\l.o
Waterstaat
m
DïrËËlÊÊÊÉÊÊÊneTaal Rijkswaterstaat rËËlÊÊÊÉÊÊÊ
': -•-;m§mm ••.. ::mmsm
"m§.mss
NIET UITLEENBAAR BUITEN VERKEER EN WATERSTAAT,
s
A*****************************************5*** f Bibliotheek DWW Van der Burghweg 1 2628 CS DELFT
\
'''"•^•^^.'v.rW'.'..'
.•••;••'. 'V"^%ï'ï-.vi.;:
, het veiligheid
ffsISsËji .
•
.••:>.-ïj;i'rVj.-;-- "-..i.-.•,•;:•• y-"1-;'V-;?:ö: i V f
.-'•-••'.'
. ".'.
'
i .*;i.i.'-'-'-;V-li "r^J'^'r.ti'yi;^;'-;-^'-'!-'' -.V-j' 1 '.
1 2.0 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Inhoud Blz. Voorwoord Even voorstellen Doelstellingen Cursusprogramma
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3
1.5.4 1.5.5
2.1 2.2 2.2.1 2.3 2.4 2.5
2.6 2.7 2.8
••
Algemene inleiding
10
Inleiding Algemeen Aanleiding cursus . Totstandkoming van de cursus Inhoud cursus Theorie Praktijk Leren studeren Toetsing Studiebelasting . Literatuur
10 10 11 13 13 14 15 16 17 17 18
Afvalstoffen en het milieu
19
Inleiding Afvalstof Categorieën afvalstoffen Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat vrijkomen Afvalverwijderingsketen Het begrip 'milieu' Het begrip 'ecologie' . . Milieucompartimenten Milieuverontreiniging . . . Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudie-vragen Milieubeleid
3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1
19 20 20 24 . . 25 28 30 32 33 35 36 37 . . . . 38
Inleiding Waarom milieubeleid? Geschiedenis Doel Nationaal Milieubeleidsplan Uitgangspunten NMP met betrekking
38 39 39 40
e oranjewoud
1 •* 6
BIBLIOTHEEK Dienst Weg- en Waterbouwkunde Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015-699111
-
tJ.
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
3.4.2 3.5 3.5.1 3.5.2
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5.1 5.2. 5.3
tot afvalstoffen De aanpak door middel van integraal ketenbeheer Milieuzorg bij Rijkswaterstaat Stappenplan invoering milieuzorgsysteem Onderwerpen milieuzorgsysteem Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudie-vragen 'Leidraad afvalstoffen'
53
Inleiding De opbouw van de 'Leidraad Afvalstoffen' Stappenplan 'Leidraad Afvalstoffen' Informatie op de afvalstoffenkaarten Termen en woorden Zelfstudie-vragen Literatuur Antwoorden zelfstudie-vragen
53 54 55 59 63 64 65 66
Bronnen milieuverontreiniging
68
Inleiding Stoffen die bodemverontreiniging veroorzaken . Stoffen die waterverontreiniging veroorzaken Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudievragen
68 68 71 74 75 76
Bodem en bodemverontreiniging 6.1. 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
e
oraiijewoad
41 43 44 45 48 50 51 .x. . . 52
Inleiding Bodem Opbouw van de bodem Functies van de bodem Bodemverontreiniging Oorzaken van bodemverontreiniging Bodemverontreiniging Rijkswaterstaat Grondreinigingstechnieken Leesopdracht Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudievragen
•. . . 77 77 77 78 78 79 80 82 83 84 85 86 87
'Afvalstoffen, het milieu en uvy veiligheid'
Water en waterverontreiniging
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
Inleiding Het belang van water De waterkringloop De verschillende soorten water Waterverontreiniging Zelfreinigend vermogen van het water Rijkswaterstaat en waterverontreiniging De WVO-vergunning Botulisme Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudievragen
8
Lucht en luchtverontreiniging
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Inleiding Lucht Luchtverontreiniging Bronnen van luchtverontreiniging Effecten van luchtverontreiniging Beperken luchtverontreiniging bij Rijkswaterstaat Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudievragen
Wetgeving en procedures
9.1 9.2 9.3 9.3.1 9.4 9.4.1 9.4.2 9.4.3 9.4.4 9.4.4.1 9.4.4.2 9.4.4.3 9.4.4.4
e orcmjewoad
Inleiding Geschiedenis Ontwikkelingen in de milieuwetgeving Toekomstige wijzigingen Wet milieubeheer Inleiding Doel van de wet Structuur van de wet Kernpunten van de wet Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeleidsplannen en milieuprogramma's Afvalstoffen Coordinatieregeling Wm/Vwo
88 88 89 90 91 91 92 . 93 94 . 94 96 97 98 99
: ;
99 99 100 101 103 104 106 107 108
109 109 109 111 113 113 113 114 114 114 114 . 119 120 124
' Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.5 9.5.1 9.5.2 9.5.3 9.5.4 9.5.5 9.5.6 9.6 9.6.1 9.6.2 9.6.3 9.6.4 9.6.5 9.6.6 9.6.7 9.6.8 9.6.9 9.6.10 9.6.11 9.7 9.7.1 9.7.2 9.7.3 9.7.4 9.7.5 9.7.6 9.7.7 9.7.8
Verordening bedrijfsafvalstoffen Doel Verordening bedrijfsafvalstoffen Doelgroepen Vba Wat zijn bedrijfsafvalstoffen? Verbod op in- en uitvoer Verplichtingen voortvloeiend uit Vba Bedrijfsafval en de PMV Wet verontreiniging oppervlaktewateren Inleiding Doel Structuur Waterkwaliteitsbeheer Definities Verbodsbepalingen Uitzonderingsbepalingen Vergunningstelsel Nadere regelgeving Bevoegd gezag Controle Wvo-vergunningen Ontwerp bouwstoffenbesluit bodembescherming en oppervlaktewaterenbescherming Inleiding Doel Structuur Eisen categorie-1 bouwstoffen Eisen categorie-2 bouwstoffen Eisen bijzondere categorieën bouwstoffen Eisen grond Bepalen categorie bouwstof
134 . 134 135 135 136 136 136 137 137
9.7.9 9.7.10 9.8 9.8.1 9.8.2 9.8.2.1 9.8.2.2 9.8.2.3 9.8.3 9.8.3.1 9.8.3.2 9.8.3.3 9.8.3.4 9.8.4
Overzicht van de verschillende categorieën Interimbeleid Procedures Inleiding Procedures met betrekking tot gevaarlijk afval Wie moet melden Het meldingsformulier Waar moet gemeld worden Procedures voortvloeiend uit de Vba Registratie bedrijfsafvalstoffen Wie moet melden De formulieren Waar moet gemeld worden Procedures voortvloeiend uit het Bouwstoffenbesluit
138 139 140 140 140 141 141 141 141 143 143 143 144 144
oranjewoud
124 125 125 125 126 126 128 129 129 130 130 130 131 131 133 133 133 134 134
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.8
10 10.1 10.2 10.3
Analyse-resultaten .
144
Analyse-resultaat Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudievragen
146 147 148 149
Veiligheid
148
Inleiding Arbowet . . De Arbeidsinspectie Risico en risico-analyse Informatiemiddelen EHBO Persoonlijke beschermingsmiddelen Soorten PBM's Zelfstudievragen Literatuur
148 148 150 151 157 157 159 159 163 164
11
Beïnvloeding van aannemers
167
11.1 11.2 11.3
Inleiding Het adviesgesprek Een goed adviesgesprek .-....Fasen in een adviesgesprek Beinvloeding van aannemers in verband met veiligheid Veiligheid in verband met afvalstoffen . . Veiligheid op de werkplek Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudievragen
10.4
10.5 10.6 10.7 10.7.1
11.4
11.5 11.5.1 11.5.2
167 168 169 : . . 171 173 173 174 175 176 177
12
Milieu-aspecten in bestekken
178
12.1 12.2 12.3 12.4
Inleiding De RAW-systematiek Indeling RAW-bestek Functies van het bestek
178 179 180 182
e
oruRJewoad
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
12.4.1 12.4.2 12.4.3 12.4.4 12.5
Informatiefunctie Juridische functie Technische functie Economische functie Milieu-aspecten in bestekken Zelfstudievragen Literatuur Antwoorden zelfstudievragen
183 183 183 183 183 201 203 204
13
Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan
205
13.1 13.2 13.3 13.4 13.4.1 13.4.2 13.4.3 13.4.4 13.4.5 13.4.5.1 13.4.5.2 13.5 13.5.1 13.5.2 13.5.3 13.5.4 13.5.5 13.5.6 13.5.7 13.6 13.6.1 13.6.2 13.6.2.1 13.6.2.2 13.6.2.3 13.6.2.4 13.6.3 13.6.4 13.6.5 13.7 13.7.1 13.7.2 13.7.3
Inleiding Het ontstaan van afvalstoffen bij Rijkswaterstaat Afvalstoffen in de cursus Wegenverf, conserveringsmiddelen en straalgrit Wegenverf Thermoplastisch materiaal Milieubelasting wegenverf Conserveringsmiddelen Straalgrit Het verwijderen van wegmarkeringen Stralen van objecten Olie Soorten olie en samenstelling Olie en het milieu Risico's voor het milieu en de volksgezondheid Olie in het afvalstadium Veiligheidsaspecten Calamiteiten met olie Toepassing soorten olie-afval Bermmaaisel en slootvuil Verontreinigingen in bermgras/sloorvuil Verwerkingsmogelijkheden Composteren Groenbemesting Veevoer Storten Verwerkingskosten van bermgras/sloorvuil Opslag op dienstkringterrein Preventieve maatregelen Slib Ontstaan van baggerslib Verontreiniging van baggerslib Kwaliteitsnormen voor waterbodem^ .
205 205 206 207 208 210 211 214 215 215 216 217 217 218 219 221 222 223 225 227 227 228 228 229 229 229 230 231 231 231 232 232 234
oraüjewoad
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.7.4 13.8 13.8.1 13.8.2 13.8.3 13.8.4 13.8.5 13.8.6 13.9 13.9.1 13.9.2 13.9.3 13.9.4 13.9.5 13.9.6 13.9.7 13.10 13.10.1 13.10.2 13.10.3 13.10.4 13.11 13.11.1 13.11.2 13.12 13.12.1 13.12.2 13.12.3 13.12.4 13.12.5 13.12.6
e
oranjewoud
Gevolgen van vervuild slib voor de maatschappij Asfalt Definitie asfalt Soorten asfalt Toepassingsmogelijkheden van asfalt Milieubelasting veroorzaakt door het werken met asfalt Hergebruiksmogelijkheden van asfalt Veiligheidsaspecten in verband met het werken met asfalt Asbest Asbest in het algemeen Toepassingen asbest bij Rijkswaterstaat Uitvoeren werkzaamheden waar asbest bij vrijkomt Asbestwerk c.q. sloopplan Het afvoeren van asbesthoudend afval Gezondheidsrisico's bij het werken met asbest Beperking van het gebruik van asbest Verpakkingen en kunststof Verpakkingsmaterialen Milieubelasting door verpakking . Kunststoffen Scheiding van verpakkingsmaterialen en kunststoffen Wegenvuil Verontreinigingen in wegenvuil Opslag en verwerking/afvoer Wegenzout . . . Samenstelling wegenzout Milieuaspecten met betrekking tot wegenzout Strooimethoden Milieuaspecten met betrekking tot het strooien Opslag van wegenzout Milieuaspecten met betrekking tot zoütopslag Literatuur
235 235 235 235 237 238 238 238 239 239 239 240 241 242 242 243 244 244 245 246 247 250 . 250 251 252 252 253 253 253 254 254 256
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Voorwoord Dagelijks komen bij een verscheidenheid aan werkzaamheden door of in opdracht van de Rijkswaterstaat grote hoeveelheden afvalstoffen vrij. Afvoeren en verwerken van vrijgekomen afvalstoffen kost doorgaans veel geld. Het afvoeren en verwerken van afvalstoffen is dan ook een grote kostenpost voor de Rijkswaterstaat. Verder is het vanuit milieu-ongpunt van belang dat de afvalstoffen die vrijkomen op een milieuhygiënische verantwoorde manier worden afgevoerd en verwerkt. Vanuit het milieubeleid van de overheid worden hiervoor regels en voorschriften opgesteld die in dit kader moeten worden nageleefd. De mogelijkheden van afvalverwerking maken onderdeel uit van het landelijk milieubeleid. Het afvalstoffenbeleid is bijvoorbeeld terug te vinden-in het Nationaal Milieubeleidsplan + (NMP+) en is gebaseerd op de voórkeurreeks 'preventie, hergebruik en nuttige toepassing, verbranden en storten'. De eerste drie stappen van de voorkeurreeks, namelijk preventie, hergebruik en recycling van afval-stoffen leveren de belangrijkste bijdragen aan een meer milieuvriendelijk afvalstoffenbeleid en verdienen in het kader van deze afvalstoffencursus de meeste aandacht. Om aan de doelstellingen van het huidige afvalstoffenbeleid te voldoen is het noodzakelijk dat de medewerkers binnen de organisatie meer kennis hebben over het ontstaan van afvalstoffen of liever gezegd het tegengaan daarvan. Geen afvalstoffen betekent nog altijd geen kosten! Daarnaast is het veilig omgaan met afvalstoffen (arbo- en milieuzorg) van het allergrootste belang. In 1992 is 'als hulpmiddelen voor het oplossen van afvalstoffenproblemen binnen Rijkswaterstaat' de 'Leidraad Afvalstoffen Rijkswaterstaat' verschenen. De Leidraad is in eerste instantie bedoeld als naslagwerk en kan gebruikt worden door een ieder die meer te weten wil komen over het verantwoord omgaan met afvalstoffen, die vrijkomen bij aanleg, beheer, onderhoud en sloopwerkzaamheden bij Rijkswaterstaat en verder het landelijk afvalstoffen-/milieubeleid. In het kader van het project 'milieu-opleidingen nu en straks' van de Hoofddirectie van Waterstaat is de behoefte onderzocht naar milieucursussen voor medewerkers van de Rijkswaterstaat.
e
oruajewovd
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Naast de Leidraad als informatiedocument is er binnen de Rijkswaterstaat een behoefte geconstateerd aan een afvalstoffencursus waarin onder andere aandacht wordt besteed aan het gebruik van de 'Leidraad Afvalstoffen Rijkswaterstaat', om tot ene oplossing te komen voor RWS-specifieke afvalstoffen, de wijzen van afvoeren en/of verwerking daarvan, het milieubeleid en arbeidsomstandigheden. In deze afvalstoffencursus zou de praktijksituatie van de Rijkswaterstaat centraal moeten komen te staan. De Hoofddirectie van de Waterstaat (Afdeling Personeel) en de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (Hoofdafdeling Milieu) hebben voor het opzetten van de afvalstoffencursus een Rijkswaterstaat-brede begeleidingsgroep samengesteld. Deze begeleidingsgroep is verantwoordelijk voor de uiteindelijke invulling van de doelstellingen en de inhoud van de cursus. Tijdens het opzetten en het kiezen van de cursusonderdelen is bij een aantal diensten van de Rijkswaterstaat een inventarisatieronde gehouden waarin de medewerkers zelf onderwerpen hebben aangedragen voor de cursus die hen het meeste aanspreken, of die een probleem vormen in de dagelijkse praktijk. Nu, ruim één jaar na het verschijnen van de 'Leidraad Afvalstoffen Rijkswaterstaat', is de 'Cursus afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' gereed gekomen. Deze cursus wordt door de Hoofddirectie van de Waterstaat aangeboden aan alle diensten van de Rijkswaterstaat. De doelgroep voor deze cursus is het uitvoerend personeel en bestekschrijvers van zowel de droge als de natte Dienstkringen en tevens de medewerkers met een vergelijkbare fuiiUie werkzaam op de afdelingen Nieuwe Werken, Bouwdienst-RWS en de Werktuigkundige Elektrotechnische Diensten. In het kader van de afvalstoffencursus is deze handleiding (syllabus) opgesteld. Deze handleiding wordt in de lessen (cursusdagen) gebruikt, maar kan ook dienen als naslagwerk voor die mensen die meer informatie willen dan wat er direct besproken wordt op de cursus. De handleiding gaat uitgebreid in op de afvalstoffenproblematiek, waarmee de medewerker van de Rijkswaterstaat in de werksfeer dikwijls geconfronteerd wordt.
e oraajewoad
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Verantwoording De begeleidingsgroep voor de 'Cursus afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' heeft bestaan uit de volgende mensen: Mw M. Scholten (projectleiding) Dhr ing. H. Wever (projectorganisatie) Mw ing. H.P.E. Moors Dhr ing. J.W.M, van Maarschalkerweerd Dhr ing. D.A. Klaver
Hoofddirectie van de Waterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde RD Utrecht RD Zeeland, Dkr. ZeeuwschVlaanderen RD Limburg, Dkr. Nijmegen/Maas Bouwdienst-Rijkswaterstaat
Dhr A.H. van Beek De invulling van de cursus (onderdelen) en het daadwerkelijk geven van de cursus aan de cursisten is uitbesteed aan het Ingenieursbureau 'Oranjewoud' B.V., afdeling Centrale Overheid te Capelle aan den Ussel. Bij 'Oranjewoud' hebben de volgende mensen meegewerkt aan de inhoud van de cursus en/of zijn als docent bij het project betrokken: Dhr J.H. Moes
Dhr mr ing. F. van Berkum Dhr A.N. de Graaff Dhr drs B. Fit Mw J.G. Zantinge Dhr ir Th.A.J. Cornelissen Dhr drs J. Wiemer Dhr drs H.H. Koster
e oranjewoud
projectleider vanuit Ingenieursbureau 'Oranjewoud', samensteller handleiding en docent docent docent docent docent docent docent docent
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Verder willen wij een ieder bedanken die mogelijk niet in de handleiding genoemd staat, maar wel heeft bijgedragen aan de totstandkoming van deze cursus en de handleiding van de cursus. Namens de RWS-begeleidingsgroep voor net project 'Cursus afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' wensen wij u hierbij veel succes met het volgen van de cursus en het toepassen van de opgedane kennis in de praktijk.
Mw M. Scholten Hoofddirectie van de Waterstaat Afdeling personeel (PS)
Dhr ing. H. Wever Dienst Weg- en Waterbouwkunde Hoofdafdeling Milieu (MIAB)
e
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Even voorstellen De inhoud van de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' is tot stand gekomen door middel van het interviewen van de medewerkers van Rijkswaterstaat, voor wie de cursus bestemd is; rayonmedewerkers, rayonopzichters en bestekschrijvers. De toekomstige cursisten hebben de inhoud van de cursus bepaald. Deze wijze van ontwikkelen en samenstellen van een cursus mag redelijk uniek genoemd worden. Om het unieke van deze cursus nog meer accent te geven, willen wij u hierbij 'Jan Tonnier' introduceren.
'Ik wens u namens de Hoofddirectie van de Waterstaat en Ingenieursbureau 'Oranjewoud' een goede cursus toe'.
e
orrajevNMd
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Wie is Jan Tonnier? Jan Tonnier is afgeleid van de functiebenaming 'kantonnier' die tot voor kort bij Rijkswaterstaat werd gebruikt. Hij is opgebouwd uit elementen, die de samensteller van de cursus bij werkzaamheden aan de weg steeds opvielen. Deze elementen zijn: De pionnen van de wegafzettingen, het veiligheidsvest en de pet, die vooral vroeger veel gedragen werd. Jan Tonnier is speciaal voor deze cursus getekend door Piet Middelkoop. Wat doet Jan Tonnier? Jan Tonnier komt in de cursus regelmatig terug als illustratie bij bepaalde cursusonderdelen. Tevens geeft hij allerlei belangrijke aanwijzingen op diverse plaatsen in de cursus.
e ornajewovd
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Doelstellingen cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' In de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' staan de afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen, centraal. Met betrekking tot deze afvalstoffen wordt duidelijk gemaakt welke schade het milieu kan oplopen als niet op de juiste wijze met afvalstoffen wordt omgegaan. En aangezien het werken met (gevaarlijke) afvalstoffen risico's voor de gezondheid van mensen, die met die afvalstoffen moeten werken, met zich mee kan brengen, wordt aangegeven op welke wijze veilig omgegaan kan worden met deze afvalstoffen. De cursus kent twee soorten doelstellingen, te weten een algemene doelstelling die geldt als richtlijn voor de cursus als geheel. Daarnaast zijn er de specifieke doelstellingen waarin aangegeven is wat de cursisten na afloop van cursus van de verschillende cursusonderdelen, afvalstoffen, het milieu en veiligheid, moeten weten. Hieronder zijn deze doelstellingen in schema weergegeven en vervolgens nader uitgewerkt.
algemene doelstelling/ specifieke doelstelling
e
oraajewosd
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Algemene doelstelling Gedurende een vierdaagse cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' wordt de cursisten een zodanige kennis bijgebracht, dat men in staat is milieuhygiënisch verantwoord met afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat ontstaan, om te gaan. Tevens zijn de cursisten in staat de risico's, in verband met de persoonlijke veiligheid, op juiste wijze in te schatten en de noodzakelijke maatregelen te nemen.
Specifieke doelstellingen Deze specifieke doelstellingen, die hieronder zijn uitgewerkt, zijn onderverdeeld naar de hoofdonderwerpen van de cursus, te weten afvalstoffen, het milieu en veiligheid.
specifieke doelstellingen met betrekking tot afvalstoffen Na afloop van de cursus heeft de cursist: a. inzicht in de consequenties van het milieubeleid met betrekking tot afvalstoffen voor de dagelijkse praktijk en kan daarvan voorbeelden opnoemen b. kennis van de afvalstoffenwetgeving en de daaruit voortvloeiende procedures, die gevolgd moeten worden voor het milieuhygiënisch verantwoord verwijderen van afvalstoffen, die bij werken van Rijkswaterstaat ontstaan. Hij kan daartoe de benodigde formulieren invullen c. kennis van de soorten en eigenschappen van de afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan en kan, voor wat betreft het verwijderen, keuzes maken uit alternatieven die het milieu minder belasten d. kennis van relevante chemische termen, zodat hij in staat is analyses te beoordelen en adequaat met de 'Leidraad Afvalstoffen' te werken e. inzicht in manieren, die kunnen leiden tot het beperken van de hoeveelheid afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat ontstaan f. inzicht in mogelijkheden van hergebruik en nuttige toepassing van afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan.
e oraajewoad
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
specifieke doelstellingen met betrekking tot het milieu Na afloop van de cursus heeft de cursist: a. inzicht in de betekenis van de begrippen 'milieu', 'milieucompartimenten', 'ecologie' en 'kringlopen' en kan ze plaatsen in de wereld om zich heen b. inzicht in de manieren waarop het milieu schade kan oplopen door het niet . op de juiste wijze omgaan met afvalstoffen.
specifieke doelstellingen met betrekking tot veiligheid Na afloop van de cursus heeft de cursist: a. inzicht in de wijze waarop veilig met (gevaarlijke) afvalstoffen kan worden omgegaan. Hiertoe kan hij een risico-analyse maken en een keuze maken uit de beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen b. inzicht in de strekking van de bepalingen van de Arbeidsomstandighedenwet c. weet van wat hij moet doen ingeval van ongevallen waarbij (gevaarlijke) afvalstoffen betrokken zijn.
e oroBJewovd
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Cursusprogramma De cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' bestaat uit twee blokken van elk twee dagen. Tussen de beide blokken ligt een periode van een maand, waarin een praktijkopdracht uitgewerkt moet worden. Hieronder is het programma van de totale cursus opgenomen.
Blok 1 Dag 1 Tijd 09.00-09.30 09.30-10.00 10.00-10.10 10.10-10.40 10.40-11.10 11.10-11.30 U. 30-11.40 11.40-12.30 12.30-13.30 13.30-14.30 14.30-15.10 15.10-15.20 15.20-16.30 16.30-17.00
e oraHJewosd
Onderwerp ontvangst en introductie cursus kennismaking pauze discussie 'Heeft Rijkswaterstaat milieuproblemen?' verwachtingen cursist cursusprogramma pauze inleiding, video en opdracht lunch 'milieu', 'ecologie', 'kringlopen', 'afvalstoffen' en opdracht milieubeleid en opdracht pauze 'Leidraad Afvalstoffen' en opdrachten samenvatting dag 1 en evaluatie
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Dag 2 Tijd 09.00-09.10 09.10-09.15 09.15-09.25 09.25-10.00 10.00-10.10 10.10-10.50 10.50-11.15 11.15-11.45 11.45-11.55 tl.55-12.30 12.30-13.30 13.30-13.50 13.50-14.30 14.30-15.10 15.10-15.20 15.20-16.00 16.00-16.30 16.30-16.40 16.40-17.00
e
orttaJ0wo«d
Onderwerp gelegenheid tot stellen van vragen doornemen dagprogramma milieucompartimenten en samenhang daartussen video 'bodem' en opdracht pauze 'bodem' en 'bodemverontreiniging' en opdracht 'water' en 'waterverontreiniging' video 'water' en opdracht pauze discussie 'gekantelde vrachtauto' lunch 'lucht' en 'luchtverontreiniging' wetgeving en procedures procedures in de praktijk door middel van opdrachten pauze theorie 'veiligheid', video 'goochelen met je gezondheid' opdracht 'veiligheid op de werkplek' uitleg praktijkopdracht samenvatting blok 1 en evaluatie
Blok 2 Dag 3 Tijd 09.00-09.10 09.10-09.15 09.15-11.00 11.00-11.10 11.10-11.40 11.40-12.00 12.00-12.30 12.30-13.30 13.30-14.00 14.00-15.00 15.00-15.10 15.10-16.30 16.30-17.00
e
oraajewoad
Onderwerp gelegenheid tot stellen van vragen doornemen dagprogramma behandeling praktijkopdracht pauze beïnvloeding aannemers en opdracht theorie adviesgesprek arbo-projectplan en opdracht lunch vervolg arbo-projectplan milieu-aspecten in bestekken en opdracht pauze vervolg milieu-aspecten in bestekken samenvatting dag 3 en evaluatie
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Dag 4 Tijd 09.00-09.10 09.10-09.15 09.15-10.45 10.45-10.55 10.55-11.55 11.55-12.30 12.30-13.30 13.30-14.00 14.00-14.15 14.15-14.30 14-30-15.30 15.30-16.30 16.30-17.00
e ornajewrad
Onderwerp gelegenheid tot stellen van vragen doornemen dagprogramma veiligheidsaspecten in bestekken pauze afvalpreventie video en opdracht bermmaaisel en bermbeheer/opdracht lunch eindcasus 'Milieuzorgbrug' pauze behandelen casus 'Milieuzorgbrug' toets 'Afvalstoffen, het. milieu en uw veiligheid' evaluatie totale cursus uitreiking certificaten en afsluiting cursus
'Afvalstof
1
Algemene inleiding
1.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de factoren die nebben geleid tot het ontstaan van deze cursus. Door het toenemen van het milieubesef werd ook de vraag om scholing steeds duidelijker binnen Rijkswaterstaat. De medewerkers wilden meer weten van afvalstoffen en de schadelijkheid daarvan voor mens en milieu. Vanuit de Hoofddirectie van de Waterstaat werd een begeleidingsgroep geformeerd, die tot taak kreeg een cursus te ontwikkelen, die aan de opleidingswens van de medewerkers tegemoet kwam. De inspanningen van deze begeleidingsgroep hebben geleid tot deze cursus, waarvan de inhoud globaal in dit hoofdstuk wordt behandeld. Tevens is de wijze waarop de theorie en praktijk bij elkaar worden gebracht beschreven. Voor de cursisten is een studiewijzer opgenomen, met tips voor de wijze waarop deze cursus het best kan worden bestudeerd. Tenslotte is, om de mogelijke 'examenvrees' weg te nemen, ingegaan op de wijze waarop de toetsing van de kennis plaatsvindt.
1.2
Algemeen De milieuproblematiek is in de wereld probleem nummer één geworden. Kranten, radio en televisie berichten er dagelijks over. Wie kent niet de termen als broeikaseffect, het gat in de ozonlaag, stnogvorming etc. Deze termen staan voor grote problemen waar we als individueel persoon en als lid van organisaties en instellingen in meerdere of mindere mate mee te maken hebben. Soms zijn we zelfs bewust of onbewust medeveroorzaker van die problemen. Door al deze aandacht voor de milieuproblemen is het milieubesef aan het toenemen. Dit geldt zowel voor individuen als voor bedrijven en overheidsinstellingen. De aandacht die het milieu reeds in de laagste groepen van de basisschool krijgt in de vorm van projecten; oud-papier en batterijen inzamelen etc. getuigt daarvan. Op bedrijfsniveau ziet men in toenemende mate aandacht voor het milieu door het verzorgen van cursussen voor de medewerkers, het opzetten van beleidsplannen waarin milieu een belangrijke plaats heeft gekregen, het opzetten van milieuzorgsystemen, het uitvoeren van acties en maatregelen om de milieulast naar de omgeving verder terug te dringen etc.
e
oraajewoad
10
'Afvalstoffen, het milieu en uw veïfiglteid'
Ook Rijkswaterstaat is zeer actief op het gebied van milieu bij de uitvoering van haar werkzaamheden. Om enkele van de vele voorbeelden te noemen: - de directies hebben een intern milieuzorgsysteem vastgesteld, om de bedrijfsvoering in het belang van het milieu te verbeteren er is een 'Leidraad Afvalstoffen Rijkswaterstaat' ontwikkeld, die tot doel heeft een handreiking te geven voor het ^mgaan met de problematiek van afvalstoffen binnen Rijkswaterstaat - er is een cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' ontwikkeld voor rijkswaterstaatmedewerkers (rayonmedewerkers, rayonopzichters en bestekschrijvers), die door hun werkzaamheden (bijna) dagelijks te maken krijgen met afvalstoffen. In deze cursus wordt geleerd op welke wijze milieuhygiënisch verantwoord met de afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen, kan worden omgegaan. Hierbij neemt tevens de persoonlijke veiligheid van de medewerker een belangrijke plaats in. Dit laatste product van de zorg van Rijkswaterstaat om het milieu is in opdracht van de Hoofddirectie van de Rijkswaterstaat door Ingenieursbureau 'Oranjewoud' ontwikkeld en ligt thans voor u.
1.3
Aanleiding cursus Uit de praktijk van de Rijkswaterstaat kwam regelmatig de vraag naar scholing op het gebied van milieu en veiligheid. De medewerkers gaven aan de ontwikkelingen op het gebied van afvalstoffen, het milieu en veiligheid maar moeilijk te kunnen volgen. Er bleek behoefte aan scholing op technisch en juridisch terrein. Voorts wenste men meer kennis over het veilig kunnen werken met (gevaarlijke) afvalstoffen, die in de dagelijkse praktijk van Rijkswaterstaat vrijkomen. Ook de wijziging van de taak van de Rijkswaterstaatmedewerkers van uitvoerder naar toezichthouder bracht een vraag naar scholing met zich mee. Uit onderstaande citaten, die overgenomen zijn uit het rapport 'Omgaan met milieu in de praktijk van Rijkswaterstaat' ,blijkt de duidelijke behoefte aan scholing. De drie volgende uitspraken zijn gedaan door medewerkers van Rijkswaterstaat, die in het kader van dat onderzoek zijn geïnterviewd: '...dat omgaan met milieu, daar zou eigenlijk eens een keertje bijscholing voor moeten komen. Wij zijn opgeleid in de weg- en waterbouw, daar zat het milieu vroeger niet in.'
e oraajewoad
11
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
'Nog steeds vind ik mij een leek op dit gebied. Ik doe er vrij veel aan, maar eigenlijk weet ik er de ballen van'. 'Hoe onderken ik het nou, waar moet ik op letten, hoe pak ik het aan en waar blijf ik er mee? Welke milieuwet is van toepassing?'
'Ik heb behoefte aan een cursus'!
De hierboven gesignaleerde problemen werden door de Hoofddirectie van de Waterstaat opgepakt. In het kader van het project 'milieu-opleidingen nu en straks' werd een begeleidingsgroep 'cursus Afvalstoffen RWS' in het leven geroepen, die de volgende opdracht kreeg:
e
oraajewovd
12
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
'Zet een afvalstoffencursus op voor het uitvoerend niveau (LBO/MBO) van Rijkswaterstaat die de problematiek behandelt op het gebied van afvalstoffen (soorten/categorieën) bij onder andere ontwerp, aanleg, beheer, onderhoud en sloop in de 'droge' en 'natte' sector van de Rijkswaterstaat. Deze cursus dient tevens duidelijkheid te scheppen in de wetten en regels die betrekking hebben op het verwijderen van en werken met afvalstoffen, die vrijkomen bij werken van Rijkswaterstaat. De milieukennis die tijdens de cursus wordt opgedaan, moet in de dagelijkse praktijk ingezet kunnen worden, zoals bijvoorbeeld bij het schrijven van besteksbepalingen, bij onderhoudswerkzaamheden en tijdens de controle van de werkzaamheden (milieuverantwoord werken) die door de aannemer worden uitgevoerd.'
1.4
Totstandkoming van de cursus Ingenieursbureau 'Oranjewoud' B.V. kreeg van Rijkswaterstaat de opdracht een cursus 'Afvalstoffen RWS' te ontwikkelen. De cursus kreeg de naam 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'. Deze naam geeft heel goed de inhoud van de cursus weer: Blijkens de opdracht dienden afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen centraal te staan. Aan de cursisten moest duidelijk gemaakt worden wat de gevolgen voor het milieu zijn als afvalstoffen ongecontroleerd in het milieu terechtkomen. Voorts diende aandacht besteed te worden aan de veiligheidsaspecten, die verband houden met het werken met (gevaarlijke) afvalstoffen. Door middel van interviews onder de aanstaande cursisten, rayonmedewerkers, rayon-opzichters, bestekschrijvers en medewerkers van de bouwdienst, werd vastgesteld wat de opleidingsbehoeften van deze Rijkswaterstaatmedewerkers waren. Het resultaat van deze interviews vormde de basis voor de inhoud van de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'. Het gehele proces van ontwikkelen vond plaats in nauw overleg met de begeleidingsgroep.
1.5
Inhoud cursus In de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' staan de afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen, centraal. Vanuit deze afvalstoffen wordt voortdurend de relatie gelegd naar de effecten die deze afvalstoffen op het milieu kunnen hebben en op de gezondheid van de mensen die met die afvalstoffen moeten werken.
e oraajewoad
13
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Met andere woorden de begrippen 'afvalstoffen', 'milieu' en 'veiligheid' vormen de rode draad van deze cursus. De cursus is zodanig opgezet dat voortdurend uitgegaan wordt van de dagelijkse praktijk van de cursist. De inhoud van de cursus is te onderscheiden in enerzijds de hoogst noodzakelijke theorie en anderzijda vele praktijkgerichte opdrachten. Hierdoor hebben de cursisten grote invloed op de inhoud van het cursusprogramma.
1.5.1
Theorie Bij het geven van een milieucursus is het noodzakelijk veel gebruikte begrippen voor iedereen duidelijk te maken. Het woord milieu wordt zeer vaak gebruikt en soms ook misbruikt. Denk maar eens aan alle milieukeurmerken en zogenoemde 'groene' producten. Maar bedoelt nu iedereen hetzelfde met dat woord? In deze cursus worden omschrijvingen gegeven van de begrippen 'afvalstof, 'milieu', 'ecologie' en 'kringlopen'. Als deze begrippen duidelijk zijn kijk je meteen al heel anders tegen milieuvervuiling aan. Alle planten, dieren en mensen blijken relaties met elkaar te hebben. In de kranten en op televisie wordt veel over bodem-, water- en luchtverontreiniging gesproken. Bodem, water en lucht worden ook wel milieucompartimenten genoemd. In de cursus gaan we in op deze milieucompartimenten en de problemen die kunnen ontstaan als er afvalstoffen op verkeerde wijze in het milieu , terechtkomen. De overheid doet erg veel moeite om ons milieu te verbeteren. Daarom zijn er belangrijke plannen, zoals het Nationaal Milieubeleidsplan gemaakt, waarvan we dagelijks op het werk de gevolgen van ondervinden. Er staat nu bijvoorbeeld een chemo-container op het dienstkringterrein. Er wordt ingegaan op de praktische kanten van het milieubeleid, dat bij Rijkswaterstaat gevoerd wordt. Er moet bijvoorbeeld voorkomen worden dat er afvalstoffen ontstaan en als dat niet mogelijk is móet er gezocht worden naar hergebruik of nuttige toepassing van de afvalstoffen. Hiertoe worden handreikingen gegeven. Op de werkplek is tegenwoordig de 'Leidraad Afvalstoffen Rijkswaterstaat' aanwezig. Dit is een prachtig boekwerk dat veel praktische informatie geeft over afvalstoffen. In de cursus gaan we veel oefenen in het gebruik van deze 'leidraad'. U leert dan procedures te volgen met betrekking tot de verwijdering van afvalstoffen.
e
oraajewoad
14
'Afvalstoffen, bet aüfeen x& vret
Afvalstoffen moeten afgevoerd worden. Daarvoor zijn allerlei procedures ontwikkeld in de verschillende milieuwetten en verordeningen. In de cursus leert u hoe de wetgeving voor uw dagelijkse praktijk in elkaar steekt. Procedures worden behandeld en u kunt oefenen in het invullen van de vereiste formulieren. Bij het werken met (gevaarlijke) afvalstoffen is het soms nodig speciale voorzorgsmaatregelen te nemen, om te voorkomen dat uw gezondheid schade zal oplopen door het werken met die stoffen. In de cursus zal worden geleerd hoe u deze risico's voor uw gezondheid kunt vermijden, bijvoorbeeld door het gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen en er zal worden ingegaan op gevaarseigenschappen van afvalstoffen. De laatste twee onderdelen van de cursus hebben betrekking op de aannemers, die opdrachten voor Rijkswaterstaat uitvoeren. Enerzijds zijn daarbij de bestekken van groot belang. Daarin kunnen milieubepalingen worden opgenomen en kunnen milieuvriendelijke materialen worden voorgeschreven. Anderzijds is het in het kader van het toezicht op de uitvoering van de werken wel eens nodig aannemers aan te spreken over de wijze waarop een werk wordt uitgevoerd. In de cursus wordt aandacht besteed aan de milieu-aspecten in bestekken en het beïnvloeden van aannemers. Deze onderwerpen worden in de cursus behandeld, waarbij de theorie op verschillende manieren aan de cursisten wordt overgedragen. In paragraaf 1.5.2 wordt uitgelegd op welke wijze de cursusonderdelen worden gegeven.
1.5.2
Praktijk Uit de interviewronde is gebleken dat de aanstaande cursisten 'bang' waren dat ze de hele dag stil zouden moeten zitten en steeds maar naar verhalen zouden moeten luisteren. Dit hebben we bij het ontwikkelen van de cursus goed in onze oren geknoopt. Bij het presenteren van de cursusonderdelen zullen veel verschillende werkvormen worden gebruikt. Om er een aantal te noemen:
e oroajewovd 15
-
de docent zal korte lezingen geven; er wordt in werkgroepjes, van wisselende samenstelling, gewerkt aan het uitwerken van praktijkopdrachten; er zal gediscussieerd worden; er zal naar praktijkervaringen gevraagd worden; cursisten zullen gevraagd worden uitwerkingen van opdrachten te presenteren; er zullen video's worden getoond met daaraan gekoppeld kijkopdrachten etc.
Zoals u ziet weinig zitten en luisteren; Nee, zelf actief kennis vergaren! Door middel van voorbeelden (cases) en opdrachten zullen de theorie en de praktijk bij elkaar worden gebracht. In de cursus zullen zo weinig mogelijk moeilijke woorden worden gebruikt, maar soms is er bijna niet aan te ontkomen dat ze er toch insluipen. Voor het opzoeken van moeilijke woorden en termen is een uitgebreide verklarende woorden- en begrippenlijst in de cursusmap opgenomen.
1.5.3
Leren studeren De cursus is zodanig opgezet dat met een studie van 1 a 2 uur na iedere cursusdag de lesstof goed verwerkt kan worden. Wij kunnen ons goed voorstellen dat studeren voor sommige cursisten geen dagelijkse bezigheid is. Daarom geven we hieronder enige aanwijzingen voor de wijze waarop u het meeste van deze cursus kunt opsteken. a. Als iets niet helemaal duidelijk is kunt u dat het beste direct vragen. Een vraag is nooit dom. b. Maak veel aantekeningen. Aantekeningen blijken vaak waardevoller te zijn dan prachtig uitziende cursusmappen. c. Doe actief mee. Laat anderen mee profiteren van uw ervaringen. d. Lees de hoofdstukken die op een bepaalde dag behandeld zijn, het liefst dezelfde dag nog, door. Maak vervolgens de vragen, die aan het eind van ieder hoofdstuk zijn opgenomen. Bekijk de antwoorden pas als de vraag gemaakt is of als u er echt niet uitkomt. e. Schrijf zaken die u niet duidelijk zijn op en vraag de volgende cursusdag of de docent het nog eens wil uitleggen. Bedenk dat u daarmee niet lastig bent!
e
oraB|ewo«d
16
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
1.5.4
Toetsing Als men de cursus met goed gevolg afsluit wordt een certificaat uitgereikt. Om het certificaat te kunnen krijgen is het noodzakelijk dat de cursist: 1. alle vier cursusdagen actief heeft gevolgd 2. de praktijkopdracht heeft gemaakt 3. de uitwerking van de 'Milieuzorgbrug' heeft gemaakt 4. actief heeft deelgenomen aan de eindtoets, die op het eind van dag 4, in spelvorm wordt gehouden. De punten 2, 3 en 4 worden hieronder toegelicht: ad 2 De praktijkopdracht houdt in het beantwoorden van een vragenformulier dat u naar aanleiding van een bepaalde praktijksituatie moet maken. Aan het eind van de tweede cursusdag wordt dit uitgelegd. ad 3 De milieuzorgbrug is een oefening om te kijken of u de lesstof beheerst. Over de reconstructie van de 'Milieuzorgbrug' worden meer-keuzevragen gesteld, die u moet beantwoorden. U kunt de 'Leidraad Afvalstoffen' en de cursusmap daarbij gebruiken. ad 4 In de vorm van een spel laat u zien welke kennis u heeft opgestoken in de cursus. De vragen hebben betrekking op de stof die in de cursus is behandeld. U ziet, voor deze wijze van toetsing behoeft men geen 'examenvrees' te hebben. U bent in feite elk moment van de cursus bezig met het behalen van uw certificaat. Dan is er in ieder geval geen 'man overboord' als een bepaald onderdeel niet zou lukken.
1.5.5
Studiebelasting Voor het maken van de praktijkopdracht heeft u maximaal 5 uur nodig. En per cursusdag kunt u volstaan met een studie van 1 a 2 uur om de lesstof te kunnen venverken.
e oraajewoad
17
Literatuur 'Omgaan met milieu in de praktijk van Rijkswaterstaat' drs P. Visser, Advies en ondersteuning milieubeheer (1991)
TI6HI literatuur-overzicht
e
oroRJewoad
18
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Afvalstoffen en het milieu 2.1
Inleiding Afvalstoffen kunnen grote schade aan het milieu toebrengen als daar niet op de juiste wijze mee omgegaan wordt. Bij werken die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd ontstaan ook afvalstoffen, zoals verontreinigd straalgrit, afgewerkte olie etc. die op de juiste wijze moeten worden verwerkt om milieuschade te voorkomen. Om de relatie tussen afvalstoffen en het veroorzaken van schade aan het milieu duidelijk te kunnen maken is het noodzakelijk een aantal definities vast te stellen. De titel van de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' geeft de volgorde aan, waarin de verschillende definities behandeld worden. Het gaat in de cursus immers om afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan en de effecten die die afvalstoffen kunnen hebben op het milieu en de gezondheid van de mensen die er mee werken. In dit hoofdstuk wordt allereerst een definitie gegeven van het begrip afvalstof. Vervolgens wordt, in algemene zin, een opsomming gegeven van verschillende categorieën afvalstoffen. Deze categorieën afvalstoffen omvatten meer soorten afvalstoffen dan bij Rijkswaterstaat ontstaan. Ze zijn hier bij wijze van achtergrondinformatie opgenomen. De categorie-indeling is gemaakt naar de wijze van ontstaan van de afvalstof. Daarna wordt ingegaan op de soorten afvalstof, die bij Rijkswaterstaat ontstaan. Deze afvalstoffen worden hier in het kort aangeduid. In hoofdstuk 13, 'Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan', wordt nader op deze afvalstoffen ingegaan. Door middel van het behandelen van de zogenoemde 'afvalverwijderingsketen' zal inzicht worden gegeven in de activiteiten die met afvalstoffen kunnen worden uitgevoerd vanaf het moment dat zij ontstaan tot en met de verwijdering ervan. Na de afvalstoffen worden de begrippen 'milieu', 'ecologie', 'kringlopen' en milieucompartimenten behandeld. Hiermee krijgt men inzicht in de schade, die het milieu kan oplopen als daar afvalstoffen op een verkeerde wijze in terecht komen. Tot slot van dit hoofdstuk zal inzicht worden verschaft in de verontreiniging van het milieu.
e
oraajewoad
19
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
2.2
Afvalstof Het begrip 'afvalstof is een zeer ruim begrip. In de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' wordt de volgende definitie gegeven: definitie 'afvalstof 'Alles wat niet meer wordt gebruikt en daarom naar elders gebracht wordt om daar opgeslagen, bewerkt, verwerkt of vernietigd te worden'. Uit definitie kan worden afgeleid dat iets afval is als het voor de ontdoener geen waarde meer heeft en niet meer als secundaire grondstof, zoals bijvoorbeeld betonpuin, kan worden ingezet. Afvalstof is een heel algemeen begrip. Als men naar de afvalstoffen- en milieuwetgeving kijkt, dan kan men zien dat in die wetgeving verschillende categorieën afvalstoffen worden onderscheiden. Voorbeelden hiervan zijn gevaarlijke afvalstoffen in het kader van de Wet milieubeheer en bedrijfsafvalstoffen, die onder de Verordening bedrijfsafvalstoffen vallen. In hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures', wordt hier nader op in gegaan.
2.2.1
Categorieën afvalstoffen Hieronder is een overzicht gegeven van veel voorkomende afvalstoffen, die zijn gegroepeerd naar wijze van ontstaan. Deze groepen afvalstoffen omvatten meer afvalsoorten dan waarmee men in de praktijk van Rijkswaterstaat te maken kan krijgen. Het is hier opgenomen als een algemeen overzicht van soorten afvalstoffen. Als een bepaalde soort afvalstof bij werken van Rijkswaterstaat vrijkomt wordt dat aangegeven. Tevens wordt verwezen naar specifieke afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat vrijkomen. Deze afvalstoffen zijn opgenomen in hoofdstuk 13, 'Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat vrijkomen'. afval van particuliere huishoudens Dit afval komt vrij in de huisgezinnen en kan worden onderscheiden in enerzijds huishoudelijk afval en anderzijds in grof huisvuil. Hieronder wordt ook begrepen kantoor- en magazijnafval. Iedere gemeente is verplicht deze afvalstoffen in te zamelen of te laten inzamelen door een particulier bedrijf. Ook kan men deze afvalstoffen zelf aanbieden bij de gemeente. Regels hiervoor staan in de gemeentelijke afvalstoffenverordening.
e
oraajewosd
20
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
afgewerkte olie Dit is minerale smeer- en systeemolie die hetzij door vermenging met andere stoffen, hetzij op andere wijze onbruikbaar is geworden voor het doel waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd. Hieronder wordt begrepen de olie die afkomstig is uit motoren. In de praktijk kan men bij Rijkswaterstaat op een aantal manieren met afgewerkte olie te maken krijgen: a. bij onderhoudswerkzaamheden aan het eigen voertuigen- en machinepark (olieverversen) b. als zwerfvuil doordat particulieren jerrycans, vaatjes etc. deze afvalstof achterlaten in bermen en op verzorgingsplaatsen als ze zelf olie ververst hebben. Afgewerkte olie kan grote schade aan het milieu toebrengen. Om een voorbeeld te geven; Eén liter olie kan 1.000.000 liter water ongeschikt maken voor consumptie. In hoofdstuk 13, 'Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan', wordt nader op olie als afvalstof ingegaan. baggerslib Dit is het naar boven gehaalde slibachtig materiaal uit vaarwegen, havens, sloten etc. Slib kan om verschillende redenen verwijderd moeten worden: a. omdat het in de weg ligt en bijvoorbeeld de scheepvaart belemmert of het openen en sluiten van sluisdeuren bemoeilijkt b. omdat het zo vervuild is dat het gevaar oplevert voor het milieu en/of de volksgezondheid. Bij Rijkswaterstaat komen grote hoeveelheden slib vrij en omdat er te weinig opslagcapaciteit is, wordt op bepaalde plaatsen niet meer gebaggerd. Dit kan schade opleveren voor het 'onderwatermilieu'. Planten kunnen bijvoorbeeld verstikken. In hoofdstuk 13, 'Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan' wordt nader op deze afvalstof in gegaan. bedrijfsafval Dit is afval dat vrijkomt bij bedrijven, instellingen, instituten etc. In vijf provincies, te weten Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland en Zeeland is de zogenoemde Verordening bedrijfsafvalstoffen (Vba) van kracht, die nogal wat gevolgen heeft voor de praktijk van Rijkswaterstaat.
e
oraajewovd
21
'Afvalstoffen, het milieu ea uw
In hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures', wordt uitgebreid op deze Vba ingegaan. bilge-olie Vloeibare olieresten en oliemengsels, niet zijnde olie-emulsies, die als afvalstof vrijkomen in de machinekamer van een vaartuig. Voor deze afvalstof is nog geen goede inzamelstructuur ontwikkeld. Op slechts enkele plaatsen bestaat voor de schippers de mogelijkheid de bilge-olie af te geven.
Dergelijke afvalstoffen worden regelmatig overboord gegooid door de schipper, omdat hij niet van plan is voor de afvoer van deze afvalstroom te betalen. Met name bij mistig weer gebeurt dit vaak.
Jan heeft zo'n schipper betrapt
bouw- en sloopafval Afvalstoffen die vrijkomen bij respectievelijk het bouwen, renoveren en slopen van gebouwen, kunstwerken etc. Met bouw- en sloopafval krijgen de medewerkers van Rijkswaterstaat regelmatig te maken. Dit is een vrij omvangrijke afvalstroom. Er zal in hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures', hoofdstuk 12, 'Milieu-aspecten in bestekken' (secundaire grondstoffen) en hoofdstuk 13, 'Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan', nader op bouw- en sloopafval worden ingegaan. gevaarlijke afvalstoffen Afvalstoffen die ingevolge het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen (BAGA) van de Wet milieubeheer zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstof. Voor de afvoer van deze afvalstoffen moet aan vastgestelde procedures worden voldaan. In hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures' zal nader op deze afvalstoffen worden ingegaan.
e
oraajewoad
22
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
kolkafval Afval dat vrijkomt bij het reinigen van straatkolken. Op dit afval wordt in hoofdstuk 13, 'Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan', nader in gegaan. GFT-afval/groenafval Groente, fruit- en tuinafval (GFT). Dit is afval dat in particuliere huishoudens ontstaat en waarvoor een aparte inzamelingsstructuur is ontwikkeld. Met deze inzamelingsstructuur wil men zoveel mogelijk GFT inzamelen voor compostering. Deze compost kan dan later worden verkocht aan landbouwers of particulieren. Bij het onderdeel bermmaaisel/slootvuil, in hoofdstuk 13, wordt nader op deze afvalsoort ingegaan. KCA Deze afkorting staat voor 'Klein Chemisch Afval'. Dit chemisch afval ontstaat in kleine hoeveelheden in huishoudens en bedrijven. Voorbeelden hiervan zijn gebruikte batterijen, verfresten, tinnen wikkels van wijnflessen etc. Ook voor deze groep afvalstoffen is een inzamelingsstructuur ontwikkeld en iedere gemeente heeft een KCA-depot. Sommige dienstkringen maken voor het KCA dat in hun gebied vrijkomt ook gebruik van dergelijke depots. Er zijn bok gemeenten die dat niet toestaan. In die gevallen staat dan een zogenoemde chemo-container op het dienstkringterrein waarin dergelijke afvalstoffen bewaard kunnen worden tot ze afgevoerd worden door een erkende afvalverwerker. shredderafval Dit is afval, dat overblijft na het verkleinen van grote voorwerpen zoals autowrakken, koelkasten etc. (engels woord 'to shred' betekent versnipperen). Deze afvalsoort ontstaat niet bij Rijkswaterstaat. Echter bij partijen zwerfvuil worden wel afvalstoffen zoals bijvoorbeeld koelkasten, aangetroffen, die na, door Rijkswaterstaat te zijn aangeboden, door de afvalverwerker worden geshredderd. zwerfvuil Afval dat wordt aangetroffen op straat, in bermen op parkeerplaatsen etc. Dit afval wordt vooral door particulieren achtergelaten en wordt regelmatig door medewerkers van Rijkswaterstaat aangetroffen. Men dient met zwerfvuil voorzichtig om te gaan, vooral als het om onbekende stoffen in vaten, jerrycans etc. gaat. Bij het opruimen van dergelijk afval dient men bijzonder op te'passen voor gebruikte injectienaalden!!!
e
oranjewoud
23
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Dit soort afval veroorzaakt de meeste irritatie bij de bevolking. Bovenstaande foto maakt wel duidelijk waarom.
2.3
Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat vrijkomen Bij Rijkswaterstaat komt een groot aantal afvalstoffen vrij. Het betreft afvalstoffen die ontstaan als gevolg van het beheer en onderhoud van wegen en waterwegen, sloopwerkzaamheden en het realiseren van nieuwe werken. Kortom werken in de natte en droge infrastructuur. Indien men bij de uitvoering van de werkzaamheden met afvalstoffen te maken krijgt, dient men de 'Leidraad Afvalstoffen' te raadplegen. In hoofdstuk 4, 'Leidraad Afvalstoffen', is uitgelegd welke informatie men in deze 'leidraad' kan vinden en hoe men dit boekwerk moet hanteren.
e
oranjewoud
24
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Veel voorkomende afvalstoffen bij Rijkswaterstaat zijn: - asfalt-afval, dat vrijkomt bij het frezen (frees-asfalt) en opbreken (breekasfalt) van wegen asbest, dat gebruikt is in asbestcementbuizen, damwanden en beschoeiingen; •..bij voertuigen gebruikt als remvoering en frictiemateriaal; als isolatiemateriaal in tunnels en bij verwarmingsketels; als dakbedekking, plantenbakken en vloerbedekking - baggerslib, vrijkomend bij baggerwerkzaamheden - groenafval, vrijkomend bij het onderhoud van beplanting. Hieronder wordt ook begrepen bermmaaisel, dat door verontreiniging met zwerfvuil en vervuiling door het verkeer en industrie; zware metalen, olieresten, zink, een probleemstof is - verfresten en verfblikken, die ontstaan bij het uitvoeren van conserveringswerkzaamheden en het aanbrengen van wegmarkering olie, die als zwerfvuil is achtergelaten, maar ook olie die tengevolge van ongevallen met schepen in het oppervlaktewater terecht is gekomen - vervuild straalgrit, dat ontstaat bij het onderhoud van wegen en bruggen - wegmeubilair, dat door ongevallen in ongebruik is geraakt - zoab-slib . - zwerfvuil. _ In katern 3 van de 'Leidraad Afvalstoffen' is een vrijwel uitputtende opsomming gegeven van deze afvalstoffen. Deze afvalstoffen zijn in hoofdstuk 12 van de syllabus nader uitgewerkt.
2.4
Afvalverwijderingsketen Rijkswaterstaat moet zoveel mogelijk voorkomen dat er afvalstoffen ontstaan. Zie onderstaande 'verwijderingsladder van Lansink, die genoemd is naar het Tweede Kamerlid Lansink, die deze ladder heeft geïntroduceerd.
e
oraajewosd
25
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Verwijderingsladder van Lansink preventie +++ hergebruik
•
nuttige toepassing verbranden storten
Als het niet te voorkomen is dat er toch afvalstoffen ontstaan dan dient dat afval verwijderd te worden. Het woord 'verwijderen' wil in dit verband zeggen 'een goede manier om van dat afval af te komen'. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, zoals bewaren, hergebruiken, storten, verbranden etc. Het milieubeleid in Nederland bepaalt hoe we met afvalstoffen moeten omgaan. In hoofdstuk 3, 'Milieubeleid', wordt hieraan aandacht geschonken. Als er afvalstoffen zijn ontstaan, wordt er een heel proces in gang gezet, dat de afvalverwijderingsketen wordt genoemd. Hierin spelen vele figuren een rol. Om er enkele te noemen: een bedrijf dat afvalstoffen inzamelt, de transporteur etc. Deze keten wordt hieronder behandeld. Opgemerkt dient wel te worden dat men in de praktijk van Rijkswaterstaat niet met alle schakels in de keten te maken krijgt. De afvalverwijderingsketen bestaat uit de volgende zes schakels: 1.
inzamelen Inzamelen is het ophalen van afvalstoffen, al dan niet met een zekere regelmaat, met de bedoeling deze in ontvangst te nemen en er verder zelfstandig over te beschikken. Voorbeelden hiervan zijn het inzamelen van huisvuil, het inzamelen van afgewerkte olie bij de garages door gespecialiseerde bedrijven en het inzamelen van KCA door de gemeenten. 2. transporteren Transporteren is het in opdracht van een ontdoener of ontvanger vervoeren van de afvalstoffen van de ontdoener naar de ontvanger.
e
oraajewoed
26
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
3. opslaan Opslaan is het tijdelijk bewaren van afvalstoffen in afwachting van verwijdering. 4. overslaan Overslaan is het overbrengen van afvalstoffen van het ene transportmiddel op of in het andere, danwei het overbrengen van afvalstoffen naar het eigen terrein om het korter dan een week op te slaan. 5. bewerken Bewerken betreft handelingen die met de afvalstoffen worden uitgevoerd, ter voorbereiding op de definitieve verwerking zoals scheiden, ontwateren, sorteren, breken etc. 6. verwerken Verwerken betreft de laatste fase van de afvalverwijderingsketen. De mogelijkheden zijn: verbranden, storten, composteren en hergebruiken of recyclen.
afvalverwijderingsketen
e oroMJewosd 27
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Rijkswaterstaat kan met betrekking tot de afvalstoffen, die bij de uitvoering van haar werkzaamheden ontstaan, optreden in de volgende rollen: a. inzamelaar als er zwerfvuil in de berm wordt aangetroffen - het verzamelen van bermmaaisel b. vervoerder het vervoeren van het zwerfvuil naar het dienstkringterrein, steunpunt of het vervoeren van bermmaaisel naar de stortplaats of composteerinrichting c. bewaarder op de dienstkringterreinen staan KCA-containers, slib-containers en afvalvakken voor afvalstoffen die hergebruikt kunnen worden d. bewerker het zwerfvuil wordt in de KCA-container uitgesorteerd naar soort en aangeboden aan een vergunninghouder e. verwerker de dienstkring Lelystad-Randmeren is bezig met het tot compost verwerken van bermmaaisel op het eigen terrein om het later aan te kunnen bieden aan boeren in de regio. Voor al deze activiteiten is een vergunning nodig op grond van de milieuwetgeving of vervoerswetgeving, met de daaraan verbonden procedures. De 'Leidraad Afvalstoffen' geeft hiervoor richtlijnen en in hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures', wordt hier aandacht aan besteed.
2.5
Het begrip 'milieu' Het woord 'milieu' is afkomstig uit de ecologie, de wetenschap die zich bezighoudt met de relatie tussen de mens en zijn omgeving. Voor deze cursus wordt de volgende definitie gehanteerd: definitie 'milieu' 'Het milieu is de fysieke, niet-levende en levende, omgeving van de mens, waarmee deze in een -wederkerige relatie staat'. Als we deze definitie vertalen naar het 'normale' spraakgebruik dan zien we dat onze héle omgeving; de lucht, het water, de bodem, de dieren, de mensen, het klimaat, de natuur, het landschap, de gebouwen etc. het milieu van de mens vormen.
e
oraajewovd
28
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
bodem: De aarde, de bodem biedt een voedingsbodem aan de planten, levert ruimte aan mens en dier, biedt delfstoffen en vervult een draagfunctie. Een belangrijk deel van de milieuwetgeving is gebaseerd op deze milieucompartimenten, die ook wel sectoren worden genoemd. De milieuwetgeving noemt men daarom ook wel sectorale wetgeving. Enkele voorbeelden hiervan zijn: water: Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet etc. bodem: Wet bodembescherming, Interimwet bodemsanering lucht: Wet inzake de luchtverontreiniging.
2.8
Milieuverontreiniging In deze laatste paragraaf van hoofdstuk 2, 'Afvalstoffen en het milieu' wordt ingegaan op het probleem van de 'milieuverontreiniging'. Milieuverontreiniging kan ontstaan als afvalstoffen op een verkeerde wijze in het milieu terecht komen. Allereerst wordt een definitie van dit begrip gegeven. Wat wordt in de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' onder milieuverontreiniging verstaan? definitie 'milieuverontreiniging' 'Het toevoegen van stoffen aan het milieu, in hoeveelheden hoger dan de normale achtergrondniveaus, op een zodanige wijze dat schade wordt toegebracht aan mens, plant, dier, ecosysteem of goederen'. Milieuverontreiniging wordt gekenmerkt door: het toevoegen van stoffen aan het milieu het ontstaan van schade aan dat milieu.
e
orrajewoad
33
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Een voorbeeld van milieuverontreiniging: Nadat asfalteringswerkzaamheden zijn uitgevoerd, wordt de spreidmachine met dieselolie gereinigd, zonder dat er absorptiematten gebruikt worden. De dieselolie komt in de bodem en, na verloop van tijd, ook in het grondwater terecht. Tevens moet nog bij een ander element uit de definitie worden stilgestaan; te weten 'hoger dan de normale achtergrondniveaus'. Dit wil zeggen dat alle stoffen, met uitzondering van synthetische stoffen, van nature in het milieu voorkomen. Dit is een gegeven. Problemen ontstaan dus als die normale waarden worden overschreden. Vanwege het feit dat door of in opdracht van Rijkswaterstaat veel werken worden uitgevoerd, waarbij enorme hoeveelheden afvalstoffen vrijkomen, is het risico aanwezig dat er afvalstoffen ongecontroleerd in het milieu terecht komen en schade veroorzaken. Met betrekking tot het voorkomen van milieuverontreiniging en milieuschade is een belangrijke taak weggelegd voor Rijkswaterstaat. Om deze stelling te verduidelijken enkele voorbeelden: - door het toezicht houden op werken, die in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd, kan men bereiken dat de vrijgekomen afvalstoffen ook daadwerkelijk op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden afgevoerd. Indien de toezichthouder ziet dat er milieuverontreiniging ontstaat of dreigt te ontstaan kan hij ingrijpen men is veel buiten en kan daarom goed een 'oog- en oorfunctie' vervullen, bijvoorbeeld naar de politie toe, als men een milieudelict signaleert. Het betreft dan geen milieuverontreiniging, die door Rijkswaterstaat veroorzaakt wordt. Maar door oplettendheid van Rijkswaterstaat medewerkers wordt dan milieuverontreiniging voorkomen. Bij de behandeling van de hoofdstukken 6, 'Bodem en bodemverontreiniging', 7, 'Water en waterverontreiniging' en 8, 'Lucht en luchtverontreiniging' wordt nader op de milieuverontreiniging in gegaan. Verwerkingsopdracht Casus 'afval in het milieu' Zelfstudie-vragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
e
oraajewoad
34
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudie-vragen
'Eerst de vraag beantwoorden, dan pas het antwoord opzoeken'!
1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Bij onderhoudswerkzaamheden aan de weg worden lantaarnpalen verwijderd. Deze worden naar een steunpuntterrein gebracht en daar opgeslagen, om later weer gebruikt te worden. Deze lantaarnpalen worden als afvalstof beschouwd, omdat ze bij een werk vrijkomen. Is deze stelling goed of fout? Geef het verschil aan tussen een afvalstof en een secundaire grondstof. Noem vijf categorieën afvalstoffen Waarom moet men bij opruimen van zwerfvuil op verzorgingsplaatsen zeer voorzichtig te werk gaan? Noem de vijf onderdelen van de 'Verwijderingsladder van Lansink'. Noem de zes schakels van de'afvalverwijderingsketen'. Noem vijf elementen, die deel uit maken van uw milieu. Noem de drie milieucompartimenten. Noem de twee kenmerken van milieuverontreiniging. Waarom kan Rijkswaterstaat een belangrijke rol vervullen bij het voorkomen van milieuverontreiniging?
e
oraajewoad
35
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Leidraad Afvalstoffen' Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat 1992 'Wet milieubeheer en Memorie van Toelichting' 'Basisboek Milieukunde' red. J.J. Boersema, J.W. Copius Peereboom en W.T. de Groot 'Preventie en hergebruik van afvalstoffen' Ministerie VROM 1989
literatuur-overzicht
e
oraajewosd
36
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudie-vragen 1. Deze stelling is fout, omdat de lantaarnpaal weer gebruikt wordt, is het geen afvalstof. 2. Een afvalstof komt vrij bij een werk en kan alleen gestort of verbrand worden bij een vergunninghouder. Men kan er niets meer mee doen. Een secundaire grondstof is als afvalstof bij een werk vrijgekomen en na een bewerking kan het weer als grondstof worden ingezet bij hetzelfde of een nieuw werk. Dan spreekt men niet meer van afvalstof maar van secundaire grondstof. 3. Zie paragraaf 2.1.1. 4. Tussen het zwerfvuil bevinden zich vaak gebruikte injectienaalden, die door druggebruikers zijn weggegooid. Als men zich aan een gebruikte naald prikt, kan men ziektes, zoals bijvoorbeeld Hepatitis-B(geelzucht), oplopen. 5. Preventie, hergebruik, nuttige toepassing, verbranden en storten. 6. Inzamelen, transporteren, opslaan, overslaan, bewerken en verwerken. 7. Lucht, water, bodem, mensen, dieren, natuur, klimaat, gebouwen etc. 8. Bodem, water en lucht. 9. toevoeging van stoffen aan het milieu ontstaan van schade aan het milieu. 10. Door het grote aantal werken dat uitgevoerd wordt, komen er ook grote hoeveelheden afvalstoffen vrij. Door het maken van bestekken, waarin preventieve maatregelen ter voorkoming van milieuverontreiniging en de afvoer van afvalstoffen goed beschreven zijn, wordt schade aan het milieu voorkomen. Door goed toezicht te houden op de uitvoering van de werken kan men vroegtijdig milieuproblemen signaleren en optreden. Men kan een 'oog- en oorfunctie' naar bijvoorbeeld de politie vervullen bij milieudelicten die men ziet.
e
oraajewovd
37
'Afvalstoffen, het milieu en uw ve
3
Milieubeleid
3.1
Inleiding In hoofdstuk 3, 'Milieubeleid', wordt aandacht besteed aan de consequenties die het milieubeleid heeft voor de praktijk van de Rijkswaterstaatmedewerkers, die aan de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' deelnemen. In deze cursus staan de afvalstoffen, die bij werken van Rijkswaterstaat vrijkomen, centraal. Hierdoor zullen we ons beperken tot het beleid dat met betrekking tot afvalstoffen wordt gevoerd. In dit hoofdstuk wordt, zeer in het kort, aandacht besteed aan de totstandkoming van het beleid zoals dat nu gevoerd wordt. Dit zal behandeld worden aan de hand van de vraag: 'Waarom milieubeleid'? Vervolgens zal in het kort worden ingegaan op de twee beleidsstukken, het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) en het Nationaal Beleidsplan-plus (NMP+), die de basis vormen van het milieubeleid dat nu in Nederland gevoerd wordt. Belangrijke begrippen zoals 'duurzame ontwikkeling' en 'integraal ketenbeheer' worden behandeld. Daarna wordt aandacht besteed aan de interne milieuzorg als middel om het milieu te verbeteren. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de consequenties van het afvalstoffenbeleid voor de dagelijkse praktijk.
3.2
Waarom milieubeleid? De mens is bezig de aarde in betrekkelijk korte tijd te vernietigen. De milieuproblemen zijn enorm. Een almaar groeiende afvalberg, enorme bodemverontreiniging, een steeds maar groter wordend gat in de ozonlaag etc. Deze opsomming kan vele keren langer worden, zonder dat de problemen aan ernst inboeten. Om het milieu te verbeteren is een planmatige aanpak nodig, waar iedereen, individuen, overheidsorganisaties en bedrijven, een bijdrage aan moeten leveren.
e
owRJewoed
38
'Afvalstoffen, het miRfcu en uvt
Hieronder zal in het kort worden beschreven hoe het milieuprobleem is opgepakt en hoe men daar elke dag nog steeds mee bezig is. In de cursus beperken we ons tot de aanpak in Nederland, waarbij het afvalstoffenbeleid, zoals dat bij Rijkswaterstaat uitgevoerd wordt, centraal staat. Daar heeft u immers dagelijks mee te maken in de praktijk.
3.3
Geschiedenis Op een bepaald moment, enkele tientallen jaren geleden, drong het besef door dat de mensheid op de verkeerde manier bezig was. Het milieu vervuilde. Milieuschandalen haalden de krante-koppen. Overheden gingen aan de slag om hier een eind aan te maken. In Nederland ontstonden de eerste milieuwetten, zoals de Hinderwet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Ook internationaal gezien werd men zich bewust van de milieuramp die de mensheid bedreigde. Commissies werden in het leven geroepen en dikke rapporten werden geschreven. Een belangrijk rapport, dat de aanzet is geweest voor het milieubeleid, waar u in de dagelijkse praktijk mee te maken heeft, was het rapport 'Our Common Future' (Onze gezamenlijke toekomst), dat geschreven is door de Wereldcommissie voor Milieu en Ontwikkeling, onder voorzitterschap van mevrouw Brundtland. In dit rapport kwam naar voren dat, wilde de mensheid nog een goed bestaan hebben in de toekomst, de milieuproblemen opgelost moesten worden. In navolging van dit rapport is in 1989 in Nederland het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) verschenen dat is opgesteld door de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken, Landbouw en Visserij en van Verkeer en Waterstaat. In dit plan is in grote lijnen beschreven wat het milieubeleid van de regering in de jaren negentig zal zijn. Aangegeven is de manier van aanpak, de doelen die de regering wil bereiken en de maatregelen die zij daarom wil nemen. Vervolgens is in 1990, onder verantwoordelijkheid van nieuwe ministers, het NMP+ verschenen, waarin wordt aangegeven welke milieu-onderwerpen meer aandacht moeten krijgen. Het NMP+ was een aanzienlijke aanscherping van het NMP. Ook de tijdsdruk om onderwerpen aan te pakken werd verhoogd.
e
oraajewoed
39
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Het zorgen voor een beter milieu werd steeds belangrijker geacht en was niet langer vrijblijvend doordat de overheid, door het opnemen van artikel 21 in de Grondwet, de belangrijkste wet die we in Nederland kennen, een zorgplicht kreeg opgelegd. In de Grondwet zijn, onder andere, de belangrijkste rechten die de mens heeft, de zogenoemde grondrechten, opgenomen. De mens heeft dus recht op een goed milieu en de overheid moet zich er voor inspannen om dat te bereiken. Dat artikel luidt: 'De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu'.
3.4
Doel Nationaal Milieubeleidsplan Het belangrijkste doel van de milieubeleidsplannen is dat de overheid voor een 'duurzame ontwikkeling' van de samenleving moet zorgen. Deze duurzame ontwikkeling heeft niet alleen betrekking op milieu, maar ook bijvoorbeeld op economische ontwikkeling en ruimtelijke ontwikkeling. In deze cursus ligt de nadruk op milieu. Hieronder wordt eerst een definitie gegeven van duurzame ontwikkeling. definitie 'duurzame ontwikkeling' 'een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid om ook in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. Anders gezegd: ontwikkelingen die nu in onze samenleving plaatsvinden, mogen geen gevaar gaan betekenen of belemmeringen opleveren voor onze kinderen en kleinkinderen. Wij moeten er dus nu voor zorgen dat onze kleinkinderen ook nog frisse lucht kunnen inademen, kunnen vissen en zwemmen in schoon water. duurzame ontwikkeling = evenwicht
e
oruajewomf
40
'Afvalstoffen, het milieu en uw vettigheid*
Er moet een evenwichtssituatie ontstaan tussen het voorzien in de behoeften van onze generatie zonder daarmee de behoeftenvoorziening van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Voor de praktijk van Rijkswaterstaat heeft dit ook consequenties. Om een voorbeeld te noemen: Over 50 jaar moet er ook nog een goed functionerend tropisch regenwoud zijn. Dus voor het aanleggen van beschoeiingen etc. moeten we geen hard-hout meer gebruiken uit deze bossen. Nee, er moet gezocht worden naar alternatieven voor hard-hout.
3.4.1
Uitgangspunten NMP met betrekking tot afvalstoffen Met betrekking tot het hoofdonderwerp van deze cursus, 'Afvalstoffen', stelt het NMP een aantal belangrijke uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn: a. de kwaliteit van het milieu mag niet verder achteruit gaan b. bestrijding aan de bron; oorzaken wegnemen c. de vervuiler betaalt d. zorgvuldige afvalverwijdering. Hieronder zijn deze uitgangspunten nader beschreven. Vervolgens wordt aangegeven op welke wijze deze in de praktijk aangepakt kunnen worden. ad a de kwaliteit van het milieu mag niet verder achteruit gaan Bij werkzaamheden, die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd, kan het milieu op verschillende manieren schade oplopen: Er kan verontreiniging optreden als bijvoorbeeld bij conserveringswerkzaamheden aan een brug, met verfresten verontreinigd straalgrit in het water terecht komt. De voorraad natuurlijke grondstoffen kan uitgeput raken. Er worden bijvoorbeeld in de wegenbouw grote hoeveelheden grind gebruikt, waarvan de natuur maar een beperkte hoeveelheid beschikbaar heeft. Met andere woorden: Op een bepaald moment is er geen grind meer beschikbaar. Er moet dus naar alternatieven gezocht worden. ad b bestrijding aan de bron; oorzaken wegnemen Afvalstoffen vormen een bedreiging voor het milieu. Enerzijds omdat ze schadelijk zijn als ze er op verkeerde wijze in terecht komen. Anderzijds is er door de grote hoeveelheden afvalstoffen die ontstaan een enorme capaciteit voor verwerking en opslag noodzakelijk. Met betrekking tot deze afvalstoffen moet er naar gestreefd worden te voorkomen dat afval ontstaat in plaats van te zoeken naar ruimte voor het aanleggen van nieuwe stortplaatsen.
e
oranjewoud
41
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
ad c de vervuiler betaalt Door dit principe wil de overheid bereiken dat men zorgvuldig omgaat met het produceren van afval. Hoe meer afval men produceert, des te meer moet men betalen. ad d zorgvuldige afvalverwijdering Allereerst moet voorkomen worden dat afvalstoffen ontstaan. Als dat niet mogelijk is, moet gezocht worden naar die verwijderingsmethode die het minst milieubelastend is. Freesasfalt dient hergebruikt te worden in plaats van gestort te worden op een stortplaats. De verwijderingsladder van 'Lansink' geeft aan welke verwijderingsmethoden er zijn en in welke volgorde de verwijderingsmethoden gehanteerd moeten worden. Ofschoon deze ladder al eerder in de cursus naar voren is gekomen, roepen we hem op deze plaats nog even weer in herinnering op: Verwijderingsladder van Lansink
Hoe men in de praktijk bij Rijkswaterstaat het bovenstaande kan bereiken, wordt op de volgende pagina weergegeven.
e
oraajewrad
42
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
3.4.2
De aanpak door middel van integraal ketenbeheer Om aan bovenstaande uitgangspunten met betrekking tot afvalstoffen te kunnen voldoen, moeten we de hele levensloop van een produkt, vanaf het moment van de winning van de grondstof tot en met het moment dat het afval wordt, eens grondig bekijken. Als we dan goed kijken, is daarin een ketenmodel te ontdekken: Grondstoffen gaan de keten in en na enkele fabricage-stappen in de vorm van eindprodukten, komen deze voor gebruik beschikbaar. Daarna worden de produkten afgedankt. Deze afgedankte afvalstoffen worden in de rest van de keten verwerkt tot opnieuw te gebruiken grondstoffen die we secundaire grondstoffen noemen en stoffen die verbrand of gestort moeten worden, omdat er niets anders mee gedaan kan worden. Het is niet mogelijk alle grondstoffen in de keten te houden. Er zijn lekken in de vorm van emissies, storten en verbranden. Het bovenstaande wordt hieronder nog eens schematisch weergegeven:
emissie
emissie halffabri-
grondstof prim/sec
eindproduct
caat
h gebruikersfase
verwerking inzameling
emissie
verbranden verbranden
verbranden storten andere keten
storten
storten
e
oranjewoud
43
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Deze levensloop van materialen is ook bij materialen, die ingezet worden bij werken die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd, te onderscheiden. In die hele cyclus zijn vele momenten, waarop de afvalproblematiek gaat spelen. Op die plaatsen is 'winst' voor het milieu te behalen. In de praktijk van Rijkswaterstaat streeft men naar het sluiten van kringlopen, zoals hierboven is beschreven. Het op deze manier omgaan met grondstoffen en de uit de werken vrijkomende afvalstoffen noemt men integraal ketenbeheer. Samenvattend: 1. bij de werken die door of in opdracht uitgevoerd worden dient zoveel mogelijk gestreefd te worden naar het sluiten van kringlopen 2. het ontstaan van afval moet voorkomen worden 3. indien er toch afvalstoffen ontstaan, moet gezocht worden naar mogelijkheden tot hergebruik van de afvalstoffen 4. indien er afvalstoffen zijn ontstaan en hergebruik niet mogelijk is, moet gezocht worden naar mogelijkheden van nuttige toepassing 5. indien er toch afvalstoffen zijn ontstaan en hergebruik en nuttige toepassing niet mogelijk zijn, moeten de afvalstoffen, volgens de wettelijke regelingen, gestort of verbrand worden. Door middel van integraal ketenbeheer, kan het afvalstoffen probleem aangepakt worden. Er zijn echter meer milieubelastende activiteiten bij Rijkswaterstaat, die ook aandacht behoeven. Om enkele voorbeelden te noemen: de inrichting van de dienstkring- en steunpuntterèinen. Hierbij valt te denken aan dè opslag van wegenzout en afvalstoffen. - de bedrijfsvoering. Hierbij kan men denken aan het gebruiken van milieuvriendelijke produkten. Het inzamelen van kantoorafval en oud papier. Deze andere milieubelastende activiteiten worden bij Rijkswaterstaat ook aangepakt. De wijze waarop dit gebeurt noemt men 'bedrijfsinterne milieuzorg' (BIM). Deze bedrijfsinterne milieuzorg wordt hier onder behandeld.
3.5
Milieuzorg bij Rijkswaterstaat In 1990 heeft de hoofddirectie van Rijkswaterstaat een beleidsplan gepresenteerd met de titel 'Strategie voor de jaren negentig'. In dat plan heeft de Hoofddirectie gesteld dat ook Rijkswaterstaat zal streven naar duurzame ontwikkeling en de zorg voor het milieu als een belangrijke taak ziet. Tevens heeft de Hoofddirectie uitgesproken dat zij de verbetering van de zorg voor het milieu bij het dagelijks handelen een essentieel aspect vindt, óók als dat in sommige gevallen tot aanzienlijk hogere kosten leidt.
e
oraajewood
44
Essentiële onderdelen van deze zorg voor het milieu bij Rijkswaterstaat zijn: a. het verminderen van de hoeveelheid afval en b. het voorkomen van het ontstaan van vervuiling van de bodem, het water en de lucht door (afval-)stoffen. Aan de ene kant worden daarvoor technische maatregelen genomen (zoals het aanleggen van wasplaatsen of het bouwen van een speciale opslag voor brandstoffen of giftige stoffen etc), aan de andere kant worden de medewerkers voorgelicht over de manier waarop zij milieu-bewust met apparaten, grondstoffen en afval om kunnen gaan. Daarnaast betrekt Rijkswaterstaat de zorg voor het milieu ook bij het ontwerpen en onderhouden van hun werken en het beheren van de eigen wateren en het eigen grondgebied. Zo wordt er bij de aanleg van snelwegen steeds vaker aandacht besteed aan het beperken van 'versnippering' van het land. Deze versnippering betekent dat door de aanleg van e«*n weg of waterweg een waardevol (natuur)gebied wordt verscheurd in kleine stukken grond, waar dieren en planten minder levenskansen hebben. Er worden bijvoorbeeld zogenoemde 'wildbruggen' aangelegd. Ook worden er steeds minder bestrijdingsmiddelen gebruikt bij de onkruidbestrijding (in plaats daarvan wordt bijvoorbeeld geborsteld). Hieruit blijkt dat er een groot scala aan milieubelastende activiteiten is, dat aandacht nodig heeft. Om dat op een goede manier aan te kunnen pakken is het noodzakelijk dat deze problemen systematisch aangepakt worden. Om deze reden wordt er gesproken van een milieuzorgsysteem. Om een dergelijk systeem op te zetten kan het 'stappenplan invoering van een milieuzorgsysteem' worden gebruikt. Dit stappenplan wordt hieronder behandeld.
3.5.1
Stappenplan invoering milieuzorgsysteem Bij de meeste Directies van Rijkswaterstaat wordt momenteel (augustus 1993) gewerkt aan de invoering of het verder ontwikkelen van milieuzorgsystemen. Door middel van die milieuzorgsystemen wordt de situatie geschetst, die de Directies op middellang termijn willen bereiken. In het midden van de jaren '90 wordt geleidelijk overgegaan tot invoering van milieuzorg in alle activiteiten. De invoering van een dergelijk systeem is erg ingewikkeld. Daarom is het goed aan de hand van een stappenplan te werken. Een dergelijk stappenplan is hieronder uitgewerkt. In de invoering van een dergelijk systeem zijn de volgende stappen te onderscheiden:
e
oranjewoud
45
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
stap 1 Beslissing Van de Directie voor het invoeren van een milieuzorgsysteem Het is van wezenlijk belang, dat de Directie volledig achter het opzetten en/of het invoeren van een milieuzorgsysteem staat. Het verdient aanbeveling een voor-onderzoek in te stellen naar de consequenties voor de organisatie. Verschillende Directies hebben een dergelijk onderzoek laten uitvoeren. Onderstaand artikel uit 'Oranjewoud'-Actueel illustreert dergelijke onderzoeken bij Rijkswaterstaat.
Onderzoek naar milieuzorg op aantal steunpuntterreinen Rijkswaterstaat Hamoen, li een i M a Mangn)»
DooffcMen
OMheJMmsfti e* het bedrijst
Voords hooMgncp SMgitt RggjQM. Ie OnMdnftig (HSO| HU de
noi door de icgkxe* dtesrjti. kt M lader m « Maijk nteunnjprojKttafcotdeOtatltNooftttfclInl on 'fcanjeneod1 dhtrict Mddtn opdncM fcywidt imuaaf Op de
ttofMu! m eers» aam M en meer gK*uduresrt» (Nieuznj brntn deiimraxtoMieer-oKMeleiinnite Oraj» WatKSut Tftou I * onfcoak baiajaanopwIkeniJBMtnHeuMb I k i J H gaU beiwted mnt door m MAfi«e*9 op de ttrahn. Dea beo^wge<*yn np dootoifctt op «gemini, nieuïdTBite, jirkfat» en Mgjriutaisd»M»idoi Na Mangvan oeveraralde gegnm aan j i i t o en beU f m m e a t m B wnoJgm
Gmtotofrii I
d k
UkoómnleniBkmepóHtm&mi t*gl«miien van Rpswa&stsl btjd d^Md d^MdKswrtianigdïtihsïi aanal gmhn kunnen «oomaloe tea f w h W m * oma* aangenaam mrdm.Hoewelerindetadilsntiihgop. da *natan|1Erttf»n dt tltte jaien n* ii IW vosnMvan hel men i vam*rts!v!(od*(!Ki(TOg# dunde lnÉtjaMaenituillevtnrttnglngvsi fc tMm pfa«ml Oaanwl bui «f sjfraw ap »jn vgnujing y» «atn ai
w i irtfeuworaentyM en tel 'rtüiw 1*1 op irikuog gerkfta rnaregrin bfran da dantkiigsn Een aan» lyooaküp» rniametfnstfiumMrsgaednwtecriHnoQjino-
haiotewdslxnnafgtrintowl.
«AhaktofaniKtendgWetVemnHn OpoenMIMmn (WVO) oitiek » 0 l f c l J M aurtrynmiiBlmwHitoi aengsmagd in hel kader «ai dt W«| WUuUIW «1 fe VWO. Vtnte s MMS em bemende bwvtMning van R^nakrsaikmfeKikets h dg * «««ring. een « H u * aanpek van «v
ieuanj bnwi de (tertStoinai, en daarb| aai onderingt iamnmj lussoi« ifcffltitnga ondatfng. OBWBI in opfracM »an de onJenMcIng Mam, tfatm» en Lartscrapvwi H>maleittaai Undl is een vRtelkbara ssudto uige«tori na» miwitig op de stauvivten o n e t b a 4 b ( k »un«g»«.
itimiwrnmHxBmMwm
etwnfccoiTaiCrtnjwwifartel m«a»unpuMenr toenemen» ma»d» «••mwcnlepM wrtl 9K«B on in I t bat^bramngrckeninste «ouden m mfampaden M wnt tam Rfc •aenwi jMmieetd door M nHgn
onderzoek milieuzorg bij Rijkswaterstaat
stap 2 Informeren van het personeel Zodra de beslissing genomen is om een milieuzorgsysteem op te zetten, moet het personeel geïnformeerd worden. De gevolgen van een dergelijk systeem hebben directe invloed op de wijze waarop zij hun werkzaamheden moeten uitvoeren.
e
oraajewrad
46
'Afvalstoffen, het milieu CD UW veiligheid'
Door middel van deze voorlichting wordt duidelijk gemaakt, dat de Directie belang hecht aan een goed functionerend milieuzorgsysteem en dat ook iedereen in de organisatie bij de invulling hiervan betrokken is. Het milieuzorgsysteem moet een gezamenlijk produkt worden van Directie en medewerkers. Alleen dan kan het goed functioneren. stap 3 Opzetten structuur voor het invoeren van een milieuzorgsysteem Als in hoofdlijnen bekend is wat er moet gebeuren om tot invoering van een milieuzorgsysteem te komen, moeten er binnen de organisatie afspraken gemaakt worden over de feitelijke invoering van het milieuzorgsysteem. Hierbij kan gedacht worden aan het instellen van werkgroepen, eventueel met ondersteuning van externe deskundigen. De organisatie van Rijkswaterstaat en de milieuproblematiek zijn dermate complex, dat dit de nodige inspanning zal kosten. stap 4 Uitwerken van de maatregelen op milieugebied Er moet een planning gemaakt worden van de maatregelen, die op milieugebied genomen en uitgewerkt moeten worden. Het is het beste om te beginnen met de aanpak van die zaken, die voor iedereen zichtbaar zijn, zoals de beheersing van de afvalstoffenproblematiek, orde en netheid op de dienstkring- en steunpuntterreinen etc. Als men direct resultaten ziet, zal dat het draagvlak voor het milieuzorgsysteem vergroten en bijdragen aan het vergroten van de motivatie bij het personeel. stap 5 Feitelijke invoering milieuzorgsysteem Zodra de maatregelen op milieugebied zijn uitgewerkt en door de Directie zijn goedgekeurd, kunnen deze worden ingevoerd in de organisatie. Deze invoering moet vergezeld gaan van zaken zoals: de nodige interne voorlichting opleiding van het personeel het werken met duidelijke werkafspraken - het toepassen van richtlijnen, instructies etc. de wijze van controle - etc.
e
oraajewoad
47
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
stap 6 Evaluatie en doorlichting van het milieuzorgsysteem Ook wanneer de nodige maatregelen zijn getroffen om tot een juiste invulling en invoering van de verschillende elementen te komen, blijft het van belang de werking hiervan in de praktijk, na enige tijd, bijvoorbeeld na eenjaar, te evalueren of door te laten lichten door een onafhankelijke deskundige.
3.5.2
Onderwerpen milieuzorgsysteem Hieronder worden voorbeelden gegeven van onderwerpen, die in het milieuzorgsysteem kunnen worden opgenomen. Deze onderwerpen hebben betrekking op de dagelijkse praktijk van de Rijkswaterstaatmedewerkers. Enkele voorbeelden zijn: Materialen Bij het kiezen van materialen kan een bewuste keuze gemaakt worden uit materialen die het minst belastend zijn voor het milieu. In de bestekken die door Rijkswaterstaat gemaakt worden, kunnen hierover bepalingen worden opgenomen. Voorbeeld: Bij het onderhoud aan de metalen delen van bruggen kan in het bestek worden voorgeschreven dat alleen verfsoorten gebruikt mogen worden die geen oplosmiddelen bevatten. Afval Afvalstromen moeten zoveel mogelijk beperkt worden. Dit kan op een aantal manieren gebeuren. Enerzijds kunnen bij het aanschaffen van materialen alleen die materialen gekocht worden, die zo weinig mogelijk verpakkingsafval opleveren. Anderzijds kunnen de afvalstromen zoveel mogelijk gescheiden ingezameld worden, zodat ze op gemakkelijke wijze kunnen worden hergebruikt. Voorbeelden: Bij onderhoudswerkzaamheden in de bestekken voorschrijven dat de verf alleen mag worden aangevoerd in containers en niet in verfblikken. Voor de containers kan een 'statiegeldregeling' worden ingevoerd. Hierdoor wordt de 'afvalberg' van verfblikken sterk teruggedrongen - Ook op kantoor kan veel gedaan worden aan het beperken van de afvalstroom, door het oud papier apart te bewaren, pennen met verwisselbare vullingen te gebruiken, klein chemisch afval apart te houden etc - In het bedrijfsrestaurant kunnen de plastic bekers vervangen worden door porseleinen bekers, niet ieder plakje broodbeleg in plastic verpakken maar op een schaal presenteren en suikerklontjes gebruiken in plaats van suiker die in zakjes verpakt is.
e
oruBJewoad 48
'Afvalstoffen, het roflfcu en irw
Voorlichting en educatie De werkgever moet bij het personeel een 'milieu- bewustwordingsproces' op gang zien te brengen, zodat de medewerkers het nemen van milieumaatregelen als vanzelfsprekend gaan ervaren. De meeste deelnemers aan de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' zijn opgegroeid in een tijd dat alles kon en er nog geen aandacht was voor de milieuproblematiek. Men spoelde 10 jaar geleden de gebruikte verfkwast toch gewoon uit onder de kraan. De jongere generatie is opgegroeid met de milieuproblemen en bij hen is het milieubesef iets vanzelfsprekends. Tijdens het werkoverleg zouden er onderwerpen, die op het milieu betrekking hebben, behandeld kunnen worden. Er zou eens een lezing over milieuonderwerpen gehouden kunnen worden. Andere belangrijke ontwikkelingen op dit terrein bij Rijkswaterstaat zijn het ontwikkelen van de 'Leidraad Afvalstoffen' en de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'. Verbetering bedrijfsvoering op terreinen van Rijkswaterstaat Op dienstkringterreinen en steunpuntterreinen zijn in opdracht van Rijkswaterstaat onderzoeken uitgevoerd naar de wijze waarop de bedrijfsvoering op die terreinen met zo min mogelijk belasting voor het milieu kan plaatsvinden. Er zijn in het kader van die onderzoeken inventarisaties gemaakt van de milieutechnische aspecten van de bedrijfsvoering en aanbevelingen gedaan voor het treffen van beschermende maatregelen zoals bijvoorbeeld: het aanbrengen van vloeistofdichte vloeren ten behoeve van de opslag van strooizout - het aanleggen van betonnen vangbakken onder de opslagtanks voor calciumchloride het aanbrengen van veiligheidsvoorzieningen bij de opslag van gevaarlijk afval en (milieu)gevaarlijke stoffen in het magazijn het beschikbaar stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals veiligheidsoverall, handschoenen, adembescherming etc. Verwerkingsopdracht 'Wat merk je op de werkvloer van milieubeleid'?
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
e
oraajewoad
49
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
'Wat een gemakkelijke vragen'!
1. Waarom is milieubeleid noodzakelijk? 2. Wat is de betekenis van het NMP en het NMP-PIus? 3. Een van de doelen van het NMP en NMP-PIus is de zogenoemde 'duurzame ontwikkeling'. Dit wil zeggen dat de generaties na ons ook nog moeten kunnen beschikken over een goed milieu.voldoende grondstoffen etc. Kunt u door middel van een praktijkvoorbeeld, met betrekking tot afvalstoffen, aangeven wat deze 'duurzame ontwikkeling' voor u betekent? 4. Noem de vier uitgangspunten die het NMP stelt met betrekking tot afvalstoffen. 5. Geeft u aan wat het belang van integraal ketenbeheer is. 6. Uw Directie is van plan een milieuzorgsysteem in te voeren. Waarom is het van groot belang u, als uitvoerende medewerker, daar bij te betrekken? 7. Kunt u de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' plaatsen in het licht van milieuzorg? 8. Kijkt u eens kritisch naar uw eigen werkplek. Wat merkt u daar van het milieubeleid dat Rijkswaterstaat uitvoert?
e
oraajewosd
50
'Afvalstoffen, het milieu ea uw veiligheid'
Literatuur 'Nationaal Milieubeleidsplan' ' Nationaal Milieubeleidsplan-Plus' 'Afvalmanagement en afvalpolitiek' Stichting Maatschappij en Onderneming 1993 'Milieuzorgsysteem' Rijkswaterstaat, Directie Zeeland 'Rapport Milieuzorg op steunpuntterreinen Rijkswaterstaat, Directie Utrecht' Ingenieursbureau 'Oranjewoud' B.V. 1992 'Praktijkhandboek Milieuzorg Schildersbedrij F Bedrijfsschap Schildersbedrijf 1993 'Meerjarenplan verwijdering gevaarlijke afvalstoffen' Ministerie VROM/IPO 1993
Literatuur-overzicht
e
oraajewoad
51
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1 Door de enorme omvang van de milieuproblemen is een planmatige aanpak van de problemen noodzakelijk 2 De regering geeft door middel van het NMP en NMP-Plus aan wat gedaan moet worden. Er worden duidelijke programma's opgesteld. De verschillende overheden zijn verplicht deze plannen uit te voeren. De regering stelt geld beschikbaar voor het uitvoeren van de plannen 3 In het voorbeeld moet naar voren komen dat er zodanig met afvalstoffen wordt omgegaan, dat het milieu zo weinig mogelijk wordt vervuild. Tevens naar voren moeten komen dat in plaats van steeds maar nieuwe grondstoffen, zoals bijvoorbeeld zand en grind te gebruiken, hergebruikte afvalstoffen worden toegepast \ a de kwaliteit van het milieu mag niet verdei achteruit gaan b bestrijding aan de bron; oorzaken wegnemen c de vervuiler betaalt d zorgvuldige afvalverwijdering 5 Bij integraal ketenbeheer wordt er naar gestreefd eenmaal ingezette grondstoffen zo lang mogelijk mee te laten gaan, hetzij in het produkt waarvoor het het eerst is gebruikt, hetzij, nadat het als afvalstof is vrijgekomen, als secundaire grondstof voor een nieuw produkt > Een dergelijk systeem heeft directe gevolgen voor de praktijk van uitvoerende medewerkers. Bovendien kan de invoering van dergelijke systemen alleen maar succesvol zijn als het door alle medewerkers wordt gedragen. Iedereen moet de zin er van inzien ' Voorlichting en educatie (onderwijs) maken een belangrijk deel uit van dat milieuzorgsysteem. De medewerkers dienen te weten waarom bijvoorbeeld afvalstoffen schadelijk voor het milieu kunnen zijn. Een cursus kan die kennis aanreiken t Enkele voorbeelden: Oud papier en KCA worden apart bewaard. Er wordt kringlooppapier gebruikt. De opslag van wegenzout is overdekt. Er staat een container voor de gevaarlijke afvalstoffen etc.
oraNJewoad
52
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
'Leidraad Afvalstoffen' 4.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt de 'Leidraad Afvalstoffen' behandeld. In het vorige hoofdstuk is het milieuzorgsysteem behandeld. Daarbij is gebleken dat voorlichting als wezenlijk onderdeel van dat milieuzorgsysteem wordt beschouwd. Deze 'leidraad' is in dat kader ontwikkeld. Het is een zeer belangrijk instrument in het kader van de milieuzorg, omdat het milieubeleid, het produktenbeleid preventie etc. er in opgenomen zijn. Door middel van het hanteren van deze 'leidraad' kan de milieubelasting feitelijk worden teruggedrongen. De medewerkers van Rijkswaterstaat kunnen in de dagelijkse praktijk op verschillende manieren te maken krijgen met afvalstoffen. Aan de hand van de 'leidraad' kan de Rijkswaterstaatmedewerker :
-
-
nagaan welke afvalstoffen er ontstaan bij activiteiten zoals beheer, onderhoud, aanleg en sloopwerkzaamheden nagaan op welke wijze de hoeveelheid afval zoveel mogelijk kan worden beperkt; dit wordt ook wel afvalstoffenpreventie genoemd nagaan welke verwijderingsmogelijkheden (bewerken, verwerken, storten etc.) met Goed advies: 'Gebruik de leidraad'! betrekking tot het vrijkomende afval toegepast moeten worden opzoeken welke wet- en regelgeving van toepassing is zoeken naar organisaties, instanties etc. die zich met afval bezighouden en waar men met vragen terecht kan zoeken naar be- en of verwerkers van afvalstoffen.
e
oraajewoad
53
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Kortom een compleet naslagwerk met betrekking tot afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat vrijkomen! In de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' wordt aandacht besteed aan de inhoud en de indeling van de 'leidraad' en de wijze waarop men hem moet hanteren. De nadruk ligt op de informatie, die de afvalstoffenkaarten verschaffen. Er worden begrippen verklaard, die men moet kennen om goed en snel met de 'leidraad' te kunnen werken.
4.2
De opbouw van de 'Leidraad Afvalstoffen' De 'leidraad' is opgebouwd uit tien katernen. Om de toegankelijkheid tot de 'leidraad' te vergroten zijn de katernen van elkaar gescheiden door tabbladen. De katernen bevatten de volgende informatie: Katern 1 Handleiding voor het gebruik van de 'leidraad'. Katern 2 Zoekregisters. Er kan gezocht worden op drie manieren: - op RA W-code - alfabetisch op naam van de afvalstof - op kaarttitel. Katern 3 Afvalstoffenkaarten. Deze kaarten vormen de kern van de 'leidraad'. Katern 4 Juridische aspecten: overzicht wet- en regelgeving Katern 5 Be- en verwerkers en overheidsinstanties Katern 6 Analyses en toetsingstabellen Katern 7 Lijst met afkortingen Katern 8 Algemene literatuur Katern 9 Formulieren voor opmerkingen aan de redactie Katern 10 Aanvullingen Regionale Directie, afdeling Milieu
oranjewmd
54
'Afvalstoffen, het milieu eg uw veiligheid'
4.3
Stappenplan 'Leidraad Afvalstoffen' De 'leidraad' kan op de meest efficiënte wijze gehanteerd worden als het volgende stappenplan wordt gehanteerd: Stappenplan 'Leidraad Afvalstoffen'
Bij het behandelen van het stappenplan zal asbesthoudend afval als voorbeeld worden gebruikt. Casus Bij onderhoudswerkzaamheden aan een tunnel moet door Rijkswaterstaat asbest, dat als brandwerend materiaal is gebruikt, worden verwijderd als gevaarlijk afval.
Stap 1 bij sloopwerkzaamheden ontstaat asbesthoudend afval -»>::>•«•
Stap 2 raadpleeg de 'leidraad' katern 2 zoekregister of kaarttitel, afvalstof of RAW-code 11: sloop
Stap 3 asbesthoudend afval: kaart nummer 11.01 katern 3
e
oraajewovd
55
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Stap 4
raadpleeg katern 3: afvalstoffenkaarten, kaart 11.01 1 - 4 geeft informatie over asbesthoudend afval en verwijst naar katern 4 en 5 Stap 5 bestudeer de informatie - activiteiten waarbij asbest vrij kan komen - asbestvezels staan centraal - opmerkingen - > gevaarseigenschappen preventiemogelijkheden - verwerkingsopties en toelichting - adressen en literatuuroverzicht Stap 6 raadplegen verwerkingsopties pagina 11.01-4 Stap 7 wijze van afhandeling huidige praktijk risico van blootstelling is bepalend voor keuze laten zitten of verwijderen - ARBO-wetgeving van toepassing Stap 8
Stap8B
geen risico van blootstelling - laten zitten - eventueel afschermen, verven en etiketteren EINDE
wel risico van blootstelling - verwijderen, inachtneming wettelijke bepalingen * Asbestverwijderingsbesluit * Asbestbesluit
e
oraajewoad
56
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
* Wet milieubeheer: - storten - afgeven aan vergunninghouder - verpakken in voorgeschreven verpakking - aanmelden werkzaamheden bij Arbeidsinspectie - selectief slopen op basis draaiboek treffen veiligheidsvoorzieningen Stap 9 voor opzoeken van de juridische aspecten, die verband houden met het vrijkomen van asbest moet men katern 4 juridisch katern Stap 10 Voor het opzoeken van bedrijven, instanties, stortplaatsen, vervoerders etc. in verband met de uit te voeren werkzaamheden dient men katern 5 te raadplegen Stap 11 Voor het opzoeken van laboratoria, die monsters kunnen analyseren, dient men katern 6 te raadplegen
T
e oraajewovd
57
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Stap 12 Als men afkortingen tegenkomt die men niet kent, dan dient men katern 7 te raadplegen Stap 13 Indien men meer wil lezen over een bepaalde afvalstof kan men het literatuuroverzicht in katern 8 raadplegen of de literatuur, genoemd op de afvalstoffenkaarten EINDE
Zoals reeds eerder is aangehaald, is de cursus onder andere ontwikkeld als aanvulling op de 'leidraad'. Eén van de cursusdoelen is het goed leren omgaan met de 'leidraad'. Daarnaast geeft de cursus die informatie over afvalstoffen, waar, onder andere tijdens de interviews, expliciet om gevraagd is. Op de volgende onderdelen van het stappenplan 'Leidraad Afvalstoffen' wordt in de cursus nader ingegaan: a. wetgeving en procedures hoofdstuk 9 b. veiligheidsaspecten hoofdstuk 10 c. milieu-aspecten in bestekken hoofdstuk 11 d. afvalstoffen hoofdstuk 13.
e
oraajewosd
58
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
4.4
Informatie op de afvalstoffenkaarten In deze paragraaf wordt ingegaan op de informatie die de afvalstoffenkaarten de gebruiker kan verschaffen. De afvalstoffenkaarten hebben veelal de volgende indeling: Activiteiten waarbij de afvalstof vrij kan komen Hier wordt een complete opsomming gegeven van activiteiten die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd en waarbij afvalstoffen of andere materialen, zoals secundaire grondstoffen, vrijkomen. Voorbeelden Het opbreken van wegverhardingen, slopen van gebouwen etc. Mogelijke verontreinigingen/kritische parameters Door middel van dit onderdeel wordt inzicht gegeven in de stoffen, die in de afvalstof aanwezig kunnen zijn. Of er wordt aangegeven wat het probleem is van een bepaalde afvalstof, zoals bij asbesthoudende afvalstoffen, de asbestvezels. Als de chemische samenstelling of gehaltes aan bepaalde stoffen bekend zijn, worden die ook gegeven. Deze gegevens kunnen gebruikt worden voor het samenstellen van het analysepakket als men toch monsters heeft genomen in situaties, waarbij niet geheel duidelijk is of de opgegeven samenstelling wel klopt. Aan het beoordelen van analyseresultaten wordt in hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures' aandacht besteedt. Tevens is dit van belang voor het treffen van de juiste veiligheidsvoorzieningen van het werk. 'Moet ik wel of geen beschermende handschoenen of adembescherming dragen'. Voorbeelden Bij verfblikken: resten (al dan niet uitgeharde) verf, zware metalen (pigmenten), oplosmiddelen etc. Opmerkingen In dit onderdeel wordt achtergrondinformatie gegeven over de afvalstoffen, zoals het gebruik er van of lopend onderzoek naar mogelijkheden van recycling. Voorbeelden Geleiderail bestaat uit langsprofiel, afstandhouders etc. van verzinkt staal.
e oraHJewood 59
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Preventie-opties Het beleid op het terrein van afvalstoffen is er op gericht het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk te voorkomen. Bij dit onderdeel worden mogelijkheden gegeven ter beperking van de afvalstroom bij Rijkswaterstaat. Dit is voor het milieu en voor 's Rijks schatkist van groot belang. De tarieven voor het storten en het verbranden van afvalstoffen worden immers steeds hoger. Bij dit onderdeel komt de verwijderingsladder van 'Lansink' weer om de hoek kijken. Het belangrijkste is immers het voorkomen dat afvalstoffen ontstaan! Dit is dus een erg belangrijk onderdeel. Voorbeelden Verfblikken zoveel mogelijk leegmaken, navulblikken of containers gebruiken, verfblikken kunnen gespoeld worden en de gebruikte oplosmiddelen met verf kunnen weer als verfverdunner gebruikt worden etc. Verwerkingsopties In dit onderdeel worden de mogelijkheden van verwerking aangegeven in volgorde van wenselijkheid. Dus eerst het voorkomen dat een afvalstof ontstaat, vervolgens hergebruik etc. In de meeste gevallen verwijst dit onderdeel naar het stroomschema van de afvalstoffenkaart. Voorbeelden Metalen worden afgevoerd naar de schroothandel, asbesthoudend afval wordt gestort op een gecontroleerde stortplaats, geleiderails worden afgevoerd naar een verwerker. De dienstkring krijgt er dan 'statiegeld' voor terug etc. Stroomschema' s Bij het ontwikkelen van deze stroomschema's is nagedacht over de wijze waarop Rijkswaterstaat met afvalstoffen moet omgaan. Er is aansluiting gezocht bij de huidige praktijk en de voor het milieu meest gewenste verwerkingsmethoden. Bij een bepaald probleem kan men vaak uit meerdere alternatieven kiezen. Deze alternatieven vindt men ook in de stroomschema's terug. Voor de verschillende soorten en acties worden in de stroomschema's symbolen gebruikt, die op de volgende pagina worden verklaard.
oraajewoad
60
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Legenda bij de stroomschema's
Gebruikte symbolen
Betekenis
Vlaggetje
Naam van de afvalstof
Ruit
Een beslispunt
Rechthoek
Materiaal of methode
Afgeronde rechthoek
Verwerkingsoptie
Na elkaar van toepassing Verticaal geschakelde symbolen
In serie geschakelde symbolen
Gelijkwaardige keuze
Parallel geschakelde symbolen
Verwerkingsopties van minder naar
goed
Voorbeeld stroomschema Bij het behandelen van het 'stappanplan Leidraad Afvalstoffen' is het voorbeeld gebruikt van asbesthoudende afvalstoffen. Op de volgende pagina is het stroomschema van deze afvalstof opgenomen.
e
oraajewoad
61
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Stroomschema asbesthoudende materialen
O
Asbesthoudend materiaal
aten zitten, eventuee afschermen, verven .. en etiketteren s
H.P. O
H.P.
verwijderen volgens onderstaand schema
van
sloopactiviteit bij .de ardbeidsinspectie.
op basis van draaiboek selectief slopen van asbest (onder treffen van veiligheidsvoorzieningen
*
verpakken van asbest in daartoe bestemde verpakkingsmaterialen (dubbel plastic)
Afvalstoffenwet van toepassing Asbestwetgeving van toepassing
H.P.
Huidige praktijk:
O
Arbo
storten onder strenge condities op daarvoor aangewezen stortplaatsen
e
oraajewoad
62
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
4.5
Termen en woorden In de 'Leidraad Afvalstoffen' worden soms termen, woorden en afkortingen gebruikt, die mogelijk niet voor iedereen even duidelijk zijn, bijvoorbeeld chemische termen bij 'mogelijke verontreinigingen'. Bij de aanvulling op de Leidraad van december 1993, alsmede achter in deze cursusmap is een afkortingen- en verklarende woordenlijst opgenomen waarin dergelijke termen, woorden en afkortingen zijn uitgelegd. Wij raden u aan deze lijst veelvuldig te gebruiken om u deze zaken eigen te maken. Verwerkingsopdracht 'Olie, straalgrit en verfafval'.
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
B I B L I O T H E E K Dienst Weg- en Waterbouwkunde van der Burghweg PostDus 5044, 2600 CA Delft
Tel. 015-2 699 363
e
oraafewoad
63
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
'Even goed mijn best doen'
1. 2. 3. 4. 5. 6.-
Waarom kan de 'leidraad' gezien worden als een instrument van interne milieuzorg? Welke informatie kunt u in de 'leidraad' opzoeken? Uit welke katernen is de 'leidraad' opgebouwd? Op welke drie manieren kunt u in de 'leidraad' een afvalstof opzoeken? Wat wordt bedoeld met afvalpreventie? In de 'leidraad' wordt aangegeven op welke wijze voorkomen kan worden dat afvalstoffen ontstaan. Zoekt u in de 'leidraad' op welke mogelijkheden er zijn om te voorkomen dat er niet meer verfafval ontstaat dan hoogst noodzakelijk is.
e
oraajewoad
64
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Leidraad Afvalstoffen' Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat 1992 Notitie 'Asbest bij Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat DWW, Hoofdafdeling Milieu Ing. H. Wever 'Rapport Handleiding Afvalverwerking' Ingenieursbureau 'Oranjewoud' in opdracht Rijkswaterstaat, Dienstkring Leiden
Literatuur-overzicht
e
oraajewoed
65
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1. In de 'leidraad' wordt aangegeven op welke wijze met afvalstoffen moet worden omgegaan. Er staat in op welke wijze kan worden voorkomen dat afvalstoffen ontstaan; welke produkten gebruikt moeten worden etc. Al deze informatie geeft aan op welke wijze het milieubeleid uitgevoerd moet worden. De milieuzorg is een middel daartoe en de 'leidraad' maakt daarvan deel uit. 2. - nagaan welke afvalstoffen er ontstaan bij activiteiten zoals beheer, onderhoud, aanleg en sloopwerkzaamheden - nagaan op welke wijze de hoeveelheid afval zoveel mogelijk kan worden beperkt; dit wordt ook wel afvalstoffenpreventie genoemd - nagaan welke verwijderingsmogelijkheden (be-werken, verwerken, storten etc.) met betrekking tot het vrijkomende afval toegepast moeten worden - opzoeken welke wet- en regelgeving van toepassing is - zoeken naar organisaties, instanties etc. die zich met afval bezighouden en waar men met vragen terecht kan - zoeken naar be- en of verwerkers van afvalstoffen. 3. Katern 1 Handleiding voor het gebruik van de 'leidraad'. Katern 2 Zoekregisters. Katern 3 Afvalstoffenkaarten. Deze kaarten vormen de kern van de 'leidraad'. katern 4 Juridische aspecten: overzicht wet- en regelgeving Katern 5 Be- en verwerkers en overheidsinstanties Katern 6 Analyses en toetsingstabellen Katern 7 Lijst met afkortingen Katern 8 Algemene literatuur Katern 9 Formulieren voor opmerkingen aan de redactie Katern 10 Aanvullingen Regionale Directie, afdeling Milieu
4. a op RAW-code
e
oraajewovd
66
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
b alfabetisch op naam afvalstof c op kaarttitel 5. Afvalpreventie wil zeggen dat voorkomen moet worden dat afvalstoffen ontstaan. 6. Bij katern 3 'Afvalstoffenkaarten' slaat u kaart 32.02 (Verfresten en verfblikken, gereedschappen (rollers, kwasten, spatels) en reinigingsmiddelen) op. Op pagina 1 van deze kaart ziet u het kopje 'preventie-opties' staan. Hier worden vijf preventiemogelijkheden gegeven.
e
oraajewoad
67
'Afvalstoffen, het milieu en uwvejlieheid'
5
Bronnen milieuverontreiniging
5.1
Inleiding In hoofdstuk 2, 'Afvalstoffen en het milieu', is een definitie gegeven van het begrip 'milieuverontreiniging'. Uit die definitie vallen de volgende 2 aspecten af te leiden: 1. er moeten stoffen aan het milieu worden toegevoegd 2. door die toevoeging moet schade aan het milieu ontstaan. In dit hoofdstuk zal in het algemeen worden ingegaan op de bronnen van milieuverontreiniging. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen stoffen die bodemverontreiniging en stoffen die waterverontreiniging veroorzaken. Bij het behandelen van de bodem, hoofdstuk 6, en het water, hoofdstuk 7, wordt aangegeven welke effecten die stoffen op de bodem en het water hebben.
5.2
Stoffen die bodemverontreiniging veroorzaken Een bodemverontreiniging kan veroorzaakt worden door vele verschillende stoffen. Soms betreft het stoffen die van nature in de bodem aanwezig kunnen zijn, maar waarvan de concentraties veel te hoog zijn. Een voorbeeld hiervan is lood, dat van nature in de bodem aanwezig is. In gebieden met veel autoverkeer is de concentratie veel hoger dat in gebieden waar het verkeer minder intensief is. In andere gevallen is er sprake van verontreiniging met 'milieuvreemde' stoffen zoals bijvoorbeeld chloorhoudende oplosmiddelen. In de 'Leidraad bodembescherming' van het Ministerie van VROM zijn de verontreinigingen in zeven hoofdgroepen onderverdeeld. Deze hoofdgroepen worden hieronder in het kort besproken. Zware metalen Zware metalen zijn metalen met een soortelijke massa (dichtheid = gewicht) van 5 g/cm3 of meer. De belangrijkste zware metalen zijn: cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, tin en zink. Zware metalen komen van nature in kleine hoeveelheden in de bodem voor. In die kleine hoeveelheden zijn ze niet schadelijk voor de volksgezoridheid of het milieu, maar zijn ze juist nodig voor de groei van planten en dieren.
e
oranjewoud
68
'Afvalstoffen, het milieu .cjLJi
Door diverse industriële activiteiten -zijn 'm fret verleden grote hoeveelheden zware metalen in de bodem terecht gekomen. Dit is vooral gebeurd door de verwerking van metaalertsen, metaalbewerking en metaaloppervlaktebehandelingen zoals galvaniseren en emailleren. Daarnaast worden metalen op grote schaal gebruikt in legeringen, kleurstoffen, drukinkt, cosmetica, katalysatoren, accu's, batterijen en vele andere produkten. Ook verbrandingsafval zoals sintels, cokes en vliegas bevat doorgaans hoge concentraties aan zware metalen. Cadmium en kwik behoren tot de meest milieugevaarlijke zware metalen. Kwik komt in Nederland onder andere voor in kwik-batterijen, in meet- en regelapparatuur en het wordt gebruikt bij een aantal chemische processen. Cadmium wordt gebruikt in pigmenten, bij chemische processen, in nikkelcadmium batterijen en bij oppervlaktebehandeling van metalen (cadmeren). Lood werd in het verleden veel toegepast als anti-klopmiddel in benzine. Door deze toevoeging draait de motor beter. Door deze toepassing zijn grote hoeveelheden lood in het milieu terechtgekomen. De uitstoot via uitlaatgassen heeft geleid tot een grootschalige loodverontreniging langs autowegen en in stedelijke gebieden. Deze verontreiniging is nu terug te vinden in verontreinigde bermbodems en als verontreinigende component in bermgras, waardoor dit minder goed afgezet kan worden als bodemverbeteraar. Door de invoering van loodvrije benzine is de lood-uitstoot sinds 1989 fors gereduceerd. Anorganische verbindingen De stoffen welke in deze groep vallen hebben weinig overeenstemming met elkaar. Fosfaat en ammoniak zijn bekend vanwege de mestproblematiek. Fluor, broom en sulfide komen vrij bij zeer specifieke industriële activiteiten. De belangrijkste stoffen uit deze groep zijn de cyaniden. In Nederland doen de meeste gevallen van cyanideverontreiniging zich voor op voormalige gasfabrieksterreinen. Aromatische verbindingen Deze groep wordt ook wel aangeduid als 'vluchtige aromatische koolwaterstoffen' of kortweg 'aromaten'. Aromaten worden bereid uit aardolie, ze zijn vluchtig en lichter dan water. Aromaten worden onder andere gebruikt als oplosmiddel, verdunningsmiddel, ontvettingsmiddel en in benzine. Bij drukkerijen, verffabrieken en metaalbewerkingsbedrijven wordt veel met aromaten gewerkt. Aromaten hebben het vermogen om door kunststofleidingen heen te dringen. Bij een bodemverontreiniging met aromaten is het noodzakelijk kunststof drinkwaterleidingen te vervangen door koperen leidingen.
e
oranjewoud
69
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) zijn aanwezig in teerachtige produkten. Tot de PAK-verbindingen behoren circa 50 verschillende stoffen. PAK komen in hoge concentraties voor in asfalt (tot 1983), koolteer, pek, diverse oliesoorten en dakbedekkingsmaterialen. Verder komen PAK vrij bij diverse verbrandings- en chemische processen. Binnen de groep van de PAK-verbindingen zijn er aanzienlijke verschillen in eigenschappen. Zo zijn de lichtere PAK redelijk oplosbaar in water en enigszins vluchtig. Dit in tegenstelling tot de zwaardere verbindingen die niet of nauwelijks vervluchtigen en zeer slecht oplosbaar zijn in water. Gechloreerde koolwaterstoffen Zodra koolwaterstoffen chloor bevatten wordt gesproken van gechloreerde koolwaterstoffen. Er zijn verschillende groepen te onderscheiden: Alifatische chloorkootwaterstoffen De bekendste van deze groep zijn 'Per' (terachlooretheen) en 'Tri' (trichlooretheen). Deze stoffen worden op grote schaal gebruikt als ontvettingsen schoonmaakmiddel bij met name chemische wasserijen, metaalindustrie en drukkerijen. Chloorfenolen Pentachloorfenol (PCP) is van deze groep het meest bekend. De voornaamste toepassing van PCP is als houtconserveringsmiddel tegen schimmelgroei. PCP is zeer giftig. Het gebruik in de woningbouw is nu verboden. Chloorbenzenen Deze stoffen worden vooral gebruikt voor de produktie van bestrijdingsmiddelen, die bijvoorbeeld in de landbouw worden gebruikt. PCB's PCB's of te wel polychloorbifenylen zijn olieachtige vloeistoffen, die veel zijn toegepast in transformatoren en condensatoren vanwege hun goede electrischisolerende eigenschappen in combinatie met het bestand zijn tegen hoge temperaturen. Vroeger werden PCB's ook toegepast in produkten zoals kunststoffen, motorolie, inkt, lijm en verf. Deze stoffen zijn zeer giftig. Als ze eenmaal in milieu terecht zijn gekomen, kunnen ze veel schade aanrichten. Deze stoffen komen in het vetweefsel van dieren terecht. Daardoor heeft er grote sterfte onder zeehonden plaatsgevonden.
e
ornajewovd
70
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bestrijdingsmiddelen Bestrijdingsmiddelen kunnen op basis van hun toepassing als volgt worden ingedeeld: - Insecticiden : insectenwerende middelen - Herbiciden : onkruiddodende middelen of gewasbeschermingsmiddelen - Fungiciden : schimmeldodende middelen Bestrijdingsmiddelen zijn meestal extreem giftige stoffen en kennen een specifiek gebied waarin ze werkzaam zijn, bijvoorbeeld onkruid. Echter een onkruidverdelgingsmiddel kan ook zeer giftig zijn voor andere planten en dieren. Overige verontreinigingen Naast de hierboven beschreven groepen is er ook nog een verzamelnaam voor stoffen die hierboven niet genoemd zijn. Uit deze groep wordt, voor deze cursus, alleen de minerale olie er uitgelicht. De belangrijkste stof hier is minerale olie en vele afgeleide produkten zoals benzine, huisbrandolie etc. Verontreinigingen met minerale olie komen veelvuldig voor. Met name is dit het geval bij tankstations.
5.3
Stoffen die waterverontreiniging veroorzaken Waterverontreiniging wordt veroorzaakt doordat stoffen in het water terechtkomen door middel van lozing of storting. Hieronder wordt een aantal bronnen behandeld waarbij afvalstoffen die waterverontreiniging veroorzaken, vrijkomen. Huishoudelijk afvalwater Huishoudelijk afvalwater bestaat uit een groot aantal stoffen, die zowel als vaste stof als in opgeloste vorm kunnen voorkomen. Het grootste deel bestaat uit organische (afbreekbare) stoffen, die afkomstig zijn van voedselresten, uitwerpselen en gebruiksmaterialen, zoals papier en zeep. Deze stoffen zijn in het algemeen niet giftig en goed afbreekbaar. In huishoudelijk afvalwater kunnen ook giftige en slecht afbreekbare stoffen voorkomen, zoals verfresten, medicijnen en synthetische wasmiddelen. Ook kunnen in dit afvalwater ziektekiemen en virussen voorkomen.
e
oraajewoad
71
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Industrieel afvalwater Bij industrieel afvalwater zijn de stoffen sterk afhankelijk van de bedrijfstak die het afvalwater heeft geproduceerd. De samenstelling is afhankelijk van de gebruikte grondstoffen, hulpstoffen en produktieproces. Hieronder worden enkele bedrijfstakken met de meest voorkomende verontreinigingen behandeld: - voedings- en genotsmiddelenindustrie Deze industrietak produceert veel gemakkelijk afbreekbare stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. De problemen ontstaan hierbij niet zo zeer door de stoffen, die in het water terecht komen. De hoeveelheden vormen het grootste probleem. Het water heeft een beperkt zelfreinigend vermogen. -
textielindustrie Deze bedrijfstak maakt gebruik van grote hoeveelheden oplosmiddelen en pigmenten. De oplosmiddelen zijn veelal benzeenachtig of bevatten chloor, terwijl de pigmenten zware metalen bevatten. Deze stoffen kunnen problemen veroorzaken.
- leer- en schoenenindustrie Door deze industrie worden chroom en kleurstoffen geloosd, die het milieu belasten. - hout- en papierindustrie De houtverwerkende industrie gebruikt veel schadelijke stoffen, zoals conserveringsmiddelen, die onder andere zware metalen bevatten. In de papierindustrie worden oplosmiddelen en pigmenten gebruikt. - grafische industrie De milieubelastende stoffen die hier gebruikt worden zijn de oplosmiddelen en de pigmenten, die zware metalen bevatten. chemische industrie Door deze bedrijfstak wordt een grote variatie aan chemische produkten vervaardigd, waarvan er even zoveel als afvalstof in het water terecht kunnen komen. Deze afvalstoffen zijn vaak niet biologisch afbreekbaar. energiebedrijven Door de onvolledige verbranding ontstaan vliegas, roet en teerachtige stoffen. Hierin zitten onder andere zware metalen en PAK. Tevens veroorzaakt deze tak thermische verontreiniging. Dit wil zeggen dat er grote hoeveelheden koelwater in het oppervlaktewater terechtkomen, die dat water opwarmen.
e
oraajewoad
72
'Afvalstoffen, het mifigu cn.'ü'jt ycOigfae't(f
Deze hogere temperatuur bevordert de groei van organismen, zoals algen. Tevens neemt het zuurstofgehalte in het water af, doordat de oplosbaarheid van zuurstofgas bij hogere temperaturen afneemt. -
land- en tuinbouwbedrijven Door toedoen van deze bedrijven komen er veel meststoffen en bestrijdingsmiddelen in het water terecht.
Neerslag Regenwater is lang zo schoon niet als men wel zou denken. Met het regenwater komt een aanzienlijk deel van de luchtverontreiniging weer naar beneden, waarbij een deel in het water terecht komt. Belastend voor het milieu zijn vooral de zware metalen, ammoniak uit de veehouderij en de PAK. Scheepvaart De scheepvaart vervuilt het water door het lozen van afvalolie en de uitstoot van verbrandingsprodukten, zoals roet. Een ander soort verontreiniging, die milieuschade veroorzaakt, betreft de speciale onderwaterverven, die algengroei aan de scheepswand moeten voorkomen. Hierdoor komt vooral koper in het water terecht.
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
e
oraajewosd
73
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
'Welke stoffen veroorzaken milieuvervuiling'?
1. Bodemverontreiniging wordt veroorzaakt doordat er afvalstoffen op of in de bodem gebracht worden. Deze verontreinigende stoffen zijn in 7 groepen onder te verdelen. Noemt u deze 7 groepen en geef van elke groep een voorbeeld. 2. Waterverontreiniging wordt veroorzaakt doordat er stoffen in dat water gebracht worden. Milieuschade kan optreden doordat de afvalstoffen in zodanig grote hoeveelheden geloosd worden dat het zelfreinigend vermogen van het water te kort schiet. Anderzijds kunnen geloosde stoffen zo schadelijk zijn dat daardoor milieuproblemen ontstaan. Noemt u vier bronnen van waterverontreiniging.
e
oraajewosd
74
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Basisboek Milieukunde' red. J.J. Boersema, J.W. Copius Peereboom en W.T. de Groot
•Piew Literatuur-overzicht
e
oraajewoad
75
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1. zware metalen: onder andere lood - wordt veroorzaakt door wegverkeer anorganische verbindingen: ammoniak en cyanideverontreiniging bij oude gasfabrieksterreinen aromatische verbindingen: oplos- en ontvettingsmiddelen PAK: teerprodukten gechloreerde koolwaterstoffen: tri, per, pcb's bestrijdingsmiddelen: onkruiddodende middelen overige: olie. 2. huishoudelijk afvalwater industrieel afvalwater neerslag scheepvaart
e
ormjewoad
76
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bodem en bodemverontreiniging 6.1
Inleiding Bij werkzaamheden die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd, komen afvalstoffen vrij, die grote schade aan de bodem kunnen toebrengen. Het is dus van groot belang deze afvalstoffen op een voor het milieu veilige wijze af te voeren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bodem, een van de milieucompartimenten, en de problematiek van de bodemverontreiniging, die kan ontstaan als afvalstoffen niet goed worden opgevangen en afgevoerd. Er wordt een definitie gegeven van het begrip 'bodem' en vervolgens wordt ingegaan op de opbouw van de bodem en de functies die de bodem vervult. Daarna wordt behandeld wat bodemverontreiniging is, welke soorten verontreiniging men kan onderscheiden en wat de oorzaken van bodemverontreiniging in het algemeen kunnen zijn. Voorts wordt behandeld op welke wijze bij activiteiten die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd bodemverontreiniging kan ontstaan. Aan het eind van dit hoofdstuk zal worden ingegaan op twee technieken van grondreiniging, te weten de thermische methode en de biologische methode.
6.2
Bodem De bodem is een van de compartimenten, die de omgeving van de mens bepalen. Wat wordt nu eigenlijk onder de bodem verstaan? Hieronder is daarvan een definitie gegeven. definitie bodem 'De bodem is het bovenste deel van de aardkorst, waarin zich alle levensprocessen afspelen'.
e
oraajewosd
77
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
6.3
Opbouw van de bodem De bodem wordt gevormd door een groot aantal factoren, die daarop invloed uitoefenen, zoals: de invloed van de atmosfeer (lucht, neerslag, temperatuur, verdamping) erosie (het verdwijnen van bodem door invloeden van wind, water en ijs) - de planten- en dierenwereld (beworteling, bodemorganismen en het leveren van organisch afval) de invloed van de mens (ploegen, ontwateren, bemesten etc.). De bodem is voortdurend aan veranderingen onderhevig. De bodem wordt getypeerd door de grondsoort(en) waaruit zij is opgebouwd. Men spreekt gewoonlijk over kleigrond, zandgrond, veengrond e t c , waarbij de grond voornamelijk wordt gekarakteriseerd door de vaste bestanddelen daarvan. Als we een bepaalde grondsoort 'zandgrond' noemen, dan wil dat zeggen dat het grootste, vaste gedeelte daarvan uit zand bestaat. Naast deze vaste bestanddelen bevat de bodem ook nog andere componenten, zoals lucht (in de holten en de poriën), levende factoren (wormen en insecten), micro-organismen (bacteriën, schimmels etc.) en water (grondwater). Ook is er vaak nog dood biologisch materiaal, zoals plantenresten, aanwezig. Dit wordt ook wel organisch materiaal genoemd. Een voorbeeld van de 'levende wezens', die één vierkante meter grasland herbergt: 40 regenwormen 300 kevers en larven - 4000 springstaarten - anderhalf miljoen aaltjes - miljarden bacteriën. Al deze beestjes zijn onmisbaar voor een gezonde bodem. Bepaalde soorten ruimen organisch materiaal op. Anderen zorgen dat er voldoende lucht in de bodem kan komen door het graven van gangetjes.
6.4
Functies van de bodem Als we de bodem bekijken naar de functies die zij voor het milieu van de mens heeft, dan kunnen we volgende functies onderscheiden: 1. draagfunktie: de draagfunktie van de bodem wil zeggen dat zij dient om bijvoorbeeld woningen op te bouwen en wegen op aan te leggen etc.
e
oraajewovd
78
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
gebruiksfunktie: hieronder wordt het gebruik van delfstoffen verstaan en het gebruik van de bodem voor het verbouwen van voedsel het vasthouden en reinigen van water, zodat dat drinkbaar wordt gemaakt of kan worden gemaakt.
6.5
Bodemverontreiniging Wat is nu eigenlijk bodemverontreiniging? Uitgaande van de 'Leidraad Bodembescherming' van het Ministerie van V.R.O.M. (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) kunnen we hiervoor de volgende definitie geven. definitie 'bodemverontreiniging' 'Er is sprake van bodemverontreiniging indien zich stoffen in de bodem bevinden waarvan de concentraties hoger zijn dan de 'achtergrondwaarden' voor een goede bodemkwaliteit'. De problematiek van bodemverontreiniging is in Nederland actueel geworden met de affaire 'Lekkerkerk'. Om het geheugen nog even op te frissen. Bewoners van een nieuwbouwwijk in Lekkerkerk klaagden over geuroverlast in de woningen. Uit een in 1980 ingesteld onderzoek bleek dat vóór het bouwrijp maken van dit poldergebied vaten met chemisch afval en bouw- en sloopafval gestort waren. Met name zijn veel sloten gedempt met dit afval. Vanwege de risico's van de verontreiniging besloot de overheid, onder druk van de bevolking, de pers en de politiek om het probleem direct grondig aan te pakken. Dit betekende een sanering; het afgraven, het opruimen en onschadelijk maken van de verontreinigde grond. Na 'Lekkerkerk' volgden nog meer van dergelijke affaires. Naar aanleiding hiervan heeft de overheid een onderzoek ingesteld en daarbij is vastgesteld dat er in ons land ongeveer 4000 sterk vervuilde lokaties zijn, die eigenlijk alle gesaneerd moeten worden. Kosten: Ongeveer 50 miljard gulden!! Het krante-artikel hieronder illustreert dat het probleem van bodemverontreiniging overal speelt.
e
oraBJewoed
79
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
27 (uM
Cobouw
.
Bodemsanering Fnesland is een miljardenkwestie ftXiULfi.nmlflwiiv—•". KM m j n » «Va! tobtdaardaaaafi** VU « W
JJ™ m
ijjis aü ha « r a t f r
IH4-IW» tt -
uut»*/IJio/U»*- f1"!—^ .- - - — JuilcutRaata&OllfiWfAV
«nnalóM ncCpto4ekt9 h FWMnl M a f i « » MlIW/ttlMV
lé»
•»•"/««/
Ml BM>
ka*
w«nK«iclc «mm won» •ivliit
Bodemverontreiniging in héél Nederland
6.6
Oorzaken van bodemverontreiniging Er zijn vele oorzaken van bodemverontreiniging te bedenken. Hieronder zullen de belangrijkste oorzaken van bodemverontreiniging genoemd worden. Deze paragraaf is bedoeld om een algemeen overzicht te geven van de oorzaken van bodemverontreiniging. In de volgende paragraaf wordt een overzicht van vormen van bodemverontreiniging gegeven, die zich bij Rijkswaterstaat kunnen voordoen. Lekkage van ondergrondse tanks Ondergrondse brandstoftanks hebben een levensduur van gemiddeld 30 jaar. De meeste tanks zijn in de jaren vijftig en zestig geïnstalleerd. Dit betekent dat veel tanks op het punt staan om door te roesten. Naast lekkages zijn overvullingen ook een belangrijke oorzaak voor verontreinigingen bij tanks. De verontreinigingen bevinden zich hoofdzakelijk bij de vul- en ontluchtingspunten. Lekkages van rioleringen Via bedrijfsrioleringen worden of werden vaak milieugevaarlijke stoffen afgevoerd naar het gemeentelijk riool of het oppervlaktewater. Soms' vindt eerst nog bij het bedrijf een eigen voorzuivering plaats. Lekkages aan deze rioolstelsels kwamen vaak en meestal over lange perioden voor. Hierdoor is op veel plaatsen bodemverontreiniging ontstaan.
e oraa
80
'Afvalstoffen. het milieu én uw veiligheid'
Lozingen in de bodem Met name op de hoger gelegen zandgronden werd afvalwater vaak via zogenaamde zink- of zakputten in de bodem geloosd. Op de plaats van deze putten komen vaak zeer hoge concentraties aan verontreinigingen voor. De aard van de verontreiniging is afhankelijk van de geloosde afvalstoffen. Storten van (bedrijfs)afval Vroeger was men zich in het algemeen niet bewust van allerlei, thans bekende, milieugevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen. Het storten was doorgaans dé methode van 'afvalverwerking'; het was praktisch en goedkoop. Tegenwoordig worden strenge maatregelen getroffen voor het storten van afval. Stortplaatsen worden aangewezen door de provincie of het Ministerie van VROM. Er wordt een streng acceptatiebeleid gevoerd. Terreinophoging Het is soms noodzakelijk terreinen op te hogen. Voor het ophogen worden afvalstoffen, zoals slakken etc. gebruikt. Deze stoffen bevatten vaak hoge concentraties aan zware metalen. Verder zijn ook regelmatig baggerspecie, puin, bouw- en sloopafval en andere afvalstoffen gebruikt. Baggerspecie en ophoogzand uit rivieren bevatten vaak hoge concentraties van allerlei verontreinigingen die in de rivier zijn geloosd. Tegenwoordig worden deze afvalstoffen ook nog ingezet als ophoogmateriaal, waarbij wel eerst onderzoek plaatsvindt naar de samenstelling van het ophoogmateriaal. Onzorgvuldig handelen Door onwetendheid, gemakzucht, vergissingen, ongelukken, morsen en lekkages zijn veel verontreinigingen in de bodem terecht gekomen, met name in vroegere jaren. Als we allemaal heel kritisch naar ons zelf kijken, dan moeten we (bijna) allemaal wel constateren dat we vroeger, toen de milieuproblemen nog niet zo bekend waren, ook wel eens milieuverontreiniging hebben veroorzaakt. Om wat voorbeelden te noemen: de afgewerkte olie van de auto in het riool lozen, kwastenreiniger door de gootsteen weg laten lopen, afvalstoffen die langs de weg werden aangetroffen in een putje in de berm ondergraven. Op deze wijze mag nu, anno 1993, geen milieuverontreiniging meer worden veroorzaakt. We weten allemaal dat we zuinig moeten zijn op ons milieu. Calamiteiten Hierbij valt te denken aan het open scheuren van tanks, leidingbreuk, overvullingen van tanks, brand, explosie, overstromingen, het kantelen van tankauto's etc.
e
oraajewoad
81
'Afvalstoffen, het milieu
W *miigfafct
6.7
Bodemverontreiniging Rijkswaterstaat Door het uitvoeren van werkzaamheden door Rijkswaterstaat of bij het uitvoeren van werkzaamheden in opdracht van Rijkswaterstaat kan er bodemverontreiniging ontstaan. De plaatsen waar deze verontreinigingen kunnen optreden zijn: a. de terreinen van Rijkswaterstaat Op deze terreinen, bijvoorbeeld de dienstkringterreinen of steunpuntterreinen, worden stoffen en materialen tijdelijk opgeslagen, die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. Bijvoorbeeld de opslag van secundaire grondstoffen en wegenzout. Indien dit wegenzout niet op een vloeistofdichte vloer ligt opgeslagen, kan het zout in de grond terechtkomen en daar schade veroorzaken. Dit wordt verzilting genoemd. Als het zout in het oppervlaktewater terechtkomt zal de waterkwaliteitsbeheerder optreden. Er kan dan zelfs een proces-verbaal worden opgemaakt. Als het aangetroffen zwerfvuil niet op een behoorlijke wijze wordt opgeslagen in vloeistofdichte bakken kan er bodemverontreiniging optreden, doordat de afgewerkte olie uit een jerrycan lekt of doordat er accuzuur uit oude accu's lekt. In deze gevallen moet dan de grond waar de afvalstoffen opgeslagen liggen als afvalstof worden beschouwd. De grond zal dan gereinigd moeten worden of naar een stortplaats gebracht worden. b. andere plaatsen Andere plaatsen zijn plaatsen waar werkzaamheden worden uitgevoerd door of in opdracht van Rijkswaterstaat. Dit kunnen locaties langs de wegen of waterwegen zijn. Op deze plaatsen is de kans op bodemverontreiniging zeer groot, omdat er met tal van milieuschadelijke stoffen gewerkt wordt. Om enkele voorbeelden te noemen; verfresten bij conserveringswerkzaamheden, olieproducten zoals dieselolie die gebruikt wordt bij het reinigen van wegenbouwmachines, verontreinigde grond etc. Er wordt bij Rijkswaterstaat momenteel veel energie gestopt in het voorkomen van bodemverontreiniging. Enkele voorbeelden hiervan zijn de inventarisaties van de milieutechnische aspecten op de dienstkringterreinen, waardoor reeds veel verbeteringen zijn aangebracht en het opnemen van milieueisen in de bestekken (hieraan wordt in hoofdstuk 12, 'Milieu-aspecten in bestekken' aandacht besteed ; de aannemers moeten schriftelijk aantonen dat men de overblijvende afvalstoffen heeft afgegeven aan een vergunninghouder.
e
oranjewoud
82
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
6.8
Grondreinigingstechnieken Ondanks het feit dat er momenteel technieken beschikbaar zijn om grond, die verontreinigd is, te reinigen geldt ook hier, in het belang van het milieu en de economie: 'Voorkomen is beter dan genezen!' Er zijn meerdere technieken beschikbaar, doch hieronder zullen in het kort twee technieken worden behandeld, te weten de thermische methode die veel gebruikt wordt en de biologische methode, omdat Rijkswaterstaat daarmee op verschillende plaatsen experimenteert. a. thermische grondreiniging Bij deze methode wordt de afgegraven verontreinigde grond in een grote oven door middel van een zeer hoge temperatuur gereinigd van de schadelijke stoffen. Deze techniek kan voor zeer veel verontreinigingen worden toegepast. Nadelen van deze methode zijn de hoge kosten van de apparatuur, het achterblijven van grote hoeveelheden reinigingsresiduen (afvalstoffen die na de reiniging overblijven) en de gereinigde grond is levenloos. Deze gereinigde grond kan dan bijvoorbeeld als ophoogmateriaal worden toegepast. b. biologische grondreiniging of landfarming Bij deze methode wordt de afgegraven verontreinigde grond op een speciale plaats opgeslagen zodat er geen uitloging naar de bodem kan plaatsvinden. Vervolgens wordt er een goede temperatuur gecreëerd en zuurstof in de bodem gebracht door middel van het losmaken en omgooien van de grond met tractors (vandaar de naam 'landfarming') zodat de in de verontreinigde grond aanwezige bacteriën de verontreinigde stoffen kunnen 'opeten'. Het grote voordeel van deze methode is dat de grond 'levend' blijft en een ander voordeel zijn de relatief lage kosten. Een nadeel is dat deze methode slechts toepasbaar is voor olieverontreinigingen en verontreiniging met stoffen die biologisch afbreekbaar zijn. Zware metalen en andere anorganische stoffen kunnen niet op deze wijze verwijderd worden.
e
oranjewoud
83
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Leesopdracht Krante-artikel. Verwerkingsopdracht 'Rijkswaterstaat voorkomt bodemverontreiniging'. Video 'De grond van ons bestaan' Ministerie VROM.
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
e oraajewoad
84
'Afvalstoffen, het milieu en uw veilioheid'
Zelfstudievragen
'We moeten zuinig zijn op onze bodem'.
1. Noemt u vier factoren die invloed uitoefenen op het ontstaan van de bodem 2. Noemt u twee functies die organismen en diertjes in de bodem vervullen 3. Noemt u drie functies van de bodem 4. Noemt u zeven oorzaken van bodemverontreiniging 5. Noemt u vier situaties uit uw praktijk, waarbij bodemverontreiniging kan optreden 6. Noemt u uit uw praktijk drie voorbeelden, waaruit blijkt dat bij Rijkswaterstaat veel aandacht besteed wordt aan het voorkomen van bodemverontreiniging
e
oraajewosd
85
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Basisboek Milieukunde' red. J.J. Boersema, J.W. Copius Peereboom en W.T. de Groot 'Rapport milieuzorg op steunpuntterreinen Rijkswaterstaat, Directie Utrecht' Ingenieursbureau 'Oranjewoud' B.V. 1992 'Natuur, milieu en wet' Vereniging Politie Dieren- en milieubescherming. 1985 'Zakboek Handhaving milieuwetgeving'
Ministerie V.R.O.M. 1993
"PKMi
Literatuur-overzicht
e
oraajewosd
86
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1. a. b. c. d.
atmosfeer (lucht, neerslag, temperatuur, verdamping) erosie door wind/water/ijs planten- en dierenwereld mens
2. a. het opruimen van organisch materiaal b. het zorgen dat er voldoende zuurstof in de bodem komt (maken van gangen) 3. draagfunctie, gebruiksfunctie, vasthouden en reinigen van water 4. a. b. c. d. e. f. g.
lekkage tanks lekkages rioleringen lozingen in de bodem storten (bedrijfs)afval terreinophoging onzorgvuldig handelen calamiteiten
5. a. tijdelijke opslag afvalstoffen b. reinigen machines c. conserveringswerkzaamheden, waarbij verfresten of straalgrit in de bodem terecht kunnen komen d. onjuiste opslag van wegenzout 6. a. juiste aanleg van dienstkringterreinen b. goede besteksbepalingen c. goed toezicht houden
e
oraajewosd
87
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
7
Water en waterverontreiniging
7.1
Inleiding Een goede waterkwaliteit is voor mens, dier en plant van levensbelang. Zonder water is op aarde leven onmogelijk. Samen met de andere milieucompartimenten, bodem en lucht, vormt het water het milieu van de mens. Daarnaast worden er voor de productie van goederen die we dagelijks gebruiken enorme hoeveelheden water gebruikt. Om een voorbeeld te noemen: Om één ton staal te produceren is 150 ton water nodig. Andere industriële toepassingen van water zijn nog: a. het gebruik als proceswater b. het gebruik als smeermiddel c. het gebruik als koelwater. Bij al deze toepassingen kan het milieu schade oplopen. Dus in allerlei opzichten is het noodzakelijk te zorgen dat de watervoorraad behouden blijft en daarnaast van goede kwaliteit is. Door het voorkomen van waterverontreiniging en het handhaven van de Wvo-vergunningen kan Rijkswaterstaat hieraan een goede bijdrage leveren. In dit hoofdstuk worden het water en de waterverontreiniging behandeld. Er zal aandacht worden besteed aan de waterkringloop, het zelfreinigend vermogen van het water, de verschillende soorten water die men kan onderscheiden en de waterverontreiniging. De Wvo-vergunning zal in dit hoofdstuk en in het hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures' aandacht krijgen als instrument om waterverontreiniging tegen te gaan. Tot slot van dit hoofdstuk zal nog worden ingegaan op botulisme.
e
oranjewoud
88
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
7.2
Het belang van water Zonder water zou leven op aarde onmogelijk zijn. Voor alle levensvormen, van bacterie tot en met mens, is water een onmisbare stof, die onder meer zorgt voor het transport (door middel van het bloed) van onder andere voedingsstoffen en zuurstof. Het menselijk lichaam bestaat voor 65 % uit water! Voor de mens en vele andere organismen is zoet water een noodzaak en als we bedenken dat nauwelijks 1 % van alle water op de wereld zoet water is, wordt duidelijk dat een goede waterkwaliteit van levensbelang is. Het grootste deel (97,5 %) van de watervoorraad op aarde bestaat uit zout water en bevindt zich in de oceanen en zeeën. De rest van de watervoorraad is op aarde aanwezig in de vorm van sneeuw, ijs, zoet water, waterdamp en waternevel. Onderstaande grafiek geeft de verhouding aan tussen de zoutwatervoorraad en het overige water. Hier blijkt duidelijk uit dat we zeer zuinig moeten zijn op ons (zoete) water.
Aandeel van het zoete water in de wereld-watervoorraad:
Legenda G Zoet water j§ Zout water • • Ijs en waterdamp
e
oraajewiwd
89
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
7.3
De waterkringloop De watervoorraad op aarde is continue in beweging. Er vindt een intensieve uitwisseling plaats tussen de diverse water-onderdelen. Onder invloed van de zon verdampt water, dat na afkoeling condenseert en na enige tijd weer als neerslag op het aardoppervlak terug komt. Om over voldoende water te kunnen beschikken is voldoende water noodzakelijk. Dit verklaart ook het tekort aan water in de woestijn. Daar is immers weinig water aanwezig om te kunnen verdampen, zodat wolken kunnen ontstaan. Door het ontbreken van wolken regent het weinig. Dit proces van opstijgen van waterdamp en het neerkomen in de vorm van neerslag heet de 'waterkringloop' en is hieronder schematisch weergegeven.
neerslag | verdamping grondwateri
\ ï zee
Waterkringloop
e
oranjewoad
90
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
7.4
De verschillende soorten water Als er over 'water' gesproken wordt, is dat een verzamelnaam voor een aantal verschillende soorten water. Hiervoor is al in het kort ingegaan op het voorkomen van water als zout water en zoet water. Op aarde is zoet water aanwezig als: a. waterdamp Waterdamp zijn de wolken, waaruit regen valt. De regen is erg belangrijk voor het leven op het land. Het verdwijnt in de bodem en stroomt af naar sloten, kanalen etc. Voorts trekt het regenwater diep in de grond naar het grondwaterniveau en gaat deel uitmaken van de waterkringloop, die op de voorgaande pagina is getekend. b. oppervlaktewater Dit is het water dat aanwezig is in sloten, kanalen, rivieren etc. Dit water heeft vele functies, zoals bereiding van drinkwater, bevloeiing van land- en tuinbouwgronden, het dienen als vaarweg, recreatie, visserij, afvoer van afvalwater, proceswater en koelwatervoorziening ten behoeve van de industrie. Een groot probleem voor het milieu vormt de verontreiniging van het oppervlaktewater. De Wvo-vergunningplicht, waarbij strenge eisen gesteld worden aan het lozen op het oppervlaktewater is een wettelijk instrument om de verdere verontreiniging van het water te beperken. c. grondwater Dit water is op het eerste gezicht niet zichtbaar aanwezig en bevindt zich onder het aardoppervlak. Dit grondwater wordt voor een groot deel gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Het grondwater is over het algemeen van een betere kwaliteit dan het oppervlaktewater. Waterschappen en hoogheemraadschappen zijn verantwoordelijk voor het op peil houden van de grondwaterstand. Een groot milieuprobleem vormt de onttrekking van het grondwater aan de bodem. Vooral in tijden van droogte als de landbouwers hun akkers besproeien treden vaak problemen op. In de krant kan men dan mededelingen van de waterkwantiteitbeheerders aantreffen, waarin verboden wordt tuinen te sproeien etc. De waterkwantiteitbeheerders en de politie treden hier dan tegen op.
7.5
Waterverontreiniging Waterverontreiniging is een groot milieuprobleem, omdat hierdoor één van de eerste levensbehoeften van alle organismen op aarde, waaronder de mens, namelijk drinkwater, in gevaar dreigt te raken. De hoeveelheid water op aarde
e
oroajewovd
91
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
kan niet toenemen. Dus elke verslechtering van de kwaliteit van het water betekent een verkleining van de hoeveelheid water die geschikt is voor consumptie. Wat verstaan we nu onder 'waterverontreiniging'? definitie 'waterverontreiniging' 'Elke verandering in samenstelling of hoedanigheid waardoor het betrokken (oppervlakte- of grond-)water minder geschikt is of ongeschikt wordt voor bepaalde functies'. De meest in het oog lopende vorm van waterverontreiniging is de verontreiniging van het oppervlaktewater met zwerfvuil, bestaande uit allerlei grof afval, zoals plastic, planken, flessen etc. Deze vervuiling is vooral 'lelijk om te zien'. Bij werken, die in de buurt van het water worden uitgevoerd kan deze verontreiniging gemakkelijk optreden door het laten slingeren van plastic en ander afval. Deze vorm van onnodige verontreiniging is gemakkelijk te voorkomen. Een andere vorm van verontreiniging, die ernstiger is, is de vervuiling door te grote hoeveelheden huishoudelijk en ander afvalwater, waarin stoffen zitten die gaan rotten. Dit afvalwater is biologisch goed afbreekbaar, maar in te grote hoeveelheden wordt de beschikbare zuurstof in het water gebruikt voor de algengroei. Planten en vissen stikken hierdoor. De meest ernstige vorm van waterverontreiniging betreft het lozen van chemische en milieugevaarlijke stoffen. De lozing van bijvoorbeeld zware metalen zoals lood, cadmium en kwik kan het water totaal ongeschikt maken voor vele functies. Het zal duidelijk zijn dat de drinkwatervoorziening het eerst verstoord wordt. Ook calamiteiten, bijvoorbeeld het zinken van tankschepen, kunnen een enorme schade veroorzaken aan het milieu. Een ander soort milieuprobleem vormt de verzilting van het zoete water door onder andere de lozingen van de Franse kalimijnen op de Rijn, waardoor de visstand terugloopt en het bereiden van drinkwater duurder wordt.
7.6
Zelfreinigend vermogen van het water Uniek is het zelfreinigend vermogen van water. Zonder dat zelfreinigend vermogen was de wereld al lang ten onder gegaan aan de vervuiling. Afvalwater en -stoffen die in het water worden geloosd kunnen als voedsel dienen voor waterorganismen en micro-organismen. Na verloop van tijd zullen
e
oraajewoad
92
'Afvalstoffen, kat milieu CB
de in het water geloosde stoffen, die biologisch afbreekbaar zijn, verdwenen zijn. Dit wordt het zelfreinigend vermogen van water genoemd. Dit zelfreinigend vermogen is wel aan bepaalde grenzen gebonden! Lozingen van zeer grote hoeveelheden afbreekbare stoffen kunnen leiden tot problemen, zoals vissterfte omdat de zuurstofvoorziening dan te kort schiet. Daarnaast zijn er ook nog diverse niet afbreekbare stoffen welke jaren in het water aanwezig blijven. Dergelijke stoffen hopen zich op in het slib, dat na het baggeren een probleem vormt. Slib blijkt vaak zo ernstig verontreinigd dat het niet verwerkt kan worden. Vroeger werd slib gebruikt voor het ophogen van terreinen, doch door die verontreinigingen kan dat niet meer. Er waren zelfs woonwijken op gebouwd. Later moesten de bewoners gedwongen worden te verhuizen opdat de huizen gesloopt konden worden. Dergelijke berichten lezen we regelmatig in de krant.
7.7
Rijkswaterstaat en waterverontreiniging Bij Rijkswaterstaat kunnen, zowel de 'natte' als de 'droge' dienstkringen, met de problematiek van de waterverontreiniging te maken krijgen. Hieronder zal in het kort hierop worden ingegaan. a. algemeen De medewerkers van Rijkswaterstaat zijn een groot aantal uren per dag 'langs de weg'. Men heeft daardoor een unieke mogelijkheid om waterverontreiniging te signaleren. Als men bijvoorbeeld een boer gier in de sloot ziet lozen, kan men de politie bellen, die dan kan optreden. Door een dergelijk optreden van de Rijkswaterstaatmedewerker kan dan grotere milieuschade worden voorkomen. b. 'natte dienstkring' De medewerkers van deze dienstkringen kunnen op vele manieren met de problematiek van de waterverontreiniging te maken krijgen, zoals: - in het kader van toezicht op de naleving van de vergunningen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) - bij calamiteiten op het water zoals het lekraken of zinken van schepen in kanalen en op rivieren - bij onderhoudswerkzaamheden aan bruggen, sluizen, stuwen etc. in geval van illegale lozingen van bilge-olie door schippers.
e
oraajewoad
93
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
c. 'droge dienstkring' Ook deze medewerkers van Rijkswaterstaat kunnen ook bij hun werkzaamheden te maken krijgen met waterverontreiniging: - bij het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan bruggen - bij het aantreffen van zwerfvuil aan de slootkant - bij calamiteiten zoals het kantelen van tankwagens waarbij er schadelijke stoffen in de sloot en het riool terecht komen. Gelet op het grote belang van schoon en goed water kan men niet zorgvuldig genoeg optreden bij watervervuiling of dreiging daarvan.
7.8
De Wvo-vergunning Om de verdere achteruitgang van de waterkwaliteit te beschermen is de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) ontwikkeld. Deze wet tracht dat doel, onder andere, te bereiken door een vergunningstelsel. De vergunning is een instrument om door het geven van voorschriften waterverontreiniging beheersbaar te maken. Rijkswaterstaat is toezichthouder in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. In hoofdstuk 9 'Wetgeving en procedures' zal nader op de Wvo-vergunning worden ingegaan. In het kader van het controleren van de vergunningvoorschriften zullen deze toezichthouders regelmatig monsters van afvalwater moeten nemen. In hoofdstuk 10, 'Veiligheid' zal aandacht besteed worden aan de persoonlijke veiligheid bij het nemen van monsters.
7.9
Botulisme Botulisme is een besmettelijke ziekte, die veel watervogels, vooral eenden, het leven kost. Botulisme is een vorm van voedselvergiftiging. Gezonde watervogels raken ermee besmet, doordat zij via hun voedsel resten van vergiftigde vogels binnenkrijgen. Dat gif wordt in de overblijfselen van de gestorven dieren geproduceerd door een bacterie, de zogenoemde Clotridium botulinum. Vooral in de zomermaanden, wanneer de omgekomen dieren blijven liggen in het water, warmer dan 20°C, is de kans op botulisme groot. Rottende vogellijken en hoge watertemperaturen vormen voor de bacterie een ideale voedingsbodem om het ziekteverwekkende gif te maken.
e oraR|ewo«d
94
' Afvalstoffen, 'bal "mgieo KB UW yeffisfoeytC
Slachtoffers van botulisme kunnen de ziekte &X>T "besmetting zeer snel verspreiden. Daarom moeten dode dieren zo snel mogelijk worden opgeruimd. Bovendien is het belangrijk dat zieke exemplaren tijdig worden opgespoord om massale vogelsterfte te voorkomen. Met name de medewerkers van de natte dienstkringen zullen in de warme zomermaanden met botulisme te maken krijgen. Bij het verwijderen van dode vogels uit het water, dient men bijzonder voorzichtig te zijn. Het gif dat zich in de dode vogels bevindt, is een zeer sterk gif. Draag daarom goede stevige handschoenen! Verpak de dode beesten op deugdelijke wijze, bijvoorbeeld stevig ingepakt in kranten met daaromheen een goed sluitende, stevige plastic zak. De dode beesten kunnen, via de gemeente, naar het Centraal Diergeneeskundig Instituut, Edelhertweg 15, Postbus 65 8200 AB Lelystad (tel 03200-73911) worden gebracht om onderzocht te worden.
Video 'Levend water van Shell'.
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
e
oraajewovd
95
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
'Belangrijk dat water'!
1. Waarom is zonder water het leven op aarde onmogelijk? 2. Noemt u drie industriële toepassingen van water. 3. Kan de hoeveelheid water op aarde toenemen, bijvoorbeeld door het smelten van de ijskap? 4. Beschrijft u het principe van de 'waterkringloop'. 5. Noemt u drie verschillende soorten zoet water. 6. Wat houdt het zelfreinigend vermogen van het water in? 7. Wanneer kan het zelfreinigend vermogen van het water tekort schieten? 8. Op welke wijze kunt u met waterverontreiniging te maken krijgen in uw praktijk? 9. Wat is de functie van de Wvo-vergunning?
e
orujewovd
96
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Basisboek Milieukunde' red. J.J. Boersema, J.W. Copius Peereboom en W.T. de Groot 'Zakboek Handhaving milieuwetgeving' Ministerie V.R.O.M. 1993 'Natuur, milieu en wet' Vereniging Politie Dieren- en milieubescherming. 1985 'Notitie Projectplan Werkgroep Perkpolder' Rijkswaterstaat Directie Zeeland. 1993
"PigMi
Literatuur-overzicht
e
oroajewosd
97
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1. Voor alle levende wezens is water een eerste levensbehoefte. Als we naar het menselijk lichaam kijken, dan zien we dat dat voor 65% uit water bestaat. Het water zorgt, door middel van het bloed, voor het transport van voedingsstoffen en zuurstof door het lichaam. We kunnen heel goed enkele dagen zonder eten. Maar geen enkele dag zonder water! 2. a. gebruik als proces-water b. gebruik als smeermiddel c. gebruik als koelmiddel 3. Nee. De hoeveelheid water op aarde is een vast gegeven. Deze hoeveelheid kan niet toenemen. We zullen het moeten doen met de voorraad die we hebben. 4. Door de zon treedt condensatie op. Waterdamp stijgt op. Er ontstaan wolken, die weer voor neerslag zorgen. De neerslag komt in de grond terecht en via de grondwaterstrommgen komt het weer in de wateren, meren, zeeën etc. terecht. Er treedt weer condensatie op etc. en de kringloop begint weer opnieuw. 5. waterdamp, oppervlaktewater en grondwater 6. Afvalstoffen, die biologisch afbreekbaar zijn, en in het water worden geloosd, kunnen dienen als voedsel voor de in het water aanwezige organismen. Hierdoor wordt het water gereinigd. 7. Als er niet-afbreekbare stoffen in het water terecht komen (bijvoorbeeld chemicaliën) of als de hoeveelheid afbreekbare afvalstoffen, die in het water terecht komen te groot is. 8. Dit is voor de droge en de natte dienstkringen verschillend. Bedenkt u een paar praktijksituaties. 9. Door middel van de Wvo-vergunning, kunnen voorschriften worden gesteld aan de lozingen van het afvalwater. Hierdoor kan de waterverontreiniging controleerbaar blijven. Belangrijk is deze vergunningen te handhaven.
e
oraajewovd
98
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
8
Lucht en luchtverontreiniging
8.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt, in het kort, aandacht besteed aan het milieucompartiment lucht en de verontreiniging ervan. Voor de dagelijkse praktijk van de cursisten is dit onderwerp mogelijk iets van minder belang, omdat de grote luchtvervuiling niet door Rijkswaterstaat wordt veroorzaakt. Omdat alle beetjes helpen is de bijdrage, die de cursisten kunnen leveren aan het voorkomen van luchtverontreiniging, weergegeven in paragraaf 8.6. Dit hoofdstuk dient dan ook vooral gezien te worden als achtergrondinformatie om een totaaloverzicht van de milieuproblematiek te krijgen. Zonder lucht kan men niet leven en het leven in een gebied met hoge luchtverontreiniging is zeer onaangenaam en soms zelfs schadelijk voor de gezondheid. Vervuiling in de lucht komt weer op aarde terecht in droge vorm en bij regen komt het met het regenwater mee naar beneden. Het komt in planten terecht etc. De mens eet de planten. Hiermee wordt aangetoond dat de lucht niet minder belangrijk is dan bodem of water. Nee, integendeel. Echter in het kader van deze cursus is beperkte aandacht voor dit milieucompartiment op zijn plaats. Er zal aandacht besteed worden aan de zuurstof als, voor de mens, belangrijkste stof, die in de lucht voorkomt. Voorts wordt aandacht besteed aan het probleem van de luchtverontreiniging en de bronnen van die verontreiniging.
8.2
Lucht Zuurstof is voor de mens de belangrijkste stof die in de lucht voorkomt. Deze zuurstof wordt door de bomen en planten geproduceerd. Zonder zuurstof is er geen leven op aarde mogelijk. Als we steeds maar verder gaan met het kappen van bossen, zal de zuurstofvoorziening gevaar lopen. Moeten we dan met een zuurstofmasker over straat lopen? Nee, zover moeten we het niet laten komen. Naast zuurstof komen in de lucht (de atmosfeer) vooral stikstof en edelgassen voor. De natuurlijke samenstelling van de lucht verandert in feite voortdurend.
e oranjewoud 99
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Dit is echter een zeer langzaam verlopend proces, zodat naar menselijke maatstaven de samenstelling als constant kan worden beschouwd. Een voorbeeld daarvan is de zuurstof-concentratie. Deze bedroeg 1 miljard jaar geleden circa 1%, 400 miljoen jaar geleden circa 10% en tegenwoordig circa 20%. De vraag wat de natuurlijke samenstelling van de lucht is, is een moeilijk te beantwoorden vraag. De uiteindelijke samenstelling van de atmosfeer wordt bepaald door uitwisseling tussen de onderdelen van de lucht. Op verschillende manieren worden verontreinigende stoffen in de atmosfeer gebracht. Voorbeelden zijn: vulcaanuitbarstingen, verkeer, industrie en landbouw. Deze stoffen verdwijnen weer uit de lucht door fysische processen (afzetting op de bodem onder andere door regen, opname in oceanen, opname door planten) en door chemische omzetting. In onderstaande grafiek is de samenstelling van de lucht die we inademen weergegeven. Ook hier geldt: Zuinig zijn op die belangrijke lucht!
Samenstelling v/d lucht
Legenda • Stikstof • Kooldioxide • Argon ü Zuurstof
8.3
Luchtverontreiniging Luchtverontreiniging op zich is geen probleem van de laatste decennia. Reeds honderden jaren geleden werden er van overheidswege ( door de koning) maatregelen genomen om luchtverontreiniging te beperken. In de 13e eeuw en 14e eeuw werd in Engeland voor de stad Londen een koninklijk besluit uitgevaardigd waarbij het verboden werd een bepaalde steenkoolkwaliteit als brandstof te gebruiken.
e
oranjewoud 100
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Ook in Nederland werd, in de 17e eeuw, het in enkele steden verboden om steenkool te gebruiken. Dit zijn echter slechts zeer incidentele gevallen waarbij van overheidswege maatregelen werden genomen om de luchtverontreiniging aan banden te leggen. De werkelijk ernstige problemen van luchtverontreiniging ontstonden eigenlijk pas, toen door de technologische ontwikkeling, de industrialisatie (19e eeuw) op gang kwam. Dit had tot gevolg dat, om aan de toenemende energiebehoefte te kunnen voldoen, het verbruik van fossiele brandstoffen sterk toenam. In de verbrandingsgassen van fossiele brandstoffen komen een aantal luchtverontreinigende componenten voor zoals: Koolmonoxyde (CO), zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOJ. Niet alleen het verhoogde energieverbruik had tot gevolg dat het leefmilieu van mens, plant en dier werd aangetast. Ook het gebruik van een zeer groot aantal chemische stoffen, waarvan het merendeel niet in het milieu thuishoort, draagt in een belangrijke mate bij aan de milieuverontreiniging. Er is pas sprake van luchtverontreiniging als de in de atmosfeer aanwezige stoffen schadelijke effecten veroorzaken. Deze schadelijke effecten hebben dan betrekking op het niet optimaal functioneren (groeien) van levende organismen. De luchtverontreinigingen kunnen in velerlei opzicht de groei en gezondheid van organismen aantasten. Deze aantasting kan zich op korte termijn manifesteren, maar ook pas na verloop van jaren. Niet alleen levende organismen ondervinden schade door luchtverontreiniging maar ook voorwerpen die eraan bloot gesteld worden. Zo worden vele uit zandsteen opgetrokken gebouwen aangetast. Het krante-artikel op de volgende pagina illustreert dat. Bij luchtverontreiniging kunnen de effecten chronisch (langdurig) danwei acuut (direct) zijn. Dit hangt af van de concentratie en de toxiciteit (giftigheid) van de stoffen. Chronische schade treedt op als het organisme over een langere tijd blijvend of regelmatig aan de giftige stof wordt blootgesteld. De schade is dan vaak van blijvende aard. Bij acute schade is direct een effect waar te nemen.
8.4
Bronnen van luchtverontreiniging Bij luchtverontreiniging kan onderscheid gemaakt worden - verontreiniging door natuurlijke bronnen - verontreiniging door menselijke activiteiten.
e
oranjewoud 101
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Natuurlijke bronnen Door natuurlijke processen kunnen zeer grote hoeveelheden van bepaalde stoffen in de atmosfeer worden gebracht. Dit kunnen onder andere vaste deeltjes zijn die door vulkaanuitbarstingen of stofstormen in de atmosfeer worden gebracht. Daarnaast worden door allerlei processen onder andere methaan-gas (CH4) en stikstofoxiden (NO, NO2, N2O) in de atmosfeer gebracht. Naast deze chemische stoffen worden ook wel biologische produkten als verontreinigende stof aangemerkt. Dit zijn onder andere stuifmeelkorrels, bacteriën, schimmels en gisten.
27 juli 1993
Stadhuis Gouda aangetast door luchtvervuiling Van w u oneer . venlaggeefstem GOi:DA, dinsdag Het monumentale stadhuis van Gouda ia aan de buitenkant hard Ban renovatie toe. Het uit zandsteen opgelrokken geBomr üv poreus geworden door de luchtvervuiling en het overmatig plassen van de manlijke inwonen van de
d. „Gelukkig zijn alleen de onderste vijftig centimeter van het stadhuis door urine aangetast'1, aldus een woordvoerder. De renovatie van het gebouw gaat rond de drie miljoen gulden kosten» Een te drag dat het renovatiebudget van de hele gemeente overschrijdt. Het stadsbestuur ga»t het ministerie van WVC vragen de renovatie van het uit 1550 daterende sUdhuis te vergoeden.
Bronnen door menselijk handelen Door allerlei menselijke activiteiten worden diverse verontreinigingen in de atmosfeer gebracht. Daarbij kan gedacht worden aan de verontreiniging met zwaveldioxide (SO2) door industriële activiteiten. Met name het gebruik van steenkool als brandstof veroorzaakt een hoge uitstoot van zwaveldioxide. Door overschakeling op aardgas en olie is deze 'Schade door luchtverontreiniging' uitworp sterk afgenomen. Dit is echter nog niet in alle landen gebeurd. Met name in oost-europa is de situatie erg slecht.
e
oranjewoud 102
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Verontreinigingen met lood en koolmonoxyde (CO) worden hoofdzakelijk veroorzaakt door het verkeer. Door het gebruik van katalysatoren en lood-vrije benzine is deze uitstoot sterk verminderd en is de situatie enigszins verbeterd.
8.5
Effecten van luchtverontreiniging Luchtverontreiniging heeft nadelige effecten op planten, dieren en mensen. Luchtverontreiniging kan schade veroorzaken aan planten, waardoor opbrengstvermindering mogelijk is. Plantenbeschadigingen komen in verschillende vormen voor. Beschadigingen worden veroorzaakt doordat gassen via de huidmondjes (vergelijkbaar met de ademhalingsorganen van de mens) door de plant worden opgenomen. Deze gassen zijn onder andere zwaveldioxide, stikstofdioxide en ozon. Eén der ergste beschadigingen is de 'necrose'. Een moeilijk woord, maar het gevolg is dat het blad geheel of gedeeltelijk afsterft. De aantasting begint bij de toppen en de randen van de bladeren. Ozon en stikstofdioxide kunnen al in vrij lage concentraties bladsterfte veroorzaken. Een andere vorm van aantasting is 'chlorose', die veroorzaakt wordt door zwaveldioxide en ozon. Het weefsel tussen de nerven verbleekt en is het gevolg van de afbraak van chlorofyl (bladgroenkorrels die de groene kleur van planten bepaalt). Necrose wordt vaak vooraf gegaan door chlorose. Door teveel stikstofdioxide kan ook ernstige schade aan plantenweefsel worden veroorzaakt. Verder kan stikstofdioxide ook uitdroging, bladafval en groeiremming tot gevolg hebben. . Een teveel aan luchtverontreinigende stoffen kan eveneens gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens. Denk bijvoorbeeld maar aan het gat dat in de ozonlaag ontstaat door de uitstoot van koolwaterstoffen. Hierdoor neemt de kans op huidkanker toe.
e
oranjewoud 103
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
8.6
Beperken luchtverontreiniging bij Rijkswaterstaat Luchtverontreiniging wordt door een aantal bronnen veroorzaakt, waaronder het verkeer. Doordat bij Rijkswaterstaat veelvuldig van de auto gebruik moet worden gemaakt, kan de luchtverontreiniging, die door dat autorijden veroorzaakt wordt, worden beperkt als men het volgende in acht neemt: - schaf auto's aan met geregelde drieweg-katalysator op benzine of LPG. Een kleine, lichte en zuinige auto vervuilt minder - auto's moeten goed onderhouden en afgesteld worden. De spanning van de banden moet goed op peil zijn - rijd niet te snel. Luchtvervuiling en energieverbruik nemen sterk toe als er sneller gereden wordt. Bij een snelheid van 120 km/u treedt 40% meer vervuiling op dan bij 100 km/u. Bij 100 km/u weer 40% meer dan bij 80 km/u - trek rustig op en schakel tijdig naar een hogere versnelling - zet de motor af als er gewacht moet worden voor brug of overweg of als men in de file staat. Als men 20 seconden moet wachten is het al lonend om de motor af te zetten.
'Is dit een goed idee'?
e
oranjewoud 104
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Een andere vorm van luchtvervuiling is de uitstoot van koolwaterstoffen bij het gebruik van verf. Bij het behandelen van de afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen, hoofdstuk 13, wordt hieraan aandacht besteed. Door het gebruik van milieuvriendelijke verfsoorten kan de uitstoot van koolwaterstoffen bij werken van Rijkswaterstaat worden beperkt. Tenslotte kan er ook luchtvervuiling voorkomen worden door bewust met het energieverbruik op kantoor en in de werkplaatsen om te gaan. Door niet warmer te stoken dan nodig en niet nodeloos het licht te laten branden wordt een behoorlijke bijdrage geleverd aan het beperken van de luchtvervuiling.
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
BIBLIOTHEEK Dienst Weg- en Waterbouwkunde Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft
Tel. 015-2 699 363
e
oranjewoud 105
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
Pmn 'Even kijken of ik het snap'
1. Noemt u drie natuurlijke bronnen van luchtverontreiniging. 2. Noemt u drie bronnen van luchtverontreiniging die ontstaan door menselijke activiteiten. 3. Verklaart u het milieuprobleem dat 'het gat in de ozonlaag' wordt genoemd. 4. Kunt u uit uw praktijk een tweetal voorbeelden geven, waarbij luchtverontreiniging optreedt.
oranjewoud 106
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Basisboek Milieukunde' red. J.J. Boersema, J.W. Copius Peereboom en W.T. de Groot 'Natuur, milieu en wet' Vereniging, Politie Dieren - en milieubescherming. 1985 'Brochure Smog en uw gezondheid' Ministerie VROM
"PlCMl
Literatuur-overzicht
e
oranjewoud 107
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1. Vulkaanuitbarstingen, zandstormen in de Sahara, stuiftneelkorrels. 2. Verkeer, industrie en landbouw 3. Het gat in de ozonlaag wil zeggen dat door de uitstoot van koolwaterstoffen, de ozonlaag, die ons moet beschermen tegen de schadelijke invloed van het ultra-violette licht, steeds dunner wordt. De kans op huidkanker neemt daardoor sterk toe. 4. Het rijden met auto's, het gebruiken van verf, die oplosmiddelen bevat.
e
oranjewoud 108
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9
Wetgeving en procedures
9.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de milieuwetgeving, die betrekking heeft op de afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan. Er zal eerst enig inzicht worden gegeven in de geschiedenis van het ontstaan van de huidige milieuwetgeving en vervolgens zal inzicht worden gegeven in de ontwikkelingen die zich momenteel in de milieuwetgeving voordoen. Bij de behandeling van dit hoofdstuk moet duidelijk zijn dat is uitgegaan van de situatie zoals die is ontstaan met het gefaseerd invoeren van de Wet milieubeheer (Wm) vanaf 1 maart 1993. Zo is met de inwerkingtreding van deze wet het begrip 'chemische afvalstoffen', een ingeburgerde term, vervangen door de term 'gevaarlijke afvalstoffen'. Dit zou nog wel eens tot 'spraakverwarring' kunnen leiden. Ook is op 1 januari 1994 het hoofdstuk Afvalstoffen in de Wet milieubeheer in werking getreden. De Afvalstoffenwet en de Wet chemische afvalstoffen zijn hiermee komen te vervallen. In dit hoofdstuk worden, na de globale geschiedenis van de milieuwetgeving, de Wet milieubeheer, de Verordening bedrijfsafvalstoffen, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, het Ontwerp bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterbescherming behandeld, waarbij de nadruk ligt op het begrijpen en hanteren van procedures die voortvloeien uit de milieuwetgeving en die betrekking hebben op afvalstoffen (huishoudelijke, gevaarlijke en bedrijfsafvalstoffen), die vrijkomen bij uitvoeringswerken bij Rijkswaterstaat.
9.2
Geschiedenis Wetgeving is een middel dat gebruikt wordt om de bedreiging van ons milieu een halt toe te roepen. De afgelopen 20 jaar is er een fors aantal milieuwetten gemaakt, dat allemaal tot doel heeft het milieu te beschermen. Hierdoor zou het idee kunnen ontstaan dat er alleen gedurende de afgelopen twee decennia regels zijn gemaakt ter bescherming van het milieu. Niets is minder waar. Reeds in de Middeleeuwen werd het recht toegepast als middel ter bescherming van het milieu. Vooral in de steden waren er in die tijd problemen met het afval en de vervuiling van het water.
e
oranjewoud 109
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Het "Haarlems Keurboek" uit 1390 verbood bijvoorbeeld het storten van afval in het Spaarne (een water dat door Haarlem stroomt). Overtredingen, die gepleegd werden tijdens de nachtelijke uren, werden zwaarder gestraft dan die bij daglicht plaatsvonden. Ook de Industriële Revolutie, die rond 1800 begon, bracht vele milieuproblemen met zich mee, die door middel van keizerlijke decreten en koninklijke besluiten werden aangepakt. De voorlopers van de Hinderwet, die lange tijd van kracht is geweest, ontstonden in deze tijd. De Hinderwet, die bij de inwerkingtreding van de Wm is ingetrokken, kon worden gezien als basis van de huidige, omvangrijke en soms onoverzichtelijke, milieuwetgeving. In de jaren zestig werd men zich steeds meer bewust van de achteruitgang van ons leefmilieu. Men kon daartegen niet goed optreden, omdat er geen goede wetgeving aanwezig was. Zelfs met goede wetgeving is het nog moeilijk. Om deze leemte op te vullen werd gekozen voor het in hoog tempo maken van wetten voor de verschillende compartimenten of sectoren (bodem, water en lucht), die in ons milieu zijn te onderscheiden. Deze wetgeving, waarvan de Interimwet bodemsanering, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet inzake de luchtverontreiniging voorbeelden zijn, wordt ook wel sectorale wetgeving genoemd. Een sectorale wet richt zich slechts op één onderdeel van het milieu, bijvoorbeeld de Wet verontreiniging oppervlaktewateren richt zich alleen op het oppervlaktewater. Naast de wetten zijn er ook nog andere, 'lagere', regelgevingen zoals bijvoorbeeld verordeningen, die door gemeenten en provincies gemaakt kunnen worden. Binnen de verschillende soorten wetgevingen is een volgorde van belangrijkheid te onderscheiden. Het belangrijkst zijn internationale verdragen, daarna komt de Grondwet (de belangrijkste Nederlandse wet), daarna komen de wetten en vervolgens de provinciale en tenslotte de gemeentelijke verordeningen. Een lagere wetgeving mag nooit in strijd zijn met een hogere wetgeving. De Verordening bedrijfsafvalstoffen, die door de provincie is gemaakt, mag bijvoorbeeld geen onderwerpen regelen die in strijd zijn met de Wet milieubeheer.
oranjewoud 110
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid1
Aan de hierboven omschreven sectorale wetgeving kleeft een aantal nadelen, om er twee te noemen: -
Procedures in verschillende wetten wijken af Voor de aanvraag van een vergunning had een ondernemer met verschillende wetten te maken, zoals de Afvalstoffenwet, de Wet geluidhinder en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Elke wet kende z'n eigen procedure met de daarbij behorende termijnen. Dit betekende dus dat de ondernemer voor één activiteit soms wel drie keer een vergunning moest aanvragen op steeds een andere wijze. Dit was niet efficiënt en effectief. - Bevoegdheden zijn verspreid De controlerende ambtenaren hadden te maken met verschillende wetten, die hen controle-bevoegdheden, zoals inzage in de administratie en inbeslagneming, gaven. Echter deze bevoegdheden waren in de verschillende wetten niet op dezelfde wijze geregeld. Hierdoor werd de handhaving bemoeilijkt. Om een deel van deze nadelen weg te nemen is in 1979 de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Wabm) in werking getreden en werd een grootscheepse verandering in de milieuwetgeving in gang gezet, waarvan de inwerkingtreding van de Wet milieubeheer op 1 maart 1993 de belangrijkste was. Hierdoor verdween de Wabm. Hieronder wordt in grote lijnen op deze veranderingen ingegaan.
9.3
Recente ontwikkelingen in de milieuwetgeving De milieuwetgeving is momenteel aan grote wijzigingen onderhevig. 1 maart 1993 De grootste wijziging vond plaats op 1 maart 1993 toen de Wet milieubeheer in werking trad en de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne verving. Een belangrijke consequentie hiervan was dat de oudste milieuwet, de Hinderwet, is komen te vervallen. Voorts zijn delen uit sectorale wetten, zoals de Wet chemische afvalstoffen, de Afvalstoffenwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging, Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet geluidhinder enz. vervallen en ondergebracht in de Wm. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de vergunningverlening niet meer per afzonderlijke wet plaatsvindt, maar dat een integrale milieuvergunning is ingevoerd; dus één milieuvergunning die geldt voor alle compartimenten van het milieu. Deze integrale vergunning wordt 'milieubeheervergunning' genoemd.
orait|ewoud m
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Op deze integrale vergunningverlening is één uitzondering, die voor Rijkswaterstaat van groot belang is, namelijk:
- de vergunningverlening op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is niet in de integrale milieubeheervergunning opgenomen. Om de vergunningverlening op grond van de Wm en de Wvo op elkaar af te stemmen is er een coördinatieregeling ontwikkeld. Deze coördinatieregeling is in paragraaf 9.4.4.4 uitgewerkt. Een andere belangrijk gevolg van het in werking treden van de Wet milieubeheer is dat de meeste bevoegdheden met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen door het ministerie van VROM worden overgedragen aan de provincies. Voor de verwijdering van de overige afvalstoffen waren de provincies al het bevoegd gezag. Voor de medewerker van Rijkswaterstaat is dit van belang omdat hij zich hierdoor meer dan voorheen moet wenden tot de provincie waarin hij zijn werkzaamheden uitvoert. Bijvoorbeeld bij een vergunningaanvraag voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen. 1 januari 1994 Op 1 januari 1994 is andermaal een grote wijziging doorgevoerd. Het hoofdstuk 10, 'Afvalstoffen', van de Wet milieubeheer is in werking getreden. Dit heeft, voor wat betreft de afvalstoffenwetgeving, een aantal grote gevolgen, waarvan hieronder enkele in het kort zijn beschreven: - de Afvalstoffenwet (Aw) en de Wet chemische afvalstoffen (Wca) zijn geheel verdwenen en opgegaan in de Wm - de knelpunten die zich in de Aw en Wca voordeden, waardoor de wetten niet goed handhaafbaar waren, zijn verbeterd - Europese wetgeving kan eenvoudiger worden geïmplementeerd in de Wm - de benaming 'chemische afvalstoffen' is gewijzigd in 'gevaarlijke afvalstoffen', waardoor is aangesloten bij internationale wetgeving - het milieubeleid werd grondig vernieuwd. Met de nieuwe afvalstoffenwetgeving kunnen maatregelen worden genomen die zijn gericht op het voorkomen en beperken van het ontstaan van afvalstoffen. Dit is een geheel andere wijze van het benaderen van het afvalstoffenprobleem. Zie hiervoor de 'verwijderingsladder van Lansink', die bij het onderwerp milieubeleid is beschreven. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de statiegeldregeling' op batterijen die binnen afzienbare tijd zal worden ingevoerd.
e
oranjewoud 112
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Gevolgen milieuwetgeving voor Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat heeft, voor wat betreft de afvalstoffen die bij haar werkzaamheden vrijkomen, te maken met bepalingen uit de Wet milieubeheer en de Verordening bedrijfsafvalstoffen, die in grote lijnen behandeld worden. Op basis van deze wetten en verordeningen moet Rijkswaterstaat aan bepaalde verplichtingen voldoen, zoals een vergunningplicht voor bepaalde activiteiten en het melden van de afvoer van bedrijfsafvalstoffen aan de provincie. Aan deze verplichtingen wordt hierna bijzondere aandacht besteed. Omdat Rijkswaterstaat vergunningverlener is krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en medewerkers tevens toezicht houden op de naleving van de vergunningen, wordt ook aan deze wet enige aandacht besteed. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan het Ontwerp Bouwstoffenbesluit Bodem- en Oppervlaktewaterenbescherming, waarbij wordt ingegaan op het Interimbeleid dat door verschillende provincies gehanteerd wordt totdat het definitieve Bouwstoffenbesluit van kracht wordt. Het Ontwerp bouwstoffenbesluit heeft alles te maken met de wijze waarop Rijkswaterstaat zal bepalen welke secundaire grondstoffen zij zal gebruiken tijdens de uitvoeringswerkzaamheden.
9.3.1
Toekomstige wijzigingen Met ingang van 1 maart 1995 moeten de provincies op grond van de Wet milieubeheer één provinciale milieuverordening vastgesteld hebben. Deze provinciale milieuverordeningen (PMV) vervangen dan de momenteel van kracht zijnde verordeningen zoals de Verordeningen bedrijfsafvalstoffen, de Grondwaterbeschermingsverordeningen en de Verordeningen stiltegebieden. Ook het beleid zoals dat tot nu toe met betrekking tot het gebruik van secundaire grondstoffen in werken wordt gevoerd moet daarin opgenomen worden.
9.4
Wet milieubeheer
9.4.1
Inleiding De Wet milieubeheer (Wm) is op 1 maart 1993 in werking getreden als opvolger van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Wabm). De Wm wordt hierna aan de hand van een aantal kernpunten behandeld. Het eerste kernpunt wordt gevormd door het Inrichtingen- en vergunningbesluit (Ivb), waarin is aangegeven voor welke activiteiten een milieubeheervergunning noodzakelijk is.
e
oranjewoud 113
'Afvalstoffen, het milieu en
Tevens wordt aangegeven wie het bevoegd gezag is. Verder wordt aandacht besteed aan de onderdelen milieubeleidsplannen en milieuprogramma's. Voorts wordt aandacht besteed aan de procedure voor vergunningverlening. Tenslotte wordt aandacht besteed aan het hoofdstuk 'Afvalstoffen' en de 'Coordinatieregeling' tussen de Wm en de Wvo.
9.4.2
Doel van de wet Het doel van de Wm is een integrale aanpak van de milieuproblematiek. Dit wil zeggen dat alle aspecten van het milieubeleid in hun onderlinge samenhang bekeken worden. Om dat doel te bereiken kent de wet een aantal juridische instrumenten om het milieu te beschermen. Voorbeelden hiervan zijn de vergunningplicht voor bepaalde activiteiten en de milieueffect-rapportage.
9.4.3
Structuur van de wet De Wm is een zogenaamde aanbouwwet, hetgeen wil zeggen dat er nieuwe wettelijke regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur aan de Wm kunnen worden toegevoegd om onderwerpen te regelen.
9.4.4
Kernpunten van de wet Omwille van de overzichtelijkheid wordt de Wm aan de hand van kernpunten behandeld.
9.4.4.1
Inrichtingen- en vergunningenbesiuit Voor de vraag of voor een bepaalde activiteit een milieubeheervergunning noodzakelijk is, dient men een Algemene Maatregel van Bestuur(AMvB), genaamd het Inrichtingen- en vergunningenbesiuit (Ivb), te raadplegen. In dit besluit worden categorieën van inrichtingen aangewezen die een milieubeheervergunning nodig hebben, omdat de activiteiten die daar uitgevoerd worden, nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Het Ivb is in de plaats getreden van de inrichtingen-AMvB's, die voor 1 maart 1993 op grond van de Hinderwet, de Afvalstoffenwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging en de Wet geluidhinder tot stand waren gekomen.
e
oranjewoud 114
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
De vergunningplicht is gekoppeld aan het begrip 'inrichting'. Wat nu onder een 'inrichting' verstaan moet worden, is in onderstaande definitie weergegeven. definitie 'inrichting' 'elke door de mens, bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht'. Deze omschrijving is zeer ruim geformuleerd en dat heeft tot gevolg dat niet alleen activiteiten in een bedrijfsgebouw er onder vallen, maar ook activiteiten die in de open lucht, bijvoorbeeld op een werkterrein, op een installatie of op een open opslagplaats worden verricht. Ook mobiele installaties en schepen kunnen op het moment dat zij deelnemen aan het productieproces binnen de inrichting een essentieel onderdeel uitmaken van de inrichting. Dienstkringterreinen en steunpuntterreinen van Rijkswaterstaat kunnen onder dit begrip vallen. Bijvoorbeeld door de opslag van wegenzout, het composteren van bermmaaisel en het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan machines in de werkplaats. Het bovenstaande is in het onderstaande schema nog eens verduidelijkt.
AcnvrrerT: - opslaan bestrijdingsmiddelen - opslaan grond, zand, grind
RAADPLEGEN IVB: - categorie 10 - categorie 11
MILJEUBEHEERVERGUNNING
activiteiten en milieubehe ^vergunning
e
oranjewoud 115
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bevoegd gezag In het Ivb is bepaald welke instantie bevoegd is een milieubeheervergunning af te geven. Afhankelijk van de bepalingen van het Ivb kunnen dat zijn: - burgemeester en wethouders van de gemeente - gedeputeerde staten van de provincie of - een minister, bijvoorbeeld van Verkeer en Waterstaat of van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Milieubeheervergunning Bij het verlenen van een milieubeheervergunning houdt de vergunningverlenende instantie onder meer rekening met de volgende aspecten: a. de bestaande toestand van het milieu b. de gevolgen voor het milieu c. de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen in het gebied waar de inrichting is gevestigd d. ingebrachte bezwaren van bijvoorbeeld omwonenden en adviezen van deskundigen e. de mogelijkheden om het milieu zoveel mogelijk te beschermen Een vergunning die voor de inwerkingtreding van de Wm is afgegeven, wordt na 1 maart 1993 geacht te zijn verleend op grond van de Wm. Dus als op een dienstkringterrein een 'Hinderwetvergunning' aanwezig is, dan is die vergunning met ingang van 1 maart 1993 automatisch gewijzigd in een milieubeheervergunning. Procedure vergunningverlening Hoofdstuk 8 van de Wm bevat een regeling in verband met de milieubeheervergunning en algemene regels. Deze milieubeheervergunning en de procedure die gevolgd moet worden om zo'n vergunning te krijgen, alsmede de 'algemene regels, worden hierna behandeld. Milieubeheervergunning Een vergunning is een toestemming om bepaalde activiteiten uit te mogen voeren, waarbij voorschriften aan het bedrijf of instantie worden gesteld ter voorkoming van nadelige gevolgen voor het milieu. Een vergunning moet worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Voor de vergunningverlening is in de Wm een procedure vastgesteld, die op de volgende pagina in schema vereenvoudigd is weergegeven.
e
oranjewoud 116
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
VERGUNNINGPLICHTIGE ACTIVITEIT
VOOROVERLEG MET BEVOEGD GEZAG
ï
INDIENEN AANVRAAG
BEVOEGD GEZAG VERSTUURT ONTVANGSTBEVESTIGING
I BEVOEGD GEZAG BEOORI DEELT ONTVANKELIJKHEID
ï
BINNEN 3 MAANDEN NA AANVRAAG
BEVOEGD GEZAG GEEFT ONTWERPBESCHIKKING AF
TI TERINZAGELEGGING
i—
ï
DEFINITIEVE BESCHIKKING
ï
BINNEN 6 MAANDEN NA AANVRAAG
TERINZAGELEGGING I.V.M. BEROEPSMOGELIJKHEID
WEL BEROEP, GEEN SCHORSING ? VERGUNNING VAN KRACHT
ï
1 MAAND
GEEN BEROEP ? ! VERGUNNING i VAN KRACHT
e
oranjewoud 117
WEL BEROEP EN SCHORSING ? WACHTEN TOT SCHORSING IS BEHANDELD
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Handelen zonder vergunning Het is verboden zonder vergunning een inrichting op te richten, te veranderen of de werking daarvan te veranderen, dan wel in werking te hebben. Dit is een strafbaar feit waartegen door ambtenaren van de gemeente, provincie of de politie kan worden opgetreden. Er kan dan bijvoorbeeld een proces-verbaal worden opgemaakt of de inrichting kan worden gesloten. Dit optreden wordt ook wel 'handhaving' genoemd. De ambtenaren kunnen bij de uitoefening van hun werkzaamheden gebruik maken van bevoegdheden, zoals het onderzoeken van de administratie, het nemen van monsters en het in beslag nemen van bewijsmateriaal. Deze bevoegdheden zijn ook vastgelegd in de Wm. Alara-beginsel Bij het verlenen van de milieubeheervergunning kunnen beperkingen en/of voorschriften worden opgelegd in het belang van de bescherming van het milieu. Omdat alle activiteiten waarop de Wm van toepassing is nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, moeten de voorschriften die aan de milieubeheervergunning worden verbonden, de grootst mogelijke bescherming van het milieu bieden, tenzij dat in alle redelijkheid niet kan worden gevergd. Met deze bepaling in de wet is het 'alara-beginsel' ('as low as reasonably achievable') geïntroduceerd. Dit betekent: 'Als aantasting van het milieu niet voor 100 % kan worden voorkomen moet de aantasting van het milieu (in alle redelijkheid) tot een minimum worden beperkt'. Het belang van het milieu staat hierbij dus voorop, maar voor het bedrijfsleven kan dit tevens betekenen dat bij het verbinden van voorschriften aan de milieubeheervergunning bedrijfseconomische en financiële overwegingen een rol moeten kunnen spelen. Algemene regels De Wm biedt de mogelijkheid om bij AMvB 'algemene regels' te stellen, die kunnen gelden voor een groot aantal inrichtingen van een bepaalde aangewezen categorie. Hiervan zijn er enkele in werking, zoals het 'Besluit detailhandel milieubeheer' en het besluit 'Woon-/kantoorgebouwen milieubeheer'. Indien een bedrijf voldoet aan alle in de AMvB gestelde algemene regels vervalt de vergunningplicht en kan het bedrijf volstaan met een melding aan het bevoegd gezag. Deze algemene regels bevatten voorschriften die overeenkomen met de voorschriften die voorheen in de vergunningen gesteld werden.
e
oranjewoud 118
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Wetten die onder de Wet milieubeheer vallen De volgende wetten vallen onder de Wm: - Mijnwet 1903 - Destructiewet - Kernenergiewet - Wet geluidhinder - Grondwaterwet - Wet inzake de luchtverontreiniging - Wet verontreiniging oppervlaktewateren (echter niet voor de vergunningverlening!) - Wet verontreiniging zeewater - Wet milieugevaarlijke stoffen - Wet bodembescherming.
9.4.4.2
Milieubeleidsplannen en milieuprogramma's Hoofdstuk 4 van de Wm geeft een regeling voor milieubeleidsplannen en programma's. Op nationaal en provinciaal niveau moet ten minste eenmaal in de vier jaar een milieubeleidsplan worden vastgesteld, dat de hoofdlijnen van het milieubeleid weergeeft. Hier is de basis gelegd voor het Nationaal Milieubeleidsplan-2, dat op 17 december 1993 bekend is gemaakt. Het Nationaal Milieubeleidsplan-2 beschrijft de strategie voor het nationaal milieubeleid voor de periode 1995-1998. Ieder jaar moet, na vaststelling van het milieubeleid, een milieuprogramma worden opgesteld. In een milieubeleidsplan zullen onder andere de volgende thema's moeten worden beschreven: - de resultaten van milieukwaliteit die beoogd wordt - de resultaten van het voorkomen, beperken of wegnemen van milieubedreigende activiteiten - milieubeschermingsgebieden - de methode van het bereiken van bovenstaande resultaten, de daarvoor van belang zijnde termijn en de prioriteit die daaraan gesteld kan worden - de afstemming met het beleid van de Waterhuishouding en de Ruimtelijke Ordening. Provincies dienen provinciale milieuverordeningen op te stellen, waarin de reeds bestaande provinciale milieuverordeningen, bijvoorbeeld op het gebied van afvalstoffen, worden opgenomen. Voor 1 maart 1995 moeten de provincies een provinciaal milieubeleidsplan en programma vaststellen.
e
oranjewoud 119
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.4.4.3
Afvalstoffen In hoofdstuk 10 van de Wm is een regeling gegeven met betrekking tot afvalstoffen. Deze regels bestrijken alle onderdelen van de afvalstofketen, zoals die in hoofdstuk 2 van deze cursus is weergegeven. De onderdelen zijn: - preventieve maatregelen - handelingen met afvalstoffen, direct na het ontstaan ervan, zoals het verwerken in eigen beheer en het gescheiden houden van verschillende soorten afval) - het zich ontdoen door afgifte van afvalstoffen - het transporteren van afvalstoffen - het inzamelen en tijdelijk opslaan van afvalstoffen - de verdere verwijdering/verwerking van afvalstoffen. Ook in dit hoofdstuk komt de 'verwijderingsladder van Lansink' weer om de hoek kijken. Omdat deze zo belangrijk is voor het afvalstoffenbeleid, tonen we hem op deze plaats nogmaals. De volgorde van de mogelijkheden is bepalend voor het omgaan met afvalstoffen. Rijkswaterstaat moet voorkomen dat er afvalstoffen ontstaan. Als dat niet kan moet gezocht worden naar mogelijkheden van hergebruik etc. Verwijderingsladder van Lansink
nuttige toepassing verbranden
storten —
De regels die nu in hoofdstuk 10 van de Wm zijn opgenomen, waren voorheen opgenomen in de Wet chemische afvalstoffen en de Afvalstoffenwet. Tevens zijn er nieuwe bepalingen, zoals bijvoorbeeld het vervoer van afvalstoffen, toegevoegd.
e
oranjewoud 120
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
categorieën afvalstoffen Met betrekking tot de verwijdering van afvalstoffen wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieën afval: - huishoudelijk afval - afvalwater - bedrijfsafvalstoffen - autowrakken - gevaarlijke afvalstoffen. Voor de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' zijn met name de 'bedrijfsafvalstoffen' en de 'gevaarlijke afvalstoffen' van belang. Bedrijfsafvalstoffen De Wm maakt het voor de provincies mogelijk om bij provinciale milieuverordening, in het belang van een doelmatige verwijdering van bedrijfsafvalstoffen, regels te stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op verschillende categorieën van bedrijfsafvalstoffen, die door de provincie vastgesteld moeten worden. Een zestal provincies, te weten Noord- en ZuidHolland, Utrecht, Noord-Brabant, Gelderland en Zeeland heeft een Verordening bedrijfsafvalstoffen (Vba) opgesteld, waarin al dergelijke regels opgenomen zijn. In de toekomst zal deze Vba opgenomen worden in de provinciale milieuverordening, die iedere provincie moet maken. In paragraaf 9.5 wordt nader ingegaan op de Vba, zoals die voor de praktijk van Rijkswaterstaat van belang is. De procedures die ingevolge de Vba gevolgd moeten worden staan hieronder beschreven in paragraaf 9.8.3. Gevaarlijke afvalstoffen De categorie 'gevaarlijke afvalstoffen' komt overeen met de afvalstoffen die voorheen onder de werking van de Wca vielen en toen chemische afvalstoffen werden genoemd. De Wm geeft geen definitie van het begrip gevaarlijke afvalstof. Om vast te kunnen stellen of een afvalstof een gevaarlijke afvalstof is, dient men het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (BAGA) te raadplegen. Het BAGA is een AMVB die behoort bij de Wm. Aan de hand van het aanwijsschema BAGA, dat op pagina 123 is weergegeven, kan men nagaan of een bepaalde afvalstof als gevaarlijke afvalstof wordt beschouwd. Met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen zijn in de Wm regels gesteld, die betrekking hebben op het zich ontdoen van gevaarlijke afvalstoffen door afgifte,
e
oranjewoud 121
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
de melding van afgifte en ontvangst, het inzamelen, het in-, uit- en doorvoeren en verwijdering van deze afvalstoffen. Deze bepalingen hebben ook betrekking op een aantal afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen, zoals met verfresten verontreinigd straalgrit en afgewerkte olie. Het BAGA bestaat uit drie belangrijke onderdelen, te weten: a. de processenlijst In deze processenlijst zijn 47 processen beschreven, waaruit gevaarlijke afvalstoffen kunnen voortkomen. Indien een bepaalde activiteit overeenkomt met een proces uit deze lijst, zijn de daarin omschreven afvalstoffen gevaarlijke afvalstoffen. Er hoeft dan geen verder onderzoek, bijvoorbeeld monsterneming, verricht te worden. Voor Rijkswaterstaat zijn de volgende processen van belang: - 20. Het verwijderen van verflagen door middel van stralen, waarbij met verfresten verontreinigd straalgrit een gevaarlijke afvalstof is. - 45. Het verrichten van onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan voertuigen en machines, waarbij olie-watermengsels, oliehoudend slib, olie-emulsies, filters en filtermateriaal waaraan zich organische vloeistoffen, zoals minerale olie, synthetische olie en organo-chloorverbindingen bevinden. b. de stoffenlijst Op deze lijst staan, verdeeld in vijf klassen, A t/m E, afvalstoffen opgesomd, die als gevaarlijke afvalstof worden aangemerkt als de bij de klasse behorende concentratiegrenswaarde wordt overschreden. Bijvoorbeeld: lood en loodverbindingen worden in klasse B, concentratiegrenswaarde 5000 mg/kg, genoemd. Om nu vast te kunnen stellen of loodhoudend afval een gevaarlijke afvalstof is, moet de ambtenaar een monster nemen, volgens de regels die daar voor zijn opgesteld. Vervolgens moet in het laboratorium aangetoond worden dat er meer dan 5000 mg/kg lood in de afvalstof aanwezig is. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van een gevaarlijke afvalstof. c. de lijst van uitzonderingen, die onderverdeeld is in: lijst UI (Voorwerpenregeling), waarop onder andere gasontladingslampen genoemd staan. Belangrijk voor Rijkswaterstaat! lijst U2 (Specifieke uitzonderingen), waarop onder andere kunststoffen, restanten van wegverharding, bitumenrestanten en bouw- en sloopafval, waarin zich, op het moment van afgifte, na selectief verwijderen geen lood, asbesthoudende bestanddelen en verontreinigd verpakkingsmateriaal van verf, hourverduurzamingsmiddelen, zuren, lijmen of kitten bevinden. Belangrijk voor Rijkswaterstaat!
e
oranjewoud 122
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
U heeft een afvalstof
I
ja
G E V A A R L U K
Stap 1 Is uw afvalstof ontstaan bij een proces uit kolom P en komt uw afvalstof voor in kolom A ? (Bijlage 1)
I
nee
Stap 2 Bevat uw afvalstof (een) stof(fen) op de lijst van stoffen in de op die lijst aangegeven concentraties ? (Bijlage 2)
I
V A L
nee
Stap 3 Geldt voor u een van de onderstaande uitzonderingen ? (Bijlage 3) a. b.
N I E T-
is uw afvalstof een uitgezonderd voorwerp ? is uw afvalstof specifiek uitgezonderd (U2) ?
e oranjewoud 123
nee
G E V A A R L IJ K A F V A L
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
De procedures die met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen gevoerd moeten worden staan hieronder beschreven in paragraaf 9.7.
9.4.4.4
Coördinatieregeling Wm/Wvo Voor het lozen van afvalstoffen, verontreinigende stoffen en schadelijke stoffen op het oppervlaktewater is op grond van de Wvo een vergunning noodzakelijk. Hiervoor hebben we gezien dat de vergunningverlening op grond van de Wvo niet is opgenomen in de Wm. Dit betekent dat er voor de aanvraag van een Wvo-vergunning een afzonderlijke procedure moet worden gevolgd. Reden om deze procedure buiten de Wm te laten is het 'maatwerk' dat iedere Wvo-vergunning is. Om toch alle belangen mee te wegen bij de vergunningverlening is gekozen voor een zogenoemde 'coördinatieregeling'. Deze coördinatieregeling houdt het volgende in: Als een inrichting zowel een Milieubeheervergunning als een vergunning op grond van de Wvo wil aanvragen, moet hij beide aanvragen gelijktijdig indienen. De bevoegde instanties moeten vervolgens: - de vergunning gecoördineerd behandelen, overeenkomstig de coördinatieregeling van de Wm - aan elkaar advies uitbrengen over de te nemen beslissing - dezelfde geldigheidstermijn hanteren bij tijdelijke vergunningen. Door deze regeling worden ook de gevolgen voor het oppervlaktewater bij de integrale milieuvergunning betrokken en behouden de waterbeheerders hun eigen bevoegdheden.
9.5
Verordening bedrijfsafvalstoffen Door de inwerkingtreding van hoofdstuk 10 'Afvalstoffen' van de Wet milieubeheer op 1 januari 1994, zijn de Wet chemische afvalstoffen en de Afvalstoffenwet vervallen. De provincies moeten in het kader van de Wm een provinciaal milieubeleidsplan vaststellen, waarin opgenomen wordt op welke wijze met afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen moet worden omgegaan. De bestaande provinciale afvalstoffenverordeningen en Verordeningen bedrijfsafvalstoffen (Vba), die in Noord- en Zuidholland, Utrecht, Noord-Brabant, Gelderland en Zeeland van kracht zijn, worden met ingang van 1 maart 1995 in de provinciale milieuverordening ondergebracht.
e
oranjewoud 124
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
In dit onderdeel van hoofdstuk 9 zal een algemeen beeld van de Vba worden geschetst. De verschillende Vba's hebben alle een soortgelijke strekking. Echter op onderdelen zijn er verschillen.
9.5.1
Doel Verordening bedrijfsafvalstoffen Het doel van de Vba is het treffen van een sluitende regeling van en een efficiënte controle op de milieuhygiënische verantwoorde verwijdering van bedrijfsafvalstoffen.
9.5.2.
Doelgroepen Vba De Vba richt zich op drie doelgroepen, te weten: - producenten/ontdoeners van bedrijfsafvalstoffen - transporteurs van bedrijfsafvalststoffen - bewerkers en verwerkers van bedrijfsafvalstoffen. Als we deze drie groepen bekijken, dan zien we dat dat de belangrijkste schakels zijn van de 'afvalverwijderingsketen, zoals die in hoofdstuk 2, 'Afvalstoffen en het milieu', is beschreven.
9.5.3.
Wat zijn bedrijfsafvalstoffen? Bijvoorbeeld onderscheidt de Vba van Utrecht, Noord- en Zuid-Holland drie categorieën bedrijfsafvalstoffen: categorie 1 Bedrijfsafvalstoffen zijn afvalstoffen niet zijnde: - huishoudelijke afvalstoffen - oud papier, oud karton, oud textiel en textielafval, oude ferro en non-ferro metalen, schroot, afvalglas en glasafval - kunststoffen die voor hergebruik worden aangeboden - autowrakken - gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer - dierlijke en overige organische meststoffen (behalve zuiveringsslib). categorie 2 Bedrijfsafvalstoffen, die afkomstig zijn van bedrijven, die behoren tot de bedrijfstakken, vermeld in bijlage 1 van de Vba. Aan de hand van lijst 2 kan op
e
oranjewoud 125
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
eenvoudige wijze worden bepaald of een specifiek bedrijf behoort tot een bedrijfstak genoemd in deze bijlage. In verband met de milieuschadelijkheid van afvalstoffen, die bij deze bedrijven ontstaan, worden zwaardere eisen gesteld aan de verwijdering ervan. De dienstkringterreinen van Rijkswaterstaat vallen onder deze categorie. categorie 3 Bedrijfsafvalstoffen, die vermeld zijn in bijlage 2 van de Vba. Deze bijlage bevat een lijst van milieuschadelijke afvalstoffen, die speciale verwerking vereisen of afvalstoffen waarvoor speciale regels noodzakelijk zijn ter bevordering van hergebruik. Ook bij Rijkswaterstaat ontstaan afvalstoffen, zoals bitumenrestanten, asfaltpuin, bouw- en sloopafval etc. die onder deze categorie vallen.
9.5.4.
Verbod op in- en uitvoer In principe is er een verbod op de in- en uitvoer van bedrijfsafvalstoffen, die vrijkomen bij bedrijven, die staan vermeld in bijlage 1 en van bedrijfsafvalstoffen, die staan vermeld in bijlage 2. Het uitgangspunt van de Vba is namelijk dat elke provincie zijn eigen afval opruimt. Ontheffing van dit verbod is mogelijk. Voor een ontheffing moet een ontheffingsformulier worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van de provincie. Dit ontheffingsformulier heeft twee doelen. Het wordt namelijk gebruikt als aanvraagformulier voor de ontheffing en als omschrijvingsformulier.
9.5.5.
Verplichtingen voortvloeiend uit Vba Als Rijkswaterstaat zich van bedrijfsafvalstoffen wil ontdoen heeft men een aantal verplichtingen. Hieronder worden deze omschreven. De verplichtingen van de be- en verwerker zijn niet opgenomen, omdat ze niet relevant zijn. Bijlage 1 bedrijf; produceert geen bijlage 2 afvalstoffen - afvalstoffen alleen afgeven aan een bedrijf dat vergunning heeft om dat afval te be-/verwerken - voor de afvoer eerst een omschrijvingsformulier invullen - zorgen voor een geleidebiljet bij het transport - registratie bijhouden van alle afgiften
e oranjewoud 126
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
- registratie ten minste vijfjaar bewaren - bij eventuele export ontheffing vragen Bijlage 1 bedrijf dat bijlage 2 afvalstoffen produceert - alle hierboven omschreven verplichtingen - daarnaast ook nog: - geregistreerde afgiften per kwartaal melden aan de provincie - de bijlage 2 afvalstoffen gescheiden houden van de rest - bijlage 2 afvalstoffen gescheiden afvoeren van de rest Transporteur van afvalstoffen - een geleidebiljet bij het transport hebben - de bedrijfsarvalstoffen alleen afgeven aan de be-/verwerker, die op het geleidebiljet genoemd is - gescheiden aangeboden bedrijfsafValstoffen moeten ook gescheiden vervoerd en afgeleverd worden. Voor de wijze waarop Rijkswaterstaat te werk moet gaan om aan de verplichtingen van de Vba te voldoen, wordt verwezen naar paragraaf 9.7 'procedures'. Hier dient echter wel de opmerking geplaatst te worden dat de wijze waarop de verschillende provincies met een Vba in de praktijk met deze verplichtingen omgaan kan afwijken. Hieronder wordt van deze 'afwijkingen' een globaal overzicht gegeven: provincies Noord- en Zuidholland en Utrecht: - De provincies hebben besloten geen toepassing te geven aan de verplichting voor de primaire ontdoeners om per kwartaal aan de provincie de afgevoerde afvalstoffen te melden. De bedrijven zijn hiervan op de hoogte gebracht. De bedrijven zijn nog wel verplicht de geregistreerde gegevens te bewaren. - Ontheffingen bij im- en export van afvalstoffen: De huidige provinciale afvalstoffenplannen zijn onvoldoende gebleken bij ontheffingverlening. Besloten is om ontheffing te weigeren: .
in principe worden ontheffingen geweigerd, tenzij er sprake is van calamiteiten, bestuurlijke afspraken of bestaande provinciale afvalstoffenplannen . als de vergunning van de be- of verwerker dit niet toelaat . als er sprake is van een laagwaardiger verwerking elders.
e
oranjewoud 127
'Afvalstoffen, het milieu en uw vetüghcirS'
-
Aanpassing van de bijlagen (lijsten van afvalstoffen en bedrijfscategorieèn): Vooralsnog zijn deze lijsten nog niet aangepast. Fouten zijn 'niet-van-toepassingverklaard'. Besloten is bepaalde stoffen en begrippen te interpreteren aansluitend op overige beleidsuitspraken.
-
De definities van afvalstoffen en reststoffen zijn verduidelijkt. Belangrijk is dat stoffen die buiten het 'verwijderingscircuit' om toegepast worden als grondstof buiten de Vba vallen en dat secundaire grondstoffen die niet vrij toepasbaar zijn wel onder de Vba vallen.
-
De verplichting tot het gebruik van een model-geleidebiljet is opgeschort totdat een definitief biljet in de PMV is opgenomen.
Noord-Brabant Het verschil met de hiervoor genoemde provincies is dat het afvalstroomnumer niet bij de provincie maar bij de NV Sturing, die tevens bepaalt waar een afvalstof naar toe mag worden vervoerd voor be- of verwerking. De provincie geeft alleen ontheffingen en afvalstroomnummers voor partijen die geïmporteerd worden. Zeeland In deze provincie wordt een 'oude' verordening gehanteerd, waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de im- en export van afvalstoffen. Er is geen registratie- en meldingensysteem. Het bovenstaande maakt duidelijk dat overleg met de provincie noodzakelijk is om op een werkbare wijze met de wettelijke verplichtingen van de Vba om te kunnen blijven gaan.
9.5.6.
Bedrijfsafval en de PMV De definitieve inhoud van de PMV (met betrekking tot bedrijfsafval) zal begin 1995 worden vastgesteld. Volgens de stand van zaken van juni 1994 zullen de regels voor bedrijfsafval als volgt veranderen: - Hergebruik Herbruikbaar afval wordt voortaan gescheiden in hoofdgroepen. De scheiding wordt dus minder gedetailleerd, - Melding en registratie Afvalproducerende bedrijven hoeven hun afval niet meer te melden maar moeten het nog wel registreren.
e
oranjewoud 128
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
-
Begeleidingsbrieven Begeleidingsbrieven voor transport van kleine hoeveelheden bedrijfsafval zijn niet langer nodig (wat nog een kleine hoeveelheid is, is momenteel nog niet vastgesteld). - Overschreiding provinciegrenzen Er komt een eenvoudiger systeem om ontheffing te krijgen van het verbod de provinciegrenzen te overschreiden met bedrijfsafval. Voortaan heeft de bewerker van het afval een ontheffing nodig voor het soort afval dat hij van verschillende afvalproducerende bedrijven in andere provincies wil ontvangen. Niet langer hoeft de producent ontheffing aan te vragen. - Bevoegdheid inzameling Nieuw is dat de provincie een lijst opstelt van erkende inzamelaars. Alleen zij mogen bedrijfsafval inzamelen. Deze bedrijven hebben dus geen individuele vergunning nodig. - Mobiele puin- en houtbreekinstallaties Voor het gebruik van mobiele puin- en houtbreekinstallaties is vergunning van de provincie nodig.
9.6
Wet verontreiniging oppervlaktewateren
9.6.1
Inleiding Rijkswaterstaat is vergunningverlener in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), voor zover het rijkswateren betreft. Tevens houden medewerkers van Rijkswaterstaat toezicht op het naleven van de vergunningvoorwaarden. Er kan bijvoorbeeld vergunning worden verleend voor het uitvoeren van conserveringswerkzaamheden aan bruggen, omdat er afvalstoffen in het oppervlaktewater terecht kunnen komen. Een belangrijke afvalstroom die bij deze werkzaamheden vrijkomt is het met verfresten verontreinigd straalgrit, dat als gevaarlijke afvalstof wordt aangemerkt. Ook heeft een aantal medewerkers van rijkswaterstaat de taak monsters te nemen bij lozingen op het oppervlaktewater, waarmee de naleving van de vergunningvoorwaarden kan worden gecontroleerd. In deze cursus wordt, na het doel van de wet en de structuur ervan, aandacht besteed aan het waterkwaliteitsbeheer, de definities oppervlaktewater, werk, afvalstoffen. Daarna worden de verbodsbepalingen, de uitzonderingsbepalingen en het vergunningstelsel behandeld. Verder wordt nog ingegaan op het bevoegd gezag en nadere regelgeving met betrekking tot oppervlaktewaterverontreiniging. Tenslotte wordt nog ingegaan op de controle van de Wvo-vergunningen en het nemen van monsters.
e
oranjewoud 129
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.6.2
Doel De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) heeft tot doel het voorkomen en bestrijden van de verontreiniging van oppervlaktewateren.
9.6.3
Structuur De Wvo is een zgn. raam- of kaderwet, waarbij de wet zelf de hoofdlijnen aangeeft en de nadere uitwerking overlaat aan AMvB's en verordeningen.
9.6.4
Waterkwaliteitsbeheer Eén van de zaken die de Wvo onder andere beoogt te regelen, is het waterkwaliteitsbeheer, waarbij onderscheid gemaakt kan worden tussen: a. passief kwaliteitsbeheer, dat wil zeggen het behouden of bevorderen van een zo goed mogelijke waterkwaliteit door middel van een vergunning- stelsel;, het uitoefenen van toezicht en het opleggen van heffingen en b. actief kwaliteitsbeheer, waaronder wordt verstaan het voorkomen en opheffen van de vervuiling van oppervlaktewateren door het treffen van voorzieningen, zoals bijvoorbeeld het bouwen van zuiveringsinstallaties. Het waterkwaliteitsbeheer van de rijkswateren berust in principe bij het Rijk en van de niet-rijkswateren bij de provincie. In het grootste deel van het land wordt dit beheer echter, krachtens delegatie, uitgeoefend door waterschappen en , zuiveringsschappen. Alleen de provincies Groningen, Friesland en Utrecht oefenen zelf het waterkwaliteitsbeheer uit.
e
oranjewoud 130
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.6.5
Definities Het is noodzakelijk, alvorens nader op de Wvo in te gaan, de volgende definities te behandelen: a. oppervlaktewater b. werk c. afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen ad a - oppervlaktewater De Wvo geeft niet duidelijk aan wat onder oppervlaktewater dient te worden verstaan. In het algemeen kan men stellen dat oppervlaktewater water is dat men vanaf het aardoppervlak kan zien. Echter ook een tijdelijk droogstaande sloot valt onder het begrip 'oppervlaktewater'. ad b - werk ;.&••«-• ..,. Ook dit begrip wordt niet gedefinieerd in de Wvo. Men kan;een werk vfcfc beschouwen als een vaste voorziening, die gebruikt wordt voor het. lozen op het oppervlaktewater. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan» een pijpleiding of*y een dergelijke constructie. •: *'" '" ad c - afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen "' •• •: De in artikel 1 van de Wvo genoemde afvalstoffen, verontreinigende stoffen of schadelijke stoffen worden niet nader gedefinieerd. In voorkomende gevallen zal men telkens opnieuw moeten onderzoeken en vaststellen of er sprake is van een dergelijke stof. Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat e.e,a. zeer. ruimt/; wordt uitgelegd. '-
9.6.6
Verbodsbepalingen Artikel 1 van de Wvo verbiedt het zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren. Schematisch ziet deze bepaling er als volgt uit:
O oranjewoud
131
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
oppervlakte water « = « » ~ xxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx werk
bedrijf
afvalstof
Het tweede lid maakt een uitzondering op dat verbod mogelijk, indien het lozingen betreft met behulp van een werk dat op een ander werk is aangesloten, mits de voorschriften met betrekking tot die lozingen worden nageleefd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een bedrijf afvalstoffen via het rioleringsstelsel en de waterzuiveringsinstallatie op het oppervlaktewater loost. Hiervoor is dan een vergunning noodzakelijk. Het niet naleven van de aan de vergunning verbonden voorschriften levert een strafbaar feit op ingevolge artikel 1, lid 2 Wvo. De voorschriften worden over het algemeen geregeld bij een gemeentelijke lozings- of rioleringsverordening. Schematisch ziet deze bepaling er als volgt uit:
» »
zuiverings-
bedrijf
xxxxxxxxx
XX
as
oppervlakte water
xxxxxxxxx xxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxxx installatie
xxxxxxxx riool xxx
xxx afval xxxxxxx
xxxxxxxx xxxx
Een derde verbodsbepaling treffen we aan in artikel 1, lid 3 van de Wvo, dat het bij AMvB verboden kan worden afvalstoffen, verontreinigende stoffen of schadelijke stoffen op een andere wijze dan met behulp van een werk in het oppervlaktewater te brengen. Het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1974, 709) geeft een nadere invulling van het verbod van artikel 1, lid 3 Wvo. In dit besluit is onder andere een lijst met stoffen opgenomen, die onder geen beding in het oppervlaktewater geloosd mogen worden.
e
oranjewoud 132
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Voor lozing zonder werk op het oppervlaktewater is een vergunning vereist, tenzij het een lozing betreft van huishoudelijke stoffen of afvalstoffen van andere vaartuigen dan woonschepen. Er geldt dus geen vergunningplicht voor het lozen vanaf pleziervaartuigen. Artikel 1, lid 5 van de Wvo geeft de bevoegdheid voorschriften aan een vergunning krachtens de Wvo te verbinden. Deze voorschriften dienen echter wel de belangen te beschermen, waarvoor de vergunningseis is gesteld. Als men iets doet in strijd met een vergunningvoorschrift dan is dat een strafbaar feit, waartegen opgetreden kan worden door controlerende ambtenaren.
9.6.7
Uitzonderingsbepalingen Op grond van artikel 31 van de Wvo zijn twee gevallen opgenomen, waarin geen vergunning vereist is, te weten: a. indien voor de inwerkingtreding van de Wvo de lozing onafgebroken rechtmatig heeft plaatsgevonden en de aard en de hoeveelheid van het geloosde water niet sterk zijn gewijzigd en b. indien voor de lozing voor de inwerkingtreding van de Wvo reeds vergunning is verleend op grond van een andere wet. In deze gevallen wordt de vergunning geacht krachtens de Wvo te zijn verleend.
9.6.8
Vergunningstelsel In hoofdstuk II van de Wvo is het vergunningstelsel opgenomen. De vergunningen, waarover in artikel 1 gesproken wordt, worden verleend op grond van de bepalingen van artikel 3 e.v. van dat hoofdstuk. De Wvo is niet van toepassing op andere wateren dan oppervlaktewateren, zoals bijvoorbeeld grondwater. Hierop is de Grondwaterwet van toepassing.
9.6.9
Nadere regelgeving Provinciale Staten zijn verplicht verordeningen vast te stellen, waarin zaken aangaande de Wvo nader geregeld zijn. De meeste gemeenten hebben lozings- of rioleringsverordeningen, waarin bepalingen aangaande de bescherming van oppervlaktewateren en rioleringsinstallaties zijn opgenomen. Ook kunnen deze verordeningen
e oron|ewoud 133
B I B L I O T H EEK Dienst Weg- en Waterbouwkunde Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015-699111
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
strafbepalingen bevatten. Een voorbeeld hiervan is het lozen van afgewerkte olie uit het carter van een auto in het rioolputje.
9.6.10
Bevoegd gezag De minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de vergunningverlening op grond van de Wvo, voor zover het rijkswateren betreft.
9.6.11
Controle Wvo-vergunningen Binnen Rijkswaterstaat zijn medewerkers belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften die verbonden zijn aan de Wvo-vergunning.
9.7
Ontwerp bouwstoffenbesluit bodembescherming en oppervlaktewaterenbescherming
9.7.1
Inleiding Medio 1991 werd het Ontwerp bouwstoffenbesluit bodembescherming en opppervlaktewaterenbescherming (bouwstoffenbesluit) gepubliceerd. Eind 1993 werd een gewijzigd ontwerp voor advies aan de Raad van State gezonden. Door overheden en bedrijfsleven samen wordt momenteel gewerkt aan ministeriële regelingen waarin uitvoeringsaspecten van het bouwstoffenbesluit worden geregeld. De verwachting is dat het definitieve besluit en de ministeriële regelingen eind 1994 van kracht zullen worden. Het bouwstoffenbesluit maakt zowel deel uit van het oppervlaktewater- en bodembeschermingsbeleid als van het bouw- en grondstoffenbeleid. Voor Rijkswaterstaat is het van belang te weten wat dit besluit nu precies inhoudt, aangezien aan de hand hiervan een keuze gemaakt zal moeten worden voor de te (her)gebruiken (secundaire) grondstoffen. In het hiernavolgende zal eerst ingegaan worden op doel en structuur van het besluit. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende categorieën bouwstoffen, de eisen die aan deze bouwstoffen worden gesteld en de wijze waarop bepaald kan worden in welke categorie een bepaalde bouwstof valt. Ook wordt een samenvattend overzicht gegeven van de categorieën met de bijbehorende eisen (figuren 1-4).Tenslotte wordt stilgestaan bij het interimbeleid dat door de verschillende provincies gehanteerd wordt totdat het bouwstoffenbesluit definitief van kracht worat.
e
oranjewoud 134
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
De provincies hebben inmiddels in IPO-verband (Inter Provinciaal Overleg) besloten om te werken aan een gezamenlijk interimbeleid met betrekking tot het gebruik van secundaire grondstoffen in werken. Dit zal tot gevolg hebben dat het beleid in alle verschillende provincies in grote lijnen gelijk zal zijn. Op detail-onderdelen kunnen er toch nog verschillen ontstaan. Dit nieuwe interimbeleid zal naar verwachting eind 1994 of begin 1995 van kracht worden. In de toekomst zal het gebruik van secundaire grondstoffen geregeld gaan worden in de PMV.
9.7.2
Doel Het uitgangspunt van het (Ontwerp)bouwstoffenbesluit is dat binnen de bouw gestreefd moet worden naar een gesloten grondstoffencyclus; 'Lekverliezen' moeten daarbij zoveel mogelijk gereduceerd worden. Door dit uitgangspunt in het besluit uit te werken komt men tot de volgende doelen (waarbij weer verwezen kan worden naar de ladder van Lansink): - bouw- en sloopafval moeten zoveel mogelijk worden hergebruikt zodat een reductie van afvalstromen en de behoefte aan stortruimte wordt gereduceerd - het gebruik van eindige (primaire) grondstoffen moet zoveel mogelijk verminderd worden - de bodem en het oppervlaktewater moeten te allen tijde beschermd worden.
9.7.3
Structuur Het (Ontwerp)bouwstoffenbesluit geeft een toetsingskader aan voor het bepalen van acceptabele emissies vanuit steenachtige bouwstoffen naar de bodem en het oppervlaktewater. Een onderscheid wordt gemaakt tussen categorie-1 en categorie-2 bouwstoffen. Voor het vaststellen van eisen m.b.t. deze categorieën bouwstoffen is het uitgangspunt dat een evenwicht gevonden moet worden tussen de continuïteit van het huidige hergebruik van afvalstoffen/ secundaire bouwstoffen en de bescherming van bodem en oppervlaktewater. Dit streven naar een evenwicht heeft er toe geleid dat extra inspanningen zijn verricht enerzijds voor de kwaliteitsverbetering van de betreffende secundaire bouwstoffen en anderzijds voor extra bescherming van bodem en oppervlaktewater. De opdrachtgever is er verantwoordelijk voor dat aan de eisen van het besluit wordt voldaan. Voor de procedures wordt verwezen naar paragraaf 9.8.
e. oranjewoud 135
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.7.4
Eisen categorie-1 bouwstoffen Categorie-1 bouwstoffen zijn weinig uitloogbare bouwstoffen. Voor deze bouwstoffen geldt dat deze terugneembaar moeten worden gebruikt. Met andere woorden indien deze bouwstoffen gebruikt worden op de 'droge' bodem, op de waterbodem of in het oppervlaktewater moet de medewerker van de aannemer er voor zorgen dat deze bouwstoffen zich niet met de bodem vermengen. Op het moment dat het werk waarin deze bouwstoffen zijn gebruikt wordt gesloopt, moet Rijkswaterstaat er op toezien dat de bouwstoffen uit de bodem worden verwijderd. Indien door het verwijderen van de bouwstoffen uit de bodem de fysische schade groter is dan de (chemische) bodembescherming die het verwijderen met zich meebrengt, hoeft Rijkswaterstaat de bouwstoffen niet uit de bodem te verwijderen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het weghalen van heipalen. In sommige gevallen is het 'beter' deze in de bodem te laten. Indien de heipalen worden weggehaald kan de beschermende werking van een slecht doorlatende bodemlaag, voor het onderliggende grondwater, worden verminderd.
9.7.5
Eisen categorie-2 bouwstoffen Categorie-2 bouwstoffen zijn meer uitloogbare bouwstoffen. Voor deze bouwstoffen geldt hetzelfde als wat hiervoor voor categorie-1 bouwstoffen is uiteengezet met daarbij de extra eis dat deze bouwstoffen in grotere hoeveelheden bijeen moeten worden gebruikt. Deze extra eis heeft tot doel de beheersbaarheid van de stoffen te vergroten. Bovendien mogen deze bouwstoffen alleen boven het grondwater worden gebruikt. Dit heeft tot gevolg dat het gebruik van deze bouwstoffen in het oppervlaktewater en/of op de waterbodem in het algemeen niet mogelijk zal zijn.
9.7.6
Eisen bijzondere categorieën bouwstoffen Voor bodemas van afvalverbrandingsinstallaties, (oud) teerhoudend asfalt en mogelijk (nog te beslissen) voor vliegas van kolengestookte electriciteitscentrales zal een aan het Stortbesluit bodembescherming ontleend pakket van isolatie, beheer en controle-eisen worden geformuleerd.
oranjewoud 136
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.7.7
Eisen grond Grond kan zowel een categorie-1 als een categorie-2 bouwstof zijn en kan bovendien bodem worden. Het gebruik van grond die voldoet aan de streefwaarden bodemkwaliteit is bijgevolg toegestaan zonder nadere eisen. Voor grond die niet voldoet aan de streefwaarden bodemkwaliteit en in categorie-1 bouwstoffen valt zijn eisen gesteld die iets afwijken van de eisen die gelden voor categorie-1 bouwstoffen. Grond is namelijk moeilijk van bodem te onderscheiden en kan makkelijk met de onderliggende (soms verontreinigde) grond vermengd worden zonder dat dit te onderscheiden is. Daarom wordt aan grond uit categorie-1 de volgende eis gesteld teneinde de controleerbaarheid te vergroten: een minimum gebruikshoeveelheid van 50 m3. Voor grond die niet voldoet aan de streefwaarden bodemkwaliteit en in categorie-2 bouwstoffen valt gelden de eisen van categorie-2 bouwstoffen.
9.7.8
Bepalen categorie bouwstof Voor anorganische stoffen en organische stoffen wordt respectievelijk aan de hand van uitloogproeven en samenstellingsproeven in een laboratorium bepaald of een bouwstof een categorie-1 of categorie-2 bouwstof is. Daarnaast is ook de wijze waarop een bouwstof in een werk wordt toegepast van invloed om te bepalen in welke categorie bouwstoffen een bepaalde bouwstof valt.
Op de hiernavolgende bladzijde volgt een overzicht van de categorieën bouwstoffen met bijbehorende eisen volgens het (Ontwerp-) Bouwstoffenbesluit:
e oranjewoud 137
'Afvalstoffen, het milieu en u.
lieid'
Gebruikseisen bouwstoffen op/In de bodem Stortbeslult bodembescherming
Gebruikseisen bouwstoffen In oppervlaktewater
Bijzondere categoriên AVI bodemas & teerhoudend asfaltgranulaat
WVO vergunning / Stortbeslult bodembescherming Categorie 2 bouwstoffen: Altijd WVO vergunning vereist - Verwijderingspllcht - Beheersingsmaatregelen mlnlmumhoeveelheld 10.000 ton - Nadere Isolatie, beheerslngs- en controle-eisen In WVO vergunning tevens maximum hoeveelheid
Categorie 2 bouwstoffen: - Verwllderlngspllcht - (soiatlemaatregelen * 0,5 m. boven getn. hoogste grondwaterstand * Bovenafdlchtlng - Beheersingsmaatregelen min. hoeveelheid 10.000 ton (wegenbouw 10001) - Eisen ter zake controle, beheer & onderhoud v/d afdichting
Categorie 1 bouwstoffen: geen WVO vergunning nodig - Verwllderlngspllcht
Categorie 1 Bouwstoffen: - Verwijderingspllcht
Gebruikseisen grond In oppervlaktewater
Gebruikseisen grond op/In de bodem
WVO vergunning / Stortbeslult bodembescherming
Stortbeslult bodembescherming Categorie 2 grond: - Verwijderingspllcht - Isolatlemaatregelen * 0,5 m. boven gem. hoogste grondwaterstand * Bovenafdlchting - Beheersingsmaatregelen min. hoeveelheid 10.000 ton (wegenbouw 10001) - Eisen ter zake controle, beheer & onderhoud v/d afdichting
Categorie 2 grond: WVO vergunning - verwijderingspllcht - Beheersingsmaatregelen minimum hoeveelheid 10.000 ton (wegenbouw 1.000 ton) - Eisen ter zake, controle, beheer en onderhoud v/d afdichting Verwerken In WVO vergunning: - isolatie-, beheersing- en controlemaatregelen - Maximale hoeveelheid
Categorie 1 grond: • Verwijderingspllcht - Mlnlmumhoeveelheld 50 ma
Categorie 1 grond: - Verwijderingspllcht - Mlnlmumhoeveelheld 60 m»
Streefwaarde
Streefwaarde
Interventiewaarde
Interventiewaarde Samenstelling
Samenstelling
9.7.9. Overzicht van de verschillende categorieën
e oranjewoud 138
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.7.10
Interimbeleid Aangezien het volledige Bouwstoffenbesluit naar verwachting pas in 1997/1998 van kracht zal worden hebben verschillende provincies (o.a. Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland) eigen beleid geformuleerd inzake hergebruik van secundaire grondstoffen teneinde een invulling te geven aan het huidige provinciale beleidsmatige vacuüm. Indien bij het definitieve besluit de nonnen uit het Ontwerp-bouwstoffenbesluit blijven zoals ze nu zijn geformuleerd, zal het provinciale beleid inzake secundaire grondstoffen niet noemenswaardig veranderen. Het provinciale beleid gaat immers voor zover mogelijk uit van het Ontwerp-bouwstoffenbesluit. Uitzonderingen hierop zijn de provincie Zuid-Holland en Utrecht. In de provincie Zuid-Holland is het volgende het geval: bij de beoordeling van nuttige toepassing van secundaire grondstoffen wordt uitgegaan van normen die minder streng zijn dan in het Ontwerp-bouwstoffenbesluit is aangegeven. De provincie Zuid-Holland is van mening dat de huidige hergebruikspraktijk zoveel mogelijk kan worden voortgezet totdat het Bouwstoffenbesluit definitief van kracht wordt. Voor de provincie Utrecht is het interimbeleid ten aanzien van de toepassing van afvalstoffen in werken in hoofdlijnen neergelegd in het tweede provinciale afvalstoffenplan (PAP II). In dit plan wordt gesteld dat voor (toepassing van) afvalstoffen, die in de toekomst niet onder de werking van het Bouwstoffenbesluit vallen, het interimbeleid van Utrecht van kracht blijft. Voor de overige afvalstoffen geldt dan het Bouwstoffenbesluit. In het Bouwstoffenbesluit en in het provinciaal beleid ten aanzien van hergebruik en nuttige toepassing staan de volgende beginselen centraal: het multifunctionaliteitsbeginsel en het stand-still beginsel. Het multifunctionaliteitsbeginsel houdt in dat bij het gebruik van secundaire grondstoffen de bodem niet verontreinigd mag raken. Het stand-still beginsel houdt in dat de eventueel aanwezige verontreinigingssituatie niet verder mag verslechteren.
e
oranjewoud 139
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.8
Procedures
9.8.1
Inleiding In dit deel van hoofdstuk 9 van de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' wordt aandacht besteed aan de procedures die voortvloeien uit de Wet milieubeheer en Verordeningen bedrijfsafvalstoffen. Met deze procedures kan de rijkswaterstaatmedewerker in de praktijk regelmatig te maken krijgen. De volgende procedures worden behandeld: 9.8.2 procedures met betrekking tot gevaarlijk afval 9.8.3 procedures voortvloeiend uit de Vba 9.8.4 procedures voortvloeiend uit het bouwstoffenbesluit
9.8.2
Procedures met betrekking tot gevaarlijk afval In de dagelijkse praktijk kunnen bij Rijkswaterstaat chemische afvalstoffen ontstaan. In het aanwijsschema BAGA in paragraaf 9.4 is stapsgewijs aangegeven welke stappen men moet nemen om vast te stellen of een bepaalde afvalstof als gevaarlijke afvalstof moet worden aangemerkt. Indien men zich van een gevaarlijke afvalstof wenst te ontdoen, heeft men bepaalde verplichtingen die voortvloeien uit de Wet milieubeheer. Met name het hoofdstuk Afvalstoffen uit de Wet milieubeheer voorziet in een meldingensysteem voor de afgifte een ontvangst van gevaarlijke afvalstoffen. De manier waarop gemeld moet worden regelen de provincies door middel van de PMV's.
oranjewoud 140
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
'Waar moet ik aan denken'? 9.8.2.1
Wie moet melden De ontvanger van de gevaarlijke afvalstoffen moet in principe de melding verzorgen. In tegenstelling tot de meldingsplicht bij de Wca, waar de producent van de afvalstoffen moest melden, is de verplichting nu neergelegd bij de vergunninghouder die de afvalstoffen be-werkt of verwerkt. Voorwaarde hierbij is wel dat de ontdoener de gevaarlijke afvalstoffen zelf heeft geproduceerd.
9.8.2.2
Het meldingsformulier Het formulier waarmee gemeld moet worden is vastgesteld in de PMV. In de toekomst zal het zo zijn dat voor bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen één formulier wordt gebruikt. Een drukproef van een voorstel hiertoe is als bijlage bij dit hoofdstuk gevoegd.
9.8.2.3
Waar moet gemeld worden De meldingen moeten gedaan worden bij het Landlijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) van het Ministerie van VROM, dat in Leidschendam gevestigd is. Dit melden kan gebeuren door het insturen van vastgestelde formulieren. Daarnaast is het ook mogelijk electronisch te melden per diskette of via electronische datacommunicatie.
9.8.3
Procedures voortvloeiend uit de Vba In de praktijk van Rijkswaterstaat worden kritische geluiden gehoord over het funktioneren van de Vba. Geluiden als 'Daar valt niet mee te werken' zijn niet van de lucht. De redenen hiervoor zijn gelegen in het feit dat het nog een jonge
oranjewoud 141
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
wetgeving is, die nog verder ontwikkeld moet worden. Dit heeft tijd nodig. Een gegeven is dat men zich aan de bepalingen van de Vba heeft te houden. Bij onduidelijkheden over de uitvoering van de Vba, kan men met de provincie overleggen over hoe te handelen in een bepaalde situatie. De controles door de provincie zullen sterk gaan toenemen. Er zijn meerdere procedures binnen de Vba te onderscheiden. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de procedure, die binnen Rijkswaterstaat het vaakst voorkomt. Dit is de procedure voor verwijdering van Bijlage 1 bedrijfsafvalstoffen en van bedrijfsafvalstoffen die vrijkomen bij Bijlage 2 bedrijven. Deze procedure ziet er schematisch als volgt uit:
A
1 ontdoener
B ^
tranM)orte)if
C E
verwerk er
^
D
_.
orovincie
••
1° andere provincie
De letters hebben in dit schema de volgende betekenis: a. omschrijvings(ontheffings)formulier b. mededeling acceptatie of weigering omschrijvingsformulier c. door ontdoener en transporteur getekend geleidebiljet d. geleidebiljet tevens getekend door be-/verwerker e. registratieformulier van ontdoener Bijlage 2 afvalstoffen f. registratie (formulieren) van be-/verwerker g. registratie (formulieren) van ontdoener die exporteert en be-/verwerker die importeert h. origineel omschrijvingsformulier.
e
oranjewoud 142
F
H
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.8.3.1 Registratie bedrijfsafvalstoffen Met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen moet Rijkswaterstaat een registratie bijhouden van alle afgiften van bedrijfsafvalstoffen. Deze registraties moeten tenminste vijfjaar bewaard blijven. Binnen de Directies wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de wijze waarop dit kan plaatsvinden. In principe moet iedere dienstkring zijn eigen registratie bijhouden en is daarvoor zelf verantwoordelijk. De geregistreerde gegevens moeten uiterlijk 14 dagen na afloop van het kalenderkwartaal gemeld worden aan de provincie. Met andere woorden: uiterlijk voor 14 april, 14 juli, 14 oktober en 14 januari moeten deze meldingen gedaan worden. 9.8.3.2
Wie moet melden De meldingsverplichting met betrekking tot afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat vrijkomen kan zowel bij Rijkswaterstaat berusten als bij de aannemer. Wie de melding moet doen is afhankelijk van de bepalingen die in het bestek zijn opgenomen. Als de vrijkomende afvalstoffen aan de aannemer vervallen, is hij verantwoordelijk voor de melding etc. Als Rijkswaterstaat eigenaar blijft van de afvalstoffen en zich er vervolgens van ontdoet is zij, en verantwoordlijk voor: 1. het invullen van het omschrijvings(ontheffings)formulier 2. het samen met de ontdoener tekenen van het geleidebiljet 3. registratie van de bedrijfsafvalstoffen en de melding daarvan aan de provincie. Binnen de structuur van Rijkswaterstaat is het zo dat de dienstkringen verantwoordelijk zijn.
9.8.3.3
De formulieren De voor deze procedure vastgestelde formulieren zijn de omschrijving(ontheffïngs)formulieren. Een voorbeeld van het omschrijvingsformulier is als bijlage bij dit hoofdstuk gevoegd. In de toekomst zal dit formulier vervangen worden door het formulier, zoals dat hierboven bij de gevaarlijke afvalstoffen is beschreven. Voor het geleidebiljet is nog geen model vastgesteld.
e
oranjewoud 143
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
9.8.3.4
Waar moet gemeld worden De meldingen moeten gedaan worden bij de provincie.
9.8.4
Procedures voortvloeiend uit het Bouwstoffenbesluit In het Bouwstoffenbesluit zal het volgende van toepassing zijn: de opdrachtgever van de uit te voeren werken is er verantwoordelijk voor dat aan de eisen van het besluit wordt voldaan. De opdrachtgever kan bewijzen dat aan de eisen is voldaan aan de hand van de volgende formulieren/procedures: De opdrachtgever kan voor de betreffende bouwstof een door de Ministers erkende kwaliteitsverklaring overleggen. Deze kwaliteitsverklaring kan de opdrachtgever aanvragen bij een door de Raad voor de Certificering erkende certificerende instelling. Door middel van directe keuring van de kwaliteit van de betreffende bouwstof kan eveneens bewezen worden dat deze in een bepaalde categorie valt en bijgevolg voldaan is aan de in het Bouwstoffenbesluit gestelde eisen. Deze directe keuring moet uitgevoerd worden volgens de voorschriften uit het Bouwstoffenbesluit en de bijbehorende ministeriële regelingen. Tenslotte kan aan de hand van een producent eigen-verklaring worden bewezen dat de betreffende bouwstof in een bepaalde categorie valt en bijgevolg voldaan is aan de in het Bouwstoffenbesluit gestelde eisen. Afhankelijk van elke situatie zal het bevoegd gezag bepalen of een dergelijke verklaring voldoende is.
9.8
Analyse-resultaten In bepaalde gevallen is het noodzakelijk dat van afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen, monsters worden genomen om vast te kunnen stellen welke componenten in die afvalstof aanwezig zijn. Hiertoe moeten de genomen monsters op een laboratorium worden onderzocht. Van het onderzoek krijgt men een verslag, dat analyse-resultaat wordt genoemd. Op een analyseresultaat komen de volgende gegevens voor: a. algemene gegevens: monsternummer, datum monsterneming, datum waarop het monster is aangeleverd, datum van analyse etc. b. omschrijving van het monster c. het droge stofgehalte van het monster in % van het monster
e
oranjewoud 144
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
d. e. f. g.
het aantal keren dat geanalyseerd is de componenten die geanalyseerd zijn de waarden die aangetroffen zijn in mg/kg de overschrijding ten opzichte van de regeling, waaraan getoetst wordt Dit is het belangrijkste deel van de analyse. Op grond hiervan moeten conclusies getrokken worden zoals: 'Een bewerker kan een afvalstof accepteren op grond van de Vba' 'Er is sprake van gevaarlijk afval' 'Deze grond moet gesaneerd worden, omdat de C-waarde uit de 'Leidraad Bodemsanering' is overschreden' 'Het slib valt in klasse 4. Er zal gezocht moeten worden naar een geschikte verwijderingsmethode'. h. analysemethoden Op de volgende pagina is een voorbeeld gegeven van een analyseresultaat. Het betreft een analyseresultaat van een partij verontreinigde grond, die op grond van de Vba afgevoerd moest worden. Voor de acceptatie is monsterneming en analyse vereist.
oranjewoud 145
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Analyse-resultaat Project
Analyse aangevoerde grond
Projectnummer
123456789
Vaknummer
4
Datum bemonstering
20 oktober 1992
Datum aanvoer
15 en 16 oktober 1992
Herkomst Ontdoener Transporteur V.B.A. Transportbron Hoeveelheid
circa 400 m'
Zintuiglijke bevindingen
zandige klei met kleibrokken, bevat stro, takjes en houtresten, lichte oliegeur
Motivatie analyse
V.B.A.-vergunning; zintuiglijke bevindingen
Analyseresultaten grond Stof
Concentratie (mg/kg)
Toetsingsnorm (mg/kg)
Minerale olie (I.R.)
590
525
Minerale olie (G.C.; heranalyse)
74
525
Minerale olie (G.C.; uitloogvloeistof)
< 100 (microgr/1)
200 (microgr/1)
Chroom
38
250
Nikkel
25
100
Koper
96
100
Zink
225
500
Cadmium
< 0,4
5
Lood
135
150
Zware metalen
CONCLUSIE: De partij voldoet aan de acceptatienorm.
e
oranjewoud 146
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudie-vragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
'Ik denk dat ik het snap'
1. Welke wetten en wettelijke regelingen zijn voor Rijkswaterstaat heel belangrijk in verband met het voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen en het milieuhygiënisch verantwoord verwijderen van afvalstoffen? 2. Wat is de belangrijkste milieuwet? 3. Hoe komt u er achter of een afvalstof als een gevaarlijke afvalstof wordt beschouwd? 4. Wie moet de melding doen voor gevaarlijke afvalstoffen en bij welke instantie moet dat gebeuren? 5. Welke categorieën afvalstoffen kent de Vba? 6. Wie moet aan de verplichtingen van de Vba voldoen en bij wie moeten de meldingen gedaan worden? 7. Wat wil de wetgever met de Wvo bereiken?
e
oranjewoud 147
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Brochure Wet milieubeheer, Procedures voor vergunningen' Ministerie VROM 'Handhaving Milieuwetgeving' VUGA 'De Wet milieubeheer' prof mr drs FCAM Michiels 'Handleiding Milieuhygiëne' Samsom 'Handboek Wet milieubeheer' Sdu 'Milieuvoorschriften' Delwel 'Intern Handboek Verordening Bedrijfsafvalstoffen' Samenwerkende Vba-provincies 'Zakboek Handhaving milieuwetgeving' Ministerie VROM 1993
Literatuur-overzicht
oranjewoud 148
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudie-vragen 1. De Wet milieubeheer, de Verordening bedrijfsafValstoffen en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. 2. De Wet milieubeheer, omdat daarin de basis is gelegd voor integrale aanpak van de milieuproblemen. Onder andere is de vergunningverlening in deze wet geregeld. 3. Dan moet het BAGA, het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen, dat in paragraaf 9.4.4.3 van de cursus is besproken worden geraadpleegd. 4. De melding moet worden gedaan door de vergunninghouder. Zoals het er nu uitziet moet de melding gedaan worden bij de provincie, die daartoe het Decentraal Informatiepunt Afvalstoffen (DIA) beschikbaar heeft. 5. De Vba onderscheidt drie categoriën bedrijfsafValstoffen: categorie 1 BedrijfsafValstoffen zijn afvalstoffen niet zijnde: - huishoudelijke afvalstoffen - oud papier, oud karton, oud textiel en textielafval, oude ferro en nonferro metalen, schroot, afvalglas en glasafval - kunststoffen die voor hergebruik worden aangeboden - autowrakken - gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer - dierlijke en overige organische meststoffen (behalve zuiveringsslib). categorie 2 BedrijfsafValstoffen, die afkomstig zijn van bedrijven, die behoren tot de bedrijfstakken, vermeld in bijlage 1 van de Vba. Aan de hand van lijst 2 kan op eenvoudige wijze worden bepaald of een specifiek bedrijf behoort tot een bedrijfstak, genoemd in deze bijlage. In verband met de milieuschadelijkheid van afvalstoffen, die bij deze bedrijven ontstaan, worden zwaardere eisen gesteld aan de verwijdering ervan. De dienstkringterreinen van Rijkswaterstaat vallen onder deze categorie categorie 3 BedrijfsafValstoffen, die vermeld zijn in bijlage 2 van de Vba. Deze bijlage bevat een lijst van milieuschadelijke afvalstoffen, die speciale verwerking vereisen of afvalstoffen waarvoor speciale regels noodzakelijk zijn ter bevordering van hergebruik. Ook bij Rijkswaterstaat ontstaan afvalstoffen, zoals bitumenrestanten, asfaltpuin, bouw- en sloopafval etc. die onder deze categorie vallen.
e oranjewoud 149
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
6. Dat hangt af van de bepalingen in het bestek. Als de afvalstoffen aan de aannemer vervallen, is hij daarvoor verantwoordelijk. Als Rijkswaterstaat eigenaar blijft is zij verantwoordelijk. De meldingen moeten bij de provincie gedaan worden. 7. De Wvo wil, onder andere, door middel van een vergunningstelsel de verontreiniging van het oppervlaktewater beheersbaar maken.
e
oranjewoud 150
Bijlage Omschrijvingsformulier
Omschrijvingsformulier AFVALSTROOMNUMMER*
I I I I I I I I I I!
I I'
1. Onderneming/instslling/omdoener van de afvalstoffen Ondoener
:
Adres/huisnr/toev,
:
Posicode/Plaats
:
Telefoonnummer
:
Contactpersoon Tel.
Fax:
- 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
contactpersoon
K.v.K.-nr 2. Locatie waar de afvalstoffen ontstaan (indien afvoer vanaf ander adres dan zaakadres)
Adres bedrijfsterrein/ huisnr/toev. : Postcode/Plaats 3. Gegeven* omtrent da afvalstoffen Algemene benaming van de afvalstof
:
Afvalstoffen ontstaan als gevolg van activiteit/proces: 4. Samenstelling van het afval Omschrijving
Afvalstoffencode Component 1 Component 2 Component 3 Component 4 Component 6
Datum einde (max. 3 \t na aanvang):
Datum aanvang afvoer Totale hoeveelheid in deze periode:
I
Hoeveelheid afval per transport:
I I
I
I
I
J Ton
I
I
Ton
'
'
Frequentie van afvoer
1 ) Eenmalig
I I ... x/Oag
L J ... x/Week
I I ... x/Maand
I | ... «/Kwartaal
I I ... x/Halfjaar
I I ... x/Jaar
I
Wordt het afval tezamen met afvalstoffen van andere bedrijven ingezameld {route-inzameling van rolcontainers): Voor toelichting: zie achterzijde tastzta blad
Ja/Nee
Bijlage Omschrijvingsformulier 5. Bijzondere kenmerken van de afvalstoffen Verontreinigd:
Ja/Nee
Zo ja, mate van verontreiniging:
Licht/Matig/Sterk
Aard van verontreiniging: Zware metalen/Minerale olie/Aromatische verb./PAK's/Gechloreerde KWS/Overig Toestand waarin de afvalstoffen zich bevinden: Percentage droge stof
:
I
)
I
Poeder/Vasi/Slurrv/VLoeibaar/Overig I %
Analyserapport aanwezig :
Ja/Nee (indien ja. meesturen)
Wijze van aanbieden/verpakking: Coniainer (afzeisystemen)/Rolcontainer/Tank/Vaten/Overig 6. Transporteur van de afvalstoffen Wijze van transport: Transport door
:
Transporteur
:
Weg/Spoor/WAter Ontdoener/Verwerker/X (nog) onbekend/Derden nl:
Adres/huisnr/toev.: Postcode/Plaats
:
•CvJOn,
: I I I I I I 1 II
II I
7. BeVverwerking van de afvalstoffen Be-/verwerker
:
Adres/huisnr/toev.: Postcode/Plaats
:
IC.vK.nr
: I I I I I I II
I I I I
8. Locatie waar de afvalstoffen worden be-/verwerfct (indien be-/verwerking op een ander adres) Adres bedrijfsterrein/
huénr/toev.
I
:
I
I
I
I
I
I
|
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I I I 1 I I I I I I I 1 I ! I I 1 I I I 1 I I I
Postcode/Plaats 9. Be-/V«rwerkingsproces Mechanisch/fysisch scheiden
Ruimte voor toelichting ingeval van weigering door be-/verwerker 11
(Geschikt maken voor) hergebruik : 12 (Micro)b
: 13
Thermisch behandelen
: 14
Storten
15
10. Ontdoener verklaart dat dit for•muiter naar waarheid is ingevuld
Be- /verwerker verklaart dat de afvalstoffen worden geaccepteerd
Plaats/Datum:
Plaats/Datum"
Handtekening:
Handtekening;
N a a m / Rrmasternpel:
Naam/ Fïrmastempel:
133
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bijlage ontwerp-meldingsformulier VAJS VAN ONTVANGST {B2ï(vooro««c»r»/*t» 0 w , MHvOv • "wwnnm r*9*A9 ' 7-O6BB/VtüZ/Va2Z3O«
straat * nt..
?
Ij It/t flfCCt* SH« Ot'r't*
DJiiitc
JtfiC&J
.
aniooenef
b a l i e van hertcotmf.
straat - w
nrjat-tv
r»osic. * woonpi
code ontdocner'
-es:; - «oono,
datum aanvang tranwon
;i|d
305^. -woonol
csoor. 1 itzenoer: 2 aniaoener. 3 geaflresseeroe: 4 een anoer. nl ' ' woonni
henteken ccnïameinr 2 ' <noe2ameide nuishouoelijke afvaistotten'
r'
omsenniving Inaam van net afval)
WMB 123456
e
oranj»wovd
v m w gmtefimot oo a» aaar ar t« a dsm «n t aam gei
ja/nee contamertvo*
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
10
Veiligheid
10.1
Inleiding Deze cursus heeft tot doel kennis aan te reiken voor het op milieuhygiënisch verantwoorde wijze omgaan met afvalstoffen. Bij het werken met afvalstoffen spelen veiligheidsaspecten een belangrijke rol. Er zijn namelijk afvalstoffen, die bestanddelen bevatten, die (zeer) schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het inademen van het stof dat bij het gritstralen vrijkomt. Ook worden regelmatig jerrycans met onbekende (vloei)stoffen aangetroffen. Dit kunnen schadelijke stoffen zijn. De medewerkers, die belast zijn met de monsterneming in het kader van de Wvo-vergunningen, gaan ook dagelijks om met afvalstoffen. Bij deze werkzaamheden moeten maatregelen getroffen worden om geen risico's te lopen. U werkt niet bij Rijkswaterstaat om ziek te worden!!! Bij het omgaan met schadelijke (afval)stoffen moeten voorzorgsmaatregelen getroffen worden. Hiertoe zal aandacht worden besteed aan het maken van een risico-analyse en het daarop afstemmen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Van deze persoonlijke beschermingsmiddelen zal een overzicht worden gegeven. De veiligheidsaspecten bij de werkzaamheden zijn niet vrijblijvend. Zowel de werkgever als de werknemer hebben verplichtingen op dit terrein. In dit hoofdstuk zal eerst aandacht worden besteed aan de wettelijke regelingen, die er op dit terrein zijn.
10.2
Arbowet In 1983 is de Veiligheidswet van 1934 vervangen door de Arbeidsomstandighedenwet (ARBO-wet). De ARBO-wet tracht te bereiken dat er een betere afstemming van de arbeidsomstandigheden op de mens plaatsvindt. In dit kader worden de volgende onderwerpen behandeld: a. samenwerking en overleg b. verplichtingen van de werknemers c. verplichtingen van de werkgevers.
e
oranjewoud 150
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
ad a samenwerking en overleg De wetgever gaat er vanuit dat de zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn een gezamenlijke taak is van werkgever en werknemers. Dit uitgangspunt veronderstelt samenwerking en overleg. De ARBO-wet sluit zoveel mogelijk aan bij de al bestaande vormen van overleg in het bedrijfsleven en bij de overheid: - bij veel bedrijven is dit de ondernemingsraad (OR) of een speciale commissie hieruit - in overheidsorganisaties zijn dit de dienstencommissies (DC's), medezeggenschapscommissies (MC's), Organen van Overleg en dergelijke ad b verplichtingen van de werknemers Werkgevers en werknemers moeten samenwerken bij het behartigen van de zorg voor de veiligheid en het welzijn in de arbeidsorganisatie. Dit is zowel voor de werkgever als de werknemer een plicht. De werknemer moet bij het werk de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht nemen. Niet alleen om ongelukken voor zichzelf of voor collega's te voorkomen, maar ook om gevaar voor anderen die in het bedrijf aanwezig zijn (bijv. bezoekers) te vermijden. Dit betekent onder meer dat: 1. machines en daarmee verbandhoudende beveiligingen op de juiste manier moeten worden gebruikt 2. gebruik wordt gemaakt van persoonlijke beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld bij het werken met afvalstoffen, die gevaar op kunnen leveren voor de gezondheid 3. wordt meegewerkt aan instructie en voorlichting die de werkgever organiseert 4. wordt meegewerkt aan de voor hen georganiseerde opleidingen op het gebied van veiligheid en gezondheid 5. gevaarlijke situaties aan de chef worden gemeld. Als zich een situatie voordoet die acuut gevaarlijk en onmiddellijk dreigend en ernstig is, dat de tijd voor overleg ontbreekt en ook de Arbeidsinspectie niet tijdig kan optreden, heeft de werknemer het recht om het werk neer te leggen en de plicht om de chef te waarschuwen!
e oranjewoud 151
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Voorbeelden hiervan kunnen zijn: - gevaar voor brand, explosie, instorting en het vrijkomen van gevaarlijke stoffen of het ontbreken van essentiële beveiligingen op machines en werktuigen. Tijdens deze werkonderbreking behoudt de werknemer aanspraak op loon. In deze situaties is een zogenoemde 'omgekeerde bewijslast'. Dit betekent dat, indien een werkgever het niet eens is met de werknemer of de Arbeidsinspectie, deze zal moeten bewijzen dat het gevaar niet onmiddellijk aanwezig was. ad c verplichtingen van de werkgever De werkgevers moeten ingevolge de ARBO-wet een beleid voeren dat gericht is op veiligheid, gezondheid en welzijn van hun werknemers. Het uitvoeren van deze verplichtingen hangt nauw samen met het economisch en financieel beleid in het bedrijf. Het mag duidelijk zijn dat ARBO-verplichtingen en financieel beleid op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Om deze reden is de volgende formulering in de ARBO-wet opgenomen: '...een zo goed mogelijk beleid....'. Bedrijven en diensten met meer dan 100 werknemers zijn verplicht jaarlijks een plan en een verslag te maken over het beleid met betrekking tot arbeidsomstandigheden. Door deze verplichting wordt het beleid zichtbaar gemaakt en kunnen de activiteiten van de werkgever getoetst worden aan het beleid. Voorts dient de werkgever voorlichting en onderricht aan de werknemers te geven met betrekking tot de specifieke taakvervulling. Het doel hiervan is te stimuleren dat werknemers de kennis, het inzicht en de vaardigheden kunnen verwerven, die zij nodig hebben voor veilig, gezond en prettig werken. Daarnaast dient de werkgever de middelen ter beschikking te stellen die nodig zijn om veilig te kunnen werken. Met betrekking tot ongevallen heeft de werkgever de verplichting daarvan melding te doen aan de Arbeidsinspectie en in geval van een beroepsziekte moet daarvan eveneens melding gedaan worden aan de Arbeidsinspectie, die de regionale inspecteur van de volksgezondheid daarvan in kennis stelt.
10.3
De Arbeidsinspectie/ dienst Inspectie en Informatie Sociale Zaken en Welzijn De Arbeidsinspectie heeft in 1994 een andere, bvenstaande naam gekregen. Vaak nog worden beide namen door elkaar gebruikt. De dienst is belast met controle op de uitvoering en naleving van de ARBO-wet.
e
oranjewoud 152
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
De taak van de Arbeidsinspectie is: - een controlerende en inspecterende taak, vooral waar veiligheid en gezondheid in het geding zijn, kan zij werkgever en werknemer verplichten hun zaken beter te regelen - bij verschil van mening tussen werkgever en werknemer over de interpretatie van de ARBO-wet moet zij daar desgevraagd een uitspraak over doen - het stimuleren van het overleg en samenwerking tussen werkgever en werknemer en een goed arbeidsomstandighedenbeleid in de bedrijven.
10.4
Risico en risico-analyse Elke menselijke activiteit brengt een zeker risico met zich mee. Deze risico's kunnen in grootte variëren van heel klein tot enorm groot. Het werken met (gevaarlijke) afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen, brengt in ieder geval een zeker risico met zich mee. Om deze reden wordt in de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' aandacht besteed aan deze veiligheidsaspecten. Om de risico's, die verbonden zijn aan het werken met afvalstoffen, zo klein mogelijk te laten zijn, is het nodig de situatie te analyseren. Hieronder wordt in het kort ingegaan op de risicoanalyse. Hiermee willen we bereiken, om maar een voorbeeld te noemen, dat u niet zomaar meer een dop van een jerrycan, die bij het zwerfvuil wordt aangetroffen, opendraait en daaraan gaat ruiken. Aan deze ogenschijnlijk eenvoudige situatie zitten meerdere kanten, die risico's kunnen opleveren.
'Jan weet hoe het moet'
e
oranjewoud 153
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Om een aantal te noemen: - door het optillen van de jerrycan komt de vloeistof in beweging (risico van lekkage, ongewenste reactie) - door het openen komt men met onbeschermde handen aan de dop. Hieraan kunnen resten van de (mogelijk gevaarlijke stof) zitten. Deze stof kan via de huid het lichaam binnendringen - door het ruiken aan de stof kunt u, afhankelijk van de stof, zelfs doodgaan. Dit is zeer gevaarlijk. Bovendien wat zegt de geur u als u geen chemicus bent, die geuren van stoffen goed kan onderscheiden. Om de risico's te beperken is het nodig kennis te hebben van het analyseren van risico's. De wijze waarop iemand het risico van een bepaalde activiteit afweegt, hangt af van een aantal factoren, zoals: -
De persoonlijke betrokkenheid bij het voordeel van de activiteit. De hoogte van de beloning is veelal een motief om een groter risico te nemen. Om bij het voorbeeld van het zwerfvuil te blijven. 'Als de rommel weer van de verzorgingsplaats verdwenen is, is de zaak weer netjes'.
- De mogelijkheid de activiteit (mee) te beïnvloeden, of te besturen. Vliegen wordt vaak als een groter risico beschouwd dan auto rijden, terwijl statistisch blijkt dat dit niet het geval is. Men schat de risico's voor zichzelf lager in, men is er immers toch zelf bij! - Bekendheid met de risico's en de gevolgen. In het algemeen worden risico's van bekende activiteiten lager ingeschat en eerder geaccepteerd dan die van onbekende, nieuwe activiteiten. Een bekend voorbeeld hiervan is het gebruik van kernenergiecentrales t.o.v. kolencentrales. -
De schaal van het risico en de gevolgen ervan. Risico's van ongevallen met een zeer kleine kans, maar waarbij de gevolgen zeer groot kunnen zijn blijken minder geaccepteerd te worden dan veelvuldiger voorkomende ongelukken met een relatief klein gevolg. Bedenk hierbij dat in het verkeer ongeveer 1200 dodelijke slachtoffers per jaar vallen. Dit is een geaccepteerd risico; maar zou een activiteit waarbij de kans bestaat dat eens per 1000 jaar er een ongeval plaatsvindt met 1200 dodelijke slachtoffers ineens ook geaccepteerd worden?
oranjewoud 154
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
In het bovenstaande verhaal komen 3 begrippen voor; risico, kans en gevolg. Deze 3 begrippen kunnen vertaald worden naar de volgende formule:
Risico = Kans x Effect R = KxE Hierbij is: Kans Effect Risico
- de kans dat een ongewenste gebeurtenis optreedt. - het resultaat van de uitwerking van de ongewenste gebeurtenis. - de uitkomst, dus de omvang van het risico.
In de bovenstaande vergelijking is het begrip risico meetbaar geworden. Het risico kan verkleind worden door of de kans of de gevolgen van een risicosituatie kleiner te maken. In het verantwoord omgaan met mogelijke risico's voor de gezondheid, in het werk kan men drie stadia onderscheiden: 1. (Her)kennen 2. Evalueren 3. Beheersen Bij iedere gezondheidsbedreigende factor dienen deze 3 stadia te worden doorlopen. Het is van groot belang vooraf gegevens te verzamelen zodat de gezondheidsbedreigende factoren in kaart gebracht kunnen worden, bij voorkeur uitgedrukt in harde getallen. Deze gegevens worden ingebracht in een model; hierin worden de risico's geëvalueerd. Uit deze evaluatie vloeit een aantal maatregelen in volgorde van prioriteit. Belangrijk is de voortdurende terugkoppeling tussen de toegepaste (beheers)maatregelen en het uiteindelijk effect ervan. Op deze manier kan men steeds controleren of de risico's effectief bestreden worden. De risico's die verbonden zijn aan het werken met (chemische/gevaarlijke) afvalstoffen zijn als volgt onder te verdelen: a. giftigheid van stoffen b. agressiviteit van stoffen c. brand- en explosiegevaar d. andere gevarenbronnen.
e
oranjewoud 155
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
ad a Giftigheid van stoffen De wetenschap die de giftigheid van stoffen bestudeert heet Toxicologie. Met betrekking tot deze giftigheid is de volgende uit de zestiende eeuw stammende uitspraak van de Zwitserse arts Paracelsus: 'Alle Dinger sind Gifft...nur die Dosis macht, das ein Ding kein Gifft ist'. Deze uitspraak wordt nog steeds als juist geaccepteerd. Een voorbeeld van twee alledaagse stoffen kunnen als illustratie dienen: water en keukenzout. Van beide stoffen is het bekend dat ze voor het menselijk leven onmisbaar zijn. Water is echter dodelijk als men zo'n 20 liter in één keer drinkt. Keukenzout is dodelijk als men een dosis van vier gram per kilogram lichaamsgewicht neemt. Dus als een persoon van 70 kg 280 gram keukenzout nuttigt, kan de dood intreden. In het bovenstaande is in verband met de giftigheid de hoeveelheid aan de orde geweest. Een ander aspect dat in het kort belicht wordt betreft effect van een stof in het lichaam. De effecten kunnen acuut (direct effect) en chronisch (op lange termijn) zijn. Dit heeft dus te maken met de snelheid waarmee effecten op het lichaam waargenomen kunnen worden. Opgesplitst naar het effect dat stoffen op het menselijk lichaam heeft, kan de volgende indeling gemaakt worden: Naam Irritantia
Asfyxantia Narcotica Agentia met systeemwerking Allergenen
Mutagenen Carcinogenen Teratogenen
Omschrijving effect Locale irritatie: meestal min of meer oppervlakkige beschadigingen van huid, ogen, enz Verdringen van zuurstof uit ademlucht Aangrijpend op centraal zenuwstelsel; bewusteloosheid Beïnvloeding van het functioneren van inwendige organen Allergische reactie van huid of luchtwegen Verstoring DNA Kanker Beïnvloeding normale ontwikkeling van embryo
e
oranjewoud •156
Voorbeelden Sterke zuren en basen
Methaan, propaan, LPG, stikstof, helium Organische oplosmiddelen Benzeen, tetra, kwik, lood Chroom, nikkel, epoxyverbindingen, isocyanaten Radio-actieve stoffen Benzeen, PAK, asbest Aflatoxine (pindakaas), softenon, selenium
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Hierboven is weergegeven welke effecten in het lichaam kunnen optreden als men in contact is gekomen met bepaalde stoffen. Een ander belangrijk aspect vormt in dit verband nog de wijze waarop een stof in het lichaam terecht kan komen; de opnameroute. De stoffen kunnen in het lichaam worden opgenomen via de ademhaling, door de huid en door de mond. Als de persoonlijke beschermingsmiddelen, die hieronder behandeld worden, op goede wijze worden gebruikt, kan bij het werken met (gevaarlijke) afvalstoffen worden voorkomen dat ze in het lichaam binnendringen. Om contact met schadelijke stoffen te voorkomen is het ook noodzakelijk dat u een goede hygiëne in acht neemt. Na mogelijk kontakt met schadelijke stoffen altijd goed handen wassen. Oók voor u naar het toilet gaat! Voorts dient u niet te roken en te eten op de plaatsen waar schadelijke stoffen aanwezig zijn. ad b Agressiviteit van stoffen Bepaalde stoffen, de zogenaamde agressieve of corrosieve stoffen, hebben de eigenschap de menselijke huid en slijmvliezen spontaan aan te tasten, waarbij er verbrandingsverschijnselen optreden. In de chemie worden dergelijke groepen van stoffen zuren en basen genoemd. Bekende voorbeelden hiervan zijn: - zwavelzuur - zoutzuur - salpeterzuur - natronloog - gebluste kalk - ammonia - azijnzuur. Het werken met (afval)stoffen waarin zich dergelijke stoffen bevinden, dient met bijzonder grote voorzichtigheid te gebeuren. Een goed gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen vormt daarvan een onderdeel. De mate waarin een stof zuur of basisch is kan op eenvoudige wijze met behulp van een pH-papiertje of lakmoespapiertje worden gecontroleerd.
e
oranjewoud 157
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
ad c Brand- en explosiegevaar Brand kan beschouwd worden als een chemische reactie, waarbij een brandbare stof onder vuurverschijnselen reageert met zuurstof. De zuurstof hoeft niet altijd uit de lucht afkomstig te zijn, maar kan ook worden toegevoegd door chemicaliën. Een explosie is een (zeer) snel verlopende verbrandingsreactie, waarbij een drukgolf ontstaat. Als men bovenstaande definities analyseert, kan men drie elementen onderscheiden: I. brandstof II. zuurstof III. ontstekingsbron. Als men weet hoe een brand ontstaat, kan men daar ook uit afleiden hoe een brand kan worden bestreden. Men kan bijvoorbeeld de toevoer van zuurstof afsnijden of de zuurstof afschermen van de bron. Als bijvoorbeeld de 'vlam in de pan' terecht gekomen is, dient men een deksel op de brandende pan te leggen. Hierdoor kan geen zuurstof meer toegevoerd worden en het gevolg is dat het vuur dooft. Een ongewilde brand of explosie wordt vaak veroorzaakt doordat men onvoldoende rekening heeft gehouden met ontstekingsbronnen. Voorbeelden van ontstekingsbronnen zijn: open vuur, zonnewarmte, mechanische vonken, electrostatische ladingen, chemische reacties enz. Door brand vormen nog twee andere aspecten een gevaar voor de gezondheid, namelijk een te laag zuurstofgehalte doordat de brand zuurstof aan de omgeving onttrekt en verstikkingsgevaar door allerlei schadelijke verbrandingsprodukten. ad d Andere gevarenbronnen Bij het werken met (chemische/gevaarlijke) afvalstoffen zijn nog andere dan de hierboven genoemde voor te stellen. Enkele hiervan worden hieronder in het kort aangeduid: - zuurstofgebrek door chemische reacties of stoffen - ongewild contact met electriciteit - radioactieve besmetting - mechanische gevaren - microbiologische besmetting.
e
oranjewoud 158
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
10.5
Informatiemiddelen Het is voor het inschatten van risico's van groot belang op de werkplek te kunnen beschikken over goede informatiemiddelen. De 'Leidraad Afvalstoffen', die in de cursus behandeld is, geeft veel goede informatie over afvalstoffen. Meer specialistische boekwerken, die veel informatie geven over chemische stoffen, de eigenschappen en gevaarsaspecten zijn: 1. de Chemische Afvalstoffengids dit is een uitgave van de Staatsuitgeverij. Het ISBN nummer is 90 12 05738 8. Achter dit hoofdstuk is in een bijlage een voorbeeld van een afvalstoffenkaart over asbest opgenomen. 2. het Chemiekaartenboek Dit is een uitgave van het Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden (NIA) en de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNC). Het ISBN nummer is 90 6092 521 1. Achter dit hoofdstuk is in een bijlage een voorbeeld van een chemiekaart over asbest opgenomen.
10.6
EHBO Het allerbeste is natuurlijk voorkomen dat er ongelukken ontstaan. Als er onverhoopt een ongeluk gebeurt, moet er eerste hulp verleend worden. In dit deel van de cursus worden nog even de vijf hoofdregels van de EHBO onder uw aandacht gebracht. Hoewel iedere situatie, waarin eerste hulp verleend moet worden anders is, moeten de volgende vijf punten altijd deel uitmaken uw handelen: 1. op gevaar letten De EHBO-er zal eerst maatregelen moeten nemen voor: - zijn persoonlijke veiligheid - de veiligheid van anderen: het/de slachtoffer(s) en omstanders. 2. nagaan wat er is gebeurd/wat iemand mankeert Probeer er achter te komen door dit aan het slachtoffer of de omstanders te vragen. Dit kan u duidelijk maken of er sprake is van een acute ziekte of van een ongeval. U kunt zich enigszins voorbereiden op de te verwachten afwijkingen (verschijnselen) bij het slachtoffer. Een goed verslag aan deskundige hulpverleners van het gebeurde en van de verleende eerste hulp, is van belang voor de verdere behandeling van het slachtoffer.
e
oranjewoud 159
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Om bij het inroepen van deskundige hulp goede informatie door te kunnen geven en om zelf in staat te zijn het slachtoffer doeltreffend te kunnen helpen, moet u nagaan wat iemand mankeert. Ga eerst na of het slachtoffer bij kennis is. Daarna moet worden bepaald of ademhaling en/of bloedsomloop in orde zijn: de vitale functies. Daarna vraagt u of hij pijn heeft en waar, of hij alles normaal kan bewegen. Indien mogelijk laat u het slachtoffer proberen armen en benen, handen en voeten te bewegen en kijkt u naar eventuele uitwendige letsels. Als hij niet bij kennis is (bewusteloos) moet aan ooggetuigen worden gevraagd wat er is gebeurd. Bekijk het slachtoffer goed en ga na of ademhaling en/of bloedsomloop aanwezig zijn. 3. Het slachtoffer geruststellen Elk slachtoffer heeft iemand nodig die hem opvangt, geruststelt. Hij is vaak heftig geschrokken voelt zich angstig en alleen of is prikkelbaar. Door in de directie nabijheid te blijven (laat het slachtoffer niet alleen), rustig en zorgzaam op te treden, hem te vertellen dat deskundige hulp in aantocht is, kunt u het slachtoffer gerustellen. U helpt hem dan de eerste schrik te verwerken. Luister naar hem, praat met hem, houd hem zo nodig vast, blijf altijd vriendelijk ook als het slachtoffer lastig of geprikkeld is. 4. Zorgen voor deskundige hulp Blijf bij voorkeur zelf bij het slachtoffer en laat iemand anders zo snel mogelijk deskundige hulp waarschuwen, arts of ambulance. Een goede berichtgeving is van groot belang. Het volgende moet worden doorgegeven: - naam van de melder - plaats waarheen de hulp moet komen - wat er gebeurd is - aantal slachtoffers - wat het slachtoffer (de slachtoffers) mankeert (mankeren). Vraag aan degene die gaat waarschuwen om terug te komen om te vertellen welke hulp komt en hoe snel. 5. Iemand helpen op de plaats waar hij ligt of zit Het is een belangrijk uitgangspunt de eerste hulp te verlenen op de plaats waar het slachtoffer ligt of zit, dus zonder hem te verplaatsen. Wacht de komst van deskundige hulp ter plaatse af. Alleen als de omstandigheden (bijvoorbeeld verdrinkings-, brand- of ontploffingsgevaar) het noodzakelijk maken, mag het slachtoffer verplaatst worden en dan over een afstand die strikt noodzakelijk is. Bij eenvoudige stoornissen/letsels is het natuurlijk mogelijk dat het sL^htoffer, al of niet door u begeleidt, naar de deskundige hulpverlener toegaat.
oranjewoud 160
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
10.7
Persoonlijke beschermingsmiddelen Een keus voor persoonlijke beschermingsmiddelen (=P.B.M.'s) is in feite de slechtste keus die je kunt maken. Er is dan niet gekozen voor een ander systeem waardoor het risico niet kan ontstaan, en ook is niet gekozen voor preventie van risico's. In feit laat men de risico's toe, en men wapent zich ertegen. In de ARBO-wetgeving formuleert men dit op nagenoeg identieke wijze: 1. het wegnemen van gevaren door bijvoorbeeld een andere techniek, een andere stof, een werkverbod of een beperking van de emissie van een toxische stof 2. het nemen van technische maatregelen, bijvoorbeeld afscherming, afzuiging of luchtbehandeling 3. het beheersen van het risico door bijvoorbeeld een andere organisatie van het werk, andere werkmethoden, veilig handelen of de mens afschermen van de bron. Wanneer dit soort beschermende maatregelen het gevaar onvoldoende wegneemt, dan moeten PBM's worden gebruikt. Hierbij moet terdege worden afgewogen, welke risico's zich voordoen, bijvoorbeeld vallende voorwerpen en via welke wegen bepaalde stoffen het lichaam kunnen binnendringen, bijvoorbeeld via de ademhaling, door inslikken of via de huid. Als dan de werksituatie het inzetten van PBM's vereist, dan dienen deze door de werkgever beschikbaar te worden gesteld.
10.7.1
Soorten PBM's Men onderscheidt acht soorten beschermingsmiddelen: 1. hoofdbescherming 2. been- en voetbescherming 3. oog- en gelaatbescherming 4. huidbescherming 5. lichaamsbescherming 6. arm- en handbescherming 7. gehoorbescherming 8. ademhalingsbescherming.
e
oranjewoud 161
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
ad 1. hoofdbescherming - veiligheidshelmen (polyethyleen of polyester) Soms is de veiligheidshelm voorzien van gehoorbeschermingskappen en/of gelaatsschermen. Zonodig kan een ventilatiesysteem zijn ingebouwd in combinatie met ademhalingsbescherming. - diversen (laspetten, capuchons en haarnetjes) Deze bieden bescherming tegen respectievelijk spatten en het risico dat lang haar in draaiende machines terecht kan komen. ad 2. been- en voetbescherming Er zijn vele typen veiligheidsschoenen. Ze worden gebruikt in de metaalindustrie, de scheepsbouw, de bouw en in magazijnen. Speciale voorzieningen zijn: - ondoordringbare tussenzool - stalen neus - olie- zuur- en hittebestendige zool - enkelbescherming - extra wreefbescherming. ad 3. oog- en gelaatbescherming Veiligheidsbrillen of gelaatsschermen moeten worden gedragen wanneer in een arbeidssituatie gevaar bestaat voor oogverwondingen door spatten van bijtende, hete of zeer koude stoffen, wegvliegen van vonken of schilfers, opspringen van krullen of door stof. ad 4. huidbescherming Huidbeschermingsmiddelen zijn er voor verschillende lichaamsdelen: - voeten (laarzen en schoenen) - lichaam (broeken, jassen, voorschoten, overalls, gaspakken, overdrukpakken) - handen (handschoenen) - hoofd (capuchon). Een belangrijke parameter van deze middelen is de doorlatendheid en de resistentie tegen toxische stoffen. ad 5. Lichaamsbescherming Het lichaam kan tijdens het werk worden blootgesteld aan uiteenlopende gevaren: warmte, koude, brand, invloed van agressieve chemicaliën, mechanische gevaren etc. Daarnaast speelt ook de hygiëne een rol. Door het grote scala van gevaren is er ook een hele reeks van beschermende kleding. Ook hier geldt dat er geen universele bescherming bestaat.
oranjewoud 162
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
A. B. C. D. E. F.
brandveilige werkkleding tegen hittebeschermende kleding werkkleding met bescherming tegen indringing en snijden doorwerkkleding tegen chemische aantasting beschermende kleding beschermende kleding bij gevaar voor infectie beschermende kleding tegen vuil water.
ad 6. arm- en handbescherming Net als het lichaam worden de, uitstekende, armen en handen bedreigd door diverse gevaren, bijtende stoffen, extreme temperaturen, mechanische gevaren (scherpe delen, messen e.d.). Als bescherming hiertoe bestaan vele types handschoenen. A.
Kunststof handschoenen - wegwerphandschoenen van kunststof ter voorkoming van aantasting of infectie door kortdurende blootstelling van vuil - rubber handschoenen voor langduriger blootstelling aan vuil, bijvoorbeeld bij schoonmaakwerkzaamheden.
B.
Vloeistofdichte handschoenen - handschoenen van rubber of kunststof voor het werken met galvanische en chemische stoffen, bestrijdingsmiddelen, oplosmiddelen enz.
Gebruik van werkhandschoenen. Het gebruik kent een aantal doelen. Ze zijn bestemd ter bescherming tegen: a. mechanische beschadiging b. straling, verbranding en bevriezing c. contact van de huid met gevaarlijke stoffen. Het gebruik van kunststof wegwerphandschoenen is niet aan te bevelen aangezien deze alleen bestemd zijn voor kortdurend vuil werk van huishoudelijke aard. Alleen bij het werken met zeer gevaarlijke vloeistoffen waarbij de vloeistof in het materiaal kan worden opgenomen is het gebruik van speciale wegwerphandschoenen (PVC) aan te bevelen. ad 7 gehoorbescherming Doof worden gaat heel geleidelijk. Daardoor worden de gevaren van het werken in een lawaaiige omgeving vaak overschat. Kenmerken van lawaaidoofheid zijn: het niet kunnen horen van hoge tonen, muziek slechter horen, gesprekken moeilijker kunnen volgen etc.
e
oranjewoud 163
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Overzicht - oordopjes, zacht kunststof, verschillende maten, groot, middel en klein. Geschikt voor meermalig gebruik. Een variant is het type met een beugel - oorwatten, voorgevormde glasdonswatten met folie, éénmalig gebruik - wasproppen, met was geimpregneerd schuimplastic, meermalig gebruik - oorplastieken, kunsthars of siliconenrubber, langdurig gebruik, individueel aangemeten, hoog draagcomfort - oorkappen, over de oorschelp, hardplastic doppen, binnenin geluidsabsorberend, zachte afdichtringen. ad 8 Ademhalingsbescherming Adembeschermende middelen zijn te verdelen op grond van hun vorm en op grond van hun werking. Stofmaskers Het gelaatstuk van stofmaskers doet eveneens dienst als filter. Halfmaskers Het gelaatstuk bedekt uitsluitend neus en mond en is voorzien van een kinsteun. Een hoofdband zorgt voor een gasdichte aansluiting op het gelaat. De filterhouder is bestand tegen stof en gas en vormt een vast onderdeel van het masker. Volmaskers Een volmasker beschermt zowel ademhalingsorganen als ogen. Meestal is het voorzien van een brede panoramische kunststofmit, waardoor een goed zicht wordt gerealiseerd. De schroefdraadaansluitingen voor füterbussen zijn internationaal gestandaardiseerd.
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
e
oranjewoud 164
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
'Deze zeifstudievraag is heel anders dan de vorige'
Deze zeifstudievraag is geheel anders van aard dan de vragen die bij de vorige hoofdstukken zijn opgenomen. Door middel van deze vraag willen we bereiken dat u de theorie van dit hoofdstuk toepast op een praktijksituatie die u hebt meegemaakt. Bij het beantwoorden van de vragen moet u de cursusmap raadplegen. De antwoorden kunt u in het hele hoofdstuk vinden. Om deze reden zijn er geen antwoorden opgenomen bij deze vragen. Bedenk voor u zelf een praktijksituatie, waarin u met afvalstoffen te maken had, die schadelijk zijn voor de gezondheid. Geef voor u zelf een antwoord op het volgende: 1. 2. 3. 4.
welke afvalstof betrof het? welke risico's hebt u genomen bij het werken met deze afvalstof? welke persoonlijke beschermingsmiddelen hebt u toegepast? inventariseer welke persoonlijke beschermingsmiddelen u voor uw werkzaamheden beschikbaar hebt. Waren deze geschikt voor de praktijksituatie die u voor ogen hebt?
e
oranjewoud 165
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Chemische Afvalstoffengids' Staatsuitgeverij 'Chemiekaartenboek' Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden (NIA) en de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNC) 'Veiligheid bij monstername' Een cursus voor Wvo toezichthoudende Ambtenaren Technologisch Trainingscentrum 'Cursus monsterneming ten behoeve van de uitvoering van gemeentelijk en provinciaal milieubeleid' Ingenieursbureau 'Oranjewoud'
Literatuur-overzicht
e oranjewoud 166
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bijlage kaart Chemische AfValstoffengids Kaartnummer
28
ASBESTHOUDEND AFVAL Synoniem
Engels
Asbestos-comaining waste
Ouiis
Asbostabféll»
Frans
Déchets d'ami«nte
A»bestcememafvaf
Beschrijving afvalstof
Fysische grootheden
Asbesthoudend afvot ontstaat vooral bij ds verwerking en toepassing van asbesxeemem. asbesthoudend rem- en frictiematariaa', asbesthoudende thermische en elektrische isolatiematerialen en bij sloopwerkzaamheden; {ie ook ds afvalstroom 'Asbeststof.
Kookpunt (* C) Smertpurn (*C) Viampunt |*C) Relati«v« dichtheid (water - t ) Oplosbaarheid in water OH Oroga stofgahaUe (g«w. %)
• Vorm
van; vezelachtig
•
Kleur
wit
•
Geur
> 10 2.5 niet ca. 1
Herkomst iftdustrift; asdttstconwiiindustris:
SBI^od*
2/3; 32.52; 51 16
Proc«s9*ng/numrn«r
vfttwerkan. tospa&sen en slopen van asbost en asbesthoudende materialen
Relevante componenten Componentnaam
Chemisch symbool
Concentratieniveau
Wel stofnr.
ca- 7.5 gew. % d.s. ca. 90 g«wr. * d.s.
2S10
Wca qren*
Asoestcemam: awest cement
e oranjewoud
0,5 gew. «b d-S.
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bijlage Chemiekaart CAS-nr: [1332-21-4] chrysottol
ASBEST (wit) FYSISCHE EIGENSCHAPPEN Smetlpunt.'C Relatieve dfcnrneid (water - t | OplosDaarheidinwaler
1000-1500 2.5 met
BELANGRIJKE GEGEVENS WITTE STOP MET VEZELACHTtOE KftlSTALLUNE STRUCTUUR Ér zijn praktisch geen stoffen « r u m » » asbest kan reagaren. Bij verhitting boven e*. 1200 °C wordt de stat poedervormig (amorfl «n verliest hierbij zijn gevaartiike eigenschappen. Verwerkingsmethoden, waaroii fijne vezals in do lucm kunnan komen, moeten zoveel mogelijk worden vermeden. MAC-wearoe : Da nor kan wordan 0P9anoman in hei licnaam door maoemng en injltfcken: OmMgan U | la ajdurtge, hai'tweliiatHlia Mnnratalijira: Qlf langdurige inademng van asoestveleu kan» oo nol ontstaan van asoettose. Kant op optreden van kwaadaardige aandoeningen van aorat- en tMMties en scisveneringsorganen. Ook kvraanaardiga lanaoemngen van de lucfitwagen ztfn mogvhifc |speciaa( in cormMnatia mat roken).
DIRECTE GEVABEN/ VERSCHUNSELEN
PREVENTIE
BLUSSTOFFEN/EERSTE HULP Dii brand in directe omgeving: aUe bfuastorTen loegeataan.
STRENGE HYGIËNE. VERSPflBOEN VAN STOF VOORKOMEN
:
soecoM ideong.
; verontreinigde kleding uittrekken, huid *ooe: ion met vael wmter of afdouchen.
. eventueel oogDeacnermng >n | como«natie rnet adamnalwigMe^cltermng.
Oee.:
niet eten. drinken of roken tikkpna net werk.
OPRUIMING
OPSLAG / AFVALCODES
«peoafci stofzuiger of jemmsle stof üa MUI.HUwat«r en zprgvu'dig weiAaiiieien.
beoarken rot mnenaai iKwwifahelIjpfa hoaveat neid.
ETIKETTERING / NFPA ( door leverancier aan te geven)
OPMERKINGEN * Actomeau asbttt 0.25 vazal/cm* of aan gacufnutoerOe dova van i5.00 vezetdagan/cm3. Voor deza gecumuleerde dosis getdt aan h^iMtieo«ioo« van orw ntt-ano^n. dovan actiarwva«^ *sba«. Verbod ob 9aw«rkan of vanrtrkan van croadoüatl-houdenda) produktan tuOevf (Drtuw). zia ttOaat). 8o««n •ctMRtvaau maaisGti P^MAaties van aa ArOaMiswtspactt» C P ' ^ i CP * S-Z an P 1 1 6 ^ woro^n ur.^^ 3a oeoaang w i r w vruetgonafia '0 aa
o-ara
oranjewoud
33
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
11
Beïnvloeding van aannemers
11.1
Inleiding Bij veel werkzaamheden, die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd komen afvalstoffen vrij, die op milieuhygiënisch verantwoorde wijze moeten worden afgevoerd. In de bestekken zijn hiervoor bepalingen opgenomen. Vroeger voerden de Rijkswaterstaatmedewerkers zelf de werkzaamheden uit en waren zelf verantwoordelijk voor het op de juiste wijze omgaan met afvalstoffen. Tegenwoordig worden de meeste werkzaamheden uitgevoerd door aannemers. De werkzaamheden van de medewerkers van Rijkswaterstaat hebben de afgelopen jaren een enorme verandering ondergaan: In het verleden voerde men zelf de werken uit en thans is de persoon, die vroeger de werkzaamheden feitelijk uitvoerde, werkzaam als een soort 'toezichthouder'. ' Men dient er op toe te zien dat de aannemers, die in opdracht van Rijkswaterstaat werkzaamheden verrichten, hun werkzaamheden goed uitvoeren'. Onder goed uitvoeren wordt ook verstaan 'het milieuhygiënisch verantwoord uitvoeren van werkzaamheden'! Rayonmedewerkers en rayonopzichters, dienen aannemers aan te spreken als zij hun werkzaamheden niet volgens het bestek uitvoeren. Bestekschrijvers moeten met aannemers onderhandelen over de in het bestek op te nemen milieubepalingen. Over technische zaken kan men het in de regel goed eens worden. Maar als men een aannemer moet 'heropvoeden' in het belang van het milieu, wordt het een stuk moeilijker. De cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' levert de Rijkswaterstaatmedewerker enerzijds een portie milieukennis op, waarmee hij in zijn werk de milieutaak beter kan uitvoeren. Anderzijds worden hem in dit hoofdstuk handreikingen gegeven voor de manier waarop hij aannemers er van kan overtuigen dat ook de milieubelangen bij de uit te voeren werkzaamheden behoren. De milieubepalingen in de bestekken dienen net zo goed nageleefd te worden als de technische bepalingen of de keuze van de te gebruiken materialen.
e
oranjewoud
167
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Voor het beïnvloeden van aannemers zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan het adviesgesprek. Er is gekozen voor het adviesgesprek, omdat er vanuit gegaan wordt dat aannemers nog niet zo vertrouwd zijn met het in acht nemen van allerlei milieu-aspecten bij de werkzaamheden, die uitgevoerd worden voor Rijkswaterstaat. De Rijkswaterstaatmedewerkers dienen de aannemers of zijn medewerkers als het ware 'her op te voeden' op milieugebied. In dit hoofdstuk worden de vier fasen, die in het adviesgesprek zijn te onderscheiden, behandeld, waarbij aanwijzingen worden gegeven voor het voeren van een goed adviesgesprek. Naast de afvalstoffen en het milieu heeft deze cursus ook tot doel het veilig omgaan met afvalstoffen. In de bestekken worden ook bepalingen opgenomen met betrekking tot de persoonlijke veiligheid. De toezichthouder dient de aannemers en hun werknemers ook aan te spreken op het niet-naleven van deze bepalingen.
11.2
Het adviesgesprek Wat verstaan we onder een adviesgesprek? Hieronder is een definitie gegeven. definitie 'adviesgesprek' 'Een adviesgesprek is een gesprek waarin raad wordt gegeven tot het volgen van een bepaalde gedragslijn.' Voor de Rijkswaterstaatmedewerker betekent dit dat men anderen, vaak aannemers, vanuit de taak als toezichthouder, moet bewegen de werkzaamheden uit te voeren, overeenkomstig het milieubeleid zoals dat door Rijkswaterstaat gevoerd wordt. Het zal duidelijk zijn dat hier voor beide partijen spanningen kunnen optreden: de aannemer moet altijd concurreren met andere aannemers. Hij zal daarom vaak scherp offreren in de hoop door het uitvoeren van de werkzaamheden een behoorlijke winstmarge te behalen. Allerlei milieuvoorzieningen kosten veel geld en daarom zullen bepaalde aannemers altijd trachten juist daarop te bezuinigen de Rijkswaterstaatmedewerker moet zowel het milieubelang dienen, als goed met de aannemer kunnen opschieten in het belang van het uit te voeren werk.
e
oraajewosd
168
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
11.3
Een goed adviesgesprek Voor de Rijkswaterstaatmedewerker is het van belang goed beslagen ten ijs te komen als men een adviesgesprek moet voeren, omdat een aannemer bijvoorbeeld de asfaltspreidmachines met gasolie reinigt in de berm zonder absorbtiematten te gebruiken.
Met andere woorden als de Rijkswaterstaatmedewerker een goed advies geeft zal dat eerder en beter worden opgevolgd dan wanneer hij een slecht advies geeft.
'Dit gesprek zal geen resultaat hebben'
Zonder al te moeilijk te willen doen, kan dit heel goed in de volgende formule worden weergegeven:
E = KXA In E K A
deze formule staan de letters voor de volgende betekenis: = Effectiviteit = Kwaliteit = Acceptatie
Met andere woorden het effect van een advies is afhankelijk van de kwaliteit van het advies en de acceptatie ervan door de aannemer. Aan de hand van deze cursus zal de bovenstaande formule nog eens, op een andere manier, worden verklaard: Wanneer heeft deze cursus effect?
e
oraafewoad
169
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Als de kwaliteit van de docenten, de lessen, de voorbeelden, de opdrachten, de sfeer, de syllabus etc. als goed ervaren worden door de cursisten EN als het onderwerp van de cursus en de omstandigheden daarbij door de cursisten worden geaccepteerd. Bij een cursist, die door zijn baas gestuurd wordt en die het hele milieu maar als 'lariekoek' ervaart zal de cursus geen effect hebben, omdat de acceptatie bij hem ontbreekt. In dit verband zijn er drie soorten belangen waarmee een advies kan worden gemotiveerd: 1. in het belang van het milieu ('Door één liter olie kan 1.000.000 liter water ongeschikt worden voor consumptie') 2. in het belang van de wetgeving ('Als de politie dit ziet, kun je een proces-verbaal krijgen') 3. in het belang van de aannemer ('Rijkswaterstaat wil dat de werken milieuvriendelijk worden uitgevoerd door de aannemers. Het is in uw eigen belang voor het krijgen van vervolgopdrachten dat u zich houdt aan de milieuwensen van Rijkswaterstaat'). Als u een adviesgesprek gaat voeren is het van belang zoveel mogelijk motieven aan te voeren, die ook in het belang zijn van de aannemer. Hij wil immers graag opdrachten van Rijkswaterstaat uitvoeren, dus moet u hem kunnen laten inzien dat hij op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze de werkzaamheden moet uitvoeren. Een voorbeeld van een slecht advies gesprek (excuses voor het woordgebruik) naar aanleiding van het reinigen van de spreidmachine zoals hierboven is omschreven: 'Hé klootzak, kun je die rotzooi niet op een andere plaats laten weglopen. Hierdoor krijg ik gedonder met mijn baas als die daar achter komt'! Op de volgende pagina wordt schematisch weergegeven welke fasen in een goed adviesgesprek kunnen worden onderscheiden.
e
oraajewovd
170
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
11.4
Fasen in een adviesgesprek 1.
oriënteren - probleem aangeven - beoordelen situatie
oriëntatiefase
2.
adviseren
adviesfase
3.
overtuigen - doorvragen - opvangen - argumenteren
overtuigingsfase
afspraken maken
afsprakenfase
4.
Omschrijving van de vier fasen in het adviesgesprek. 1. Oriëntatiefase In deze fase van het adviesgesprek dient de Rijkswaterstaatmedewerker zich een duidelijk beeld te vormen van het probleem en zal hij het probleem duidelijk moeten maken aan de aannemer. 'Ik zie dat u die machine in de berm reinigt zonder voorzorgsmaatregelen te nemen. Hierdoor ontstaat er eenforse bodemverontreiniging. Volgens het bestek bent u verplicht absorbtiematten te gebruiken'. Tevens zal hij moeten nagaan wat de aannemer weet en hoe zijn houding is ten opzichte van het probleem: Is het verontreinigen van de berm het gevolg van grote onverschilligheid of werd de machine gereinigd door een nieuw en onervaren personeelslid? Hier kan de toezichthouder achter komen door de 'Waarom-vraag' te stellen.
e
oraajewoad
171
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
'Waarom gebruikt u geen absorbtiematten?' 2. Adviseren Geef pas advies als de ander bereidheid toont het advies ter harte te nemen. Let op getoond interesse bij de aannemer. Bekijk alle deelaspecten van het advies en ga na of de aannemer daar voordeel bij kan hebben. Motiveer het advies vanuit het belang van de aannemer. Dit kan als volgt worden gedaan:
'Door nu de verontreiniging in de berm meteen op te ruimen, kunt u grotere milieuschade met hoge kosten voor uw eigen rekening voorkomen'. Een advies wordt alleen maar opgevolgd als de ander het advies ook daadwerkelijk accepteert. Een advies opleggen heeft geen zin! 3. Overtuigingsfase Deze fase dient er voor de acceptatie van het advies te vergroten. Een aantal hulpmiddelen hiervoor is: a.
doorvragen Hiermee kan gecontroleerd worden of de aannemer het advies goed heeft begrepen. Onduidelijkheden kunnen worden weggenomen. b. opvangen Hiermee kunnen bezwaren die de aannemer mogelijk heeft, worden opgevangen en bij het advies worden betrokken. U moet laten merken dat u zijn bezwaren/problemen gehoord en begrepen heeft. c. argumenteren Een goed advies wordt gekenmerkt door goede argumenten. Zoek de argumenten zorgvuldig uit en tracht aan te sluiten bij de belangen van de aannemer. 4. Afspraken maken Het adviesgesprek wordt afgesloten met het maken van afspraken. Van groot belang hierbij is dat de afspraken ook gedragen worden door de aannemer! Als het een ernstige zaak betreft, kunnen de afspraken op papier worden gezet. Maak de afspraken zodanig dat ze maar op één manier uitgelegd kunnen worden.
oroajewoad
172
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
11.5
Beïnvloeding van aannemers in verband met veiligheid Bij werken die door of in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd worden speelt in veel gevallen de veiligheid een belangrijke rol. Deze veiligheid heeft betrekking op het werken met afvalstoffen en de risico's, die daaraan verbonden zijn. Dit is een van de cursusdoelen. Buiten het doel van de cursus kan ook gedacht worden aan de veiligheid voor de omgeving, zoals het plaatsen van afzettingen en het veilig achterlaten van de werkplek.
11.5.1
Veiligheid in verband met afvalstoffen In de bestekken worden met betrekking tot veiligheidsaspecten bepalingen opgenomen. Door de Rijkswaterstaatmedewerker moeten deze bepalingen ook gecontroleerd worden. Bij niet juiste naleving kan ook het adviesgesprek gebruikt worden. In deze situaties kan gewezen worden op de schadelijkheid van bepaalde stoffen voor de gezondheid. Zaken die vaak misgaan zijn het niet dragen van adembescherming, het niet dragen van handschoenen etc. Op de foto op de volgende pagina worden conserveringswerkzaamheden uitgevoerd. Door het inpakken van de brug wordt voorkomen dat de verfresten zich in het milieu verspreiden. De werknemer die de werkzaamheden uitvoert neemt risico's voor zijn gezondheid. Door het niet dragen van een adembescherming, krijgt hij verfresten binnen. Dit is slecht voor de gezondheid. Daarnaast draagt hij geen gehoorbescherming. In deze situatie is een adviesgesprek op zijn plaats.
e
oranjewoud
173
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
11.5.2
Veiligheid op de werkplek Dit onderwerp valt buiten het kader van deze cursus. Het veilig afzetten van de werkplek is echter zeer belangrijk. Door middel van het krante-artikel willen wij dit illustreren.
e oraMJewoad
174
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
'Hoe moet ik die aannemer zeggen dat dat echt niet kan'?
Als aannemers in opdracht van Rijkswaterstaat werkzaamheden uitvoeren, moeten ze op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze uitgevoerd worden. In het bestek zijn hierover bepalingen opgenomen. Als een aannemer of zijn werknemers zich daar niet aan houden, moeten ze daar door de Rijkswaterstaatmedewerker op aan gesproken worden. Een goede manier hiertoe is een adviesgesprek. Zet voor u zelf de fasen op een rij die in een goed adviesgesprek naar voren moeten komen. 2. Waarom moet een advies geaccepteerd worden door de aannemer? 3. Noemt u de drie belangen waarmee een advies gemotiveerd kan worden.
e
oranjewoud
175
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiliahcid'
Literatuur 'Cursus gedragsvaardigheden voor milieu-ambtenaren' Circon.
"PtëHi
Literatuur-overzicht
e ornRJewosd
176
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1. a. oriëntatiefase b. adviesfase c. overtuigingsfase d. afsprakenfase 2. als het advies niet gedragen wordt door de aannemer, zal hij het niet opvolgen. 3. a. het milieubelang b. het belang van de wetgeving c. het belang van de aannemer
e
oraajewwri
177
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
12
Milieu-aspecten in bestekken
12.1
Inleiding Tot de taak van Rijkswaterstaat behoort het aanleggen, het beheren en het onderhouden van werken zoals wegen, viaducten, bruggen, tunnels etc. Het merendeel van de hieruit voortvloeiende werkzaamheden wordt in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door aannemers. De uitvoering van werkzaamheden vindt plaats op basis van een contract tussen Rijkswaterstaat als opdrachtgever en de aannemer als opdrachtgever. Dit contract wordt het bestek genoemd. In het bestek worden de verplichtingen tussen de betrokken partijen geregeld. Het is om een aantal redenen van groot belang dat bestekken goed worden opgesteld. Een aantal van deze redenen zijn: -
verantwoording afleggen over de overheidsuitgaven het vastleggen van de wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd het toetsen of het werk op de juiste wijze is uitgevoerd en of de juiste materialen zijn gebruikt.
Omdat Rijkswaterstaat grote waarde hecht aan goede contracten volgen de medewerkers die daar mee te maken hebben een opleiding met betrekking tot dit onderwerp. In de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' wordt ook aandacht besteed aan het bestek in verband met milieu- en veiligheidsbepalingen die daarin opgenomen moeten worden. Er wordt in het kort ingegaan op de RAWsystematiek (ontwikkeld door de stichting Rationalisatie en Automatisering Grond-, water- en Wegenbouw), de functies van het bestek en de besteksbepalingen die betrekking hebben op het milieu. Voorts wordt daarbij aandacht besteed aan het 'samenspel' tussen de toezichthouder en de bestekschrijver.
e
oraajewoad
178
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
12.2
De RAW-systematiek Bij Rijkswaterstaat worden de bestekken samengesteld met behulp van standaardbestekteksten en volgens een systematiek zoals die zijn vastgesteld door de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW). Deze RAW-bestekken zijn herkenbaar aan hun vorm en inhoud. De standaard-bestekteksten zijn samengesteld door specialisten uit alle geledingen van de vakgebieden waarop ze betrekking hebben en voldoen aan strenge technische en juridische eisen. Met behulp van deze bestekteksten kunnen uniforme bestekken, met een eenduidige en begrijpelijke inhoud, worden samengesteld. Deze teksten zijn verzameld in het boekwerk 'Standaard RA W-Bepalingen 1990' en de 'Wijziging Standaard RA W-bepalingen 1990 van december 1991' van de CROW. De bestekschrijver is de persoon, die het meest met de standaard-bestekteksten wordt geconfronteerd. Er staat hem een groot assortiment aan standaardteksten ter beschikking, waaruit hij de beschrijving voor de betreffende werkzaamheden moet kunnen vinden. Naast deze standaard RAW-Bepalingen heeft de bestekschrijver ook nog te maken met een aantal andere voorschriften, te weten: -
het Uniforme Aanbestedingsreglement 1986 (UAR 1986) en de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken (UAV 1989).
Met betrekking tot de verplichtingen die Rijkswaterstaat en de aannemer met elkaar aangaan is een volgorde van belangrijkheid aan te brengen in de van toepassing zijnde regelingen. Het belangrijkste is het bestek, vervolgens de Standaard RAW-Bepalingen en vervolgens de UAV. Dit heeft tot gevolg dat bij een verschil van mening, tussen Rijkswaterstaat en een aannemer over de uitvoering van een werk, de bepalingen zoals die in het bestek zijn opgenomen gelden. Dus ook als die afwijken van de standaard RA W-bepalingen. In de tekening op de volgende pagina is de verhouding tussen Rijkswaterstaat en de aannemer, alsmede de plaats van het bestek en de overige regelingen weergegeven.
e
oraajewosd
179
' Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Aannemer
Rijkswaterstaat
geeft opdracht houdt toezicht
12.3
-
voert in opdracht van Rijkswaterstaat werk uit
Indeling RAW-bestek Het RAW-bestek kent een standaard indeling. Deze is als volgt: - deel 1 'Algemeen' 01 Opdrachtgever, aanbesteder 02 Directie 03 Inlichtingen 04 Inschrijving 05 Inschrijvingsstaat 06 Aanbesteding 07 Opdracht 08 Locatie 09 Algemene beschrijving 10 Tijdsbepaling 11 Onderhoudstermijn
e oranjewoud 180
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
-
deel 2 'Beschrijvingen' 2.1 Algemene gegevens: 0.1 Tekeningen 0.2 Peilen en hoofdafmetingen 2.2 Nadere beschrijving
Onderdeel 2.2 'Nadere beschrijving' heeft de volgende structuur: {Catalogusnummer Deficode besteks post Hoofd- 1 2 3 4 5 nummer code
I
I
I
I
I
e
I
T N hoeveeleen- hoeveelheid L B Omschrijving heid resultaats V V heid bouwstof verplichting
I
Hieronder worden de onderdelen van het bestek nader beschreven.
bestekspostnummer Dit nummer is een projectgebonden code, waarmee de betreffende bestekspost wordt gekenmerkt. Als een nummer eenmaal is gekozen, wordt het in combinatie met de aanhef van de bij dit nummer behorende bestekspost gebruikt als aanduiding van die bestekspost in de verdere fase van de uitbesteding. catalogusnummer Dit nummer is niet projectgebonden. Uit het catalogusnummer blijkt of de betreffende bestekspost is samengesteld met behulp van de standaardtekst. deficode De deficode is een hulpmiddel om een keuze uit de verschillende standaardteksten te kunnen maken. omschrijving Dit deel van het bestek bevat de tekst van de besteksposten.
e
oranjewoud
181
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
eenheid Deze kolom heeft betrekking op de tot een bestekpost behorende hoeveelheden, bijvoorbeeld tonnen, m3, m2 etc. hoeveelheid resultaatsverplichting Deze kolom bevat alle hoeveelheden, op grond waarvan wordt betaald door Rijkswaterstaat. De achter deze kolom aanwezige kolommen met de aanduiding 'V' of 'NV' hebben betrekking op het verrekenen van de hoeveelheid of het niet-verrekenen van de hoeveelheid. Hetgeen van toepassing is, wordt door middel van een kruisje in de betreffende kolom aangegeven. hoeveelheden bouwstof Deze hoeveelheden zijn afgeleiden van de hoeveelheden resultaatsverplichting maar worden in een afzonderlijke kolom vermeld. Hierdoor wordt op overzichtelijke wijze aangegeven welke hoeveelheden bouwstoffen voor het werk moeten worden aangevoerd. Met betrekking tot de bouwstof wordt in het bestek nog onderscheid gemaakt tussen bouwstof die door Rijkswaterstaat wordt geleverd en bouwstof die door de aannemer wordt geleverd. Een kruisje in kolom 'L' betekent dat de aannemer de bouwstof levert en een kruisje in kolom 'TB' betekent dat Rijkswaterstaat de bouwstof ter beschikking stelt. -
12.4
deel 3 'Standaardbepalingen' Deel drie heeft de naam 'Standaardbepalingen' gekregen, omdat het merendeel van de besteksbepalingen is opgenomen in de bundel 'Standaard RAWBepalingen'. Deze 'Standaard 1990' wordt in deel 3 van het bestek van toepassing verklaard op de uit te voeren werken. Voorts kunnen projectgebonden bepalingen in dit deel van het bestek worden opgenomen. Dergelijke bepalingen kunnen aanvullingen op of afwijkingen van de 'Standaard 1990' bevatten.
Functies van het bestek Het bestek vervult een aantal functies met betrekking tot het uit te voeren werk, te weten een informatiefunctie, een juridische functie, een technische functie en een economische functie. Op elke van deze functies wordt hieronder in het kort ingegaan.
e
oranjewoud
182
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
12.4.1
Informatiefunctie In het bestek wordt informatie gegeven met betrekking tot het uit te voeren project. Het overzichtelijk ordenen van de informatie in het bestek maakt het mogelijk goed en vlug gewenste informatie te verzamelen.
12.4.2
Juridische functie Het bestek vormt de aannemingsovereenkomst tussen Rijkswaterstaat en de aannemer. De rechten en verplichting van beide partijen staan in het bestek geformuleerd. De wijze van formuleren hangt nauw samen met de bepalingen die met betrekking tot overeenkomsten in het Nieuw Burgerlijk Wetboek zijn opgenomen. Indien er over de uitvoering van een werk geschil van mening ontstaat tussen opdrachtgever en opdrachtnemer zal de rechter het geschil toetsen aan het bestek.
12.4.3
Technische functie De technische beschrijving van het uit te voeren werk behoort zo compleet te zijn dat het realiseren van een goed resultaat mogelijk is. Het bestek moet antwoord geven op de volgende 'Gouden W-vragen'; Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Waarmee, Op Welke Wijze en Welke Voorwaarden.
12.4.4
Economische functie Door middel van de elementen geld, tijd en hoeveelheden wordt inhoud gegeven aan de economische functie die het bestek vervult.
12.5
Milieu-aspecten in bestekken In de bestekken dienen met betrekking tot het milieubelang, met name, de volgende punten nauwkeurig beschreven te worden: a. welk werk wordt uitgevoerd en op welke wijze wordt het milieu beschermd? b. welke grondstoffen (primaire of secundaire) worden ingezet? c. welke materialen worden er gebruikt?
e
oraBJewosd
183
'Afvalstoffen, het milieu éa uw veiligheid'
d. welke afvalstoffen komen er vrij en wat moet er mee gebeuren? e. wie is verantwoordelijk voor de afvoer van de afvalstoffen en de afwerking van de procedures? Hieronder worden deze punten nader uitgewerkt en de milieubelangen aangegeven. ad a Welk werk wordt uitgevoerd en op welke wijze wordt het milieu beschermd? Als er gekeken wordt naar de aard van de werkzaamheden die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd dan kan er gesteld worden dat het een breed scala aan werkzaamheden betreft, waarbij het milieu op verschillende manieren schade kan worden toegebracht. De mogelijkheden om het milieu schade toe te brengen variëren ook in ernst. Het achterlaten van een geringe hoeveelheid bermmaaisel in de berm brengt minder schade toe aan het milieu dan een brug stralen zonder maatregelen te nemen om te voorkomen dat straalgrit en verfresten in het oppervlaktewater terechtkomen. Hiermee bedoelen wij niet te zeggen dat het bermmaaisel dan maar achtergelaten moet worden! Door het uitgebreid beschrijven van de uit te voeren werkzaamheden krijgt de bestekschrijver ook inzicht in de aspecten van de werkzaamheden die milieuverontreiniging tot gevolg kunnen hebben. Dit inzicht maakt het hem weer mogelijk de müieubeschermende maatregelen zo effectief en efficiënt mogelijk op te nemen in het bestek. Van belang is hierbij ook na te denken over de aannemers die in aanmerking komen voor het uitvoeren van de werkzaamheden in verband met speciale technieken die men hanteert of bepaalde ervaring die men heeft. Tevens dient men hier de ervaringen, die toezichthouders bij eerder uitgevoerde werken hebben opgedaan, bij te betrekken. Met andere woorden: Evaluatie van afgeronde projecten kan waardevolle informatie opleveren voor nieuw uit te voeren werken. In het bovenstaande zijn de volgende stappen te onderscheiden:
e
oraajewoad
184
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
-Beschrijven
nieuw werk. Beschrijven milieumaatregelen-
de hand van voorbeelden uit bestaande bestekken wordt het bovenstaande geïllustreerd. voorbeeld besteksbepalingen Frezen van asfaltbetonverhardingen omschrijving: Frezen van asfaltbeton t.b.v. aansluiting. Totaal aantal aansluitingen ca. 11 stuks. Over de gehele breedte van de aan te brengen laag. Dikte van de af te frezen laag verlopend van 0 tot 50 mm over 8,00 m weglengte. Vrijkomende materialen afvoeren en hergebruiken. Voor zover deze materialen niet volgens dit bestek worden hergebruikt, verblijven deze aan de aannemer. voorkomen van verontreinigingen bij asfaltwerken: Het is de aannemer niet toegestaan resten van bouwstoffen en stoffen vrijkomend bij het reinigen van materieel e.d. in de bermen of het oppervlaktewater te brengen. De bedoelde stoffen opvangen en verzamelen. Het opvangen van deze stoffen dient minimaal te geschieden door middel van het gebruik van absorptiematten, aan de bovenzijde voorzien van geweven doorlatend poly-propyleen en een tussenlaag van gespoten poly-propyleen.
e
oruMJewovd
185
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
De onderzijde van de mat moet bestaan uit een niet doorlatend folie. De matten dienen aan elkaar gehecht en gereinigd te kunnen worden (bijvoorbeeld: Mastermat). Het afvoeren van de bedoelde stoffen dient te voldoen aan de wettelijke voorschriften. De aannemer deelt, voordat met de uitvoering van het werk wordt begonnen, de directie schriftelijk mede waar bedoelde stoffen worden verwerkt of gestort. ad b Welke grondstoffen (primaire of secundaire) worden ingezet? Het schrijven van dit onderdeel van het bestek doet een beroep op het aanwezig zijn van kennis bij de bestekschrijver van de verschillende soorten primaire en secundaire grondstoffen en hun eigenschappen. Met andere woorden: De bestekschrijver moet uit een aantal alternatieven dié materialen kunnen kiezen die het milieu het minst belasten. primaire grondstoffen Primaire grondstoffen zijn oppervlaktedelfstoffen zoals zand, grind, gebroken natuursteen, kalksteen en klei. Deze stoffen zijn traditionele bouwmaterialen. Zij worden jaarlijks in grote hoeveelheden in de wegenbouw, de waterbouw, de betonbouw en de industrie gebruikt. Uit het rapport 91-9 'Secundaire materialen' lesbrief voor het HTO, van de CUR blijkt van 1980 tot 2010 een jaarlijkse behoefte aan primaire materialen van 97 miljoen ton. In onderstaande grafiek wordt deze enorme hoeveelheid toegelicht.
50
I
Periode van 1980 tot 2010
45 LEGENDA • • • ophoogand 177771 beton/metsehand
I
E 30 £ 25
mum) gebr. natuursteen
20 15
• • • kalksteen mzzsa Mei dijken Mei Industrie
10 5 0 Materialen
B I B L I O T H E E K Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft
Tel. 015-2 699 363
e
ormjewrad
186
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Door het gebruik van zulke grote hoeveelheden primaire materialen wordt grote schade veroorzaakt aan het milieu. Om een aantal voorbeelden te noemen: - er ontstaan enorme grindgaten, ontzandingplassen en kleiputten, die het oorspronkelijke landschap aantasten er ontstaat een enorme afvalberg. Deze gevolgen van het winnen van primaire grondstoffen worden in Nederland niet meer geaccepteerd. Er worden nog maar zelden nieuwe vergunningen afgegeven voor nieuwe ontgrondingen. Hierdoor vindt er import van dergelijke materialen plaats vanuit het buitenland, doch ook daar wordt de weerstand tegen het winnen van primaire materialen steeds groter. Door de hierboven geschetste problemen dient gezocht te worden naar alternatieven voor deze primaire grondstoffen, die het milieu niet aantasten en van goede kwaliteit zijn. Hier is erg veel onderzoek naar gedaan en anno 1993 wordt ongeveer 20% van de behoefte aan primaire materialen gedekt door alternatieven, de zogenaamde secundaire materialen. Wat zijn secundaire materialen of secundaire grondstoffen? definitie secundaire materialen 'Secundaire materialen zijn uit afvalstoffen en industriële reststoffen verkregen bouwmaterialen'. Hieronder wordt aangegeven welke eisen gesteld worden aan het hergebruiken van afvalstoffen en industriële reststoffen en gebruiksmogelijkheden ervan. Eisen gesteld aan hergebruik van afvalstoffen en industriële reststoffen Nederland brengt jaarlijks heel wat afval- en reststoffen voort. Uit het 'Jaaroverzicht 1991 chemisch en gevaarlijk afval' van het Ministerie van VROM blijkt dat in dat jaar 568,5 kiloton aan chemische afvalstoffen (exclusief verontreinigde grond en scheepsafval) is gemeld. Uit onderstaande grafiek blijkt dat slechts 3% van deze afvalstoffen weer ingezet te zijn als grondstof. Het zal duidelijk zijn dat in de naaste toekomst dit percentage aanzienlijk verhoogd zal moeten worden om de behoefte aan primaire grondstoffen met secundaire materialen te kunnen opvangen.
e
oraajewosd
187
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Verwijderwijze afvalstoffen 1991
Legenda terugwinning metaal fysjchem. bah.
ONO destilleren inzet als grondstof storten verbranden
verwijderingswijze chemisch afval
Het onderzoek naar het nuttig toepassen van afval- en reststoffen als alternatief voor primaire materialen heeft al tot duidelijke resultaten geleid. Met betrekking tot het gebruik van secundaire materialen worden strenge eisen gesteld op een aantal aspecten, die hieronder worden behandeld. De opmerkingen, zoals die in het verleden werden gemaakt, dat secundaire materialen maar 'tweederangs' materialen zouden zijn, zijn heden ten dage niet meer aan de orde. Ook wettelijke regelingen, zoals het (concept)Bouwstoffenbesluit zien hier nauw op toe. De eisen die gesteld worden aan het gebruik van secundaire materialen zijn als volgt te onderscheiden: a. milieu-eisen Van secundaire materialen moeten het uitlooggedrag, radioactiviteit, chemische resistentie etc. bekend zijn. Dit wil zeggen dat bij het gebruik van secundaire materialen geen schadelijke stoffen uit bijvoorbeeld slakken in de bodem terecht mogen komen (uitlooggedrag) of op andere wijze schade kunnen toebrengen aan de volksgezondheid of het milieu. Dit vergt erg veel onderzoek.
e
oraajewoed
188
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Momenteel wordt er onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld het uitlooggedrag van asfalt bij gebruik in de waterbouw en van asfalt bij gebruik als verharding op bedrijfsterreinen. Om het uitlogen van schadelijke stoffen uit secundair materiaal te voorkomen, dient het te worden geïsoleerd. Deze isolatie kan men onder meer bereiken door het materiaal blijvend 70 cm boven de gemiddelde hoogste grondwaterspiegel toe te passen en tevens het materiaal aan de bovenkant afdekken om indringing van regenwater te voorkomen. De voornaamste verontreinigingen die in deze materalen kunnen voorkomen zijn de PAK en de zware metalen. PAK zijn teerbestanddelen en komen onder andere voor in zeefzand en freesasfalt. De zware metalen komen voor in baggerslib, poederkoolvliegas, in AVI-vliegas en in alle fosforslakken. b. ecologische eisen Er moet worden gestreefd naar toepassing van secundaire materialen, die eenvoudig kunnen worden hergebruikt. Er dient duurzaam gebouwd te worden door het veelvuldig hergebruik van materialen. Dit duurzaam bouwen vereist 'vooruit kijken'. Dit wil zeggen dat men bij het schrijven van een bestek al rekening moet houden met de lange levensduur van het bouwwerk en met de sloop van het bouwwerk nadat de levensduur verstreken is. Het sloopafval dient dan te worden hergebruikt. Op deze wijze verkrijgt men dan een gesloten kringloop van materialen en grondstoffen, waardoor het ecosysteem het minst belast wordt. De levensloop van de meeste bouwmaterialen kan doorgaans als een lijn worden voorgesteld: productie
> bouw
> beheer
> sloop
> stort
Door deze lijn om te buigen en bouw- en sloopafval te bewerken tot secundaire materialen kan men de volgende kringloop bewerkstelligen:
e
oraijewovd
189
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
secundaire nwtwtaton
prlnwlra 1 ïrtH
stort
bouw| bouwafval uitvoering
renovatie afval
kringloop bouwmaterialen
Op deze wijze wordt het begrip 'duurzaam', waarover bij het beleid steeds gesproken wordt, vertaald naar de praktische uitvoering. c. constructieve eisen De secundaire materialen moeten (ten minste) de minimum waarden voor sterkte en stijfheid hebben, maar de eisen voor krimp, kruip, waterdichtheid, vorstgevoeligheid etc. gelden evenzeer. Ook mag aan de ontwerp-levensduur niets worden afgedaan. d. eisen ten aanzien van beschikbaarheid en kwaliteit De materialen moeten in voldoende mate en in constante kwaliteit leverbaar zijn. e. eisen ten aanzien van de kostprijs Secundaire materialen moeten (direct of indirect) goedkoper -in ieder geval niet duurder- zijn dan primaire materialen.
e
oraajewovd
190
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Gebruiksmogelijkheden afval en industriële reststoffen Hieronder wordt een overzicht gegeven van de afvalstoffen en industriële reststoffen, die ingezet kunnen worden als secundaire grondstof. Hierbij is een indeling naar herkomst aangehouden. Als deze materialen als secundaire grondstof worden ingezet spreekt men niet meer van afval. In de praktijk blijkt men nog wel eens huiverig te zijn voor het inzetten van secundaire materialen, omdat het stempel 'afval' er moeilijk 'af te wissen is'. 1. minerale afvalstoffen van natuurlijke oorsprong Onder deze aanduiding zijn twee grote afvalstromen te rangschikken, te weten baggerslib en grond. Baggerslib Baggerslib (ongeveer 55 miljoen m3 per jaar) werd tot de jaren '80 veel gebruikt om laag gelegen terreinen op te spuiten ter voorbereiding op het bouwrijp maken. Deze toepassing werd beëindigd toe bleek dat baggerslib aanzienlijke hoeveelheden verontreinigingen kan bevatten. Zie hiervoor hoofdstuk 12.4 van deze cursus. Baggerslib van klasse I, die niet of nauwelijks verontreinigd is (ongeveer 15 miljoen m3 per jaar) kan zonder bezwaar en het goedkoopst in zee worden gestort. Experimenten hebben aangetoond dat dit slib ook kan worden ingedikt tot zogenoemde Euroklei, dat een bruikbare grondstof is voor dijkbouw en baksteenproductie. Euroklei is reeds toegepast in enkele dijkvakken. Om de productie van Euroklei voortvarend te kunnen opstarten is door de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland op de Maasvlakte hiervoor een fabriek gebouwd. Door markttechnische problemen is de verkoop en de toepassing nog niet op grote schaal begonnen. Momenteel wordt er aan gewerkt om de productie van het goede product Euroklei weer nieuw leven in te blazen. De andere klassen baggerslib zijn nog niet tot secundair materiaal te bewerken. Wel wordt er momenteel onderzoek verricht naar de productie van grindvervangende korrels uit de meest verontreinigde baggerspecieklasse. Grond Grond, afkomstig van bodemsanering en van werken in uitvoering, kan, mits niet (meer) verontreinigd, worden gebruikt als secundair materiaal. Ook is er onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van klei, keileem, Brabants leem en loss voor de wegenbouw.
e
oraajewosd
191
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
2. bouw- en sloopafval Alle afval dat vrijkomt bij het bouwen, beheren en slopen van objecten in de woningbouw, utiliteitsbouw en in de grond-, weg- en waterbouw, valt onder de noemer 'bouw- en sloopafval'. Bouw- en renovatie-afval is vaak vermengd met alles wat men op de bouw en in de buurt daarvan kwijt wil. Grondige sortering, dan wel streng gescheiden inzameling is een voorwaarde voor effectieve bewerking in de breek- en zeefinstallaties (ongeveer 50 in Nederland). Sloopafval is doorgaans minder gemengd. De steenachtige bestanddelen (ongeveer 80% van het bouw- en sloopafval) die goed tot secundaire materialen kunnen worden bewerkt, zijn: - betonpuin metselwerkpuin gemengd (beton en metselwerk)puin. Voor het breken in een breekinstallatie worden de fijne materialen uit het afval gezeefd. Het zeefzand dat hierbij ontstaat, is vaak verontreinigd met zware metalen. Tijdens de verdere bewerking worden nog aanwezig hout, metalen, kunststoffen etc. zo goed mogelijk verwijderd. De resulterende producten (geen afval meer), die in diverse fracties naast elkaar afgezeefd zijn, worden dan genoemd: - betongranulaat ( > 2100 kg/m3) - metselwerkgranulaat ( > 1600 kg/m3) menggranulaat ('half-om-half). Het verwerkingsproces is op de volgende pagina schematisch weergegeven:
e
ora«jewo«d
192
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
sloopobject onbruikbaar materiaal naar stortplaats
selectief slopen
gescheiden opslag van beton- en metselwerkpuin
gescheiden opslag van hout, ijzer, kunststof etc.
voorscheiding met hand of mechanisch
zeven en doseren
voorbreken
ontijzeren
zeven
verwijderen verontreinigingen met hand of mechanisch
nabreken
wassen, zeven of windziften
betonpuingranulaat en metselwerkpuingranulaat < 40 mm (eventueel) zeven volgens wensen afnemer 0-4 mm en 4-31,5 mm
e
oraajewovd
193
diverse materialen zoals metalen elders gebruiken
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Ook onder de noemer bouw- en sloopafval valt asfalt dat opgebroken of gefreesd is. Dit asfaltpuin wordt op grote schaal in Nederland en elders in de wereld op grote schaal hergebruikt. Ongeveer een/derde van het aanbod van oud asfalt bestaat uit puin. Het wordt net als beton- en metselwerkpuin bewerkt tot asfalt granulaat. Twee/derde van het oude asfalt is direct bruikbaar freesasfalt. Er is een aantal vormen te onderscheiden in het hergebruik van asfalt. Het meest hoogwaardige hergebruik is de verwerking in nieuw warm asfalt, zowel in de wegen- als de waterbouw. Laagwaardige vormen van hergebruik zijn de verschillende koude hergebruiksmogelijkheden, waarbij met gebroken of gefreesd asfaltmateriaal goedkope bouwstoffen vervangen worden. Dit wordt met name gedaan op eenvoudige parkeerplaatsen of wegen met weinig verkeer. Daarnaast wordt asfaltgranulaat met cement gestabiliseerd tot breekasfaltcement, een goed wegfunderingsmateriaal. 3.
verbrandingsreststoffen Bij deze verbrandingsreststoffen kan onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de reststoffen uit poederkoolgestookte electriciteitscentrales en anderzijds reststoffen uit afvalverbrandingsinstallaties. Reststoffen uit poederkoolgestookte elektriciteitscentrales Bij de verbranding van steenkool ontstaan poederkoolvliegas en bodemas. Vliegas wordt vooral toegepast als grondstof voor de cementproductie, als vulstof in beton en asfalt en als gedeeltelijke cementvervanging in beton. Ook kan ongebonden vliegas worden toegepast als relatief licht ophoogmateriaal voor dijken en wegen. Daarnaast wordt het verwerkt in producten, die gevangen kunnen worden onder de naam kunstmatige granulaten, die in de wegenbouw worden gebruikt en als licht toeslagmateriaal in beton. Bodemas, ook wel grove as genoemd, vaak gesinterd tot slak, kan na bewerking als secundair materiaal worden gebruikt als funderingslaag bij wegen Reststoffen uit afvalverbrandingsinstallaties Bij de afvalverbranding ontstaan AVI-slak en AVI-vliegas. De AVI-vliegas wordt niet in grote mate hergebruikt vanwege de verontreiniging met zware metalen. Een gedeelte wordt na bewerking gebruikt als vulstof voor asfalt.
e
oraajewoad
194
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
De slakken die vrijkomen bij de verbranding van afval worden in ruime mate hergebruikt. Allereerst dient onderscheid gemaakt te worden tussen: - de verbrandingsslak, dat is de ruwe, onbewerkte slak die vrijkomt uit de verbrandingsoven en de AVI-slak, dat is de slak die na het vrijkomen uit de verbrandingsinstallatie, waarin huishoudelijk afval of daarmee gelijkgesteld afval is verbrand, een bewerking heeft ondergaan, die bestaat uit het blussen, het verwijderen van ijzer met een magneet en het verwijderen van delen die groter zijn dan 40 mm. De AVI-slak wordt momenteel het meest toegepast in de wegenbouw en er worden studies verricht naar de toepassing in de waterbouw. 4. industriële reststoffen Onder deze reststoffen worden begrepen de verschillende soorten slakken, die als stollingsproducten bij hoge-temperatuurprocessen vrijkomen. Deze processen hebben vooral betrekking op de productie van staal. De slakken zijn steenachtige materialen, die onder bepaalde condities als bouwmateriaal kunnen dienen. Slakken uit de staalproductie Bij alle staalproductiemethoden worden ruwijzer en kalk en eventueel schroot als grondstof gebruikt. Daarnaast worden soms andere stoffen toegevoegd om de chemische en fysische eigenschappen van het staal te beinvloeden. De voor staal ongewenste stoffen die zich in het vloeibare ruwijzer bevinden oxideren bij verhitting. Deze stoffen vormen vervolgens, samen met de kalk, de staalslak en worden gescheiden van het staal afgetapt. Staal kan op verschillende wijzen geproduceerd worden, maar de slakken, die in de weg- en waterbouw gebruikt worden zijn afkomstig uit het zogenoemde Linz-Donawitzproces. Vandaar de benaming LD-slak. Deze slak wordt wordt jaarlijks in een hoeveelheid van ongeveer 300.000 ton geproduceerd bij de Hoogovens te Umuiden. Een andere slak, de zogenoemde hoogovenslak, ontstaat bij de ruwijzerbereiding. Deze slak komt niet in Nederland vrij en als ze gebruikt worden zijn ze ingevoerd. Slakken uit de fosforproductie Bij de verwerking van fosfaaterts tot fosfor komt fosforslak vrij die laag radio-actief is. Deze slak komt in een hoeveelheid van ongeveer 650.000 ton per jaar vrij bij de grootste fosforfabriek ter wereld, Hoechst te Vlissingen. De fosforslak wordt toegepast als wegfundering en in de waterbouw als oeverbestortingsmateriaal.
oraajewowd
195
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Uit het bovenstaande kan afgeleid worden dat er het nodige is gedaan en nog gedaan moet worden om het gebruik van primaire grondstoffen te beperken en te zoeken naar mogelijkheden voor het nuttig toepassen van vrijkomende afvalstoffen. In onderstaand overzicht wordt de vervangbaarheid van primaire materialen door secundaire materialen weergegeven. vervangbaarheid primaire materialen door secundaire materialen primaire materialen
secundaire materialen
ophoogzand
zeefzand puinbrekerzand poederkoolvliegas bodemas AVI-slak hoogovenslakzand fosforslakzand fijne LD-slak
beton- en metselzand
puinbrekerzand
kalkzandsteenzand
zeefzand
grind
betongranulaat metselwerkgranulaat menggranulaat kunstgranulaten hoogovenslak AVI-slak fosforslak LD-slak
gebroken natuursteen
betongranulaat metselwerkgranulaat mengranulaat hoogovenslak fosforslak LD-slak
kalsteen/mergel
poederkoolvliegas AVI-vliegas
klei
Euroklei
(Bron:CUR-rapport 91-9 'Secundaire materialen lesbrief HTO')
e
ormjewoad
196
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
voorbeeld besteksbepalingen omschrijving Aanbrengen profileerlaag van dichtasfaltbeton Situering : km 26,4 - km 26,760 linker rijbaan km 26,270 - km 26,6 rechter rijbaan Asfaltbeton : dicht asfaltbeton 0/16, verkeersklasse 4 met puur brekerzand en middelsoort vulstof Totale breedte groter dan of gelijk aan 2,50 m Dikte ten minste 40 mm Op een gebonden verhardingslaag - gebruik secundaire materialen - Bereiding asfaltbeton met asfaltgranulaat met trommelmenger De bovenste laag van de proefvakken dient per proefvak te bestaan uit ten minste 500 ton asfaltbeton met asfaltgranulaat, waarbij de toe te voegen hoeveelheid asfaltgranulaat dient te liggen tussen de 40 en 50%. Andere voorbeelden hiervan zijn: - Gebonden funderingsmateriaal bestaande uit hoogovenslakken 0/40 - Breken cementgebonden materiaal/hoogovenslakken - (Bij frezen asfalt) Vrijkomende materialen afvoeren en hergebruiken. ad c Welke materialen worden er gebruikt? Door middel van het bestek kan Rijkswaterstaat invloed uitoefenen op de materialen die bij de uitvoering van een werk gebruikt worden. Bepaalde materialen worden milieuvriendelijker geproduceerd dan andere. Voorbeelden hiervan zijn perkoenpaaltjes van hergebruikte kunststof, metalen beschoeiingen in plaats van tropisch hardhout, wegmarkering van thermoplastisch materiaal in plaats van koolwaterstoffen bevattende wegenverf en gebruik van hergebruikte PVC-rioleringsbuizen. voorbeeld besteksbepalingen -
omschrijving Aanbrengen dwarsmarkering of figuratie van thermoplastisch markeringsmateriaal. Reflecterend thermoplastisch markeringsmateriaal, dik 3mm
e
oraajewoad
197
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
ad d Welke afvalstoffen komen er vry en wat moet er mee gebeuren? In het bestek wordt omschreven welke afvalstoffen bij de werkzaamheden vrijkomen en wat er mee moet gebeuren. Het duidelijk beschrijven van deze zaken heeft tot gevolg dat zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer precies weet waar hij aan toe is en dat er geen afvalstoffen op de plaats van het werk achterblijven en er milieuschade kan ontstaan. Bij het afvoeren dient men de eventueel van toepassing zijnde wettelijke regelingen in acht te nemen. Tevens dient zoveel mogelijk gezocht te worden naar het hergebruik of het nuttig toepassen van vrijkomende afvalstoffen. voorbeeld besteksbepalingen Verwijderen van riolering .- omschrijving verwijderen asbestcementbuis Situering: alle vrijkomende asbestcementbuizen bij het te maken grondwerk, die geen functie (meer) hebben bij de hemelwaterafvoer Het verwijderen van asbestcementbuizen dient te geschieden door een gespecialiseerd bedrijf Eerst na goedkeuring van het sloopplan voor het onderdeel asbestcementbuizen door de Arbeidsinspectie met het verwijderen beginnen Vrijkomende buizen ontdoen van grond en slib Vrijkomende materialen op een milieutechnisch juiste wijze verpakken en direct afvoeren naar een erkende afvalverwerkingsinrichting. verwijderen PVC/HPE-buis Situering: alle vrijkomende PVC/HPE-buis bij het te maken grondwerk, die geen functie (meer) heeft voor de hemelwaterafvoer Verlagen waterstand niet toegestaan De volgende vrijkomende materialen verwerken: indien in goede staat hergebruiken als mantelbuis Overige vrijkomende materialen afvoeren naar opslagterrein Oudenrijn -
-
Stortlocatie Afvalbe-/verwerkingsinrichtingen De afvalbe-/verwerkingsinrichtingen waar naar toe de aannemer de uit het werk vrijkomende afvalstoffen naar soort dient af te voeren zijn: alle asbesthoudende afvalstoffen naar stortplaats Sminkte Hoogland; riool- en kolkenslib en veegzand naar stortplaats Smink te Hoogland; bedrijfsafval naar stortplaats Smink te Hoogland; bouw- en sloopafval en niet-composteerbaar groenafval naar Tammer te Soesterberg of Omega te Wilnis;
e
oranjewoud
198
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
-
alle verontreinigde grond en slib, door de directie aan te wijzen, naar stortplaats Tammer te Soesterberg of stortplaats Omega te Wilnis als de verontreinigingen de B-waarde uit de Leidraad Bodemsanering niet overschrijden; - alle verontreinigde grond en slib, door de directie aan te wijzen, naar stortplaats Omega te Wilnis als de verontreinigingen liggen tussen de B- en Onwaarde uit de Leidraad Bodemsanering. ad e Wie is verantwoordelijk voor de afvoer van de afvalstoffen en het afwerken van de procedures? Het is voor het milieu van groot belang dat de afvalstoffen, die bij de werken vrijkomen op de juiste wijze worden verwijderd. Daarnaast moet, op basis van de afvalstoffenwetgeving, aan bepaalde verplichtingen worden voldaan, zoals het melden en/of registreren. Op welke wijze het registreren en melden moet worden gedaan, is uitgelegd in het hoofdstuk 'Wetgeving en procedures'. Voor wat betreft de verantwoordelijkheid in verband met de wettelijke verplichtingen is een aantal situaties te onderscheiden, a. De vrijkomende afvalstoffen vervallen aan de aannemer. In deze situatie regelt de aannemer de afvoer van de afvalstoffen naar de verwerker geheel zelfstandig. De aannemer sluit een contract af met de verwerker. besteksbepalingen In het bestek kunnen dan de volgende bepalingen (voor zover van toepassing) worden opgenomen: - Voor zover deze materialen niet volgens dit bestek worden hergebruikt, verblijven deze aan de aannemer. - Van alle uit het werk vrijkomende afvalstoffen, die door de aannemer van het werk dienen te worden afgevoerd naar een erkende afvalbe/verwerkingsinrichting, genoemd in deel 2.2 van dit bestek, dienen copieën van de bewijzen van ontvangst door een erkende afvalbe-/verwerkingsinrichting door de aannemer aan de directie te worden overhandigd. De aannemer treedt op als ontdoener en is als zodanig verantwoordelijk voor een correcte naleving van de provinciale Verordening bedrijfsafvalstoffen (Vba prov. Utrecht). - De aannemer dient bij de directie, over elke periode van een maand, een voortgangsrapport in te dienen met daarin opgenomen aantekeningen betreffende: - de in de afgelopen maand afgevoerde en door een erkend afvalbe/verwerkingsbedrijf in ontvangst genomen vrijgekomen afvalstoffen
e
oraajewovd
199
- Het door de aannemer ondertekende voortgangsrapport moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week na het verstrijken van een periode, waarop het betrekking heeft, in tweevoud aan de directie ter ondertekening worden voorgelegd. - Indien de directie zich met de inhoud van het rapport kan verenigen, tekent zij dit voor accoord uiterlijk op de vijfde werkdag nadat het haar is voorgelegd. - Indien de directie zich met de inhoud van het rapport niet kan verenigen, tekent zij dit eveneens uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het haar is voorgelegd, doch onder toevoeging van een aantekening, waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke redenen zij bezwaar heeft. - Aan de aannemer wordt door de directie één ondertekend exemplaar van het onder lid 01 bedoelde voortgangsrapport verstrekt. - Vrijkomende materialen op een milieutechnisch juiste wijze verpakken en direct afvoeren naar een erkende afvalverwerkingsinrichting. b. De afvoer wordt, zoals onder a beschreven, geheel verzorgd door de aannemer. Deze vervult ook de verplichtingen op grond van de afvalstoffenwetgeving. De aannemer sluit een contract met de afvalverwerker. Echter Rijkswaterstaat neemt in het bestek de wijze van afvoer van de afvalstoffen op. besteksbepalingen - de afvalbe-/verwerkende bedrijven, waar naar toe de aannemer de uit het werk vrijkomende afvalstoffen naar soort dient af te voeren, zijn: - alle asbesthoudende afvalstoffen naar stortplaats Smink te Hoogland; - bouw- en sloopafval en niet-composteerbaar groenafval naar Tammer te Soesterberg of Omega te Wilnis. c. Er kan zich ook een situatie, als onder b beschreven, voordoen, waarbij niet de aannemer maar Rijkswaterstaat een contract heeft afgesloten met de verwerker van de afvalstoffen. Dit dient dan ook in het bestek te worden opgenomen. d. Een andere situatie is die waarbij de afvalstoffen eigendom van Rijkswaterstaat blijven en ook naar een dienstkring- of steunpuntterrein van Rijkswaterstaat worden vervoerd. In dat geval dient Rijkswaterstaat, afhankelijk van de soort afvalstof, de verplichtingen op grond van de afvalstoffenwetgeving te vervullen.
e
oraajewoml
200
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
besteksbepalingen Bij het openbreken van straatklinkers. Vrijkomende materialen vervoeren naar: opslagterrein Oudenrijn en daar opslaan. e. De laatste situatie heeft betrekking op werken waarbij afvalstoffen vrijkomen, die door Rijkswaterstaat zelf worden afgevoerd naar de verwerker. In dat geval dient Rijkswaterstaat aan de bepalingen van de afvalstoffenwetgeving te voldoen.
Zelfstudievragen Aan de hand van de vragen, die op de volgende pagina zijn opgenomen, kunt u controleren of u de lesstof van dit hoofdstuk begrepen heeft. De lijst met antwoorden vindt u achter het literatuuroverzicht van dit hoofdstuk.
e
oraajewovd
201
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Zelfstudievragen
'Dat een bestek zoveel voor het milieu kan betekenen'
1. Noemt u een ander woord voor bestek. 2. Noemt u vier functies van een bestek. 3. Waarom is de samenwerking tussen bestekschrijver en toezichthouder zo belangrijk? 4. Wat zijn secundaire materialen? 5. Aan het inzetten van secundaire afvalstoffen worden eisen gesteld. Waarop hebben deze eisen betrekking? 6. Geeft u drie voorbeelden van secundaire materialen die in uw praktijk gebruikt worden.
e
oranjewoud
202
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Standaard RAW-Bepalingen 1990' CROW 'Wijziging Standaard RA W-Bepalingen 1990 van december 1991' CROW 'Jaaroverzicht 1991 chemisch en gevaarlijk afval' Ministerie VROM ' Ontwerp-Bouwstoffenbesluit' 'Meerjarenplan verwijdering gevaarlijke afvalstoffen' Ministerie VROM/IPO 'Leidraad Afvalstoffen' Rijkswaterstaat 'Bestekken in de grond-, water- en wegenbouw' CROW 'Toepassing afvalstoffen in de wegenbouw' SCW-symposium 1980 'Handboek voor de grond-, water- en wegenbouw' VAGWW 'Van Bagger tot bouwstof; (on)mogelijkheden? Rijkswaterstaat, DWW, Hoofdafdeling materialen 'Secundaire materialen, lesbrief voor het HTO' rapport 91-9 CUR 'Toepassing van alternatieve materialen in de Waterbouw' rapporten 89-1 en 92-10 CUR
e
oranjewoud 203
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Antwoorden zelfstudievragen 1. contract 2. a. informatiefunctie b. juridische functie c. technische functie d. economische functie 3. Bij het uitvoeren van werken controleert de toezichthouder of de bestekken goed worden nageleefd. Hij kan ook onduidelijkheden of tekortkomingen in het bestek signaleren. Deze ervaringen kunnen meegenomen worden in nieuwe bestekken. Hierdoor kan de kwaliteit van de bestekken in het algemeen verbeteren. Omdat de milieubepalingen in de bestekken nog volop in beweging zijn kan, door middel van overleg bij het maken van nieuwe bestekken, belangrijk voordeel voor het milieu behaald worden. 4. Secundaire materialen zijn uit afvalstoffen en industriële reststoffen verkregen bouwmaterialen. Omdat ze allerlei bewerkingen hebben ondergaan mogen ze geen afvalstof meer genoemd worden. 5. deze eisen hebben betrekking op milieu, ecologie, constructie, beschikbaarheid en kwaliteit en kostprijs 6. gereinigde grond, betongranulaat, AVI-slakken.
e
oraajewwd 204
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13
Afvalstoffen die bij Rijkswaterstaat ontstaan
13.1
Inleiding In deze cursus staan afvalstoffen, die bij Rijkswaterstaat vrijkomen centraal. De afvalstoffen zijn als laatste hoofdstuk in de cursus opgenomen, omdat dit hoofdstuk als naslagwerk kan worden beschouwd. De afvalstoffen zijn de rode draad in de cursus. Om deze reden zijn aan het eind van het hoofdstuk geen zelfstudievragen gesteld. In de vorige hoofdstukken heeft u geleerd dat het ontstaan van afvalstoffen in principe voorkomen moet worden. Als dat niet lukt moet gezocht worden naar hergebruiksmogelijkheden of mogelijkheden voor nuttige toepassing. Als toch afvalstoffen ontstaan moeten ze op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd. In ieder geval moet voorkomen worden dat afvalstoffen schade aanrichten aan het milieu. In de hoofdstukken 5, 6, 7 en 8 hebben we gezien welke schade afvalstoffen aan het milieu kunnen toebrengen, als ze daar op een verkeerde manier in terecht komen. Voorts is ook aandacht besteed aan veiligheidsaspecten, die voortvloeien uit het werken met afvalstoffen. In dit hoofdstuk worden de afvalstoffen behandeld, die veelvuldig vrijkomen bij Rijkswaterstaat.
13.2
Het ontstaan van afvalstoffen bij Rijkswaterstaat Afvalstoffen kunnen bij Rijkswaterstaat op een tweetal manieren ontstaan: a. via de eigen bedrijfsvoering Hieronder worden begrepen de afvalstoffen die vrijkomen bij werkzaamheden op steunpunt- en dienstkringterreinen of afvalstoffen die bijvoorbeeld op verzorgingsplaatsen worden gevonden en overgebracht naar het terrein van Rijkswaterstaat.
e.
oranjewoud 205
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
b. via de aannemers Hiermee worden afvalstoffen bedoeld die vrijkomen bij werken die door aannemers in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd. Hierbij valt te denken aan breekasfalt, freesasfalt, verontreinigd straalgrit etc. De afvalstoffen die via de aannemers vrijkomen, worden in het merendeel van de gevallen ook door de aannemers afgevoerd. Uitzonderingen op deze regel zijn bijvoorbeeld afvalstoffen die een bepaalde waarde hebben (geleiderails en lichtmasten) of afvalstoffen die in kleine hoeveelheden vrijkomen. De wijze waarop deze afvalstoffen afgevoerd moeten worden is afhankelijk van de soort afvalstof en is beschreven in hoofdstuk 9, 'Wetgeving en procedures'.
13.3
Afvalstoffen in de cursus De soorten afvalstoffen, die in grotere of kleinere hoeveelheden bij Rijkswaterstaat vrijkomen, zijn tijdens de interviewronde, die is gehouden ter voorbereiding op deze cursus, geïnventariseerd en daaruit is de volgende Top-5' afgeleid. 1. 2. 3. 4. 5.
verf en verfafval olie bermmaaisel slib asfalt.
Bij de geïnterviewden speelden onder andere de volgende aspecten een rol bij het 'scoren': - het in grote hoeveelheden ontstaan van de afvalstof - onbekendheid met de milieu-aspecten van de afvalstof - gevaarseigenschappen van de afvalstof voor gezondheid en milieu. In de grafiek op de volgende pagina is het aantal keren weergegeven dat een afvalstof genoemd is bij het samenstellen van de 'Top-5' van afvalstoffen tijdens de interviewronde als afvalstof waarvan men het wenselijk vindt dat deze in de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' behandeld wordt.
e
oranjewoud 206
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
aantal
afvalstoffen top-5 legenda verf/straalgrit olie bermmaaisel slib asfalt asbest zwerfvuil wegenzout grond bouw/sl.afv.
Naast deze afvalstoffen zal in de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' ook nog aandacht besteed worden aan enkele andere afvalstoffen, zoals asbest, zwerfvuil, verpakkingsmateriaal, kunststoffen, wegenvuil en wegenzout.
13.4
Wegenverf, conserveringsmiddelen en straalgrit Bij verschillende soorten werkzaamheden die door of in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd, wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten verf en middelen om verf te verwijderen. Door deze werkzaamheden ontstaan grote hoeveelheden afvalstoffen, die bij onjuiste behandeling grote schade voor het milieu kunnen opleveren. In deze paragraaf worden deze afvalstoffen behandeld aan de hand van de volgende drie thema's: wegenverf, thermoplastisch materiaal, milieubelasting, conserveringsmiddelen en straalgrit.
e
oranjewoud 207
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.4.1
Wegenverf Het wegverkeer in Nederland neemt nog steeds in omvang toe. Om dit verkeer zo goed mogelijk te kunnen verwerken is er ongeveer 1.900 kilometer autosnelweg en ongeveer 100.000 kilometer aan andere wegen aangelegd. Om de verkeersveiligheid te bevorderen, schrijft de Wegenverkeerswetgeving voor dat er op het wegdek bepaalde markeringen moeten worden aangebracht. Deze markeringen worden aangebracht met behulp van speciaal daarvoor gefabriceerde wegenverf en de laatste jaren is er een verschuiving waar te nemen naar het gebruik van thermoplastisch materiaal. Vanuit milieu-oogpunt gezien is dit een goede ontwikkeling. In deze paragraaf wordt ingegaan op de samenstelling, de milieu-effecten en de verwijderingsmethoden van beide materiaalsoorten. De wegenverf die in Nederland gebruikt wordt, is over het algemeen uit de volgende componenten samengesteld: - bindmiddel - weekmakers - oplos- en verdunningsmiddel - pigment - stroefmakend middel - toeslagstoffen - glasparels.
oranjewoud 208
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
'Het aanbrengen van wegenverf. Oplosmiddelen komen vrij' Op de foto wordt wegenverf aangebracht. Hierbij komen oplosmiddelen vrij. De bovengenoemde componenten hebben (in grote lijn) de volgende functies: Bindmiddel Dit zijn harsen die zorgen voor de onderlinge samenhang van de verschillende grondstoffen van de verf. Het bindmiddel droogt doordat de oplos- en verdunningsmiddelen vervliegen. Daarna vindt nog een verharding van het bindmiddel plaats door reactie met de zuurstof uit de lucht. Weekmaker Deze stoffen hebben de functie de elasticiteit van het bindmiddel te verbeteren. Oplos- en verdunningsmiddel Oplosmiddelen dienen er voor om het bindmiddel en de weekmakers op te lossen zodat deze stoffen gemakkelijk tussen de pigmentdeeltjes en de andere vaste stoffen kunnen dringen en deze kunnen omhullen. De verdunningsmiddelen versterken het effect van de oplosmiddelen en zorgen voor een zodanige verdunning dat de verf goed verwerkt kan worden. Deze middelen bevatten koolwaterstoffen, die in de atmosfeer terecht komen en ozon vormen in de luchtlaag, waaruit wij onze zuurstof inademen.
e
oranjewoud 209
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Pigment Deze stoffen geven de kleur aan de verf. In het verleden werd voor witte wegenverf 'loodwit' toegepast, dat zeer milieubelastend was. Tegenwoordig gebruikt men het minder milieubelastende 'titaanwit'. Ook uit de gekleurde wegenverf zijn de milieubelastende cadmium- en chroomhoudende pigmenten verdwenen en vervangen door milieuvriendelijker pigmenten. Stroefmakend middel Hiervoor wordt meestal bij hoge temperatuur gebrande en vervolgens gemalen vuursteen gebruikt. Dit materiaal is scherpkantig en bovendien zeer wit. Toeslagstoffen Deze stoffen worden in zeer kleine hoeveelheden aan wegenverf toegevoegd in verband met de stabiliteit, slijtvastheid, kleurechtheid, weersbestendigheid etc. Glasparels Deze parels vormen een specifiek onderdeel van reflecterende wegenverf. Deze verf bestaat voor 1/3 deel uit glasparels.
13.4.2
Thermoplastisch materiaal Thermoplastisch markeringsmateriaal komt qua samenstelling vrijwel overeen met die van wegenverf. Het grootste verschil zit in de afwezigheid van oplos- en verdunningsmiddelen. Dit is een zeer belangrijk milieuvoordeel. Een ander belangrijk voordeel wordt gevormd door de veel langere levensduur van dit materiaal. Moet de wegenverf ieder jaar hergemarkeerd worden met de daarbij behorende kwalijke uitstoot van koolwaterstoffen; het thermoplastisch materiaal hoeft pas na zeven jaar vervangen te worden. Een ander belangrijk voordeel is het feit dat thermoplastisch materiaal kan worden overlaagd met asfalt, waardoor de noodzaak van het stralen en het afvoeren van verfresten en vervuild straalgrit vervalt. Bovenstaande voordelen van thermoplastisch materiaal ten opzichte van wegenverf maken duidelijk dat wegenverf 'uit' is. Het wordt alleen nog maar gebruikt op wegenverhardingen die een beperkte levensduur hebben en voor het markeren van oude verfmarkeringen.
oranjewoud 210
'Afvalstoffen, bet milieu en uw veiligheid'
13.4.3
Milieubelasting wegenverf Door het gebruik van wegenverf en verf wordt het milieu zwaar belast. Enerzijds door het vrijkomen van schadelijke stoffen zoals oplosmiddelen en anderzijds door het ontstaan van afvalstoffen zoals verfresten, verfblikken, verfkwasten, verfrollers etc. Hieronder wordt de milieuschadelijkheid van verf in het algemeen uitgelegd. a. Oplosmiddelen In verf zijn oplosmiddelen aanwezig. Oplosmiddelen zijn middelen waarin andere stoffen oplossen. Water is in feite ook een oplosmiddel. Maar er bestaan ook zogenaamde organische oplosmiddelen, die in de chemische industrie gemaakt worden. Dit zijn stoffen die gemakkelijk verdampen en waarin vetten en vetachtige stoffen goed oplossen. Omdat ze zo snel verdampen, zorgen ze er bijvoorbeeld voor dat verf, lijm en dergelijke snel drogen en dat schoonmaakmiddelen geen strepen achterlaten. Doordat vetten en vetachtige stoffen er goed in oplossen worden ze ook veel toegepast als reinigingsmiddel, bijvoorbeeld bij het reinigen en ontvetten van metalen. Deze organische oplosmiddelen zitten in talloze producten en ze veroorzaken de bekende 'verflucht' en 'lijmlucht'. Enkele voorbeelden zijn: cosmetica (after shave, nagellak en nagellakremover en haarlak), kantoorartikelen (viltstiften en correctievloeistof), schoonmaakmiddelen (meubelsprays, ruitenreinigers) en doehet-zelfartikelen (solutie, lakken, beitsen en onderhoudsproducten voor de auto en fiets). Benzine, wasbenzine, terpentine (peut) en spiritus zijn ook organische oplosmiddelen. Organische oplosmiddelen verdampen gemakkelijk en heten daarom 'vluchtige' stoffen. Deze middelen veroorzaken via de lucht schade aan het milieu en de gezondheid van de mens. Klachten die veroorzaakt kunnen worden zijn: irritatie van huid en ogen, prikkeling van de luchtwegen, misselijkheid, hoofdpijn, sufheid, duizeligheid en concentratieverlies. Uit onderzoek is gebleken dat mensen, die veelvuldig blootgesteld worden aan deze vluchtige stoffen, zoals schilders en schoenmakers, problemen met het centrale zenuwstelsel kunnen krijgen. Er kan bijvoorbeeld al op ongeveer 40-jarige leeftijd dementie optreden. 'Lijmsnuivers' die vooral in de Verenigde Staten en Zuid-Amerika voorkomen lopen het risico ernstig ziek te worden van de vluchtige stoffen die ze snuiven.
oranjewoud 211
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Sommige oplosmiddelen zijn zelfs kankerverwekkend of worden ervan verdacht dat te zijn. Het gaat dan met name om chloorhoudende oplosmiddelen en benzeen, die onder meer in benzine zit. Sommige chloorhoudende oplosmiddelen, zoals de bekende CFK's (Chloor Fluor Koolwaterstoffen) die in koelkasten gebruikt worden, dragen bij aan vernietiging van de ozonlaag. De uitstoot van stoffen die de ozonlaag aantasten, dient drastisch te worden beperkt. Via de media bereiken ons regelmatig alarmerende berichten over het steeds maar groter worden van het gat in de ozonlaag. Deze ozonlaag moet ons beschermen tegen de invloed van de ultra-violette (UV) zonnestralen. Deze UV stralen kunnen bij de mens huidkanker veroorzaken. Een ander belangrijk milieu-effect (misschien wel het belangrijkste) van alle organische oplosmiddelen is dat ze bijdragen aan de vorming van smog, evenals de uitlaatgassen van het verkeer. Smog ontstaat uit luchtvervuilende stoffen, die bij rustig zomers weer boven ons hoofd blijven hangen, en heeft schadelijke gevolgen voor gezondheid en milieu. In onderstaande grafiek is aangegeven hoeveel miljoen kilo vluchtige stoffen particulieren, exclusief het verkeer, in 1990 in de lucht hebben gebracht. (Bron: KWS2000, cijfers 1991)
vluchtige stoffen 1990 particulieren
Doordat er grote hoeveelheden wegenverf gebruikt moeten worden om de wegen van goede markeringen te voorzien, komen er grote hoeveelheden oplosmiddelen en koolwaterstoffen in de atmosfeer terecht, die de ozonlaag aantasten.
oranjewoud 212
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
In 1990 werd er in Nederland in totaal 432.000.000 kilo vluchtige stoffen in de lucht gebracht. Door de nota 'KWS 2000' wil de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de uitstoot van koolwaterstoffen terugbrengen naar de helft van de uitstoot van 1981. Bij Rijkswaterstaat is een werkgroep opgericht die deze problematiek moet gaan aanpakken, onder andere door het overschakelen op andersoortige markeringsmaterialen, zoals thermoplastisch materiaal, dat hieronder is omschreven. Ook het bedrijfsleven toog aan de slag om wegenverf te produceren, die minder milieubelastend is. De wegenverf nu bevat nog ongeveer 22% aan vluchtige bestanddelen tegen 40 a 50 % in 1960. b. Verfresten Een andere milieubelasting die ontstaat door het gebruik van wegenverf wordt gevormd door de verfresten die ontstaan als wegmarkeringen moeten worden verwijderd. Dit is noodzakelijk als er nieuwe deklagen moeten worden aangelegd. Ook in het verwijderen van wegmarkeringen zijn er ontwikkelingen gaande, die tot resultaat hebben dat het verwijderen van wegmarkeringen op een zodanige wijze kan plaatsvinden dat de milieubelasting sterk is teruggelopen. Deze ontwikkelingen lopen van het verwijderen van de markeringen met straalgrit waarbij de verfresten gewoon de berm in werden geveegd tot het 'stofvrij' stralen van markeringen waarbij het gebruikte straalgrit en verfresten van elkaar worden gescheiden. Het straalgrit wordt dan hergebruikt en de verfresten worden afgevoerd naar een vuilverbrandingsbedrijf. Bij het onderdeel straalgrit wordt hier nader op ingegaan. c. Verpakkingsmateriaal Een ander soort milieubelasting, die veroorzaakt wordt door het gebruik van wegenverf, vormt de enorme hoeveelheid (gedeeltelijk) lege verfblikken. Als verfblikken niet 'schraapleeg' zijn, wordt de gehele partij waarin zich die blikken bevinden aangemerkt als gevaarlijk afval in de zin van de afvalstoffenwetgeving, met alle problemen van dien. Dit probleem zou teruggebracht kunnen worden door over te stappen op grootverpakkingen in plaats van 25-literblikken of op navulbare containers. Daarnaast is het nodig de werkhouding op dit terrein aan te passen door er voor te zorgen dat blikken zo leeg mogelijk gemaakt worden en te zorgen dat er geen halfgevulde blikken weggegooid worden.
oranjewoud 213
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.4.4
Conserveringsmiddelen Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het in goede staat houden van constructies zoals bruggen, steigers, sluisdeuren, brugpijlers etc. Een van de middelen die hiervoor gebruikt kan worden is verf. Hierboven, bij de behandeling van wegenverf, is al duidelijk naar voren gekomen dat het gebruik van verf in het algemeen zeer belastend is voor het milieu. Het is dus zaak veel energie te stoppen in het terugdringen van de milieubelasting die wordt veroorzaakt door het gebruik van conserveringsmiddelen. Een aantal mogelijkheden hiervoor zijn: a. gebruik van milieuvriendelijke verf De beste keus zou een verf zonder organische oplosmiddelen zijn. Tegenwoordig zijn er voor talrijke toepassingen alternatieven op waterbasis te koop, zoals acrylaat of acrylaatdispersie-verven. Deze zijn weliswaar niet vrij van organische oplosmiddelen, maar deze zitten er wel veel minder in. 'Latex'-muurverf was altijd al op waterbasis. Hiervoor bij de samenstelling van de wegenverf hebben we al gezien dat er naast de oplosmiddelen nog andere schadelijke componenten in verf aanwezig zijn, zoals de kleurstoffen die zware metalen bevatten. Ook hiervoor is men bezig met het zoeken naar alternatieven. b. alternatieve materialen Het bedrijfsleven is ook zeer actief met het ontwikkelen van alternatieven. Een voorbeeld hiervan is de zogenoemde 'vetband', die gebruikt kan worden bij de bescherming van stalen palen van steigers etc. Vroeger hadden dit soort palen een teerepoxylaag om aantasting door het water tegen te gaan. Regelmatig moesten deze palen gestraald en van een nieuwe toplaag worden voorzien. Om geen waterverontreiniging te veroorzaken moesten voorzorgsmaatregelen worden genomen bij deze conserveringswerkzaamheden. Dit nieuwe materiaal, bestaande uit een synthetische bandage die aan weerszijden bezet is met een vetmassa op petrolatumbasis en die aan de bovenzijde is afgedekt met een poly-ethyleen-folie, kan om de palen worden gewikkeld over de bestaande conserveringsmiddelen heen. c. veranderen werkhouding Door het veranderen van de werkhouding bij de aannemers en bij de medewerkers van Rijkswaterstaat kan met betrekking tot milieubelasting door conserveringsmiddelen veel voordeel behaald worden. Indien Rijkswaterstaatmedewerkers zelf conserveringswerkzaamheden uitvoeren kan men in het belang van de eigen gezondheid en het milieu aandacht besteden aan het volgende:
e
oranjewoud 214
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
- vermijd het gebruik van schadelijke oplosmiddelen zoals afbijtmiddel, terpentine, thinner en kwastenreiniger - vang oude verfresten die zijn verwijderd zorgvuldig op en voer ze af als gevaarlijk afval - verf zo veel mogelijk met kwast of roller, omdat spuiten veel verlies oplevert - bewaar kwasten voor kortere perioden in water of folie - spoel kwasten niet onder de kraan uit. Strijk ze voor het reinigen goed uit op een oude krant. Maak kwasten schoon met groene zeep. Voer het spoelwater af als gevaarlijk afval. - zorg er voor dat geen verfstof wordt ingeademd tijdens het schuren. Schuur nat en gebruik een stofkapje. Denk bij het schuren met een schuurmachine aan het gebruik van gehoorbescherming. - zorg voor goede ventilatie.
13.4.5
Straalgrit Een veelgebruikte methode om verf en verfresten van objecten en wegdekken te verwijderen is het stralen. Vroeger werd er door middel van zand gestraald en tegenwoordig wordt er gebruik gemaakt van straalmiddelen zoals staalgrit en gietijzergrit. Na het stralen ontstaat er een mix van straalgrit en verfresten, die, ingevolge het BAGA, als gevaarlijk afval is aan te merken. Hieronder wordt aandacht besteed aan het verwijderen van wegmarkeringen door middel van stralen en het stralen van andere objecten, zoals bruggen.
13.4.5.1
Het verwijderen van wegmarkeringen In verband met het aanbrengen van nieuwe deklagen of het verleggen van rijstroken moeten markeringen soms geheel of gedeeltelijk worden verwijderd. Een van de methoden hiervoor is het stralen. De tijd dat men oude markeringen rustig met straalgrit kon verwijderen ligt inmiddels ver achter ons. Straalgrit en verwijderde markering werden vroeger simpelweg in de berm geveegd. Tegenwoordig wordt de vrijgekomen mix van straalgrit en markeringsresten zo goed mogelijk verzameld en afgevoerd naar gespecialiseerde bedrijven, waar het straalgrit en verfresten worden gescheiden. Gereinigd grof straalgrit kan worden hergebruikt en de verfresten moeten worden afgevoerd naar een vuilverbrandingsinstallatie.
e
oranjewoud 215
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Ook met betrekking tot het stralen zijn er ontwikkelingen gaande die tot doel hebben het milieu te ontzien. Een voorbeeld hiervan is het stofvrij stralen, waarbij het grove straalgrit binnen het systeem wordt afgescheiden en opnieuw gebruikt. Resten fijn straalgrit en verfresten worden opgevangen en afgevoerd naar een erkende verwerker. Binnen Rijkswaterstaat heeft de werkgroep 'Verwijdering van Markeringen (WVM)' zich bezig gehouden met het onderzoek naar minder milieubelastende verwijderingsmethoden. Hierbij kan gedacht worden aan: - methoden waarbij zo weinig mogelijk afval vrijkomt - methoden waarbij geen verspreiding plaatsvindt van vrijgekomen markeringsmateriaal - het gebruiken van straalmiddel dat hergebruikt kan worden - geen gebruik te maken van oplosmiddelen/chemicaliën die bodem, water of lucht kunnen verontreinigen - Stralen met ijskristallen is in onderzoek (geen straalgrit meer na gebruik; alleen nog maar verfresten !) - het op verantwoorde wijze afvoeren van afval.
13.4.5.2
Stralen van objecten Bij gritstraalactiviteiten van kunstwerken komen afvalstoffen vrij, zoals, grit, gritstof, roest en verfschilvers, die schadelijke componenten zoals de zware metalen zink, koper, lood en chroom en koolwaterstoffen kunnen bevatten. Als deze afvalstoffen niet op de juiste wijze opgevangen worden kan er verontreiniging van water en bodem optreden, afhankelijk van de locatie waar het object gestraald is. Bij werken die in opdracht van Rijkswaterstaat worden uitgevoerd komen grote hoeveelheden van dergelijke afvalstoffen vrij. Om een voorbeeld te noemen: Bij het opknappen van de Haringvlietdam moeten 20 van de 34 schuiven behandeld worden. Daarbij komt per schuif (zestig meter lang, twaalf meter hoog en twee meter dik) ruim 20.000 kg verfafval en 500.000 kg gebruikt straalgrit vrij. Voor de twintig schuiven is dit totaal: 400.000 kilo verfafval en 10.000.000 kilo straalgrit! (Bron:Profiel nummer 6, augustus 1993) In principe komen alle geverfde constructies met een harde ondergrond (metaal en beton) waarvan oude verflagen of roest verwijderd moeten worden voor stralen in aanmerking. Ter verwijdering van vliegroest worden ook nieuwe staalconstructies gestraald alvorens de verf aan te brengen.
e
oranjewoud 216
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Ter voorkoming van milieuschade die wordt veroorzaakt door het verwijderen van conserveringsmiddelen, worden eisen gesteld aan de wijze waarop deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Bij het uitvoeren van werkzaamheden aan bijvoorbeeld bruggen, worden door midel van de Wvo-vergunning strenge eisen gesteld aan de opvang van de afvalstoffen. De bruggen moeten worden ingepakt om verspreiding te voorkomen en er moeten opvangbakken worden geplaatst om te voorkomen dat de afvalstoffen in het oppervlaktewater terecht komen.
13.5
Olie Oliën worden bij Rijkswaterstaat hoofdzakelijk gebruikt als smeermiddel en als vulling voor hydraulische systemen (zoals die achterop zoutstrooiwagens). Vooral door het vele werk dat de laatste jaren is> uitbesteed, zijn zowel de hoeveelheden eigen materieel als de eigen onderhoudstaken afgenomen zodat er steeds minder olie verbruikt wordt. Toch is op vrijwel elk steunpuntterrein nog wel een hoeveelheid olie en vet te vinden dat voor allerlei klein onderhoud aan machines, gereedschap, auto's, actiewagens e.d. wordt gebruikt. Een aantal dienstkringen beschikt nog over een èigen onderhoudsgarage waarin uiteraard wat grotere hoeveelheden olie worden gebruikt.
13.5.1
Soorten olie en samenstelling De vloeistof die wij in het spraakgebruik 'olie' noemen is niet één stof maar bestaat uit meerdere bestanddelen die met elkaar gemeen hebben dat het 'organische' stoffen zijn. Dit wil zeggen dat de olie bestaat uit plantaardig en dierlijk materiaal. Deze olie wordt ook wel de minerale olie genoemd. Daarnaast zijn er ook kunstmatige oliesoorten ontwikkeld, die synthetische olie genoemd wordt. Sommige van de bestanddelen zijn bijvoorbeeld erg giftig of erg vluchtig. Oliën zijn vergelijkbaar met brandstoffen zoals diesel e.d., maar het verschil hiermee is dat een groot deel van de olie-moleculen veel langer is waardoor olie dikker en stroperiger is dan andere brandstoffen. Er bestaan verschillende soorten olie, waarvan de basis wordt gevormd door minerale of tegenwoordig ook wel synthetische olie en waaraan stoffen zijn toegevoegd om een oliesoort voor een bepaalde toepassing meer geschikt te maken. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
e
oranjewoud 217
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Systeem- en smeeroliën: deze oliën worden o.a. gebruikt in motoren, tandwielkasten e.d. Transformator-oliën: deze olie wordt als isolatie- en koelmiddel in transformatoren gebruikt. Hiervoor wordt zowel 'normale' olie als giftige kunstmatige oliën gebruikt. Hydraulische oliën: aan deze olie zijn bepaalde middelen toegevoegd om de olie geschikt te maken voor krachtoverbrenging. Boor- en snij-olie: deze olie wordt als koelmiddel gebruikt bij boor- en snij werkzaamheden.
13.5.2
Olie en het milieu Olie kan in het milieu voor grote problemen zorgen doordat ze zich gemakkelijk in het milieu verspreidt. Olie-bestanddelen worden gezien als 'mobiele' stoffen. Dit wil zeggen dat als oliën in de bodem komen de olie-deeltjes niet erg vast zullen gaan zitten aan zand- of kleikorrels of andere bodemstoffen (zoals veen of humus). Eenmaal in de bodem kan de vloeibare olie of vanzelf naar beneden zakken of bijvoorbeeld door regenwater naar beneden worden gevoerd. Als de olie dieper in de grond terecht komt, bestaat de kans dat ze in contact komt met het grondwater. De lichtere olie zal dan eerst op het zwaardere water gaan drijven en er ontstaat dan een 'drijflaag' (te vergelijken met een olielaag die soms in havens op het water ligt). Omdat het grondwater meestal niet stilstaat maar, net als een rivier, langzaam naar lagere punten stroomt, wordt de drijflaag vervolgens meegenomen en verspreid. Op deze manier kan een liter olie zich gaan uitspreiden tot een enorme vlek. Daarnaast kan de olie langzaam maar zeker voor een deel gaan oplossen in het grondwater. Als dit eenmaal gebeurd is, kan de olie zich gaan verdunnen en zich nog véél verder verspreiden. Voor een deel komt dit omdat er nu weinig of geen olie meer aan bodemdeeltjes blijft kleven, voor een belangrijker deel komt dit echter omdat de olie zich nu ook naar de diepte kan gaan verspreiden. Dit laatste gebeurt als het grondwater naar beneden stroomt, iets wat op veel plaatsen in Nederland het geval is. Het naar beneden stromen van grondwater wordt ook wel 'inzijging' genoemd. Als de olie eenmaal met het water naar beneden stroomt dan is er vaak 'geen houden meer aan' en kan het tot wel 50 a 100 m de grond inzakken. Veelal wordt dit gelukkig nog lange tijd tegengehouden door voor water ondoordringbare bodemlagen zoals lagen van zware klei.
e
oranjewoud 218
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Een ander probleem wordt gevormd door de slechte afbreekbaarheid van olie. Als olie in de bovengrond blijft zitten, is er vaak nog wel een goede kans dat ze afgebroken wordt. In het bovenste deel van de bodem zit namelijk nog veel lucht (zuurstof) waardoor bacteriën de olie kunnen opeten en afbreken. Het nadeel is echter dat niet alle stoffen uit de olie kunnen worden afgebroken en het heel lang duurt voordat alle olie weg is. Al snel moet dan gedacht worden aan 10 of 20 jaar! Als de olie bovendien te veel, ook voor bacteriën, schadelijke stoffen bevat, kan de olie weer niet worden afgebroken. Als de olie dieper in de grond wegzakt dan komt ze in een deel van de bodem terecht, waarin geen zuurstof meer zit. Dit zuurstof-loze deel van de bodem begint vaak al tussen xh a 1 meter onder de grond. Ook de natte bodem (dus daar waar het grondwater zit) bevat geen of maar heel weinig zuurstof. Zonder zuurstof zijn bacteriën niet meer in staat om olie af te breken en waar in de bodem het grondwater zit komen slechts weinig bacteriën voor. Als olie daarom eenmaal in het diepere en zuurstof-loze deel van de bodem of in het grondwater terecht is gekomen, kan het dus niet meer worden afgebroken. Vervolgens krijgt de olie alle tijd om zich te gaan verspreiden. In grotere en vooral flink stromende of bewegende wateren (zoals de zee) wordt olie meestal snel afgebroken omdat dit water zeer zuurstofrijk is en veel bacteriën bevat. Om die reden kunnen ogenschijnlijk rampzalige verontreinigingen van de zee met olie toch relatief snel weer verdwijnen (zoals bijvoorbeeld de verontreiniging ten gevolge van de ramp met de tanker Exxon Valdes in Alaska). Dit betekent overigens niet dat een dergelijke verontreiniging niet zo schadelijk is !
13.5.3
Risico's voor het milieu en de volksgezondheid Algemeen Zoals gezegd is olie opgebouwd uit meerdere soorten stoffen. De grootte van het gevaar van olie voor het levende milieu (planten en dieren) en voor de mens (de volksgezondheid) wordt dan ook bepaald door de precieze samenstelling van de olie. In sommige gevallen kan het zelfs zo zijn dat het gevaar voor planten klein is terwijl het gevaar voor de volksgezondheid groot is. Dit laatste komt omdat sommige stoffen in de olie onze gezondheid meer aantasten dan die van planten. Hoewel wordt aangenomen dat olie niet zo gevaarlijk is als bijvoorbeeld zware metalen of bestrijdingsmiddelen, is over het algemeen toch duidelijk dat olie negatieve effecten heeft op de gezondheid van mensen, planten en dieren. Een erg belangrijk aspect daarbij is dat geen andere gevaarlijke stoffen zó vaak in het milieu terecht komt als olie en olieproducten zoals benzine, diesel etc.
e
oranjewoud 219
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid*
Olie in de grond Zodra olie in grotere hoeveelheden in de grond terecht is gekomen zullen veel planten en dieren daar ziek door worden en uiteindelijk sterven. Er zijn meerdere oorzaken voor het ziek worden. Om te beginnen is de olie een vette vloeistof die om de fijne plantenwortels gaat zitten waardoor de wortels verstopt raken en geen voedsel meer op kunnen nemen uit de bodem. Verder zitten er in olie stoffen die wèl door planten en dieren kunnen worden opgenomen maar die ongezond of zelfs giftig zijn. Ook als alleen planten, dieren of bacteriën direct door de olie worden aangetast, treedt er een verslechtering van de andere partijen in het ecosysteem op, omdat deze organismen afhankelijk zijn van elkaar. Er kan dus bijvoorbeeld nooit gezegd worden dat 'alleen het gras er dood van gaat'. Olie in de bodem betekent voor de mens dat de grond onbruikbaar wordt, zowel voor het verbouwen van voedsel als voor het wonen. Grond, die met olie verontreinigd is, betekent in het laatste geval vooral een gevaar voor kinderen die op of met de grond spelen en vervolgens de olie aan de huid en de handen krijgen en het in kunnen slikken.
Ook de vogel heeft last van de verontreiniging in de bodem
Olie in het grondwater Als olie in het grondwater komt, en vooral in het diepe grondwater, dan betekent dit voor de mens dat het water onbruikbaar wordt voor de winning van drinkwater. Eén liter olie kan bijvoorbeeld 1.000.000 liter water ongeschikt maken voor consumptie! Ten eerste komt dit, omdat olie een giftige werking heeft (toxisch is) waardoor wij ziek kunnen worden. Ten tweede, omdat olie zelfs in zéér lage en ongevaarlijke concentraties al een vieze smaak veroorzaakt. Als laatste zorgt de olie er nog voor dat het water een onaangename geur krijgt, iets wat de vieze smaak nog eens versterkt.
e
oranjewoud 220
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Olie op en in het oppervlaktewater Als olie op en in het oppervlaktewater (rivier, meer, zee, sloot, kanaal etc.) terecht komt kan gemakkelijk een drijflaag ontstaan. De vette laag betekent een direct gevaar voor watervogels, vissen, insekten e.d., maar het vormt ook een gevaar voor planten en dieren in het water omdat er dan moeilijk zuurstof in het water kan komen (dit is vaak het geval in kleine sloten etc). Hierdoor wordt het zelfreinigend vermogen van het water aangetast. Na verloop van tijd komt ook de olie in de sliblaag terecht, waardoor die verontreinigd raakt.
13.5.4
Olie in het afvalstadium Rijkswaterstaat kan op verschillende manieren met olie, die in het afvalstadium terecht is gekomen, te maken krijgen. Deze manieren worden hieronder nader beschreven. Eerst wordt ingegaan op de soorten olie-afval en de verwerkingsmogelijkheden daarvan. Op basis van de verwerkingsmogelijkheden die er voor die oliën bestaan worden er 3 soorten olie-afval onderscheiden namelijk: 'afgewerkte olie', 'oliehoudend afval' en 'afvalolie'. Het verschil tussen deze drie soorten olie-afval is dat afgewerkte olie nog nuttig kan worden gebruikt (zoals het verbranden als stookolie) of na zuivering zelfs opnieuw kan worden gebruikt (hergebruik). Oliehoudend afval kan alleen worden verbrand omdat het eigenlijk met olie vervuild 'gewoon' afval is. Afvalolie is olie die meestal vermengd is geraakt met schadelijke stoffen zodat het ongeschikt geworden is voor hergebruik of nuttige toepassing. Het moet daarom beschouwd worden als gevaarlijk afval. Soorten afgewerkte olie: Het grootste deel van de afgewerkte olie is systeem- en smeerolie die meestal verontreinigd is geraakt met vaste stoffen zoals metaaldeeltjes, roest, zand, roet e.d. Voorbeelden van systeem- en smeerolie zijn oude motor- of versnellingsbakolie en olieresten. Daarnaast kan nog wat hydraulische olie vrijkomen als bijvoorbeeld een hydraulisch systeem lekraakt of ververst moet worden. Soorten oliehoudend afval: Voorbeelden van dit soort afval zijn oliedoeken, oude oliefilters en absorptiekorrels die olie bevatten.
oranjewoud 221
'Afvalstoffen, bet milieu en uw veiligheid'
Soorten afvalolie: Bij Rijkswaterstaat komt afvalolie bijvoorbeeld vrij als bilge-olie en als olie uit olie-afscheiders. Bilge-olie is het mengsel van olie, water en brandstofresten uit de machinekamer van een schip dat in de bilge (de scheepsbuik) terecht komt. In een olie-afscheider bevindt zich de olie die van het afvalwater uit het rioolstelsel is gescheiden. Dergelijke apparaten worden vaak gebruikt in de afvoer van garages en wasplaatsen e.d. Zowel bij bilge-olie als bij olie uit olieafscheiders wordt er van uitgegaan dat de olie verontreinigd kan zijn geraakt zodat deze oliën als gevaarlijke afvalstof ingevolge de afvalstoffenwetgeving moeten worden verwerkt. Ook als afgewerkte olie op een verkeerde manier wordt verzameld zodat het bijvoorbeeld vermengd wordt met brandstof (benzine, diesel), koelvloeistof, verf of oplosmiddel (terpentine, thinner e.d.) is dit afvalolie. Vooral omdat afgewerkte olie nog hergebruikt of nuttig toegepast kan worden en omdat de afvoerprijs daarvan 1/3 is van die vnn afvalolie, is het dus belangrijk om er op te letten dat de afgewerkte olie niet vermengd wordt met schadelijke stoffen (zoals verf, koelvloeistof of oplosmiddelen). Op deze manier wordt ook de hoeveelheid olie, die verwijderd moet worden beperkt. Een probleem met betrekking tot de verschillende soorten olie vormt voor Rijkswaterstaat het door particulieren achterlaten van jerrycans, vaatjes etc. gevuld met dergelijke afvalstoffen op verzorgingsplaatsen, sluizen etc.
13.5.5
Veiligheidsaspecten Zowel afgewerkte olie, oliehoudend afval als afvalolie moeten gescheiden worden gehouden en vervolgens op een veilige manier worden opgeslagen en afgevoerd. Dit betekent dat olie-afval moet worden bewaard boven een vloeistofdichte vangbak. Lekkende vaten of bussen kunnen dan geen vervuiling veroorzaken. Olie is niet licht-ontvlambaar en wordt in de wetgeving ingedeeld bij de zogenaamde 'K2' en 'K3' vloeistoffen. Hoewel dit betekent dat olie pas bij wat hogere temperaturen in brand zal vliegen, moet toch bij het werken met oliën rekening gehouden worden met eventueel brandgevaar. Het opslaghok voor oliën moet bovendien geventileerd zijn, anders kunnen er zich bijvoorbeeld giftige, bedwelmende of brandbare dampen gaan ophopen. Tevens dient men er voor op te passen dat de huid niet blootgesteld wordt aan afvaloliesoorten. Dus handschoenen dragen!
e oranjewoud 222
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.5.6
Calamiteiten met olie Zowel in de 'droge' als de 'natte' dienst krijgen de Rijkswaterstaatmedewerkers te maken met calamiteiten waarbij olie of olieproducten een rol spelen. Deze calamiteiten worden veelal veroorzaakt door ongevallen, zoals het kantelen van een tankauto of het zinken van een schip. In beide situaties ontstaat er een verontreiniging door olie, waardoor het milieu schade oploopt. Door snel en goed optreden kan deze milieuschade beperkt worden. Het opruimen van olie op de weg Regelmatig hebben waterstaat-medewerkers te maken met olie op de weg, bijvoorbeeld omdat bij een aanrijding een motor stukgereden is of omdat bij werkzaamheden aan de weg een auto of machine olie heeft staan lekken. De olie moet dan worden weggehaald om slipgevaar te voorkomen en om aantasting van het wegdek tegen te gaan. Het is echter ook belangrijk om te voorkomen dat de olie in het milieu komt (bodem of sloot). Olie op een wegdek kan op drie manieren worden weggehaald: namelijk mechanisch en door middel van absorptie en dispersie. Hieronder worden deze manieren nader beschreven. mechanisch Bij de mechanische manier wordt olie bij elkaar geveegd en opgezogen. Dit is de meest milieuvriendelijke manier om olie te verwijderen. Het nadeel is dat er een apparaat voor meegenomen moet worden en het is dus vooral een manier voor het weghalen van grotere hoeveelheden olie. De laatste resten moeten dan vaak nog met een absorptie- of oplosmiddel worden verwijderd. absorptie Bij absorptie wordt over de olie een sterk zuigend middel gestrooid of er wordt een doek of sponsachtig voorwerp op de olie gelegd. Deze methode is na opzuigen het meest milieuvriendelijk. Vooral de organische absorptiemiddelen (organische korrels of kunststof matten) zijn minder schadelijk voor het milieu dan bijvoorbeeld klei-, zand- en turfkorrels, omdat er minder grondstof nodig is en er minder afval door ontstaat. Bij wegen van ZOAB kan het best een middel met hele fijne korrels worden gebruikt, die daarna worden opgezogen. dispergeren Bij dispergeren wordt de olie vermengd met een zeepachtig middel, zodat er hele kleine oliedruppels ontstaan die in water blijven zweven. Daardoor kan de olie met water worden weggespoeld. Op deze manier komt de olie echter in het milieu terecht en het zeepachtig middel ook, wat een forse milieubelasting veroorzaakt en dus ongewenst is. Het gebruik van deze middelen is eigenlijk nooit nodig op een gewoon wegdek; op een ZOAB wegdek soms wel.
e oranjewoud 223
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Het opruimen van olie op het water De natte dienstkringen krijgen enkele keren per jaar te maken met ongevallen op het water, waarbij het oppervlaktewater verontreinigd is met olie. Deze olie moet, als het grotere hoeveelheden betreft, worden verwijderd. Bij kleinere olievlekken wordt dit door Rijkswaterstaat gedaan en bij grotere vlekken wordt in opdracht van Rijkswaterstaat een gespecialiseerd bedrijf ingeschakeld voor de opruimingswerkzaamheden. Bij dergelijke calamiteiten dient in de eerste plaats voorkomen te worden dat de olie zich verder verspreidt. Naar mate de olie zich verder verspreidt zal de olielaag dunner worden, waardoor het steeds moeilijker wordt deze te verwijderen. Hieronder wordt een aantal hulpmiddelen beschreven die gebruikt kunnen worden bij de bestrijding van olieverontreiniging op het water. a. olieschermen Uitbreiding van een olieverontreiniging kan voorkomen worden door gebruik te maken van in het water drijvende oliekerende schermen. Met behulp van deze schermen is het ook mogelijk de olievlek te transporteren naar een plaats waar de kans op schade kleiner is. Doordat verspreiding van de olielaag wordt voorkomen, blijft de laag 'dik' en is het gemakkelijker de olie met een skimmer, een soort stofzuiger, te verwijderen. Indien geen schermen op korte termijn beschikbaar zijn, kan ook gebruik gemaakt worden van takken en balken. b. dispergeermiddelen Dit zijn chemicaliën die de olie in het water verspreiden. Zij worden vooral gebruikt voor de bestrijding van grote olievlekken op zee, met name wanneer zij de kust bedreigen en andere hulpmiddelen niet snel genoeg werken. Voor zoet oppervlaktewater zijn dispergeermiddelen ongeschikt omdat zij zelf zwaar verontreinigend zijn en zij het verwijderen van de olie onmogelijk maken. c. absorptiemiddelen Ook door het gebruiken van absorberende materialen kan men voorkomen dat olie zich verspreidt. Er zijn tegenwoordig speciaal voor dit doel ontwikkelde materialen beschikbaar, die soms wel 20 maal hun eigen gewicht aan olie kunnen opnemen. Ook andere materialen, zoals hooi, stro, zaagsel, turfstrooisel en houtskool kunnen bij gebrek aan andere middelen gebruikt worden. Deze middelen zijn met name geschikt voor de bestrijding van dunne olielagen en bij kleine olievlekken in water met obstakels.
e oranjewoud 224
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
afbraak-versnellende middelen Er bestaan middelen die de groei-omstandigheden voor de van nature in het water aanwezige olie-etende bacteriën verbeteren. Deze middelen hebben echter nauwelijks praktische betekenis voor de bestrijding van acute olieverontreinigingen. Zij kunnen hoogstens dienen om de lange-termijneffecten van de olieverontreiniging te verzachten. absorberende schermen Deze schermen zijn speciaal ontwikkeld voor het bestrijden van verontreinigingen van het oppervlaktewater met oliën, vetten of chemicaliën. Zij combineren de eigenschappen van oliekerende schermen en absorbtiemiddelen. Gespecialiseerde bedrijven kunnen deze schermen reinigen, waardoor ze wel drie tot vier keer gebruikt kunnen worden.
13.5.7
Toepassing soorten olie-afval Hiervoor is aangegeven dat er met betrekking tot afgewerkte olie, afvalolie en olieafval hergebruiksmogelijkheden en mogelijkheden voor nuttige toepassing zijn. Hieronder is dit schematisch weergegeven.
e
oranjewoud 225
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Afval: - afgewerkte olie - afvalolie - olie-afval
•^
Inzamelaars
Bewerkers
1
GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN
Reraffinage tot bijv. smeerolie
Wegenbouw: - toevoegen bitumen
Brandstof: - schepen - cementmolens
e
oranjewoud 226
1 Hulpbrandstof bijv. AVR
Diversen: - toevoegen blokken openhaard - bouw: glijbekisting
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.6
Bermmaaisel en slootvuil Bij het onderhoud van wegbermen en sloten van Rijkswaterstaat komen elk jaar grote hoeveelheden bermgras en slootvuil vrij. Voor Rijkswaterstaat vormen de grote hoeveelheid en de problemen van afvoer een probleem. In de grafiek hieronder zijn de hoeveelheden en verwerkingsmethoden van bermgras en slootafval afkomstig van wegen van Rijkswaterstaat (totale oppervlakte van ongeveer 10.500 hectare) weergegeven.
bermmaaisel/ slootvuil hoeveelheden/ verwerking
Legenda BERMMAAISEL ()K»nb«nMtter
De bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het rapport 'Inventarisatie van de verwerkingsmogelijkheden van bermgras', nummer W-DWW-92-710.
13.6.1
Verontreinigingen in bermgras/slootvuil Vooral omdat wegen, en met name het verkeer daarop, een bron van vervuiling vormen (denk maar aan slijtage van banden, lekkage van olie en brandstof en de uitstoot van lood uit benzine), bevat het gras en de grond van bermen en sloten langs wegen meer milieu-gevaarlijke stoffen dan van verdergelegen land en sloten. Ook blijken bermgrassen minder voedzame stoffen te bevatten dan grassen van weilanden e.d. Het slib in de bermsloten is soms wat sterker verontreinigd, omdat de verontreinigende stoffen makkelijk door de hele fijne slibdeeltjes worden vastgehouden.
e
oran|ewoud 227
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bernunaaisel en slootvuil blijken vaak enigszins vervuild te zijn met verontreinigende stoffen (zware metalen, olie, bestrijdingsmiddelen e.d.). Daarnaast zit in het bermmaaisel ook nog een hoeveelheid zwerfvuil (los vuil langs de weg zoals blikjes, plastic, scherven e.d.) dat bij het maaien mee is genomen. Deze vervuiling kan nauwelijks door Rijkswaterstaat worden voorkomen, maar zij is wel verantwoordelijk voor een juiste afvoer ervan.
13.6.2
Verwerkingsmogelijkheden Er is een aantal mogelijkheden om bermmaaisel en slootvuil af te voeren en te verwerken. Hieronder wordt in het kort op een aantal van deze mogelijkheden ingegaan. Het beleid van Rijkswaterstaat is gericht op hergebruik en nuttige toepassing van afvalstoffen. Het composteren, het gebruiken als groenbemester en veevoer zijn daarvan goede voorbeelden. Tevens zal ook aandacht worden besteed aan het storten van bermmaaisel/slootvuil. De mogelijkheid tot verbranding wordt niet behandeld omdat dat in de praktijk nauwelijks voorkomt vanwege de hoge kosten.
13.6.2.1
Composteren Composteren wil zeggen het omzetten van organisch (natuurlijk) afval in compost, dat als bodemverbeteraar kan worden ingezet. Deze verwerkingsmogelijkheid wordt regelmatig toegepast bij Rijkswaterstaat. Het is een eenvoudig proces, waarbij bacteriën, schimmels en bodemdieren zoals wormen en pissebedden het werk doen. Zij voeden zich met het afval en zetten het om in een op aarde gelijkend materiaal, dat compost genoemd wordt. Wil het composteringproces goed verlopen dan dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan: - voldoende zuurstof - voldoende vocht - het ontbreken van giftige stoffen. Het bekendste composteerbedrijf is de VAM (Vuil Afvoer Maatschappij) in het Drentse Wijster, dat in 1929 is opgericht. Momenteel zijn in vrijwel alle provincies een of meerdere composteerinrichtingen aanwezig en ook worden er nog nieuwe inrichtingen gebouwd.
e oranjewoud 228
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Composteren van groenafval is zeer in trek, vooral het composteren van Groente-, Fruit- en Tuinafval (GFT). Echter op dit moment worden ook kritische geluiden geuit over de toepasbaarheid van het eindproduct en de afzetmogelijkheden in de toekomst. Compost zal ook moeten concurreren met de zeer goedkope dierlijke meststoffen waarvan eveneens een overschot is. Het composteren van bermgras ligt moeilijker vanwege de mogelijke aanwezigheid van zwerfvuil, zoals glas, blikjes etc. Om deze reden wordt het GFTafval niet gemengd met bermmaaisel/slootvuil. Om bermmaaisel toch te kunnen composteren is het vereist dat het zwerfvuil voor het maaien verwijderd wordt.
13.6.2.2
Groenbemesting Een fors deel van het bermmaaisel en het slootvuil wordt als groenbemester op akkergronden ondergeploegd. Zie hiervoor bovenstaande grafiek. Het maaisel en slootvuil vervullen daarbij drie functies, te weten bemesting, verbetering van de bodemstructuur en beperking van verstuiving. Ook hierbij speelt een aanwezigheid van zwerfvuil een storende rol. Momenteel wordt onderzoek verricht naar de eigenschappen van bermmaaisel als groenverbeteraar.
13.6.2.3
Veevoer De afzet van bermmaaisel, dat afkomstig is van bermen langs wegen, als veevoer, blijkt in de praktijk problematisch. Een aantal problemen is: - lagere voedingswaarde dan gras van bemest weiland - de meeste veehouders produceren zelf voldoende gras - veehouders twijfelen aan de kwaliteit van het gras door de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen - het bermgras is vaak nat, terwijl de veehouders behoefte hebben aan droog gras. Een onderzoek naar de mogelijkheden om deze afzetmogelijkheid te verbeteren is gewenst.
13.6.2.4
Storten Tegen een forse stortprijs, ongeveer ƒ 77,00 per ton, kunnen ook het bermmaaisel en slootvuil op een stortplaats gestort worden. Het storten van dergelijk afval levert op de stortplaats een aantal problemen op, zoals: - vergrote kans op stankklachten - slechte verdichtingsmogelijkheden
e
oranjewoud 229
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
-
negatieve invloed op de kwaliteit van het percolatiewater door verzuring. Buiten deze specifieke problemen met bermmaaisel op de stortplaatsen zijn er ook nog problemen met stortplaatsen op zich. Om een paar te noemen: - stortplaatsen raken vol en er is nauwelijks ruimte om nieuwe aan te leggen - eisen waaraan stortplaatsen moeten voldoen worden steeds strenger - niemand wil een stortplaats in de buurt van zijn woning. Daarom worden er bij plannen om nieuwe stortplaatsen aan te leggen bijna eindeloos veel bezwaren ingediend en procedures gevoerd om de aanleg van de stortplaats te voorkomen. Uit de bovenstaande verwerkingsmogelijkheden van bermmaaisel/slootvuil blijkt dat er aan alle genoemde mogelijkheden, nog buiten de financiële aspecten, een fors aantal milieu-hygiënische bezwaren kleven.
13.6.3
Verwerkingskosten van bermgras/slootvuil Rijkswaterstaat probeert nu op allerlei manieren om de problemen met betrekking tot bermmaaisel/slootvuil en de daarmee samenhangende kosten op te lossen. In onderstaande grafiek is een overzicht gegeven van de verwerkingsprijzen van bermmaaisel en slootafval.
^ Verwerkingsprljzen
p i * » * BIMan 130
bermgras/slootafval
120 110 100 •0 80 70
ÉÜ WLmm
ao 50 40 30 20 10-1 1 —illMihh
ïmiil
1 h a
De gegevens in de grafiek zijn ontleend aan het rapport 'Inventarisatie van de verwerkingsmogelijkheden van bermgras', nummer W-DWW-92-710.
e oranjewoud 230
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.6.4
Opslag op dienstkringterrein In sommige gevallen wordt het maaisel/slootvuil tijdelijk naar een terrein van Rijkswaterstaat gebracht of wordt het door Rijkswaterstaat gecomposteerd. In dat laatste geval moet het afval op een vloeistofdichte ondergrond worden gelegd met de mogelijkheid tot opvang van het uitstromende percolatiewater, omdat anders verontreinigende stoffen in de grond terecht komen. Tevens zal dan een vergunning krachtens de Wet milieubeheer aanwezig moeten zijn.
13.6.5
Preventieve maatregelen In de praktijk van Rijkswaterstaat zie je dat men zeer actief bezig is te zoeken naar oplossingen voor de problematiek van het bermmaaisel. Een aantal mogelijkheden hiervoor zijn onder andere het verschralen van de berm (door niet meer te klepelen en het gebruik van geel zand) en het minder maaien. Andere mogelijkheden om het ontstaan van bermmaaisel te voorkomen moeten gezocht worden in het speciaal aanleggen en beplanten van bermen, waardoor maaien niet meer nodig is. Momenteel wordt naar dit bermbeheer veel onderzoek gedaan.
13.7
Slib In dit onderdeel van de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' wordt het probleem van het baggerslib behandeld. Ofschoon deze benaming niet geheel juist is, wordt deze toch gehanteerd, omdat tijdens de interviews deze naam ook werd gebruikt. Met baggerslib wordt bedoeld het deel van de waterbodem, bestaande uit een mengsel van fijn zand, silt en klei, dat bij baggerwerkzaamheden vrijkomt.
e oran|ewoud 231
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.7.1
Ontstaan van baggerslib In het stroomgebied van de grote rivieren worden met het water allerlei materialen aangevoerd, die deels afkomstig zijn van natuurlijke erosieprocessen en deels afkomstig zijn van industriële en huishoudelijke afvallozingen. In het bovenrivierengebied bezinkt vaak een groot deel van het grovere materiaal. Door de geringere stroomsnelheid in het deltagebied en havens en kanalen bezinkt vooral hier het meer fijnkorrelige materiaal. Bij de havens in het getijdengebied wordt deze aanslibbing nog bevorderd door de overgang van zoet naar zout water. Tevens vormt het zeeslib, dat onder invloed van harde wind en de getijdebeweging wordt aangevoerd, een oorzaak voor de aanslibbing in de havens. Bij het onderhoudswerk aan de verschillende watergangen, vaarwegen en havens in Nederland, dat door de verschillende waterbeheerders verplicht is gesteld, komt baggerslib vrij. Het baggeren van deze wateren is noodzakelijk voor de handhaving van het doorstroomprofiel en de vaardiepte. De handhaving van het doorstroomprofiel is essentieel voor het beheer van de waterkwantiteit en de waterkwaliteit (bijvoorbeeld door het bemalen van polders, doorspoelen van onderwaterlopen en vervangen van verontreinigde onderwaterbodems). De handhaving van de vaardiepte is noodzakelijk voor een goede voortgang van de scheepvaart en de daarmee samenhangende economische belangen. Het baggerslib is van oudsher gebruikt om lager liggende gronden op te hogen of over gronden die in gebruik zijn voor de landbouw of als grasland een dunne laag te brengen die rijk is aan organisch materiaal. Deze mogelijkheden werden meer en meer beperkt, enerzijds door ruimtegebrek en anderzijds door 'verdachte kwaliteit' van het baggerslib.
13.7.2
Verontreiniging van baggerslib De kwaliteit van het baggerslib wordt door diverse factoren beïnvloed, zoals industrialisatie, stroming en locale afvallozingsbronnen. Verontreiniging van de waterbodem kan ook niet los worden gezien van de verontreiniging van het oppervlaktewater. De waterbodem is een plaats waar verontreinigingen zich ophopen en daar geruime tijd opgeslagen blijven. De verontreiniging van de waterbodem is een probleem voor de lange termijn. Zelfs als het oppervlaktewater al weer schoon en gezond is, zullen er nog verontreinigingen vanuit de waterbodem vrijkomen.
e oranjewoud 232
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Als verontreinigingen in havenslib kunnen genoemd worden: zware metalen, olie, milieuvreemde stoffen waaronder gechloreerde koolwaterstoffen, PCB's (poly-chloor-bifenylen) en zout. Het slib dat afkomstig is van de grote rivieren is in ernstige mate verontreinigd met milieuvreemde stoffen, zoals cadmium, zink en lood, die afkomstig zijn van lozingen in het stroomgebied van de rivieren in Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, België en Nederland.
Bagger waterbodems puur chemisch afval t«a/diaV&MM<» DeprawKMUWdrf-wmcttiurdetiikiwtrtMt-HutnnttatKiieanfntkcftwi k<<»0><Mun het beginvan de om«anpiibte mSru-opojt» jlfcr open. 0e (xavmo«TOi6mlt. fOMkubMamMvimir»tfVuMi»liw4t Crottho«vMt>rtnii%it)jMiOfi!)uufth t 3 0 4
ledentomhfti«brvtelvuierwti.D«0ft(Struxkm boten In schoon mfcr bo«n « * * • bodems foratm u i <Mt man k k kaken en mtgpi met vergroeide kopM;dt(fmtunwi|lW|(nieakiirit loocl.tw*Miu*t«im,ni«offtfiil>K3. noor. KojaatsrfMOTnMkh op lijn worptin 1»7ffla«t|t;nHdr.WiSiin8nittMiJii. H4Wk^t«RSl«<wl«(r»i rti^ttiMhacr en Af»iVHtnMwio> OngdVZAJinLcIpüiJ-DapiovincaLnnd* g d Z J L c p ü p « « r d urn m vdo l t nld i u rdi c a arr a i Mk n k i » OwksHiailMtMikiindituutvaerlnM- plwaenuii(ew4anmriMiapiU|BlHtt. cru) 2oetMJUtMi*tr *n Atvahnrttfbt- Citeren w u M d e » krant t> locn itat hindeüng (RrtA) In Lriyitmd hert unge- SchafewfccnCimaNiaHKkmoMtjkonttaonddatinuHctmmviBainKtioonKirer a o n d d a t i n H t i t o r < % l t d ( « l i % t d <%>i|salut(eBdfM((«lMiFn>%tvndt tnmivemloetiadenndrirlfitlgiea-it- pnMnaeitur. ' wikïn(nilmikinl«aidKct
ini«e«Mvi«*ietM*taut1uii f g i (topi<^aph«taf»tBirmin=n«fj«lQ- MtmulmM. ten'purotdaruw atdapotalifcMoi) PwlurwonltlBNedertïrullSnifcenlruren « m a f iawiomota dia over water hiijgen«fcbownv<»ter8cfiild wortlajBajS»"*. sm«uwegen(msburtohouden.Zar>0ffl«Bafc«hfmnm»«AlnaUi i umi tamnmtuttMn. 4xvjJg*ip«i»ir MxK*tfiUtf«rarinHfi^i»nri>p< puBwInd»bodem mtuuHfi MUMT IC (gsen vin « n mi«ordw jKM«ent. Wionjwt »t w*(h»d mutte mut m « / o > k - * # f ito#n< ko h f t U u g g T »» o üom n ineiao > c . g i lntenoMitOe)Éun«(en«»nnoCgeen Octfr WldK ji> dB «onliellirtni, »M
problemen baggerslib
De hoeveelheden baggerslib die per jaar vrijkomen zijn enorm, tussen 55.000.000 en 60.000.000 m3 per jaar. Met deze hoeveelheid kan een put met een diameter van 1 kilometer en een diepte van 70 meter gevuld worden, (bron: Rapport 89-1 van de CUR, Toepassing alternatieve materialen in de waterbouw).
De hoeveelheid baggerslib, die jaarlijks vrijkomt, maakt dat er momenteel problemen zijn met de verwerking van het baggerslib. Om deze reden worden baggerwerkzaamheden steeds vaker uitgesteld. Het aanleggen van depots en het verder ontwikkelen van hergebruiksalternatieven zijn derhalve dringend noodzakelijk.
e . oranjewoud 233
'Afvalstoffen, het milieu .en uw
13.7.3
Kwaliteitsnormen voor waterbodems Voor de beoordeling van waterbodems wordt een normenstelsel gehanteerd, dat uit drie normen bestaat op basis waarvan actie ondernomen moet worden. Deze drie normen zijn: a. algemene milieukwaliteit (AMK) Dit is de strengste norm en heeft als grenswaarde de waarde in niet of nauwelijks vervuilde gebieden. b. toetsingswaarde (TW) Deze norm is minder streng en is gebaseerd op de gehalten die worden aangetroffen in het IJsselmeer. c. signaleringswaarde (SW) Wanneer deze norm wordt overschreden kan de waterbodem worden beschouwd als 'ernstig vervuild'. In dit geval zal nader onderzoek gewenst zijn. Op basis van bovenstaande normen wordt het slib beoordeeld. De bestemming van het slib is daarvan afhankelijk en er worden 4 klassen onderscheiden. Te weten: - klasse 1 (voldoet aan AMK) Kan zonder voorwaarden in oppervlaktewater of zee worden gestort mits de oorspronkelijke waterbodem niet verslechtert. - klasse 2 (voldoet aan TW maar niet aan AMK) Kan onder voorwaarden gestort worden in het oppervlaktewater of op land. De oorspronkelijke waterbodem mag echter niet verslechteren. -
klasse 3 (voldoet aan SW maar niet aan TW) Moet gecontroleerd worden opgeborgen, bijvoorbeeld in depots of in diepe putten onder water.
-
klasse 4 (voldoet niet aan SW) Moet goed geïsoleerd worden gestort op land of in diepe putten. Voorkomen moet worden dat verontreinigingen vrijkomen.
e oranjewoud 234
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.7.4
Gevolgen van vervuild slib voor de maatschappij > Doordat er vele schadelijke stoffen in het slib aanwezig zijn, heeft dit ook gevolgen voor de drinkwatervoorziening. Er moeten steeds vaker dure zuiveringstechnieken op losgelaten worden om de goede kwaliteit te waarborgen. Daarnaast ondervinden ook de levende wezens nadeel van de vervuilde waterbodem. Zij krijgen schadelijke stoffen binnen en door het eten van de vis krijgt de mens deze stoffen ook binnen. Als laatste punt worden nog de enorme kosten genoemd, die verbonden zijn aan het verwerken van het vaak zwaar verontreinigd slib.
13.8
Asfalt Asfalt wordt bij Rijkswaterstaat in grote hoeveelheden gebruikt bij de aanleg en het onderhoud van wegen en voorts wordt in de wegenbouw gebruikt. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat asfalt is, welke soorten asfalt er zijn en wat de toepassingsmogelijkheden zijn. Voorts zal worden ingegaan op de hergebruiksmogelijkheden van asfalt. Tenslotte wordt ingegaan op maatregelen die genomen moeten worden om veilig met asfalt te kunnen werken.
13.8.1
Definitie asfalt Definitie asfalt: 'Asfalt is een mengsel van steenslag of grind, zand en vulstof (te zamen het mineraal aggregaat), dat door een bitumineus bindmiddel is gebonden'.
13.8.2
Soorten asfalt Er worden verschillende soorten asfalt gebruikt onder verschillende benamingen. De benaming van die asfaltmengsels is gebaseerd op de gebruikte componenten, de aard van het asfalt en van het bindmiddel. Hieronder wordt een aantal soorten asfalt besproken.
e
oranjewoud 235
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
warm asfalt Dit mengsel wordt onder hoge temperaturen bereid in een asfaltmenginstallatie, waarbij bitumen aan het gedroogde en hete mineraal aggregaat wordt toegevoegd. Warm asfalt wordt het meest in de wegenbouw toegepast. asfaltbeton Dit is een continu gegradeerd mengsel van steenslag, zand, vulstof en bitumen, dat op nagenoeg gehele of gedeeltelijke poriënvulling is gegrond. In het eerste geval wordt het dicht asfaltbeton en in het tweede geval open asfaltbeton genoemd. Dicht asfaltbeton wordt voor deklagen gebruikt en open asfaltbeton meestal als tussenlaag of als tijdelijke deklaag. grindasfaltbeton en steenslagasfaltbeton Dit zijn mengsels van grind of steenslag, zand, vulstof en bitumen, waarbij de aan de korrelverdeling gestelde eisen minder streng zijn dan bij asfaltbeton. De vulstof en bitumengehalten zijn doorgaans lager. Deze soort wordt onder meer gebruikt voor funderingen en tussenlagen. zeer open asfaltbeton Dit is een mengsel van steenslag, zand, vulstof en bitumen dat discontinu is gedegradeerd waardoor een hoge holle ruimte wordt bereikt. Het wordt toegepast als drainerende en geluidsarme deklaag. zandasfalt Dit is een mengsel van zand, vulstof en bitumen dat niet op gradering of poriënvulling is gegrond. Het wordt gebruikt als stabilisatie- of funderingsmateriaal. gietasfalt Dit is een mengsel van grind of steenslag, zand, vulstof of bitumen, dat op een overvulling van de poriën is gegrond. Het wordt in hete toestand gebruikt als gietklare voegvulling tussen stortsteen in de waterbouw en als materiaal voor deklagen. koudasfalt In koud verwerk asfalt wordt het bindmiddel in de vorm van een emulsie of van een vloeibitumen toegevoegd. In het eerste geval wordt de benaming emulsiebeton en in het tweede geval heet het koudasfalt. Beide soorten worden veel gebruikt voor reparatiewerkzaamheden.
oranjewoud 236
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.8.3
Toepassingsmogelijkheden van asfalt Asfalt kent vele toepassingen in de wegen- en waterbouw. wegenbouw In de wegenbouw wordt onderscheid gemaakt in verschillende soorten wegen, waarvoor verschillende soorten asfalt worden gebruikt. De verschillen zitten in de opbouw van de verharding van het materiaal. Er wordt onderscheid gemaakt in: - primaire wegen Deze wegen vormen de landelijke hoofdverbindingen. De deklagen van deze wegen bestaan meestal uit dicht asfaltbeton, steenmastiekasfalt of zeer open asfaltbeton - secundaire wegen Deze wegen vormen de belangrijke interregionale verbindingen. De verhardingsbreedte bedraagt minstens 7 meter. Als deklaag wordt vooral open asfaltbeton gebruikt. - tertiaire wegen Belangrijke verbindingen voor het regionale verkeer. Breedte tenminste 6 meter. Verhardingen zijn lichter uitgevoerd dan bij de primaire en secundaire wegen. - quartiare wegen Dit zijn plattelandswegen, waarvoor geen wegverharding is voorgeschreven. waterbouw Op grond van hun specifieke eigenschappen kunnen asfaltconstructies verschillende functies vervullen. Voorbeelden zijn bekleding van dijken en waterkerende dammen. Onder andere bij de Deltawerken is hiervan gebruik gemaakt. overige toepassingen Voorts wordt asfalt toegepast als bedrijfsvloeren en terreinverharding.
oranjewoud 237
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.8.4
Milieubelasting veroorzaakt door het werken met asfalt Momenteel wordt veel onderzoek gedaan naar de milieubelasting die mogelijk door asfalt wordt veroorzaakt. Deze onderzoeken hebben onder andere betrekking op het uitlooggedrag bij hergebruik als verharding van bedrijfsterreinen en het uitlooggedrag bij gebruik in de waterbouw. Met uitlooggedrag wordt bedoeld de eigenschap dat schadelijke stoffen uit het asfalt kunnen 'ontsnappen' bijvoorbeeld doordat ze met het regenwater meespoelen. Bij het werken met asfalt bestaat ook de kans dat de PAK, die in de bitumen voorkomen, in het milieu terecht komen. De deskundigen zijn het hierover niet eens met elkaar.
13.8.5
Hergebruiksmogelijkheden van asfalt Naar schatting komt er per jaar ongeveer 1.000.000 ton asfalt vrij bij het openbreken van oude verhardingen. Het merendeel van dit oude asfalt wordt op verschillende manieren hergebruikt. Rijkswaterstaat schrijft in haar bestekken zoveel mogelijk het hergebruik van oud asfalt voor. In het algemeen wordt oud asfalt hergebruikt in de vorm van asfaltgranulaat. Dit is oud asfalt, dat geschikt is gemaakt voor hergebruik. Dit oude asfalt kan verkregen zijn door freeswerkzaamheden en wordt dan freesasfalt genoemd. Ook kan het vrijkomen bij het opbreken van wegverhardingen. Dan wordt gesproken van breekasfalt. Het materiaal dat voor hergebruik beschikbaar komt wordt dan secundaire grondstof genoemd.
13.8.6
Veiligheidsaspecten in verband met het werken met asfalt Bij het werken met asfalt kan de gezondheid schade oplopen. Met name als in dit asfalt nog teer is verwerkt. Sinds 1993 wordt dit niet meer gedaan. Bij het werken met asfalt dat onder hoge temperaturen wordt verwerkt, worden de werknemers blootgesteld aan de rook of het condensaat dat hierbij vrijkomt. Met name in dat condensaat kan men de schadelijk PAK aantreffen. Hier wordt veel onderzoek naar gedaan. Wel is inmiddels bekend dat PAK kanker veroorzaakt bij proefdieren. Om deze reden is het van belang aandacht te besteden aan het terugdringen van de blootstelling aan deze PAK en aan de uitlaatgassen. Vaak kan dat gerealiseerd worden door een andere plaatsing van van de uitlaatpijpen en een betere afstelling van de motoren van de asfalteermachines.
e
oranjewoud 238
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Tevens zijn maatregelen nodig om het ontstaan van nevel tijdens het sproeien zoveel mogelijk te beperken en de persoon die sproeit tegen deze nevel te beschermen. Huidcontact met met condensaat verontreinigde onderdelen zal zoveel mogelijk beperkt moeten worden. Maatregelen kunnen zijn: -
13.9
het voorkomen van verontreiniging van de apparatuur en gereedschappen het regelmatig reinigen van apparatuur en gereedschappen het dragen van beschermende kleding en handschoenen het regelmatig reinigen en vervangen daarvan een goede hygiëne.
Asbest Uit onderzoek en publicaties is gebleken dat asbest zeer schadelijk is voor de volksgezondheid. Omdat ook de Rijkswaterstaatmedewerker te maken kan krijgen met asbest wordt in de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' aandacht besteed aan deze stof.
13.9.1
Asbest in het algemeen Asbest is een verzamelnaam voor een aantal silicaatgesteenten. Het wordt gewonnen in de voormalige Sovjet-Unie, Canada, Zuid-Afrika, Verenigde Staten, Turkije, Cyprus en Italië. Er zijn verschillende soorten asbest, wit asbest, bruin asbest en blauw asbest. Ongeveer 90% van het in Nederland gebruikte asbest is wit asbest. Asbest is een sterk en onverwoestbaar materiaal (Asbestos is Grieks voor onvergankelijk/onverwoestbaar) dat vele gunstige eigenschappen heeft zoals hittebestendigheid, geringe warmtegeleiding, chemicaliënbestendigheid, slijtvastheid en een relatief lage prijs.
13.9.2
Toepassingen asbest bij Rijkswaterstaat Door de hiervoor beschreven eigenschappen is asbest vanaf 1950 in zeer veel producten toegepast. Bij Rijkswaterstaat zijn en worden asbesthoudende materialen gebruikt, zoals: - asbestcementbuizen (riolen, drinkwaterleidingnet) - asbestcement damwanden en beschoeiingen
oranjewoud 239
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
- remvoeringen en frictiemateriaal (voertuigen) - isolatiemateriaal (tunnels en verwarmingsketels) - asbestkit en asbestpleister (brandwerende laag op stalen constructies) - afdichtingsmaterialen en pakkingen (machines) - kantoren en huizen (dakbedekking, plantenbakken, vloerbedekking). Asbestvezels, die verwerkt zijn in een bepaald product, kun je met het blote oog niet herkennen of zien. Alleen met speciale meetapparatuur (microscopen, infraroodanalyse) is vast te stellen of iets asbest bevat of niet. Een dergelijk onderzoek kan uitgevoerd worden in gevallen waarin getwijfeld wordt over de aanwezigheid van asbest in een bepaald product. Bij Rijkswaterstaat zal men vooral bij sloop- en onderhoudswerkzaamheden te maken kunnen krijgen met asbest. Alvorens met de werkzaamheden te beginnen moet eerst onderzocht worden of er asbest gebruikt is bij de bouw. Dit kan op twee manieren gebeuren: 1. Het bestuderen van oude bestekken uit de archieven van Rijkswaterstaat of 2. Het laten uitvoeren van onderzoek en analyse, zoals hierboven is beschreven. Van bepaalde gebruikte producten is het reeds bekend dat zij asbest bevatten. Voor deze materialen is geen nader onderzoek meer nodig, hetgeen kostenbesparend werkt.
13.9.3
Uitvoeren werkzaamheden waar asbest bij vrijkomt Werkzaamheden waarbij asbest vrij kan komen kunnen bij Rijkswaterstaat op twee manieren worden uitgevoerd: 1. door aannemers Wanneer bij Rijkswaterstaat een vermoeden bestaat dat er bij het uitvoeren van een bepaald werk asbest vrij kan komen dan is het de taak van Rijkswaterstaat de aannemer hiervan op de hoogte te brengen. Rijkswaterstaat kan dan in het bestek speciale bepalingen opnemen om er zeker van te zijn dat het werken met en het verwerken en afvoeren van asbesthoudende materialen gebeurt op de manier zoals hij dat wil en zoals in wettelijke regelingen is voorgeschreven. De aannemer is dan verantwoordelijk voor de juiste wijze van werken en de juiste wijze van verwerking en verwijdering van asbesthoudende materialen. Er zijn bedrijven die zich hebben gespecialiseerd in het uitvoeren van werkzaamheden waarbij asbest kan vrijkomen.
oranjewoud 240
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
2. door Rijkswaterstaat zelf Wanneer de werkzaamheden worden verricht door personeel van Rijkswaterstaat zelf, dan is Rijkswaterstaat zelf verantwoordelijk voor de gang van zaken.
13.9.4
Asbestwerk c.q. -sloopplan Bij het uitvoeren van (sloop)werkzaamheden zal men volgens de regels van de Arbeidsinspectie moeten werken. Dat betekent werken onder strenge voorschriften volgens een van tevoren opgesteld en door de Arbeidsinspectie goedgekeurd werk- of sloopplan. In dit plan moet onder andere worden aangegeven: - werkvolgorde en werkmethode - veiligheidsmaatregelen - laadwijze en afvoer van asbesthoudende sloopmaterialen. Asbesthoudend afval dient bij transport verpakt te worden in dubbellaags plastic zakken (vochtig), voorzien van een duidelijk asbestetiket. Een voorbeeld hiervan is hieronder weergegeven.
asbestetiket BIBLIOTHEEK Dienst Weg- én Waterbouwkunde Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft . Tel. 015-2 699 363
e oraniewoud 241
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Bij grotere brokken asbesthoudend afval kan vervoer plaatsvinden in afgesloten containers, met op de container de vermelding 'Asbesthoudend afval'.
13.9.5
Het afvoeren van asbesthoudend afval Ingevolge het Aanwijzingsbesluit Gevaarlijke Afvalstoffen, behorend bij de Wet milieubeheer, is bouw- en sloopafval en afvalstoffen met een asbestgehalte van 5000 mg/kg of hoger en asbestafval met een asbestgehalte van 5000 mg/kg of hoger aangewezen als een gevaarlijke afvalstof (vroeger een chemische afvalstof), die alleen mag worden afgegeven aan een vergunninghouder en na melding bij de overheid. Zie hiervoor hoofdstuk 9 'Wetgeving en procedures'.
13.9.6
Gezondheidsrisico's bij het werken met asbest Asbestvezels die door verschillende werkzaamheden met asbest of asbesthoudende materialen in de lucht zweven, kunnen door inademing opgenomen worden in het menselijk lichaam en daar verschillende ernstige ziekten veroorzaken. Niet alle soorten asbest veroorzaken dezelfde grote gezondheidsrisico's. De blauwe asbest is de gevaarlijkste, daarna volgen de bruine en de witte asbest. Enkele aandoeningen die veroorzaakt kunnen worden door het werken met asbest zijn: -
Asbestose Deze aandoening is vergelijkbaar met stoflongen die mijnwerkers in het verleden hebben opgelopen. Asbestvezels dringen diep de longen in en beschadigen daar het longweefsel. Doordat de longwand wordt geïrriteerd, kan littekenweefsel en bindweefselvorming ontstaan. Hierdoor verliezen de longen hun soepelheid en elasticiteit en gaan moeilijker funktioneren. De patiënt krijgt ademhalingsmoeilijkheden, die een belasting vormen voor het hart. Op zich is deze ziekte niet dodelijk, doch de kans dat de patiënt aan een hartaanval overlijdt, is groot. Voorts loopt ongeveer 36% van de asbestosepatiënten kans longkanker te krijgen. Asbestose is niet te genezen.
oranjewoud 242
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
-
Longkanker Asbest kan verschillende vormen van kanker veroorzaken, zoals longkanker (door het inademen van asbestvezels) en kanker aan het maag- en darmkanaal (door het inslikken van asbestvezels). Ook op andere plaatsen waar vezels doordringen en weefsel geïrriteerd raakt, kunnen andere vormen van kanker ontstaan. Doordat longkanker op verschillende manieren kan ontstaan is de invloed van asbest op de vorming van longkanker zeer moeilijk te bepalen. Mensen die roken en met asbest werken hebben een grotere kans (factor 10) op longkanker. De oorzaak hiervan is dat de asbestvezels gaan trillen onder invloed van de tabaksrook. Door het trillen beschadigt de vezel het longweefsel, waardoor irritatie ontstaat.
-
Mesothelioom Dit is een kwaadaardige vorm van kanker aan borst-, buik- of longvlies en hartzakjes, die al veroorzaakt kan worden door één asbestvezel. Voor deze ziekte bestaat geen behandeling.
De ziekten die hierboven beschreven zijn, worden met name veroorzaakt door blauwe en bruine asbest. Het uitvoeren van werkzaamheden waarbij asbestvezels vrij kunnen komen kan alleen veilig gebeuren als men speciale veiligheidsmaatregelen treft: -
veiligheidskleding die volkomen afsluit met speciale zuurstofvoorziening (perslucht) - veiligheidshandschoenen en laarzen - douche-gelegenheid: Na afloop van de werkzaamheden moet de werknemer met de kleding nog aan geruime tijd onder een speciale douche afgespoeld worden, waarbij het aflopende water wordt opgevangen in een speciale tank. Daarna mag het veiligheidspak uitgetrokken worden. Het pak en de onderkleding moeten op een speciale wijze gereinigd worden.
13.9.7
Beperking van het gebruik van asbest Het beleid van de overheid is er op gericht in het belang van de volksgezondheid en het belang van het milieu het gebruik in de nabije toekomst geheel te gaan verbieden. Er zijn al verschillende wettelijke regelingen gemaakt die al een gedeeltelijk verbod omvatten. Ook Rijkswaterstaat wil, mede door de wetgeving gedwongen, af van het gebruik van asbest.
e
oranjewoud 243
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Voor 98 % van de asbesttoepassingen bestaat een goed vervangend, asbestvrij, alternatief. Vaak zijn deze alternatieven iets duurder, maar daar tegenover staat dat sloop- en reparatiewerkzaamheden veel voordeliger zijn en het werken gezonder is voor de werknemers. Enkele voorbeelden van alternatieven zijn: -
asbestcementbuizen kunnen vervangen worden door poly-ethyleen buizen of buizen van gewapend beton, beton met kunststofvezels - voor het wagenpark van Rijkswaterstaat kan gekozen worden voor asbestvrije frictie- en remmaterialen.
13.10
Verpakkingen en kunststof Bij Rijkswaterstaat komt ook een forse hoeveelheid verpakkingsmaterialen vrij die vaak van kunststof zijn gemaakt. Daarnaast komen bij werken, die door of in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd worden, zoals het verwijderen van kunststofleidingen, oeverwerkzaamheden (geotextielen, perkoenpaaltjes), wegwerkzaamheden (folie, markeringspaaltjes), bouw en sloop van inrichtingen, kunstoffen vrij. Hieronder zal eerst worden ingegaan op de verpakkingsmaterialen en vervolgens op de kunststoffen.
13.10.1
Verpakkingsmaterialen Eén van de oorzaken van het alsmaar blijven groeien van de afvalberg, is vrijkomen van enorme hoeveelheden verpakkingsmateriaal. Verpakkingsmaterialen kunnen de volgende functies vervullen: -
bescherming tegen invloeden van buitenaf De verpakking beschermt enerzijds het product tegen beschadiging, bederf etc. en anderzijds beschermt het de buitenwereld tegen een bepaald product, zoals bijvoorbeeld een agressief middel zoals chloor.
-
transport en distributie Verpakkingen zorgen er voor dat producten gemakkelijk vervoerd kunnen worden in grote hoeveelheden.
-
verkoop Verpakkingen prijzen het product aan, zodat het aantrekkelijk is om het te kopen.
e
oranjewoud 244
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
-
informatie De verpakking geeft informatie over het product dat er in zit, zoals hoeveelheid, samenstelling, gebruiksaanwijzing etc.
-
voorraadbeheer De streepjescode op de verpakking heeft het mogelijk gemaakt de verwerking van gegevens over de voorraad en benodigde samenstelling te automatiseren.
Bovengenoemde functies van verpakkingen zijn belangrijk. Echter het grootste deel van het verpakkingsmateriaal is wegwerpmateriaal, waardoor de afvalberg alsmaar groeit. Om dit probleem aan te pakken kan men bij Rijkswaterstaat, met name bij het kopen van producten een aantal dingen doen: 1. Indien mogelijk onverpakte producten kopen. 2. Daarna hebben verpakkingen die opnieuw gevuld kunnen worden de voorkeur. 3. Verpakkingen die te recyclen zijn (en ook feitelijk gerecycled worden) zijn te verkiezen boven wegwerpverpakkingen. 4. Een enkele verpakkingslaag is beter dan verschillende verpakkingslagen over elkaar.
13.10.2
Milieubelasting door verpakking In iedere fase van de 'productlevensloop' wordt het milieu in zekere mate belast. Om een aantal voorbeelden te noemen: - de productie van verpakkingen kost energie, waardoor de energievoorraden worden aangesproken en het laten werken van een electriciteitscentrale veroorzaakt onder andere luchtvervuiling - het maken van verpakkingen gaat gepaard met vervuiling van water en lucht - bij de winning van bauxiet, de grondstof voor aluminium, ontstaan enorme open mijngaten - door de winning van zilverzand voor de glasproductie ontstaat grote schade aan het landschap.
e oranjewoud 245
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Om deze milieubelasting terug te dringen kan men een aantal dingen doen, te weten:
13.10.3
-
hergebruik van verpakkingen Als men een verpakking vaker gebruikt, neemt in het algemeen de gemiddelde milieubelasting af. Immers iedere keer dat een verpakking opnieuw gebruikt wordt, wordt een nieuwe verpakking bespaard. Een voorbeeld hiervan uit de Rijkswaterstaatpraktijk is het gebruiken van verf die in containers verpakt is in plaats van in wegwerpblikken. Een voorbeeld uit het dagelijks leven is het gebruik van statiegeldflessen in plaats van wegwerpflessen.
-
recyclen van verpakkingen Een andere manier om eenmaal gewonnen grondstoffen in een kringloop te houden is recycling. Hierbij gaat de verpakking als zodanig verloren, maar blijft het verpakkingsmateriaal behouden. Een goed voorbeeld hiervan is het recyclen van papier en glas. Deze twee voorbeelden zijn het meest bekend en het verst ontwikkeld. Wie kent immers niet de papiercontainers, die overal in de woonwijken zijn geplaatst en de glasbakken.
Kunststoffen In de praktijk van Rijkswaterstaat ontstaat ook een behoorlijke hoeveelheid kunststoffen bij de uitvoering van werkzaamheden. Kunststoffen worden in het spraakgebruik vaak plastic genoemd. Dit plastic is geschikt voor zeer veel toepassingen en heeft enkele zeer aansprekende eigenschappen: het is licht, het kan tegen een stootje, kan doorzichtig zijn, kan gemakkelijk in allerlei vormen gebracht worden etc. Plastics bestaan uit bepaalde chemische stoffen, die tot lange ketens aaneengeregen zijn. Dit is de reden dat bij deze soorten kunststof het uit het Grieks afkomstige voorvoegsel 'poly', dat veel betekent, voorkomt. De meest voorkomende plastics zijn:
-PE -PS -PP -PET -PVC
= = = = =
poly-eth(yl)een poly-styreen poly-propeen poly-etheen-tereftalaat poly-vinyl-chloride.
Deze laatste is een veelgebruikte kunststof, dies onder de afkorting PVC zeer bekend is. Deze PVC is gedurende de gehele 'levensloop' zeer schadelijk: - bij de productie is het giftige chloor nodig en ontstaat de kankerverwekkende vinylchloride
e oranjewoud 246
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
- op stortplaatsen kunnen er schadelijke stoffen uit vrij komen - beesten, met name vogels die hun voedsel op stortplaatsen zoeken kunnen behoorlijke hoeveelheden PVC binnen krijgen waardoor ze ziek worden en vaak sterven - bij de verbranding kan PVC de bron zijn van het ontstaan van dioxine, de giftigste stof die de mens ooit gemaakt heeft. In het belang van het milieu is terugdringing van het gebruik van PVC van groot belang. PVC kan goed gerecycled worden bij gespecialiseerde bedrijven, waarvan er enkele in Nederland zijn.
13.10.4
Scheiding van verpakkingsmaterialen en kunststoffen Om recycling van deze verpakkingsmaterialen en kunststoffen mogelijk te maken is het noodzakelijk de afvalstoffen gescheiden te bewaren. Dus men moet niet alle soorten kunststoffen, metalen, oud papier etc. door elkaar in één container gooien. In het kader van de bedrijfsinterne milieuzorg, ziet men dozen en containers op de werkplek verschijnen waarin het oud papier ingezameld wordt. Er zijn zogenoemde chemoboxen geplaatst om oude batterijen, linten van printers etc. in te deponeren. Ook kunststoffen kunnen apart ingezameld en bewaard worden om recycling mogelijk te maken. Een probleem dat zich kan voordoen bij het gescheiden bewaren van kunststoffen, maar ook bij metalen, is de herkenning van de verschillende soorten, die uiterlijk en bij kunststoffen ook qua benaming sterk op elkaar lijken. Echter met enkele eenvoudige testen is goed onderscheid te maken tussen de verschillende kunststoffen. In de 'Leidraad afvalstoffen' wordt op pagina 4 en 5 van afvalstoffenkaart nummer 11.07 een aantal van deze testen beschreven. In de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' zal op de volgende pagina een stappenplan aangereikt worden waarmee men verschillende kunststoffen kan onderscheiden als niet op het materiaal staat vermeld wat het is. Veiligheid Bij het uitvoeren van enkele testen moet men vuur gebruiken. Hier dient men voorzichtig mee om te gaan en ook dient voorkomen te worden dat men de dampen inademt. Een goede ventilatie is noodzakelijk.
e
oranjewoud 247
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
stappenplan om onderscheid te maken tussen kunststoffen STAP 1 : VOELEN Hoe voett het plastic aan? | zacht / wasacnog STAP 2: LUISTEREN Laat het plastic op een harde ondergrond vallen
PE - poty-ethyleen - aanwezig in flessen voor schoonmaakmiddel
Nee?
Nee?
PS - polystyreen - aanwezig in: . koffiebekertjes . kunststof glazen
| het drijft ] — j — =
>• Ga verder naar stap 5
metaalachtig STAP 3: WATERPROEF Snij een stukje plastic af, reinig en spoel het af. Duw het in een bak water onder en laat het los.
STAP 4: VLAMPROEF Hou een schoon stuk koperdraad in een vlam tot het roodgloeiend is. Hou het gloeiende uiteind tegen het plastic, zodat het er aan vast smelt Hou de draad vervolgens met het plastic weer in de vlam.
STAP 5: VUURPROEF Snij een stukje plastic af. Neem een onbrandbare ondergrond, bv. een schaaltje. Hou het stukje plastic met een tang in de vlam, daarna boven het schaaltje. Let op geur, kleur en druppels.
Nee?
vlam helder groen
Ja?
Nee?
PVC - polyvlnylchlorlde - aanwezig in: . kunststof leidingen . folies
blauwe vlam met gele top, druppels lijkend op smettend kaarsvet en dovend bij neerkomst en ruikend naar smettend kaarsvet
Ja?
PE
Nee? gele vlam met onderaan een spoortje helder blauw, druppels als bij PE, de geur is anders, doch lijkt op kaarsvet
oranje-gele vlam met roetvtokjes en zwarte rook, de druppels blijven branden, ruikend naar gas
Ja?
Ja?
Nee? [gele vlam, ruikt als boter voor tekst zie: pag. 249
oranjewoud 248
Ja?
-PET
'Afvalstoffen, bet milieu en uw veiligheid'
Poly-ethyleen is in twee soorten te onderscheiden, namelijk een harde en een zachte soort. Het onderscheid is met het krassen van de nagel aan te tonen. Bij de zachte kan met een nagel een kras gemaakt worden en bij de harde lukt dat niet. PE is onder andere aanwezig in: - naast de bij stap 1 van het stappenplan genoemde, ook nog in sterke zakken, jerrycans, pallets, kratten (Harde PE). - krimphoezen, voedseldozen, emmers, telefoonkabel, draagtassen, papiercoating (Zachte PE). Poly-propeen is onder andere aanwezig in tuinmeubels, accubakken, jerrycans, kratten, margarinekuipjes en injectiespuiten. Poly-styreen kan in verschillende vormen voorkomen, namelijk als gewoon kunststof, in slagvaste vorm en als schuim. Deze stof is onder andere aanwezig in kunststof glazen, speelgoed, medische voorwerpen zoals injectiespuiten, isolatiemateriaal, plafondtegels, koffiebekers, eenmalig serviesgoed, serveerbladen, binnenbekleding ijskast. Poly-etheen-tereftalaat is onder andere aanwezig in polyester garen, magnetische tape, frisdrankflessen (hard) en doorzichtige verpakking. Scheiding metalen Tot slot nog een methode om metalen te kunnen selecteren. Deze test heeft betrekking op metalen. Op simpele wijze kan met behulp van een magneet onderzocht worden of men met ijzer, blik of staal van doen heeft. Volgens dit principe scheiden ook afvalverwerkers hun metaalstromen en wordt bijvoorbeeld in huisvuilverbrandingsinstallaties ook het metaal teruggewonnen. In de tekening hiernaast is dit principe weergegeven.
e
or<M|ewoud 249
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
magneet
metaalterugwinning uit afval
13.11
Wegenvuil Bij het onderhoud en met name het schoonhouden van de wegen komt bij Rijkswaterstaat een hoop vuil vrij in de vorm van veegvuil, ZOAB-vuil en kolkenslib. Veegvuil is het fijne straatvuil dat door veegwagens is weggeborsteld. ZOABvuil is een mengsel van water en fijn straatvuil van ZOAB-wegen. Op het poreuze ZOAB-wegdek is gewoon vegen namelijk niet goed mogelijk. In plaats daarvan wordt het wegdek onder hoge druk bespoten en vervolgens als het ware leeggezogen. Kolkenslib is het zand en straatvuil dat in straatkolken en pompkelders van tunnels terechtgekomen is en vervolgens wordt weggezogen. Zowel veegvuil, ZOAB-vuil als kolkenslib blijken vrijwel altijd verontreinigd, iets wat niet ondenkbaar is gezien het gebruik van de weg, waar bijvoorbeeld auto's regelmatig iets olie verliezen. Om die reden is zowel de opslag als de afvoer een probleem.
13.11.1
Verontreinigingen in wegenvuil Het vuil van de wegen blijkt hoofdzakelijk vervuild met zware metalen, oliën en PAK. Het gehalte van deze stoffen is echter heel wisselend en kan bijvoorbeeld afhangen van de drukte van de weg, het soort wegdek en het weer e.d. Bij ZOAB-vuil speelt ook de regelmaat waarmee geveegd wordt een rol. Kolkenslib blijkt vaak het sterkst verontreinigd.
e
oranjewoud 250
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
In het algemeen zijn de gehalten aan de genoemde stoffen zo hoog, dat het vuil niet zomaar mag worden opgeslagen, hergebruikt of afgevoerd naar een stortplaats. In die gevallen moet het als gevaarlijk afval worden afgevoerd.
13.11.2
Opslag en verwerking/afvoer Verontreinigd wegenvuil dat naar een steunpunt gebracht wordt, kan niet zomaar op het terrein worden opgeslagen. Ten eerste kan het soms beter zijn om kolkenslib en veegvuil niet bij elkaar te gooien. Dit vuil kan namelijk erg op elkaar lijken, maar soms is het gehalte aan verontreinigingen heel verschillend. Ten tweede kunnen verontreinigende stoffen uit het wegenvuil in de bodem terecht komen waardoor ook de bodem van het steunpunt verontreinigd raakt. Het wegenvuil moet daarom boven een waterdichte vloer of in een opslagbassin worden opgeslagen. Ten derde bestaat het ZOAB-vuil uit een mengsel van vuil en water dat moet worden gescheiden. Het vaste vuil kan dan worden opgeslagen. Het vloeibare vuil kan opnieuw worden gebruikt of worden geloosd, maar er moet wel rekening mee gehouden worden dat het water ook vervuild kan zijn, zodat voor de lozing een vergunning nodig is. Door het vuil te bemonsteren en het in een laboratorium te laten analyseren kan vervolgens bekeken worden hoe sterk het wegenvuil verontreinigd is en op wat voor manier het moet worden afgevoerd. Als het slechts heel licht verontreinigd is, kan het wegenvuil in aanmerking komen om opnieuw gebruikt te worden, bijvoorbeeld als vervanging van (berm)grond. In andere gevallen zal het op een gewone stortplaats moeten worden gestort. Het opnieuw gebruiken van kolkenslib (hergebruik) is vrijwel nooit mogelijk (of met allerlei beperkingen), daarvoor is het namelijk te sterk verontreinigd. Verontreinigd afval moet meestal worden verbrand of gestort. In sommige gevallen kan het wegenvuil zo sterk verontreinigd zijn dat het als chemisch afval moet worden afgevoerd. Dit betekent dat het afval naar speciale stortplaatsen of verbrandingsinstallaties moet worden afgevoerd. Wegenvuil mag niet worden gemengd met bijvoorbeeld verontreinigd slootvuil. Dit laatste is meestal veel minder sterk verontreinigd.
oranjewoud 251
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.12
Wegenzout Ofschoon wegenzout niet een afvalstof is, kan het gebruik van wegenzout en de opslag ervan wel gevolgen hebben voor het milieu. Om deze reden toch enige aandacht voor wegenzout in de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'. Voor de gladheidsbestrijding hebben de dienstkringen op de verschillende steunpunten zoutvoorraden. De hoeveelheden opgeslagen zout varieert. Gemiddeld is dit tussen de 500 en 1000 ton zout per terrein. De hoeveelheid zout die per jaar over onze wegen wordt uitgereden varieert sterk omdat dit afhangt van de weersomstandigheden in elke winter.
13.12.1
Samenstelling wegenzout Wegenzout heeft exact dezelfde samenstelling als 'keukenzout'. Het bestaat voor vrijwel 100% uit natriumchloride (NaCl) dat in Nederland uit zoutlagen in de diepe ondergrond wordt gewonnen. Bij de winning wordt water naar beneden gepompt dat daarna samen met het korrelzout weer naar boven komt (pekel). Een deel van het zout wordt gebruikt om chloor te maken. Daarnaast worden de grovere zoutkorrels meestal verwerkt tot strooizout en de fijnere korrels tot keukenzout. Aan het wegenzout werden vroeger diverse stoffen toegevoegd om ervoor te zorgen dat het niet hard werd (bloedloog en natronloog) en zodat men 's avonds kon zien waar gestrooid was (fluoresceïne). Tegenwoordig wordt aan het zout alleen nog het anti-klontermiddel 'bloedloog' toegevoegd (kaliumferrocyanide, een vrij ongevaarlijke cyanideverbinding), waarmee voorkomen wordt dat het iets vochtige zout bevriest of hard wordt. Onder invloed van zonlicht kan het bloedloog worden omgezet. Het zout krijgt daardoor soms een iets blauwe kleuring.
oranjewoud 252
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.12.2
Milieu-aspecten met betrekking tot wegenzout Het probleem van zout in de grond of in het water is dat het aanleiding geeft tot allerlei storingen in de voeding van bomen en struiken e.d. Het zout zorgt er in de grond namelijk voor dat bepaalde andere voedingsstoffen niet meer door de plant kunnen worden opgenomen. Die storingen kunnen aanleiding geven tot afname van de groei of tot ziekten en uiteindelijk zelfs leiden tot sterfte van de plant. Omdat zout bovendien vrij moeilijk uit het water te verwijderen is, kan het zout worden van grondwater (verzilting) de drinkwaterwinning in gevaar brengen. Om deze redenen moet altijd zoveel mogelijk worden voorkomen dat het zout in de grond dringt of in het water terecht komt.
13.12.3
Strooimethoden De gladheidsbestrijding vindt plaats door het 'droog strooien' en het 'nat strooien' van zout. Bij het droog strooien worden de korrels uitgestrooid over de weg. Bij het nat strooien worden de korrels vlak voor het uitstrooien gemengd met water zodat als het ware met zoutwater wordt gestrooid. Tegenwoordig wordt er bijna altijd nat gestrooid. De voordelen hiervan zijn: a. dat het zout beter wordt verspreid b. er minder zout nodig is c. dat er nauwkeuriger gestrooid kan worden over een grotere breedte, waardoor de kans op schade voor het milieu kleiner wordt d. dat er een betere dooi van het ijs of de sneeuw optreedt en dat er bij deze methode met hogere snelheid gereden kan worden zodat het strooiwerk sneller klaar is. Nadelen zijn dat er andere en extra apparatuur voor nodig is. Deze investeringen zijn momenteel echter vrijwel overal al gedaan.
13.12.4
Milieu-aspecten met betrekking tot het strooien Belangrijk voor het milieu is dat er bij de natte strooimethode 50% minder zout nodig is dan bij het droog strooien, waardoor er rond de wegen veel minder zout in de grond en in de sloten komt.
oranjewoud 253
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
13.12.5
Opslag van wegenzout Vroeger werd het wegenzout vaak onoverdekt opgeslagen zodat het gemakkelijk kon inregenen en veel zout wegspoelde. Tegenwoordig wordt het zout meestal overdekt opgeslagen in een speciale zoutloods met open voorpui, enkele terreinen hebben zelfs een geheel gesloten opslag. Op sommige terreinen zijn echter nog zoutopslagen aanwezig die door middel van plastic worden afgedekt. Het opgeslagen zout is vaak (voor een deel) vochtig of nat. Enerzijds komt dit omdat zout vocht aantrekt en bijvoorbeeld bij levering al een hoeveelheid water bevat (ongeveer 3%), anderzijds komt dit omdat bij de overslag van zout bij slecht weer het zout nat wordt en dit vocht vervolgens vasthoudt. Ook kan het zout natregenen als bijvoorbeeld de wind op een loods staat, het zout tot aan de ingang ligt of een afdekfolie opwaait. Als het zout nat is bestaat de kans dat het afstroomt en in de grond of in het (grond)water terecht komt.
13.12.6
Milieu-aspecten met betrekking tot zoutopslag Er kan een aantal maatregelen worden genomen waarmee voorkomen wordt dat bij de opslag van strooizout het zout in de bodem dringt of in de sloot komt. In eerste instantie kan de vloer van de opslagloods waterdicht worden gemaakt en kunnen putjes en goten voor de afvoer van zout water het water naar een opslagtank of riolering afvoeren in plaats van naar de sloot. Ook bij het schoonmaken van strooiwagens moet rekening gehouden worden met het feit dat zout water vrijkomt. Indien mogelijk moet ook dit water naar een opslagtank of riolering worden afgevoerd. Strooiwater Het water dat meegenomen wordt op de strooiwagen mag niet bevriezen. Daarom wordt aan dit water eerst nog zout toegevoegd. Sommige dienstkringen hebben daar een speciale zoutmenginstallatie voor. Andere dienstkringen gebruiken water waarin calciumchloride (CaCl) is opgelost. Weer anderen gebruiken deze oplossing óók, maar maken zelf hun strooiwater door calciumchloride-korrels ('flakes') te mengen met regen-, grond- of leidingwater. Het mengen van deze korrels met water is een zorgvuldig karwei omdat calciumchloride een vrij agressief soort zout is. De meeste dienstkringen hebben voor de opslag van het strooiwater (calciumchloride-oplossing) op het terrein een paar kunststof tanks staan met een gezamenlijke inhoud van circa 10.000 tot 50.000 liter.
e
oranjewoud 254
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Om te voorkomen dat bij het lekraken of bij aanrijding van een tank zeer veel zout in één keer in de grond of in de sloot zou komen, zijn op veel terreinen de tanks in een betonnen opvangbak gezet. De bak heeft een afvoer die regelmatig even open moet worden gezet om het ingevallen regenwater weg te laten lopen. De afvoer moet echter niet open blijven staan! Door middel van vergunningvoorschriften kunnen aan de wijze van opslag voorschriften worden gesteld.
e
oranjewoud 255
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Literatuur 'Nota KWS2000' Ministerie VROM 'Asbest bijRijkswaterstaat' Ing. H. Wever Rijkswaterstaat DWW 'Inventarisatie van de verwerkingsmogeiijkheden van bermgras' Rijkswaterstaat, DWW 'Gebruik en milieuhygiënische gevolgen van teerprodukten in de wegenbouw' Rijkswaterstaat DWW 'Van bagger tot bouwstof (onmogelijkheden)' Rijkswaterstaat DWW 'Rapport Handleiding Afvalverwerking' Rijkswaterstaat Dienstkring Leiden Ingenieursbureau 'Oranjewoud' B.V. 'Meerjarenplan verwijdering gevaarlijke afvalstoffen' Ministerie VROM/IPO 'Concept informatiedocument Straalgrit' Ministerie VROM 'Rapport naar hergebruik van gereinigd straalgrit' Ministerie VROM 'Reinigen van staal door stralen' Stichting Centrum Staal 'Asfalt en milieu' VBW Asfalt 'Asfalt in wegen- en waterbouw' VBW Asfalt
e oranjewoud 256
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
'PAK in de wegenbouw. Hergebruik asfalt met teer' CROW 'Blootstelling aan PAK in de wegenbouw' Stichting Arbouw en CROW 'Cursus beheer groenvoorzieningen' Rijkswaterstaat
"PieHi Literatuur-overzicht
e oranjewoud 257
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Afkortingenlijst Hieronder wordt een overzicht gegeven van afkorting die u kunt tegenkomen als u op het gebied van afvalstoffen en milieu beweegt. Niet alle afkortingen worden in de cursus 'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid' gebruikt. U kunt de lijst als algemeen naslagwerk beschouwen. AAC ACTS AI AID AMvB AMK AOO AOS APV Arbo AVI AVR Aw B&O BA oBB BACA BAGA BD BESTAR BIC BICA BIM Bmw BMWCA BOOT BRL BRBS BSA bv BV BZV CA CAM
e orait|ewoud
Asbest Advies Centrum Afval Container Transport Systeem Arbeidsinspectie (oude naam, is nu ISZW) Algemene Inspectie Dienst Algemene Maatregel van Bestuur Algemene Milieukwaliteit Afval Overleg Orgaan Afval Overslag Station Algemeen Politie Verordening Arbeidsomstandigheden(wet) Afval Verbrandingsinstallatie Afvalverwerking Rijmond Afvalstoffenwet (vervallen) Beheer en Onderhoud Bedrijfsafval ontwerp-Bouwstoffenbesluit Besluit Aanwijzing Chemische Afvalstoffen Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen Bouwdienst Rijkswaterstaat (Computerprogramma) bestekadministratie Rijkswaterstaat Biogeografisch Informatie Centrum Besluit Inzameling Chemische Afvalstoffen Bedrijfsinterne Milieuzorg Bestrijdingsmiddelenwet Bureau Meldingen Wet chemische afvalstoffen Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks Beoordelingsrichtlijn (voor certificering) Belangenvereniging voor recycling van Bouw- en Sloopafval Bouw en Sloopafval besloten venootschap Betonvoorschriften Biologisch Zuurstof Verbruik Chemisch Afval Coördinatorenoverleg Alternatieve Materialen, Rijkswaterstaat
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
CBS Cd CIMI CFK COO CPB Cr CRI CROW Cu CUR CZV DAB DAS DGA DGM DGSM DIN DKR ds DO DOP Dw DWW EG ELO EPA EZ Fe GA GAB GAP Gw GFT GHA GRAM GS GWW Gww HA HDPE
e
oranjewoud
Centraal Bureau voor de Statistiek scheikundige afkorting voor cadmium (zwaar metaal) Centrale Ingang Milieu Informatie Chloor Fluor Koolwaterstoffen PRACoöperatieve Inkoopvereniging Coopra-Rotterdam B.A. Centraal Planbureau scheikundige afkorting voor chroom (zwaar metaal) Centrale Recherche Informatiedienst Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek scheikundige afkorting voor koper (zwaar metaal) Civieltechnisch centrum Uitvoering Research en Regelgeving Chemisch Zuurstof Verbruik Dicht Asfaltbeton Dienstkring Autosnelwegen, Rijkswaterstaat Directoraat-Generaal van de Arbeid, Ministerie van SZW Directoraat-Generaal Milieubeheer, Ministerie van VROM Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Ministerie van V & W Duitse Industrie Norm Dienstkring, Rijkswaterstaat droge stof Duurzame Ontwikkeling Definitieve Opslagplaats Destructiewet Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Rijkswaterstaat Europese Gemeenschap Elektro-oven-slakken Environmental Protection Agency, Amerikaans Milieubureau Ministerie van Economische Zaken scheikundige afkorting voor ijzer Gevaarlijk afval Grind Asfaltbeton Gemeentelijk Afvalstoffenplan Gemeentewet Groente-, Fruit- en Tuinafval Grof Huishoudelijk Afval Gemeente Reiniging en Afval Management Gedeputeerde Staten Grond-, Weg- en Waterbouw-sector Grondwaterwet Huishoudelijk Afval Hoge Dichtheid Poly-etheen
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
HOI Hw IBC Ibs IPO ISO ISZW Ivb KB Kca kg KGA KM Kw KWD LBS LCA LDP LD-slak LIA LNV MAC MD MER mg mg/kgds Miloba MKZS MvJ MvT Mw NBLF NEN NER NFK NIA NNI NOH NOVEM NMF NMP
oranjewoud
Haven Ontvangst Installatie Hinderwet (vervallen) Isoleren, Beheersen en Controleren Interimwet Bodemsanering Interprovinciaal Overleg Internationale Organisatie voor Standaardisatie Informatie en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (nieuwe naam van de Arbeidsinspectie) Inrichtingen en Vergunningenbesluit Koninklijk Besluit Klein Chemisch Afval Kilogram Klein Gevaarlijk Afval Koninklijke Marechaussee Kernenergiewet Kantoor-, Winkel- en Dienstenafval Landbouwschap Levens Cyclus Analyse Lage Dichtheid Poly-etheen Linz Donawitz-proces-(staal)slakken Landelijk Informatiepunt Afvalstoffen Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Maximale Aanvaardbare Concentratie Meetkundige Dienst, Rijkswaterstaat Milieu-Effectrapport Milligram Milligram per kilogram droge stof Stichting Milieuhygiënische overbrenging en beheer- sing van afvalstoffen Milieukwaliteit zorgsysteem Ministerie van Justitie Memorie van Toelichting Meststoffenwet Natuur-, Bos-, Landschap en Faunabeheer, Ministerie van LNV Nederlandse Norm Nederlandse Emissie Richtlijn Nederlandse Federatie Kunststoffen Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden Nederlands Normalisatie Instituut Nationaal Onderzoekprogramma Hergebruik afvalstoffen Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu Natuur, Milieu en Faunabeheer, Ministerie van LNV Nationaal Milieubeleidsplan
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
NMP-+ nv NVGP NW3 NIMBY OAB OGBA PA PAIS PAK PAP Pb PCB PCP PE PEAB PMP PMV PP PRISMA PS PUR PVC PWS RAW RD RGS RIMH RIVM RIZA RMNO RVI RvS RVS SBR SCG SMAB SMIR SNM STAB Sterlab
e
oranjewoud
Nationaal Milieubeleidsplan-plus naamloze vennootschap Nederlandse Vereniging van Procesmatige Grondreinigingsbedrijven Derde Nota Waterhuishouding Not in My Backyard (niet in mijn achtertuin, milieu- wet) Open Asfaltbeton Overleggroep Bodem en Afvalstoffen, intern Rijkswaterstaat Proces Afval Provinciaal Afvalstoffen Informatie Systeem Polycylische Aromatische Koolwaterstoffen Provinciaal Afvalstoffenplan scheikundige afkorting voor lood (zwaar metaal) Polychloorbifenyl Pentachloorfenol Poly-etheen Permeabel Asfaltbeton Provinciaal Milieubeleidsplan Provinciale Milieuverordening Polypropeen Project Industriële Successen met Afvalpreventie Provinciale Staten Poly-urethaan Polyvinylchloride Provinciale Waterstaat Rationalisatie en Automatisering Grond-, Water- en Wegenbouw Regionale Directie, Rijkswaterstaat Reglement Gevaarlijke Stoffen Regionale Inspectie Milieuhygiëne (VROM) Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling, Rijkswaterstaat Raad voor Milieu- en Natuuronderzoek Rijksverkeersinspectie (voorheen KCGS, Korps controleurs gevaarlijke stoffen) Raad van State Roestvrij staal Styreen Butadieën Rubber Service Centrum Grondreiniging Steen Mastiek Asfaltbeton Stuurgroep Interne Milieuzorg Rijkswaterstaat Stichting Natuur en Milieu Steen Asfaltbeton Stichting Erkende Laboratoria
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
SZW UAV TBTO TOP UF UvW V&W VAA VAGWW VAM VAR VA VB Vba VLG VNG vof VOS VROM WAV VVI Wabm Wbb Wca Wgh Wgs Wlv Wm Wms Wro WS Wvo Wws Wvz ZHA Zn ZOAB ZOB ZS ZVM
e
oranjewoud
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Uniforme Administratieve Voorwaarden; uitvoering van werken Tributyltinoxide Tijdelijke Opslagplaats Ureumformaldehyde Unie van Waterschappen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vereniging van Asfaltaannemers Vereniging van Aannemers in de Grond-, Weg- en Waterbouw Vuil Afvoer Maatschappij Vergunningen en Algemene Regels Vereniging van Asbestverwijderingsbedrijven Verordening bedrijfsafvalstoffen Reglement Vervoer over Land van Gevaarlijke Stoffen Vereniging Nederlandse Gemeenten vennootschap onder firma Vluchtige Organische Stoffen Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Vereniging van Afvalverwerkers Vuilverwerkingsinrichting Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (vervallen) Wet bodembescherming Wet chemische afvalstoffen (vervallen) Wet geluidhinder Wet gevaarlijke stoffen Wet inzake de luchtverontreiniging Wet milieubeheer Wet milieugevaarlijke stoffen Wet op de ruimtelijke ordening Waterschap Wet verontreiniging oppervlaktewateren Wet voorkoming verontreiniging door schepen Wet verontreiniging zeewater Ziekenhuisafval scheikundige afkorting voor zink (zwaar metaal) Zeer Open Asfaltbeton (soort asfaltverharding) Zeer open Cementbeton Zuiveringsslib Zorgen voor morgen
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Verklarende woordenlijst In 'milieuland' worden zeer veel begrippen gebruikt, die voor veel mensen niet altijd even duidelijk zijn. In onderstaand alfabetisch overzicht wordt een groot aantal van dergelijke woorden en begrippen nader verklaard. Er zijn ook woorden opgenomen, die buiten de strekking van de cursus vallen. Deze kunt u beschouwen als achtergrond-informatie. Actief slib: slib, waarin bacteriën leven, die organische stoffen afbreken. Wordt gebruikt bij biologische afvalwaterzuivering. Aërobe bacterie: bacterie, die met gebruikmaking van zuurstof organische stoffen afbreekt. Afbreekbaar: een stof is afbreekbaar als die kan worden omgezet tot natuurlijke bouwstoffen, zoals water, kooldioxyde en voedingsstoffen voor planten. Afgewerkte olie: minerale smeer- en systeemolie, die hetzij door vermenging met andere stoffen, hetzij op andere wijze onbruikbaar is geworden voor het doel waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd. Afvalpreventie: het voorkómen dat er afval ontstaat. Afvalstof: elke stof of voorwerp, waarvan de houder zich ontdoet of zich moet ontdoen op grond van bepalingen uit uit de afvalstoffen-/müieuwetgeving. Afvalverwerking: de laatste fase van de afvalverwijdering, zoals bijvoorbeeld verbranden of storten. Afvalverwijdering: het totaal van activiteiten vanaf het moment van ontstaan van de afvalstof tot en met de eindverwerking ervan. Ammoniak: verzurende stof, die vrijkomt uit mest.
e
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Asfalt: een mengsel van bitumen en een minerale fractie, bestaande uit steen, zand en vulstof. Asfaltrook: de damp dieontstaat tijdens de produktie en verwerking van asfalt en het bevat bitumendamp en andere organische en anorganische deeltjes zoals stof, afkomstig van de minerale fractie. Asfaltrook-condensaat: het produkt dat ontstaat door condensatie van de uit het asfalt vrijkomende rook op materiaal, gereedschappen etc. Bestrijdingsmiddel: middel gericht tegen organismen, die als ongewenst worden gezien. Meestal een chemische stof. Vaak genoemd naar de toepassing: ontsmettingsmiddel, gewasbeschermingsmiddel, houtverduurzamingsmiddel etc. Binnenhuismilieu: het milieu in de woning. Wordt grotendeels bepaald door de kwaliteit van de lucht. Bio-brandstoffen: brandstoffen, die gemaakt worden uit landbouwgewassen, zoals bio-ethanol uit suikerbieten en tarwe, en bio-diesel uit koolzaad. Deze brandstoffen zijn geen oplossing voor de uitputting van fossiele brandstoffen zoals aardolie, omdat de produktie veel energie kost. Soms meer dan de brandstof oplevert. Tevens neemt de teelt van de gewassen grond in beslag, die nodig is voor voedselproduktie. Bio-industrie: veeteelt, die op een fabrieksmatige wijze plaatsvindt. Biologisch afbreekbaar: een (milieuvreemde) stof is biologisch afbreekbaar als zij door schimmels, bacteriën etc. kan worden ontleed tot natuurlijke bouwstoffen, zoals water, kooldioxyde en voedingsstoffen voor planten. Biologische bestrijding: bestrijding van ongewenste planten en dieren met behulp van hun natuurlijke vijanden.
e
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Biologische landbouw: landbouwmethoden, die rekening houden met de gezondheid van mens en milieu. Men werkt zonder kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Bitumen: een visceus, en bij kamertemperatuur, vast materiaal. Het wordt onder andere gebruikt als bindmiddel in wegenbouwprodukten. Het wordt zacht bij verwarmen en het vrijwel geheel oplosbaar in tolueen. Bitumen wordt verkregen uit aardolie. Bitumen-emulsie: een emulsie (een vloeistof die in zeer fijne deeltjes is verdeeld) van bitumendeeltjes in water. Het maakt het mogelijk bitumen koud te verwerken en de vorm van een oppervlaktebehandeling of als kleeflaag tussen twee asfaltlagen, maar ook als bindmiddel in asfalt. Botulisme; Voedselvergiftiging, veroorzaakt door een zeer giftig uitscheidingsprodukt van een bepaalde bacterie. Vooral watervogels woroden het slachtoffer wanneer de bacterie zich in de zomer ontwikkelt in water met een temperatuur hoger dan 20 graden Celcius. Broeikaseffect: het opwarmen van de aarde doordat er steeds meer van bepaalde gassen in de lucht komen die de uitstraling van warmte door de aarde tegenhouden. Het belangrijkste broeikasgas is kooldioxyde, dat vooral in de lucht komt bij het stoken van fossiele brandstoffen en hout. Door dit broeikaseffect kan de ijskap vlugger smelten, waardoor de zeespiegel langzaam maar zeker gaat stijgen. Carpooling: met meerdere mensen in één auto naar en van het werk rijden. Hierdoor kan luchtvervuiling worden tegengegaan. CFK's: chloor-fluor-koolwaterstoffen. Deze gassen worden door de chemische industrie geproduceerd en zijn slecht afbreekbaar. Ze stijgen tot hoog in de lucht op en tasten daar de ozonlaag aan. Deze gassen bevinden zich in 'milieu-onvriendelijke' spuitbussen en koelkasten. Composteren: proces, waarbij organisch afval door bacteriën en schimmels, met behulp van zuurstof, worden omgezet in een op aarde gelijkend materiaal, dat comport genoemd wordt.
e
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Convenant: vrijwillige afspraak, tussen bijvoorbeeld overheid en bedrijfsleven. Cut-back bitumen: een bitumen, waaraan een 'verdunningsmiddel' zoals bijvoorbeeld white spirit, keroosine of gasolie is toegevoegd om de viscositeit te verlagen. Hierdoor wordt versproeien bij lage temperatuur mogelijk. dB: de waarde waarmee de intensiteit van geluid (decibel) wordt uitgedrukt. DDT: dichloordefenyltrichloorethaan. Berucht bestrijdingsmiddel, dat in Nederland sinds 1973 verboden is. Dit middel is weinig selectief en doodt dus niet alleen de schadelijke beesten, maar ook de niet-schadelijke die aanwezig zijn. Daarnaast is het slecht afbreekbaar en hoopt zich op in het vetweefsel van dieren. Dioxine: de giftigste stof die de mens ooit gemaakt heeft. Ze kan ontstaan bij processen, waarbij chloor een rol speelt, zoals de produktie van chloorhoudende bestrijdingsmiddelen of het verbranden van chloorhoudend afval, zoals bijvoorbeeld PVC. Drinkwaterzuivering: het zuiveren van grond- en oppervlaktewater tot drinkwater. Hierbij ontstaat verontreinigd zuiveringsslib. Door de milieuvervuiling wordt het steeds moeilijker en duurder om goed drinkwater te maken. Duurzaam hout: hout dat van nature goed bestand is tegen aantasting door vocht en insecten. Dit wordt ook wel hard-hout of tropisch-hout genoemd en wordt veel toegepast in de waterbouw. Door het kappen van de tropische regenwouden om deze houtsoorten te winnen ontstaan enorme milieuproblemen in die gebieden. Nietverduurzaamd hout wordt vaak behandeld met schadelijke stoffen (verduurzamingsmiddelen) om het beter bestand te maken tegen vocht en insecten. Duurzame energie: energie die wordt gewonnen uit bronnen, die onuitputtelijk zijn, zoals de warmte van de zon en wind- en waterkracht.
e
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Duurzaam geproduceerd hout: hout dat op een milieuverantwoorde wijze wordt geoogst, zonder bossen te vernietigen en ongerepte oerwouden aan te tasten. Duurzame samenleving: een samenleving, die iedereen op aarde een leefbaar bestaan biedt, ook de toekomstige generaties. Ecologie: de wetenschap, die zich bezighoudt met de relaties tussen levende organismen onderling en tussen deze organismen en hun omgeving. Ecosysteem: functioneel stelsel dat een gemeenschap van levende wezens en hun milieu omvat. Ecotdx: belasting op goederen en diensten, die schadelijk zijn voor het milieu. Effluent: het geheel of gedeeltelijk gezuiverde water, dat uit een rioolzuiveringsinstallatie stroomt. Emissie: een hoeveelheid stof, geluid of straling, die in het milieu wordt gebracht. End-qf-the-pipe-oplossing: een probleem niet bij de oorzaak aanpakken, maar slechts de gevolgen ervan te bestrijden. Bijvoorbeeld: niet de bodem saneren, maar bodemverontreiniging voorkomen. Energieheffing: het invoeren van een hogere prijs voor fossiele brandstoffen om energiebesparing te stimuleren. Erosie: het verdwijnen van (vruchtbare) bodem door invloeden van wind/water/ijs. Formaldehyde: in de volksmond wordt dit gas ook wel 'spaanplaatgas' genoemd. Het komt vrij uit bepaalde lijmsoorten waarmee spaanplaat etc. verlijmd is. Het kan leiden tot hoofdpijn, irritatie van ogen en luchtwegen en tot hoofdpijn.
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Fossiele brandstoffen: kolen, aardolie en aardgas. Brandstoffen, die in de loop van miljoenen jaren zijn gevormd uit resten van planten en dieren. Ze worden nu in hoog tempo opgestookt, wat een van de belangrijkste oorzaken is van het broeikaseffect. Gietasfalt: een type asfalt waarvoor een fijne minerale fractie wordt gebruikt en een relatief hoog bitumengehalte. Hierdoor wordt het produkt geschikt voor giettoepassingen, bijvoorbeeld voor het gebruik als bedrijfsvloeren. Het wordt aangebracht bij een temperatuur > 200 graden Celcius. Grondwater: water in de bodem, dat afkomstig is van regen- en oppervlaktewater dat er in getrokken is. Grondwaterbeschermings gebieden: gebieden waaraan grondwater wordt onttrokken. In deze gebieden gelden beperkingen voor het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen. Bij ongevallen met bijvoorbeeld tankauto's, dien in deze gebieden voorkomen te worden dat vloeistof uit de tank in de bodem etc. terechtkomt. Hergebruik: het toepassen van afvalstoffen of daaruit afgescheiden componenten voor hetzelfde of soortgelijk doel als waarvoor ze oorspronkelijk bestemd waren. Dit wordt ook wel de 'korte' kringloop genoemd. Hervullen: het opnieuw vullen van een verpakking, zoals bijvoorbeeld containers voor wegenverf. Hiermee wordt voorkomen dat er afval ontstaat en het bespaart energie en grondstoffen. Houtverduurzamingsmiddelen: bestrijdingsmiddelen, die in het hout worden gebracht (impregneren) om het te beschermen tegen aantasting door vocht en insecten. De stoffen die hiervoor gebruikt worden zijn over het algemeen schadelijk voor de gezondheid en het milieu. Infiltratiegebieden: gebieden, waar het water de bodem intrekt. Humus: organisch materiaal in de bodem, bestaande uit de niet helemaal verteerde resten van planten en dieren.
e oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Katalysator: een term uit de chemie, waarmee een stof bedoeld wordt, die aan een chemisch proces wordt toegevoegd om een reactie te versnellen of te vertragen. Katalysator, geregelde drieweg katalysator: apparaat in de uitlaat van een auto, dat schadelijke uitlaatgassen (stikstofoxyden, koolwaterstoffen, koolmonoxyde) omzet in minder schadelijke stoffen, zoals stikstof, kooldioxyde en water. KCA: Klein £hemisch Afval is milieuschadelijk afval , dat in kleine hoeveelheden vrijkomt uit huishoudens, kantoren etc. Kernenergie: energie, die ontstaat als atoomkernen, de bouwstenen van stoffen, splijten. Hierbij komt onder andere radio-actieve straling vrij. Koolmonoxyde: giftig gas, dat ontstaat bij onvolledige verbranding van een brandstof waar koolstof in zit door onvoldoende zuurstoftoevoer of te lage temperatuur. Koolwaterstoffen: stoffen, die bijdragen aan smogvorming. Belangrijke bronnen zijn het verkeer en de industrie. Ook bij het verven (oplosmiddelen) komen deze koolwaterstoffen vrij. Er zijn heel schadelijke stoffen onder deze koolwaterstoffen, zoals het kankerverwekkende benzeen en de PAK. Kringloopprincipe: het principe om produkten, materialen en stoffen zoveel mogelijk opnieuw te gebruiken om daarmee grondstoffen en energie te sparen en onnodige milieuverontreiniging te voorkomen. Kunststoffen: door de chemische industrie vervaardigde kunststoffen, die bestaan uit ketens van identieke bouwstenen. Grondstof hiervoor is meestal aardolie. Er zijn schadelijke kunststoffen, zoals PVC, die van produktiefase tot afvalfase veel milieubezwaren hebben. Er zijn ook vrij onschuldige kunststoffen, zoals polyethyleen, die vooral bezwaarlijk zijn door hun toepassing in wegwerpprodukten, die de 'afvalberg' laten groeien. Laminaatverpakking: verpakking die uit meerdere laagjes van verschillende materialen bestaat, wat recycling moeilijk maakt.
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
MAC- waarde: de maximaal aanvaardbare concentratie van gas, damp, nevel of stof in de lucht welke, voor zover de huidige kennis reikt, bij herhaalde blootstelling ook gedurende een langere periode, in het algemeen de gezondheid van zowel de werknemers als ook van hun nageslacht niet benadeelt. Mechanische bestrijding: bestrijding van ongewenste planten en dieren met bepaald gereedschap, zonder gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen. Onkruid kan verwijderd worden door te schoffelen of te borstelen. Vliegen kunnen met een vliegemepper doodgeslagen worden. Mestoverschot: de produktie van meer mest dan nodig is. Milieugebruiksruimte: de hoeveelheid energie, niet-vernieuwbare grondstoffen, water, hout en landbouwgrond die we kunnen gebruiken. Een leefbaar bestaan voor iedereen op aarde, inclusief toekomstige generaties, is gegarandeerd. Milieukeur: merkteken op produkten om aan te geven dat het om een minder milieubelastend produkt gaat, vergelijke met andere soortgelijke produkten. Milieuvreemde stoffen: stoffen die in de natuur niet voorkomen.
Nuttige toepassing: het toepassen van afvalstoffen of daaruit afgescheiden componenten als zodanig of als grondstof voor een ander doel dan waarvoor ze oorspronkelijk waren bestemd. Ophopen: stoffen die niet of moeilijk afbreekbaar zijn, kunnen daardoor in steeds grotere concentraties in het milieu of in levende wezens gaan voorkomen. Een ander woord hiervoor is 'accumuleren'. Oplosmiddelen: vloeistoffen, waarin andere stoffen oplossen. Het bekendste oplosmiddel is water. In organische oplosmiddelen lossen vetten en vetachtige stoffen goed op. Organische oplosmiddelen zijn veelal vluchtige stoffen (verdampen snel) en zijn schadelijk voor het milieu en de gezondheid.
e
oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Oppervlaktebehandeling: een behandeling waarbij het wegdek wordt besproeid met een dunne laag bindmiddel (bitumenemulsie of cut-backbitumen) en vervolgens wordt ingestrooid met split en afgewalst. Oppervlaktewater: het water in sloten, plassen, rivieren, meren etc. Organisch afval: afval, bestaande uit plantaardig en dierlijk materiaal. Organische verontreiniging: verontreiniging door organisch (afbreekbaar) materiaal, belastend vanwege de zuurstofbehoefte bij het afbfaakproces. Overbemesting: het toedienen van meer mest dan de gewassen kunnen opnemen. De overtollige meststoffen hopen zich op in de bodem en spoelen weg naar grond- en oppervlaktewater. Overvoeding: voedselverrijking van het water waardoor algen en hogere planten sterk gaan groeien en zo uiteindelijk de zuurstof uit het water doen verdwijnen, waardoor er vrijwel geen leven meer mogelijk is. Dit wordt ook wel eutrofiëring genoemd. Ozon: agressieve zuurstofverbinding. Beschermt hoog in de lucht het leven op aarde tegen de schadelijk ultra-violette straling van de zon. Op aarde is teveel ozon juist schadelijk. De stof werk prikkelend op de luchtwegen en is al in geringe hoeveelheden schadelijk voor planten. Ozon is een van de schadelijkste stoffen in smog. PAK: polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Komen veel in teer voor. Ze zijn slecht afbreekbaar. Een aantal is kankerverwekkend. PCB: polychloorbifenylen. Dit zijn specifieke chloorverbindingen, die niet afbreekbaar zijn in het milieu en die zich ophopen in vetweefsel. Wordt onder meer als koelmiddel toegevoegd aan olie in transformatoren en condensatoren. Deze stoffen leiden tot verminderde vruchtbaarheid bij mens en dier. In hogere concentraties zijn ze giftig en kankerverwekkend.
e oranjewoud
'Afvalstoffen, het milieu en uw veiligheid'
Persistente stoffen: stoffen, die langdurig in het milieu aanwezig blijven, omdat ze moeilijk afbreekbaar zijn. pH: de waarde waarmee de zuurgraad wordt aangegeven van een stof of vloeistof. pH < 7 =zuur, pH7 = neutraal en pH > 7-base. Prioritaire stoffen: stoffen, waarvan de inventarisatie van de gevaren en het verminderen van de uitworp met voorrang ter hand moet worden genomen en waarvoor op korte termijn milieukwaliteitsnormen geformuleerd moeten worden. Produktlevensloop: levensloop van een produkt vanaf de winning van de grondstoffen tot en met de afvalfase. PUR: polyurethaan (purschuim). Wordt toegepast als isolatiemateriaal. Werd vroeger veelal met CFK's gemaakt. Radon: radio-actief gas, dat afkomstig is van gesteenten en de bodem. Bepaalde gipsplaten, fosfogipsplaten, geven veel radon af. Resistentie: het verschijnsel dat organismen ongevoelig worden voor een bestrijdingsmiddel. Rioolwaterzuivering: het reinigen van rioolwater in speciale installaties voor het op het oppervlaktewater gejpósd wordt: Hierbijontstaat veel verontreinigd afval, het rioolslib. •
'•.•*•• 'if-
Smog:}
y:
''i-:S-.
t .'^-
•
?'>;'
vorm van •luchtverontreiniging, die ontstaat als luchtvervuilende stoffen boven een gebied blijven hangen bij bepaalde weersomstandigheden. Sproeinevel: de wolk van damp en deeltjes, die wordt gevormd tijdens het versproeien van bijvoorbeeld bitumineuze produkten.
e
oranjewoud BI B L I O T H E E K Dienst Weg- en Waterbouwkunde Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft , Tel. 015 - 699111