een budget zal worden afgenomen door de hulpvrager doet voor de indicatiestelling niet terzake. 1.5 Status van deze beleidsregels In deze beleidsregels heeft de gemeente de richtlijnen uitgewerkt die de indicatiestellers dienen te hanteren als bij het bepalen van de aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo tevens aan de orde is het beoordelen van hetgeen van huisgenoten onderling kan worden verwacht aan zorg van en voor elkaar. De gemeente houdt de mogelijkheid, in geval toepassing van de richtlijnen in concrete gevallen tot kennelijke onbillijkheid leidt, om zelf en waar nodig te besluiten dat van de richtlijnen moet worden afgeweken.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
2. Definities en algemene uitgangspunten 2.1 Aanvrager De aanvrager is degene die een gezondheidsprobleem heeft en daardoor beperkingen ondervindt in de zelfredzaamheid. Ook wanneer ondersteuning wordt gevraagd in het functioneren van het huishouden door een ander dan de aanvrager (zoals de echtgenote of de ouder), is degene met het gezondheidsprobleem de aanvrager. De aanvrager hoeft niet altijd de indiener van het verzoek om ondersteuning te zijn; hij/zij moet wel altijd instemmen met het verzoek om ondersteuning, tenzij er sprake is van handelingsonbekwaamheid. 2.2 Gezamenlijke huishouding De definitie van gezamenlijke huishouding is opgenomen in de wet Wmo art. 1 lid 4: Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee of meer personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Lid 5: Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en: a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld, b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander, c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouden krachtens een geldend samenlevingscontract, of zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar de aard en strekking overeenkomstig met de gezamenlijke huishouding , bedoeld in het vierde lid. 2.3 Huisgenoot Een persoon met wie de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert. 2.4 Eén- en meerpersoonshuishouden Indien de zorgvrager deel uitmaakt van een leefeenheid bestaande uit meerdere personen (meerpersoonshuishouden) moet de indicatiesteller vaststellen wat, gezien de samenstelling van die leefeenheid, in dat geval verstaan wordt onder gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar. Pas dan kan het indicatieorgaan besluiten op welke ondersteuning vanuit de Wmo de zorgvrager redelijkerwijs is aangewezen. In geval zorgvrager een eenpersoonshuishouden voert is er geen sprake van gebruikelijke zorg.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
2.5 Maatschappelijke participatie Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan en/of opleiding een huishouden te kunnen voeren. In geval van een meerpersoonshuishouden staat het hebben van een normale baan en/of het volgen van een opleiding per definitie het leveren van gebruikelijke zorg niet in de weg. Gebruikelijke zorg gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie (zie ook § 3.4). 2.6 Culturele diversiteit Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een pluriforme samenleving waarin een ieder gelijke aanspraken op ondersteuning vanuit de Wmo kan maken 2.7 PGB en mantelzorg Bij het vaststellen van de zorgbehoefte wordt rekening gehouden met wat van een huisgenoot kan worden verwacht in het kader van gebruikelijke zorg. Voor dat deel is er -in principe- geen aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo. Wanneer een huisgenoot of partner mantelzorg verleent en de zorgvrager voor dat deel van de zorg een aanvraag indient, kan er een aanspraak zijn. Of de huisgenoot de zorg vervolgens zelf gaat uitvoeren met behulp van een PGB speelt geen rol bij de indicatiestelling, mits daardoor de mantelzorger niet overbelast wordt 2.8 Betrekken van huisgenoten/mantelzorgers bij het indicatieonderzoek Indien er sprake is van huisgenoten, die gebruikelijke zorg dan wel mantelzorg leveren, is het zaak dat de indicatiesteller die huisgenoten waar mogelijk persoonlijk hoort in het kader van het indicatieonderzoek. Op die manier kan de indicatiesteller correct inventariseren welke taken de huisgenoot/mantelzorger uitvoert en hoe hij/zij de belasting van deze taken ervaart in relatie tot zijn/haar maatschappelijke participatie. Ook - of juist - wanneer het gaat om min of meer gebruikelijke zorg en de inzet van de huisgenoot, vereist de zorgvuldigheid dat deze wordt gehoord. Een externe mantelzorger wordt in principe alleen op verzoek van de zorgvrager gehoord in het indicatieonderzoek. 2.9 Gemotiveerd afwijken Indien er sprake is van een zorgvraag waarvan de indicatiesteller objectief heeft vastgesteld dat het gaat om zorg die valt onder de eigen verantwoordelijkheid van het huishouden dan wel om zorg die vrijwillig door mantelzorg wordt geleverd, kan conform dit document worden vastgesteld dat er geen grondslag voor ondersteuning vanuit de Wmo is. Wanneer een dergelijke vaststelling voor de indicatiesteller als professional tot kennelijke onredelijkheid en/of onbillijkheid leidt gezien de situatie van de zorgvrager, kan en moet de indicatiesteller (gemotiveerd) van deze richtlijn afwijken. Waar nodig met toepassing van de hardheidsclausule door B&W.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
2.10 Cliëntsoevereiniteit Een van de basisprincipes van de Wmo is de cliëntsoevereiniteit. Hiermee wordt bedoeld, dat de wens van de zorgvrager ten aanzien van de vraag van wie hij zorg wenst te ontvangen, leidend dient te zijn bij de (indicatie en) hulprealisatie. Een hulpvrager heeft vanuit dat perspectief zeggenschap in de hulpverlening. In het verlengde daarvan kan hij niet zonder meer verplicht worden (persoonlijke) hulp van de partner/huisgenoot te aanvaarden. Of er vervolgens aanspraak is op ondersteuning vanuit de Wmo hangt af van de uitkomst van de indicatiestelling.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
10
3. Richtlijnen voor de indicatiestelling hulp bij het huishouden ondersteuning bij het bepalen van gebruikelijke zorg in relatie tot ondersteuning vanuit de Wmo 3.1 Ondersteuning vanuit de Wmo aanvullend op eigen mogelijkheden Ondersteuning vanuit de Wmo is aanvullend op de mogelijkheden die de zorgvrager heeft om op eigenkracht zijn probleem op te lossen. Dit is terug te vinden in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning Artikel 2: Er bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat Wanneer een zorgvrager in zijn hulpvraag voorziet met eigen middelen, en dat niet op eigen kosten wenst te continueren, is er, wanneer daartoe aanleiding bestaat, een aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo. Dit doet zich bv. voor wanneer een zorgvrager particuliere hulp in dienst heeft, of wanneer een zorgvrager op eigen kosten in een beschermende woonomgeving woont. Deze op eigen kosten getroffen voorzieningen zijn NIET voorliggend op ondersteuning vanuit de Wmo. Vervolgens moet bekeken worden of voorliggende voorzieningen een oplossing kunnen bieden voor het zorgprobleem. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar wettelijk voorliggende voorzieningen en voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Zie bijlage 1. Wettelijke voorliggende voorzieningen zijn afdwingbaar terwijl bij algemeen gebruikelijke voorzieningen moet worden nagegaan of deze voorziening ook werkelijk beschikbaar is en adequaat is ingeval van de cliënt. 3.2 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting Een indicatiesteller kan besluiten dat een huisgenoot of partner geen gebruikelijke zorg kan leveren als deze zodanige gezondheidsproblemen heeft dat de indicatiesteller redelijkerwijs moet concluderen dat de betreffende taken niet door hem uitgevoerd kunnen worden. Een indicatiesteller moet altijd onderzoeken of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke zorg, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Wanneer partner of huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd. De gemeente moet zich daar dan een geobjectiveerd oordeel over vormen. Waar nodig zal hiervoor een nader medisch advies gevraagd worden. Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een indicatie te geven voor gebruikelijke zorg. In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
11
taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen. 3.3 Fysieke afwezigheid Indien de huisgenoot van een zorgvrager vanwege zijn/haar werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee bij de indicatiestelling uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van ten minste vijf etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van ten minste vijf etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke zorg worden geleverd. 3.4 Korte levensverwachting In geval de zorgvrager een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de leefeenheid van de zorgvrager afgeweken worden van de normering van gebruikelijke zorg.
3.5 Telefonisch indiceren Uitgangspunt is indicatie zal plaatsvinden via een huisbezoek. Een aanvraag mag nooit telefonisch worden afgehandeld wanneer de zorgvrager het - ook na uitleg- niet eens is met de uitkomst. Ook is het mogelijk dat de zorgvrager zelf aangeeft af te willen zien een huisbezoek.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
12
4. Gebruikelijke zorg naar functie 4.1 Hulp bij het huishouden 4.1.1 Doel hulp bij het huishouden Hulp bij het huishouden is aangewezen wanneer disfunctioneren van de leefeenheid als gevolg van gezondheidsproblemen van (één van) de verzorgende (leden) dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (gezondheidsrisico's, persoonlijke verzorging, voeding en vocht) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. Het doel van huishoudelijke verzorging kan dan zijn het schoonhouden van het huis en/of het verrichten van de dagelijks voorkomende huishoudelijke activiteiten, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. (Zie verder protocol hulp bij het huishouden ) 4.1.2 Leefeenheid primair verantwoordelijk De leefeenheid van een zorgvrager die een beroep doet op ondersteuning vanuit de Wmo blijft altijd primair verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden. Dat betekent dat van een leefeenheid wordt verwacht dat, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen die leefeenheid. 4.1.3 Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken. Het verzorgen van -overigens gezonde- kinderen valt ook onder de functie hulp bij het huishouden . • Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen; • Wel-uitstelbare taken zijn boodschappen doen, wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen. Taken van een 18-23 jarige Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een eenpersoonshuishouden zijn: • • • • • •
schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
13
Te normeren naar 1 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 1.5 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden. 4.1.4 Indicatie voor het aanleren van huishoudelijke activiteiten Redenen als 'niet gewend zijn om' of'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen1 verrichten' leiden niet tot een indicatie voor het overnemen van huishoudelijke taken. Indien hiervoor motivatie aanwezig is- kan er een indicatie worden gesteld voor 6 weken zorg voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden. Afstemming met de functies OB/AB in het kader van de AWBZ is noodzakelijk. 4.1.5 Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende
ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel in de Wmo. Voor de verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel een beroep op ondersteuning vanuit de Wmo gedaan worden. Eigen oplossingen gaan voor
Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiesteller onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk dan dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van ) crèche, opvang op school, buitenschoolse opvang, gastouder ed. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen is redelijk, onafhankelijk van de financiële omstandigheden. Voorkomen van crisis en ontwrichting
Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan de functie huishoudelijke verzorging worden ingezet.
1
In de zin van " niet geleerd hebben"
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
14
Structurele opvang van kinderen is geen taak binnen de Wmo. Niet-structurele opvang van kinderen kan alleen bij ontwrichting of calamiteiten tijdelijk tot ondersteuning vanuit de Wmo leiden. Verzorging van de kinderen kan zonodig tot ondersteuning vanuit de Wmo leiden 4.1.6 Uitval van ouder in éénoudergezin Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt er eerst (zie § 4.5) nagegaan wat mantelzorg opvangt, en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen. Voor oppas en opvang van gezonde kinderen is in principe geen ondersteuning vanuit de Wmo, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden. Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen tot en met 3 dagen per week is redelijk. Indien indicatiesteller zich ervan heeft vergewist dat de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind een indicatie voor hulp bij het huishouden mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (max. 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden. 4.1.7 Bijdrage van kinderen aan het huishouden In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd, psychosociaal functioneren én mogelijkheden, geen bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
4.1.8 Hoge leeftijd en trainbaarheid Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (> 75 jaar) kan, indien nodig, hulp voor die zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
15
5. Voorliggende voorzieningen Behalve gebruikelijke zorg zijn ook voorliggende voorzieningen reden om ondersteuning vanuit de Wmo te beperken of af te wijzen. De methodiek van de indicatiestelling zoals ontwikkeld in het Breed Indicatie Overleg (BIO protocol 1997) kende de volgende afwegingen: Wanneer er algemene voorzieningen zijn waarvan de hulpvrager gebruik kan maken, dan verdienen die de voorkeur boven het gebruik van bijzondere, (voorheen) sectorale voorzieningen. Bijvoorbeeld: openbaar vervoer gaat voor bijzonder vraagafhankelijk vervoer, en dit gaat weer voor op collectief aanvullend vervoer, dat weer voor gaat op vervoer gericht op een specifieke doelgroep. Dezelfde redenering gaat op voor arbeid, dagbesteding, onderwijs, welzijnsvoorzieningen, enz. Voorliggende voorzieningen zijn er in twee soorten: wettelijke en algemeen gebruikelijke. 5.1 Wettelijk voorliggende voorzieningen Wettelijk voorliggende voorzieningen zijn deels neergelegd in de Wmo en deels in andere regelgeving dan de Wmo Wanneer er wettelijke voorliggende voorzieningen zijn, dient de hulpvrager daar gebruik van te maken. Wanneer zo'n voorziening een adequate oplossing voor het probleem van de zorgvrager zou bieden, bestaat er geen aanspraak op ondersteuning vanuit de Wmo. Het is daarbij niet van belang of de voorliggende voorziening daadwerkelijk aanwezig is of niet. Er moet bij de indicatiestelling vanuit worden gegaan dat de voorliggende voorziening beschikbaar is. Het feit dat de instantie die verantwoordelijk is voor de realisatie van de voorziening in gebreke is gebleven, is geen reden dit af te wentelen op de Wmo. De afweging of voorliggende voorzieningen een adequate oplossing bieden voor het probleem van de zorgvrager is een vraag die de indicatiesteller zich stelt nadat de afweging: "Is hier sprake van gebruikelijke zorg?" heeft plaatsgevonden. 5.2 Algemeen gebruikelijke voorziening Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorliggende voorziening waarvan gebruik moet worden gemaakt als deze voorhanden is en in redelijkheid een oplossing biedt voor de zorgvraag van de zorgvrager. Hierbij moet worden gedacht aan: boodschappendienst; crèche, kinderopvang, gastouder; alarmering; maaltijdservice; financieel-administratieve ondersteuning; hondenuitlaatdienst; klussendienst. Vrijwilliger is vervangende mantelzorg Vrijwilligers moeten niet worden opgevat als een Voorliggende voorziening' maar als vervanging van mantelzorg. Dat betekent dat indien er vrijwilligers aanwezig, beschikbaar en bereid zijn om de zorg vrijwillig te (blijven) leveren, er voor dat deel geen ondersteuning is vanuit de Wmo.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
16
Bijlage 1. Het onderzoeken van overbelasting Algemeen De indicatiesteller onderzoekt altijd of er in de individuele situatie moet worden afgeweken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt, reeds overbelast dreigt te raken. In Van Dale wordt overbelasting uitgelegd als "meer belasten dan het prestatievermogen toelaat". In medische kringen praten we dan over het (on)evenwicht tussen draagkracht (= belastbaarheid) en draaglast (= belasting). Overbelasting kan veroorzaakt worden door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt het bepaald door in- en uitwendige factoren. Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: • lichamelijke conditie mantelzorger; •geestelijke conditie mantelzorger; •wijze van omgaan met problemen (coping); • motivatie voor zorgtaak; • sociaal netwerk. Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer: • omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken; • ziektebeeld en prognose; • inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de zorgvrager; • woonsituatie; • bijkomende sociale problemen; • bijkomende emotionele problemen; • bijkomende relationele problemen. Onderzoek naar de draaglast-draagkracht mantelzorger Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger overbelast is, in ander gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het indicatieonderzoek moeten worden uitgediept. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel bestaan er allerlei vragenlijsten op dat gebied en kunnen door de mantelzorger ervaren klachten duiden op overbelasting. Een recente uitspraak van het Cvz (Zknr. 23010188) leert dat het College van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid vanwege de gezondheid van de mantelzorger dienen te worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een arts. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de behandelende sector volstaan om hierover een oordeel te vormen. Dit dient dan wel onder aanwijzing van een arts te gebeuren; deze dient vervolgens ook bij het eindoordeel te worden betrokken.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
17
Bijlage 1. Het onderzoeken van overbelasting Onderzoeksvragen Hieronder volgt een reeks van vragen die de indicatiesteller zouden kunnen helpen bij het verkrijgen van een indruk over de eventuele overbelasting van de mantelzorger. • • • •
• • • • • • •
Wat zegt de mantelzorger er zelf over, hoe ervaart hij of zij het zorgen? Hoe is de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van de mantelzorger? Zijn er signalen van overbelasting: nervositeit, vermoeidheid? Heeft de mantelzorger een "uitlaatklep"? Heeft hij of zij de mogelijkheid om activiteiten buitenshuis te doen? Kan iemand zijn verhaal kwijt bij vrienden, familie of professionals? Wordt er respijtzorg geboden zodat de mantelzorger even op adem kan komen? Hoe is de relatie tussen de mantelzorger en de cliënt? Hoe stelt de cliënt zich op, veeleisend of juist dankbaar? Kan de mantelzorger grenzen aangeven en 'nee' zeggen? Is er irritatie tussen de mantelzorger en cliënt? Heeft de mantelzorger inzicht in de ziekte van de cliënt? (Als men weet dat bepaald gedrag uit de ziekte voortkomt, kan het gemakkelijker zijn dat gedrag te accepteren.) Hoeveel tijd heeft de mantelzorger? Heeft iemand een baan, een eigen gezin, een ander familielid dat zorg behoeft? Voorbeeld: een echtgenoot wordt ziek, terwijl zijn vrouw ook al voor haar ouders zorgt. Is de zorg te plannen of is er continue controle en toezicht nodig? Hoe is de prognose? (Een terminale situatie is altijd zwaar, maar een situatie die langdurig en stabiel is, kan ook veeleisend zijn.) Wat zijn de knelpunten in de zorg? Hoe is de woonsituatie? Woont men afgelegen, of in een flat zonder lift zodat de cliënt en de mantelzorger min of meer samen opgesloten zitten.
Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is. Over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate, waarin ze zich manifesteren, zal van persoon tot persoon verschillen. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen (dit is een van de redenen waarom Cvz de beoordeling hiervan bij de ClZ-arts neerlegt). Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat. Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de zorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen. Mogelijke symptomen van overbelasting zijn: • • •
Gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug Hoge bloeddruk Gewrichtspijn
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
18
Bijlage 1. Het onderzoeken van overbelasting
Gevoelens van slapte Slapeloosheid Migraine, duizeligheid Spierkrampen Verminderde weerstand, ziektegevoeligheid Opvliegingen Ademnood en gevoelens van beklemming op de borst Plotseling hevig zweten Gevoelens van beklemming in de hals Spiertrekkingen in het gezicht Verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen Ongeduld Vaak huilen Neerslachtigheid Isolering Verbittering Concentratieproblemen Dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen Rusteloosheid Perfectionisme Geen beslissingen kunnen nemen Denkblokkades Bronnen: • Een open gesprek. Indicatiestelling en mantelzorg NIZW 2000; • Nieuwsbrief adviesprocedure indicatiegeschillen Cvz, nr. 2003/3; • Assesment Scales in Old Age Psychiatry. A. Burns e.a. Martin Dunitz Ltd 1999.
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
19
Beleidsregels gebruikelijke Zorg Hoogeveen maart 2008 concept
20
Secretariaat WMO raad pa: Atlaslaanlaan 58
7904JK Hoogeveen Tel. 0630471473
Hoogeveen, 10 maart 2008
Geachte heer/mevrouw, Naar aanleiding van de stukken: - van indicatiestelling voor huishoudelijk verzorging naar indicatiestelling voor hulp bij het huishouden, Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Hoogeveen, Beleidsregels gebruikelijke zorg bij het huishouden, die wij tijdens de WMO-raad op donderdag 21 februari 2008 hebben besproken, wil ik u graag meedelen, dat wij zeer ingenomen zijn met de beleidsregels. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u mij bereiken op telefoonnummer: 0528-291776. Met vriendelijke groet, Namens de WMO-Raad
R. Salarbux Administratief medewerker WMO-raad