groei
2
PERSONEELSMAGAZINE VAN DE GROEILING | JAARGANG 4 | JUNI 2013
DE GROEILING, STICHTING VOOR KATHOLIEK EN INTERCONFESSIONEEL PRIMAIR ONDERWIJS GOUDA EN OMSTREKEN
STICHTING VOOR KATHOLIEK EN INTERCONFESSIONEEL PRIMAIR ONDERWIJS
Inhoud Colofon
(Hoe) Werkt Opbrengst- en Handelingsgericht Werken nu eigenlijk?
4
Doe meer met ICT in je groep.
6
Plezier in je werk hebben en houden
8
Groeilink, juli 2013 Dit personeelsmagazine is een uitgave van De Groeiling, stichting voor katholiek en interconfessioneel primair onderwijs Gouda en omstreken Redactie: Ingeborg Bouwman Harry van de Kant Tom Streng Jolanda Wanschers
Redactiesecretariaat: De Groeiling Jolanda Wanschers Aalberseplein 5 Gouda T. 0182 670051 Postbus 95 2800 AB Gouda
[email protected]
Vormgeving en productie: The Happy Horseman Rotterdam
Wat betekent de invoering van Passend Onderwijs voor onze scholen?
10
Maak meer van je schoolplein!
12
Herkennen en erkennen: evaluatie van project Toptalent
14
Gedrag, Vlijt en Vorderingen: het rapport toen en nu
16
Samenwerking tussen basisschool en peuterspeelzaal: doen!
18
Fietsen voor een goed doel: interview met Angenieta Kaatee
20
Opleidingsscholen presenteren zich op Pabo-scholenmarkt
22
Kunst in de school
24
Oplage: 700 exemplaren
2
Voorwoord Els van Elderen
Hollen en stilstaan
6 4 ICT in je groep
Als deze Groeilink verschijnt staat de vakantie bijna voor de deur. Weer een schooljaar achter de rug! Weer een jaar van hard werken. Een jaar ook van persoonlijk lief en leed voor een aantal van ons. Een jaar waarin voor sommigen duidelijk werd dat ze volgend schooljaar boventallig zullen worden en dientengevolge worden overgeplaatst. Die gedachte is in eerste instantie vaak behoorlijk wennen voor betrokkenen. Toch horen we van veel personeelsleden die er eerder mee te maken kregen positieve geluiden over hun overstap naar een andere werkplek. We hebben dit jaar ook afscheid genomen van collega’s. Vanwege pensionering, maar ook om andere redenen. Bijvoorbeeld omdat men zich niet langer thuis voelde in het onderwijs. De lol in het werk was langzamerhand weggeëbd. Soms was het een hele opluchting om dat (vooral naar zichzelf) toe te geven. Soms ook is het mogelijk deze ‘bevlogenheid’ weer naar boven te halen. Binnen de Koninklijke Auris Groep (cluster 2 met ook een vestiging in Gouda) heeft men hier ervaring mee. Jessica van Wingerden vertelt daar in deze Groeilink meer over.
8 Plezier in je werk
Vorig schooljaar werden de eerste resultaten van het opbrengst- en handelingsgericht werken zichtbaar. Met name de tussenresultaten maakten een enorme sprong. Die trend heeft zich dit jaar voorzichtig doorgezet: gemiddeld genomen scoren de scholen van De Groeiling nu boven het landelijk gemiddelde. Dat is iets waar we zeker trots op mogen zijn! Minder blij kunnen we zijn met de ontwikkelingen rond Passend Onderwijs. Deze voltrekken zich slechts langzaam. Het blijkt heel moeilijk om alle betrokken besturen op één lijn te krijgen. Desalniettemin zijn er stappen gezet. Maar er is ook nog veel onduidelijk. In deze Groeilink worden de ontwikkelingen op een rijtje gezet.
16 Het rapport toen en nu
Na gedane arbeid is het goed rusten. Zes weken lekker niets doen. Nou ja ‘niets’. Dat is ook weer niet helemaal waar. Laten we niet de activiteiten in de eerste en laatste week van de vakantie vergeten. Het is dan beslist niet stil op de scholen. En dan nog de ellende als er is ingebroken…. (even afkloppen maar). Ook in de overige weken valt op dat ‘niets’ doen wel wat af te dingen. Koffers pakken. Wennen aan een nieuwe omgeving. Folders uitpluizen op zoek naar leuke activiteiten. Ruzie maken (en het weer goed maken). Hopen dat het met het thuisfront goed gaat. (‘Toch maar even bellen’). Drie procent van de Nederlanders heeft last van ‘vrije tijdsziekte’. Het blijkt dat vooral bepaalde types hieronder lijden, namelijk mensen met een hoge werkdruk en een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Laten we deze mensen nu juist in het onderwijs veel tegen komen! Waar beginnen we al met al aan? Is het niet beter de vakantie af te schaffen? Eerlijk gezegd zou ik daar zelf best voor voelen. Ik raak elke vakantie weer uit balans. Uit promotieonderzoek (2012) van J. de Bloom komt echter naar voren dat vakantie een krachtig middel is om te herstellen van het werk. Een vakantie helpt mensen om afstand te nemen van de dagelijkse beslommeringen en om zaken in perspectief te zien. Gezondheid en welbevinden van werkenden verbeteren tijdens vakanties aanzienlijk. Zij heeft echter ook ontdekt dat de positieve vakantie-effecten in de eerste week nadat mensen weer aan het werk gingen snel bleken te verdwijnen. Laten we dat laatste met elkaar proberen te voorkomen! Iedereen een heel fijne vakantie gewenst en dat die nog lang mag nawerken!
22 Pabo-scholenmarkt
ELS VAN ELDEREN IS LID COLLEGE VAN BESTUUR VAN DE GROEILING
3
(Hoe) Werkt Opbrengst- en Handelingsgericht Werken nu eigenlijk?
> TEKST Els van Elderen <
STRATEGISCH BELEIDSPL AN 2011 - 2015 STICHTING DE GROEILING
I
n het strategisch beleidsplan van De Groeiling voor de periode 2011-2015 is Opbrengstgericht Werken één van de speerpunten. Vanuit De GroeiAcademie wordt daarnaast de implementatie van Handelingsgericht Werken gestimuleerd. In het themanummer ‘Onderwijs’ van GroeiLink, februari 2011, viel te lezen hoe beide benaderingen elkaar aanvullen. Wat heeft Opbrengst- en Handelingsgericht Werken binnen De Groeiling tot nu toe opgeleverd? En hoe kunnen we er de komende jaren verder mee aan de slag gaan?
Groeien in kw aliteit
DE GROEILIN
G, STICHTIN
G KATHOLIEK
EN INTERCO
NFESSIONEEL PRIM
AIR ONDERW
IJS IN GOUDA
EN OMSTREK
EN
Landelijke ontwikkelingen De afgelopen jaren is vanuit de Rijksoverheid scherp ingezet op Opbrengst Gericht Werken. Dit heeft geleid tot een spectaculaire daling van het aantal (zeer) zwakke scholen. Echter, de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in Nederland lijkt te stagneren en zich te beperken tot de voormalige (zeer) zwakke scholen. De Inspectie van het Onderwijs concludeert in het onderwijsverslag over 2011-2012 dat er ruimte is voor verbetering. Scoren boven de minimumnorm van de Inspectie mag geen einddoel zijn. De verbeteringen die de Inspectie ziet zijn onder andere gelegen in de didactische vaardigheden van de leraren.
Op De Goudakker lag de gemiddelde niveauscore over de verschillende leerjaren op het gebied van Begrijpend Lezen op 1,9. Bij de M-toetsen van 2013 was deze 3,1, dat wil zeggen boven het landelijk gemiddelde (3). Hun tip: ‘Tijdens vergaderingen met elkaar in gesprek gaan over de meAnneke van den Berg, directeur De Goudakker thode, samen oefenen, voordoen en elkaar tips aanreiken’.
De resultaten op het gebied van Technisch Lezen op De Regenboog stegen in 2013 van 2,6 (gemiddelde over het schooljaar 2011-2012) naar 3,4. Hun ‘geheim’: ‘Een methode voor voortgezet Technisch Lezen voor alle leerlingen, meer leestijd in alle groepen, rijen woordjes laten lezen’ (niet Ria van der Horst, directeur De Regenboog alleen teksten).
4
Een leerling die twee jaar achter elkaar een zwakke leraar heeft in plaats van een goede, kan een heel niveau lager uitkomen in het vervolgonderwijs (bijvoorbeeld op vmbo-niveau in plaats van havo-niveau). Uit: Achtergrond document . Evaluatie pilot investeren in kwaliteit leraren, CPB, 2013.
Ontwikkelingen binnen De Groeiling Tussenresultaten
We zien dat op alle vakgebieden de scholen van De Groeiling gemiddeld boven de door De Groeiling gestelde norm - namelijk het landelijk gemiddelde - scoren. Een prachtig resultaat, waarbij zeker in het schooljaar 2011-2012, een grote sprong voorwaarts is gemaakt. Met name werd een inhaalslag gemaakt op het gebied van Technisch Lezen en Spelling. Expliciet is hierop ook door veel scholen ingestoken. De prestaties op het gebied van Rekenen/Wiskunde zijn ten opzicht van voorgaande schooljaren gelijk gebleven. Hoewel scholen hun aandacht zijn gaan richten op de taalonderdelen, hebben zij er wel voor gezorgd dat de rekenprestaties hier niet onder lijden! Wat in bovenstaande tabel niet valt af te lezen is dat de verschillen tussen de scholen groot zijn, zeker als we de resultaten per leerjaar met elkaar vergelijken. Er valt dus zeker nog meer ‘winst’ te behalen. Eindresultaten
De Eindresultaten van Dorpsschool De Bron lagen in 2012 onder de minimumnorm van de Inspectie. In 2013 scoorde de school ver boven het landelijk gemiddelde. Wat heeft bijgedragen aan dit succes? ‘De resultaten over de afgelopen jaren zijn geanalyseerd. Er zijn haalbare doelen gesteld voor de hele bovenbouw en het lesprogramma is daarop afgestemd. De successen hebben ons enthousiasme voor Opbrengst- en Handelingsgericht Werken vergroot’. Odilia van den Berg, directeur Dorpsschool De Bron
Nog lang niet bij alle scholen liggen ook de eindresultaten op De Groeiling-norm (het gewogen landelijk gemiddelde). We zagen dat bij de tussenresultaten dat wel het geval is. Dit lijkt logisch: verbeteringen inzetten kost tijd en de huidige groep acht-leerlingen hebben er minder van kunnen profiteren dan de leerlingen in de lagere leerjaren. De komende jaren zullen moeten uitwijzen of deze redenering klopt!
Hoe nu verder met Opbrengst- en Handelingsgericht Werken binnen De Groeiling? In de afgelopen periode is vooral geïnvesteerd in scholing en begeleiding van de intern begeleiders en de directeuren. Het is belangrijk dat er nu een verdiepingsslag wordt gemaakt en in het schooljaar 2013-2014 de nadruk komt te liggen op de kwaliteiten van leraren en de aansturing door het management van de school (onderwijskundig leiderschap). Vanuit De GroeiAcademie is een aanbod gedaan dat op deze aspecten inspeelt, waarbij nadrukkelijk naast een bovenschools aanbod (al dan niet in de vorm van leerkringen) mogelijkheden worden aangereikt om op schoolniveau met elkaar een ontwikkeltraject ‘op maat’ in te gaan. In 2013 zijn in opdracht van De Groeiling door KPC-Groep Kijkwijzers ontwikkeld. In de Kijkwijzers wordt concreet verwoord wat wordt bedoeld met ‘effectief leraargedrag’ en wat je mag verwachten van een startende en een meer ervaren leraar. Op die manier worden handvaten geboden om het eigen vakmanschap verder te verbeteren. Deze Kijkwijzers komen in het schooljaar 2013-2014 voor alle scholen van De Groeiling beschikbaar.
Leraren zijn gemotiveerd om goede lessen te geven. Dit lukt in het algemeen ook. 86% van de leraren in het basisonderwijs legt duidelijk uit, zorgt voor een taakgerichte werksfeer en betrekt leerlingen actief bij de les. De helft van hen beschikt ook over de meer complexe vaardigheden: zij blijken instructie, leerstof en tijd af te stemmen op de verschillen tussen leerlingen en bieden waar nodig extra ondersteuning en zorg. Bron: Onderwijsverslag 2010-2011 Inspectie van het Onderwijs
5
Doe meer met ICT in je groep > TEKST Remco Koster <
H
oe vaak hoor je de vraag: “Meester, wanneer gaan we weer verder met zelfstandig werken?” Dat is natuurlijk per school verschillend, maar in mijn klas vonden ze het niet altijd even leuk om te doen.
Op de meeste scholen zal het zelfstandig werk als volgt zijn georganiseerd: Je kijkt voor de komende week (of twee weken) welke taken de kinderen zelfstandig kunnen maken en je zette deze taken netjes in een Word document. Naast een aantal verplichte opdrachten kwamen er ook een paar keuzeopdrachten bij. Je printte dit document uit en de kinderen gingen aan het werk. Maar hoe hield je nou goed overzicht hoe ver de kinderen waren en hoe ging je ervoor zorgen dat de kinderen de opdrachten ook nog op hun eigen niveau maakten? Dit was elke keer weer een hele klus. Als ICT-er wilde ik er ook elke week wel meerdere taken in hebben, die de kinderen op internet moesten maken. Zoals een webpad of een verwerkingsopdracht van de taalmethode. Omdat veel internetadressen vrij lang zijn, plaatste ik deze links op een YURLS pagina die ik had aangemaakt voor de klas. Toen ik anderhalf jaar terug op de IPON (Computerbeurs in Utrecht) rondliep, ging ik ook even langs bij QLICT. Hier kwam ik voor de eerste keer in aanraking met de Online omgeving van QL-ICT. Het project stond nog helemaal in de kinderschoenen en men was nog op zoek naar scholen die mee wilden draaien in de pilot van dit nieuwe product. Ik was gelijk enthousiast over deze nieuwe online omge-
6
ving. In het kort is het de eerste ELO (Elektronische Leer Omgeving) die ontworpen is voor het basisonderwijs. De kinderen loggen op school (of thuis) in op deze omgeving en zien dan welke opdrachten voor hen zijn klaargezet door de leerkracht. Dit kunnen internetopdrachten zijn, maar ook werkbladen die de kinderen zelf uit kunnen printen. Ze maken de opdrachten en leveren deze opdrachten vervolgens indien gewenst ook weer digitaal in. Als leerkracht zie je in één blik wat de kinderen hebben gedaan. Elk kind heeft in de online omgeving zijn eigen online map waarin hij documenten kan opslaan; Een soort dropbox. Het voordeel is dat de kinderen thuis verder kunnen werken aan bijvoorbeeld een werkstuk. Dus geen gedoe meer met usb-sticks. Wat de kinderen erg leuk vinden aan de online omgeving is de mogelijkheid om elkaar berichten te sturen. Ze kunnen elkaar berichtjes sturen, maar ook naar jou als leerkracht. In het begin zijn het veel onzinberichtjes, maar als je de kinderen laat samenwerken aan een
is. De kinderen werken gemotiveerder en taakgericht. Omdat de online omgeving ook prima werkt op een tablet, kan je de opdrachten thuis al klaarzetten vanaf de bank. Het leuke is dat je heel gericht op internet op zoek gaat naar goede opdrachten. Alle eerder gemaakte opdrachten kan je als sjabloon gebruiken en daarnaast komt er ook een database met uitgewerkte opdrachten. Deze opdrachten kan je dan als basis voor je eigen opdrachten gebruiken. opdracht worden de berichtjes steeds serieuzer. Het maken van samenwerkingsgroepen binnen de online omgeving is heel eenvoudig. Er wordt voor dit nieuwe groepje ook automatisch een nieuwe ‘dropbox-folder’ aangemaakt, waarin ze de materialen voor hun groepje kunnen plaatsen. Het versturen van berichten kan je natuurlijk ook gebruiken als stelles. Schrijf bijvoorbeeld een bericht in SMS-taal aan de leerkracht. Op dit moment worden vanuit de pilot nog meerdere zaken aangepast. Zo komt er onder andere de mogelijkheid van een klassenagenda. In deze agenda kan je naast de opdracht ook de ingescande leerbladen zetten. Dus nooit meer de smoes van de kinderen dat ze hun huiswerk kwijt zijn geraakt. Een andere goede ontwikkeling is de samenwerking met Basispoort. Door deze samenwerking wordt er gebruik gemaakt van Single Sign-on. De leerling hoeft dus niet meer los op andere educatieve websites in te loggen. Zo kan je snelkoppelingen maken naar bijvoorbeeld een Teleblikfilmpje, maar ook naar oefenwebsites van de methodes. De voorbereiding van het zelfstandig werk kost nu wel wat meer tijd. Maar mijn ervaring is dat de opbrengst wel groter
In de klas is het wel noodzakelijk dat je voldoende computerwerkplekken hebt. Op De Triangel maken we daarvoor gebruik van laptops voor de kinderen. We hebben gekozen voor Skoolmates. Op deze wijze zijn er in de klas zo’n 20 werkplekken gerealiseerd. Het is aan te raden dat je een deel van de opdrachten aan de eigen tafel laat maken en een deel op de computer. We werken nu een klein jaar met de online omgeving. In eerste instantie zijn we met groep 8 gestart, maar dit is momenteel uitgebreid naar de groepen 6, 7 en 9 (groep 9 is de meerbegaafdengroep.) De ervaringen met de online omgeving zijn positief. Het systeem werkt heel stabiel en de kinderen vinden het een prettige manier van werken. En voor mij als leerkracht is het zeker een verbetering ten opzichte van onze oude manier van zelfstandig werken. Mocht na het lezen van dit artikel je interesse zijn gewekt, dan kan je meer informatie vinden op de website van QL-ICT (https://www.qlict.nl/QLICT-Online). REMCO KOSTER IS LERAAR OP BASISSCHOOL DE TRIANGEL
7
> TEKST Jolanda Wanschers <
Plezier in je werk
hebben en houden I
n een modern uitgerust kantoor kijkt drs. Jessica van Wingerden (MBA) uit over de wijk Goverwelle in Gouda. Alle luxe die bij een baan in een commerciële organisatie hoort heeft ze zonder enig moment van spijt ingeleverd voor haar huidige baan. "Ik wilde meer betekenen dan geld binnen halen voor een profit organisatie".
8
Jessica is inmiddels al enige jaren directeur HR bij de Koninklijke Auris Groep (voor leerlingen met een cluster 2 indicatie; auditieve en/of communicatieve beperking). Mede door haar promotieonderzoek naar de invloed van bevlogenheid en passie op de werkvloer, is ze verbonden aan het instituut psychologie, vakgroep arbeids- en organisatiepsychologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vanuit dit onderzoek is het programma ‘werken aan bevlogenheid’ ontwikkeld. De Koninklijke Auris Groep heeft
Jessica van Wingerden
inmiddels de eerste fase van dit programma afgerond. Een groot deel van de deelnemers gaf na afloop aan "weer te beseffen wat ik beteken in het leven van een kind".
Het programma ‘werken aan bevlogenheid’ Binnen het onderwijs werken veel bevlogen medewerkers. Onderwijsprofessionals kiezen vaak met hun hart en vol overtuiging voor een carrière in onze sector. Het is echter niet vanzelfsprekend dat de bevlogenheid er altijd is en blijft. Bevlogenheid ontstaat uit de juiste balans tussen wat energie geeft en wat energie vraagt in het werk. Alle veranderingen binnen de organisatie en daarbuiten zijn direct van invloed op de individuele balans van medewerkers. Bevlogen zijn en blijven vraagt daarom om een actieve houding. Met het programma ‘werken aan bevlogenheid’ doen medewerkers inzicht en ervaring op hoe zij hier zelf de regie in kunnen nemen. Medewerkers gaan onder begeleiding aan de slag met concrete vraagstukken rondom het (scheppen van) werkplezier en het optimaal inzetten van eigen talent en kracht. Het programma start met een schriftelijke meting. Daarin wordt onder andere gevraagd naar de persoonlijke krachten, talenten, drijfveren en interesses. Iedere medewerker wordt verleid tot nadenken over de eigen bevlogenheid: waarom ben ik in het onderwijs gaan werken? Tijdens het programma werken deelnemers zowel individueel als samen aan de vraag hoe de balans tussen wat energie vraagt en energie geeft in het werk behouden kan worden.
Taken De taken binnen de diverse functies worden tegen het licht gehouden. Door deze taken te verbinden met de individuele talenten en drijfveren, wordt duidelijk wie de meeste energie krijgt van welke taken. Maar ook welke taken voor wie juist een belasting zijn. Deze beleving zal voor iedereen verschillend zijn. Er zijn taken waar de een energie van krijgt, terwijl de ander dit juist als een belasting ervaart. De kaders van deze taken staan vast. De regie binnen deze kaders heb je echter in eigen hand. Met elkaar wordt van tevoren een aantal duidelijke spelregels afgesproken. ‘De keuze die je persoonlijk maakt, mag niet ten koste zijn van je collega’ is één van deze regels. Het is van belang dat de taken in een team goed ingericht zijn en besproken worden.
Een klimaat voor bevlogenheid creëer je samen Trots zijn op wat we doen, waardering uitspreken naar elkaar oftewel het vieren van successen is iets waar meestal niet (lang) bij stilgestaan wordt. Vaker ligt de focus op wat er niet goed gaat. Op een goede manier feedback en complimenten geven en ontvangen is geen overbodige luxe. Binnen het programma wordt hier ook aandacht
aan geschonken. Daarbij moet aangegeven worden dat de leidinggevende een uitgesproken rol heeft in het geheel. Niet alleen vervult hij/zij een voorbeeldfunctie, maar is tevens verantwoordelijk voor de te bepalen koers, mensen en teams te verbinden en ervoor te zorgen dat de doelen bereikt worden. Bevlogenheid in een team komt mede tot stand door inzicht te geven in elkaars profiel; de sterke punten en de uitdagingen. Daardoor kun je gebruik maken van elkaars sterkte en kun je elkaar ondersteunen met de eigen sterke punten. Voorwaarde is dat je open staat voor andere standpunten en gewoontes durft los te laten.
Begeleiding Het programma wordt begeleid door een externe deskundige, in samenwerking met collega’s van bijvoorbeeld de eigen HR-afdeling. Door de combinatie van een externe en een interne medewerker is gebleken dat werken aan bevlogenheid langere tijd na de afronding van het programma binnen een organisatie beter gewaarborgd kan worden.
Bewustwording Na of tijdens het doorlopen van het programma kom je mogelijk tot nieuwe inzichten. Je wordt bevestigd in je toenmalige beroepskeuze of maakt hernieuwd kennis met je inspiratie/talenten voor het vak dat je hebt gekozen. Maar het is ook mogelijk dat je je niet meer kunt herkennen in de drijfveren van destijds. Dan zal naar andere mogelijkheden gekeken moeten worden. Denk dan aan de mogelijkheid tot coaching binnen de eigen organisatie als wel de mogelijkheid voor een outplacement traject.
Tot slot Bevlogen medewerkers leveren betere prestaties, zijn fitter en geven hun energie door, niet alleen op de werkplek maar ook in de huiselijke omgeving. Het ziekteverzuim is lager dan gemiddeld bij organisaties waar gewerkt wordt aan passie en bevlogenheid op de werkvloer. Uiteindelijk is het voor de organisatie en de medewerker een win-winsituatie.
In het schooljaar 2013-2014 wordt gestart met een pilot bij Dorpsschool De Bron, De Triangel en de Willibrord-Miland.
9
Wat betekent de invoering van
Passend Onderwijs voor onze scholen?
> TEKST Els van Elderen <
P
er 1 augustus 2014 gaan de huidige samenwerkingsverbanden WSNS verdwijnen. Daarvoor in de plaats komen (veel grotere) samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. Wat is inmiddels bekend over de werkwijze van deze nieuwe samenwerkingsverbanden en wat betekent dit voor de scholen van De Groeiling? In onderstaande wordt hier nader op ingegaan. Gaan alle scholen van De Groeiling deel uit maken van hetzelfde nieuwe samenwerkingsverband? Nee. De meeste scholen gaan deel uit maken van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Midden Holland. Drie Groeiling-scholen gaan deel uitmaken van een ander samenwerkingsverband.
Dit betreft alle ondersteuning anders dan de basisondersteuning. Dit kan ondersteuning zijn binnen reguliere basisscholen (eventueel met inzet van extra middelen). Maar het kan hier ook gaan om ondersteuning op een S(B)O -school.
Wat wordt bedoeld met ‘zorgplicht’?
Wat wordt bedoeld met ‘arrangeren’?
Ouders moeten vaak zelf op zoek naar een passende onderwijsplek voor hun kind. Vanaf 1 augustus 2014 zijn scholen verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan alle leerlingen die zich bij hun school aanmelden.
Hierbij gaat het erom dat we manieren bedenken om kinderen zo goed mogelijk te helpen zich te ontwikkelen. Dat kan heel simpel een rustig plekje in de klas zijn, maar ook les in een kleinere groep of plaatsing op een S(B)O-school.
Moeten scholen dus voortaan alle kinderen kunnen opvangen?
Wie gaat er ‘arrangeren’?
Nee, dat is niet zo. Binnen elk samenwerkingsverband worden afspraken gemaakt over het niveau van basisondersteuning dat elke school moet kunnen bieden. Op welke wijze de school dat doet is aan de school/ het bestuur. Daarnaast stellen scholen een schoolondersteuningsprofiel op. Dit profiel geeft aan wat scholen eventueel nog meer kunnen bieden dan alleen de basisondersteuning. Als een leerling wordt aangemeld die ondersteuning nodig heeft dat het schoolondersteuningsprofiel te boven gaat kunnen scholen middelen (deskundigheid, geld) bij het samenwerkingsverband vragen om toch de benodigde ondersteuning te kunnen bieden of ouders verwijzen naar een andere school (een reguliere basisschool of een S(B)O-school).
10
Wat wordt bedoeld met ‘extra ondersteuning’?
Als het gaat om verwijzing naar het S(B)O is een toelaatbaarheidsverklaring nodig van enkele deskundigen. Het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Midden Holland wil dat dit deskundigenadvies zoveel mogelijk tot stand komt op basis van school specifiek overleg. Dus niet meer via een bo-
venschoolse indicatiecommissie. Wel vindt bovenschools nog een procedurele toets plaats. Voor het toewijzen van andere vormen van extra ondersteuning bestaan geen wettelijke vereisten. Maar omdat een beroep gedaan wordt op de middelen van het samenwerkingsverband is men in Midden Holland van mening dat minimaal sprake moet zijn van een procedurele toets. Hoe het arrangeren binnen het basisondersteuningsniveau gaat plaats vinden is nog niet bekend.
Verdwijnen de ‘rugzakjes’? In het nieuwe stelsel wordt ‘het rugzakje’ afgeschaft. Het budget blijft wel volledig beschikbaar en de mogelijkheid zal blijven bestaan om voor kinderen met bijzondere onderwijsbehoeften extra middelen aan te vragen. De huidige ambulant begeleiders vanuit de SO-scholen blijven in ieder geval nog tot 2016 beschikbaar voor de scholen. Hoe omgegaan wordt met leerlingen die al een rugzakje hebben is nu nog niet bekend. Naar verwachting zal veelal sprake blijven van het kunnen inzetten van extra middelen.
Schema Passend Onderwijs in de regio Passend Onderwijs Extra Ondersteuning
Speciaal Onderwijs Speciaal Basisonderwijs In het reguliere onderwijs
Basisondersteuning
Jeugdzorg
Op alle scholen
Arrangeren
Wat betekent Passend Onderwijs voor leraren? Binnen samenwerkingsverband Passend Onderwijs Midden Holland is afgesproken dat alle scholen handelingsgericht gaan werken. Deze ontwikkeling is binnen De Groeiling al eerder ingezet. Het kan zijn dat het afgesproken niveau van basisondersteuning in eerste instantie op bepaalde punten vrij hoog gegrepen is voor scholen. Dit betekent dat zij soms ondersteuning nodig zullen hebben om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen. Deze begeleiding kan bijvoorbeeld geboden worden door De GroeiAcademie. Daarnaast is het de bedoeling dat leraren in staat worden gesteld zich verder te ontwikkelen.
Is Passend Onderwijs eigenlijk een verkapte bezuiniging? Nee, het totale budget voor zorgleerlingen is niet minder dan voorheen. Wel is de grootte ervan ‘bevroren’: het samenwerkingsverband krijgt één budget waaruit het alle vormen van onderwijs moet bekostigen. Als er veel kinderen op het S(B)O zijn betekent dat dus minder geld voor de basisscholen. Gelukkig is de verwijzing naar het S(B)O binnen het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Midden Holland laag. Dit moeten we dan met elkaar wel zo zien te houden.
Column Margriet Assink
Naast je schoenen lopen In de loop van het schooljaar maak je veel mee met de groep. Sommige gebeurtenissen zetten je meteen met beide benen op de grond. Groep 3 mocht een verhaal over piraten verzinnen. Lars en Milan raakten geïnspireerd en schreven samen een spannend verhaal vol rovers en schatkaarten.
Wat moet er nog allemaal gebeuren voordat Passend Onderwijs is ingevoerd?
- en ze zoekten en zoekten en zoekten naar de schat… -
Voor de regio Midden Holland is een stichting opgericht. De volgende stap is het schrijven van een ‘ondersteuningsplan’. In dit ondersteuningsplan legt het samenwerkingsverband vast hoe het passend onderwijs voor elk kind wil realiseren.
Na een week was het af. De jongens waren supertrots en ik als leerkracht ook. Ik nam ze mee naar groep 5 om het te laten zien aan de juf. Een schrijver kan immers niet zonder lezers.
Gaat De GroeiAcademie verdwijnen? Nee, dat is niet de bedoeling. Het bestuur van De Groeiling wil ook na 1 augustus 2014 gebruik blijven maken van de diensten van De GroeiAcademie. Er wordt met betrokkenen gesproken over de positie, taken en werkzaamheden van De GroeiAcademie vanaf 1 augustus 2014. In het novembernummer van Groeilink wordt hier nader op ingegaan.
Kan De Groeiling het in stand houden van De GroeiAcademie wel betalen? Besturen zullen gelden krijgen van het nieuwe samenwerkingsverband om het afgesproken niveau van basisondersteuning te kunnen realiseren. Uit deze middelen kan ook De GroeiAcademie (deels) bekostigd worden.
Wat betekent Passend Onderwijs voor De Vuurvogel? De besturen van samenwerkingsverband Passend Onderwijs Midden Holland hebben de uitspraak gedaan dat hoogbegaafde leerlingen in beginsel binnen de basisondersteuning worden opgevangen, tenzij er ook sprake is van andere, complicerende ondersteuningsbehoeften. Op dit moment is nog niet bekend of/hoe men voor deze kinderen speciale voorzieningen wil organiseren en financieren.
Wat heeft de Transitie Jeugdzorg met Passend Onderwijs te maken? Schoolbesturen krijgen de opdracht en de middelen om elk kind passend onderwijs te bieden. Gemeenten worden verantwoordelijk voor hulp aan jeugdigen en ouders. Beiden hebben de opdracht gekregen om over en weer af te stemmen. In Midden Holland en Rijnstreek wordt momenteel ervaring opgedaan met ondersteuningsteams per school bestaande uit een ‘onderwijsspecialist’, een ‘zaakwaarnemer’ (veelal de intern begeleider) en een ‘gezinsspecialist’ die opereert vanuit het Centrum Jeugd en Gezin. Zo kan sprake zijn van ‘één gezin, één plan’.
“Wauw” zei de juf , “ik zal het groep 5 laten lezen. Misschien worden jullie wel beroemd.” “Voor een goed verhaal wil ik best wel betalen” voegde een leerling toe. Lars en Milan keken elkaar aan met eurotekens in hun ogen. “Misschien moet je vast oefenen op je handtekening. Weet je wat dat is?” vroeg de juf. “Dat is toch je naam krassen?” Schouder aan schouder huppelden de jongens terug naar groep 3. “Misschien worden we echt beroemd en rijk. Dan kopen we een villa!” Een uur later werden de jongens uit de klas opgehaald door een leerling uit groep 5. Vol spanning stuiterden ze richting groep 5. Tien minuten later kwamen ze terug met een grijns van oor tot oor. Groep 3 wilde natuurlijk weten wat er gebeurd was. Milan en Lars begonnen trots te vertellen. “Toen we in groep 5 kwamen, kregen we een applaus! Iedereen wilde een handtekening! Zo goed vonden ze ons verhaal. Nu zijn we echt beroemd! We gaan nog een verhaal schrijven en dan kunnen we een villa kopen.” De andere leerlingen waren zwaar onder de indruk. “Hoe voelt dat nou, beroemd zijn?” vroeg ik. “Anders. Een nieuw begin” zei Milan. “Ik moet er wel even aan wennen” antwoordde Lars bloedserieus. Ik beet op mijn lip om een lachsalvo te voorkomen. “Je moet wel oppassen. Soms gaan beroemde mensen naast hun schoenen lopen” opperde ik. Milan keek meteen omlaag en schrok. “Je hebt gelijk juf, mijn veters zitten los.” MARGRIET ASSINK IS LERAAR BIJ BASISSCHOOL DE AKKER TE BOSKOOP
11
Maak meer van > TEKST Harry van de Kant <
E
lke basisschool heeft een schoolplein dat minimaal 600m2 groot moet zijn. En iedere school bepaalt zelf hoe dat oppervlak ingericht wordt. Bij de ene school bestaat het plein uit tegels met een enkel speeltoestel. Bij de andere school is veel diversiteit, zowel bij het gebruik van de ondergrond als bij het gebruik van speelmaterialen. En soms heeft het plein ook een wijkfunctie. Enkele voorbeelden in de praktijk. De Zevensprong in Boskoop De Zevensprong is nog enkele weken gehuisvest in een oud gebouw aan de Puttelaan in Boskoop. Na de herfstvakantie wordt verhuisd naar een nieuw gebouw, onderdeel van de multifunctionele accommodatie (MFA) in de Snijdelwijk in Boskoop. Samen met een pc-basisschool en een aantal kindgerelateerde voorzieningen wordt deze MFA in gebruik genomen. De school heeft niet alleen de tijd genomen om uitgebreid na te denken over de inrichting van de school, maar ook over het eigen speelplein. Daarbij hebben de ouders ook de nodige inspraak gehad. Directeur Jeannette Broer: ‘Jaarlijks organiseren we een schoolconferentie met ouders. Tijdens de conferentie in 2012 hebben we met ouders ook gesproken over een gewenste opzet van het schoolplein. We hebben hen gevraagd wat hun ideeën zijn over een schoolplein, aansluitend bij de manier van denken en werken van onze Jenaplanschool. Zij hebben hun ideeën gevisualiseerd op zogenaamde "moodboards". Ook het team heeft over de indeling van het speelplein nagedacht, en de ideeën van ouders en team zijn samengevoegd. Samen met een ouder heb ik toen overleg gehad, en hebben we het plein in
vier thema's gedeeld: sport (de voetbalkooi, een tennistafel en schaakveld) groen (kruip/door sluip door, groenvoorziening), verkeer (verhard terrein en spelletjes erin) en spel (zand met het speeltoestel erin). In het midden van het plein staat een boom met een bank eromheen om rond te kunnen kijken. Hier is een ruwe opzet van gemaakt (zie schets) en die is meegegaan naar de aannemer. Hierna is een bedrijf aan de gang gegaan dat ook met voorstellen kwam en uiteindelijk is het zo geworden zoals wij het wilden hebben. Daarbij blijft het altijd weer spannend om de papieren voorstelling in werkelijkheid te zien. We zijn erg enthousiast over het plein zoals het nu geworden is. We horen ook van anderen dat zij erg enthousiast zijn: het past goed bij onze school en is een blikvanger. Kortom: het loont om uitgebreid stil te staan bij de inrichting van een schoolplein!’
St. Jozef Oudewater In februari jl. vond de officiële opening plaats van de St. Jozefschool in Oudewater. Ook deze school was jarenlang gehuisvest in een oud gebouw, dat uiteindelijk gesloopt werd. Op dezelfde plaats werd eveneens een MFA gebouwd waarin ook Jenaplanschool Klavertje 4 gehuisvest is.
12
je schoolplein! 600m 2
Leraar Marianne van Schijndel: ‘In een vroeg stadium van de bouw is er een ‘werkgroep speelplaats’ in het leven geroepen bestaande uit een leraar en twee ouders van beide scholen. Iedere school heeft de eigen achterban geraadpleegd en geïnformeerd naar positieve punten van de oude pleinen en wensen voor het nieuwe plein. Er is een enquête ingevuld door teamleden en deze vragen zijn ook voorgelegd aan de leerlingenraad van de St. Jozefschool. Alle wensen van beide scholen zijn toen geclusterd en daarna hebben we een bedrijf gevonden die naar aanleiding van onze wensen een voorlopig ontwerp gemaakt heeft. Dit is toen voorgelegd aan de architect en de Stuurgroep. Bij de inrichting is rekening gehouden met verschillende leeftijdsgroepen die ook gebruik maken van verschillende voorzieningen. Daarbij is gestreefd om een natuurlijke uitstraling te realiseren onder meer door veelvuldig gebruik van houten materialen. Naast sportactiviteiten en speelactiviteiten is er ook ruimte om even rustig
te zitten en te praten. Door middel van ‘pleinplakkers’ voorkomen we dat tijdens de pauze of het buitenspelen kinderen of groepen (tijdens de les) gehinderd worden. Ook na schooltijd kunnen de kinderen op de pleinen spelen. We hadden als werkgroep ook een traject van sponsoring in gang gezet want het was nog steeds niet duidelijk welk bedrag besteed kon worden aan de inrichting van de nieuwe speelplaats van beide scholen. Uiteindelijk heeft de architect de ideeën van de werkgroep overgenomen. Het definitieve ontwerp is met ons doorgesproken en ook de financiën (met een sponsorbijdrage van de Rabobank) zijn rond gekomen. De werkgroep is ook nog bezig geweest met het opstellen van pleinregels die door beide scholen worden nageleefd. We zijn trots op het resultaat en we merken iedere dag dat er met veel enthousiasme gespeeld wordt zowel tijdens als na schooltijd’.
13
Evaluatie van project Toptalent
Herkennen en erkennen > TEKST Tom Streng <
H
et project Toptalent, dat bijna vier jaar gelopen heeft, wordt binnenkort beëindigd. Met de projectleider, Jolanda Slettenaar, wordt teruggekeken op het project. Jolanda is sinds december 2009 locatiedirecteur op De Vuurvogel, de Groeiling-voorziening voor hoogbegaafde kinderen. Sinds een tweetal jaren is de geboren Almelose, en daarmee lotgenoot van de cabaretier Herman Finkers, ook coördinator van het project Toptalent. Jolanda is dus dagelijks werkzaam in de wonderbaarlijke wereld van excellente leerlingen met hun specifieke onderwijsbehoeften. Driepunten ‘Driepunten bepalen het vlak.’ Jolanda zet gelijk de toon tijdens het gesprek dat plaatsvindt in haar kantoor dat is ingericht met meubilair van Zweedse makelij. We gaan er verder niet op in, maar duidelijk is wel dat de tafel met de drie poten, die dienst doet als schrijfondersteuning, enigszins wiebelt. Jolanda Slettenaar, samenwonend met een kleinzoon van een Scheveninger visserman, studeerde stad- en landschapsarchitectuur aan de Universiteit van Wageningen. Na een omscholing werkte zij als wiskundelerares op de R.S.G. Pantarijn in de stad waar zij ook studeerde. Op de Pantarijn werd zij coördinator van de werkgroep die zich bezighield met het begeleiden van hoogbegaafde leerlingen. ‘Het omgaan met hoogbegaafdheid in de eerste leerjaren was niet zo moeilijk,’ aldus Jolanda, ‘De leerlingen kregen verrijkingsstof. Daarna werd het moeilijker. Leerlingen kozen vaak voor een uitgebreider vakkenpakket. Uiteindelijk heeft de school ervoor gekozen om het Nieuwe gymnasium op te zetten, zodat leerlingen meteen in de brugklas een omvangrijk vakkenpakket kregen aangeboden”. In deze periode verdiepte Jolanda zich in het onderwerp hoogbegaafdheid middels het volgen van cursussen bij Willy Peters, de gedragsdeskundige die tot 2007 werkzaam was als coördinator was bij het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) in Nijmegen.
14
Na een tussenstap op het Visser ’t Hooft Lyceum in Leiden kwam ze als directeur terecht op de Leonardo-school in Gouda. ‘Ik vond het een uitdaging om met een team in het voltijds hoogbegaafdenonderwijs aan de slag te gaan,’ vertelt Jolanda met een nog steeds voortdurend enthousiasme. Ze zegt zelf nog nooit getest te zijn op begaafdheid. Ook aan de jaarlijkse BNN-test op de televisie waagt ze zich niet: ‘Ik heb daar het geduld niet voor.’
Toptalent Nadat in 2009 de subsidie voor het project Toptalent werd gemist nam De Groeiling het initiatief om met eigen middelen het project op te pakken. Odilia van den Berg werd als coördinator van het project Toptalent aangesteld. Na de benoeming van de Oudewaterse als directeur aan Dorpsschool De Bron in Reeuwijk werd Jolanda Slettenaar haar logische opvolger als projectleider van Toptalent. Jolanda is een dag per week gefaciliteerd voor haar werk als projectleider. In het startjaar van Toptalent begon de eerste lichting van twintig talentcoaches aan hun opleiding. Tijl Koenderink van bureau Novilo was hun inspirerende begeleider. Deze eerste groep werd onderverdeeld in een drietal subgroepen. Een van de groepen heeft een nulmeting ontwikkeld en de tweede groep heeft een signaleringsproto-
col opgesteld. Zowel de nulmeting als het signaleringsprotocol zijn uitgezet op de bij De Groeiling aangesloten scholen. Op de meeste scholen is deze nulmeting ook uitgevoerd en wordt het signaleringsprotocol gebruikt. Deze instrumenten zijn onlangs op de teamsite van de talentcoaches van De Groeiling geplaatst. Jolanda: ‘De derde werkgroep hield zich bezig met onderwijsarrangementen. Deze groep werd weer onderverdeeld in een drietal subgroepen. Er was een werkgroep materialen, een werkgroep plusklas en een werkgroep hoogbegaafdheid in de klas. Er is een lijst opgesteld met geschikt bevonden materialen. De werkgroep onderwijsarrangementen liep echter vast en kreeg te weinig grip op de materie. Daarop is door een medewerkster van KPC Groep een nieuw projectvoorstel geschreven in het kader van het project Vrijval SLOA 2011. Bedoeling van de Vrijval SLOA was om de Research- en Developmenthouding van leerkrachten verder te ontwikkelen. Het voorstel van De Groeiling is geaccepteerd. Met behulp van de werkvorm ‘Leerkring’ is het thema hoogbegaafdheid verder uitgewerkt. Er zijn een drietal nieuwe instrumenten ontwikkeld, te weten een checklist onderwijsarrangementen, een checklist leerkrachtvaardigheden en een aanvulling op het competentieprofiel van een leerkracht ten aanzien van het thema hoogbegaafdheid. Het SLOA-project wordt
op 25 juni 2013 afgesloten met een feestelijke bijeenkomst, waarbij alle deelnemers de opbrengsten van het project in een carrousel van workshops zullen presenteren’. Een tweede lichting talentcoaches is van start gegaan met hun opleiding in januari 2012. Afgesproken is dat de talentcoaches met elkaar in contact blijven om zaken te evalueren en intervisiebijeenkomsten te organiseren. De Vuurvogel zal daarbij als kenniscentrum fungeren. Volgens Jolanda zijn er nu op achttien scholen, die zijn aangesloten bij De GroeiAcademie, opgeleide talentcoaches aanwezig. In totaal zijn er nu achtendertig coaches opgeleid, waaronder een PAB´er van De GroeiAcademie.
Jolanda Slettenaar
Het lampje brandt In oktober 2013 zal het project Toptalent beëindigd worden. Jolanda blikt terug: ‘Scholen verschillen erg van cultuur en dat is ook zichtbaar in de wijze waarop wordt omgegaan met hoogbegaafdheid. In de eerste jaren werden op meeste scholen de talentcoaches ruimschoots gefaciliteerd. Nu merk je toch dat er op sommige scholen minder uren worden vrijgemaakt voor de coaches, die toch een centrale rol spelen in de begeleiding van de hoogbegaafde leerlingen. Ook qua begeleiding van de hoogbegaafde leerlingen verschillen de scholen van elkaar. Het gebeurt nog steeds dat op De Vuurvogel leerlingen worden aangemeld, die nog geen enkele begeleiding hebben gekregen op hun school.’ Jolanda heeft daar overigens ook begrip voor: ‘Soms vraag ik me af of het allemaal niet te veel is voor leerkrachten. De combinatie van grote groepen, het handelingsgericht werken en dan ook nog de begeleiding van de hoogbegaafde leerlingen
vergt veel van hen.’ Voor Jolanda is de invoering van de plusklas geen must: ‘Het is wel hip om een plusklas te hebben en veel scholen gebruiken de plusklas ook om zich te profileren ten opzichte van andere scholen. In eerste instantie gaat het echter niet om de speciale onderwijsarrangementen. Essentieel is dat scholen de hoogbegaafde leerlingen herkennen en erkennen dat zij een specifieke begeleiding hebben. In die zin is het vreemd dat leerlingen soms niet naar de plusklas mogen, omdat zij hun reguliere werk niet af hebben. Van belang is wel dat er eisen worden gesteld aan hoogbegaafde leerlingen. Zo maakt De Vuurvogel
portfolio’s met de kinderen waarin duidelijk staat omschreven wat de leerdoelen zijn. Je kunt hierbij denken aan het leren van de tafels -‘bepaald geen hobby voor hoogbegaafde leerlingen’- of aan het vragen om hulp.’ Vanaf oktober ligt het eigenaarschap betreffende het omgaan met toptalenten in zijn geheel bij de scholen. ‘Op de scholen is het lampje gaan branden. Het is nu van groot belang dat het beleid betreffende de begeleiding van hoogbegaafden op iedere school wordt omschreven. Pas dan is er sprake van borging,’ aldus Jolanda.
15
Gedrag, Vlijt en Vorderingen
Het rapport toen en nu > TEKST Tom Streng <
O
p dit moment zijn veel scholen zich aan het herbezinnen op ‘de traditionele’ wijze van rapportering. Kiezen voor het traditionele rapport dat driemaal per jaar verschijnt of aansluiten bij de toetscyclus van het Cito en het rapport koppelen aan de midden- en eindtoetsen is daarbij de essentiële afweging. In dit artikel een aantal ervaringen.
16
1932 Eerst een stapje terug naar 1932. Zuster Antonia schreef toen het rapport voor Marietje Schoonderwoerd, ‘leerlinge der 6e klasse van de SINT FRANCISCUSSCHOOL te OUDEWATER’. Opvallend is dat op de voorzijde van het bruinverkleurde rapport Gedrag en Vlijt in een rijtje worden genoemd met de Vorderingen. De lange lijst van ‘vakken van onderwijs’ overziend valt op dat er niet zo veel veranderd is in de tachtig jaren die ons nu scheiden van de uitgiftedatum van het rapport van Marietje. Catechismus en Bijbelse Geschiedenis zijn nu vervangen door catechese of godsdienst, maar verder is het vakkenpakket nog vrijwel identiek aan het huidige. Verdwenen is wel het met de hand geschreven ‘Heilige Mis verzuimd’. Gezien het daar door zuster Antonia ingevulde aantal van 0 was Marietje een brave leerling, een gegeven dat zich ook uitte in de cijfers 8 en 9 voor Gedrag en Vlijt. Het rapport is ook voorzien van een lijstje met de ‘Beteekenis der cijfers’, waarin de harde cijfers worden gekoppeld aan een woordbeoordeling. Het voorkwam de bekende discussie ‘Is een voldoende nu een 6 of een zeven?’ Opvallend, en zeker niet iets van onze tijd, is de vergelijking die wordt gemaakt met klasgenootjes: ‘Marietje is no. 2 van de klas’. Over de wijze van beoordelen kan geen navraag meer worden gedaan, maar wel kan worden gediscussieerd over de 4 die Marietje op haar eindrapport voor Teekenen behaalde. Ondanks haar 92 jaar staat Marietje nu lokaal bekend als een begaafd kunstenares. Zuster Antonia was vast geen liefhebber van moderne kunst!
‘Niet echt sensationeel’ Een van de Groeiling-directeuren meldt dat het niet echt sensationeel is wat hij te melden heeft over het rapport van zijn school: ‘We geven nog steeds drie rapporten mee.’ Hij vervolgt: ‘Bij het eerste en het tweede rapport vinden 10-minutengesprekken plaats. Tijdens dit gesprek geeft de leerkracht een toelichting op het rapport en ouders worden in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen.’ Hij voegt toe: ‘De Cito-resultaten worden met de kinderen en de ouders besproken en bij het laatste rapport krijgen de kinderen het Cito-jaaroverzicht mee.’ Een herkenbaar verhaal, omdat veel scholen nog steeds op dezelfde wijze rapporteren of dat tot voor kort op deze wijze deden.
Op De Goudakker is speeddaten ingevoerd
de directe koppeling die dan kan worden gemaakt tussen het rapport en de resultaten van de Midden- en Eindtoetsen van het Cito. De rapporten worden dan kort voor de voorjaarsvakantie en de zomervakantie uitgereikt. Op deze scholen worden de Cito-resultaten op het rapport geschreven of wordt een uitdraai van de welbekende grafieken bij het rapport gevoegd. Steeds vaker stellen de scholen echter ook het Ouderportaal van ParnasSys open, zodat de ouders via hun eigen inlogcode inzage hebben in het leerlingdossier van hun kind. Op de St. Catharinaschool In Haastrecht worden de Cito-gegevens op het rapport vermeld, maar hebben de ouders ook toegang tot het ParnasSys-ouderportaal. De scholen die de rapportcyclus hebben veranderd hebben in de meeste gevallen ook de keuze gemaakt om te gaan werken met een digitaal rapport. Van dit rapport wordt in alle gevallen wel een schriftelijke uitdraai voor de ouders gemaakt. Bastiaan Top van ’t Carillon uit Gouda: ‘Uiteindelijk is het ons gelukt om via ParnasSys een rapport te maken waarbij de cijfers direct uit ParnasSys kunnen worden geïmporteerd.’ Op Basisschool St. Jozef wordt gewerkt met het digitale rapport van Gussinklo Automatisering. Evenals ParnasSys is dit systeem volledig webbased. Caroline Zoomers van de St. Jozef: ‘Het voordeel van Gussinklo is dat de school veel keuzemogelijkheden heeft om het rapport naar eigen inzicht in te richten.’ De school uit Oudewater heeft vaste normeringen bepaald voor alle toetsen en deze worden verwerkt tot zuivere, objectieve rapportcijfers. Op de Speel- en Werkhoeve in Bodegraven is in het rapport ook een blad met aan het kind gerichte complimenten opgenomen. Op De Zevensprong in Boskoop krijgen de kinderen tweemaal per jaar een verslagboekje. In dit boekje, dat eerst met de kinderen wordt besproken, staat hoe het met het kind gaat. Hierbij wordt gekeken naar het welbevinden, betrokkenheid en competenties.
Van drie naar twee Veel scholen hebben de afgelopen jaren de overstap gemaakt van drie naar twee rapporten per jaar. Belangrijkste reden is veelal
Speeddaten Door het verminderen van het aantal rapporten is ook de gesprekkencyclus met de
ouders veranderd. Op De Goudakker in Gouda is het speeddaten ingevoerd. ‘In de tweede schoolweek maken ouders en leerkrachten kennis met elkaar en wisselen onderling informatie uit. Iedere date duurt ongeveer zeven minuten,’ vertelt directeur Anneke van den Berg. Annette van Welie, directeur van de St. Aloysiusschool uit Gouda: ‘Het eerste gesprek in november is een zogenaamd ‘kindouder-leerkrachtgesprek’ of een portfoliogesprek. Voor dit gesprek schrijft het kind zelf een kort verslag over wat het geleerd heeft, wat er goed gaat, wat nog moeilijk is en wat het nog wil leren. Op die wijze maakt het kind zijn eigen ‘rapport’. Op de St. Catharinaschool wordt op vrijwel dezelfde wijze gewerkt. Hans de Haas: ‘De kinderen houden dit gesprek aan de hand van hun Trotsmap.’ Op beide scholen zijn de kinderen bij de andere gesprekken niet aanwezig en informeert de leerkracht de ouders over de vorderingen van de leerlingen. Op veel scholen die met twee rapporten werken wordt in de periode oktober/november een gesprek gehouden waarbij het welbevinden van het kind centraal staat. Op de St. Jozef in Oudewater wordt hier een kwartier voor uitgetrokken: ‘Intensief, maar zeer waardevol,’ aldus een van de leerkrachten.
Zuster Antonia Antonia schreef nog ‘ouderwets’ drie rapporten per jaar in een prachtig, vloeiend handschrift. Gedrag, Vlijt en Vorderingen, daar ging het ook in 1932 al om. De Oudewaterse non deed niet aan speeddaten. Dan zou ze echt letterlijk van haar geloof zijn gevallen. Waarschijnlijk werden er in 1932 zelfs helemaal geen oudergesprekken gehouden. In de tachtig jaar dat het geleden is dat Marietje haar rapport van zuster Antonia ontving is er echt wel het nodige veranderd aan het rapport. Maar om met de woorden van de eerder aangehaalde directeur te spreken: ‘Of dat nou echt sensationeel te noemen is?’
17
Samenwerking > TEKST Ingeborg Bouwman <
D
e samenwerking tussen een peuterspeelzaal en een basisschool is geen vanzelfsprekendheid. Vaak zijn het nog gescheiden instellingen met elk een eigen bestuur, met eigen wet- en regelgeving en eigen doelstellingen. In ReeuwijkDorp is inmiddels sprake van een intensieve samenwerking onder de stichting GroeiPret. De bestuurders van deze stichting zijn ook bestuurders van De Groeiling en dat maakt het makkelijker om een samenwerking aan te gaan. In onderstaand artikel een gesprek met Odilia van den Berg, directeur van Dorpsschool De Bron en Oktilde Lindhout van Peuterspeelzaal Het Fonteintje in Reeuwijk-Dorp
Reden tot samenwerking Tot 1 januari 2012 was er in Reeuwijk-Dorp een zelfstandige peuterspeelzaal, ’t Smurfje’. Deze peuterspeelzaal, ontstaan in 1978, had een eigen bestuur en was twee ochtenden per week open voor peuters. Er werkten vrijwilligers en de stichting ontving een subsidie van de gemeente. Naar aanleiding van de Wet OKE moest verandering komen in de wijze waarop de faciliteiten aan peuters worden aangeboden. Het moest professioneler en meer georganiseerd. Dit hield voor ’t Smurfje in dat er een samenwerking met een andere organisatie gevonden moest worden om te kunnen voortbestaan. Via de gemeente Reeuwijk kwamen de medewerkers in contact met de enige basisschool in Reeuwijk-Dorp, Dorpsschool De Bron. De directeur van deze school legde contact met Els van Elderen, bestuurslid van De Groeiling, en voorzitter van de stichting GroeiPret. Deze stichting is door het bestuur van De Groeiling opgericht in 2011. Eerder had het bestuur het standpunt ingenomen dat het van
18
belang is dat er nauwe banden ontstaan tussen de scholen van De Groeiling en de aanbieders van opvang/peuterspeelzaalwerk in de voorschoolse periode. Het bestuur besloot daartoe nauw te willen samenwerken met organisaties voor kinderopvang en/of peuterspeelzaal-werk, dan wel zelf peuterspeelzaalwerk te gaan bieden (via een aparte stichting). Dit laatste is gebeurd omdat de gemeente Bodegraven-Reeuwijk subsidie beschikbaar stelde om een peuterkleutergroep in De Meije (onderdeel van basisschool Willibrord/Miland) in te richten en in stand te houden en ook bereid was om peuterspeelzaalwerk in Reeuwijk-Dorp te subsidiëren. Betrokkenen, school, peuterspeelzaal en Els van Elderen hebben vervolgens de samenwerking verder vorm gegeven, waarbij Els, zelf afkomstig uit de kinderopvang, een belangrijke rol vervulde om de peuterspeelzaal open te houden. Nu heeft zij nog steeds een begeleidende rol voor de directeur van Dorpsschool De Bron, Odilia van den Berg, en de peuterspeelzaal.
Verplichtingen vanuit de wet OKE Door de invoering van de Wet OKE (2010) moesten er binnen de peuterspeelzaal een aantal zaken aangepast worden: • In een groep van maximaal 16 kinderen werkt minimaal 1 SPW-3 opgeleide beroepskracht (of equivalent, conform de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening). • De groepsgrootte is maximaal 16 kinderen. • Bij een peuterspeelzaalgroep van meer dan 8 kinderen, is er naast de opgeleide beroepskracht een vrijwilliger of een andere opgeleide beroepskracht aanwezig. • Personen die op structurele basis werkzaam zijn in de peuterspeelzaal en werken ten behoeve van de verzorging en opvoe-
ontkoombaar door de professionaliseringseisen die werden opgelegd door de overheid in de Wet OKE.
Voordelen van de samenwerking Odilia en Oktilde zeggen beiden volmondig JA op de vraag of ze het andere scholen zouden aanraden om de samenwerking tussen een basisschool en een peutergroep aan te gaan. Nadrukkelijk niet voor de aanwas van nieuwe leerlingen, maar voor de korte lijnen tussen de peuterspeelzaal en de basisschool. Er kan gewerkt worden aan een doorgaande lijn in de verschillende ontwikkelingsgebieden, een efficiënte overdracht, afstemming van activiteiten enz. Dit alles in het belang van een optimale ontwikkeling van de kinderen.
tussen peuterspeelzaal en basisschool: doen! • •
• •
ding van de kinderen dienen te beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De peuterspeelzaal dient te beschikken over een pedagogisch beleidsplan. De peuterspeelzaal dient te beschikken over een actuele beschrijving van veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Hiertoe dient in elk geval jaarlijks een risico-inventarisatie te worden uitgevoerd. De peuterspeelzaal dient te beschikken over een meldcode kindermishandeling. Indien er vrijwilligers werkzaam zijn in de peuterspeelzaal, dient de peuterspeelzaal te beschikken over vrijwilligersbeleid.
In Reeuwijk-Dorp is ook een kinderdagverblijf, waarvan peuters naar de school komen. Sommige kinderen bezoeken zowel het kinderdagverblijf als de peuterspeelzaal. Zowel Oktilde als Odilia zijn erg positief over de samenwerking en werken samen aan de professionalisering van de totale organisatie. Odilia was eerst wat sceptisch over de ‘overname’ van de peuterspeelzaal. Die viel namelijk nagenoeg samen met haar eerste baan als directeur van een basisschool. Dus ze zat niet direct te springen om deze extra belasting, te meer omdat dit onbekend terrein voor haar was. Inmiddels is ze daar helemaal van teruggekomen en is ze blij met de rol die ze kan spelen in het voortbestaan van de peuterspeelzaal ten behoeve van de jonge kinderen in Reeuwijk-Dorp.
’t Smurfje wordt Het Fontein Op dit moment zijn er twee leidsters werkzaam in de peuterspeelzaal. Eén leidster, Oktilde Lindhout, is gediplomeerd en één is in opleiding. Eén vrijwilligster, juf Pauline, heeft zich heel lang actief ingezet voor de peuterspeelzaal, maar zal stoppen aan het einde van dit schooljaar. De bestuurstaken worden gedaan door Els van Elderen. De peutergroep is gehuisvest in het dorpshuis ‘De Kaag’ in Reeuwijk-Dorp. De naam is inmiddels veranderd in ‘Het Fonteintje’. Deze naam is voortgekomen uit een prijsvraag voor een nieuwe naam, passend bij de naam van Dorpsschool De Bron waarmee een samenwerking is aangegaan.
Regelmatig overleg Door de verbondenheid van de peuterspeelzaal met de school wordt de doorgaande lijn naar de basisschool voor zaken zoals een peutervolgsysteem (KIJK) en overdrachtsprotocol naar groep 1 eenvoudiger. Het belang van leren door spelen blijft bestaan. Er is regelmatig overleg tussen de leidsters en Odilia van den Berg. De leidsters zorgen met name voor de praktische invulling van de dagen en Odilia doet de beleidszaken zoals bijvoorbeeld de financiën en personeelszaken. De gemeente faciliteert door subsidie beschikbaar te stellen en daarnaast is er een ouderbijdrage. Die bijdrage is echter wel omhoog gegaan als gevolg van de ‘doorstart’. Dit was on-
De Wet OKE Per augustus 2010 is de wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) in werking getreden. Deze heeft als doel de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en de kwaliteitseisen van de peuterspeelzalen te verbeteren. De harmonisatie leidt ertoe dat de houders van een peuterspeelzaal de zorgplicht krijgen voor verantwoord peuterspeelzaalwerk. Dat betekent dat ze bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Hierbij geldt dat verantwoorde opvang wordt getoetst aan: • de inzet van personeel, zowel kwalitatief als kwantitatief (opleidingseisen en groepsgrootte); • de verantwoordelijkheidstoedeling (leidster-kindratio); • het pedagogisch beleid. De wet OKE regelt bovendien dat gemeenten een breder en beter aanbod van voorschoolse educatie aanbieden, zowel in peuterspeelzalen als in kinderdagverblijven. Vroegschoolse educatie vindt plaats op basisscholen, de wet heeft dus ook gevolgen voor scholen en schoolbesturen.
19
Interview met Angenieta Kaatee
> TEKST Harry van de Kant <
Fietsen voor een goed doel Wie is Angenieta Kaatee? Ik ben sinds 1993 directeur van interconfessionele basisschool De Triangel in Gouda. Mijn loopbaan in het onderwijs startte met de Pabo. Na afronding van die opleiding ben ik eerst een aantal jaren leraar geweest op een basisschool in Gouda (inmiddels bestaat die school niet meer). Vervolgens werd ik adjunct-directeur bij dezelfde school. Nadat de school fuseerde met twee andere basisscholen ontstond De Triangel en werd ik directeur. Ik ben getrouwd en moeder van twee studerende kinderen. Naast sporten (spinnen) is ook muziek (onder andere het dirigeren van koren) mijn hobby.
Waarom wil je een actie starten? Een vriend van mijn man, Prof. Dr. Rob Pieters, heeft ons al meerdere malen vol passie en enthousiasme verteld over het nieuw te bouwen Prinses Maxima Centrum voor Kinderoncologie. Dit centrum zal gebouwd worden op het terrein van het Universitair Medisch Centrum (UMC) in Utrecht en zal plaats bieden aan 80 opnameplaatsen en 40 plaatsen voor dagbehandeling. Begin 2014 start de bouw om vanaf 2016 de eerste patiënten te kunnen behandelen. Het Centrum kent een unieke opzet en om de bouw te kunnen realiseren is fondswerving van groot belang. Op bescheiden schaal kan een schoolorganisatie als De Groeiling wellicht een steentje bijdragen aan dit unieke initiatief. Daarnaast hebben wij sinds vorig jaar een leerling op onze school gekregen die haar jonge leventje nu al meer in het ziekenhuis slijt dan op school vanwege de leukemie die ze heeft. In eerste instantie wilde ik meedoen aan de jaarlijkse actie Alpe d’HuZes, de beklimming van de Alpe d’Huez per fiets om geld in te zamelen, maar omdat het geld wat je dan inzamelt niet per definitie naar dit project gaat, heb ik toch besloten om er een Groeiling-happening van te maken met veel collega’s en kinderen. Het doel van mijn actie is dus drieledig: - sporten; - iets samen met Groeiling collega’s en kinderen doen;
20
- en het belangrijkste doel is uiteraard een mooi bedrag bij elkaar fietsen voor dit prachtige project.
Wat is het unieke van dit project? Het unieke van het project bevat meerdere aspecten. Allereerst worden op dit moment de kinderen die kanker krijgen verspreid over zeven universitaire ziekenhuizen in Nederland behandeld. Ook het wetenschappelijk onderzoek naar kinderoncologie vindt plaats in deze behandelcentra. Met de komst van het Prinses Maxima Centrum komt er één centrale plaats voor behandeling en onderzoek. Concentratie van zorg en onderzoek biedt de beste kans om nieuwe doorbraken in behandelmethoden te creëren, maximale kennis en ervaring op te bouwen over de vormen van kinderkanker, topspecialisten op te leiden en nieuwe ontwikkelingen ten goede te laten komen aan alle patiënten. In het nieuwe centrum wordt de zorg rondom de patiënt, het kind, georganiseerd. Een belangrijk onderdeel van dit zorgconcept vormen de ouder-kindkamers waarbij
de ouders bij het kind kunnen blijven in het ziekenhuis. Daarnaast komen er voorzieningen, passend bij de belevingswereld van kinderen op verschillende leeftijden om zoveel als mogelijk de normale ontwikkeling van het zieke kind door te laten gaan. Uiteraard blijft er de samenwerking met andere ziekenhuizen om de minder complexe delen van de zorg dichter bij huis plaats te kunnen laten vinden. De regie blijft ook dan bij het Prinses Maxima Centrum.
Wat wil je bereiken met de actie? Met deze actie zou ik graag een mooi bedrag willen ophalen om bijvoorbeeld de computerkamer in het ziekenhuis in te richten.
Op welke wijze (en wanneer) wordt de actie gevoerd? De bedoeling is dat de collega’s zich laten sponsoren door de kinderen van hun eigen school door zelf een sportieve prestatie op de fiets te leveren: te spinnen. Aangezien dit ook aansluit bij het thema van de Kinderboekenweek ‘sport en spel’ zou het geweldig zijn als iedere school iets sportiefs doet
met de kinderen waarbij geld wordt ingezameld. Een sponsorloop, stepmarathon et cetera. Dit bedrag wat ingezameld is, wordt het bedrag dat de fietsers inleggen. Maar natuurlijk mogen deze ook zelf nog sponsors zoeken. De voorlopig geplande datum is vrijdag 11 oktober van 19.00-22.00 uur, de geplande locatie is de gymzaal van De Oostvogel in Gouda. Uiteraard zijn supporters en personal coaches van harte welkom om aan te moedigen. Ik ben nog wel op zoek naar mensen die hand en spandiensten kunnen verrichten. Dus wanneer je niet gaat fietsen (spinnen) kun je ook op die manier een steentje bijdragen: in de catering, PR, fotograaf et cetera.
Hoe kunnen we deelnemen aan de actie? Op de Nieuwjaarsbijeenkomst in de Goudse schouwburg konden scholen zich al inschrijven. Als het goed is hebben de directeuren het nog een keer in het team besproken. Inmiddels hebben al zo’n 80 personeelsleden zich opgegeven. Maar uiteraard kunnen er nog mensen bij. Dit moet voor de zomervakantie echt bekend zijn in verband met het regelen van voldoende fietsen.
Met welk resultaat ben je tevreden? Met ruim twintig scholen moeten we toch wel een mooi bedrag kunnen ophalen. Per school - en ook voor het bestuurskantoor - € 500 is wel een streefbedrag. Maar daarnaast hoop ik dat het een sportieve gezellige avond wordt, waarop collega’s elkaar nog beter leren kennen.
Meer Informatie Voor meer informatie over het Prinses Maxima Centrum: zie www.prinsesmaximacentrum.nl. De fondswerving vindt plaats via Stichting Steun het Prinses Maxima Centrum voor Kinderoncologie, Rabobank 17.49.41.137.
Alpe d'HuZes is een actie waarbij deelnemers, alleen of in een team, geld bijeen brengen waarmee zij een bijdrage leveren aan de strijd voor de overwinning op kanker. Onder het motto "Opgeven is geen optie" wordt op één dag de legendarische Alpe d'Huez (berg in Frankrijk, bijna elk jaar onderdeel van de Tour de France) tot 6 keer aan toe (lopend en/of fietsend) beklommen. Een bijna onmogelijke opgave. Toch lukte het al heel veel deelnemers (in 2013: 7.800), zelfs een aantal (ex-) kankerpatiënten. Sinds de start in 2006 is jaar op jaar een nieuw recordbedrag aan sponsoring opgehaald (in 2012: ruim 32,2 miljoen euro; in 2013 is de voorlopige stand 25 miljoen euro, eind oktober wordt het definitieve bedrag bekend). De opbrengsten worden besteed aan onderzoek en implementatieprojecten. De besteding van het geld gebeurt in samenwerking met en na toetsing door KWF Kankerbestrijding.
Column Harris Hype
Krulletters Het zal niemand zijn ontgaan: na de zomervakantie zullen elf basisscholen hun deuren openen onder de naam ‘Steve Jobsschool’. Het betreft hier niet een coöperatie van scholen waarvan de leidinggevenden allen dezelfde naam hebben; bedoeld wordt dat het onderwijs hier aangeboden wordt volgens de filosofie van Onderwijs voor een Nieuwe Tijd (O4NT). Dit concept, bedacht door een klein groepje mensen onder bezielde leiding van opiniepeiler Maurice de Hondt, biedt ‘een nieuw onderwijsconcept waarin als startpunt uitdrukkelijk wordt gekozen voor de ontwikkeling van het individuele kind’. En deze aanpak kan alleen succesvol zijn door het gebruik van de nieuwste hard- en software, zoals de iPad, aldus de initiatiefnemers. Leerlingen volgen een individuele leerweg, uitgaande van eigen interesses en mogelijkheden. De leraar heeft daarbij voornamelijk een coachende rol. Nee, het is geen Iederwijs + iPad, maar echt een nieuw concept. Zoals het met alle vernieuwingen gaat: er zijn onmiddellijk mensen enthousiast, en er zijn mensen die afwachtend zijn, of zelfs negatief oordelen. Maurice de Hondt heeft weinig op met deze laatste groep. Wat is nu nog het nut van leren schrijven met krulletters? Typen met tien vingers is veel nuttiger! Maurice heeft natuurlijk onderzoek gedaan naar deze stelling en wat blijkt? Tegenwoordig wordt nog maar door vier procent van alle geproduceerde letters met de hand geschreven. En van die schamele vier procent wordt minder dan tien procent door andere ogen gezien dan die van de schrijver. Afschaffen dus die krulletters en blind leren typen met tien vingers! Zoals het bij een nieuw concept betaamd zijn er nog veel ‘open eindjes’ en vragen: hoe krijgt alles z’n beslag in de praktijk? En levert het uiteindelijk ook resultaten op? Voorlopig is nog sprake van het gebruik van methoden, het volgen van onderwijs in een gebouw en de aanwezigheid van onderwijspersoneel. En het is denkbaar dat dit allemaal overbodig wordt. Want je lesstof volgen op je iPad kan natuurlijk ook gewoon thuis. Dat geldt voor de basisvaardigheden en zaakvakken, maar ook de creatieve vakken kunnen prima aan de eigen keukentafel plaats vinden. Voor lichamelijke oefening gebruik je deWifi: zelfs deelname aan een teamsport is via dit apparaat mogelijk. Van pestgedrag is geen sprake meer, schoolgebouwen zijn niet meer nodig, en leraren ook niet.
Dat zal je nu altijd zien: word ik enthousiast, valt de stroom uit. Toch handig dat ik ooit krulletters heb leren schrijven! HARRIS HYPE IS TRENDWATCHER
21
Opleidingsscholen presenteren zich op
Pabo-scholenmarkt B
innen De Groeiling zijn vier (aspirant) opleidingsscholen actief. In een opleidingsschool wordt - in nauwe samenspraak met de Pabo - bewust geïnvesteerd in het opleiden van studenten vanaf het eerste jaar. Om opleidingsscholen en studenten kennis te laten maken met elkaar werd onlangs een scholenmarkt georganiseerd.
Wat is opleiden in de school? Instituut Theo Thijssen en Thomas More werken intensief samen aan het opleiden van leraren primair onderwijs. In de opleiding staat de onderwijspraktijk centraal. De ontwikkeling van de beroepscompetenties vindt daarbij voor een groot deel plaats op de praktijk/ opleidingsschool. De student is vanaf het begin van de studie werkzaam als collega in opleiding op een basisschool. De opleidingsschool speelt zo een belangrijke rol bij het opleiden, begeleiden en beoordelen van de aankomend leraren. Het opleiden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Pabo en basisschool. Het samen opleiden vraagt van alle betrokkenen een grote inspanning en vertrouwen in elkaars deskundigheid is van belang. Taken en verantwoordelijkheden moeten op elkaar afgestemd worden. Het leren op de werkplek zorgt voor een nieuwe dynamiek binnen de school waarbij opleiden, innoveren en professionaliseren bij elkaar komen. Er ontstaat hierdoor een leerklimaat voor zowel studenten als leraren. Op dit moment zijn er twee convenanten door De Groeiling getekend met de Hogeschool Utrecht (HU) Instituut Theo Thijssen Utrecht/Amersfoort (voorheen Domstad) en de Thomas More Pabo in Rotterdam.
Het Keurmerk Opleidingsschool Kwaliteitsborging van het opleiden in de school is voor besturen,
(v.l.n.r) Lisette, Annemieke, Monique en Jeannet
22
stichtingen en scholen van groot belang. Om de kwaliteit van het opleiden in de school te borgen is het ‘Keurmerk Opleidingsschool’ ontwikkeld. • Door het verkrijgen van het keurmerk kwalificeren zij zich en laten zij zien een beleid, een visie en een organisatiestructuur te hebben op het gebied van innoveren, opleiden en professionaliseren. • Met het opleiden in de school wordt een opleidingsexpertise ontwikkeld, die van belang is voor de professionalisering van het personeel. • Het keurmerk is een gezamenlijk gedragen traject. Uitwisseling van expertise staat centraal.
Deelnemers aan de scholenmarkt Op 17 april 2013 waren de vier (aspirant) opleidingsscholen van De Groeiling vertegenwoordigd op de scholenmarkt van de Hogeschool Utrecht - Instituut Theo Thijssen in Amersfoort. De vier opleidingsscholen en schoolopleiders van De Groeiling zijn: De Akker - schoolopleider Monique Simons De Regenboog - schoolopleider Lisette Slingerlandt St. Catharina - schoolopleider Annemieke Borsboom De Bijenkorf - schoolopleider Jeannet Post
> TEKST Jeannet Post <
Kan een goede leraar alle kenmerken hebben van een goede leraar?
Doel van de scholenmarkt Op deze markt waren 80 scholen van 15 stichtingen en besturen aanwezig. Het doel van deze markt was: • dat aankomend 3e en 4e jaar studenten (schooljaar 2013-2014) zich oriënteren en kennis maken met de schoolopleiders van opleidingsscholen; • dat zij zich kunnen informeren over de scholen en bekijken of de visie van de school passend is bij hun ontwikkeling en leerplan; • dat de schoolopleiders kennis kunnen maken met (mogelijk) nieuwe studenten. Alle deelnemende scholen hadden voor de markt hun schoolprofiel aangeleverd. Hierin was te lezen wat de onderzoeksvragen zijn van de school en welke ontwikkelingsplannen de school heeft.
Masterclass Voorafgaand aan de scholenmarkt was er een masterclass georganiseerd voor schoolopleiders en docenten van de Hogeschool Utrecht. De masterclass werd verzorgd door Prof. Dr. Cok Bakker, hoogleraar ‘Levensbeschouwelijke Vorming’ van de Universiteit Utrecht en lector ‘Normatieve professionalisering ’bij de Hogeschool Utrecht. De schoolopleiders zijn door Cok meegenomen in de normatieve professionaliteit oftewel de normatieve dimensie van professioneel gedrag en het opleiden van leraren. Eenvoudiger gezegd: • wat maakt een leraar tot goede leraar?; • welke normen en waarden hanteren wij? • wat zijn de standaard waarden die wij stellen aan een goede leraar? • kan een goede leraar alle kenmerken hebben van een goede leraar?
• wie zijn wij (schoolopleiders) om te bepalen wat een goede leraar is? • krijgen studenten wel voldoende gelegenheid op de stagescholen om aan hun ‘eigenheid’ te werken, geven wij studenten de ruimte? Tijdens de masterclass was er ook gelegenheid om met andere schoolopleiders te discussiëren over dit onderwerp. In de discussie bleek vooral dat dit onderwerp ook door een ieder weer anders ervaren en geïnterpreteerd werd.
Accreditatie De vier (aspirant) opleidingsscholen van De Groeiling werken er met elkaar naar toe om in juni 2014 geaccrediteerd te worden om het keurmerk ‘opleidingsschool’ te behalen. Er zijn al enkele scholen die interesse hebben om zich ook op termijn te professionaliseren als opleidingsschool. De ontwikkelingen binnen de vier opleidingsscholen van De Groeiling zullen daarbij een belangrijke rol kunnen spelen. Veel scholen hebben al jarenlang een instroom van studenten uit Utrecht/Amersfoort. De instroom van Thomas More studenten komt inmiddels langzaam op gang. Zo zijn er enkele studenten geplaatst op basisschool De Regenboog in Waddinxveen. Het is de bedoeling dat meer studenten volgen. Mocht je na het lezen van dit artikel meer willen weten over dit onderwerp, dan kun je via de mail contact op nemen met
[email protected] JEANNET POST IS BOVENSCHOOLS COöRDINATOR OPLEIDEN IN DE SCHOOL VAN DE GROEILING
23
Uit de kunst! I
edere school heeft er wel één. Een kunstwerk met een bijzondere waarde. Gemaakt door leerlingen, gekregen bij een lustrum of speciaal om een heel andere reden.
Dit keer op bezoek bij de St. Aloysiusschool te Gouda. Directeur Annette van Welie:
‘Al jaren iets moois om op uit te kijken’ Soort kunstwerk: 18 Glas-in-lood ramen Kunstenaar: Ontworpen door leerlingen en gemaakt door ouders en teamleden Materiaal: Plexiglas met loodstrips en glasverf In de school sinds: Kaarsjesavond 2005 vooruitlopend op 100-jarig bestaan St. Aloysiusschool (april 2006)
Afmeting 110x170 cm Plaats in de school: In de wintermaanden, in alle lokalen te bezichtigen in de locatie Spieringstraat. Het geeft een knus en sfeervol effect, zowel in de klas als van buitenaf gezien
Verhaal achter dit kunstwerk: Directeur Annette van Welie: ‘Ter ere van het 100-jarig jubileum in 2006 zijn 18 prachtige glas-in-loodramen gemaakt. Op de afbeeldingen zijn de ontwikkelingen te zien van 100 jaar St. Aloysiusschool. Kinderen hebben enthousiast tekeningen en ontwerpen gemaakt. In elke klas kwam een ouder vertellen over dit kunstproject: waarom is het feest (100 jarig bestaan van de school); wat is glas-in-lood eigenlijk? Elke groep had een eigen thema: Een onderwerp dat te maken heeft met school, zowel vroeger als nu. De kleuters hebben ontwerpen gemaakt over kerst, winter en feest. De groepen 3 en 4 hebben tekeningen gemaakt over de natuur en spelen van Nu, de bovenbouwgroepen over spelen van Toen, de school Toen en de school Nu. Daarnaast hebben kinderen bijtjes en een mammoet getekend, die de samenwerking met de school De Bijenkorf en de Mammoetwet verbeelden. Uit elke groep is minimaal een tekening uitgekozen. Daarna waren de ouders aan de beurt. Ruim dertig ouders hebben meegewerkt. De tekeningen werden op grote ramen van plexiglas geschilderd. Met plaklood werd het glas-in-loodeffect bereikt. Op Kaarsjesavond 2005 was het zover: de ramen kwamen met speciale belichting in de schijnwerpers te staan. De buurtbewoners uit de straat en uit de binnenstad hebben nu al jaren iets moois om op uit te kijken’.
Foto: Sandra Zeilstra
28
Ook met een kunstwerk van de school in ‘Uit de Kunst?’ Mail naar:
[email protected]