Zorgplan 2012-2016
Obs Het Windas Nachtegaallaan 2 3121 XP Schiedam 1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Wie zorgt voor het kind
blz. 3 blz. 4
De leerkracht De intern begeleider De ondersteuner De schoolleiding De ouder De schoolcontactpersoon
3. Doelstelling zorg 4. De zorg in de praktijk
blz. 5 blz. 7
Niveau 1- Algemene zorg: De zorg in de groep Niveau 2- Extra zorg: Steuntje in de rug Niveau 3- Speciale zorg: Handelingsplannen en eigen leerlijn Niveau 4- Speciale zorg na extern onderzoek Niveau 5- Verwijzing naar SBaO of SO
5. 6. 7. 8. 9. 10.
De organisatie: ondersteuningsblokken De groepsbespreking De administratie Rapportage aan de ouders De toetskalender Bijlagen
blz. 12 blz. 13 blz. 15 blz. 17 blz. 20
Omgaan met dyslexie en dyscalculie
blz. 22 blz. 27 blz. 29
Protocol (meer) begaafden Pestprotocol
2
Zorgplan obs HET WINDAS 1.
Inleiding.
De meeste leerlingen leren op een regelmatige, gemiddelde manier. Sommige kinderen hebben een langere tijd nodig om iets te kunnen leren. Er zijn ook leerlingen die maar weinig tijd nodig hebben om hele grote leerstappen te kunnen maken. Deze verschillen ontstaan door verschillen in intelligentie, sociaal-emotionele ontwikkeling, lichamelijke condities, motorische ontwikkeling, werkhouding en door het milieu en de cultuur waar onze leerlingen in opgroeien. Het is onze taak om het onderwijs zo in te richten dat elk kind zo goed mogelijk tot zijn of haar recht komt, ongeacht de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden.
3
2.
Wie zorgt er voor uw kind?
De leerkracht. Alle vernieuwingen ten spijt, de leerkracht blijft gelukkig de belangrijkste schakel in ons onderwijsveld. Zij is de spil van de zorg voor uw kind. Om de zorgtaak goed te kunnen vervullen, heeft de leerkracht o.a. de volgende kwaliteiten nodig: Heeft oog voor verschillen in kinderen. Weet een veilig en positief werkklimaat te creëren. Hanteert een goed en effectief klassenmanagement. Is in staat een goed handelingsplan op te stellen en uit te voeren. Kan door observaties en evaluatie de vorderingen van het kind. Kiest de juiste toets- en observatie-instrumenten. Kan goed samenwerken. Houdt de IB’er op de hoogte. De leerkracht kan bij haar taak ondersteund worden door anderen zoals: De intern begeleider. De intern begeleider is verantwoordelijk voor het zorgtraject in de school, begeleidt en adviseert leraren en voert overleg met leerkrachten, BT en externe instanties. Daarnaast stuurt zij de ondersteuners aan en coördineert de zorg welke op school gegeven wordt. Ondersteuner. Op Het Windas wordt de hulp niet alleen door de leerkracht gegeven. Zowel binnen als buiten de groep begeleidt de ondersteuner leerlingen in kleine groepjes bij het verwerven van de gewenste vaardigheden of hij neemt de groep over van de leerkracht zodat deze zelf de ondersteuning kan geven. De schoolleiding. De schoolleiding heeft als taak het onderwijs zo in te richten dat passend onderwijs mogelijk is. Daarbij is het belangrijk dat Er een veilige en stimulerende leeromgeving is. Het team van leerkrachten een professionele houding heeft. De schoolleiding op de hoogte is van de ontwikkelingen van de leerlingen. De intern begeleider en de leerkrachten door de schoolleiding worden ondersteunt bij het uitvoeren van hun taken. De schoolleiding de juiste schooldiagnose kan stellen. De ouder. Samenwerken met de ouders is een essentieel element bij het volgen van de ontwikkeling van het kind. Ouders kunnen belangrijke informatie verschaffen. Maar juist als er zorg om het kind heerst, is die samenwerking een voorwaarde om de zorg optimaal te laten zijn. Het is de taak van de school de ouders goed op de hoogte te houden van de vorderingen en samen de te nemen acties te bespreken. Schoolmaatschappelijk werk (SMW) en de schoolcontactpersoon (SCP) De schoolcontactpersoon komt in beeld zodra de zorg bij leerlingen zich toespitst op met name het sociaal emotionele vlak. Zij is op dit gebied het aanspreekpunt en luisterend oor voor leerlingen, ouders en leerkrachten en heeft de directe contacten met het SMW. Het schoolmaatschappelijk werk heeft een brugfunctie tussen leerling, ouders, school en hulpverleningsinstellingen. Naast hulpverlening heeft de schoolmaatschappelijk werker de volgende taken: signaleren, consultatie bieden, informatie en advies geven en doorverwijzen.
4
3.
Doelstelling van de zorg.
Voor kinderen die moeilijkheden ondervinden bij hun leer- en ontwikkelingsproces worden voorzieningen getroffen die er voor zorg dragen dat er sprake is van een doorgaande lijn. Doel is alle kinderen in het reguliere onderwijs op hun eigen niveau te laten functioneren. Als onverhoopt blijkt, dat ondanks al onze inspanningen wij het kind niet verder kunnen helpen, zal verwijzing naar een vorm van speciaal onderwijs aan de orde komen. Voor de leerlingen voor wie het reguliere onderwijsaanbod te weinig uitdaging biedt zorgen wij voor, een op de leerling aangepaste, verdieping van de leerstof. De zorg vindt plaats op: 1. Basiszorg: dit is de zorg die de school zelf binnen en om de groepen en binnen de eigen organisatie biedt aan alle leerlingen. Niveau 1. Algemene zorg: De zorg in de groep Niveau 2. Extra zorg: Steuntje in de rug Niveau 3. Speciale zorg: Groepsplannen en eigen leerlijn 2. Breedtezorg: dit is de zorg om de school heen. Niveau 4. Speciale zorg na extern onderzoek: PAB, LGF, ADHD Dyslexie etc. 3. Dieptezorg: dit is de zorg in gespecialiseerde voorzieningen in het samenwerkingsverband of in de regio Niveau 5: Verwijzing naar SBaO of SO De leerkracht kan bij het uitvoeren van haar zorgtaken gebruik maken van collegiale hulp, intern begeleider, externe hulp van deskundigen.
Definitie zorgleerlingen: Onder zorgleerlingen verstaan wij leerlingen die opvallen, bijv. naar aanleiding van het LVS of enig andere signalering. Signalering vindt plaats op verschillende niveaus: Het werken in de klas De leerkracht volgt de kinderen tijdens het werken in de klas. Regelmatig wordt het werk nagekeken of ingezien. Ook vinden er regelmatig gesprekjes met leerlingen plaats. Wanneer er opvallende zaken zijn, noteert de leerkracht (vanaf 2012-2013) dit bij de dagadministratie(logboek) in de klassenmap. Methodegebonden toetsen Aan het eind van een blok neemt de leerkracht een toets af, die hoort bij de methode. De methodegebonden toetsen worden conform de handleiding afgenomen en beoordeeld. De resultaten van de methodegebonden toetsen worden bewaard in de cijfermap die onderdeel is van de klassenmap. Citotoetsen Kinderen worden hun hele schooltijd op Het Windas gevolgd door middel van het Citovolgsysteem. Dit betekent dat er 2 x per jaar niet-methodegebonden toetsen worden afgenomen.
5
Van het Cito gebruiken wij jaarlijks diverse toetsen. Deze toetsen worden in januari (M) en juni (E) afgenomen. In groep 1 en 2 zijn dat de toetsen rekenen en Taal voor kleuters. Vanaf 2012-2013 gaan wij tevens werken met de toets ‘Screeningsinstrument Beginnende geletterdheid’. De toets wordt afgenomen in groep 2 in oktober en april en in groep 3 tijdens de herfstsignalering in oktober. Vanaf groep 3 worden rekenen, spelling en lezen 2 x per jaar getoetst. Woordenschat, en begrijpend lezen 1x per jaar (zie toetskalender). Verder maakt groep 7 in mei de Cito-entreetoets. In groep 8 wordt de Cito-eindtoets basisonderwijs afgenomen. Beide toetsen geven een indicatie aan welke vorm van voortgezet onderwijs gedacht kan worden. De resultaten van de Citotoetsen worden ingevoerd in het LOVS(leerlingvolgsysteem). Van de resultaten wordt een analyse gemaakt. Scol Op school gebruiken wij de Scol. Twee keer per jaar wordt deze observatielijst door de leerkrachten ingevuld. De Sociale Competentie Observatie Lijst (SCOL) is een leerlingvolgsysteem voor sociale competentie. Met de SCOL kunnen wij de sociale competentie van onze leerlingen op school systematisch in kaart brengen en volgen. De uitkomsten bieden aanknopingspunten voor het onderwijs in sociale competentie en daarnaast gebruiken we zo ook om te signaleren of een leerling extra zorg nodig heeft op het gebied van sociale competentie. In de SCOL is de LeerlingSCOL opgenomen die bestemd is voor de bovenbouwleerlingen van het basisonderwijs. Met de LeerlingSCOL wordt het oordeel van de leerling over zijn eigen sociale competentie gemeten. De uitkomsten uit de LeerlingScol kunnen samen met de resultaten van de SCOL worden gebruikt als aanknopingspunten voor ons onderwijs in sociale competentie, zowel op groeps- als op individueel niveau. De LeerlingSCOL sluit ook aan op het ‘Portfolio Sociale Competentie’, een werkwijze in de bovenbouw waarmee de leerkracht op individueel niveau werkt aan de ontwikkeling van de sociale competentie van een leerling. Mocht blijken dat een kind pest of gepest wordt dan treedt het pestprotocol in werking. Zie bijlage 3. Wanneer er zorgen over een leerling zijn, wordt dit kind aangemeld bij de intern begeleider en besproken. Indien geconstateerd wordt dat deze leerling extra zorg nodig heeft, wordt geprobeerd dit zoveel mogelijk te clusteren waarna een groepsplan of (groeps)steuntje wordt opgesteld. Alleen voor gedrag en leerlijnen worden individuele HP’s gemaakt. Het kan voorkomen dat zowel voor school als ouders het onduidelijk is wat de onderwijsbehoeften van een kind precies zijn. De school kan daar dan niet adequaat genoeg op inspelen. Dan bestaat de mogelijkheid het kind door het CED te laten onderzoeken. De beslissing hiertoe ligt bij de leerkracht en IB’er. Bij twijfel wordt overlegd met het beleidsteam.
6
4. De zorg in de praktijk. NIVEAU 1 Algemene zorg: de zorg in de groep Op onze school werken we met het leerstofjaarklassensysteem. D.w.z. dat een klassikale aanpak steeds het startpunt is bij het aanbieden van de leerstof. De grote verschillen in prestatie- en ontwikkelingsniveau van de kinderen maken het noodzakelijk binnen dit systeem plaats in te ruimen voor het handelingsgericht werken door meer tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Dit wordt mede vorm gegeven door het werken in 3 aanpakken: sterk, basis en intensief. Bij de leeslessen is hier schooljaar 2010-2011 een start mee gemaakt. Taal/spelling, rekenen en begrijpend lezen volgen komende schooljaren. De leerlingen die een CITO A (of B) score behalen worden in principe ingedeeld in aanpak 3 (sterk), (B of) C aanpak 2 (basis) en D/E aanpak 3 (intensief). Daarnaast spelen concentratie, werkhouding, taakgerichtheid, zelfstandigheid e.d. een belangrijke rol bij de verdeling zodat van deze standaardindeling afgeweken zal worden. Daarnaast proberen we tegemoet te komen aan de verschillen die er tussen de kinderen zijn door te werken met verschillende werkvormen: -
De instructietafel Verrijking- of herhalingsstof Zelfstandige werken/ takenbord Samenwerkend leren
NIVEAU 2
Extra zorg: Steuntje in de rug Een leerling krijgt een steuntje in de rug wanneer je verwacht dat het in een relatief korte tijd veel vorderingen kan maken. Het probleem moet binnen een periode van 6 tot 8 weken verholpen zijn. Voor deze leerlingen hoeft (nog) geen groepsplan opgesteld te worden. Als blijkt dat de hulp gedurende een langere periode gegeven moet worden, wordt er alsnog een groepsplan opgesteld. De leerkracht is verantwoordelijk voor het aansturen van de ondersteuners zowel binnen als buiten de groep. Een wekelijks kort inhoudelijk verslag van de ondersteuning wordt door de ondersteuners genoteerd op het notitieblad ‘Ondersteuning’ en opgeborgen in de ondersteuningsmap of bij de ondersteuningsmaterialen in de groep gehouden. Vanaf 2012-2013 zal op gelijke wijze worden gehandeld voor de ondersteuning die door de leerkracht wordt gegeven. De IB’er coördineert de hulpverlening (in praktische en inhoudelijke zin) en heeft wekelijks overleg met de ondersteuners over de geboden zorg. De extra hulp wordt schriftelijk aan ouders gemeld zowel bij de aanvang als bij het beëindigen van de hulp. De ouders hoeven deze brieven niet te ondertekenen. De leerkracht is eerste aanspreekpunt als er vragen zijn van ouders. In principe wordt er geen extra hulp na schooltijd gegeven. Indien er extra materialen voor thuis worden mee gegeven, wordt dit vooraf met de IB’ er besproken.
7
NIVEAU 3: Speciale zorg: groepsplannen en eigen leerlijn. Het groepsplan: Wanneer de leerkracht én de IB’er vinden dat een leerling dusdanige specifieke onderwijsbehoeften heeft op cognitief- dan wel sociaal/emotioneel gebied, wordt er een handelingsplan c.q. groepsplan opgesteld in overleg met ouders en kind. Een GP wordt alleen ingevuld indien er sprake is van hulp die langer dan 6 tot 8 weken duurt. Elk ondersteuningsblok wordt het GP geëvalueerd en voortgezet dan wel bijgesteld of beëindigd. Wekelijks wordt door de ondersteuner het notatieblad groepsondersteuning ingevuld. De GP’s gelden in principe nooit langer dan een jaar. Blijvende zorgleerlingen krijgen dus minimaal 1 x per jaar een nieuw GP welke tussentijds wordt aangepast aan de veranderende onderwijsbehoeften van het kind. De leerkracht is verantwoordelijk voor het aansturen van de ondersteuners zowel binnen als buiten de groep. Een wekelijks kort inhoudelijk verslag van de ondersteuning wordt door de ondersteuners genoteerd op het notitieblad ‘Ondersteuning’ en opgeborgen in de ondersteuningsmap of bij de ondersteuningsmaterialen in de groep gehouden. De IB’er coördineert de hulpverlening (in praktische en inhoudelijke zin) en heeft wekelijks overleg met de ondersteuners over de geboden zorg. De extra hulp wordt d.m.v. een gesprek en daarna schriftelijk aan ouders gemeld bij de aanvang van de hulp. Ouders dienen deze brief te ondertekenen. Bij het beëindigen van de extra hulp krijgen de ouders wederom een brief maar deze hoeft niet ondertekend te worden. De leerkracht is eerste aanspreekpunt als er vragen zijn van ouders. In principe wordt er geen extra hulp na schooltijd gegeven. Indien er extra materialen voor thuis worden mee gegeven, wordt dit vooraf met de IB’ er besproken. Individuele leerlijn: Een individuele leerlijn wordt gestart als de leerling dusdanige specifieke onderwijsbehoeften heeft waardoor er een leerachterstand is ontstaan van minimaal 10 maanden en de leerling de klassenleerstof, ondanks extra instructie en zorg, niet meer kan begrijpen of aan kan. De leerachterstand kan opgelopen zijn door cognitieve zwakte, werkhoudingproblemen en/of sociaal-emotionele- c.q. gedragsproblemen. Voor deze leerlingen wordt, door de IB’er, een realistisch ontwikkelingsperspectief en uitstroomprofiel opgesteld. Een leerling komt in aanmerking voor een eigen leerlijn wanneer het vanaf midden groep 4 drie keer opeenvolgend een E-score op een Cito-toets heeft gehaald. Indien het welzijn van de leerling geschaad wordt, kan van deze richtlijn afgeweken worden. Dit alles in overleg met de ouders en kind. We gaan in principe uit van de volgende procedure: 1e E-score: Hulpplan opstellen - Proberen te voorkomen dat er nogmaals een E-score behaald wordt middels het opstellen van een GP (indien dit niet al aanwezig was). Leerling wordt geplaatst in aanpak 1, de intensieve groep, krijgt eventueel extra instructie c.q. hulp naast de reguliere stof, binnen of buiten de groep.
8
2e E-score: Het aanpassingsplan Dit aanpassingsplan treedt in werking zodra de tweede E-score geen vaardigheidsgroei laat zien. - Het GP wordt voortgezet. Tevens zal er een vermindering van eisen moeten worden opgesteld zodat de leerling toch met de leerstof van de groep mee kan blijven doen. - De leerling gaat voor minimaal 6 maanden: minder stof maken waar hij niet op uitvalt c.q. er worden bepaalde delen van de leerstof overgeslagen c.q. de leerling mag hulpmiddelen erbij gebruiken c.q. de beoordeling wordt aangepast. De tijd welke overblijft, kan gebruikt worden voor extra instructie c.q. het maken van extra oefenwerk. - Indien de groeicurve binnen E gevolgd wordt, blijft deze werkwijze gehandhaafd en wordt er geen eigen leerlijn opgesteld. De achterstand wordt niet vergroot. 3e E-score: De Leerlijn - Indien de ontwikkeling niet verloopt zoals verwacht en de achterstand groter wordt, dient er een individuele leerlijn opgesteld te worden. Dit gebeurt door de IB’er in overleg met de leerkracht, ouders/kind. Streven is dit eind groep 5 pas in te voeren tenzij een onderzoek door een externe deskundige adviseert hier eerder mee te beginnen en/of het welzijn van het kind in gevaar komt. - Indien tussentijds een D-score of hoger wordt behaald begint de E-procedure weer opnieuw. Indien het welzijn van de leerling dusdanig geschaad wordt, kan van deze richtlijn afgeweken worden. De start van het eigen programma moet beginnen bij het niveau waarbij de leerling min of meer zelfstandig kan presteren. Als uitgangspunt kiezen we hiervoor het punt waarop de leerling een C-score op de desbetreffende CITO behaald. Het alternatief groepsprofiel uit het LOVS geeft hier een goed overzicht van zodat de leerling niet onnodig teruggetoetst behoeft te worden. Bij de uitwerking van de eigen leerlijn moet er een realistisch ontwikkelingsperspectief en uitstroomprofiel berekend worden op basis van de laatst behaalde CITO-score. Hierin wordt, op basis van het leerrendement, een verwachting geformuleerd op welk type voortgezet onderwijs een leerling zal gaan uitkomen. Vervolgens zijn er twee opties waaruit gekozen kan worden: 1. Het versterken van de basis van de leerling voor het type onderwijs waar hij heen gaat. 2. Doorgaan met de methode zodanig dat de leerling minstens bekend is met de leerstof die hij in het voortgezet onderwijs zal krijgen. M.b.t. punt 2: De hoeveelheid werk en de beoordeling moet aangepast worden aan het te verwachten niveau zodat er succeservaringen worden opgedaan. Vorderingen binnen de eigen leerlijn worden naast de methode gebonden toetsen middels de CITO -toets afgetoetst. Uitgangspunt is dat de leerling een C-score behoudt (gelijk aan het uitgangspunt). Een A- of B-score geeft aan dat de leerling onnodig te langzaam vordert op de eigen leerlijn. De leerkracht kan dan versnellen. Een D- of een Escore geeft aan dat de leerling te weinig vorderingen maakt en de eigen leerlijn aangepast moet worden.
9
Op het schoolrapport kan aangegeven worden op welke groepsniveau de leerling voldoende presteert. Achterop kan een aantekening gemaakt worden hoever de leerling vordert in zijn leerproces.
NIVEAU 4: Speciale zorg na extern onderzoek Indien hulp aan de leerling niet het gewenste effect heeft, wordt dit met de IB’er besproken. De IB’er vraagt eventueel extern advies bij instanties welke gespecialiseerd zijn m.b.t. de hulpvraag zoals CED, WSNS e.d. Aan de hand hiervan worden verdere acties besproken. CED (Centrale Educatieve Dienst) Het CED is een adviesorganisatie, met als doelstelling het kwalitatief ondersteunen en verbeteren van onderwijs en educatie. WSNS (Weer Samen Naar School) Weer Samen Naar School houdt zich bezig met zorg en onderwijs in het primair onderwijs (de basisscholen). Het biedt ondersteuning aan de leerkracht in de klas in de vorm van Pre- ambulante begeleiding (PAB) en verwijst ook kinderen naar het speciaal basisonderwijs (SBO). Het team van WSNS regio 3801 (Schiedam, Vlaardingen en Maassluis) bestaat uit mensen met een brede ervaring in het onderwijs. PAB (Pre Ambulante Begeleiding) Ondersteuning van leerkrachten (en IB) om beter te kunnen inspelen op onderwijsbehoeften van de leerling. Aanmelding loopt via de IB. CLZ (Commissie LeerlingenZorg) In de Commissie leerlingenzorg (CLZ) werken basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en de schoolbegeleidingsdiensten samen om de reguliere basisscholen te ondersteunen in en te adviseren ten aanzien van de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van leerlingen. De CLZ neemt een gezamenlijke beslissing ten aanzien van begeleiding, onderzoek en/ of verwijzing. PCL In elk samenwerkingsverband(WSNS) is er ook een Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL)ingesteld. De commissie heeft de wettelijke taak om te beoordelen of plaatsing van het kind op het S.O. nodig is. LGF (Leerling Gebonden Financiering) LGF wordt in een apart protocol beschreven. Dit protocol is te vinden in de map algemene afspraken in de leerkrachtenmap op de server. Dyslexie en dyscalculie Dyslexie en dyscalculie worden in een apart protocol beschreven. Zie bijlage 1. (Meer)begaafdheid (Meer)begaafdheid wordt in een apart protocol beschreven. Zie bijlage 2.
10
NIVEAU 5
Verwijzing naar SBaO of SO Alle inspanningen ten spijt, kan het voorkomen dat de leerkracht handelingsverlegen blijft. Dan worden externe deskundigen ingezet om samen met de school en ouders/kind te overleggen wat de volgende stappen kunnen zijn. Hierop kunnen nieuwe acties worden ingezet om de handelingsverlegenheid van school te beperken c.q. op te heffen. Lukt dit niet dan bestaat de mogelijkheid dat er een verwijzing naar een vorm van speciaal onderwijs in gang gezet wordt. Samen met ouders en kind wordt het na overleg aangemeld bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Deze bekijkt of de leerling toegelaten kan worden tot een speciale school voor basisonderwijs. Daarvoor zijn procedures vastgesteld door het samenwerkingsverband WSNS en PCL. Deze procedures worden regelmatig bijgesteld en bekend gemaakt op hun sites. SBaO (Speciaal BasisOnderwijs) Scholen voor speciaal basisonderwijs zijn basisscholen bedoeld voor: moeilijk lerende kinderen, kinderen met opvoedingsmoeilijkheden en alle andere kinderen die speciale zorg en aandacht nodig hebben. Sbo scholen en reguliere basisscholen hebben dezelfde kerndoelen. Een leerling op een sbo krijgt eventueel meer tijd om het kerndoel te bereiken. Scholen voor speciaal basisonderwijs werken vaak samen met reguliere basisscholen via projecten Weer Samen Naar School (WSNS). SO (Speciaal Onderwijs) De 10 soorten scholen voor speciaal onderwijs zijn verdeeld in vier clusters. Cluster 1: In cluster 1 zijn er in totaal 2500 visueel beperkte leerlingen. De ruime meerderheid gaat, met ambulante begeleiding, naar het reguliere onderwijs, de overigen bezoeken de scholen van Vivis zelf of gaan naar andere vormen van speciaal onderwijs. Cluster 2: Onder cluster 2 vallen scholen voor dove en slechthorende kinderen en scholen voor kinderen met ernstige spraak- en / of taalmoeilijkheden, mogelijk in combinatie met een andere handicap. Cluster 3: Onder cluster 3 vallen de scholen voor leerlingen met verstandelijke (ZML) en/of lichamelijke beperkingen (LG/MG), leerlingen die langdurig ziek zijn (LZ) en leerlingen met epilepsie. Cluster 4: Kinderen die vanwege hun gedragshandicap of psychiatrische problemen een structurele beperking in hun onderwijsparticipatie ondervinden, gaan naar scholen die vallen onder cluster 4. (Bron: Rijksoverheid)
11
5.
Organisatie: de ondersteuningsblokken
Op Het Windas werken wij met ondersteuningsblokken. Het schooljaar is verdeeld in 2 ondersteuningsblokken. Organisatie ondersteuning 4 t/m 8 Augustus – februari Ondersteuningsblok 1 Oktober Februari - juni Ondersteuningsblok 2 April
Groepsbespreking Februari Tussentijdse Groepsbespreking Groepsbespreking Juni Tussentijdse Groepsbespreking
Organisatie ondersteuning 1/2 en 3 Ondersteuningsblok 1 Augustus – oktober Ondersteuningsblok 2 Oktober – februari Ondersteuningsblok 3 Februari - april Ondersteuningsblok 4 April - juni
Groepsbespreking Groepsbespreking Groepsbespreking Groepsbespreking
Een ondersteuningsblok bestaat uit: - ondersteuning waarin het HP/GP/steuntje wordt uitgevoerd door de leerkracht en/of de ondersteuner zowel binnen als buiten de groep. - Een evaluatieweek waarin alle GP’s en steuntjes worden geëvalueerd, door de leerkrachten in overleg met de ondersteuners, en besproken. De ondersteuning gaat tijdens deze week gewoon door. - Een schemaweek waarin de IB’ er na overleg met de leerkrachten het nieuwe ondersteuningsschema voor het volgende blok opstelt i.o.m. het BT. De ondersteuning gaat tijdens deze week gewoon door. Het streven is dat de ondersteuning in week 2 van het nieuwe schooljaar start. Zodra het laatste blok beëindigd en geëvalueerd is, zullen tot het einde van het schooljaar alleen de groepsplannen voor lezen, spelling, rekenen, HP’s gedrag en de eigen leerlijnen nog doorgang vinden. De ondersteuning voor alle overige GP’s en steuntjes worden afgerond. Voor groep 8 geldt dat na de CITO Eindtoets de ondersteuning, zoveel als mogelijk is wordt voortgezet binnen de groep o.l.v. de leerkracht.
12
6. Groepsbesprekingen: Groepsbesprekingen groepen 4 t/m 8: Groepsbesprekingen vinden 4 x per jaar plaats. Er zijn in een jaar 2 ondersteuningsblokken. Van augustus tot en met februari loopt ondersteuningsblok 1 en van februari tot en met juni loopt ondersteuningsblok 2. In februari wordt na de cito het groepsoverzicht ingevuld. Daarna vindt de bespreking plaats en worden de groepsplannen geëvalueerd en bijgesteld. Vervolgens start ondersteuningsblok 2. In juni gebeurt hetzelfde. Tussentijds is er ook een groepsbespreking in oktober en april. Tijdens deze besprekingen wordt o.a. de ondersteuning geëvalueerd en alle resultaten besproken. Wijzigingen in de samenstelling van de ondersteuningsgroepjes worden ook besproken en zonodig doorgevoerd. Hierna wordt indien nodig het groepsoverzicht aangepast. Aan het begin van het schooljaar maakt de IB’er een planning van alle groepsbesprekingen. Bij de groepsbespreking zijn aanwezig: leerkracht(en) en IB’er. Op de eerste groepsbespreking van het nieuwe schooljaar zijn ook de leerkrachten van het vorige schooljaar aanwezig. Tijdens de laatste groepsbespreking van het schooljaar wordt o.a. besproken welke leerlingen een individueel HP c.q. groepsplan of eventuele andere extra zorg nodig hebben in het nieuwe schooljaar. De huidige leerkracht verzorgt de HP’s/ groepsplannen en evt. steuntjes en ouderbrieven voor het komende schooljaar en verwerkt dit in het groepsoverzicht. Het streven is dat de hulp aan de zorgleerlingen in het nieuwe schooljaar in week 2 wordt opgestart. De huidige leerkracht zorgt dat de leerkracht van het volgende schooljaar en de IB’er vóór de vakantie de HP’s/groepsplannen en groepsoverzichten via de mail ontvangen heeft. Voorafgaand aan de groepsbespreking in februari en juni vullen de leerkrachten het groepsoverzicht in mailen dit een week van te voren aan de IB’er. Tijdens de bespreking komen de volgende punten aan de orde: - Het groepsoverzicht wordt samen met IB’er doorgenomen. - De citoscores worden doorgenomen en geanalyseerd. - Bespreken van de resultaten methode gebonden toetsen. - Bespreken/evalueren van de specifieke onderwijsbehoeften zorgleerlingen. - De leerlingen van niveau 2 (het steuntje) en 3 (het HP/GP en eigen leerlijn) worden als eerste besproken. De gegeven zorg wordt geëvalueerd. Aan de hand van de evaluaties wordt besloten of de zorg wordt voortgezet, bijgesteld of beëindigd. - Scol. - Inbreng nieuwe zorgleerlingen. - Bijzonderheden over de groep, waarbij de nadruk ligt op sociaal/ emotioneel gebied. De IB’er maakt een verslag van de groepsbespreking. Dit verslag wordt aan het einde van het jaar door de intern begeleider digitaal in Parnassys (digitaal LVS)gezet. De leerkracht past het groepsplan en zonodig het groepsoverzicht aan.
13
Voorafgaand aan de groepsbespreking van oktober en april analyseert de leerkracht de resultaten van de methodegebonden toetsen. A.d.h.v. de eigen gemaakte analyse maakt de leerkracht een opzetje voor eventuele wijzigingen in de ondersteuningsgroepjes. Deze wijzigingen worden een week van te voren aan de IB’er gemaild. Tijdens de tussentijdse bespreking komen de volgende punten aan de orde: - Het groepsoverzicht wordt samen met IB’er doorgenomen. - Bespreken/evalueren van de specifieke onderwijsbehoeften zorgleerlingen. - Bespreken van de resultaten methode gebonden toetsen. - De leerlingen van niveau 2 (het steuntje) en 3 (het HP/GP en eigen leerlijn) worden als eerste besproken. De gegeven zorg wordt geëvalueerd. Aan de hand van de evaluaties wordt besloten of de zorg wordt voortgezet, bijgesteld of beëindigd. - Inbreng nieuwe zorgleerlingen. - Bijzonderheden over de groep, waarbij de nadruk ligt op sociaal/ emotioneel gebied. De IB’er maakt een verslag van de groepsbespreking. Dit verslag wordt aan het einde van het jaar door de intern begeleider digitaal in Parnassys (digitaal LVS). De leerkracht past alleen, indien er veranderingen zijn, het groepsoverzicht aan. En stelt zonodig de nieuwe steuntjes op. Groepsbesprekingen groepen 1/2 en 3. Voor de groepen 1/2 en 3 is het jaar verdeeld in 4 ondersteuningsblokken. Deze blokken lopen synchroon aan de 4 groepsbesprekingen. Voor deze groepen geldt dat voor elke groepsbespreking het groepsoverzicht moet worden bijgesteld en tijdig naar de IB’er gemaild. Na elke groepsbespreking wordt het groepsplan aangepast. Naast de reguliere groepsbesprekingen kan er m.b.t. een zorgleerling sprake zijn van overlegsituaties met externe deskundigen zoals een medewerker van het CED, WSNS, CLZ, SBO e.d. Indien ouders van een zorgleerling worden uitgenodigd voor een oudergesprek is de IB’ er hier bij aanwezig. Bij een onderzoek uitgevoerd door de IB’ er zelf, zal de uitkomst hiervan vooraf met de leerkracht worden doorgesproken. Bij het oudergesprek is het wenselijk dat, naast de IB’er, de leerkracht hierbij aanwezig is.
14
7. Administratie Klassenmap Leerlingenlijst Regels en afspraken Gegevens leerlingen Roosters en plattegrond Voorbereiding en dagverslag Lopende GP’s, HP’s, leerlijnen en steuntjes Lopend groepsoverzicht Toetskalender (Voor een uitgebreide beschrijving van de verschillende onderdelen zie afspraken inhoud klassenmap) Cijfermap Uitdraai Cito groepsoverzicht toets alle onderdelen (Dit mag aan het eind van het jaar uit de map verwijderd worden. Eerdere toetsgegevens staan in het Cito lovs). Voor de verschillende vakgebieden een leerlingenlijst t.b.v. de gehaalde cijfers. De kleutergroepen hebben geen cijfermap maar een logboek en lvslijst. Elk kind heeft een eigen blad. Ook zitten hier groepslijsten in met (prestatie)gegevens. LeesEstafettemap Leerlingkaarten (Deze leerlingkaarten worden aan het eind van het schooljaar doorgegeven aan de volgende leerkracht.) In het schooljaar 2011-2012 is een start gemaakt het met digitaliseren van het LVS bij de zowel de onder- als bovenbouw. Belangrijke documenten van voorgaande jaren welke niet digitaal beschikbaar zijn, worden in onderstaande mappen gearchiveerd. Schaduwlijstmap Per leerjaar opbergen: 10-wekenverslag Lvs-lijst groep 1 en 2 Kopie rapporten Per onderdeel opbergen: Klassenstaat AVI Cito grafementoets (groep 3) Cito auditieve synthesetoets (groep 3) Administratie leerlingbegeleiding Leerlinglijst Inschrijfformulier Intakelijst Logboek groep 1/2 Verslagen externe instantie zoals bijv. fysiotherapie, CED, CLZ, logopedie gespreksverslagen Scol
Via www.scol.nl kunnen alle leerling- en groepsoverzichten ingevuld en bekeken worden.
15
Digitaal LVS (In de leerkrachtmap op de computer (vanaf 2012-2013 in Parnassys).) Citoanalyse Groepsoverzichten Groepsplannen en handelingsplannen Herfstsignalering groep 3 toetsgegevens Logopedieverslagen (vanaf 2012/2013) Spelling- en taal in beeld toetsgegevens Toetskalender Tempotoets rekenen Verslag groepsbesprekingen WIG toetsgegevens Screeningsanalyse groep 2 (vanaf 2012-2013) Rapportgesprekverslagen Gespreksverslagen Waar wordt het overzicht van de steuntjes in de rug bewaard?: Tijdens de ondersteuning in de klassenmap. Aan het eind van een ondersteuningsblok wordt het steuntje geëvalueerd op het notatieformulier steuntjes. Op dit blad staat een overzicht van alle gegeven steuntjes in het afgelopen blok. De IB’er bewaart een kopie in het schaduwarchief en in de digitale LVSmap. Het notitieblad groepsondersteuning wordt aan het einde van het ondersteuningsblok aan de IB’er gegeven welke het bewaard. Waar wordt het overzicht van de groepsplannen bewaard?: Tijdens de ondersteuning in de klassenmap. De IB’er bewaart de GP’s en HP’s in het schaduwarchief en in de digitale LVS-map. Het notitieblad groepsondersteuning wordt aan het einde van het ondersteuningsblok aan de IB’er gegeven welke het bewaard. Groepsoverzicht Het groepsoverzicht wordt 2 keer per jaar en 4 keer voor groep 1/2 en 3 ingevuld en opgeslagen in het digitale LVS. Het lopende groepsoverzicht wordt bewaard in de klassenmap. De IB’er bewaart de verschillende versies van het groepsoverzicht in het schaduwarchief. Het groepsoverzicht in de digitale LVS-map wordt bij wijzigingen steeds overschreven. Overdrachtsmap groep 6, 7 en 8
De leerkracht van groep 6 maakt aan het eind van het schooljaar de overdrachtsmap in orde en geeft deze door aan de volgende leerkracht. Hij vult aan, maar haalt er niets uit. In deze map zitten per leerling: de uitslag van de Cito Entree toets, eventuele verslagen van oudergesprekken, rapportgesprekken of onderzoeken, een kopie van het eindrapport het groepsoverzicht een dle-bepaling van de Cito-spelling en Cito-rekenen van de zorgleerlingen die waarschijnlijk worden aangemeld bij steunpunt onderwijs.
16
8. Oudergesprekken en rapportage Rapportage aan ouders In groep 1 worden de ouders twee maal per schooljaar via een gesprek met de groepsleerkracht op de hoogte gesteld van de ontwikkeling van hun kind binnen de groep. Het eerste gesprek het zgn. tienwekengesprek vindt plaats na ongeveer tien weken onderwijs. In groep 2 krijgen de ouders in november een gesprek waarbij de lvslijst groep 1/2 wordt besproken. In maart krijgen de kinderen een rapport wat daarna met ouders besproken wordt. Het overgangsrapport gaat in principe mee zonder dat er een gesprek volgt. De leerlingen van de groepen 3 tot en met 8 krijgen drie keer per jaar een rapport. Na het eerste en tweede rapport in november en maart worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek met de groepsleerkracht. Alle kinderen krijgen op de laatste dag van het schooljaar hun derde rapport mee. Dit rapport wordt in principe niet meer besproken. Als blijkt dat een kind nog niet toe is aan de leerstof van een volgend leerjaar, kan een doublure overwogen worden. Dit wordt uitvoerig en ruim voor het einde van het schooljaar met ouders en leerkrachten besproken, waar nodig in het bijzijn van intern begeleider of directie. Naast de reguliere groepsbesprekingen kan er m.b.t. een zorgleerling sprake zijn van overlegsituaties met externe deskundigen zoals een medewerker van het CED, WSNS, CLZ, REC, SBO e.d. Indien ouders van een zorgleerling hierbij worden uitgenodigd voor een oudergesprek is de IB’ er hier altijd bij aanwezig. Bij een onderzoek uitgevoerd door de IB’ er zelf, zal de uitkomst hiervan vooraf met de leerkracht worden doorgesproken. Bij het oudergesprek is het wenselijk dat, naast de IB’ er, de leerkracht hierbij aanwezig is. De IB’er maakt van het onderzoek een verslag, de leerkracht van het gesprek. Beiden worden in Parnassys opgeslagen. Advisering groep 8:
In groep 7 maken de kinderen de Cito-entreetoets, de afname vindt plaats rond 6 weken voor het eind van het schooljaar. Zodra de uitslag binnen is, wordt deze zo spoedig mogelijk aan de ouders overhandigd. De ouders ontvangen een standaardbrief. Opvallende zaken worden met de ouders besproken. In geval van twijfel over de interpretatie van de uitslag wordt de leerkracht van groep 8 of de intern begeleider geraadpleegd. Als ouders vragen hebben over de uitslag, kunnen zij contact opnemen met de leerkracht van groep 7. Van deze gesprekken wordt een verslag gemaakt.
De leerkracht van groep 7 maakt aan het eind van het schooljaar de overdrachtsmap in orde. Hij vult aan, maar haalt er niets uit. In deze map zitten per leerling: de uitslag van de Cito Entree toets, eventuele verslagen van oudergesprekken, rapportgesprekken of onderzoeken, een kopie van het eindrapport het groepsoverzicht een dle-bepaling van de Cito-spelling en Cito-rekenen van de zorgleerlingen die waarschijnlijk worden aangemeld bij steunpunt onderwijs. Dit zijn leerlingen waarvan verwacht wordt dat zij tijdens de Cito-eindtoets een score van 520 of lager zullen halen. Deze zorgleerlingen worden alvast door de leerkracht van groep 7 doorgegeven aan de leerkracht van groep
17
8. De leerkracht van groep 8 vult digitaal een onderwijskundig rapport voor deze zorgleerlingen in. (https://start.onderwijstransparant.nl/Pages/Login.aspx). De brustoets wordt in groep 8 afgenomen en daarna toegevoegd aan het onderwijskundig rapport. In oktober/ november vindt er een ouderavond plaats. Deze avond wordt georganiseerd door het voortgezet onderwijs. Hierbij moeten de volgende mensen aanwezig zijn: de intern begeleider, de leerkrachten van groep 7 van vorig schooljaar en eventuele startende leerkrachten van groep 7. de directeur de leerkrachten van groep 8 In november volgt het eerste rapport en wordt het voorlopig advies voorbereid. Het voorlopig advies wordt gemaakt door de leerkracht van groep 8. De intern begeleider, de directeur en de leerkracht van groep 7 (vorig schooljaar) bekijken dit advies en geven eventuele op- en aanmerkingen. Als alles met bovenstaande personen besproken is, maakt de leerkracht van groep 8 het voorlopige advies. Nadat het rapport met de kinderen is meegegeven, volgt z.s.m. het adviseringsgesprek. De leerkracht van groep 8 voert dit gesprek, waarbij altijd een tweede persoon aanwezig is, dit ter ondersteuning en om aantekeningen te maken. Dit is in principe de directeur of de intern begeleider. De ouders krijgen een schriftelijk verslag met daarop het voorlopige advies. In het schriftelijk verslag zullen grotendeels de volgende punten behandeld moeten worden: - Sociale kant van de leerling - Moeilijke/ makkelijke vakken van de leerling - Zelfstandig werken - Werkhouding - Huiswerkhouding - Zaakvakken - Concentratie/ motivatie - Aangeboden ondersteuning - Creativiteit - Sport Goed opletten op een evenwicht in goede/ sterke punten en verbeterpunten. In februari maken de leerlingen de Cito-toets. Het definitieve advies wordt gemaakt door de leerkracht van groep 8. De intern begeleider, de directeur en de groep 7 leerkracht (vorig schooljaar) bekijken dit advies en geven eventuele op- en aanmerkingen. Het uiteindelijke adviesgesprek volgt, weer in het bijzijn van een tweede persoon (in principe de directeur of de intern begeleider). Na het definitieve advies kunnen de ouders de kinderen inschrijven op de diverse vormen van het voortgezet onderwijs. De groep 8 leerkracht geeft het standaardformulier mee met daarop het definitief advies De leerkracht geeft het ingevulde OKR mee aan de ouders bij het 2de Adviesgesprek. De directeur zorgt voor de uitschrijvingen van de leerlingen aan het eind van het schooljaar. Aan het eind van het schooljaar krijgen alle teamleden een groepsoverzicht waarop aangegeven wordt welke cito-score is behaald en naar welke vorm van vervolgonderwijs de leerlingen gaan. Dit regelt de intern begeleider. Een overzicht van de uitstroming zal in de schoolgids opgenomen worden. In het begin van het nieuwe schooljaar worden de resultaten van de
18
Cito-toets geëvalueerd tijdens een opbrengstenvergadering. De directeur en de intern begeleider bereiden dit voor.
Overzicht: oktober okt/nov november november nov/ dec februari februari feb/ maart feb/ maart feb/ maart feb/ maart mei/ juni
LWOO leerlingen digitaal aanmelden Ouderavond VO Rapporten maken Voorlopige adviezen maken Voorlopig adviesavond Onderwijskundig rap. Invullen/ compleet maken Cito eindtoets Rapporten maken Definitief advies maken Definitief advies avonden Onderwijskundig rapport meegeven Inschrijvingen opsturen
19
9. Toetskalender Toetskalender 2011-2012 (opbergen in de klassenmap). Naast de methodegebonden toetsen zullen onderstaande toetsen moeten worden afgenomen. Naast de methodegebonden toetsen zullen onderstaande toetsen moeten worden afgenomen. Groep Wat Wanneer Wanneer Overig 1 10-weken verslag Cito Taal Mei Cito Rekenen Mei LVS lijst Mei 2
3
4
5
LVS-lijst Verwachtingskaart Februari screening Hernieuwde observatie van uitvallende onderdelen Cito Rekenen Cito Taal Screening beg. geletterheid
November Januari November Februari Juni
Mei
Februari Februari Oktober
Juni alleen D en E Juni alleen D en E
Herfstsignalering Scol Wintersignalering AVI/DMT Grafementoets Auditieve synthesetoets Cito Spelling Cito Rekenen Tempotoets Teije de Vos Lentesignalering AVI/DMT Zomersignalering AVI/DMT Cito Begrijpend Lezen Cito Woordenschat Screenen op dyslexie door IB
Okt/nov Oktober Februari Februari Februari Februari Februari Februari April Juni
Klassenstaat AVI-lezen/DMT Cito Spelling Cito Rekenen Tempotoets Teije de Vos Cito Begrijpend Lezen Scol Cito Woordenschat Screenen op dyslexie door IB
Januari Januari Januari Januari
Klassenstaat AVI-lezen/DMT Cito Spelling Cito Rekenen Tempotoets Teije de Vos Scol Cito Begrijpend Lezen
Januari Januari Januari Januari Oktober Jan/feb
Juni Juni april
Mei April April Juni Juni Juni
Uitval wintersignalering Juni Juni Juni
Oktober
20
Alleen bij uitval DMT/Avi
Mei Juni Juni Juni Juni Mei Juni April/mei Mei Juni Juni Juni Mei
Screenen op dyslexie door IB Groep 6
7
8
April/mei
Wat Klassenstaat AVI-lezen/DMT Cito Spelling Cito Rekenen Tempotoets Teije de Vos Cito Begrijpend Lezen Scol Screenen op dyslexie door IB
Wanneer Januari Januari Januari Januari Jan/feb Oktober
Wanneer Mei Juni Juni Juni
Klassenstaat AVI-lezen/DMT Tempotoets Teije de Vos Cito Rekenen Cito Spelling Cito Begrijpend Lezen Scol Screenen op dyslexie door IB Cito entree
januari Januari Januari Januari Jan/feb Oktober
mei
Zo laat
Mei April/mei mogelijk
Klassenstaat AVI-lezen/DMT Cito Spelling Cito Werkwoordspelling Cito Rekenen Cito Begrijpend Lezen Cito Eindtoets Scoll
januari Januari Januari Januari Januari Februari Oktober
Mei
21
Mei April/mei
Overig
10. Bijlagen Bijlage 1
Beleidsnotitie “Omgaan met dyslexie en dyscalculie op Het Windas” Deze notitie is bedoeld om afspraken te maken over het signaleren van leerlingen met dyslexie c.q. lees/spellingproblemen en de consequenties die dit heeft voor het begeleiden van deze leerlingen binnen de groep.
Wanneer spreken wij van dyslexie Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in de automatisering van de woordindicatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen). Kinderen met dyslexie hebben een ernstige lees-of spelling achterstand. Zij behoren in principe bij herhaling tot de 10% zwaksten bij landelijk genormeerde toetsen. Signaleren in de kleuterfase: De leesvoorwaarden staan op de observatielijst, die correspondeert met het rapport. Wanneer een belangrijk onderdeel (voorzien van een 1 op de betreffende lijst) aan het einde van groep 2 onvoldoende beheerst wordt, wordt dit aangegeven op de lijst screeningsanalyse overgang groep 2 naar 3. Hierop wordt ook aangegeven of er dyslexie in de familie voorkomt. De lijst gaat mee naar groep 3. Tijdens de groepsoverdracht wordt de lijst besproken. De leerkracht van groep 3 kan dan al extra alert zijn in de eerste schoolweken.
Signaleren dyslexie in groep 3 t/m 7: Tijdens groepsbesprekingen geeft de leerkracht aan of er problemen zijn met lezen en/of spelling. In overleg met de IB’er wordt bepaald of een leerling in aanmerking komt voor een screening. Vanaf groep 4 vindt er een jaarlijkse screening plaats, bij voorkeur in de maanden mei/juni. Deze screening wordt door de IB’er gedaan. Groep 3: Signaleren: • gegevens herfstsignalering, • wintersignalering en zomersignalering: - DMT 1 en 2: D- of E-score - M3 beheersniveau of lager in juni • LOVS spelling E3: D of E-niveau, dalende curve • Onnauwkeurig spellen bij methodegebonden toetsen De kinderen worden aangemeld bij de IB’er. In overleg met de leerkracht wordt er bekeken welke stappen er genomen moeten worden voor extra begeleiding. Deze leerlingen worden ook ter bespreking bij de leeskliniek aangeboden.
22
Groep 4 t/m 7: Signaleren: 1. Klassenstaat AVI mei hanteren: 1. DMT 2009: lage D- of E-score 2. M4/7: beheersniveau of lager 2. LOVS spelling: 2. lage D- of E-niveau 3. dalende curve 3. Onnauwkeurig spellen bij methode gebonden toetsen Aanmelden bij IB’er. Deze neemt af: - Verkort FIK-2 onderzoek Indien vermoedens van dyslectische kenmerken: - FIK-2 uitslag bespreken met LK en ouders - Lezen in aanpak 1 - Indien aanpak 1 niet het gewenste resultaat geeft, wordt een individueel HP opgesteld. - In principe aanmelden bij leeskliniek bij hardnekkigheid (groep 3/5)
Dyslexieverklaring: School zorgt niet voor een dyslexie verklaring. Indien ouders een verklaring wensen zullen zij dit zelf moeten verzorgen en bekostigen. Voor school is het niet vereist dat er een dyslexieverklaring wordt opgesteld om een leerling in aanmerking te laten komen voor compenserende maatregelen zoals hieronder beschreven. Dyslectische kenmerken kunnen worden geconstateerd door de afname van een verkort FIK-2 onderzoek door de IB’er, extern deskundig onderzoek zoals het CED, orthopedagoog, logopediste, leeskliniek e.d.
Afspraken voor dyslectische kinderen en NLD/dyscalculie/eigen leerlijn Na overleg met IB, leerkracht, ouders en kind wordt besloten welke afspraken recht doen aan de onderwijsbehoeften van het desbetreffende kind. Kleuterfase: Interactief voorlezen van verhalen (evt. m.b.v. pictogrammen) Laten vertellen bij platen/woordenschat vergroten. Auditief synthetiseren met plaatjes. Auditief analyseren in klankgroepen. Klankgebaren spreekbeeld hanteren. Dit wordt verder voortgezet in groep 3. Geheugensteuntjes aanbieden bij en structuur aanbrengen in (abstracte)begrippen en namen (kleuren, dagen van de week, links/rechts).
23
Welke kinderen?
Dyslexie Alle kinderen met een dyslexie verklaring en waarbij vermoedens zijn van dyslexie (via een verkort FIK-2 oz door IB’er of extern onderzoek zoals CED, logo, leeskliniek e.d.)
RT/ondersteuning
Wekelijkse voorinstructie buiten de groep
In de klas oefenwerk
Spelling: - .meer spelling oefenen op de computer eventueel door vermindering te maken stof - verlengde instructie - kritische houding aanleren op gemaakt werk Lezen: - in leesaanpak 1 Wereldoriëntatie: - vergroting topo oefenbladen Docu: - mogelijkheid tot op een lager niveau werken - meer tijd om een onderwerp af te ronden Werkhouding: - hoeveelheid werk verminderen (gr 3/5) - i.v.m. extra tijd flexibel omgaan met de weektaak op school - complexe taken in stappen aanleren te 24
NLD/Dyscalculie/leerlijn Alle kinderen waarbij het geconstateerd is (met of zonder verklaring) of er vermoedens zijn geconstateerd door een externe deskundige nav oz. Kinderen met een eigen leerlijn rekenen. Wekelijkse voorinstructie rekenstof buiten de groep. Eigen leerlijn: tevens wekelijkse behandeling projecttk en red. sommen buiten de groep op eigen niveau (indien dit valt in te plannen) t/m groep 5: - (bij grote uitzondering) een tafelkaart - gebruik van concreet materiaal - gebruik opzoekboekje met hulpkaartjes (geen tafelkrt etc) - gebruik uitrekenpapier om tussenstappen op te laten schrijven - zoveel mogelijk dagelijks oefenen met automatiseren - Zie verder 5 t/m 8. gr 5 t/m 8: - gebruik opzoekboekje met o.a. tafel/deelkaart etc. - gebruik uitrekenpapier om tussenstappen op te laten schrijven - meer tijd door minder sommen maken - verlengde instructie - zoveel mogelijk dagelijks oefenen automatiseren op de computer
-
maken/plannen zelfvertrouwen vergroten middels evaluatie gesprekken
.eigen leerlijn: - zie bovenstaand - minder taken maken per week, meer oefenen op de computer - verlengde instructie - zoveel mogelijk dagelijks oefenen automatiseren op de computer - vanaf gr 7 gebruik rekenmachine (iov met IB)
In de klas Spelling: t/m 5: methode - in overleg met ouders - gebruik concreet gebonden toetsen dictees digitaal maken materiaal - extra tijd - gebruik opzoekboekje - kritische houding op met hulpkaartjes (geen gemaakt werk tafels etc) aanleren - gebruik uitrekenpapier - bij eigen leerlijn - extra tijd sterretje bij spelling en gr 6 t/m 8: niveau achter op - gebruik opzoekboekje rapport vermelden - gebruik kladpapier Lezen: - extra tijd - toetsen buiten de eigen leerlijn: groep indien mogelijk - zie bovenstaand - vanaf groep 4 aanpak - vanaf groep 7 gebruik 1 achterop rapport rekenmachine na - bij groep 3 GP achter overleg IB op rapport vermelden - niveau achter op Wereldoriëntatie: rapport - topo: mogelijkheid tot vergroting toetsen - kopie antwoordenboek en boek mee naar huis - Engels: - spellingfouten in woord soepel mee omgaan CITO algemeen
-
digitaal met auditieve ondersteuning extra tijd indien nodig bij eigen leerlijn: maken op eigen niveau en 25
-
digitaal met auditieve ondersteuning extra tijd indien nodig uitrekenpapier alle onderdelen
CITO entree of eindtoets
-
vermelden op rapport
-
bij eigen leerlijn: maken op eigen niveau en vermelden op rapport
cd met auditieve ondersteuning extra tijd indien nodig
-
cd met auditieve ondersteuning of digitale niveautoets extra tijd indien nodig kladpapier alle onderdelen
-
26
Bijlage 2 Protocol (meer)begaafdheid 1. Eerste signalering Signalering bij (meer)begaafde kinderen in groep 1 en 2. informatie van de ouders van nieuwe leerlingen bij een intakegesprek observaties/ inschatting van de leerkracht een menstekening ( binnen de eerste 4 schoolweken laten maken) Scol informatie uit het LVS; Cito-toetsen taal en rekenen, LVS observatielijst Signalering bij (meer)begaafde kinderen in groep 3 en hoger. gesprek met de ouders Informatie uit het leerlingvolgsysteem Scol observeren aan de hand van een kenmerkenlijst (ook een voor onderpresteerders) 2. Mogelijke vervolgstappen na signalering •
•
Invullen signaleringsinstrument In 2012-2013 wordt er een werkgroep (meer)begaafden samengesteld die o.a. gaan beoordelen welk signaleringsinstrument voor hoogbegaafdheid we gaan aanschaffen. Wanneer nodig invullen signaleringslijst onderpresteerders Wanneer nodig verder intelligentieonderzoek. ( Ongeacht het precieze IQ, er moet ingespeeld worden op de behoeften van het kind. Een onderzoek hoeft alleen plaats te vinden wanneer een kind vastloopt, onderpresteert of wanneer er getwijfeld wordt aan zijn capaciteiten.
3. Aanpassen leerstof
Didactische differentiatie, door bijv. minder basisstof aan te bieden met weinig herhaling (routeboekje rekenen en taal) of andere leerstof. Differentiëren op tempo, door bijv. de leerstof in te dikken, zodat het tijd over houdt voor extra verdieping/verrijking Verrijken en verdiepen Versnellen (in bepaalde gevallen)
27
Lijst signaleringsinstrumenten: Signaleringslijst onderpresteren Invullen bij vermoeden van onderpresteren Naam leerling Geboortedatum Leeftijd Groep Leerkracht Invuldatum * * * * *
O O O O O O O O O
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
*
O O
10. 11.
*
O
12.
O
13.
O
14.
O O
15. 16.
O O O
17. 18. 19.
O
20.
O
21.
Lage test/toetsresultaten Presteert op of onder niveau in lezen taal of rekenen. Dagelijks schoolwerk niet of slecht af, inclusief huiswerk. Superieur in begrijpen en onthouden (eventueel selectief) van begrippen Grote kloof kwaliteit tussen schriftelijk en verbaal werk. Grote feitelijke kennis. Grote fantasie, creativiteit, verbeeld, is inventief. Voortdurend ontevreden met geleverd werk, ook in expressievakken. Probeert nieuwe activiteiten te vermijden, is perfectionistisch, wil mislukkingen voorkomen Toont initiatief in het voortzetten van eigen keuze projecten. Heeft breed interessegebied en mogelijke speciale deskundigheid op een bepaald gebied. Toont negatieve zelfwaardering door terugtrekken of agressief gedrag, negatieve zelfprojectie op anderen. Functioneert niet gemakkelijk en/of constructief in een groep, doet niet Graag mee aan groepsactiviteiten. Geeft blijk van scherpzinnige, sensitieve gevoeligheid en waarneming van problemen ten opzichte van zichzelf, anderen, levensvraagstukken, waaruit blijkt dat hij/zij ver vooruit is. Heeft onrealistische zelfverwachting, te hoog of te laag. Geen voldoening over leerstofaanbod, houdt niet van instampen, geheugenwerk. Is gemakkelijk afleidbaar, kan zich moeilijk concentreren op een taak. Onverschillige of negatieve houding tegenover school. Biedt weerstand tegen pogingen van de leerkracht om hem/haar te motiveren. Heeft moeilijkheden in vriendschapsrelaties, in het sluiten van vriendschappen. Lijkt lui, zich te vervelen, is met andere dingen bezig, maar weet bij navraag toch waar de les over gaat.
Scoreverloop (bij10 aangekruiste vakjes, inclusief de * vakjes is er zeer waarschijnlijk sprake van onderpresteren)
Aantal aangekruiste items: Aantal aangekruiste items met *: Sprake van onderpresteren: ja/nee 28
Bijlage 3 Protocol tegen pesten – Basisschool Het Windas Inleiding op het protocol Pesten is een probleem dat alle aandacht verdient, daarover geen misverstand. In dit protocol tegen pesten staat naast allerlei informatie over dit probleem (hoofdstuk 1) ook hoe we op Het Windas het hoofd proberen te bieden aan het traditioneel pesten en cyberpesten (hoofdstuk 2). Als bijlage worden de signaallijsten toege-voegd, zodat alle partijen weten waar op gelet kan worden. Hoofdstuk 1 Theorie 1.1 Enkele gegevens Van alle vormen van geweld op scholen komt pesten het meest voor: 27% van de kinderen op de basisschool zegt wel eens gepest te worden. Dat zijn 6 tot 8 kinderen in elke klas! 4% van de kinderen op de basisschool geeft zelfs aan meerdere malen per week gepest te worden. Dat is in elke klas wel één kind. 98% van de kinderen in Nederland gebruikt internet. 88% zit elke dag thuis op internet. 12% van de kinderen geeft aan wel eens gepest te worden via internet en 15% van de kinderen zegt zelf wel eens te treiteren via het net. 1.2 Vormen van pesten Er zijn verschillende vormen van pesten: fysiek geweld zoals duwen, schoppen, slaan en spugen spullen afpakken en/of vernielen (in de groep) voor schut zetten bedreigen en/of chanteren alle inbreng van het gepeste kind als waardeloos bestempelen roddelen uitschelden kleineren uitsluiten met spelen of bij partijtjes negeren (bijvoorbeeld bij een spel) digitaal pesten. uitlachen (bijvoorbeeld als er een fout antwoord wordt gegeven) uitdrukkingen als: ”Jij mag lekker niet bij mij spelen," "Wíj mogen wel op haar verjaardagsfeestje komen." kwetsen geheimen van een ander doorvertellen de baas spelen over de ander opdrachten geven die een kind zelf niet durft te doen 1.3 Wat is pesten? Plagen en pesten worden vaak door elkaar gehaald. Plagen gaat tussen twee mensen die elkaar aankunnen. De geplaagde kan zichzelf verdedigen. Plagen 29
duurt kort en is vriendelijk of grappig van aard. Wie wie plaagt ligt niet vast, bij pesten vaak wel. Bij pesten daarentegen kan een gepest kind zich niet verdedigen. De pester heeft alle macht. Pesten komt steeds weer terug en is kwetsend bedoeld. Het draait niet alleen om lichamelijk geweld, maar ook om psychisch geweld. 1.4 Waarom pesten kinderen? Kinderen pesten om verschillende redenen. Het ene kind pest omdat het bang is om zelf zondebok te worden. Een ander doet het om stoer te zijn of omdat er een vorm van beloning tegenover staat. Het levert iets op om te pesten: kinderen kijken tegen je op, lachen om je, je voelt je heel wat. 1.5 Wat zijn de gevolgen? Het gepeste kind voelt zich alleen, wordt snel bang en onzeker, verliest zelfvertrouwen en eigenwaarde. Als het in de tegenaanval gaat, krijgt het geen steun. In vergelijking met kinderen die niet worden gepest, hebben gepeste kinderen vaker last van psychische en lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn, slaapproblemen, buikpijn, bedplassen, faalangst, vermoeidheid en depressie. Niet alleen het gepeste kind vertoont allerlei symptomen, maar ook de groep leidt onder het pesten. Er heerst een dreigend en onveilig klimaat, iedereen is angstig en wantrouwt elkaar. Deze symptomen lijken veel op die bij kindermishandeling. In Nederland sterven ieder jaar 5 kinderen (jonger dan 14 jaar) door zelfmoord. 1.6 Signalen die erop kunnen duiden dat een kind gepest wordt De volgende signalen kunnen erop duiden dat een kind gepest wordt: niet meer naar school, de sportclub en naar buiten willen of daarvoor uitvluchten verzinnen alleen staan in de pauze niet meer willen vertellen over school, sportclub of buitenspelen geen klasgenoten mee naar huis nemen en/of nooit uitgenodigd worden op partijtjes slaapproblemen, nachtmerries en bedplassen concentratieproblemen snel prikkelbaar en boos lichamelijke klachten zoals buikpijn, hoofdpijn en moeheid blauwe plekken beschadigde of kwijtgeraakte spullen Wanneer een leerling bovenstaand gedrag vertoont, kan dit betekenen dat hij of zij wordt gepest. Kinderen bekennen echter niet snel of ze al dan niet bij pesten betrokken zijn. 1.7 Mechanismen bij het pesten Volwassenen en kinderen zijn vaak niet zo rationeel: ze zijn onderhevig aan allerlei mogelijke wetten of mechanismen.
30
Drie hiervan worden hieronder kort toegelicht: 1 de samenzwering om te zwijgen; 2 het omstanderdilemma; 3 de neiging van ons allen om slachtoffers van geweld (een gedeelte van) de schuld te geven, ‘blaming the victim’ genoemd. 1.7.1 De samenzwering om te zwijgen Dit houdt in dat (bijna) iedere leerling in een groep weet dat er gepest wordt, maar dat geen van hen het aan een ouder of leerkracht durft te vertellen. De angst is namelijk dat ze worden beschuldigd 'geklikt' te hebben en hiervoor gestraft te zullen worden. Vertelt een leerling namelijk het groepsgeheim, dan wordt de sociale norm die luidt dat met buitenstaanders niet over groepsgeheimen wordt gesproken, overtreden, voor welk vergrijp men wordt gestraft. Dit is de kern van het zogenaamde klokkenluiderprobleem. Een oplossing voor deze wetmatigheid is de regel dat leerlingen niet mogen klikken, maar dat, als de regels die de leerkrachten voor de leerlingen hebben vastgesteld (groepen 1 t/m 3) of de leerlingen met elkaar (groepen 4 t/m 8) hebben afgesproken, worden overtreden, iedereen (dus ook de overtreder), het recht en de plicht heeft dit aan elkaar en aan de leerkracht te melden. Dit wordt dan geen klikken genoemd. 1.7.2 Het omstanderdilemma Kort gezegd houdt het in dat omstanders, geconfronteerd met geweld, zich afvragen of zij moeten ingrijpen, welke vraag in de meeste gevallen wordt beantwoord met niets doen. Een oplossing voor dit psychologische mechanisme is het feit dat een school beleid maakt, in welk beleid is vastgelegd dat iedereen het recht en de plicht heeft duidelijk stelling te nemen tegen ongewenste omgangs-vormen. 1.7.3 De neiging om het slachtoffer van geweld (een gedeelte van) de schuld te geven Volgens deze theorie werken individuen volgens een aantal schema's. Eén van deze schema's is: het geloof in de rechtvaardige wereld. We gaan er hierbij vanuit dat, als we goed werken, we eens hiervoor zullen worden beloond. Nu zien we in onze omgeving iemand die goed werkt, maar niet wordt beloond. Hij of zij wordt gepest op school. Om ons geloof in de rechtvaardige wereld te herstellen, geven we het slachtoffer (een gedeelte van) de schuld. We stellen het slachtoffer, al dan niet volledig, verantwoordelijk voor het geweld dat het is overkomen. Het enige advies om aan dit mechanisme een einde te maken is: voortdurend blijven benadrukken dat geen enkel slachtoffer erom gevraagd heeft gepest te worden.
31
1.8 Pesten en de betrokkenen Bij pesten zijn vijf partijen betrokken: -
1. De zwijgende middengroep bestaande uit vijf subgroepen: leerlingen die mee-pesten uit angst - leerlingen die mee-pesten uit berekening - degenen die niet mee-pesten, maar die ook geen duidelijk stelling nemen - de enkeling die niet ziet dat er in de groep wordt gepest - de eenling, met een hoge status in de groep, die het af en toe voor het slachtoffer opneemt 2. De pester 3. De leerkracht 4. De ouders 5. Het slachtoffer
Hoofdstuk 2 De praktijk 2.1 De regels om pesten te voorkomen Regelmatig moet duidelijk gemaakt worden dat de school de veiligheid van leerlingen, leerkrachten en ouders uiterst belangrijk vindt; dat iedereen op en buiten school veilig mag zijn; dat daarvoor regels voor of door leerlingen zijn vastgesteld; dat iedereen mag vertellen welke regels door wie worden overtreden en dat dit geen klikken is. Bij ons op Het Windas houden we minstens eenmaal per 2 weken de sociale kring. Het kringgesprek is een prettige en vertrouwde manier om met een groep dingen te bespreken. Het is erg belangrijk dat kinderen elkaar aan kunnen kijken als zij in gesprek met elkaar zijn. Het doel van een sociale kring is om samen over een onderwerp te praten en dat het uiteindelijk tot concrete stappen en / of afspraken leidt. Het bevordert een open en veilige omgeving voor kinderen als men weet dat je op een nette manier elkaar kan aanspreken. Ook pesten / pestgedrag kan besproken worden tijdens de sociale kring. 2.2 Pesten aanpakken algemeen Voor een adequate aanpak van het probleem is het noodzakelijk alle bij het probleem betrokken partijen bij de oplossing van het probleem te betrekken. Dat is mogelijk via de vijfsporenaanpak van pesten: 1. Mobiliseren van de zwijgende middengroep. 2. Hulp geven aan pesters. 3. Achtergrondinformatie verschaffen aan leerkrachten. 4. Achtergrondinformatie verschaffen aan ouders. 5. Hulp bieden aan gepeste kinderen. De volgende bronnen kunnen gebruikt worden: scol, de pestmap, de map seksualiteit en relaties
32
Deze aanpak is gericht op de verschillende partijen die betrokken zijn bij pesten: het gepeste kind, de pester, de ouders, de klasgenoten en de school. 1. Mobiliseren van de zwijgende meerderheid REGEL 1: Het bij de leerkracht melden van pesten wordt niet opgevat als klikken. REGEL 2: Een medeleerling heeft de verantwoordelijkheid om het pestprobleem bij de leerkracht aan te kaarten. De middengroep (de rest van de klas) moet betrokken worden bij de oplossingen van het pestprobleem: Met de kinderen praten over pesten en over hun eigen rol daarbij. Met de kinderen overleggen over mogelijke oplossingen en over wat ze zelf kunnen bijdragen aan die oplossingen. Samen met de kinderen werken aan oplossingen, waarbij ze zelf een actieve rol spelen. 2. Steun bieden aan het kind dat zelf pest: Met het kind bespreken wat pesten voor een ander betekent. Het kind helpen om op een positieve manier relaties te onderhouden met andere kinderen. Het kind helpen om zich aan regels en afspraken te houden. Zorgen dat het kind zich veilig voelt; uitleggen wat jij als leerkracht gaat doen om het pesten te stoppen. Stel grenzen en verbind daar consequenties aan. Zorgen voor follow-up gesprekken. 3. Informeren en helpen Naast het mobiliseren van de meerderheid is het belangrijk dat ouders en leerkrachten goed geïnformeerd zijn. In het algemeen kunnen ze zich oriënteren op de problematiek met bijv. www.kidstegengeweld.nl of www.pestweb.nl 4. De ouders van het gepeste en van het pestende kind steunen Ouders die zich zorgen maken over pesten serieus nemen. Ouders op de hoogte houden van pestsituaties. Informatie en advies geven over pesten en de manieren waarop pesten kan worden aangepakt. In samenwerking tussen school en ouders het pestprobleem aanpakken. Zowel op school als vanuit de thuissituatie. Zonodig ouders doorverwijzen naar deskundige ondersteuning. 5. Steun bieden aan het kind dat gepest wordt Naar het kind luisteren en zijn probleem serieus nemen. Met het kind overleggen over mogelijke oplossingen. Samen met het kind werken aan oplossingen. Inschakelen schoolmaatschappelijkwerk en/of schoolcontactpersoon.
33
Zonodig zorgen dat het kind deskundige hulp krijgt, bijvoorbeeld een sociale vaardigheidstraining om weerbaar te worden. Zorgen voor follow-up gesprekken. Hoofdstuk 3: Protocol cyberpesten Onderdeel van het pestprotocol Cyberpesten is een onderdeel van traditioneel pesten. De school kan het pestprotocol eenvoudig aanpassen door elementen van de aanpak van cyberpesten op te nemen. 3.1 Vormen van cyberpesten Twintig procent van de leerlingen heeft te maken met cyberpesten: anonieme berichten versturen via MSN en SMS, schelden, roddelen, bedreigen foto’s van mobieltjes en webcam op internet plaatsen privégegevens op een site plaatsen wachtwoorden en credits stelen en misbruiken haatprofielen aanmaken virussen sturen happy slapping (iemand voor de lol in elkaar slaan en dit filmen, daarna het filmpje op internet zetten) het versturen van een e-mail bom (heel veel e-mails tegelijk versturen waardoor de computer vastloopt) 3.2 Effecten De effecten van cyberpesten kunnen erger zijn dan bij traditioneel pesten. Opnames die via de webcam worden gemaakt, worden vastgelegd door een ander. Deze opnames verdwijnen nooit meer. Over de hele wereld kan een foto op een site staan. Foto’s die eenmaal op internet staan zijn soms niet meer te verwijderen. 3.3 Verantwoordelijkheid van de school Soms gebeurt pesten buiten de school. Toch heeft de school er veel last van. Het ruziën en pesten gaat op school door. Schoolresultaten lijden eronder. Er ontstaat een onveilig klimaat. Kinderen kunnen minder goed leren. Pesten heeft effect op het schoolklimaat. 3.4 Hoe kun je cyberpesten voorkomen? 1. Toepassen van het pestprotocol. 2. Leerlingen bewust maken van de gevaren op internet, de effecten van cyberpesten en de strafbare feiten. 3. Afspreken van internetgedrag en samen met de leerlingen regels maken. 4. Laat leerlingen van groep 5 het “Diploma Veilig Internet” behalen, zie de website http://diplomaveiliginternet.kennisnet.nl/ 3.5 Hoe kun je cyberpesten aanpakken? Voorbeeld 1: Een blootfoto van een leerling is op het internet geplaatst: Luister naar de leerling. Toon begrip en veroordeel niet. 34
Neem contact met de ouders op. Meld dit bij de contactpersoon of vertrouwenspersoon. Meld dit bij de provider met verzoek tot verwijdering van de foto. Zet jouw provider in dit e-mailadres:
[email protected] Adviseer de ouders aangifte bij de politie te doen. Probeer de dader te achterhalen. Voer maatregelen richting dader uit.
Voorbeeld 2: Een leerling wordt steeds lastig gevallen (stalking): Leer de leerling assertief te zijn: nee zeggen, contact afsluiten. De leerling niet laten ingaan op de stalker. Breng de ouders op de hoogte. Adviseer de ouders en de leerling om bewijslast te verzamelen. Adviseer de ouders aangifte bij de politie te doen. Voorbeeld 3: Over een leerling wordt bedreigd via MSN: Geef steun en luister naar de leerling. Adviseer de leerling berichten te bewaren en op te slaan. Probeer de dader te achterhalen via systeembeheerder en slachtoffer. Bespreek het met de mentor/vertrouwenspersoon. Spreek de pesters aan. Voer eventueel een klassengesprek. Neem contact met de ouders op. Probeer de dader op te sporen Soms is de identiteit van de dader te achterhalen door uit te zoeken van welke computer op school het bericht is verzonden. Je gebruikt daarvoor de zogenaamde logfiles van de schoolserver (centrale computer). Vanzelfsprekend heb je daar wel (technische) ondersteuning van een ICT-coördinator, systeembeheerder, en/of externe beheerder voor nodig. Ga na wanneer het bericht verstuurd is en welke klas op dat moment gebruik maakte van de computers. De stijl van het bericht en eventuele taalfouten kunnen de dader verraden. De dader kan wellicht ook worden gevonden door in de klas te praten over wat er is gebeurd. Soms is het niet mogelijk een dader te achterhalen en zit er niets anders op dan het effect te minimaliseren. Dat kan het beste door het slachtoffer op het hart te drukken niet te reageren op haatmail of andere ongewenste berichten. 3.6 Blokkeren van afzenders Sommige programma’s hebben de mogelijkheid om specifieke afzenders te blokkeren. Verwijs ouders naar onderstaande websites voor meer informatie. Op den duur loont het wellicht de moeite de leerling een nieuw e-mailadres te geven. Vertel je leerlingen dat ze altijd heel voorzichtig moeten zijn met het doorgeven van hun mailadres aan anderen. 3.7 Cyberpesten is strafbaar Er zijn verschillende vormen van cyberpesten die strafbaar zijn. Leerlingen realiseren zich dat vaak niet. Ook wanneer het slachtoffer lichamelijk letsel of materiële schade is toegebracht, kan de politie worden ingeschakeld. 35
Informatieve websites over digitaal pesten: www.mijnleerlingonline.nl www.dekinderconsument.nl www.iksurfveilig.nl www.internetsoa.nl www.i-respect.nl
36
Signaallijst pesten Naam leerkracht: ___________________________________________ __________
Groep:
Naam leerling: ______________________________________________ __________
Datum:
Op school Primaire signalen op school Kinderen die gepest worden kunnen één en over het algemeen meer van de volgende signalen vertonen: nooit
soms
vaak
nooit
soms
vaak
Ze worden (herhaaldelijk) op een gemene manier geplaagd, uitgescholden (ze kunnen scheldnaam hebben), bespot, gekleineerd, belachelijk gemaakt, vernederd, bedreigd, gecommandeerd, overheerst of onderworpen. Klasgenoten steken de draak met hen en lachen hen op een spottende en onvriendelijke manier uit. Ze worden lastig gevallen, weggeduwd, gestoten, gestompt, geslagen, geschopt en zijn niet in staat zichzelf adequaat te verdedigen. Ze zijn betrokken bij “ruzies”waarin ze zich totaal niet kunnen verdedigen en waaruit ze soms huilend proberen te ontsnappen. Hun boeken, geld of andere eigendommen worden beschadigd of slingeren rond. Ze hebben blauwe plekken, verwondingen, schrammen of gescheurde kleding die ze niet op een “normale”manier opgelopen kunnen hebben, en ze hebben enkele kenmerken zoals die onder “algemene kenmerken” genoemd staan. Secundaire signalen op school
Ze zijn (vaak) alleen en ze worden uitgesloten door de klas/groep tijdens de pauzes. Ze lijken géén goede vriend(in) in de klas te hebben. Ze worden als één van de laatste gekozen bij het samenstellen van een team. Ze proberen in de pauzes dicht bij de leerkracht of andere volwassenen te blijven. 37
Ze vinden het erg moeilijk hardop te praten in de klas en maken een angstige en onzekere indruk. Ze zien er bang, ongelukkig, neerslachtig en huilerig uit. Ze tonen een plotselinge of geleidelijke verslechtering in schoolresultaten. Thuis Primaire signalen thuis nooit
soms
vaak
nooit
soms
vaak
Ze komen uit school met gescheurde kleding, met beschadigde boeken, en ze hebben kenmerken zoals die onder “Algemene kenmerken” genoemd staan. Ze hebben blauwe plekken, verwondingen, schrammen die ze niet op een “normale” manier opgelopen kunnen hebben, en ze hebben ”Algemene kenmerken”.
Secundaire signalen thuis
Ze brengen na school geen klasgenoten of andere leeftijdsgenoten mee naar huis; ze komen zelden bij klasgenoten thuis of spelen zelden met klasgenoten. Ze hebben geen enkele goede vriend(in) met wie ze hun vrije tijd doorbrengen, bijvoorbeeld spelen, winkelen, sporten en muziek, kletsen aan de telefoon. Ze worden zelden of nooit uitgenodigd voor feestjes en zijn ook niet geïnteresseerd in het geven van feestjes, omdat ze verwachten dat er toch niemand wil komen. Ze zijn bang of hebben weerzin om ’s ochtends naar school te gaan; ze hebben een slechte eetlust en vooral ’s ochtends vaak hoofd- en maagpijn. Ze kiezen een ongebruikelijk traject om naar school en naar huis te gaan. Ze slapen rusteloos, met nachtmerries en huilen in hun slaap. Ze verliezen de belangstelling voor hun schoolwerk en halen lagere cijfers als voorheen. Ze zien er bang, verdrietig of neerslachtig uit of vertonen onverwachte stemmingswisselingen met opvliegers en plotselinge driftbuien. Ze vragen of stelen geld om de pestkoppen te plezieren. 38
Algemene kenmerken van slachtoffers Leerlingen die getreiterd worden bevinden zich vaak in de hiervoor genoemde situatie en vertonen meestal enkele van de opgesomde reacties. Bovendien hebben ze, naar verwachting, één of meer van de volgende algemene kenmerken (sommige hiervan zijn hiervoor al genoemd): nooit
soms
vaak
Ze zijn fysiek zwakker dan hun leeftijdsgenoten; dat geldt met name voor de jongens. Ze zijn lichamelijk overdreven voorzichtig, bang voor pijn of bang om zichzelf te bezeren, onhandig tijdens het spel, sport en vechten, ze hebben een slechte lichamelijke coördinatie, dat geldt met name voor jongens. Ze zijn behoedzaam, gevoelig, stil, teruggetrokken, misschien passief, onderdanig en verlegen, maar makkelijk aan het huilen te brengen. Ze zijn angstig, onzeker over zichzelf, ongelukkig en bedroefd, hebben een negatief zelfbeeld (lage zelfwaar-dering) op een of andere manier wekken ze bij mensen de indruk dat zij waardeloze en ondergeschikte personen zijn die niets terug doen als ze aangevallen of beledigd worden. Ze zijn makkelijke prooien. Zij kunnen onder leeftijdsgenoten moeilijk voor zichzelf opkomen, noch fysiek, noch verbaal, noch anderszins, ze zijn normaal gesproken niet agressief, lastig of uitdagend (zie ook hieronder) Ze kunnen vaak beter opschieten met volwassenen (ouders, leerkrachten) dan met hun leeftijdsgenoten.
Provocerende slachtoffers Het merendeel van de slachtoffers (de passieve slachtoffers) vertoont één of meer “algemene kenmerken.” Er is echter ook een andere categorie slachtoffers, de provocerende slachtoffers. Hun gedrag is een variabele combinatie van een angstig en agressief gedragspatroon, pestproblemen van een provocerend slachtoffer worden doorgaans gekenmerkt door het feit dat veel leerlingen, mogelijk de hele klas, betrokken zijn bij pesterijen. Evenals hun meer passieve lotgenoten zijn de provocerende slachtoffers meestal fysiek zwakker dan hun leeftijdsgenoten (als het jongens zijn) en lichamelijk overdreven voorzichtig. Door de bank genomen zijn zij angstig, onzeker, ongelukkig en verdrietig en hebben ze een negatief beeld van zichzelf.
39
Aanvullende kenmerken van provocerende slachtoffers (die meestal jongens zijn): nooit
soms
vaak
Ze zijn driftig en slaan of zeggen iets terug als ze aangevallen of beledigd worden, maar ze zijn daar niet erg doeltreffend in. Ze zijn hyperactief, rusteloos, ongeconcentreerd en over het algemeen hinderlijk en onhebbelijk; ze zijn onhandig en kinderlijk, met irritante gewoontes. Ze worden ook niet aardig gevonden door volwassenen, de leerkrachten inbegrepen. Ze proberen zwakkere leerlingen te treiteren. Signalen pestkop Kinderen die zich bezig houden met het pesten van andere leerlingen zijn meestal zichtbaar als veroorzaker van de primaire signalen op school van slachtoffers (zie hiervoor). Op school Op school kenmerken de pestkoppen zich als volgt: nooit Ze plagen herhaaldelijk op een gemene manier, spotten, intimideren, bedreigen, schelden, kleineren, maken een ander belachelijk, vernederen, duwen, stoten, slaan, stompen, maken de eigendommen van andere leerlingen stuk. Ze kunnen dit gedrag ten opzichte van veel leerlingen vertonen maar zoeken met name zwakkere en hulpeloze leerlingen als mikpunt. Veel pestkoppen zorgen ervoor dat hun meelopers het vuile werk doen terwijl ze zelf op de achtergrond blijven.
40
soms
vaak