groei
2
PERSONEELSMAGAZINE VAN DE GROEILING | JAARGANG 4 | JULI 2014
Zomer 2014: gewoon loslaten
DE GROEILING, STICHTING VOOR KATHOLIEK EN INTERCONFESSIONEEL PRIMAIR ONDERWIJS GOUDA EN OMSTREKEN
STICHTING VOOR KATHOLIEK EN INTERCONFESSIONEEL PRIMAIR ONDERWIJS
Inhoud Colofon Groeilink, juli 2014 Dit personeelsmagazine is een uitgave van De Groeiling, stichting voor katholiek en interconfessioneel primair onderwijs Gouda en omstreken Redactie: Margriet Assink Harry van de Kant Tom Streng Jolanda Wanschers
Redactiesecretariaat: De Groeiling Harry van de Kant Aalberseplein 5 Gouda T. 0182 670051 Postbus 95 2800 AB Gouda
[email protected]
Vormgeving en productie: The Happy Horseman Rotterdam
INTERVIEW Monique Okkerse, Inspecteur van het Onderwijs
4
Kiezen voor keuzepensioen
6
INTERVIEW Marianne Lafeber en André Aarden
10
Waardengedreven onderwijs: focus op waarden naast cijfers
14
INTERVIEW René Flippo, directeur-bestuurder Passend Onderwijs
16
De vreedzame school
18
INTERVIEW Wim de Boer, voorzitter GMR en Ondersteuningsplanraad
20
Centrale inkoop loont!
22
Kunst in de school: De Oostvogel
24
Oplage: 650 exemplaren
2
Voorwoord Els van Elderen
6 Het ABP Keuzepensioen INTERVIEW
Ik ga (niet) op reis en vind van waarde… De vakantie staat weer voor de deur. Dit jaar heb ik mij er gedegen op voorbereid en wel aan de hand van de stappen die gelden bij het maken van het strategisch beleid. Immers daar zijn we bij De Groeiling toch mee bezig, dus waarom zou het mes niet aan twee kanten snijden? De eerste vraag die zich voor doet: wat is de missie van de reis (of het thuisblijven)? Voor mij is vakantie bedoeld voor bezinning en ontspanning. Wat mij daarbij helpt is een leuk huisje ergens op het platteland met een mooi uitzicht. Ik heb dan ook de nodige research gedaan voor ik het huisje huurde.
8 10
Marianne Lafeber André Aarden
Verder laat ik me graag verrassen. Ik heb me dus niet volledig ingelezen over het gebied waar ik heen ga. Wat dat betreft ben ik aanhanger van de nieuwste stroming rond (verbeterings)processen: het is niet altijd nodig doelen te formuleren, het proces kan ook zichzelf sturen. Tja en dan: ga ik alleen op reis of wordt het een gezamenlijke reis? Het antwoord is volmondig: met mijn man. Met niemand is het zo heerlijk vakantie vieren als met hem. Dit jaar komt daar een nieuwe ‘partner’ bij: onze hond. Dat zal nog wel even wennen zijn. Een gezamenlijke ontdekkingsreis dus. Binnen de kaders van de omgeving waar we terecht komen en onze financiële mogelijkheden. En binnen de wettelijke kaders. Op een bekeuring van een politie-inspecteur zitten we niet te wachten. Liever vragen we hem/haar de meest effectieve weg naar ons doel. En dan: Wat vinden we van waarde tijdens onze reis? Bijvoorbeeld: respect (voor andere culturen), duurzaamheid (wel/niet met het vliegtuig?), verwondering, et cetera.
14 Focus op waarden
Nadenken over het hoe/waarom we zaken oppakken zou wel eens kunnen lonen. Wellicht biedt deze Groeilink u in dat kader inspiratie. U leest er het nodige in over het werken vanuit waarden (‘waardengedreven onderwijs’, de vreedzame school), effectieve wegen om je doel te bereiken (centrale inkoop) en de kaders waarmee we te maken hebben (Inspectie van het Onderwijs, Passend Onderwijs). Wat dit laatste betreft sluiten we een lang invoeringstraject af en starten we met ingang van het nieuwe schooljaar met onze scholen in nieuwe samenwerkingsverbanden. Op papier is vrijwel alles geregeld, maar nu gaat het in de praktijk z’n beslag krijgen. Ook is er de nodige aandacht voor eerder (gedeeltelijk of geheel) stoppen met werken: de regels (ABP) en de motieven van mensen die deze stap zetten. Voor een aantal van u is dit dus de laatste Groeilink! Ik wens u veel leesplezier en een vakantie die overeenkomt met wat u ervan verwacht!
ELS VAN ELDEREN IS LID VAN HET COLLEGE VAN BESTUUR VAN DE GROEILING
22 Centraal inkopen loont
3
INTERVIEW
Monique Okkerse, Inspecteur van het Onderwijs
> TEKST Tom Streng <
‘Ik wil scholen in beweging krijgen’
M
onique Okkerse is sinds dit schooljaar werkzaam bij de Onderwijsinspectie. Als inspecteur bezocht ze al een aantal Groeiling-scholen. Daarnaast is ze namens de Onderwijsinspectie ook contactinspecteur voor De Groeiling. Na haar studie sociologie ging de Goudse werken bij het School Advies Centrum (SAC) in Utrecht. Ze begeleidde daar scholen o.a. op het gebied van coöperatief leren , meervoudige intelligentie, school- en klassenmanagement en wereldoriëntatie. Nadat het SAC was gefuseerd met Eduniek werd Monique Okkerse manager bij het expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Ontwikkeling ( JSO). Ze hield zich daar o.a. bezig met preventief jeugdbeleid (bijv. kindermishandeling) en gaf leiding aan een trainersteam. ‘Na zeven jaar bij JSO te hebben gewerkt werk ik nu met veel plezier bij de Inspectie. Ik geniet ervan om weer met de
4
inhoud van het onderwijs bezig te kunnen zijn,’ aldus de enthousiaste Okkerse.
Positief gevoel In haar nog korte werkperiode als inspecteur heeft Monique Okkerse al veel scholen bezocht. Vooraf informeert ze zich door de beschikbare informatie over de school te bestuderen. Ze noemt hierbij signalen van ouders en krantenberichten, maar ook worden de eindopbrengsten en beleidsplannen van de school bestudeerd. Monique Okkerse: ´Ik geniet van de schoolbezoeken en ik zie bij veel leerkrachten een drive om het beste uit hun leerlingen te halen.’ Toch
plaatst ze ook kritische kanttekeningen naar aanleiding van haar eerste ervaringen: ‘Leerkrachten werken vaak harder dan hun leerlingen.’ Ze doelt daarmee op het feit dat veel leerkrachten het nog moeilijk vinden om de leerlingen zelfstandigheid/autonomie te geven: ‘Ze kunnen hun leerlingen niet loslaten en staan snel in de hulpstand.’ Daarnaast vindt Okkerse dat er meer gedifferentieerd zou kunnen worden op instructie- en verwerkingsniveau. ‘In mijn ogen kan er nog veel vooruitgang worden geboekt betreffende het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Door het opbrengst- en handelingsgericht werken is er al veel progressie geboekt, maar nog steeds horen veel leerkrachten zichzelf graag praten. Ze hebben vaak niet in de gaten dat veel informatie aan de leerlingen voorbij gaat.’ Daarnaast merkt ze op dat op school- en stichtingsniveau veel aandacht mag zijn voor de monitoring en de evaluatie van de kwaliteitsaspecten-
Monique Okkerse
van het onderwijsleerproces: ‘Dit moet planmatig gebeuren en met uit de uitkomsten kan er dan aan de schoolverbetering worden gewerkt. Daar ligt ook een taak voor de besturen.’ Naast het positieve gevoel dat Monique Okkerse zelf heeft over de schoolbezoeken merkt ze op dat de inspectiebezoeken door de scholen ook gewaardeerd worden: ‘Gemiddeld scoorden we in het vorige schooljaar een 7.9. Ik vind dat belangrijk en na afloop van een gesprek vraag ik ook altijd wat de school van het bezoek vond.’
Toezichthouder Monique Okkerse is overigens erg duidelijk over haar rol als inspecteur: ‘Ik ben toezichthouder. In die rol moet ik een oordeel geven over de kwaliteit van onderwijs zoals dat op scholen wordt verzorgd. Ik ben dus niet verantwoordelijk voor het onderhoud.’ Tijdens de bezoeken ligt het accent op de verschillende indicatoren. Dat er soms enige weerstand bestaat tegen wat sommigen wel een ‘afrekencultuur’ noemen begrijpt Okkerse, maar is in haar ogen niet terecht: ‘Slechts één deel van de indicatoren betreft de opbrengsten van de school. Hierbij spelen bijvoorbeeld kindkenmerken en leerrendementen een grote rol. Wij zijn juist enorm benieuwd naar dat deel van het verhaal.’ En wellicht ten overvloede: ‘Mijn allergie is dat scholen ontwikkelingen inzetten omdat de inspectie dat van hen verlangt. Nee, je doet het voor de leerlingen. Zij moeten er beter van worden!’
Verbeteren Voor Monique Okkerse is het essentieel dat scholen zich voortdurend willen verbeteren. In die zin is er de afgelopen jaren een enorme slag gemaakt: ‘Slechts een klein percentage van de scholen is nog maar zwak.’ Ze verwijst hierbij naar het onlangs verschenen ‘De staat van het onderwijs’ waarin de hoofdlijnen staan beschreven uit het Onderwijsverslag 2012/2013. ‘Het accent van de Inspectie heeft de voorbije jaren vooral
Contactinspecteur nader toegelicht gelegen op het verbeteren van de kwaliteit van de zwakke en de zeer zwakke scholen, zodat zij onder het basistoezicht kwamen te vallen. De komende jaren zal er veel meer aandacht uitgaan van het verbeteren van de kwaliteit van de middenmoot-scholen. Ook deze scholen moeten zich verbeteren, moeten ambitie tonen en moeten zich willen onderscheiden van andere scholen,’ vertelt Monique Okkerse , die bij de onderbouwing van dit deel van haar verhaal wordt ondersteund door Jan-Willem Swane, haar persvoorlichter. Okkerse: ‘We gaan onderscheid maken tussen scholen waar het beter moet, waar het beter kan en die beter zijn en als voorbeeld kunnen dienen voor anderen.’
Contactinspecteur Zoals eerder vermeld is Monique Okkerse ook contactinspecteur voor De Groeiling. Eenmaal per jaar heeft zij een officieel bestuursgesprek met het College van Bestuur van de stichting. ‘Op basis van mijn informatie over de scholen gaan we met elkaar in gesprek. Tal van aspecten komen tijdens dit overleg aan de orde. Uiteraard hebben we het over de kwaliteit van De Groeiling en vragen we alle beschikbare informatie per school op om uiteindelijk het arrangement per school vast te kunnen stellen. Daarnaast vindt er een wederzijdse informatie-uitwisseling plaats: ‘Zo informeer ik het bestuur over de laatste ontwikkelingen betreffende het toezicht dat wij voeren en het CvB informeert mij over de ontwikkelingen binnen De Groeiling.’
Jaarlijks heeft het bestuur van De Groeiling een gesprek met de contactinspecteur. Dit gesprek vindt plaats in het najaar, nadat de eind- en tussenresultaten van de scholen bekend zijn. Besproken worden de ontwikkelingen op de verschillende scholen (bijvoorbeeld de komst van een nieuwe directeur) en op Groeiling-niveau (bijvoorbeeld de pilot ‘Werken aan bevlogenheid’). Speciale aandacht gaat natuurlijk uit naar scholen die dreigen onder verscherpt toezicht te komen staan van de Inspectie (de scholen waarvan de leerlingen van groep 8 het afgelopen schooljaar en eventueel ook een of meer schooljaren daarvoor onder de minimumnorm van de inspectie scoorden). De inspecteur wil dan graag weten wat het bestuur doet om dat te voorkomen. Ook wordt besproken wat de inspecteur is opgevallen bij de schoolbezoeken die recent hebben plaats gevonden. Soms zijn dan bepaalde ‘trends’ zichtbaar. Het afgelopen jaar viel bijvoorbeeld op dat scholen nog planmatiger kunnen omgaan met de ondersteuning aan leerlingen. Het komt regelmatig voor dat de acties die worden ingezet nog te weinig specifiek aansluiten op de ondersteuningsbehoefte van leerlingen (bijvoorbeeld ‘meer oefenen’ ). Ook wordt niet altijd stelselmatig geëvalueerd of de ingezette acties wel ècht helpen. Verder vormt een regelmatig terugkerende thema het kwaliteitsmanagement van de scholen. Hoe weten scholen of zij ‘de goede dingen doen’ en hoe verbeteren en borgen zij systematisch de onderwijskwaliteit?
5
Eerder stoppen met werken:
Het ABP KeuzePensioen > TEKST Harry van de Kant <
L
andelijk beleid is er op gericht om mensen zo lang mogelijk door te laten werken. Daartoe wordt de AOW-pensioengerechtigde leeftijd inmiddels (fasegewijs) verschoven van 65 jaar na 67 jaar. In een aantal sectoren, waaronder het onderwijs, is er onder het zittend personeel weinig behoefte om tot 67 jaar door te werken. Eerder stoppen (en daardoor ook werkgelegenheid kunnen bieden aan pas afgestudeerden) blijft voor velen wenselijk. Dat kan bijvoorbeeld door gedeeltelijk of geheel met KeuzePensioen te gaan.
Knellende arbeidsmarkt In meerdere sectoren, waaronder het primair onderwijs zijn enkele tegengestelde tendensen zichtbaar: - de verschuiving van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar naar 67 jaar; - geboortedaling (krimp) in grote delen van Nederland waardoor duizenden leraren werkloos of (tijdelijk) boventallig zijn; - vergrijzing van het personeelsbestand (maar uitstroom duurt langer door het verschuiven van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd); - pas afgestudeerden die nauwelijks of niet aan het werk kunnen komen. Volgens cijfers van het Kabinet zal vanaf 2015/2016 een grote groep werkenden met pensioen gaan. In een aantal sectoren en bij een aantal bedrijven en organisaties is dat echter veel later het geval, reden waarom sommige instanties weer pleiten voor een tijdelijke VUT-regeling. Bij de Groeiling zien we dat tot 2022 de jaarlijkse pensioenuitstroom gemiddeld 8 voltijdbanen betreft; pas in 2022 en 2023 is sprake van het dubbele aantal.
6
Door de krimp en het verschuiven van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd ontstaat er nauwelijks werkgelegenheidsperspectief voor pas afgestudeerde leraren. Tegelijkertijd zouden oudere leraren wel eerder willen stoppen, maar hebben of zien niet altijd de mogelijkheid daartoe.
Van DOP naar KeuzePensioen Een aantal jaren geleden was sprake van een stagnatie in de doorstroming van personeel in het onderwijs. Op elke vacature kwamen honderd(en) sollicitatiebrieven binnen. Om die doorstroming te bevorderen werd een tijdelijke maatregel ingevoerd: de regeling doorstroming onderwijspersoneel (DOP). Personeelsleden van 55 jaar en ouder konden voor de helft van hun betrekkingsomvang of volledige betrekkingsomvang met VUT (pensioen) gaan tegen 80% salaris over het uittredende deel. Hier werd in korte tijd massaal gebruik van gemaakt waardoor veel jonge leraren een baan vonden in het onderwijs. De regeling was van tijdelijke aard, evenals de FPU-regeling die later volgde. Ook de VUT moest er uiteindelijk aan geloven. Langer doorwerken werd het parool; door levensloop te sparen kon eerder worden gestopt met werken. Hier wordt echter in beperkte mate gebruik van gemaakt. Een ander alternatief om eerder gedeeltelijk of geheel te stoppen is gebruik te maken van KeuzePensioen.
Hoe werkt dit in de praktijk? Het Keuzepensioen kan ingaan vanaf de leeftijd van 60 jaar tot uiterlijk 70 jaar. Omdat we in het onderwijs het dienstverband beëindigen bij de AOW-pensioengerichtigde leeftijd (65-67) is langer doorwerken tot 70 jaar, gezien de arbeidsmarkt (veel werkloosheid onder pas afgestudeerde leraren) niet aan de orde. Eerder volledig stoppen dan de AOW-pensioengerechtigde leeftijd is van invloed op de hoogte van het pensioen. De pensioenopbouw stopt immers, het pensioen wordt eerder aangesproken en het AOW gat moet gedicht worden. Als er ook een partner is die pensioen opgebouwd heeft dan hoeft dat geen bezwaar te zijn. Er kan ook voor gekozen worden om eerst voor een deel met pensioen te gaan en pas later volledig. Bijvoorbeeld wanneer iemandminder wilt gaan werken. Voor het deel dat minder gewerkt wordt, ontvangt betrokkene ABP KeuzePensioen. Het andere deel van het pensioen groeit door zolang betrokkene werkt.
Rekenvoorbeeld Mevrouw Jansen is geboren op 1 januari 1956. Zij is getrouwd. Haar AOW gaat in als zij 67 jaar is. Mevrouw Jansen wil graag vroeg met pensioen, maar zij vraagt zich af of dat voor haar financieel haalbaar is. Haar huidige jaarsalaris is € 57.000. Zij overweegt onderstaande opties. Per optie zijn de financiële gevolgen in kaart gebracht. Scenario 1: Volledig met pensioen met 62 jaar: Inkomen van 62 tot 65 jaar *ABP KeuzePensioen € 26.000
Inkomen van 65 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen € 26.000
Inkomen vanaf 67 jaar zolang als zij leeft *ABP Keuzepensioen € 16.750 *AOW € 9.250 € 26.000
Scenario 2: Volledig met pensioen met 65 jaar: Inkomen van 62 tot 65 jaar *Salaris € 57.000
Inkomen van 65 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen € 34.200
Inkomen vanaf 67 jaar zolang als zij leeft *ABP Keuzepensioen € 24.950 *AOW € 9.250 € 34.200
Scenario 3: Deeltijdpensioen voor 50% met 62 jaar, volledig met pensioen met 65 jaar: Inkomen van 62 tot 65 jaar *ABP KeuzePensioen € 13.000 *Salaris € 28.500 € 41.500
Inkomen van 65 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen € 30.100
Inkomen vanaf 67 jaar zolang als zij leeft *ABP Keuzepensioen € 20.850 *AOW € 9.250 € 30.100
*De genoemde bedragen zijn bruto per jaar. *De gegevens in het voorbeeld zijn indicatief en dienen uitsluitend ter illustratie. *In alle scenario’s is tot 67 jaar de AOW gecompenseerd met ABP Keuzepensioen zodat het bruto-inkomen voor en na de AOW-leeftijd gelijk blijft.
7
Andere keuzes In bovenstaande voorbeeld is steeds uitgegaan van een pensioenuitkering die jaarlijks gelijk blijft. Het is echter ook mogelijk om de pensioenuitkering in hoogte laten variëren of het pensioen te verhogen (omzetten van/in ABP NabestaandenPensioen).
Ad A: De pensioenuitkering in hoogte laten variëren Betrokkene kiest hoeveel pensioen hij/zij op welk moment wil ontvangen. Tot het 75ste jaar kan iemand het ABP KeuzePensioen voor een bepaalde periode verhogen of verlagen. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn wanneer betrokkene weet dat hij/zij nu iets meer en in de toekomst minder inkomen nodig hebt. Het verhogen en verlagen van de pensioenuitkering is wel gebonden aan fiscale grenzen.
Rekenvoorbeeld Meneer Jansen is geboren op 1 januari 1956. Hij is getrouwd. Op dit moment werkt meneer Jansen fulltime. Zijn huidige jaarsalaris is € 57.000. Meneer Jansen wil op zijn 62ste met pensioen. Zijn AOW gaat in als hij 67 jaar is. Hij weet nog niet hoe hij zijn pensioen wil verdelen. Daarom zet hij wat opties op een rijtje. Scenario 1: Uitkering blijft steeds even hoog Inkomen van 62 tot 65 jaar *ABP KeuzePensioen € 26.000
Inkomen van 65 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen € 26.000
Inkomen vanaf 67 jaar zolang als hij leeft *ABP Keuzepensioen € 16.750 *AOW € 9.250 € 26.000
Scenario 2: Eerst een lagere uitkering van € 23.000, daarna een hogere Inkomen van 62 tot 65 jaar *ABP Keuzepensioen (lager) € 23.000
Inkomen van 65 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen (hoger) € 26.600
Inkomen vanaf 67 jaar zolang als hij leeft *ABP Keuzepensioen € 17.350 *AOW € 9.250 € 26.600
Scenario 3: Eerst een hogere uitkering van € 29.000, daarna een lagere Inkomen van 62 tot 65 jaar *ABP KeuzePensioen (hoger) € 29.000
Inkomen van 65 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen (lager) € 25.400
Inkomen vanaf 67 jaar zolang als hij leeft *ABP Keuzepensioen € 16.150 *AOW € 9.250 € 25.400
* De genoemde bedragen zijn bruto per jaar. * De gegevens in het voorbeeld zijn indicatief en dienen uitsluitend ter illustratie. * De gekozen bedragen zijn afhankelijk van fiscale grenzen. * In alle scenario's is tot 67 jaar de AOW gecompenseerd met ABP KeuzePensioen, zodat het bruto-inkomen voor en na de AOW-leeftijd gelijk blijft.
Ad B: Het pensioen verhogen (omzetten ABP NabestaandenPensioen) Betrokkene kan ervoor kiezen om ABP NabestaandenPensioen toe te voegen aan het ABP Keuze-Pensioen. Maandelijks krijgt betrokkene dan meer pensioen. Andersom is het ook mogelijk om ABP KeuzePensioen toe te voegen aan het ABP NabestaandenPensioen. Bij het overlijden van betrokkene is er dan meer ABP NabestaandenPensioen voor de partner.
8
ABP KeuzePensioen verhogen Bij ABP bouwt iemand standaard ABP NabestaandenPensioen op en als betrokkene daarvoor heeft gekozen ook PartnerPlusPensioen. Als betrokkene geen partner heeft, zet ABP deze pensioenen automatisch om in ABP KeuzePensioen. Als betrokkene wel een partner heeft, kan hij/zij ervoor kiezen om (een deel van) het ABP NabestaandenPensioen en PartnerPlusPensioen toe te voegen aan het ABP KeuzePensioen. Dit geldt alleen voor het - NabestaandenPensioen dat is opgebouwd vanaf 1-7-1999; - PartnerPlusPensioen dat is opgebouwd vanaf 1-7-2004. De beslissing moet samen genomen worden; een partner moet ermee akkoord gaan, want het gaat om zijn of haar nabestaandenpensioen.
Rekenvoorbeeld Meneer Jansen is geboren op 1 januari 1956. Hij is getrouwd. Meneer Jansen gaat op zijn 62ste met ABP KeuzePensioen. Zijn huidige jaarsalaris is € 57.000. Zijn AOW gaat in als hij 67 jaar is. De vrouw van meneer Jansen heeft zelf een goed pensioen opgebouwd. Daarom wil hij zijn ABP KeuzePensioen verhogen met ABP NabestaandenPensioen (NP). Huidige situatie: Inkomen van 62 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen € 26.000
Inkomen vanaf 67 jaar bij leven *ABP KeuzePensioen € 16.750 *AOW € 9.250 € 26.000
ABP NabestaandenPensioen (NP) *Voor 1-7-1999 € 3.750 *Vanaf 1-7-1999 € 7.700 € 11.450
Nieuwe situatie: NabestaandenPensioen (NP) is toegevoegd aan ABP KeuzePensioen Inkomen van 62 tot 67 jaar *ABP KeuzePensioen met toevoeging NP € 27.050
Inkomen vanaf 67 jaar bij leven *ABP KeuzePensioen met toevoeging NP € 17.800 *AOW € 9.250 € 27.050
ABP NabestaandenPensioen (NP) *Overgebleven deel (voor 1-7-1999 opgebouwd) € 3.750
* De genoemde bedragen zijn bruto per jaar. * De gegevens in het voorbeeld zijn indicatief en dienen uitsluitend ter illustratie. * In alle scenario's is tot 67 jaar de AOW gecompenseerd met ABP KeuzePensioen, zodat het bruto-inkomen voor en na de AOW-leeftijd gelijk blijft.
De eigen situatie in beeld gebracht Bovenstaande voorbeelden zijn ter illustratie bedoeld, dus geen vast gegeven. Wat de mogelijkheden en consequenties in de eigen persoonlijke situatie zijn kan duidelijk gemaakt worden via de website van ABP www.abp.nl waarop algemene informatie te vinden is, of via www.mijnabp.nl (inloggen met de DIgid-code) waarop de eigen situatie berekend kan worden. Wellicht dat het variëren van het pensioen; het voor een aantal jaren kiezen van een verhoogde pensioenuitkering mogelijkheden biedt om toch eerder te stoppen met werken. Ook het berekenen van een deeltijdpensioen en zo uw loopbaan langzaam af te bouwen is hier mogelijk. Bespreek deze laatste mogelijkheid wel goed met uw adviseur in verband met mogelijke verlofregelingen waarvan al gebruik wordt gemaakt. Voor advies kan ook gebruik worden gemaakt van het ABP-spreekuur, dat maandelijks bij ons administratiekantoor OHM in leiden gehouden wordt (woensdag). Via de website van OHM www.ohm.nl kan een afspraak gemaakt worden voor dit spreekuur waarop de persoonlijke situatie inzichtelijk gemaakt kan worden.
9
I NTERV I E W
Marianne Lafeber
Marianne Lafeber
‘Dankbaar voor een fijne loopbaan met veel afwisseling en arbeidsvreugde’
D
it jaar maken 15 personeelsleden gebruik van de mogelijkheid om te stoppen met werken door met keuzepensioen te gaan. Met twee van hen, Marianne Lafeber en André Aarden, is het volgende interview afgenomen.
10
M ET KEUZEPENSI O EN Wie is Marianne Lafeber? Tot 1 augustus a.s. ben ik, samen met AnneMarie Nobel, directeur van basisschool De Cirkel in Gouda. Ik voel me daar vooral collega. Privé ben ik echtgenote van Marinus, moeder van Martijn en Harmen, schoonmoeder van Laurien en Krista en sinds een jaar oma van Ravi. Ook ben ik (schoon)dochter van Max en Ria. Jawel, mijn ouders en schoonouders hebben dezelfde voornamen. Inmiddels zijn zij gezegend met de leeftijd der zeer sterken, maar hebben wel te maken met de beperkingen die een hoge leeftijd met zich meebrengt. Tot slot ben ik vriendin, sportmaatje…..
Waarom heb je gekozen voor een baan in het onderwijs? Voor mij was het niet echt een keuze…ik heb altijd al in het onderwijs willen werken. Ik heb me nooit iets fijners en afwisselenders voor kunnen stellen. Geïnspireerd door fijne leerkrachten uit mijn eigen (toen nog) lagere school periode op de Dominicusschool in Utrecht.
Hoe ziet jouw onderwijsloopbaan er tot op heden uit? In 1974 ben ik geslaagd op de Pedagogische Academie St. Jozef in Zeist. Na een jaar op de Pastoor van Luenenschool in De Meern te hebben gewerkt ben ik getrouwd en naar Helmond verhuisd. Daar heb ik ruim 4 jaar gewerkt op de Tharcisiusschool. In 1979 ben ik in Gouda komen wonen. Na een jaartje te hebben gewerkt als invalkracht bij het Intergemeentelijk Overlegorgaan Midden Holland ben ik, na de geboorte van Martijn, een poosje gestopt met werken. In 1985 heb ik de draad weer opgepakt bij het toenmalige schoolbestuur RKSG in Gouda. Ik heb op De Kindervriend (nu De Goudakker), de Kardinaal Alfrinkschool (na de fusie opgegaan in De Triangel) en sinds 1989 op De Cirkel gewerkt. Op deze laatste school ben ik gestart als groepsleerkracht. In de loop der jaren heb ik in alle groepen van 3 t/m 8 gewerkt. Alleen de groepen 1 en 2 ontbreken. Na bijna 10 jaar met Ria Schurink te hebben samen-
gewerkt in verschillende groepen ben ik daar adjunct directeur geworden. De laatste 4 jaar ben ik daar dus directeur.
Wat maakt de functie ‘directeur’ boeiend voor jou? Naast de vele boeiende aspecten is de functie van directeur ook veeleisend. Je hebt heel afwisselend werk. Er zijn verschillende beleidsterreinen waar je je mee bezig kunt en moet houden. Het is ook verantwoordelijk werk. Ik ben dan ook dankbaar dat ik deze verantwoordelijkheid met Anne-Marie heb kunnen delen. Ook de diverse contacten zijn interessant. De samenwerking met bestuur en collegadirecteuren geeft vaak een gevoel van saamhorigheid. Je probeert er met elkaar, binnen de (vaak financiële) mogelijkheden die er zijn, een zo sterk mogelijke organisatie neer te zetten.
Terugkijkend op het onderwijs in jouw loopbaan: wat zijn belangrijke ontwikkelingen/ veranderingen geweest? Een belangrijke ontwikkeling in positieve zin is de grotere aandacht voor de individuele leerling. Een goede ontwikkeling sinds 1974 is ook dat de klassen sindsdien kleiner zijn geworden. De eerste jaren dat ik werkte waren groepen groter dan 30 leerlingen heel gewoon. Helaas worden de groepen de laatste jaren door de bezuinigingen langzaam maar zeker weer wat groter. De komst van computers en digitale schoolborden is in mijn ogen een revolutie geweest. De mogelijkheden zijn haast onuitputtelijk en zullen ook de komende jaren voor steeds nieuwe ontwikkelingen zorgen. Een andere ontwikkeling is dat er steeds meer geadministreerd moet worden. Het is begrijpelijk dat er verantwoording moet worden afgelegd, maar het lijkt me een uitdaging voor de komende tijd om dit op een minder tijdrovende manier te kunnen doen.
luk gehad om met fijne collega’s te kunnen werken. Arbeidsvreugde heeft in belangrijke mate bijgedragen aan mijn geluk. Als ik zie hoeveel jonge en enthousiaste collega’s staan te trappelen om in het onderwijs te kunnen werken, weet ik dat ik hier ook nu weer bij zou willen horen. Ja, ik kan volmondig zeggen dat ik ook nu weer voor het onderwijs zou kiezen.
Waarom heb je besloten met keuzepensioen te gaan? In eerste instantie wil ik plaats maken voor een jongere generatie. Daarnaast is het een aanlokkelijk perspectief om over meer vrije tijd te beschikken. Ik hoop nog lange tijd te genieten van een goede gezondheid. Dat is toch een voorwaarde om de dingen te kunnen doen die je fijn vindt.
Wat ga je doen met je vrije tijd? Die invulling staat nog niet vast, maar ik wil graag nog eens naar Rome fietsen, vegetarisch leren koken (al is het maar een paar keer per week), digitale fotoboeken samen stellen…..maar voorlopig even NIETS. Ik stel me voor dat ik me, na verloop van tijd, ook in zal zetten als vrijwilliger. In de ouderenzorg wordt geregeld een beroep gedaan op vrijwilligers. Het lijkt me fijn om daar dan (meer dan nu) een steentje aan te kunnen bijdragen.
Tot slot: als je je loopbaan in één zin moet samenvatten hoe luidt die zin dan? Ik ben dankbaar voor een fijne loopbaan die me veel afwisseling en arbeidsvreugde heeft gebracht.
Zou je weer opnieuw kiezen voor het onderwijs en waarom wel/niet? Ik heb me in het onderwijs altijd als een vis in het water gevoeld. Ik heb dan ook het ge-
11
INTERVIEW
André Aarden MET KEUZEPENSIOEN ‘Met een open en optimistische visie door naar de volgende levensfase’
Wie is André Aarden? Een bijna 64-jarige man, die niet uit het raam gaat klimmen maar wel op het punt staat om zijn werkzaam leven als liefhebber van onderwijs te beëindigen en over te gaan tot andere dingen die het leven ook leuk maken.
Waarom heb je gekozen voor een baan in het onderwijs? Dat was destijds (1966) eigenlijk niet zo’n heel bewuste keuze. Ik kwam als 15-jarige van de MULO ( jaja, van die tijd ben ik nog..) en op aanraden, eigenlijk wel ietsjes aandringen van mijn ouders heb ik me georiënteerd op een loopbaan in het onderwijs en belandde ik min of meer als vanzelfsprekend bij (toen nog) kweekschool Thomas Morus in Rotterdam. Nooit spijt van gehad overigens.
Hoe ziet jouw onderwijsloopbaan er tot op heden uit? Na die kweekschool (1971) kreeg ik van de RVKO een luxe aanbod. Ik kon kiezen uit vier lagere scholen in en om Rotterdam. Dat waren dus duidelijk andere tijden dan nu. Samen met een studiemaatje van me werd het uiteindelijk de Erasmusschool (Rotterdam), waar ik drie jaar heb gewerkt als leerkracht van de derde klas. Na een paar jaar wilde ik daar weer weg en opnieuw kon ik kiezen uit een paar scholen. Op de Paus Johannesschool (Spijkenisse) heb ik vervolgens tot 1988 vrijwel steeds in groep 8 gestaan. Tot ik de advertentie tegenkwam waarin het Schoolbestuur ‘Sint Jozef’ in Moordrecht een nieuwe directeur zocht.
Wat maakt de functie ‘directeur’ boeiend voor jou? De variatie die onlosmakelijk is verbonden met het takenpakket en de uitdaging die ik erin vind om te sturen. Ik wilde als jongetje graag buschauffeur worden, dat is er niet van gekomen, maar ik heb geleerd en ervaren dat je ook buiten een bus kunt sturen.
beleid, financiën, topics, politieke nieuwigheden). Dát vond (en vind) ik de charmes van en in de dagelijkse praktijk.
Terugkijkend op het onderwijs in jouw loopbaan: wat zijn belangrijke ontwikkelingen/ veranderingen geweest? Laat ik eerst aangeven wat er volgens mij in wezen niet is veranderd: de kinderen. Dat zijn nog steeds levenslustige, zich ontwikkelende mensjes, die van nature nieuwsgierig zijn naar wat het leven te bieden heeft. De maatschappij waarin zij leven is wel veranderd en blijft dat doen. Aan ouders en leerkrachten de schone taak om kinderen te sturen (alweer..) op hun pad naar volwassenheid. Daarbij horen grenzen en van opvoeders mag verwacht worden dat zij die aangeven en handhaven. Dat laatste is soms lastig. Kinderen missen daardoor soms het besef wat wel en niet past in een kleine (gezin) of grote (klas) of nog grotere maatschappelijke setting. De samenvoeging van kleuter- en lagere school was een grote verandering, in mijn beleving vooral op organisatorisch en minder op onderwijskundig vlak. Zou me trouwens niet verbazen als we in de toekomst weer terugkeren naar een gedeelde opleiding. De huidige discussie over mannen in het basisonderwijs bevat ruimschoots ingrediënten voor zo’n ontwikkeling.
Zou je weer opnieuw kiezen voor het onderwijs en waarom wel/niet? Ik denk het niet, eigenlijk. Als ik er aan terugdenk hoe ik in het onderwijs ben gestart en dat vertaal naar 2014, maak ik waarschijnlijk een andere keuze. Het onderwijs is me prima bevallen, daar niet van. Maar ik heb het nooit ervaren als een ‘roeping.’ Ik denk dat er meer beroepen zijn, waarin ik me thuis zou (gaan) voelen.
Waarom heb je besloten met keuzepensioen te gaan? Een directeur stelt kaders en teamleden moeten de ruimte krijgen om die in te vullen. Dat is een doorlopend traject, jaar in, jaar uit, met steeds andere variabelen (samenstelling team, vernieuwend
12
Ik denk dat het leven veel leuke dingen bevat en dat de kunst is om die te zien. Ik heb werken in het onderwijs vrijwel altijd als leuk ervaren en kijk daarom met plezier terug. Zeker de periode op de St.
Column Rianne Vendrig
Het verkeersexamen met Google Maps Iedereen herkent het wel… bijna het einde van het schooljaar, maar we hebben nog zo veel activiteiten voor de Zomervakantie. De agenda van de kinderen loopt aardig vol: Avond4daagse, Zwem4daagse, kinderfeestjes, overnachting met de Scouting of op de voetbalvereniging en niet te vergeten het WK-voetbal. Op het moment van schrijven, hebben ‘onze jongens’ zich, onder toeziend oog van onze Koning en Koningin, geplaatst voor de achtste finale. Ondertussen moet er op school ook nog het een en ander gebeuren. Voor groep 7, en dit jaar ook groep 8, stond het verkeersexamen nog op het programma. De maandag voor het examen hebben we de route, met behulp van Google Maps, ‘gefietst’.
Jozefschool is er één die ik niet graag had gemist. Maar tegelijkertijd ben ik er van overtuigd dat er meer moois op de wereld is dan dat. Die dingen wil ik graag verder gaan verkennen en beleven. Ik ben nu gelukkig fit en ga met een open en optimistische visie door naar de volgende levensfase.
Wat ga je doen met je vrije tijd? Verder met genieten! Dat is in de praktijk niet dichtgetimmerd, maar er zal zeker meer tijd besteed gaan worden aan mijn werk als stafdocent arbitrage bij de KNVB. In die organisatie loop ik van vanaf 1967 mee, tot 2007 als voetbalscheidsrechter en de laatste 15 jaar (ook) als docent. Ik leid mensen op die een functie in de voetbalarbitrage ambiëren, zoals (assistent-)scheidsrechter, coach, rapporteur, begeleider, docent. Dat geeft me een enorme voldoening, omdat ik mijn lesgevende kunsten kan combineren met mijn hobby in de arbitrage. Ook vrijwilligerswerk zal zeker in het toekomstpakket passen; ik ben gek op reizen en heb ook nog een vishengel in de schuur staan.
Tot slot: als je je loopbaan in één zin moet samenvatten hoe luidt die zin dan? Een boeiende en leerzame tijd, met veel ups en weinig downs, steeds in de wetenschap en beleving dat ik samen met fijne collega’s een bijdrage leverde aan het ontwikkelen van de talenten van kinderen.
Bij aanvang worden er nog grapjes gemaakt, maar hoe verder we (virtueel) fietsen hoe stiller het wordt. Ook om mijn grapje wordt niet meer gelachen. Links, rechts, links en over je schouder kijken, hand uitsteken en dan pas oversteken. We herhalen alles wat we geleerd hebben nog één keer en ik benadruk dat het allemaal echt wel meevalt. Meer dan je best, kun je immers niet doen. De dag van het examen: giebelende meiden en stoere praat van de jongens … ‘verkeersexamenstress’. We vertrekken gezamenlijk op de fiets naar het beginpunt. Ze krijgen een hesje met een nummer voor de beoordeling onderweg. Witte gezichtjes en het eerste oversteekpunt: ogen die alle kanten opschieten en strakke armpjes die richting aangeven. Als ze klaar zijn, komen ze lachend aangefietst, niet meer kijkend en zonder handen aan het stuur. Van de stress is niets meer over. Wat is dat toch? Als je niet slaagt voor je verkeersexamen, wordt je fiets niet afgenomen, krijg je geen boete of geen fietsverbod. Als ik het vraag, zegt een jongen: ‘Tja juf, dan moet je het maar geen examen noemen. Daar krijg je bij voorbaat stress van.’ Volgend jaar zeg ik wel dat we gewoon een rondje gaan fietsen en dat die ouders op hun campingstoeltje daar toevallig zitten te schrijven of tekenen. Ach… alle kinderen zijn geslaagd en hebben hun verkeersdiploma, dat kleine beetje spanning zijn ze allang weer vergeten. RIANNE VENDRIG IS LERAAR GROEP 7 VAN DE MARIASCHOOL IN OUDEWATER
Alle goeds gewenst aan iedereen! 13
Waardengedreven onderwijs:
focus op waarden > TEKST Harry van de Kant <
I
n de afgelopen jaren heeft de rijksoverheid stevig ingezet op verhoging van de kwaliteit van het onderwijs. Nederland moet een kenniseconomie worden en verschillende plannen en adviezen om dat te realiseren volgden elkaar op. Het gevolg is dat een sterke nadruk gelegd wordt op opbrengst gericht werken bij de cognitieve vakken (taal en rekenen). Steeds meer mensen krijgen het gevoel dat met deze nadruk op cognitieve vakken de balans iets te veel doorschiet en steeds vaker wordt een pleidooi gehouden voor waardengedreven onderwijs. In onderstaande een beschouwing. Een andere koers Taal en rekenen vormen belangrijke onderdelen van het basisonderwijs; er is geen leraar of bestuurder die dat zal bestrijden. Maar de sterke nadruk die nu gelegd wordt op deze onderdelen schiet wellicht teveel door. Onderwijsdeskundigen komen in het geweer tegen de enorme nadruk op taal en rekenen. Men stelt dat het onderwijs verschraalt en vergeten wordt dat het bij het voorbereiden van kinderen op de toekomst om meer gaat dan hun taal- en rekenvaardigheden. Er bestaat het risico dat het onderwijs wordt versmald tot kinderen opleiden voor de Cito-toets. De toets bepaalt daardoor de inhoud van het onderwijs, in plaats van andersom. Daardoor wordt voorbijgegaan aan het feit dat het in de school om meer draait dan kennis. Het gaat ook om wat je met die kennis doet, om zelfvertrouwen, verantwoordelijkheid, creativiteit. ‘Een kind leert niet begrijpend lezen voor de toets, maar om de krant te kunnen lezen. Als je dat niet op waarde schat, krijg je een soort leeg leren, platgeslagen onderwijs’, aldus hoogleraar onderwijskunde Monique Volman in een interview in Trouw (2011). Onderwijs moet de kinderen voorbereiden op het leven door ervoor te zorgen dat kinderen zichzelf leren kennen en zelfvertrouwen krijgen. Ook toerusting voor een sociaal evenwichtig leven draagt bij aan de voorbereiding op het leven. Uiteindelijk zal dat ertoe leiden dat kinderen vreedzaam willen samenleven met anderen en de natuur; dat ze in staat zijn om een waardevolle inbreng in de wereld om hen heen.
Een nieuwe cultuur Afgezien van onderwijskundige redenen is er ook een maatschappelijke reden om serieus na te denken over nieuwe vormen van onderwijs: de kinderen van vandaag zijn de leiders van morgen, degenen die de wereld vorm moeten geven. Die wereld zal er volkomen anders uitzien dan de wereld die wij kennen. Toonaan-
14
gevende leidinggevenden van nu geven aan dat de toekomst om leiders vraagt die een nieuwe cultuur kunnen bouwen. Een cultuur waarin waarden als respect, samenwerken en rechtvaardigheid hoog in het vaandel staan. Onderwijs speelt daarin een sleutelrol. Opvoeders (ouders, leraren) zijn cultuurdragers. Zij brengen kinderen normen en waarden bij die hun gedrag en keuzes bepalen. De volwassenen moeten het goede voorbeeld geven, waarbij het cruciaal is dat kinderen gesterkt worden in de waarden die nodig zijn in de wereld van morgen en dat zij de juiste bagage hebben om die wereld vorm te geven. Voor het onderwijsaanbod (curriculum) betekent dit niet dat er nieuwe vakken en leerinhouden bij komen. Het betekent wel dat gekeken moet worden hoe de vakken en leerinhouden gegeven worden. In een onlangs verschenen advies van de Onderwijsraad, Een eigentijds curriculum (2014), wordt dan ook aanbevolen om het curriculum periodiek te herijken om het onderwijs steeds te laten aansluiten bij eigentijdse eisen.
Kenmerken Waardengedreven onderwijs vertrekt niet vanuit cijfers maar vanuit waarden. De waarden waar de organisatie voor staat vormen het uitgangspunt van het handelen, het onderwijsaanbod en de omgang met kinderen, ouders en personeelsleden. Waardengedreven onderwijs kent veel verschijningsvormen maar er zijn een paar basiselementen die vaak terugkomen: • De cultuur in de organisatie biedt een soort ‘moreel kompas’: alle handelen is moreel handelen. • Er wordt uitgegaan van de intrinsieke motivatie, het talent en de ambitie van de leerling. • Onderwijs en opvoeding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. • Er is een goede interactie tussen de leraar en de leerling. • Het onderwijs daagt uit tot zelfkennis, zelfsturing en verantwoordelijkheid. • Zingeving is een belangrijk sleutelwoord.
naast cijfers
Geen Cito-toetsen meer? In de afgelopen periode hebben we geleerd dat het belangrijk is om meetbare doelen te stellen, en hoge verwachtingen te formuleren. Ook het bijhouden van vorderingen van leerlingen heeft een positief effect op de leerlingprestaties, zo blijkt uit onderzoek. ‘Harde gegevens’ houden scholen scherp en onderbouwen gevoerd of voorgenomen beleid en bestedingen. Het is belangrijk om na te gaan of een aanpak tot resultaten heeft geleid en welke zwakke plekken zich nog voordoen. Deze gegevens vormen een zinvol uitgangspunt voor een discussie over de kwaliteit van lessen. Maar daarnaast is het van belang ook oog te hebben voor de zogenaamde ‘zachte’ gegevens als normbewustzijn en sociale vaardigheden.
Waarden en identiteit Een sociologische definitie van waarden omschrijft waarden als ‘centrale maatstaven met behulp waarvan men het eigen gedrag en dat van anderen beoordeelt’. Het gaat om zaken die men collectief goed en juist vindt, die men graag wil, en nastreeft. Waarden zijn dus morele doelen of idealen die mensen nastreven, waarderen en motiveren. Ze hebben een emotionele lading: ‘daar gaan mensen voor’. In het huidige strategisch beleidsplan van De Groeiling hebben we vijf waarden benoemd die wij als organisatie belangrijk vinden (‘waar wij voor gaan’) en die we nastreven, waarderen en ons motiveren. Het betreft respect, verwondering, uniciteit, verbondenheid en inspiratie. Die waarden hebben hun wortels in de katholieke/ christelijke traditie, maar vormen geen exclusiviteit. Een waarde als respect bijvoorbeeld kom je bij heel veel organisaties tegen. Belangrijker dan de vraag of bepaalde waarden ‘van’ het katholiek on-
derwijs zijn is de vraag of een katholieke organisatie ‘van’ die waarden is: of de organisatie zich daar ook in de toekomst door aan laat spreken, en of ze dat ook blijft doen als die waarden onder druk komen te staan. Als het maatschappelijk klimaat bijvoorbeeld vraagt om onderwijs dat vooral inzet op de cognitieve kwaliteiten van leerlingen: wat gebeurt er dan met het besef dat het om de vorming van ‘heel de mens’ gaat? Krijgen leerlingen met een ontwikkelingsachterstand dan nog de aandacht die ze nodig hebben? En als de tijdgeest vraagt om onderwijs dat individualiteit benadert: hoe blijft de school dan een bezielde gemeenschap?
Stip op de horizon Bovenstaande ontwikkelingen zullen een plaats moeten krijgen in onze oriëntatie op de toekomst. Zijn de huidige waarden die we in ons strategisch beleidsplan hebben beschreven toekomst-bestendig? Hoe maken wij ons onderwijsaanbod toekomstbestendig vanuit de waarden die we belangrijk vinden en die belangrijk zijn voor de vormgeving van en de cultuur in de maatschappij van de toekomst? Tijdens een waardensessie op 20 mei jl. hebben we met belangstellenden over deze onderwerpen met elkaar gesproken. In de komende tijd zullen we daar met elkaar nog vele malen over spreken, zodat we ons een beeld kunnen vormen van de nabije toekomst en de waarden die daarin belangrijk zijn.
Geraadpleegde bronnen: Onderwijsraad (2014) Een eigentijds curriculum. Toke Elshof (2013) Katholieke waarden: zijn ze onderscheidend? Petra Pronk (2012) Pleidooi voor waardengedreven onderwijs. JSW 6 februari 2012. W. van der Grift (2010) Excellente scholen in het basisonderwijs Inspectie van het Onderwijs (2010) Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs R. Marzano (2006) What works in schools?
15
Samen René Flippo René Flippo is directeur-bestuurder samenwerkingsverband Midden-Holland (passend onderwijs)
Wie is René Flippo? René Flippo is 53 jaar oud, getrouwd en vader van twee kinderen: een dochter die komend jaar haar eindexamen ingaat en een zoon die aan de brugklas begint. Van origine jurist en na een aanvliegroute via advocatuur, handel en journalistiek loop ik inmiddels alweer een kleine twintig jaar rond in het onderwijs. Ik heb nooit voor de klas gestaan, wel heb ik het onderwijs leren kennen vanuit de belangenbehartiging, het Ministerie van OCW, organisatieadvies en de Onderwijsraad. Dat heeft mijn blik verbreed en verdiept. Mijn aandacht is daarbij steeds gericht geweest op vraagstukken rond samenwerking, governance en sturing. Graag zet ik die ervaring nu in voor het Samenwerkingsverband PO Midden-Holland.
16
Waaruit bestaan de werkzaamheden van de directeur-bestuurder? De directeur-bestuurder is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in het samenwerkingsverband. Op dit moment, en dat zal tot aan de zomer waarschijnlijk wel zo blijven, is het echt een organisatie bouwen. Dat betekent dat ik mij bijvoorbeeld bezighoud met het uitdenken van de basale procedures rond in- en uitgaande post, archivering en huisvesting tot aan het inrichten van de procedures voor de aanvraag van extra ondersteuning of een toelaatbaarheidsverklaring tot het speciaal (basis-) onderwijs. Zeker dat laatste is van belang. 1 augustus aanstaande gaat passend onderwijs immers van start. Een goede voorlichting van de besturen en de scholen heeft mijn
bijzondere aandacht. Ik vind het essentieel dat de mensen op de scholen weten wat er verandert en overigens óók wat niet. Veel zal immers ook hetzelfde blijven, omdat het al gebeurt. Zo werkt menige school al handelingsgericht en denken velen al in termen van het ontwikkelperspectief. Zaken die per 1 augustus verplicht worden.
Wat zijn je ambities en wensen inzake passend onderwijs? Ik kan mij heel goed vinden in de doelstellingen van het Ondersteuningsplan van het samenwerkingsband (te vinden op de website www.swv-po-mh.nl). Zij zijn erop gericht het niveau van de basisondersteuning te verhogen. Daarmee zeggen de samenwerkende schoolbesturen: laten we proberen
meer zelf te doen en meer leerlingen in het reguliere onderwijs op te vangen, waar nodig in goede samenwerking met het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. Dat is precies wat passend onderwijs beoogt. Ik hoop daarbij dat scholen hun expertise en hun ervaringen met elkaar delen en van elkaar leren. In mijn visie is passend onderwijs niets meer en niets minder dan goed onderwijs - dat wil zeggen, onderwijs dat de leerling in staat stelt de volgende stap te maken en zich zo verder te ontwikkelen.
gen ontwikkeling. Ook ontwikkelpsycholoog Steven Pont wees hier tijdens de Startconferentie op. Ik hoop dat het samenwerkingsverband, waar zoveel kennis en ervaring in verbonden is, hieraan een merkbare bijdrage kan leveren.
Hoe kunnen scholen/leraren volgen welke ontwikkelingen plaats vinden in het samenwerkingsverband? Ik denk dat het goed is erop te wijzen dat het eigen bestuur in eerste instantie de primaire bron is voor informatie over passend onderwijs binnen de eigen organisatie. Het
De invoering van passend onderwijs heeft een hele lange aanloop gehad. Wanneer is voor jou, de scholen, de leerlingen passend onderwijs geslaagd? Het is nu belangrijk dat de scholen, de leraren en de ouders goed worden voorbereid op de invoering van passend onderwijs. Ik zei al, er gaan dingen veranderen, maar veel blijft hetzelfde en bouwt voort op wat velen al doen. Dat moet volgens mij het uitgangspunt zijn: bouw na de zomer verder op wat je al doet en kijk werkenderwijs waar je dat kunt verbeteren en uitbouwen. De op-
maken we het passend! Welke sterke punten zie je bij het huidige samenwerkingsverband en wat moet nog ontwikkeld worden? Hier past bescheidenheid. Ik ben nog maar drie maanden in functie. Wat ik in ieder geval merk is de enorme betrokkenheid van de mensen en de bereidheid om zich in te zetten voor de leerling. Op bijeenkomsten met leraren, IB’ers en AB’ers trof ik professionaliteit en gerichtheid aan. Dat schept vertrouwen voor de komende periode. Er is natuurlijk ook onzekerheid. Er komt iets nieuws aan, nog niet alles is duidelijk. Dat is heel begrijpelijk in dit stadium en dit is een landelijk gegeven. Besturen, directeuren en de WSNS-coördinatoren werken eraan die onduidelijkheid weg te nemen en waar dat nodig is, help ik. We zijn in de opbouwfase. Het is van belang met elkaar de ervaringen te delen en daarvan te leren.
Wat gaan de scholen, de leraren en leerlingen merken van het samenwerkingsverband?
samenwerkingsverband heeft twee vaste informatiebronnen. Ten eerste de website www.swv-po-mh.nl. Op de website wil ik vaste basisinformatie over het samenwerkingsverband en relevante bredere ontwikkelingen plaatsen. Op dit moment kan men daar het volledige Ondersteuningsplan terugvinden. De komende periode zal daar meer informatie op verschijnen. Houd de site in de gaten, zou ik zeggen. Daar staat ook de film die we 23 april jl. op de overigens zeer geslaagde startconferentie hebben getoond. Wie dat wil kan de film downloaden en gebruiken, bijvoorbeeld als inleiding op een teambijeenkomst over passend onderwijs en het samenwerkingsverband. Binnenkort voegen we daar het resultaat van de groepsgesprekken aan toe die we op de startconferentie hebben gehouden. Scholen die in elkaars buurt staan, hebben elkaar toen verteld waar ze trots op zijn.
Zoals ik al zei, beschouw ik passend onderwijs als een verbijzondering van goed onderwijs. Goed beschouwd hebben we het over differentiatie. Twee jaar geleden noemde de Inspectie in haar Onderwijsverslag differentiatie al een belangrijke opdracht voor het onderwijs.
Zo kan iedere belangstellende lezen waar een school binnen het samenwerkingsverband waar zij goed in is. Ik hoop zo die kennisdeling, want dat is het, te stimuleren. De website heeft bovendien een belangrijke informatiefunctie voor de ouders. Ik wil er daarom links naar de scholen en besturen op plaatsen, maar ook de ondersteuningsprofielen.
De ontwikkeling van passend onderwijs is zo in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de school - en het bestuur - zelf. Wat heeft deze leerling nodig? Kunnen we dat bieden? Misschien dat we het nu niet kunnen, maar misschien binnen afzienbare tijd wel. Dat is de kern, het begin van de ei-
Zojuist heb ik een twitteraccount geopend: @swvpomh. Ik zal daar geregeld vertellen over wat ik doe en over de ontwikkelingen in het samenwerkingsverband. Via Twitter wil ik de scholen en besturen volgen. Twitter is een eenvoudig medium om te vertellen wat je doet.
dracht is waar nodig onduidelijkheid te voorkomen en weg te nemen. Dat nu zie ik als mijn voornaamste taak: zorgen dat alles klaar staat en dat men weet hoe het gaat werken. Als het goed is hebben de scholen inmiddels een pakket met basisinformatie ontvangen. Te beginnen: het Groeidocument. Met het Groeidocument hebben de scholen een overzichtelijk en werkzaam kader om aan het werk te gaan. Probeer het voor de zomer uit, vul het vast in, leer ermee om te gaan, is mijn oproep. Vertel elkaar je ervaringen, vertel die het samenwerkingsverband. Waar kunnen we het verbeteren? We hebben er een handzame handleiding bij gemaakt. Er is een Stroomschema bijgevoegd. Daarin staan alle procedurele stappen in een helder schema. We hebben de overgangsregelingen toegezonden én een leesvriendelijke versie van het Ondersteuningsplan gemaakt. Tenslotte zijn er de formele regels voor de procedure bij de Commissie toelaatbaarheidsverklaring/extra ondersteuning. Ook die zijn meegestuurd. En mocht men die niet kunnen vinden: ze staan ook op de website. Na 1 augustus gaan we ermee aan de slag en zullen we zien hoe het zal gaan. Ik heb er alle vertrouwen in. En uiteraard zal het in het begin hier en daar wennen zijn en niet alles even duidelijk. Dat hoort erbij, het is al doende leren. Praat er met elkaar over, informeer je bestuur zodat we het samen beter kunnen maken voor de leerling. En zo kom ik vanzelf uit op het motto van het samenwerkingsverband dat ik onverminderd sterk vind: “Samen maken we het passend!”
17
De Vreedzame School:
Meer dan een preventief antipest-programma > TEKST Tom Streng <
I
n samenwerking met de Kinderombudsman presenteerde staatssecretaris Sander Dekker vorig jaar een actieplan om het pesten op scholen aan te pakken. De scholen worden daarbij verplicht om een door het Ministerie erkende antipest-methode te gebruiken. Inmiddels heeft een onafhankelijke commissie zich gebogen over 61 methodes en na een eerste schifting heeft de commissie een aantal methodes voorlopig goedgekeurd. Naast de bij iedereen welbekende Kanjertraining behoort ook De Vreedzame School tot de categorie ‘veelbelovend’. Het CED-programma is echter veel meer dan een preventief antipest-programma. Op de Groeiling-scholen De Bijenkorf in Gouda en op de Regenboog in Waddinxveen wordt gewerkt met De Vreedzame School. Leerkracht Desiree Blankenspoor van de Waddinxveense school en Pieter van Houten, directeur van de Bijenkorf, vertellen over hun ervaringen met De Vreedzame School.
18
Het invoeringstraject Desiree: ‘Het traject De Vreedzame School zijn wij vorig jaar gestart. We hebben een stuurgroep samengesteld. Deze stuurgroep bestond uit de directie, twee ouders (MR) en leerkrachten. Deze stuurgroep heeft zich gebogen over het traject en waar onze speerpunten zouden komen te liggen. In het schooljaar 2013-2014 zijn wij met de methode gestart. Op startvergadering hebben wij het eerste blok (met als thema ‘We horen bij elkaar’) voorbereid. Hierbij was ook een trainer van De Vreedzame School aanwezig.’ Pieter: ‘In het begin is het wennen. Het is een proces, min of meer een soort cultuurverandering. Daar moet iedereen aan wennen:
leerlingen, ouders en leerkrachten. Het is zeker wenselijk om het eerste jaar de methode strikt te volgen. Daarnaast hebben we een paar studiedagdelen besteed aan De Vreedzame School, waarbij vooruit werd gekeken naar de nieuwe periode. Tijdens deze dagdelen werd ook de afgesloten periode geëvalueerd en werden vaardigheden voor het volgende blok geoefend.’
Sociale competenties en democratisch burgerschap Volgens de website van de CED-groep is De Vreedzame School ‘een compleet programma voor sociale competentie en democratisch burgerschap’. Op de site lezen we: ‘De Vreedzame School beschouwt de klas en de school als een leefgemeenschap, waarin kinderen zich gehoord en gezien voelen, een stem krijgen, en waarin kinderen leren om samen beslissingen te nemen en conflicten op te lossen. Kinderen voelen zich verantwoordelijk voor elkaar en voor de gemeenschap, en staan open voor de verschillen tussen mensen.’
Hoe is dit zichtbaar op De Regenboog en De Bijenkorf? Desiree: ‘In elke klas wordt er gewerkt met commissies. Deze commissies zijn door de kinderen zelf samengesteld om verantwoordelijkheidsgevoel te creëren. Daarnaast hebben wij bij alle ingangen de afkoelplek. Dit is een centrale plek waarbij kinderen met conflicten deze ruzietjes kunnen oplossen. Dit is een algemeen gegeven en iedereen is daarvan op de hoogte. Ook de begrippen die de kinderen hanteren komen uit de methode en zijn uniform. Wanneer we het hebben over een afbreker, weet iedereen wat ermee bedoeld wordt.’ Pieter: ‘We hebben een leerlingenraad, die regelmatig bijeenkomt met een aantal leerkrachten. Ze bespreken tal van zaken, problemen en/of wensen. Verder werken we met mediatoren die dagelijks ingezet worden. Ook wordt in de dagelijkse lessen stilgestaan bij het ‘samen verantwoordelijke voelen voor.’
Mediatoren In het eerste jaar van invoering van De Vreedzame School staat de uit zes thema’s bestaande lessenserie centraal. In het tweede jaar de leerlingmediatie. De ervaringen op De Bijenkorf: ‘Het is zeer belangrijk om te bepalen waarvoor de leerlingmediatoren zijn. Welke leerlingen komen hiervoor in aanmerking? Wat kunnen en mogen ze? Wat niet? Ze worden bijvoorbeeld niet ingezet bij fysieke ruzies. Ze moeten onafhankelijk blijven. Ze hebben toch een bepaalde voorbeeldfunctie. Ouders moeten er mee eens zijn dat hun kind mediator wordt/is. Het is erg belangrijk dat de ouders van de mediatoren goed worden geïnformeerd. De mediatoren komen aan aantal keren bijeen met leden van de stuurgroep en leerkrachten. Het werkt goed.’
Ouderbetrokkenheid Hoe worden ouders en andere externe partijen bij het traject De Vreedzame school betrokken? Desiree: ‘Ouders worden uitgenodigd om in de klassen te komen kijken. Daarnaast krijgen de groepen 1 t/m 6 een kletskaart mee naar huis. Hier staat het actuele blok van De Vreedzame School centraal, zodat de kinderen hier thuis over kunnen vertellen. Daarnaast hebben wij dit jaar ook De Vreedzame Schoolkrant. Elke klas heeft hierin geschreven over de lessen Vreedzame School.’ Pieter: ‘In het begin hebben we een informatieavond voor alle ouders belegd, waarin we hen hebben laten zien wat De Vreedzame school is. Wat gebeurt er in de groepen? Wat wordt er van ouders
Bankje om te chillen op De Bijenkorf Als presentatie van het thema 'We dragen allemaal een steentje bij' metselde groep 8B van De Bijenkorf in april een muurtje in de entree van de school. Op de stenen hadden de leerlingen passende boodschappen geschreven. Tegelijkertijd werd op de speelplaats een bankje 'om te chillen' gebouwd. Dit was al een lang gekoesterde wens van de leerlingenraad.
verwacht etc. Zeer waardevol om te doen! Ouders hebben in het begin nog wel eens het idee dat op een Vreedzame School geen ruzies en pesterijen meer voorkomen. Af en toe zijn ze er ook niet tevreden mee. Te slap gedoe.’
Antipest-programma Wat zijn jullie ervaringen met deze methode als antipest-programma? Wordt er daadwerkelijk minder gepest? Desiree: ‘Of er daadwerkelijk minder gepest wordt durf ik niet zo te stellen, maar kinderen zijn zich wel bewuster van hun gedrag. Doordat de Vreedzame School iets is waar je met de hele klas, maar ook de hele school aan werkt, hebben kinderen minder neiging om te pesten. Daarnaast wordt er niet alleen centraal stil gedaan bij de pester, maar ook wat je als groep kan doen voor de gepeste. Dit is een traject dat je niet in een jaar hebt doorlopen, maar dat zijn tijd nodig heeft.’ Pieter: ‘Dat is moeilijk te meten. Het is wel duidelijk zichtbaar, dat de preventieve werking aanwezig is. Je moet er voortdurend mee bezig blijven, niet alleen tijdens de specifieke lessen. De weg van de lange adem, denk ik.’
Positief moreel klimaat Pieter van Houten van De Bijenkorf constateert dat het pedagogisch klimaat zichtbaar is verbeterd nadat zijn school een Vreedzame School is geworden: ‘Kinderen zijn sneller geneigd tot het geven van opstekers en voelen zich meer gehoord. Er heerst een positievere sfeer naar elkaar toe. Je kunt kinderen makkelijker aanspreken of problemen zelf laten oplossen. Het verantwoordelijkheidsgevoel is gegroeid.’
19
Interview met Wim de Boer
De vinger aan de pols houden Voorzitter GMR De Groeiling en voorzitter Ondersteuningsplanraad Midden-Holland Wie is Wim de Boer? Ik ben een Noorderling die in Gouda geland is. Ik kom uit een echte onderwijsfamilie: veel familieleden werk(t)en in het onderwijs. En, ook letterlijk heel dichtbij, mijn vrouw is groepsleerkracht op De Carrousel (géén Groeiling school!). Zelf heb ik in Nijmegen bestuurskunde gestudeerd. Na mijn studie heb ik mij steeds vanuit de beleidsmatige kant met het onderwijs bezig gehouden. Bij de Hogeschool Rotterdam werk ik als adviseur op het gebied van kwaliteitszorg en onderwijsontwikkeling. Ik heb twee kinderen, van 12 en 10 in groep 7 en 8 van De Cirkel. Daar komt mijn betrokkenheid bij De Groeiling vandaan: als ouder zat ik eerst een aantal jaar in de MR van De Cirkel. Wat ik leuk en belangrijk vind is dat je in de MR de school op een heel andere manier leert kennen: je wordt betrokken bij belangrijke vragen en ontwikkelingen op schoolniveau. Maar je merkt ook dat verschillende zaken bepaald of beïnvloed worden op stichtingsniveau, dus bij De Groeiling. Dat was voor mij aanleiding mij op een gegeven moment aan te melden voor de GMR.
Je bent voorzitter van twee medezeggenschapsorganen: wat maakt het voorzitterschap boeiend of uitdagend voor jou? Ik voel me eerst en vooral betrokken bij de inhoud. Aan scholen worden veel en heel verschillende vragen gesteld. Er wordt scherp gelet op de resultaten van scholen als geheel: lukt het om leerlingen op het gewenste niveau te krijgen? Daarnaast wordt van de school gevraagd om in te spelen op de (zorg)behoefte van individuele leerlingen. En dat moet binnen strakke financiële kaders, dus in behoorlijk grote groepen. Dat vraagt veel van leerkrachten, van directeuren en van besturen, en ik vind het heel boeiend om daarin mee te denken en mee te praten. Ik vind zelf een constructieve houding heel
20
belangrijk. Dat klinkt als een open deur, maar dat is het denk ik niet altijd. Keuzes die vanuit het perspectief van een ouder soms heel eenvoudig lijken, zien er vanuit het perspectief van de school of de leerkrachten heel anders uit; daarnaast spelen financiële randvoorwaarden of wettelijke eisen een rol. Ik vind het uitdagend om in gesprek en in overleg te proberen die dingen bij elkaar te brengen. Als voorzitter komt daar nog wat bij: ik vind het belangrijk er voor te zorgen dat alle leden de ruimte hebben om hun bijdrage te leveren, maar ik wil er ook naar streven dat we samen tot een gedeelde conclusie komen, en als GMR een consistent en constructief geluid kunnen laten horen.
Op welke wijze wordt het contact met de achterbannen (personeel, ouders en afzonderlijke medezeggenschapsraden) onderhouden? Dat gebeurt op verschillende manieren: door agenda’s en verslagen van de GMR te verspreiden en op de website te zetten hebben MR’en de mogelijkheid op de hoogte te blijven van wat in de GMR be-
sproken is. Ook houden GMR-leden via de eigen school en via andere wegen contact met MR’en. Daarnaast hebben we bij belangrijke ontwikkelingen bij een specifieke school, zoals laatst bij de Vuurvogel, contact met de MR, zodat wij ook weten wat daar speelt. Tenslotte organiseren we jaarlijks een bijeenkomst voor GMR en MR’en. Dit jaar wordt dat oktober. Daar wisselen we kennis en ervaring uit over thema’s die binnen scholen en/of binnen de stichting van belang zijn. Als GMR richten we ons natuurlijk vaak net op andere dingen dan een MR, namelijk op beleid en ontwikkelingen die de hele stichting betreffen, terwijl de MR zich op schoolspecifieke zaken (de invulling of uitvoering van dat beleid) richt. Juist daarom is het ook belangrijk om wederzijds goed contact te onderhouden.
Welke thema’s en/of ontwikkelingen zijn voor de GMR van belang en welke rol zie je daarbij weggelegd voor de GMR? Er zijn twee belangrijke thema’s: passend onderwijs en de krimp in leerlingenaantal-
len (en als gevolg daarvan ook in de formatie). En daar komt één belangrijke vraag uit voort: hoe lukt het om de teams in staat te stellen om blijvend goed en passend onderwijs aan te bieden? Samenwerking, informatie-uitwisseling en taakverdeling zijn daarbij belangrijk.
Column Jos Gerards
Je bent ook voorzitter van de Ondersteuningsplanraad Midden-Holland. Wat is de Ondersteuningsplanraad en wat doet ze? De Ondersteuningsplanraad zou je kunnen vergelijken met een MR of een GMR - maar dan voor het Samenwerkingsverband Primair Onderwijs, waar De Groeiling met 20 andere besturen deel van uitmaakt. De Ondersteuningsplanraad bestaat ook uit ouders en uit leerkrachten.
Een nieuwe lente, een nieuw geluid?
Een van de belangrijkste bevoegdheden van de ondersteuningsplanraad is het instemmingsrecht met het ondersteuningsplan. Dat plan regelt hoe de ondersteuning ingericht en verdeeld wordt: wat moet elke school aan ondersteuning kunnen bieden, hoe kunnen scholen aanvullende ondersteuning organiseren, en hoe loopt de verwijzing naar SBO en SO? Ook de financiële kant daarvan speelt mee. Dat plan ligt nu voor de komende jaren vast, maar we willen daarnaast als medezeggenschapsorgaan ook graag de vinger aan de pols houden hoe passend onderwijs in de praktijk echt werkt.
Het Ondersteuningsplan Midden-Holland is ingediend bij de onderwijsinspectie. Een mooi plan waar besturen trots op zijn en dat passend onderwijs mogelijk moet gaan maken. En dan nu in augustus goed van start!
De invoering van passend onderwijs heeft een hele lange aanloop gehad. Wanneer is voor jou, de scholen, ouders en leerlingen passend onderwijs geslaagd? Passend onderwijs is geslaagd als het scholen en besturen lukt om waar dat nodig is over de grenzen en de concurrentie heen te stappen; als het lukt samen kennis en ervaring te ontwikkelen en te delen die voor alle scholen nuttig is bij het bieden van passende ondersteuning van leerlingen, als scholen in bepaalde wijken of dorpen gezamenlijk oplossingen bieden voor kinderen met specifieke behoeften, en als er waar nodig taakverdeling tot stand komt voor (heel) specifieke ondersteuningbehoeften. Als ouders en leerkrachten weten waar ze met vragen of zorgen terecht kunnen, en als leerlingen zo dicht mogelijk bij huis het onderwijs en de begeleiding krijgen die bij hen past.
Dat betekent doorgaan met de goede dingen waar De Groeiling al mee bezig is en via handelingsgericht werken de basisondersteuning op scholen versterken. Als er dan nog ietsje meer nodig is, dan bieden we extra ondersteuning die wordt beschreven in een ontwikkelingsperspectief-plan (OPP). Een actieplan waarin staat wat een leerling nodig heeft en dat start bij wat en kind al kan. Een plan waarop ouders hun instemming geven … Maar als ouders dat niet willen? Veel scholen klagen over te weinig ouderbetrokkenheid en kiezen daarop een aanpak gericht op het probleem en niet op de oorzaak. We denken, praten en handelen nog te vaak vanuit angst en belemmeringen en nog onvoldoende vanuit creatie. Een doorkijkje: Op dinsdagavond gaat in Gouda de telefoon. De oudste zoon neemt op en roept: “Mam, de juf van onze Elza aan de lijn!” En dan vraag ik me af: welk gevoel heeft moeder op dat moment? En ook: is moeder zo geboren of heeft zij van ons geleerd zich zo te voelen?
Het Ondersteuningsplan ‘Samen maken we het passend’ Het Ondersteuningsplan van samenwerkingsverband MiddenHolland draagt de titel ‘Samen maken we het passend’. In het plan staat hoe de besturen met elkaar willen samenwerken aan passend onderwijs, wat zij willen bereiken en hoe zij dat willen doen. De afspraken gaan over: • de basisondersteuning die alle scholen kunnen bieden • de aanvraag om extra ondersteuning en de verwijzing naar het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs cluster 3 en 4 • de terugplaatsing in het reguliere onderwijs na de plaatsing in het speciaal onderwijs • de verdeling van het gezamenlijke geld • de resultaten die het samenwerkingsverband wil halen. Het Ondersteuningsplan wordt tenminste eens in de vier jaar vastgesteld en is te vinden op de website van De Groeiling (www.degroeiling.nl) en op de website van het samenwerkingsverband Midden-Holland (www.swv-mh-po.nl). Op deze website zijn ook diverse documenten te downloaden waaronder ook het statuut en het reglement van de Ondersteuningsplanraad.
Ouderbetrokkenheid begint bij aanmelding, maar voert door de hele school. Waarover en hoe vaak communiceren we met ouders? Hoe hoog is de schooldrempel bij het brengen en halen van kinderen? Passend onderwijs vraagt afstemming van school en thuis. Na een goede relatieopbouw met positieve communicatielijnen zullen ouders vanzelfsprekend (bijna) altijd instemmen met een OPP! Dat is immers het beste voor hun kind. Wat zou het dus mooi zijn als de juf van Elza zou zeggen: “Ik hoop niet dat ik stoor, maar vandaag heeft Elza voor het eerst een hele bladzijde voorgelezen aan de groep, daar was ze heel trots op. Heeft ze het thuis verteld? Vraag er anders eens naar. Goedenavond”. Alle leerkrachten van De Groeiling, elke dag één kort telefoongesprek met een ouder over iets leuks van hun kind, wat zou dat wel niet teweeg kunnen brengen! JOS GERARDS IS WERKZAAM ALS SENIOR ADVISEUR BIJ LEEUWENDAAL EN WAS VOORZITTER ALGEMEEN BESTUUR SWV MIDDEN-HOLLAND
21
Centraal inkopen D
oor de daling van het aantal geboorten in de regio (krimp) krijgen de scholen minder instroom van leerlingen en dalen de inkomsten. Veelal betekent dit dat de personele uitgaven verminderd moeten worden. Maar het loont ook om eens te kijken naar de materiële uitgaven (huisvestingszaken, leermiddelen, meubilair, et cetera). De grootte van de organisatie kan benut worden om de hoogte van noodzakelijke uitgaven flink terug te dringen.
Omvang De uitgaven van De Groeiling die niet betrekking hebben op loonkosten van het personeel bedragen ongeveer € 4,5 miljoen. Sommige uitgaven hebben betrekking op personele zaken (nascholing, arbozorg, ingehuurd personeel) maar de meeste uitgaven betreffen materiële zaken. Het gaat dan om onderhoud aan gebouwen (waaronder schoonmaak); aanschaf van leermiddelen, meubilair, inventaris, ict; het aangaan van contracten (administratiekantoor, kopieermachines, beveiliging gebouwen, water, energie, verzekeringen) kosten voor communicatie (telefoon, internet) en/of deelname aan activiteiten (cultuurprogramma’s, schoolreisjes, kamp).
Een groot aantal van de uitgaven vindt echter op schoolniveau plaats. Scholen beschikken jaarlijks over een eigen budget (begroting) waar inkomsten op en uitgaven van geboekt worden. Van dit budget worden bijvoorbeeld de leermiddelen gekocht, of de schoonmaakkosten betaald. De directie van de school bepaalt (al dan niet in samenspraak) welke uitgaven gedaan worden, welke contracten aangegaan, verlengd of beëindigd worden en waar eventueel op bezuinigd moet worden.
Gezamenlijk en apart Een deel van de uitgaven wordt op bovenschools niveau gedaan. Zo is er een contract met één administratiekantoor die de personele en financiële zaken verzorgt, betrekking hebbend op alle personeelsleden en alle scholen van De Groeiling. Ook is er één Arbodienst voor alle personeelsleden. Het zou ondoenlijk - en kostbaar - zijn voor elke school om met een eigen administratiekantoor of arbodienst te werken. Door één contract af te sluiten voor de hele stichting wordt schaalvoordeel behaald: zowel qua kosten als qua aansturing. Datzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor het afsluiten van een contract voor SPECIMEN kopieermachines. Als afzon‘Vorig jaar heb ik alle contracten derlijke school zijnde zouden de die we als school hebben eens kosten per afdruk en huur veel kritisch doorgenomen. Een aanhoger zijn dan nu het geval is. tal heb ik beëindigd omdat we nauwelijks gebruik maken van de betreffende dienstverlening. Bij andere zaken ben ik in onderhandeling getreden met leveranciers. Dit alles bespaart me uiteindelijk jaarlijks ruim € 3.000,-.’ (directeur)
22
Kennis delen In de scholen wordt steeds kritischer gekeken naar de materiële uitgaven: is deze uitgave nodig, kan het goedkoper en zo ja waar moet ik dan zijn? Het kost de nodige tijd om dit allemaal uit te zoeken en vervolgens de kennis te delen met collega’s om wellicht gezamenlijk (op gemeenteniveau of Groeilingniveau) actie te ondernemen. Tegelijkertijd is het wel belangrijk en loont het de moeite om hier tijd in te investeren. Om te voorkomen dat het van veel
SPECIMEN
‘Onze school heeft in de afgelopen jaren minder leerlingen gekregen, waardoor we nu leegstand hebben. Tot voor kort betaalde ik hetzelfde bedrag aan schoonmaakkosten als in het verleden. Ik heb bij collega’s met een vergelijkbare schoolomvang (leerlingen en oppervlakte) geïnformeerd en zij betalen een veel lager bedrag. Reden voor mij om in onderhandeling te gaan met het schoonmaak-bedrijf en een nieuw contract af te sluiten. Dit scheelt ruim € 9.000,per jaar.’ (directeur)
loont! mensen veel tijd kost kan een extern bureau ingeschakeld worden (wat ook tijd en geld kost) of investeert één persoon tijd om gezamenlijk voordeel te realiseren. Voor dit laatste is gekozen door Renée Thierry (directeur) een dag in de week in te zetten om centrale inkoop op te pakken. Wanneer Europese aanbesteding noodzakelijk is dan wordt wel gebruik gemaakt van specialistische kennis van een inkoopbureau.
> TEKST Harry van de Kant <
€ 207.000. De Europese aanbesteding is een ingewikkelde procedure die geruime tijd (vaak een half jaar of nog langer) in beslag neemt en zorgvuldig gevolgd moet worden om te voorkomen dat leveranciers/bedrijven een proces aanspannen. Als je onder de drempelbedragen blijft dan kun je ook nationaal aanbesteden. Dit is niet verplicht; doe je het wel dan gelden ook hier weer bepaalde regels voor die in acht genomen moeten worden.
Werkwijze De eerste stap is informatie verzamelen en overzichtelijk maken m.b.t. bestaande contracten, prijsafspraken en aankopen (bestaande goede deals) en omzet per onderwerp. Ook worden contacten gelegd en onderhouden met inkopers van vergelijkbare onderwijsorganisaties. Er is kleinschalig gestart: niet alles ineens oppakken maar stapsgewijs worden zaken opgepakt die makkelijk/op korte termijn te realiseren zijn en snel resultaat opleveren. Daarbij worden de huidige contracten bekeken, wensen van de directies geïnventariseerd, aanbieders benaderd en geselecteerd, en vervolgens vindt terugkoppeling plaats naar het directeurenberaad. De bevindingen kunnen leiden tot het gebruik maken van één aanbieder of het bestendigen van de huidige situatie.
Wet en regelgeving Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is geen vrijblijvende zaak; ook hier gelden wettelijke regels voor. Daarbij is sprake van drempelbedragen: als een werk (bijvoorbeeld nieuwbouw van een school), dienst (bijvoorbeeld een administratiekantoor) of levering (bijvoorbeeld SPECIMEN inkoop van meubilair) boven een bepaald be‘De wijze van afvalverwerking drag komt dan moet dit Eudoor de scholen is in beeld geropees aanbesteed worden. bracht: per school is de firma, de Het drempelbedrag voor dienstverlening en de prijs in werken is € 5.186.000; voor beeld gebracht. Vervolgens zijn levering en diensten is het drie aanbieders benaderd voor een offerte op basis van het totaal volume van alle scholen. De verschillen tussen de aanbieders bij gelijke voorwaarden waren significant en leveren een totale besparing op van meer dan € 10.000,- per jaar.’ (inkoper)
Doorgaans worden drie offertes opgevraagd als het om levering of diensten gaat. Als de kwaliteit gelijk of goed vergelijkbaar is dan geeft de prijs de doorslag. Soms is er sprake van kwaliteitsverschil en dan wordt gekozen voor de beste kwaliteit. Goedkoop kan immers ook duurkoop zijn!
Afrondend Scholen hebben de ruimte om eigen keuzes te maken als het gaat om de inkoop van diensten of levering. Steeds vaker blijkt echter dat gezamenlijk optrekken meer voordelen biedt (zowel qua tijdsinvestering als financieel) waardoor besparingen mogelijk zijn. Als drempelbedragen overschreden worden dan moet Europees worden aanbesteed. Ook dit kan financiële voordelen opleveren, maar kost ook veel tijd en geld. Hoe dan ook: het loont om regelmatig kritisch te (laten) kijken naar SPECIMEN de materiële uitgaven, ze‘Voor de levering van gas en ker in een tijd waarin de inelektriciteit liften we mee met komsten (hard) teruglopen. het Europees aanbestedingstraject dat de gezamenlijke besturenorganisaties doorlopen. Zij zorgen voor het traject en wij maken gebruik van de levering door de bedrijven met wie uiteindelijk het contract wordt afgesloten. Dit levert voor ons de laagste prijs op en we hoeven niet zelf zo’n duur en tijdrovend traject te volgen.’ (bestuurder)
23
Uit de kunst! I
edere school heeft er wel één. Een kunstwerk met een bijzondere waarde. Gemaakt door leerlingen, gekregen bij een lustrum of speciaal om een heel andere reden. Dit keer op bezoek bij De Oostvogel in Gouda. Directeur Wilfred Simons:
‘Wij zijn met dit kunstwerk herkenbaar en weer up to date.’ Soort kunstwerk: Update van het bestaande logo van de school Kunstenaar: Eric Spee Materiaal: Plexiglas met loodstrips en Plexiglas In de school sinds: Augustus 2014 Afmeting 190x 270 cm Plaats in de school: Op de gevel van de school als blikvanger.
24
Verhaal achter dit kunstwerk: ‘De Oostvogel bestaat in 2014 al weer 15 jaar. Vanaf het moment van oprichting was een logo van een Oostvogel bedacht. De tand des tijds heeft ook hier zijn werk gedaan. Het was tijd voor een update/het pimpen van de bestaande vogel. Het moest echter wel een herkenbaar geheel blijven, dus geen totaal ander logo. We hebben dat laten doen door de ontwerpen van de website en daarmee tegelijk de huisstijl van de school aangepast aan deze tijd. Het moest wel een prominente plek krijgen als blikvanger, vandaar de plek op de gevel. Detail bij het kunstwerk is dat het eindresultaat niet de bedoeling was bij de uitbesteding. Oorspronkelijk zou het geheel op een rechthoekig bord komen. Uiteindelijk is de vogel helemaal uitgezaagd in de contouren. Bij levering was het even schrikken, maar dat was snel voorbij toen de vogel eenmaal aan de gevel hing’.
Ook met een kunstwerk van de school in ‘Uit de Kunst?’ Mail naar:
[email protected]