Zorg en welzijn EXTRAMURALE AWBZ-BEGELEIDING Hierbij een korte inleiding met betrekking tot de decentralisatie van extramurale begeleiding en kortdurend verblijf, de toerusting van de WMO-raden (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en de regionale en lokale belangenbehartigers en de signalering en monitoring vanuit het cliëntenperspectief. Sommige mensen hebben zorg en begeleiding nodig om (weer) zelfstandig te kunnen (blijven) wonen en maatschappelijk te participeren. Tot nu toe kreeg men dat uit de AWBZ gefinancierd en op basis van een CIZ-indicatie (Centrum Indicatiestelling Zorg) via de zorgkantoren geleverd. Met ingang van 2013 wordt deze zogeheten extramurale AWBZ-begeleiding en een kortdurend verblijf de beleidsverantwoordelijkheid van 418 gemeenten. Zorgvragers moeten hun zorg bij hun gemeenten gaan aanvragen. elt bd KLu J.C.J.M. Janissen
20
Mededelingenblad
Het gaat daarbij om individuele begeleiding, groepsbegeleiding, tijdelijk verblijf in een verzorgings-/verpleeghuis en de inloopfunctie bij de GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg), wij spreken hier over extramurale begeleiding. De met de begeleiding en het kortdurend verblijf te bereiken resultaten zullen onder de aan te passen compensatieplicht van de WMO worden gebracht. Deze decentralisatie brengt een grote uitdaging met zich mee om kansen en risico’s te identificeren en die respectievelijk te benutten en te voorkomen. Een belangrijke voorwaarde voor het goed laten ‘landen’ van de begeleiding bij 418 gemeenten is dat er passende aansluiting wordt gezocht bij de ervaringen en behoeften van de betrokken cliënten en hun mantelzorgers. Het gaat hier om een groep kwetsbare burgers met wisselende behoeften aan zowel individuele- als groepsbegeleiding. Hoe kunnen de belangen van deze doelgroep op het regionale en lokale niveau zo goed mogelijk worden behartigd ge-
durende het overgangsproces en hoe kan er hierbij een goed samenspel ontstaan tussen gemeenten, regionale en lokale zorg- en welzijnsaanbieders, cliënten, WMO-raden en regionale en lokale belangenbehartigers? Zal het de gemeenten lukken om in de vormgeving en uitvoering van de begeleiding in te spelen op de behoeften van de doelgroep en hoe zullen de cliënten deze veranderingen ervaren?
op de totstandkoming van het WMO-beleid. Van alle burgers wordt betrokkenheid gevraagd, naar elkaar en naar de lokale samenleving. Het is in deze veranderde context dat de stem van de ‘nieuwe WMO-burgers’, de gebruikers van individuele begeleiding, groepsbegeleiding, tijdelijk verblijf in een verzorgings-/verpleeghuis en de inloopfunctie GGZ, een hernieuwde plaats moet krijgen.
Al deze vragen worden gesteld tegen de achtergrond van een veranderend lokaal WMO-landschap. Daarin zijn WMOraden actief als lokale adviesraden naar de gemeente toe. Zij zijn de aangewezen formele gesprekspartner voor de gemeente op het gebied van de WMO. Ook gaat de WMO uit van de integrale benadering van de zorg voor burgers in het algemeen en voor kwetsbare burgers in het bijzonder. Uitgangspunt is de compensatie op tekortkomingen voor een volwaardige deelname aan de samenleving. De WMO baseert zich dan ook op burgerparticipatie, de betrokkenheid van alle burgers bij hun lokale samenleving en hun invloed
Het transitiebureau van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de landelijke cliënten- en patiëntenorganisaties verzocht om een goed en zo breed mogelijk gedragen programma te ontwikkelen voor de toerusting van de WMO-raden en de regionale en lokale belangenbehartigers in het kader van de decentralisatie van de extramurale begeleiding. Het is nu afwachten hoe een en ander op termijn uitwerkt voor alle belanghebbenden.
GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN (HEALTHY AGEING) De financiële crisis trekt diepe sporen, maar er zijn nog grotere uitdagingen. Het Centraal Planbureau (CPB) voorspelde in mei 2011 dat de kosten voor de zorg zullen stijgen tot een kwart van het bruto binnenlands product (BBP). Daarmee wordt de zorg op de lange termijn onbetaalbaar. Een economisch onderzoeker (Dr. Marc Pomp) van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) becijferde dat het niet zo dramatisch hoeft te worden, mits wordt geïnvesteerd in kennis over ‘Healthy Ageing’. De opbrengsten zullen bestaan uit een aanzienlijke gezondheidswinst en gepaard gaan met een forse toename in arbeidsproductieve jaren. Wellicht kan de groei van de zorgkosten worden beperkt tot onder de 20% van het BBP, hetgeen dus vele miljarden per jaar zou schelen. Het CPB heeft reden tot zorg. Mensen worden gemiddeld vier tot zes jaar ouder dan dertig jaar geleden. Maar waar zij vroeger gemiddeld pas rond het 54-ste levensjaar (chronisch) ziek werden, ligt die leeftijd nu zo’n zeven jaar lager voor mannen en twaalf jaar lager voor vrouwen. En die trend zet door! In de toekomst krijgen mensen steeds eerder en steeds langer te maken met één of meer chronische aandoeningen zoals kanker, hart- en vaatziekten, diabetes of Alzheimer. Door vergrijzing en kostenstijgingen lopen de zorguitgaven op tot bijna 25% van het BBP in 2050. Niet voor niets noemde de minister van Financiën het een groter probleem dan de financiële crisis. Maar als we rekening houden met de potentie van wetenschap en innovatie is er reden tot hoop. De onderzoeker van het UMCG heeft de maatschappelijke baten becijferd van onderzoek naar Healthy Ageing: gezond en actief ouder
worden. Investeringen in Healthy Ageing leiden tot medische doorbraken en nieuwe zorgoplossingen die mensen helpen langer gezond te zijn, langer te werken en minder uit te geven aan zorg. Onderzoeksberekeningen tonen aan dat, wanneer de bestaande onderzoekslijnen Healthy Ageing leiden tot preventieprogramma’s en behandelingen, het gezondheidsverlies dat gepaard gaat met veroudering met een derde kan afnemen. Investeren in Healthy Ageing draagt bovendien bij aan extra arbeidsparticipatie. Dit laatste effect kan volgens de berekeningen oplopen tot ruim 150.000 personen in 2050. Investeren in kennis over Healthy Ageing kan hiermee een groot effect hebben op de arbeidsparticipatie en daarmee de Nederlandse economie versterken. Uitgaande van een meer optimistisch scenario zouden de zorguitgaven wellicht zelfs kunnen worden beperkt tot minder dan 20% van het BBP. Export van in Nederland ontwikkelde producten en diensten naar een wereldmarkt die kampt met precies dezelfde uitdagingen, betekent bovendien meer economische groei en dus een hoger BBP. Om dat te bereiken moet Nederland investeren in preventie, preventie en nog een preventie! Bij de meeste mensen en onderzoekers staat alleen het voorkomen of uitstellen van ziekte centraal. Dat wordt primaire preventie genoemd. Maar men kan ziekten ook eerder opsporen en behandelen en zo gezondheidsverlies voorkomen en beperken. Dat wordt secundaire preventie genoemd. Tertiaire preventie, tenslotte, verkleint de impact van ziekten door zelfstandigheid en zelfredzaamheid van patiënten te vergroten. Juni 2012
21
Deze drie vormen van preventie leiden ieder voor zich tot gezondheidswinst, hogere arbeidsparticipatie en daling van de zorguitgaven. De onderzoeker van het UMCG heeft voor elke vorm van preventie apart, en voor Healthy Ageing in totaal, de maatschappelijke baten van de toepassingen van kennis over Haelthy Ageing vergeleken met een basisscenario waarin niet is geïnvesteerd in de ontwikkeling van dergelijke kennis. De resultaten spreken voor zich.
De wet- en regelgeving moet hiervoor wel worden aangepast. Zorgverzekeraars zijn verheugd de AWBZ te kunnen uitvoeren voor hun eigen verzekerden. In dit nieuwe systeem krijgen de zorgverzekeraars een belangrijke sturende rol. Door de AWBZ voor eigen verzekerden te gaan uitvoeren kunnen zorgverzekeraars meer toegevoegde waarde en maatwerk bieden aan cliënten die langdurig behoefte hebben aan zorg en ondersteuning.
Het UMCG bevestigt het onderzoek: de maatschappelijke baten van Healthy Ageing zijn enorm en rechtvaardigen ambitieuze investeringen. Zelf investeert het UMCG al jaren fors in wetenschappelijk toponderzoek op het gebied van Healthy Ageing en een infrastructuur die zowel kennis genereert als kennis van buiten kan absorberen en vertalen in klini sch gevalideerde en commercieel levensvatbare toe passingen voor zieke en gezonde Nederlanders.
Zorgverzekeraars zien kansen om de kwaliteit en doelmatigheid van AWBZ-zorg te verbeteren ten behoeve van hun cliënten, door contracten te sluiten met die zorgverleners die aantonen dat ze kwaliteit leveren en innoveren. Deze zorgaanbieders worden door de zorgverzekeraars beloond voor de kwaliteit, omdat op die manier uiteindelijk de kosten betaal baar blijven. Omdat zorgverzekeraars geen winst oogmerk hebben, wordt het bespaarde geld opnieuw geïnvesteerd in die kwaliteit. Op deze manier leveren zorgverzekeraars een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit en betaalbaarheid van de langdurige zorg, nu en in de toekomst.
Een zo groot, compleet en (internationaal) geworteld Healthy Ageing cluster vindt men nergens. Gehoopt wordt dat de analyses anderen zullen inspireren. Het mag wat kosten, want het levert veel op. Gezond en actief ouder worden is en blijft de grootste maatschappelijke uitdaging van de 21-ste eeuw. Het is niet alleen zeer waardevol voor senioren, maar zeker ook voor de Nederlandse schatkist.
TOEKOMSTBEELD AWBZ 2013 Het regeerakkoord in 2010 bracht duidelijkheid over de toekomstige uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Die blijft als publieke verzekering bestaan, maar de uitvoering komt in handen van de zorgverzekeraars. Hiermee houden de 27 zorgkantoren in Nederland op te bestaan.
Niet alleen voor de cliënten, maar zeker ook voor de zorgsector en de zorgverzekeraars zelf heeft de structurele herziening van de AWBZ-zorg grote impact. Samen met de zorgverzekeraars heeft Zorgverzekeraars Nederland (ZN) een programma opgezet om deze verandering in goede banen te leiden. Dit Toekomstbeeld 2013 beschrijft hoe de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars er per 1 januari 2013 gaat uitzien. Hiermee ontstaan eenduidige kaders voor de zorgverzekeraars en het zorgveld.
Grote lijnen met betrekking tot de toekomstige uitvoering AWBZ door de zorgverzekeraars De langdurige zorg wordt structureel herzien. Momenteel voeren de zorgkantoren de AWBZ uit voor elke AWBZ-cliënt in een bepaalde regio, ongeacht bij welke zorgverzekeraar zijn zorgverzekering is ondergebracht. Vanaf 2013 gaan zorgverzekeraars een belangrijk deel van de AWBZ voor hun eigen verzekerden uitvoeren. Verder zullen begeleiding en jeugdzorg worden overgeheveld van de AWBZ naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en zullen deze functies onder de verantwoordelijkheid komen te vallen van de gemeenten. Zo zal in 2013 de collectief aangeboden begeleiding in dagverzorgingscentra worden overgeheveld naar de WMO. In 2014 volgt de overheveling van de individuele begeleiding naar de WMO.
Overheid bepaalt de kaders De AWBZ blijft als volksverzekering ongewijzigd bestaan. De overheid bepaalt de wettelijke kaders: de aanspraken, het budget en de toegang. Bij de uitvoering van de AWBZ is nog wel de vraag in welke mate en onder welke voorwaarden de zorgverzekeraars risicodragend kunnen zijn. Hierover wordt
22
Mededelingenblad
in de huidige kabinetsperiode geen besluit genomen. Ook het Persoonsgebonden budget (PGB) en de Vergoedingsregeling persoonlijke zorg (VPZ) vallen onder de scope van de overheveling AWBZ.
Cliënt staat centraal Zorgverzekeraars willen naast de Zorgverzekeringswet (Zvw) ook de AWBZ uitvoeren, omdat het overgrote deel van de zorg goed verzekerbaar is. Dit past bij de doelstelling van de zorgverzekeraars om de cliënt in de uitvoering meer centraal te stellen. Door de uitvoering van de AWBZ ter hand te nemen, komt er een meer stevige binding tussen cliënt en zorgverzekeraar. De uitvoering wordt beter en simpeler omdat cliënten bij één loket terecht kunnen voor al hun verzekerde zorg. Nu moeten ze aankloppen bij het zorgkantoor voor de AWBZ en bij de zorgverzekeraar voor de Zvw. Cliënten krijgen verder meer inspraak omdat zorgverzekeraars direct aanspreekbaar zijn en er bovendien van zorgverzekeraar kan worden gewisseld. Tot slot zien zorgverzekeraars belangrijke mogelijkheden om de kwaliteit en doelmatigheid van AWBZ-zorg te verbeteren ten behoeve van hun cliënten.
Projectregie bij Zorgverzekeraars Nederland (ZN) Dit complexe proces vindt voor een belangrijk deel plaats onder de regie van ZN. ZN is samen met de zorgverzekeraars, partijen in het veld en de politiek al geruime tijd bezig om deze veranderingen in samenhang vorm te geven en in goede banen te leiden. Daartoe is het project Uitvoering AWBZ door Zorgverzekeraars (project UAZ) opgezet. Het project kent een meerjarig karakter met meerdere plateaus. Per plateau worden de doelstellingen bepaald. Eind 2011 werd de voorbereidende fase afgerond. Per 1 januari 2012 is fase 2, de transitiefase, van start gegaan. Deze duurt tot 31 december 2012. Per 1 januari 2013 start fase 3, de daadwerkelijke uitvoering. In 2013 verdwijnen de zorgkantoren en gaan zorgverzekeraars daadwerkelijk de AWBZ voor hun eigen verzekerden uitvoeren. Doel van het project is het voor de zorgverzekeraars mogelijk te maken om de AWBZ vanaf 2013 zonder risico uit te voeren voor hun eigen verzekerden waarbij: • zorg probleemloos doorgang vindt voor de cliënt; • relevante cliëntgegevens tussen zorgverzekeraars zijn overgedragen; • informatie voor zorgservice en -bemiddeling voor zorgverzekeraars beschikbaar is; • met cliënten en zorgaanbieders voldoende en correct is gecommuniceerd; • over de uitvoering uniforme afspraken zijn gemaakt; • ketenpartijen (inclusief overheid, beleidsmakers en toezichthouders) de noodzakelijke randvoorwaarden hebben gerealiseerd, waaronder wet- en regelgeving; • financiële beheersing is geregeld;
• zorg door zorgverzekeraars is ingekocht; • gemeenschappelijke (ICT)-voorzieningen zijn gerealiseerd (indien nodig); • administratieve processen door zorgverzekeraars zijn ingericht; • zorgaanbieders op declaratiebasis worden betaald.
Samen met het zorgveld De overheveling van de AWBZ naar de zorgverzekeraars is een omvangrijk en complex gebeuren waarbij vrijwel het gehele zorgveld is betrokken. De zorgverzekeraars hebben het nadrukkelijke doel dit proces met intensieve betrokkenheid van het zorgveld vorm te geven. Dit toekomstbeeld is dan ook voor het gehele zorgveld geschreven: de zorgbranches, de zorgaanbieders, de zorgverzekeraars en de huidige zorgkantoren. Met ingang van 1 januari 2013 zal dit project worden ingevoerd, doch de Tweede en Eerste Kamer dienen wel hun goedkeuring hieraan te geven.
OHRA VERRUIMT VERGOEDING TANDARTS Zoals bekend heeft de KVEO een collectief contract met de OHRA. De afgelopen maanden hebben veel klanten gereageerd op de veranderingen in de vergoeding voor de tandarts. Tandartsen berekenen hogere tarieven waardoor verzekerden vaak niet de volledige behandeling vergoed krijgen door OHRA. Verzekerden geven daarom aan van tandarts te willen wisselen, maar in een groot aantal gemeenten hebben tandartsen geen ruimte voor nieuwe patiënten. OHRA heeft daarom besloten haar klanten tegemoet te komen en de vergoeding van de tandarts te verruimen. De verruiming geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 en dus voor alle eerder ingediende declaraties over 2012. OHRA gaat uit van het tarief dat de tandarts in rekening brengt en niet meer van het marktconforme (landelijk gemiddelde) tarief zoals dat voor 2012 was vastgesteld. Hebt u eerder kosten gedeclareerd, dan krijgt u van OHRA automatisch bericht over de aanpassing en hoeft u zelf niets te doen. Informatie ter zake kunt u verkrijgen bij OHRA, telefoon: (026) 400 48 48.
Juni 2012
23
verzeKerenvan hulpmiddelen in bruikleen Als iemand een hulpmiddel in bruikleen krijgt verstrekt krachtens de basisverzekering (bijvoorbeeld een spraakcomputer), dan staat in de clausule van de bruikleenverstrekker dat de bruikleenontvanger onderhavig artikel tegen diefstal moet verzekeren. In veel gevallen valt dit artikel evenwel niet onder de inboedelverzekering en ook niet onder een reisverzekering, omdat het artikel geen eigendom is van de bruikleengebruiker. Dit gegeven/probleem heb ik voorgelegd aan Zorgverzekeraars Nederland (ZN) die mij desgevraagd het volgende mededeelde: “Ik kan u berichten dat dit aspect valt onder de meer algemene bepaling dat degene die een hulpmiddel in bruikleen ontvangt, er altijd zorgvuldig mee moet omgaan. Dit houdt in dat eventueel noodzakelijk onderhoud moet plaatsvinden en dat de daarmee samenhangende kosten dan ten laste van de gebruiker komen. Een verzekering die mogelijk maakt dat er een nieuw hulpmiddel kan worden aangeschaft bij diefstal of andere schade is eveneens onderdeel van die verplichting. Hoe die verzekering plaatsvindt wordt aan de gebruiker zelf overgelaten. Soms zal de inboedelverzekering al zonder meer diefstal en/of vormen van beschadiging dekken, doch soms zal ter zake met de inboedelverzekeraar een aparte afspraak moeten worden gemaakt. In dat licht is het raadzaam dat iedere gebruiker allereerst met de inboedelverzekeraar contact opneemt om te vragen of en zo ja onder welke condities een hulpmiddel zoals
bijvoorbeeld een spraakcomputer kan
Zorg 2013 Het huidige kabinet heeft in het kader van de bezuinigingen het concept ‘zorg 2013’ opgesteld. Voor 2013 kondigt het voorshands de volgende bezuinigingsmaatregelen aan. -Het eigen risico zal worden verhoogd van € 220,-- per persoon naar € 350,-- per persoon. Er zal wel compensatie plaatsvinden via de zorgtoeslag voor de lage inkomens. -Patiënten moeten een eigen bijdrage van € 7,50 per ligdag gaan betalen voor het verblijf in instellingen voor specialistische medische zorg. -De rollator verdwijnt uit het basispakket. -Voor gehoortoestellen moet een eigen bijdrage van 25% worden betaald. -Er komt een onderzoek naar het verlagen van de inkomens voor medisch specialisten. -De eigen bijdrage voor de AWBZ en de WMO wordt meer aangepast aan het vermogen van de patiënt. De vermogensinkomensbijtelling gaat omhoog van 8% naar 12%. -Mensen in de AWBZ die relatief weinig zorg nodig hebben zullen
minder snel in een instelling worden geplaatst en sneller thuis zorg krijgen. -Er moet een bestuurlijk akkoord komen met de partijen in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) om een besparing te realiseren en de kwaliteit te verbeteren. De vergoeding van de vervoerskosten voor instellingen gaat omlaag. De voorgenomen bezuinigingen op het persoonsgebonden budget (pgb) worden verzacht. De voorgenomen invoering voor een eigen bijdrage in de GGZ wordt gedeeltelijk teruggedraaid. -Er is vanaf 2013 honderd miljoen per jaar beschikbaar voor preventie en palliatieve (verzachtende) zorg. Het hierboven gestelde is een bezuinigingspakket dat vooral voor de ouderen zwaar uitpakt! Jos Janissen