Nr. 7
Zitting van donderdag 20 september 2012 Voorzitter: de heer P. IJssels, burgemeester. Aanwezig zijn de leden: de heren F.M.Th. Barth en H.H.W. Bax, mevrouw G.H. Biesheuvelvan Diemen, de heren R.J.J. van Breemen en H. Chaaby, de dames N. van Dalen-Eggink en E.L. Dansen, de heer F. Duijnhouwer, mevrouw J.T.E. Hoogesteger, de heren A. Koçak en L.R.J. van Luijk, de dames A.G. van Maaren, A. Mager-Schroten en M.J. Molengraaf-Vullers, de heer C. Van der Roest, de dames G.W. Soudain en I.J. Stam en de heren I. Tekir en M. Wildschut. Plv. Griffier: H. Sepers. Tevens aanwezig: de wethouders mevrouw B.J.P. van der Torren en de heren A.P. Faro, J.C. Oostrum en A.J. Rijsdijk, alsmede mevrouw mr. drs. A.W. Vergouwe, gemeentesecretaris. Afwezig: mevrouw J.A.G. Hania-van Emmerik en de heren I. Elmaci, P.C.J. Schefferlie en C.J.J. Wientjes.
* AGENDA: 1. Opening (20.00 uur). ............................................................................................................................................... 1 2. Vaststelling agenda. ................................................................................................................................................. 2 3. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is. .......................................................................... 2 4. Notulen van de raadsvergaderingen van 19 juni, 5 juli en 5 september 2012. ......................................................... 2 5. Lijst van ingekomen stukken. .................................................................................................................................. 2 6. Benoeming van de heer De Graaf als lid van de Rekenkamercommissie Gorinchem (nr. 2012-865)...................... 3 7. Rekenkameronderzoek 2012 (nr. 2012-865). ........................................................................................................... 6 8. Speelautomatenverordening gemeente Gorinchem 2012 (nr. 2012-869). .............................................................. 16 9. Milieubeleidsplan 2012-2016 (nr. 2012-870). ....................................................................................................... 25 10. Sluiting. .................................................................................................................................................................. 35
* 1. Opening (20.00 uur).
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet u van harte welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Hania en de heren Elmaci, Schefferlie en Wientjes. De heer Bax feliciteer ik met zijn verjaardag… De heer Bax: Als er snel vergaderd wordt, komt er taart!
H-1
2. Vaststelling agenda.
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld, 3. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is.
Door het lot wordt aangewezen mevrouw Molengraaf-Vullers. 4. Notulen van de raadsvergaderingen van 19 juni, 5 juli en 5 september 2012.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen achtereenvolgens ongewijzigd vastgesteld. 5. Lijst van ingekomen stukken. A. Voor kennisgeving aan te nemen 1 Resultaten inzameling elektrische apparaten (e-waste) 2011 2 Informatie over ontstaan regiegroep ivm onderzoek open houden van Dienstencentrum De Bogerd 3 Oproep om voorstellen rond Wmo te toetsen op garanties voor goede kwaliteit zorg, redelijk tarief en behoud werkgelegenheid 4 Toekomst Torenflat 5 Toeending ter kennisname motie gemeente Korendijk van 10-07-2012 inzake regionalisering brandweer
19262 19491
27.06.2012 09.07.2012
19492
09.07.2012
18059 18059
18.07.2012 19.07.2012
16703-b 842
20.06.2012 26.06.2012
863
27.08.2012
18415 18342 19277 17694
12.06.2012 02.08.2012 25.06.2012 05.07.2012
19051
18.06.2012
19551
11.07.2012
19799
25.06.2012
-
15.08.2012
846
19.06.2012
849
19.06.2012
850 851 853 837
19.06.2012 19.06.2012 28.06.2012 04.07.2012
B. Bij wijze van besluit akkoord gaan met voorgestelde afdoening 1 Uitgaande brief van college inzake begroting 2012 aan provincie Zuid-Holland 2 Voorhangbesluit garantieverlening voor natuur/kunstgrasveld voetbalvereniging GJS 3 Raadsbesluit wijzigen komgrenzen (wegenverkeerswet; WVW 1994) C. Ter afdoening in handen van het college te stellen 1 1b 2a 2b
Terrasuitbreiding Grote Markt, briefschrijver mevrouw en hr Pieters Antwoord: terrasuitbreiding Grote Markt, briefschrijver mevrouw en hr Pieters Verbreding Pompstraat, mailschrijver Fokko de Noord Antwoord: verbreding Pompstraat, mailschrijver Fokko de Noord
G. Betrekken bij raadsbehandeling 1 Suggesties over de herinrichting van het Eind/Lingehaven en het idee voor de verkeerscirculaire naar aanleiding van nota van uitgangspunten bestemmingsplan ‘Binnenstad en omgeving’, KNAKE 2 Inspraakreactie van H. van Zanten (eigenaar perceel Newtonweg 20 20a) mbt voorontwerp bestemmingsplan Laag Dalem 3 Aanvulling inspraakreactie van H. van Zanten (eigenaar perceel Newtonweg 20 20a) mbt voorontwerp bestemmingsplan Laag Dalem 4 Principeverzoek planologische medewerking windenergie Gorinchem-Noord J. Informatiebrieven van het college 1 2 3 4
5 6
H-2
Informatiebrief voorontwerpbestemmingsplan Kleine Haarsekade, nabij huisnummer 125 Informatiebrief ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor de aanvraag om omgevingsvergunning Merwededijk 13 en 14 Informatiebrief herschikking reserves Informatiebrief bezuinigingsopgave AHAD-3 Informatiebrief quickscan BNG naar leningen- en garantieportefeuille Informatiebrief voorontwerpbestemmingsplan’Merwededijk nabij nr. 40, realisatie van een woning’
7 8
9 10 11
Informatiebrief evaluatie prestatieafspraken 2008-2011 en prestatieafspraken 2012 Informatiebrief voornemen tot sloop van de Torenflat Informatiebrief besluit garantieverklaring voor natuur-/kunstgrasveld voetbalvereniging GJS Informatiebrief raadsopdracht participatie Informatiebrief nadere informatie Poort6 inzake voorgenomen sloop Torenflat
830
09.07.2012
859 858
17.07.2012 18.07.2012
860 862
23.07.2012 26.07.2012
18286
27.08.2012
K. Beantwoording (schriftelijke) vragen 1
Schriftelijke vragen inzake de eventuele sloop Torenflat
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 6. Benoeming van de heer De Graaf als lid van de Rekenkamercommissie Gorinchem (nr. 2012-865). Inleiding Sinds 2006 kent Gorinchem een eigen rekenkamercommissie, bestaande uit drie externe leden en een ambtelijk secretaris. Momenteel vormen mevrouw Van Houwelingen en de heren Eigeman en Langerwerf (tevens voorzitter) gezamenlijk de commissie en wordt men ambtelijk ondersteund door de heer Van Zessen. Ingevolge de Verordening op de rekenkamercommissie Gorinchem worden de leden van de commissie voor een periode van 4 jaar benoemd. Op 1 september 2012 treedt de heer Langerwerf af en eindigt zijn lidmaatschap van de Rekenkamercommissie Gorinchem. Naar aanleiding daarvan heeft er een selectieprocedure plaatsgevonden om te komen tot een nieuw lid van de commissie. Naast de leden van de rekenkamercommissie en de secretaris hebben twee raadsleden (mevrouw Van Maaren (CDA) en de heerTekir (GroenLinks)) en de adjunct-griffier zitting genomen in de selectiecommissie. Selectie De selectiecommissie heeft een kandidaat-lid geselecteerd, die in de ogen van de commissie goed zal passen in de werkwijze en opvatting van de rekenkamercommissie en stelt daarom voor deze te benoemen als lid van de Rekenkamercommissie Gorinchem. Het betreft de heer L.J. de Graaf, woonachtig in Schoonhoven. Zijn brief, persoonlijk profiel en Curriculum Vitae zijn vertrouwelijk in te zien voor raadsleden bij de raadsgriffie. Conform de verordening op de rekenkamercommissie Gorinchem gaat het om een benoeming voor 4 jaar, ingaande 1 september 2012. Voorzitterschap Met het vertrek van huidige voorzitter de heer Langerwerf, wordt voorgesteld, de andere leden van de commissie gehoord, om de heer J.H. Eigeman woonachtig in Culemborg per 1 september 2012 te benoemen als voorzitter van de Rekenkamercommissie Gorinchem. Afscheid van de heer Langerwerf Van de heer Langerwerf zal in beperkte kring afscheid worden genomen en ook worden bedankt voor de inspanningen, die hij de afgelopen jaren voor Gorinchem heeft gedaan. Schema van aftreden Het schema van aftreden is als bijlage gevoegd bij dit voorstel.
Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. Ik ga ervan uit dat de raad akkoord gaat met deze benoeming…
H-3
De voorzitter: Laten we dat dan eerst op z’n Gorcums doen. Ik stel vast dat de raad daarmee instemt en dat de heer De Graaf bij acclamatie is benoemd. (Applaus) Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Namens de hele raad heet ik de heer Laurens de Graaf van harte welkom in Gorinchem. Ik vrees dat hij van zijn medeleden van de rekenkamercommissie al gehoord zal hebben dat Gorinchem een beetje een eigenzinnig stadje is met grootse allure. Wij hopen dat hij zich daarin helemaal fijn en prettig zal gaan voelen en dat hij met dezelfde voortvarendheid als zijn mededelen tewerk zal gaan. Namens de hele raad bied ik hem bij deze gelegenheid een presentje aan. (Applaus) Meteen wil ik nu van deze gelegenheid gebruik om de scheidend voorzitter van de rekenkamercommissie toe te spreken. Vandaag nemen wij afscheid van onze voorzitter van de rekenkamercommissie, de heer Langerwerf, Kees Langerwerf. We begonnen eerst als ‘de heer’, maar inmiddels hebben we elkaar beter leren kennen en tutoyeren we elkaar. Na ruim zes jaar nemen we afscheid. De rekenkamercommissie heeft zich onder voorzitterschap van Kees Langerwerf gekenmerkt door haar eigenheid en door haar voortvarendheid. Dit zagen we terug in de diverse onderzoeken die uitgevoerd zijn. Wat vooral naar voren kwam, is de goede relatie die de rekenkamercommissie heeft nagestreefd met de raad en de advisering die zij de raad biedt. Daarmee zijn wij heel blij geweest. De zes onderzoeken in de afgelopen zes jaar zijn zeer divers geweest. De rekenkamercommissie heeft zo haar eigen aanpak gehad en daarmee ook resultaten geboekt. Ondanks de vaak lastige vraagstukken kwam de rekenkamercommissie tot resultaten, die vervolgens altijd tot een raadsbesluit hebben geleid. Ook straks zullen we weer zien dat het laatste rekenkameronderzoek onder uw voorzitterschap tot een raadsbesluit zal leiden. Dat is vrij uniek, het gebeurt lang niet in iedere gemeente. Ik vraag me af of we ons daarvan als raad bewust zijn. Onze rekenkamercommissie heeft een eigenheid die ook tot resultaat leidt en daar zijn we blij mee. Dat de vorm van het onderzoek soms experimenteel en vernieuwend is, kun je wel zeggen. Bij het onderzoek ‘stedelijke vernieuwing’ werd zo’n bijzondere aanpak en vernieuwend onderzoek toegepast. Niet alleen voor de onderzoekers was die vorm nieuw, ook voor de leden van de raad, de leden van het college en andere betrokkenen was dit een vrij verrassend proces. Het getuigt van lef om op deze manier onderzoek te doen naar vraagstukken die de raad de rekenkamercommissie had voorgelegd. Het geeft soms een heel andere kijk op de vraagstukken die voorliggen en ze zijn daarom van zeer grote waarde voor de raad. Wij leren een andere kijk toe te passen, tegenwoordig noemen we dat ‘buiten de box denken’, en daar hebben jullie mede aan bijgedragen. De rekenkamercommissie ondersteunt en versterkt daarmee onze kaderstellende en controlerende rol. Dat lef en die eigenzinnigheid zijn eigenschappen die bij Gorinchem passen. Wij waarderen deze eigenschappen, die Kees Langerwerf voor de raad heeft ingezet. Namens de hele gemeenteraad wil ik u daarvoor van harte danken, een presentje aanbieden en succes wensenin wat u verder moge gaan doen. (Applaus) De voorzitter: Het mag eigenlijk niet, maar het woord is nu aan de heer Langerwerf. De heer Langerwerf: Dames en heren. Ik ga vijf dingen met u delen. Ik moet me ergens voor verontschuldigen, ik moet u bedanken, ik moet ook nog iets bekennen en ik
H-4
heb nog twee kleine adviezen, al zijn die eigenlijk ingehaald door de volgorde van de besluitvorming. Eerst de verontschuldiging. Ik ben na bijbaantjes niet zo heel lang werkloos geweest, want het toeval wil dat op de avond waarop ik afscheid neem als voorzitter van de rekenkamercommissie, ik mijn debuut maak in een ander klusje in de gemeente Utrecht. Omdat het op dezelfde avond valt, moet ik zo dadelijk weer weg en zal dus niet de behandeling van het rapport meemaken, maar van mijn oud-collega’s zal ik wel horen hoe dat gegaan is. Vervolgens een bekentenis. Toen ik hier aantrad, was het rekenkamerwerk nieuw voor mij. Ik heb toen niet kunnen bevroeden wat de hele discussie over de verordening en de vernietiging van de verordening zou betekenen. Ik had zo’n beetje het beeld van: dat zal wel. Het is zo allemaal ook gegaan, maar de essentie was natuurlijk de nabijheid van de rekenkamer en de raad. Ik moet u eerlijk zeggen dat wij het ontzettend belangrijk gevonden hebben dat we zo dicht bij de raad stonden en dat de zaken die wij gingen onderzoeken de instemming hadden van de raad, of dat nu een formeel goedgekeurd onderzoeksplan moest zijn, of de manier die we met elkaar gevonden hadden om het er goed met elkaar over te hebben en dan te doen wat we samen verstandig vonden: dat is gewoon heel plezierig geweest. Ik denk ook dat dat van heel grote waarde is geweest voor het werk dat wij hebben kunnen doen. Mijn bedankje gaat uit voor de ruimte die ons geboden is. Ik heb niet de indruk dat er in Nederland veel rekenkamers zijn die zelfs gestimuleerd worden om te experimenteren. Wij hebben die houding van de raad om ook vernieuwende wegen in te slaan altijd bijzonder gewaardeerd. Dat je dan niet altijd 101% succes kunt boeken hoort er ook bij, maar het is wel heel plezierig geweest om die verkenningen te mogen maken. Dan heb ik nog twee adviezen. Ik had u willen adviseren Laurens te benoemen tot lid van de rekenkamercommissie, maar dat hebt u inmiddels al gedaan, dus dat hoeft niet meer. Het is mijns inziens een pluspunt van de situatie die zich nu gaat voordoen dat de diversiteit van de rekenkamercommissie toeneemt. U zult het misschien niet zien, maar de vorige leden van de rekenkamercommissie leken wellicht een beetje te veel op elkaar. Voor Flora en mij gold dat in ieder geval, met allebei een achtergrond in de ambtelijke wereld van de gemeente, en Jean was bestuurder. We hebben echter nooit een onderzoeker gehad. Nu word ik ingeruild voor zo’n onderzoeker en dat kan de kwaliteit van de rekenkamercommissie alleen maar ten goede komen. Laurens, ik wens jou heel veel succes. Voor Jean geldt – en die is volgens mij nu in één klap mee benoemd als voorzitter –, dat hij zes jaar met ons opgetrokken is. In al die zes jaren heb ik kunnen waarnemen dat hij zeker zo’n goede voorzitter zal zijn als ik. Mijn advies zou daarom zijn geweest: benoem hem maar met een gerust hart tot voorzitter. Dat was het, mijnheer de voorzitter. Ik verdwijn uit Gorinchem. Ik hoop er hoe dan ook nog wel eens een keer terug te komen, maar ik heb in ieder geval een hele mooie, leerzame en plezierige periode gehad tussen 2006 en 2012, en daarvoor wil ik u van harte bedanken. (Applaus) De voorzitter: Het staat niet op de agenda, en volgens mij bepaalt de rekenkamercommissie de benoeming van de voorzitter, maar anders doen wij het wel even…
H-5
De heer Langerwerf: Ik heb er het reglement op nageslagen, en dat bepaalt dat de raad de voorzitter benoemt. De voorzitter: We zullen het mondeling doen. Ik stel vast dat de raad daarmee instemt. 7. Rekenkameronderzoek 2012 (nr. 2012-865). 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel De rekenkamercommissie heeft haar jaarlijkse onderzoek afgerond. Dit jaar met het onderwerp "Werken aan werk, zorg en jeugdzorg in Gorinchem", een onderzoek naar de decentralisaties van de AWBZ en de Jeugdzorg en de Wet werken naar vermogen. Bijgevoegd treft u onder verantwoordelijkheid van de rekenkamercommissie het onderzoeksrapport aan. Wij kiezen ervoor om op hoofdlijnen te reageren. Wij stellen u voor: 1. Kennis te nemen van het rekenkamerrapport "Werken aan werk, zorg en jeugdzorg in Gorinchem". 2. De conclusies en aanbevelingen uit het rekenkamerrapport te betrekken bij de uitwerking van de decentralisatie van de AWBZ en de Jeugdzorg en de mogelijke invoering van de Wet werken naar vermogen. 2. Fase trechter Keuzefase omdat de raad een besluit qua inhoud en proces neemt over de conclusies en aanbevelingen uit het rekenkamerrapport 3 decentralisaties. Deze worden vervolgens betrokken bij de initiatieffase van de lokale en regionale voorbereiding op de decentralisaties. 3. Inleiding / aanleiding De voorgenomen invoering van de Wet werken naar vermogen (Wwnv), en de voorgenomen decentralisatie van de AWBZ begeleiding en de Jeugdzorg naar de gemeenten. Door de val van het kabinet is het op dit moment niet bekend of en op welke wijze deze regelingen zullen worden ingevoerd. Hierdoor is meer tijd voor de voorbereidingen in lokaal en regionaal verband waardoor er meer mogelijkheden zijn de bevindingen in het rapport mee te nemen. 4. Inhoud / Kaders Wij nemen op dit moment kennis van de aanbevelingen, een en ander moet in het licht van de meest recente ontwikkelingen in Den Haag worden geplaatst. Hoe de ontwikkeling van deze wet- en regelgeving verder zal verlopen is op dit moment nog niet bekend. Ten aanzien van de 1e aanbeveling tot het maken van keuzes over de haalbaarheid en prioriteit van het beleid in het sociaal domein willen we het volgende opmerken. De maatschappelijke opgave waar we ons voor gesteld zien, en de daarbij horende ambities, zijn voortdurend aan veranderingen onderhevig. Een deel van de genoemde ambities beschouwen we als staand beleid maar we delen de opvatting dat het belangrijk is daar kritisch naar te (blijven) kijken en daar waar nodig nieuwe keuzes te maken. Deze moeten echter wel worden bezien ten opzichte van het brede gemeentelijke beleid. Op dit moment past dit binnen de discussie die we met elkaar hebben m.b.t. de visie op de stad en de keuzes die we daarin gaan maken voor de komende jaren. De commissie doet verder de aanbeveling om inzichtelijk te maken hoe groot de overlap in doelgroepen is en waar een stapeling van bezuinigingen optreedt. Wij nemen deze aanbeveling over maar merken tegelijkertijd op dat dit geen gemakkelijke opgave is. Op dit moment is de gemeente nog geen eigenaar van de onderliggende dossiers, zodat de overlap op dit moment slechts theoretisch en op basis van (anonieme) cliëntprofielen gemaakt kan worden. Verder maakt de privacy regelgeving het niet mogelijk om cliëntgegevens op voorhand uit te wisselen met instellingen, zodat geen beeld kan worden verkregen van overlap en/of stapeling bij huidige individuele cliënten. Momenteel wordt hard gewerkt om alle beschikbare gegevens te verzamelen en zicht te krijgen op de overlap en stapeling op basis van cliëntprofielen. Verdere concretisering zal volgen naarmate wij meer zicht krijgen op de dossiers. Overigens merken wij op dat op
H-6
regionaal niveau de Stuurgroep Samenwerking in Participatie de opdracht heeft opgepakt de samenhang in de 3 decentralisaties in beeld te brengen. Wij zullen het rekenkamerrapport met de aanbevelingen doorgeleiden naar deze Stuurgroep SiP. De 3e aanbeveling van het stellen van de juiste randvoorwaarden aan de potentiële winst en totstandkoming van samenwerkingsverbanden wordt door ons ondersteund. Wij vinden het belangrijk ook onze partners te betrekken en hun (specifieke) kennis te benutten bij het bedenken van nieuwe manieren van werken en om de effecten van beleid in beeld te brengen. Ten aanzien van de laatste aanbeveling merken we op dat de kaart helpt met een bredere blik naar problemen te kijken om zo tot creatieve en vernieuwende oplossingen te komen. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Het betreft hier nieuwe wet- en regelgeving. 6. Betrokkenheid derden De 3 regelingen worden in regionaal verband opgepakt; de Wwnv en de decentralisatie van de AWBZ begeleiding in A&V verband, de decentralisatie van de jeugdzorg in ZHZ verband. De stuurgroep SIP (Samenwerken in Participatie) heeft de regie op dit proces en bewaakt de samenhang in deze regelingen. Het rapport zal de stuurgroep SiP aangeboden worden in de verwachting dat de conclusies en aanbevelingen van dit rekenkamerrapport ook in dat kader tot meerwaarde van samenwerking op dit gebied in regionaal verband zullen leiden. 7. Beoogd effect Niet van toepassing 8. Risico's of kansen Niet van toepassing .
9. Financiële consequenties
Niet van toepassing 10. Vervolgproces De uitkomsten van het rekenkameronderzoek worden betrokken bij de uitwerkingen van de decentralisaties. 11. Communicatie Niet van toepassing 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Na informatieve vragen en beantwoording daarvan kunnen alle fracties instemmen met agendering van het voorstel voor de komende raadsvergadering. 13. Nadere standbepaling college n.v.t. 14. Definitief voorstel raad Wij stellen u voor: 1. Kennis te nemen van het rekenkamerrapport "Werken aan werk, zorg en jeugdzorg in Gorinchem". 2. De conclusies en aanbevelingen uit het rekenkamerrapport te betrekken bij de uitwerking van de decentralisatie van de AWBZ en de Jeugdzorg en de mogelijke invoering van de Wet werken naar vermogen.
Mevrouw Van Dalen-Eggink: Mijnheer de voorzitter. Na het lezen van het rapport van de rekenkamercommissie is ons als eerste duidelijk geworden dat dit geen eenvoudige kost is. De decentralisaties zijn op dit moment nog onduidelijk en tegelijkertijd veelomvattend; geen goede uitgangspositie om mee te beginnen. Als raad zullen we niet alleen duidelijk moeten maken wat we willen, onze ambities, maar ook hoe we dit willen reali-
H-7
seren. Daarbij zullen we tegen een paar hobbels aanlopen: onze ambities, de hoeveelheid geld en de geldstromen en de samenwerking van de verschillende organisaties. De cliëntgerichte benadering die in het rapport wordt voorgesteld lijkt de SP een mooi uitgangspunt. Niet alleen stel je zo de cliënt centraal, je kijkt zo ook vanuit de mogelijkheden en kansen naar de bijbehorende oplossingen. Volgens ons een methode die volop kansen biedt voor hen en voor ons. Hiermee zou je meteen een van de risico’s, de overlap, of juist de gaten die vallen tussen de verschillende instanties, kunnen opvangen. Het zal echter heel wat inspanning vergen om alle instanties als één te laten werken, waarbij de bezuinigingsoperatie die meegegeven wordt met de decentralisaties een extra handicap zou kunnen zijn. Wat ons betreft zal dan ook zeker gestuurd moeten worden op kwaliteit. Duidelijk is dat een sterke visie van de raad gewenst is, met daarna een sterke sturing. Daaruit voortvloeiend komen de volgende vragen, die voornamelijk gaan over het vervolg van het proces. Wat is het tijdpad voor de onderzoeken die het college laat uitvoeren? Wanneer worden bijvoorbeeld de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar stapeling van de bezuinigingen en de overlap in de doelgroepen? Wanneer komt de uitslag van het onderzoek van de stuurgroep SiP? Wat is het tijdpad van het college voor het vervolgproces en wat zijn na de onderzoeken de vervolgstappen? De voorzitter: Ik heb de indruk dat het niet helemaal over het onderzoek van de rekenkamercommissie gaat, maar meer over het proces waarover te zijner tijd rapport zal moeten worden uitgebracht, maar goed, we zullen eens kijken hoe ver we komen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Toen de rekenkamercommissie aangaf dit ex ante – zeg maar: van tevoren – onderzoek te willen gaan doen, was ik een beetje sceptisch. Het was erg lastig om voor je te zien wat nu precies onderzocht zou worden. In de toekomst kijken kan heel veel visies opleveren. Het enthousiasme echter van de heer Langerwerf, van wie we vandaag afscheid nemen, met dank voor zijn inzet, was aanstekelijk en verdere concretisering maakte dat we dit waagstuk toch een kans wilden geven. Later trokken de onderzoeksopzet en een gesprek met een van de onderzoekers mijn fractie definitief over de streep. Het resultaat is indrukwekkend, hoewel het me ook even deed terugdenken aan het rekenkamerrapport over het onderwijsachterstandsbeleid: knap ingewikkeld voor een gemiddeld raadslid. Over het rapport zullen zonder twijfel heel scherpzinnige zaken gezegd kunnen worden, er zitten genoeg interessante punten in, te veel om nu op te sommen, maar vaststaat dat dit knappe staaltje werk vooral een werktuig moet zijn om van tevoren de decentralisaties echt in goede banen te leiden. Om het zo te kunnen inzetten is ook nog wel wat werk nodig. Er zal naar ambities gekeken moeten worden, want als we die niet veranderen, maar handhaven, zullen ze financieel niet haalbaar zijn. De samenwerking in de regio is een aandachtspunt, maar tegelijkertijd een kans om regie te voeren op de decentralisaties, een kans om daarbij eigen regels en procedures te heroverwegen. Er zullen concretere prestatie-indicatoren opgesteld moeten worden en, misschien wel het belangrijkste of het ingewikkeldste, er is nog heel veel in kaart te brengen. Er zijn gegevens die verzameld moeten worden, overlap om op te sporen, met namen in de jeugdzorg, en ook de stapeling die optreedt in de bezuinigingen moet in beeld worden gebracht, bij-
H-8
voorbeeld als mensen zowel onder de AWBZ als onder de Wet werken naar vermogen vallen. Een heel interessante conclusie, en volgens ons ook een kans, is dat winst te behalen is op de lagere trede uitkeringsgerechtigden, omdat dat gewoon een hele grote groep is. Al met al zijn wij heel aangenaam verrast door dit onderzoek en de vele concrete aanbevelingen. Wij begrijpen de reactie van het college, die met name is ingegeven door de onzekere politieke tijden, maar ook omdat het gewoon ingewikkeld is om alle informatie beschikbaar te krijgen. Dat het college aangeeft de aanbevelingen over te nemen en te betrekken bij de komende beleidsontwikkelingen, is wat ons betreft dan ook een goede zaak. De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. Onderzoeken van rekenkamers komen meestal achteraf en soms te laat. Voor het eerst hebben we nu een onderzoek waarvan we niet helemaal kunnen overzien of het wel helemaal bruikbaar zal zijn. Dat was overigens een weloverwogen risico. Dat er een kabinetscrisis zou volgen wisten we natuurlijk niet. Ondanks dat denken we dat de aanbevelingen ons en de regio nog van pas zullen komen als ‘Den Haag’ is uitgeformeerd. Mevrouw Hoogesteger: Mijnheer de voorzitter. Aan de bijdragen van de voorgaande sprekers heb ik niet zo heel veel toe te voegen. Ik deel hun mening en ook wat ons betreft verdient het voorstel van het college instemming. Wat ik wel even wil opmerken is dat los van de kabinetscrisis en het uitstel – voor mij is het overigens nog altijd uitstel en geen afstel – de decentralisaties wel degelijk op ons af zullen komen, waarbij het er vooral om gaat om van indiceren naar compenseren te gaan. Het onderzoek dat voorligt biedt mijns inziens voldoende handvatten om die kanteling van indiceren naar compenseren in Gorinchem te laten slagen. In het verlengde daarvan lopen allerhande trajecten mee op, zoals ‘Meedoen in Gorinchem’, en ik geloof dan ook dat er een goed document voorligt om de toekomst voor de mensen die nog binnen de decentralisaties vallen straks een goede plek te geven. De heer Bax: Mijnheer de voorzitter. De woorden van mevrouw Molengraaf over de kwaliteit van het rapport kan ik grotendeels overnemen. Ik vind dat de rekenkamercommissie weer een heel mooi en inhoudelijk zeer goed rapport heeft afgeleverd. Over de bruikbaarheid ervan ben ik het niet eens met de heer Van der Roest. Het rapport geeft heel duidelijk aan waar de tekortkomingen en problemen zijn in het huidige systeem. Het is heel waardevol dat dat nu is vastgesteld, omdat het een goede basis is om, ook als de decentralisaties misschien niet helemaal doorgaan, te beoordelen hoe we de zaken kunnen verbeteren en efficiënter kunnen maken. Toen het voorstel kwam over het onderzoek heb ook ik getwijfeld of we dat wel moesten doen. Er zijn al zoveel mensen bezig om dat uit te zoeken, dacht ik, waarom zou de rekenkamercommissie dat ook nog moeten doen? Ik ben echter blij dat de commissie heeft doorgezet, omdat nu de huidige situatie in kaart is gebracht en duidelijk is gemaakt wat de mogelijkheden zijn en de beperkingen die ons te wachten staan. Mijn complimenten voor het rapport. De huidige situatie bekijkend, kan worden vastgesteld dat we ontzettend veel ambities hebben, die we in heel veel zaken hebben verwoord. Volgens mij is dat kenmerkend H-9
voor de zaken waar we nu over praten. Het zijn heel veel processen, heel veel stukjes, en daar wordt één groot geheel van gemaakt. Wellicht is het te overwegen onze ambities in een ruimer format vast te leggen, niet – en nu chargeer ik wat – in duizend regeltjes en duizend ambities, maar gewoon in een aantal grote ambities: we willen goed zorgen voor de mensen die het niet redden en we willen de mensen aan het werk krijgen. Als we van die basisgedachte uitgaan en niet te veel deelambities vastleggen, kan dat heel handig zijn voor de mensen op de werkvloer, want die hebben dan vrijheid van handelen en vrijheid van mogelijkheden, om maatwerk te leveren. Maatwerk kun je alleen leveren als je de vrijheid hebt een beslissing te nemen en te doen wat goed is voor iemand. Als je aan heel veel regels vastgepind zit, heb je dat maatwerk niet. Ik pleit er daarom voor daaraan veel aandacht te besteden. De tweede situatie is de werksituatie. De vele hokjes, schotjes en eigen situaties worden in stand gehouden doordat we de Wet op de privacy moeten toepassen. Ik ben er geen voorstander van om die wet om zeep te helpen, maar ik vind wel dat we moeten nagaan waarmee we ons voordeel kunnen doen. Als voorbeeld noem ik de patiëntenkaarten van huisartsen. Wij willen allemaal dat de volgende huisarts waar iemand komt voor een spoedgeval toegang heeft tot diens patiëntenkaart. Waarom heeft iemand die in de jeugdzorg iemand moet helpen dan niet de beschikking over de gegevens die spelen en gespeeld hebben en moet hij die zelf weer gaan uitvinden? Ik zou daarvoor graag een oplossing willen vinden en ik hoop dat het college eraan wil meewerken om dit op de Gorcumse manier aan te pakken. Het belang van het hebben van inzicht in gegevens is al besproken. Om iets goed te kunnen aanpakken hebben we gegevens nodig, maar daarbij stuiten we op nogal wat moeilijkheden. Het rapport beveelt aan de wethouder aan het werk te zetten om dit op te pakken. Volgens mij heeft de wethouder gemeld dat hij daarmee al bezig is. Ik heb er het volste vertrouwen in dat hij daarmee zal doorgaan. Die taart lijkt er nu echt niet meer te komen… De voorzitter: Dat heb ik in de gaten! Wethouders aan het werk zetten is overigens levensgevaarlijk; dat moet u niet doen! De heer Bax: Een regionale aanpak in zulke grote processen en zo’n uitgebreide problematiek lijkt mij essentieel. Tenslotte vraag ik aandacht voor al die plaatjes waarop zes, zeven hulpverleningsdiensten om één persoon heen staan. Ik moet er niet aan denken om zo gesmoord te worden! Eén accountmanager die al die dingen regelt lijkt mij een zeer goed uitgangspunt. Dank voor het rapport, dat ik als zeer verhelderend heb ervaren. Ik heb er veel van geleerd en hoop dat wij er als raad veel mee kunnen doen. De heer Koçak: Mijnheer de voorzitter. Ik was al om half zeven hier en zag de medewerkers van de facilitaire dienst aan het werk om de zaal in gereedheid te brengen. Ik heb die voorbereidingen voor- en achteraf en het tussendoor vertrekken van koffie en thee altijd als een vanzelfsprekendheid ervaren, maar nu wil ik toch graag mijn waardering uitspreken voor alles wat de medewerkers van de facilitaire dienst voor ons doen….
H - 10
Mevrouw Hoogesteger: Ik ben het nu even helemaal kwijt hoor, maar misschien ligt dat aan mij! Wethouder Oostrum: U krijgt geen koffie meer als u zo doorgaat! De heer Koçak: Aan de orde is het onderzoek naar de drie decentralisaties door de rekenkamercommissie: de jeugdzorg, de Wet werken naar vermogen en de functiebegeleiding in de AWBZ. Allereerst wil ik de rekenkamercommissie en de betrokken ambtenaren bedanken voor het vele werk dat is gedaan om de raad en het college dit onderzoek aan te reiken. Het was een heel lastig, bijzonder onderzoek, maar het resultaat is indrukwekkend. Het onderzoek is op de toekomst gericht, het is compact uitgevoerd met drie onderwerpen in één onderzoek, en het resultaat mag er zijn. Knelpunten zijn benoemd en aanbevelingen gedaan, de sociale kaart is aangeduid en er zijn vele constateringen en opmerkingen naar voren gebracht. Het huidige onderzoek van de rekenkamercommissie betekent wel dat het heel lastig wordt om bij de formulering van een nieuw beleid vooraf concrete doelen en meetcriteria vast te stellen en te formuleren. Omdat de drie decentralisaties toekomstig beleid betreffen is het lastig hierover nu al uitspraken te doen. Bovendien is op dit moment onbekend hoe deze ontwikkelingen verder zullen verlopen. Bekend is wel dat zowel de VNG als de meeste landelijke partijen de wil en de lang gekoesterde wens hebben om zorg dichterbij de gebruikers te regelen. De kans is dan ook groot dat deze decentralisaties zullen doorgaan. Ook de PvdA ziet goede mogelijkheden om deze taken als gemeente goed op te pakken. Onze boodschap aan het college is dan ook: ga vooral door met voorbereidingen om deze taken goed op te pakken. We horen vaak dat we moeten decentraliseren om het beleid efficiënter en effectiever te kunnen uitvoeren, omdat taken dan dichter bij de burgers worden gebracht en georganiseerd. Een belangrijk voordeel van decentralisaties is maatwerk, wat kan leiden tot voorzieningen die beter zijn afgestemd op zowel regionale als lokale behoeften bij burgers. Ook kan en zal decentralisatie leiden tot een grotere betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties, met als bijkomend effect een sterker draagvlak. Dat vergroot dan weer de uitvoerbaarheid van het beleid. Verder kan decentralisatie leiden tot budgettaire beheersbaarheid en goedkopere uitvoering. Al die potentiële voordelen zijn er, maar het is van groot belang dat de gemeente klaar is voor decentralisatie. Voor het eerst krijgt één partij, onze gemeentelijke organisatie, zeggenschap over het hele sociale domein. De voorgenomen decentralisaties moeten het dan mogelijk maken dwarsverbanden te leggen tussen Wmo, AWBZ, jeugdzorg en werk en inkomen. Dit betekent inzetten op preventie, bundelen en efficiënter aanbieden van ondersteuning. Om al die potentiële voordelen te kunnen implementeren hebben we daadkracht nodig. We hebben beleidsvrijheid nodig om de taken naar eigen inzicht te kunnen uitvoeren, zoals de heer Bax terecht opmerkte: zonder beleidsvrijheid is immers geen maatwerk mogelijk. Voorkomen moet worden dat de decentralisaties gepaard gaan met beperkende kaderstelling door rijksbeleid en toenemende regeldruk. Als wij erover gaan, gaan wij er ook over, en niet het rijk. Deze decentralisaties gaan gepaard met efficiëntiekortingen en bezuinigingen. Dit zal de nodige inspanningen vergen van onze organisatie. Daar zijn wij echter niet bang voor. Onze raad, ons college en onze ambtelijke organisatie hebben in de afgelopen jaren laten zien dat ze dit soort grote klussen kunnen klaren. H - 11
Met de kennis van nu beseffen wij hoe belangrijk de samenwerking is. Naast samenwerking speelt bij deze decentralisaties ook het samenhangend beleid en het omgaan met de stapeling van maatregelen een evidente rol. De overlapping van doelgroepen verdient hierbij beslist alle aandacht. De PvdA vertrouwt erop dat het college ook deze aandachtspunten zorgvuldig bij de uitwerking zal meenemen. Bovendien is een stuurgroep in de regio al bezig om de samenhang in kaart te brengen. Tot slot resten mij nog twee vragen. Hoe komt het dat onze gemeente niet participeert in het benchmark/vergelijkingsonderzoek? De voorzitter: Welk vergelijkingsonderzoek? De heer Koçak: In het rapport staat dat de gemeente Gorinchem niet deelneemt aan een benchmarkonderzoek naar Wet werk en bijstand en Wmo. Mijn tweede vraag betreft de vergroting van de deskundigheid. Hoe moeten we dat zien? Het is heel lastig om de decentralisaties te implementeren. Wordt dat straks regionaal uitgevoerd, lokaal, of in een combinatie van beide? De PvdA is hoopvol gestemd dat onze gemeente dankzij de doelgerichte samenwerking met de betrokken organisaties een sterke positie kan innemen om deze decentralisaties goed te kunnen verwerken. Het is geruststellend te horen dat het college de gemeenteraad zal betrekken bij de uitwerking. Mevrouw Van Maaren: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt een mooi rapport van de rekenkamercommissie van Gorinchem, een product waar we trots op kunnen zijn. Het CDA zegt de commissie hartelijk dank voor het uitwerken van de ex ante-evaluatie van de drie decentralisaties en de daarbij getoonde inzet. Als onderdeel van politiek Gorinchem dachten wij op de zaken vooruit te kunnen lopen door vooraf een onderzoek te laten doen naar de drie grote decentralisaties, maar voordat de laatste letter droog op papier stond werden we ingehaald door de landelijke politiek en zijn de plannen op lange termijn geschoven. Gaan ze echter alsnog door, dan zal dit rapport zeker ondersteuning bieden bij het vormen en uitvoeren van mogelijk nieuw beleid. Als partij met een christelijk gedachtegoed hechten wij er belang aan dat de zwakkeren noodzakelijke ondersteuning in de zorg ontvangen, nu, maar ook in de toekomst. Decentralisatie leek in eerste instantie een risico, maar na het lezen van het rapport ben ik tot de overtuiging gekomen dat het ons misschien ook wel veel kansen biedt om een kwaliteitsslag te maken. Dit dient ons te motiveren bij een eventueel toekomstige visie. Terecht wordt in het rapport aangestipt dat de effecten van het stapelen van bezuinigingen inzichtelijk dienen te worden gemaakt, maar dat ook een stapeling van overlappende zorg is ontstaan. Het is als een bos dat de afgelopen jaren groei heeft gekend en nu een flinke snoeibeurt verdient, om vervolgens weer te kunnen groeien en bloeien, waardoor degenen die ondersteuning nodig hebben de vruchten ervan kunnen plukken, nu en in de toekomst. De aanbeveling om bij decentralisaties te streven naar één zorgloket en/of één aanspreekpunt ziet het CDA zeker als een kans voor kwaliteits- en efficiencyverbetering. Een valkuil voor ons is het lokale ambitieniveau. Als raad willen we graag onze burgers het beste bieden, maar op diverse domeinen zien we dat het stellen van prioriteiten ons soms moeilijk afgaat. Voor de raad is te zijner tijd de uitdaging weggelegd om wel keu-
H - 12
zes te gaan maken, om zo de zorg betaalbaar en op kwaliteitsniveau te kunnen houden. Wel of geen decentralisaties, wij zijn van mening dat wij er hoe dan ook voor moeten zorgen dat de zorg geen schaars goed gaat worden. Het rekenkamerrapport kan ons hierin goed ondersteunen. De heer Tekir: Mijnheer de voorzitter. Ook ik ben bang dat we de taart wel kunnen vergeten… De heer Bax: Hij is al afgeleverd, dus ik kan niet meer terug! De heer Tekir: Dan hoef ik me straks niet schuldig te voelen… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Maar dat is geen reden om het heel lang te maken! De voorzitter: Dat vind ik een buitengewoon goede interventie! De heer Tekir: Dan zal ik snel beginnen! De fractie van GroenLinks heeft met belangstelling kennis genomen van het rekenkameronderzoek naar de drie decentralisaties die we tot voor kort verwachtten. Een dankwoord aan de rekenkamercommissie hiervoor is zeker op zijn plaats. Dat nu onduidelijk is in welke vorm en op welke termijn deze decentralisaties op ons zullen afkomen, is een gegeven. Hoe dan ook verwachten wij, net als de rekenkamercommissie, dat de essentie van de decentralisaties overeind zal blijven, omdat gemeenten, afgezien van de financiële context, de decentralisaties toch wel hebben omarmd. Voor GroenLinks betekent dit dat dit rekenkameronderzoek onverminderd actueel is en blijft. Wij zijn het dus eens met de woorden van de heer Bax op dit punt. Voordat wij een inhoudelijke beschouwing geven over de resultaten, merken wij graag nog even het volgende op. Zoals u weet, is in goed overleg met de fracties gekozen voor een ex ante-benadering. Deze term uit de onderzoekswereld komt erop neer dat we iets gaan onderzoeken wat nog moet komen in plaats van iets wat al is geweest. Het laatste komt in gemeenteland vaker voor, omdat de rekenkamer een instrument is voor de controlerende rol van de gemeenteraad. Gelet op het belang van deze rol, vragen wij de rekenkamercommissie om in principe te kiezen voor een ex post-benadering, tenzij het vraagstuk zich daar niet voor leent. Bij het vraagstuk van de drie decentralisaties was dat naar onze mening wel degelijk het geval. Daarom is het goed dat deze keer is gekozen voor de ex ante-benadering. De fractie van GroenLinks waardeert de moeite die is genomen om een dergelijk complex vraagstuk inzichtelijk te maken. Die complexiteit blijkt alleen al uit de zogenaamde systeemdynamicakaart. Hoewel we de lijntjes niet altijd konden volgen, maakt deze kaart één ding wel duidelijk, namelijk dat een grote mate van afhankelijkheid bestaat in het sociaal domein. Dat betekent dat we ons bewust moeten zijn van de effecten van de keuzes die wij maken. Zo betekent bijvoorbeeld minder geld voor sociale activering meer kans op uitval, waardoor het uitkeringenbestand van de gemeente zal toenemen. Een typisch vestzak-broekzakgeval dus. Volgens de rekenkamercommissie biedt bijvoorbeeld de werkgeversbenadering kansen om negatieve mechanismen op dit terrein om te buigen. Wij zien dan ook graag dat hier serieus naar wordt gekeken. Tegelijkertijd beseft onze fractie dat ons omvangrijke pakket aan ambities in deze tijd helaas niet H - 13
meer houdbaar is. Daarom is het des te belangrijker bewuste keuzes te maken als het gaat om prioritering van beleid. Wat GroenLinks betreft is de stapeling van bezuinigingen een belangrijke factor waarmee bij het prioriteren rekening behoort te worden gehouden. Zo willen wij bijvoorbeeld voorkomen dat een oudere die al is gekort op het PGB ook nog eens wordt gekort door de gemeente. De stapeling van bezuinigingen mag er niet toe leiden dat bepaalde groepen twee-, drie- of viervoudig worden geraakt, zeker niet de zwakkeren in de samenleving. Om deze reden zijn wij benieuwd naar de uitwerking van de motie ‘stapeling’, die ons inzicht zal geven in de effecten hiervan. Een ander belangrijk punt voor GroenLinks is de oproep tot samenwerking. Die oproep dient wat ons betreft zo breed mogelijk ingevuld te worden, dus zowel publiek als privaat, zowel lokaal als regionaal, ook jegens partijen die tot nu toe minder bekend waren bij de gemeente; dat kunnen ook partijen zijn die op het eerste gezicht misschien niet zo bij elkaar passen. Wij geloven in ieder geval in de synergie die hieruit kan ontstaan, als maar gewerkt wordt vanuit een gedeeld perspectief. Bij dat laatste is het uiteraard wel van belang dat alle partijen daaraan bijdragen. Tot slot lezen wij dat de rekenkamercommissie regelmatig refereert aan een uitwerking van de stuurgroep Samenwerking in participatie. Deze stuurgroep zou opdracht hebben gekregen om een visie te ontwikkelen op de dienstverlening in het sociale domein. Kan de raad daarvan kennis nemen, aangezien die visie ook de raad kan raken? Wij zijn ook benieuwd hoe u deze visie van de stuurgroep wilt gebruiken tegen de achtergrond van dit rekenkameronderzoek. Wethouder Faro: Mijnheer de voorzitter. Door verschillende leden van de raad is het woord ‘complex’ in de mond genomen en dat kan ik me heel goed voorstellen, want toen ik voor het eerst de systeemdynamicakaart onder ogen kreeg, was ik de weg kwijt. Het goede van het voorliggende rapport is dat het ons inzicht geeft in die complexiteit. De concretiseringsslag waarom de SP heeft gevraagd zal tijdens het proces moeten plaatsvinden, omdat alle informatie die daarvoor nodig is niet een-twee-drie beschikbaar is. De stuurgroep SiP is daarmee momenteel bezig. Als het goed is zal de visieontwikkeling waarnaar de heer Tekir informeerde volgende maand voorliggen in de colleges, waarna ze de raden zal worden aangeboden. In die zin zit er wel enige voortgang in. Het is alleen even wennen om regionaal met elkaar samen te werken. Ook in de diverse ambtelijke organisaties is het nog wat lastig te aanvaarden dat het regionaal moet worden opgepakt. Desalniettemin ben ik er heel positief over; ik zie dat de dingen de goede kant opgaan. De vele ambities beziende, is het mijns inziens niet zo vreemd dat daarin een overlap voorkomt. Gegeven datgene wat we in de afgelopen jaren met elkaar hebben opgebouwd, is het bijna onmogelijk te verwachten dat daar geen overlap in zit. We zullen met z’n allen moeten proberen dit te ontrafelen en de puzzel zodanig te maken dat ze door een kind van vier in elkaar kan worden gezet. Bij deze ambities zal dat echter niet een-twee-drie lukken. Recent hebben wij alle colleges in de regio een brief gestuurd met betrekking tot de mandatering van de SiP. Het is een beperkte mandatering en wij hebben gevraagd die door te zetten, omdat we met z’n allen geloven dat de decentralisatie zal doorgaan. Het is daarom een goede zaak dat ook de SiP die ontwikkeling doorzet.
H - 14
Door de raad is ook iets gezegd over het sociale domein. De stip op de horizon is uit te gaan van één sociaal domein binnen de regio Ablasserwaard/Vijfheerenlanden. De vorige keer heb ik al gezegd dat de uitkomsten van het rekenkamerrapport ook aan de SiP zullen worden voorgelegd, waar ze zeker zullen dienen als uitgangspunten. Op de vraag van de SP over het proces kan ik antwoorden dat we daarmee voortgaan, maar dat ik daarvoor nog geen tijdpad kan geven. Een aantal landelijke ontwikkelingen leiden ertoe dat we voor jeugdzorg en AWBZ wat meer tijd hebben, maar ten aanzien van de samenwerking Avelingen Groep/RSD zetten we gewoon door. Per 1 januari 2014 zal een joint venture bestaan tussen die twee gemeenschappelijke regelingen en daarin zal de Wet werken naar vermogen worden opgepakt voor een zo breed mogelijke groep. In die zin gaan we hiermee gewoon door. Ik heb even moeten nadenken over de vraag van de PvdA over de benchmark. Door de Regionale Sociale Dienst wordt wel degelijk meegedaan aan een benchmark, maar het is een benchmark van de brancheorganisatie Divosa die wordt gebruikt om na te gaan wie landelijk de beste sociale dienst is. Zoals bekend, is de sociale dienst al vaak bij de eerste drie geëindigd. Aan die ander benchmark doen we inderdaad niet mee. Enige zorgen maak ik mij over de communicatie, omdat dat regionaal een lastig issue is. Het wordt heel snel afgedaan als iets dat niet werkt. Onbekend maakt ombemind en wat dat betreft hebben wij geprobeerd die communicatie beter op te tuigen. Als er gecommuniceerd wordt over de stuurgroep, zal dat worden voorzien van een bepaalde branding, zodat de herkenbaarheid wordt vergroot. Voorts wordt nagedacht over een regelmatige digitale nieuwsbrief, die dan ook bij de raden terecht zal komen. Kortom, er wordt hard gewerkt aan naamsbekendheid, maar ook aan wat er daadwerkelijk gebeurt. Wethouder Oostrum: Mijnheer de voorzitter. Het gebak is inmmiddels uitgedeeld en daarom kan ik nu wat meer tijd nemen. Het enthousiasme waarvan de raad blijk heeft gegeven ten aanzien van het rekenkamerrapport en de rekenkamercommissie in het algemeen wordt door het college gedeeld. Ik vind het goed dat ook eens te zeggen, want het is heel dankbaar als je door de rekenkamercommissie leermomenten aangereikt krijgt die door de raad worden overgenomen en waarmee in het vervolg ook iets kan worden gedaan. Een paar keer zijn de termen ex ante – aan de voorkant – en ex post – later – gevallen. De rekenkamercommissie concludeert dat het een heel mooi streven is om aan de voorkant heldere criteria vast te stellen en meetbare indicatoren te zoeken, om aan de hand daarvan later te kunnen bepalen of het beleid succesvol is, maar tussen de regels door laat de rekenkamercommissie ook weten dat het erg moeilijk is om dat heel concreet en eenduidig te doen. Het zal altijd een zoektocht blijven om de juiste verwachtingen te scheppen en geen bovenmatige verwachtingen, met andere woorden: aan de voorkant ambities neer te zetten die ook haalbaar zijn. De heer Bax duidde daarop ook met zijn aansporing om ambities op hoofdlijnen te formuleren. We moeten echter wel een richting aangeven voor die ambities. Een van de aanbevelingen is heel concreet: doe vooral aan verwachtingenmanagement, maak voorliggende keuzes ten aanzien van de ambities. Dat is juist een van de redenen waarom wij de visie niet alleen samenstellen, maar dat doen in samenwerking met de regio en vooral met de instellingen en waar mogelijk ook met de cliënten, zodat straks
H - 15
bij elke visie een soort stip op de horizon ligt die het uitgangspunt is voor iedereen die samen moet werken om die stip te bereiken. De overlap van de doelgroepen wordt zowel in de afzonderlijke decentralisaties als in het totaal duidelijk in beeld gebracht. Inderdaad zit de Wet op de privacy hier vaak in de weg. Ik kan de aantallen noemen van allerlei categorieën mensen die in aanmerking komen voor AWBZ-ondersteuning, maar ik heb geen namen en rugnummers en geen enkel idee hoeveel keer we het over dezelfde persoon hebben. Op dit moment wordt dat wel in beeld gebracht, geanonimiseerd, en dat is het beste wat we nu kunnen doen. Eind april hebben we de raad een raadsinformatiebrief doen toekomen met negen bijlagen waarin we aangaven hoe ver we waren met de AWBZ-begeleiding. Ongeveer een week later – niet omdat wij begonnen met het rekenkamerrapport, maar omdat er iets met de regering gebeurde – werd het controversieel verklaard, waardoor wij meer tijd krijgen om aan de ABWZ-begeleiding te werken. Het gaat nu niet per 1 januari 2013 in, maar de verwachting is wel dat per 1 januari 2014 de AWBZ-begeleiding in totaliteit overkomt naar de gemeenten. Daarop zijn we aan het voorsorteren en daarbij zullen we uiteraard ook de raad betrekken. Bij de jeugdzorg gaat het al lang niet meer om de jeugdzorg alleen – dat is de achterkant van het gelijk –, maar vooral om het versterken van jeugdigen en gezinnen, zo dicht mogelijk bij het kind, zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig is. Dat wordt in een visie neergelegd die de raad binnenkort zal worden aangereikt. Ook op het gebied van de jeugdzorg wordt in de voorbereiding heel veel doorgewerkt. Een van de komende maanden zal de visie worden voorgelegd. Ten aanzien van de kanteling werd door mevrouw Hoogesteger opgemerkt dat van indiceren naar compenseren zal moeten worden gekomen. Daarmee zijn wij aan alle kanten heel hard bezig. Indiceren is op zichzelf wel aardig, maar wat je dichtbij kunt doen is veel belangrijker. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. Speelautomatenverordening gemeente Gorinchem 2012 (nr. 2012-869). 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel 1. De speelautomatenverordening gemeente Gorinchem 2012 vast te stellen als kader voor de vergunning speelautomatenhal. 2. Kennis te nemen van en uw gevoelens kenbaar te maken over de 'concept beleidsregels beoordeling aanvraag vergunning speelautomatenhal' als nadere uitwerking van de verordening. Deze beleidsregels gaan met name in op de spelregels voor de vergelijking van aanvragen met criteria op het gebied van totaalconcept en voorgestelde locatie, openbare orde en verslavingszorg. 3.` De leges voor de vergunning speelautomatenhal vast te stellen op € 4.800,- en de leges voor de aanwezigheidsvergunning vast te stellen op € 34,- per speelautomaat. 4. De legesverordening 2012 te wijzigen. 2. Fase trechter Kaderstellend 3. Inleiding / aanleiding Op grond van de Wet op de kansspelen is de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal alleen toegestaan indien in een verordening is geregeld dat hiervoor een vergunning door de burgemeester kan
H - 16
worden verleend. In de gemeente Gorinchem is geen speelautomatenverordening vastgesteld. Dat betekent dat er geen vergunning voor een speelautomatenhal door de burgemeester kan worden verleend en dat een dergelijke activiteit in Gorinchem niet is toegestaan. Uw raad heeft in de vergadering van 20 maart 2012 een principebesluit genomen voor het toestaan van een speelautomatenhal nieuwe stijl buiten het centrum van Gorinchem. In de voorliggende verordening en concept beleidsregels zijn de criteria uitgewerkt op het gebied van het concept van de speelautomatenhal nieuwe stijl en de voorgestelde locatie, de verslavingszorg en de openbare orde. 4. Inhoud / Kaders Wij zijn van mening dat het toestaan van een speelautomatenhal nieuwe stijl het aanbod van leisureactiviteiten en horeca- of hotelvoorzieningen in Gorinchem kan versterken. Dit aanbod, geconcentreerd op 1 locatie, is gericht op een ouder, volwassen publiek. U heeft reeds vastgesteld dat de speelautomatenhal buiten het centrum van Gorinchem dient te worden gesitueerd en dat gezien de grootte van Gorinchem maximaal één vergunning mag worden verstrekt. Wij zijn van mening dat in de verordening en vergunning nadere voorwaarden moeten worden gesteld aan het exploiteren van een speelautomatenhal en aan de vestigingsplaats. Deze voorwaarden zijn nu vastgelegd in de verordening en de concept beleidsregels in de volgende categorieën: a) Concept van de speelautomatenhal nieuwe stijl en de beoogde locatie Het concept van de aanvraag dient onderdeel te zijn van een breder amusementsbedrijf. Aangegeven moet worden hoe dit concept eruit ziet. Bij de beoordeling wordt gekeken naar: De opzet van het concept, waarbij een combinatie met een zakenhotel het hoogste wordt gewaardeerd. De beschrijving van doelgroepen, de plaats van de speelautomatenhal binnen het totale concept, de omvang van de speelautomatenhal (in m2 en in aantal automaten, met een maximum van 200 automaten) in relatie tot de totale omvang van de inrichting Het effect van de Speelautomatenhal Nieuwe Stijl op de omgeving en de uitstraling van de stad Gorinchem De bereikbaarheid en passendheid van de ontwikkeling in de omgeving, waarbij het centrum / de binnenstad is uitgesloten b) Plan van aanpak openbare orde In deze categorie gaat het om de wijze waarop de aanvrager laat zien problemen op het gebied van openbare orde in brede zin te voorkomen en beperken. Daarbij gaat het om de gedragsregels, de omgang met overlast, het toezicht en de wijze van omgang met nabijgelegen percelen / bebouwing. De volgende gezichtspunten worden gehanteerd bij het beoordelen van de aanvragen: Aanwezigheid en compleetheid van een risico analyse in relatie tot de omgeving en de compleetheid en concreetheid van de voorgestelde maatregelen Wijze van toezicht in de gelegenheid en in de directe omgeving van de gelegenheid Wijze van omgang met de omgeving Wijze van omgang met bevoegde instanties c) Plan van aanpak verslavingszorg De aanvrager neemt in zijn ondernemingsplan een plan op waaruit blijkt op welke wijze hij concreet bijdraagt aan de preventie en bestrijding van gokverslaving. Wij zullen deskundigen uit de verslavingszorg inschakelen om de plannen te beoordelen. Er worden eisen gesteld ten aanzien van: Leeftijd: eis van minimaal 21 jaar en toegangscontrole bezoekers Productdifferentiatie/ideale mix en andere verslavingsverminderende maatregelen Opleiding medewerkers Vereniging Automatenhandel Nederland lidmaatschap en bedrijfscertificering Reclame (voldoen aan de reclamecode voor de kansspelen) Ervaring van de onderneming met het exploiteren van een speelautomatenhal voor eigen rekening en risico.
H - 17
5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten In de gemeente Gorinchem geldt geen verordening, gebaseerd op de Wet op de Kansspelen, die vergunningverlening voor een speelautomatenhal toestaat. Uw raad heeft in maart een positief principebesluit genomen. 6. Betrokkenheid derden Geen 7. Beoogd effect Beoogd effect van dit voorstel is het stellen van kaders voor de beoordeling van aanvragen voor een speelautomatenhal nieuwe stijl zodat de Burgemeester, gehoord Burgemeester en Wethouders, binnen die kaders de aanvragen kan beoordelen. Het beoogd effect van de vergunning is het laten realiseren van een speelautomatenhal nieuwe stijl binnen de gestelde voorwaarden. 8. Risico's of kansen Het toestaan van een speelautomatenhal nieuwe stijl is een stimulans voor vestiging van een nieuwe amusementsbedrijf gecombineerd met zakelijke faciliteiten„horeca- of hotelvoorzieningen. Dit betekent een uitbreiding van het aanbod van toeristische en recreatieve voorzieningen in Gorinchem in een periode van economische stilstand. Het risico op juridische procedures is groot omdat er een schaarse en waardevolle vergunning wordt verleend. Door een zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming worden de juridische en financiële risico's beperkt. 9. Financiële consequenties De leges voor de vergunning als voorgesteld in de gewijzigde legesverordening zijn kostendekkend. Per fase van beoordeling worden leges geheven zodat een aanvrager alleen de leges betaalt die verbonden zijn aan de beoordeling van zijn aanvraag. Concreet: als een aanvraag al in de beginfase niet ontvankelijk wordt verklaard, betaalt de aanvrager geen leges voor de laatste fase van beoordeling. 10. Vervolgproces Na vaststelling van de verordening en de reacties van de gemeenteraad op de concept beleidsregels stelt de Burgemeester, gehoord Burgemeester en Wethouders, de definitieve beleidsregels vast en zendt deze ter kennisneming aan de gemeenteraad. De inschrijvings- en gunningprocedure start begin oktober en de uitslag van de procedure kan in december bekend zijn. Vervolgens wordt de partij met de aanvraag die het hoogste scoort aan een Bibob-toets onderworpen. Aansluitend wordt de locatie van de partij die door de Bibob-toets komt, voorgelegd aan de gemeenteraad voor een principebesluit om de ruimtelijke procedure te starten. 11. Communicatie Partijen die zich eerder hebben gemeld voor een vergunning, zijn op de hoogte gesteld van de ontwikkeling van de speelautomatenverordening. Na vaststelling van de verordening en de beleidsregels wordt de inschrijvingsprocedure gestart. Dat wordt kenbaar gemaakt aan de partijen die zich eerder hebben gemeld en bekendgemaakt via de website. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Een aantal vragen uit de raadsbijeenkomst is schriftelijk beantwoord. Na informatieve vragen en beantwoording daarvan kunnen alle fracties instemmen met agendering van het voorstel voor de komende raadsvergadering. 13. Nadere standbepaling college De vragen uit de raadsbijeenkomst zijn schriftelijk beantwoord (zie bijlage 4), dit heeft geleid tot 2 tekstuele aanpassingen van de verordening. 14. Definitief voorstel raad 1. De speelautomatenverordening gemeente Gorinchem 2012 vast te stellen.
H - 18
2. De leges voor de vergunning speelautomatenhal vast te stellen op € 4.800,- en de leges voor de aanwezigheidsvergunning vast te stellen op € 34,- per speelautomaat. 3. De legesverordening daartoe te wijzigen.
Mevrouw Van Maaren: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt een raadsvoorstel voor een speelautomatenvergunning. Zoals tijdens de raadsbijeenkomst van 19 april gezegd, zijn wij kritisch over de komst van een speelautomatenvergunning. Wij houden meer van vers fruit, maar als deze dan toch in Gorinchem komt, willen wij het wel graag goed geregeld hebben, om eventuele wildgroei en verpaupering van de omgeving te voorkomen. De voorgestelde verordening lijkt daaraan te voldoen en komt voldoende tegemoet aan onze punten van zorg van destijds. De eisen die zijn gesteld op pagina 4, fase 1, toelatingscriteria, roepen bij ons nog wel een vraag op. Ik citeer: “De aanvrager moet een concreet perceel en/of ruimte aangeven waarop de aanvraag voor een vergunning speelautomatenhal betrekking heeft.” Verderop staat: “De aanvrager moet dus gerechtigd zijn over de ruimte of over het perceel te beschikken.” Ter verduidelijking: moet de aanvrager eigenaar en/of huurder van het pand zijn, of mag het ook een verklaring zijn dat bij het verlenen van de vergunning de aanvrage voor pand X zal gaan gelden? Graag ontvangen wij hier een antwoord op. Wij hopen dat iedereen een gelijke kans krijgt en dat transparantie betracht wordt bij het verstrekken van de vergunning. De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Dat GroenLinks tegen de komst van een gokhal is moge duidelijk zijn. Voor een uitgebreide argumentatie op dat punt verwijs ik u naar de notulen van de vergadering van april. Kort gezegd kwam het erop neer dat wij niet mee willen werken aan de komst van een instelling die erop gericht is mensen bewust geld uit de zak te kloppen en verslaving uitlokt. Ik kan u zeggen dat ons sentiment na het lezen van het voorliggende stuk nog niet erg ten positieve gekeerd is, integendeel. Uit het hele stuk blijkt hoe zeer we bezig zijn met een gokpaleis. Hele reeksen voorschriften worden gesteld, maar dan nog blijft het een gok of het allemaal wel goed komt. Aan het stuk kun je zien hoe glad het ijs waarop we ons op deze manier gaan begeven. Alle mogelijke moeite wordt gedaan om de risico’s die we lopen met zo’n speelhal dicht te timmeren, hetgeen wel aangeeft hoe groot die risico’s zijn; denk aan verslaving, overlast, criminaliteit en de invloed op kinderen. Daarnaast kost het hele project de gemeente ongetwijfeld geld. Er worden wel leges geheven, maar die zijn nooit genoeg om het hele traject van advisering, externe inhuur en vooral de juridische procedures te dekken. Dus, hoe je het ook wendt of keert, het gaat ons geld kosten. De inzet van deze hele kwestie is enorm hoog. Juist omdat zo’n gokvergunning erg gewild is – een lot uit de loterij, kun je zeggen – is de animo er enorm groot voor. Je kunt je dan ook voorstellen dat, als iemand eenmaal zo’n vergunning bezit, hij die niet zo snel meer zal afgeven. Als we nu besluiten deze verordening vast te stellen, nemen we dus een redelijk onomkeerbaar besluit. Van zo’n kansspelverordening kom je nooit meer af. Kortom: wij waren tegen de komst van een gokhal en door deze verordening is ons alleen maar meer duidelijk geworden wat voor grote risico’s we lopen. Het is een soort Russische roulette, en je moet maar hopen dat het goed uitpakt. Die gok willen wij niet nemen.
H - 19
De heer Van Luijk: Mijnheer de voorzitter. Zoals ik de vorige keer tijdens de raadsbijeenkomst al heb gezegd, heb ik niet zo veel met gokken, maar goed: ieder zijn meug. De VVD is wel blij met de komst van een hotel, want de kans daarop is, gezien de opbouw van de waardering in de selectieprocedure, bijzonder groot. Als je in deze regio weleens een meerdaags evenement hebt georganiseerd voor een hele grote groep mensen, weet je wel waarom ik daar blij mee ben, want het is best wel ingewikkeld om een paar honderd mensen één of twee nachten onder te brengen. Kortom, het is zowel goed voor de werkgelegenheid als voor de mogelijkheid om hier meer evenementen te organiseren, want het is gewoon een goede plek. In de raadsbijeenkomst heb ik samen met enige collega’s wat technische vragen gesteld. Mijn vragen betroffen de puntentelling en die zijn netjes beantwoord. Het systeem is in mijn ogen nog steeds niet optimaal, maar het werkt wel. Ook de vragen van mijn collega-raadsleden zijn naar mijn mening naar behoren beantwoord. Wat de VVD betreft kan gestart worden met de selectieprocedure. Wij zijn zeer benieuwd naar de uitkomsten van de selectie en in het bijzonder naar het uiteindelijk gekozen concept. Eén klein nabrandertje. In het raadsvoorstel wordt iets gezegd over de leges voor het verkrijgen van de vergunning en over een jaarlijkse bijdrage per automaat. Ik kan mij vergissen, maar in de meegestuurde legesverordening mis ik die laatste. Of ik lees eroverheen, of er is iets anders aan de hand. De heer Wildschut: Mijnheer de voorzitter. In de vergadering van april dit jaar hebben we het uitgebreid gehad over het concept-speelautomatenhal en de mogelijke effecten voor de stad. Die discussie wil ik niet overdoen. We hebben destijds wel gevraagd om bij de uitwerking van de verordening een aantal randvoorwaarden op te nemen, waarvan de belangrijkste voor ons zijn: minimale leeftijd van de bezoekers van 21 jaar, ruime aandacht voor verslavingszorg, de locatie niet in de binnenstad, de vorm van de beauty contest, een inzichtelijk gunningsproces en een combinatie met een zakelijk leasureconcept. Al deze zaken zien we terug in het voorstel en het resultaat is wat ons betreft dan ook een zeer compleet document met een gedetailleerde procesbeschrijving geworden. Een gedetailleerde beschrijving leidt soms tot gedetailleerde vragen; die zijn in de raadsbijeenkomst dan ook gesteld en ze zijn voor ons naar tevredenheid beantwoord. Kortom, we zijn tevreden over het proces, waarbij de vorm van inventarisatie vooraf in april, de mogelijkheid tot het stellen van randvoorwaarden, de uitwerking daarvan in dit voorstel en de wijze waarop daarmee tijdens de raadsbijeenkomst is omgegaan, nu in het uiteindelijke raadsvoorstel en de verordening tot een goed resultaat hebben geleid. De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. Wij menen dat het een weloverwogen beleid van de gemeenteraad was om geen speelautomatenhal, in wat voor stijl dan ook, te willen. De combinatie met een zakenhotel, die nu wordt voorgesteld, is naar ons idee gekunsteld. Wij geloven niet dat de kennelijk niet lonende exploitatie van zo’n hotel gecompenseerd wordt door gokopbrengsten. Als dat wel zo is, geeft dat alleen maar reden tot nadenken. Naar aanleiding van de beantwoording van een aantal vragen hebben wij nog een aanvullende vraag. Bij vraag 4 deelt u mede dat de borging van het totstandkomen van het hele concept – zijnde speelhal met hotel – plaats zal vinden via de uitvoeringsparagraaf van de bestemmingsplanprocedure. Kunt u aangeven wat u daarmee bedoelt? H - 20
Mevrouw Dansen: Mijnheer de voorzitter. Nadat we in april een principebesluit hadden genomen, moeten we nu een beslissing nemen over de speelautomatenverordening. Ik wil eventjes terug naar het verleden. In 1995 lag in deze raad een voorstel voor om in plaats van twee nog maar één gokautomaat toe te staan in horeca-inrichtingen. Uit de notulen van die vergadering wil ik het volgende citaat aanhalen: “De PvdA-fractie heeft al een aantal jaren aangedrongen op het terugbrengen van het aantal speelautomaten met een gokelement. We waren dan ook heel blij met het voornemen dat in een verordening vast te leggen. Het geluid van de branche heeft doorgeklonken om hier enigszins soepel mee om te gaan, maar daarvoor is onze fractie zeker niet gevoelig. Als argument werd onder andere aangevoerd dat uit de opbrengst een arbeidsplaats werd betaald. Wij zijn van mening dat dat dan maar uit een ander deel van de exploitatie moet komen. Naar onze mening wordt door de branche zeer onderschat dat dergelijke automaten tot een gokverslaving leiden.” Aldus de bijdrage van de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA, de heer Jack Oostrum. Het kan verkeren! De fractie van de VVD was op dat moment ook heel duidelijk: “Iedere regeling die de negatieve effecten van bijvoorbeeld gokverslaving kan inperken kan op onze steun rekenen. Het werkgelegenheidsargument vinden wij niet doorslaggevend.” Dat waren nog eens tijden! Tijden waarin in Gorinchem een gokhal niet was toegestaan. Dat had de SP graag zou willen houden. Wij hebben in april al gevraagd om de toegevoegde waarde van een speelautomatenhal. Die hebben we niet gekregen. Wel hebben we veel mogen horen over de werkgelegenheid die zo’n speelhal met zich zou brengen. Gestaafd met een helder verhaal of prognoses is dit evenwel niet. Wel lezen we dat “het toestaan van een speelautomatenhal nieuwe stijl het aanbod van leisure-activiteiten en horeca- of hotelvoorzieningen in Gorinchem kan versterken”. Kán versterken staat hier, niet zál versterken. Komt er eigenlijk wel een hotel, of wordt het uiteindelijk toch slechts een gokhal? En als werkgelegenheid zo’n belangrijke reden is om een speelautomatenhal mogelijk te maken, waarom is dat dan nergens in de regeling terug te vinden? Ik ben heel erg benieuwd, en de SP met mij, hoeveel werkgelegenheid überhaupt, en in het bijzonder hoeveel werkgelegenheid voor Gorinchem, dit project zal opleveren. Het zal u dan ook niet verbazen dat wij ook deze keer onze steun aan dit voorstel zullen onthouden. De voorzitter: Dames en heren. Dank u wel voor de steun die in z’n algemeenheid is betuigd met het voorstel dat voorligt… Mevrouw Dansen: Dat is wel een heel bijzondere interpretatie! De voorzitter: Nee hoor, ik kan tellen. Ik begin bij mevrouw Van Maaren, die heeft opgemerkt dat het pakket dat nu voorligt gerekend vanaf april op een correcte manier verder is ontwikkeld – in principe gold dit ook voor de heer Van Luijk en de heer Wildschut – en dat wat nu voorligt wel tot een paar vragen leidt, maar niet tot een algemene bedenking. Zo informeerde zij naar de betekenis van de zinsnede dat de aanvrager gerechtigd moet zijn te beschikken over de ruimte of het perceel. Welnu, dat betekent dat hij bij het verkrijgen van een vergunning feitelijk moet kunnen aantonen dat hij die vergunning ook daadwerkelijk kan uitoefenen. Het kan betekenen dat het perceel in zijn eigendom is, het kan betekenen dat hij H - 21
een huurcontract heeft, maar een intentieverklaring is onvoldoende wat ons betreft. Het hangt er een beetje tussen in. De feitelijke beschikking moet er zijn. Je kunt heel strak bepalen dat er sprake moet zijn van een eigendom of van een huurcontract, maar het kan ook nog een huurcontract met ontbindende voorwaarden zijn, omdat een aantal elementen nog onzeker zijn, ook voor betrokkene. Een intentieverklaring is in ieder geval onvoldoende in dit soort zaken. De heer Van Breemen heeft een betoog gehouden dat je als buitengewoon boeiend en interessant zou kunnen typeren, en daarnaast ook nog als emotioneel juist. Aan de andere kant kun je ook het contraire beeld nemen. Het gaat namelijk uit van een mensbeeld waarin mensen worden behoed zaken te doen. Je kunt ook uitgaan van de zelfstandigheid van de mens, die voor zich weet wat hij doet en tot waar hij kan gaan: de vrijheid van opereren; het zit altijd in die lijn. Wat betreft het kunnen beschikken over softdrugs heeft de heer Van Breemen een ander standpunt en toch leidt dat bijna tot hetzelfde beeld. De vraag is altijd: waar leg je, bij welke activiteit, de grens? Hij legt de grens hier, maar ik denk niet dat ik er veel woorden aan vuil behoef te maken om hem ervan te overtuigen dat het ook anders kan. De heer Van Luijk verwijs ik voor wat betreft zijn vraag over de leges voor speelautomaten naar hoofdstuk 16 inzake de kansspelen. De heer Van Luijk: Ik heb het inmiddels ontdekt, sorry. De voorzitter: Ik wist het ook niet, maar ik heb het hier voor me liggen! Jaarlijks wordt beoordeeld of de automaat als zodanig kan blijven staan en dan wordt jaarlijks ook weer leges geheven, omdat daarvoor werkzaamheden verricht moeten worden. De heer Wildschut zeg ik hartelijk dank voor zijn beoordeling van de vijf criteria en voor de tevredenheid die is uitgesproken over de beantwoording, ook van de gedetailleerde vragen. Zelf ben ik geen detaillist, maar het is toch keurig netjes op schrift gesteld en op orde gekomen. De heer Van der Roest heeft een vraag gesteld over de borging van het totstandkomen van het hele concept in de bestemmingsplanprocedure. Het is niet uitgesloten dat na ommekomst van de selectieprocedure ten aanzien van degene die in aanmerking komt voor deze vergunning, de raad alsnog een besluit zal nemen in het kader van de ruimtelijke ordening, want het bestemmingsplan als zodanig hoeft niet altijd te voorzien in de bestemming. Als de raad, hetzij in meerderheid, hetzij unaniem, de vrijheid geeft om dit te doen, kan dat niet de kans bieden om in het vervolg met succes ‘nee’ te zeggen, omdat een beroepsrechter in bezwaar zal oordelen dat de raad al een hele procedure heeft doorlopen en dat iemand daaraan verwachtingen mag ontlenen. Dat neemt niet weg dat de raad nog een extreme toets kan uitvoeren als hij van mening is dat op ‘die’ en ‘die’ punten toch niet is voldaan aan datgene wat eerder is gezegd. Met andere woorden: aan het eind van de rit is de raad niet vrij meer, maar hij kan wel een kritische kanttekening plaatsen bij datgene wat moet gebeuren in het kader van een ruimtelijke-ordeningsprocedure. Mevrouw Dansen is teruggegaan naar 1995. Ik kan eventueel nog wel verder teruggaan, zelf tot 1984, toen mijn voorganger, de heer Vleggeert, hierover een aantal behartigenswaardige opmerkingen heeft gemaakt, net als overigens ikzelf, en ook de heer Oostrum. Tussen 1995 en 2012 is er echter wel iets gebeurd op het gebied van de beschikbaarheid H - 22
en de globalisering van allerhande zaken, zo ook de kansspelen en dat soort zaken. In 1995 had de overheid met het hele pakket, dat toen beperkt aanwezig was, relatief veel in de hand, tegenwoordig is dat bepaald niet het geval. Door de beschikbaarheid van ‘x’ kansspelelementen op uw computer – niet op de mijne, want ik ben digibeet – ziet de wereld er heel anders uit dan in 1995. Daarnaast is de totale evaluatie van wat kan, wat kan gebeuren, of wat iemand tot zijn beschikking heeft, een andere dan destijds. De heer Van Breemen: Er is wel meer op internet beschikbaar wat we ook niet gaan faciliteren. De voorzitter: Ik zou niet weten wat. Wat faciliteren we dan niet? De heer Van Breemen: Pornografie bijvoorbeeld. De voorzitter: Pornografie niet, nee, maar dat is ook strafbaar. Dit is niet strafbaar. Wat ik alleen wil aangeven is dat de wereld evolueert, dus ook meningen en ideeën die rond deze zaak bestaan en ook de vrijheid die je als mens kunt toepassen of niet kan toepassen. Duidelijk is – mevrouw Dansen – dat wij geen speelautomatenhal in zich zullen toestaan. De criteria ter zake zijn heel duidelijk en de suggestie die u deed dat er straks alleen maar een speelautomatenhal zal staan gaat niet op… Mevrouw Dansen: Daar zal ik u aan houden. De voorzitter: De raad heeft daarvoor duidelijke criteria voorgelegd gekregen. De werkgelegenheidsontwikkeling kan niet gemeten worden aan de enkele activiteit, maar moet gemeten worden aan het complex dat de raad hierbij in zijn geheel meegeeft. Dat kan – merk ik aan het adres van de heer Van Luijk op – niet alleen een hotel zijn, want dan zouden we in overtreding zijn. Het zal een brede weging moeten zijn, maar het moge duidelijk zijn dat in die weging de mening die de raad hier ventileert een nadrukkelijke rol zal spelen. Het woord is in tweede termijn aan de raad. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. Van de eerste termijn hebben wij geen gebruik gemaakt, omdat alles in april en in de achterliggende bijeenkomsten al heel duidelijk betrokken is. Wij vinden het stuk erg goed en alle afspraken staan er goed in. In tweede termijn wil ik graag even reageren op de woorden van mevrouw Dansen. Natuurlijk staan wij nog steeds achter het uitgangspunt dat in een café, een laagdrempelig uitgaansniveau waar ook kinderen komen, geen gokautomaten mogen worden neergezet. We praten hier echter over een heel andere situatie. De complexiteit van bijvoorbeeld een hotel, met dit als toegevoegde waarde voor iets als een hotel, is geen laagdrempelige voorziening. Zonder sleutelkaart van je hotelkamer kom je niet in zo'n ruimte… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Laagdrempeligheid was in 1995 niet het punt. Aan de orde was toen een heel principieel punt, waarbij de PvdA aangaf mensen niet te willen aanzetten tot gokken. Nú hanteert u echter wel laagdrempeligheid als argument.
H - 23
Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Zoals de voorzitter al zei, leven we in een veranderde tijd. Wij hebben een zware afweging moeten maken tussen het ene punt van destijds en het punt van nu. De komst van een hotel, of een complexiteit van dien aard, met deze toegevoegde activiteit, is voor ons een andere keuze dan waar we destijds voor stonden, vandaar dat wij dit kunnen steunen, zeker gezien alle voorwaarden die de raad in zijn geheel heeft gesteld… Mevrouw Dansen: De PvdA heeft er natuurlijk recht op van mening te veranderen, ik wilde alleen van de gelegenheid gebruik maken om iedereen te herinneren aan de principiële standpunten die hierover eerder zijn ingenomen. We hebben het over gokverslaving, niet alleen over gokverslaving van kinderen, maar over gokverslaving in het algemeen, en ook zonder sleutelkaart zult u in een hotel kunnen gokken. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Die kans is er, dat ontkennen wij ook niet, maar wij menen wel dat er nu een heel andere omstandigheid is en dat deze verordening daar heel anders mee omgaat. Wij zien het niet alleen als een gokautomatenhal. De voorzitter hebben wij ook horen zeggen dat het daar niet over gaat. Het gaat over een onderdeel van een complex geheel. De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. U hebt gezegd dat de kans vrij groot is dat een bestemmingsplanwijziging tot stand zal moeten komen. Tot zover zijn wij het eens. Ik wijs er echter op dat wij in dit land toelatingsplanologie kennen. Je kunt bij een bestemmingsplan niemand verplichten iets te bouwen. Je kunt er wel voor zorgen dat het mag, je kunt er ook voor zorgen dat iets niet mag, maar je kunt niet bepalen dat ergens bijvoorbeeld alleen maar een hotel met gokhal mag worden gebouwd. Het is volstrekt onmogelijk om dat in de Nederlandse context te doen. De voorzitter: Dames en heren. Naar aanleiding van de opmerkingen van mevrouw Biesheuvel en mevrouw Dansen wijs ik erop dat de discussie die destijds werd gevoerd niet primair door de gemeente werd geïnitieerd, maar voortvloeide uit landelijke wetgeving inzake de bereikbaarheid van kansspelautomaten, waarop de gemeente haar verordening vervolgens heeft aangepast. Dat in het kader van die discussie ook een iets anders discussie is gevoerd, is iets anders, maar het was een lijn die landelijk was aangegeven. Wat de heer Van der Roest heeft opgemerkt is technisch en theoretisch misschien allemaal wel correct, maar waar het in principe om gaat is dat er een aantal kandidaten zijn die nadrukkelijk opteren voor de combinatie die wij op enigerlei wijze willen hebben. Niet voor niets is in de richting van de raad enige forse druk uitgeoefend door partners die daar iets willen doen. Wij hebben de stellige verwachting dat, wanneer de selectie is afgerond, ook daadwerkelijk een bouwvergunning zal worden aangevraagd. Natuurlijk hoef je een bouwvergunning niet in te vullen, maar wij gaan ervan uit dat dat wel het geval zal zijn. Bovendien kunnen we aan een bouwvergunning wel degelijk een termijn stellen voor het realiseren ervan. Gebeurt dat binnen de gestelde termijn niet, dan kunnen we altijd nog een volgende kandidaat die staat te trappelen daarvoor in aanmerking laten komen. Aan de orde is de besluitvorming.
H - 24
Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Het zal u niet verbazen dat onze fractie tegen zal stemmen. Wij willen niet een heel verhaal over de verordening houden en we willen ook het werk van de ambtenaren niet onderschatten, maar hoe u het ook optuigt: wij blijven tegen Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierop bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties van GroenLinks, ChristenUnie/SGP, SP en Gorinchem Solidair tegen aanvaard. 9. Milieubeleidsplan 2012-2016 (nr. 2012-870). 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel 1. Het bijgevoegde Milieubeleidsplan 2012-2016 vast te stellen; 2. Kennis te nemen van het uitvoeringsprogramma 2012-2016. Het geldende milieubeleidsprogramma bevat het huidige milieubeleid en de looptijd is inmiddels geëindigd. Bovendien vormen de raadsopdracht "Duurzaam Gorinchem" en ontwikkelingen in het kader van het rijksbeleid aanleiding om een nieuw milieubeleidsplan op te stellen. In het voorliggende Milieubeleidsplan 2012-2016 staan drie concepten centraal: klimaatbestendige stad, leefbare stad en verantwoordelijke stad. De doelstellingen, speerpunten en indicatoren zijn per concept verwoord. Verder is een uitwerking opgenomen in projecten en activiteiten voor de periode 2012-2016. Deze projecten en activiteiten zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma, dat kan worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders nadat u het Milieubeleidsplan 2012-2016 heeft vastgesteld. 2. Fase trechter Eerder is de raadsopdracht Duurzaam Gorinchem door uw raad vastgesteld. In het conceptMilieubeleidsplan 2012-2016 zijn alle deelonderwerpen van de raadsopdracht verwerkt. Meer hierover vindt u in het eerste hoofdstuk. Conform de gemaakte domeinafspraken zijn de projecten en activiteiten opgenomen in een uitvoeringsprogramma. Vaststelling van het beleidskader, dat is opgenomen in het Milieubeleidsplan, kan door uw raad gebeuren. Na vaststelling van het plan wordt het uitvoeringsprogramma ter vaststelling aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd. Op dit moment is de keuzefase aan de orde en wordt het beleidskader ter vaststelling aan u voorgelegd. 3. Inleiding / aanleiding Het geldende milieubeleid is verwoord in het Milieubeleidsprogramma 2008-2012. Dit beleid is in mei 2008 vastgesteld en daarna is met de uitvoering gestart. Gezien de eindtijd van dit Milieubeleidsprogramma hebben wij besloten een nieuw Milieubeleidsplan op te stellen voor de jaren 2012-2016. Ook de raadsopdracht "Duurzaam Gorinchem" en ontwikkelingen in het kader van het nieuwe rijksbeleid vormen aanleiding om een nieuw Milieubeleidsplan op te stellen. De raadsopdracht "Duurzaam Gorinchem" bevat zes deelopdrachten en die zijn verwerkt in het Milieubeleidsplan. Een schema met het verband tussen de drie concepten van het Milieubeleidsplan (klimaatbestendige stad, leefbare stad en verantwoordelijke stad) en de raadsopdracht vindt u in paragraaf 1.3 van het Milieubeleidsplan en in bijlage 1. 4. Inhoud / Kaders De drie genoemde concepten staan centraal in het Milieubeleidsplan 2012-2016. Klimaatbestendige stad gaat met name over het realiseren van duurzame energie en energiebesparing en het verbeteren van biodiversiteit. De doelstellingen voor de komende periode vindt u op pagina 11. Het concept leefbare stad stelt de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de Gorcumse burgers centraal. Hierbij gaat het ondermeer over geluid- en luchtkwaliteit en externe veiligheid. De doelstellingen vindt u op pagina 17.
H - 25
Bij het concept verantwoordelijke stad staat de voorbeeldfunctie en de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente centraal. De onderwerpen in dit hoofdstuk zijn zeer divers. In hoofdstuk 4 vindt u een beschrijving van o.a. duurzaam inkoopbeleid, gemeentelijk afvalbeleid, energiebesparing gemeentelijke gebouwen en openbare verlichting, duurzame evenementen en het gemeentelijk wagenpark. De doelstellingen zijn verwoord op pagina 21. Bij de behandeling van de Perspectiefnota 2013 op 5 juli 2012 heeft het CDA een motie ingediend, die is overgenomen, over een verkenning naar de mogelijkheden voor een duurzamer lokaal bestuur. Deze mogelijkheden zijn verwoord in het bijgevoegde Milieubeleidsplan, dat een kader vormt om te komen tot een Duurzaam Gorinchem. Met dit Milieubeleidsplan wordt het gedegen milieubeleid uit de voorgaande periode voortgezet en geactualiseerd. In de themabijeenkomst voor de raad op 10 mei 2012 is het concept-Milieubeleidsplan besproken. Gemaakte opmerkingen zijn verwerkt en het beleidsdeel en uitvoeringsdeel zijn gescheiden. Op dit moment krijgt u het beleidskader ter vaststelling voorgelegd. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Het geldende milieubeleid is verwoord in het Milieubeleidsprogramma 2008-2012. Verder beschouwen wij de raadsopdracht Duurzaam Gorinchem als een belangrijk kader. Nieuwe onderwerpen ten opzichte van het bestaande beleid zijn elektrisch rijden en biodiversiteit. Over laadpunten voor elektrisch rijden heeft al eerder besluitvorming plaatsgevonden. 6. Betrokkenheid derden Het Milieubeleidsplan is tot stand gekomen in overleg met HVC, het Natuurcentrum, Poort6, de Waardlanden en de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. De actiepunten en projecten uit het uitvoeringsprogramma zijn met hen afgesproken. Begin september jl. hebben wij een positief en opbouwend advies ontvangen van het Jongerenplatform. Dit advies is bij dit voorstel gevoegd en bevat interessante suggesties, die grotendeels betrekking op onderwerpen die reeds opgenomen zijn in het Milieubeleidsplan. De ideeën nemen wij mee tijdens de uitvoering van het plan. Na besluitvorming zal het beleidsplan conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht bekend worden gemaakt en gedurende zes weken ter inzage liggen. 7. Beoogd effect Het beoogd effect van dit voorstel is het vastleggen van een termijnvisie op milieu en duurzaamheid voor de periode 2012 en 2016 en hiermee een kader te bieden voor de uitvoering in die periode. 8. Risico's of kansen Er zijn geen risico's verbonden aan vaststelling van dit plan. Wel is het een kans voor de gemeente om zich te profileren als een Duurzame stad. Het realiseren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat (werkgelegenheid) voor bedrijven en burgers is een hoofddoel van het Milieubeleidsplan 9. Financiële consequenties Bij het opstellen van het Milieubeleidsplan 2012-2016 is uitgegaan van de bestaande milieubudgetten en de bestaande milieuformatie. Binnen de afdeling REO is er 2,8 fte milieuformatie en een regulier milieubudget van in totaal € 72.500,- voor o.a. milieucommunicatie, bodem en milieubeleid. Hiervan is een bedrag van € 33.7000,- voor milieucommunicatie (waarvan € 25.500,- bestemd is voor subsidie voor natuuren milieu-educatie). Voor bodem is € 13.000,- beschikbaar (o.a. voor partijkeuringen en calamiteiten, zoals olie op de weg) en voor geluid en projecten duurzame bedrijvigheid € 5800,-. Van het genoemde bedrag van € 72.500,- wordt € 20.000,- besteed aan projecten in het kader van het milieubeleid. Daarnaast is er een budget van € 507.400,- voor de uitvoering van milieutaken door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Dit budget is voor vergunningverlening, het uitvoeren van controles bij bedrijven, het beheren van bodeminformatie en het adviseren over milieu-aspecten van ruimtelijke projecten. Bekend is ds dat dit budget onvoldoende is om het adequate uitvoeringsniveau te realiseren, dat onlangs op Regionaal niveau is vastgesteld voor de Wabo-milieutaken (omgevingsvergunning milieu, behandelen meldin-
H - 26
gen, toezicht en handhaving). Om de Wabo-milieutaken op het vastgestelde regionale uitvoeringsniveau uit te voeren is voor deze taken met ingang van 2013 een additioneel budget benodigd van € 55.400,-. Nadere besluitvorming hierover vindt plaats bij de behandeling van de begroting 2013. In het hoofdstuk klimaatbestendige stad is bij het onderwerp duurzame energie vermeld dat het de bedoeling is samenwerkingsvormen op te zetten. Als daar meer duidelijkheid over is, wordt dit voorgelegd aan uw college. De opzet, de rol van de gemeente en de financiële consequenties worden bepaald in een onderhandelingsproces en worden per project aan u voorgelegd. Ten aanzien van de bezuinigingstaakstelling is nog op te merken dat bij de Perspectiefnota 2009 reeds fors is ingeleverd op de budgetten voor het milieubeleid. Daarna is per 1 maart 2012 formatie van 0,24 fte ingeleverd. Hiermee is voldaan aan de taakstelling voor milieu in het kader van AHAD 1 en 2 en is er nog zeer gering werkbudget voorhanden. Met dit werkbudget en de aanwezige formatie zal na vaststelling uitvoering worden gegeven aan het Milieubeleidsplan. 10. Vervolgproces Indien uw raad instemt, wordt het uitvoeringsprogramma ter vaststelling voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders. Daarna wordt het gehele beleidsplan inclusief het uitvoeringsprogramma conform de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegd. 11. Communicatie De besluitvorming kan via de reguliere kanalen gecommuniceerd worden. Verder wordt het beleid besproken met allerlei betrokkenen, die een rol spelen in de uitvoering van projecten en activiteiten. Ook wordt het beleid intern binnen de gemeente besproken, zodat het geldende beleid bekend is en uitvoering gegeven kan worden aan de projecten en activiteiten. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Op 4 september jl. heeft de raad het milieubeleidsplan besproken tijdens de raadsbijeenkomst. Het milieubeleidsplan is positief ontvangen. Er is een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. De vragen zijn beantwoord en de opmerkingen zijn verwerkt in het voorliggende milieubeleidsplan. Daarnaast heeft de heer Van Luijk nog schriftelijke vragen en opmerkingen ingediend. Deze hadden betrekking op diverse onderdelen en zijn ook verwerkt in het milieubeleidsplan. 13. Nadere standbepaling college Niet van toepassing. 14. Definitief voorstel raad 1. Het bijgevoegde Milieubeleidsplan 2012-2016 vast te stellen; 2. Kennis te nemen van het uitvoeringsprogramma 2012-2016.
De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Zoals u zult begrijpen, kan GroenLinks nu een wat tevredener toon laten horen. Wij hebben halsreikend uitgekeken naar dit Milieubeleidsplan. Duurzaamheid en milieubeleid zijn zaken die ons na aan het hart liggen en ik kan nu al wel zeggen dat wij best ingenomen zijn met het eindresultaat. Bij het vorige college was de norm altijd: doen wat wettelijk echt moet en verder zo min mogelijk inspanningen verrichten. Lezen we het Milieubeleidsplan dat thans voorligt, dan blijkt dat nu wel anders te zijn. In de lijstjes met speerpunten is het woord ambitie duidelijk in de meerderheid, vergeleken met wettelijk verplicht, en dat vindt GroenLinks volkomen terecht. Als het om milieubeleid gaat, mag, nee: moét je ambitieus zijn en dat ademt dit beleidsplan ook uit. Dat dit niet alleen de overtuiging van het college en van GroenLinks is blijkt wel uit de positieve reacties die ons van allerlei kanten bereiken. POORT6, HVC, het Natuurcentrum en Waardlanden hebben met ons meegedacht en het bedrijfsleven, ja zelfs de IKG, is enthousiast. Ook heeft het Jongerenplatform een gede-
H - 27
gen en goed advies geschreven, waarin het ons oproept en tips geeft om duurzaam energieverbruik en biodiversiteit te bevorderen en om de Gorinchemmers te verleiden mee te doen om zelf ook een steentje bij te dragen aan het milieu. Voor dit waardevolle advies verdient het Jongerenplatform veel dank en complimenten. Het college verzoeken wij dringend deze adviezen ter harte te nemen in de verdere uitvoering van het plan, want dat is namelijk precies de kern van het milieubeleid: je zult het samen met je inwoners, je ondernemers en de bedrijven van Gorinchem moeten doen; alleen red je dat niet. Of het nu gaat om de hoeveelheid duurzame energie die je produceert, de CO2uitstoot, of de verbeterde scheiding van afval, je kunt als gemeente wel mooie ambities hebben, maar als je je burgers niet weet te verleiden mee te doen, zal er weinig van terecht komen. De samenwerking, de voorlichting en het overleg, die in het beleidsplan en zeker in het uitvoeringsprogramma verwerkt zijn, vinden wij dan ook een prima insteek. Wat gedetailleerder kijkend naar het beleidsplan, wil ik nog enkele onderwerpen aanstippen die GroenLinks belangrijk vindt. Zo zijn daar natuurlijk de millenniumdoelen, het elektrisch rijden, het duurzaam inkoopbeleid en de milieu-educatie, dingen die we de laatste jaren al goed op de rails hebben gezet. Er zijn ook wat minder zichtbare, maar even belangrijke dingen, zoals grond-, lucht- en waterkwaliteit. En er zijn ook dingen die nog op gang moeten komen. Hierbij denken we aan het Fietsplan en het duurzaam energiebedrijf. Met name het duurzaam energiebedrijf is iets wat ons aanspreekt. Het lijkt voor een gemeente als Gorinchem misschien erg ambitieus, maar in de gemeente Lochem, weliswaar qua oppervlakte groter, maar qua inwoneraantal iets kleiner, is zo’n energiebedrijf al jaren een groot succes. Een lokaal duurzaam energiebedrijf heeft allerlei voordelen. Belangrijk eraan is dat je bedrijven die normaal zelf niet rendabel energiemaatregelen kunnen nemen, nu verenigt, zodat ze op grotere schaal die maatregelen wel kunnen nemen. Daarnaast levert het werkgelegenheid en inkomsten op. Behalve dat je een bijdrage levert aan energiebesparing en CO2-reductie, levert het dus ook voordelen op andere vlakken op. Bij milieubeleid moet je altijd uitkijken voor het opgeheven vingertje. Dat ligt namelijk op de loer bij dit soort zaken. Het moet niet een gij zult energie besparen-verhaal worden. Daarom heb ik bewust al een aantal keren het woordje verleiden gebruikt. Door mensen voor te lichten, andere voordelen te bieden dan alleen de milieuwinst en door te laten zien hoe leuk natuur en milieu eigenlijk kunnen zijn, valt veel meer winst te behalen dan door allerlei dingen te verbieden. Daartussen moet dus een goede mix gevonden worden. Een goed voorbeeld hiervan kan het beleid op duurzame evenementen worden. Aan de ene kant moet je soms streng zijn en onnodige milieuvervuilende evenementen stoppen, of verduurzamen, maar aan de andere kant moet je ook een positieve impuls geven, door duurzame evenementen als Smaak of Lekker Gorinchem, maar bijvoorbeeld ook door wat meer reclame te maken voor de biologisch afbreekbare bekers, die blijkbaar al jaren bij de Zomerfeesten gebruikt worden. Ik voelde me altijd heel schuldig als ik mijn beker op de grond gooide, maar dat hoeft helemaal niet… De voorzitter: Toch wel hoor! Er staan prachtige zakken waarin u ze allemaal kwijt kunt. De heer Van Breemen: U weet hoe druk het is op de Zomerfeesten… H - 28
De voorzitter: Maar u weet ook hoeveel CO2 die veegmachine moet uitstoten. De heer Van Breemen: Het wordt met de hand geveegd! De voorzitter: Ook die handveegmachine stoot CO2 uit! De heer Van Breemen: Maar goed: maak dus reclame voor zulke leuke dingen. Smaaq en Lekker Gorinchem zijn hele goede voorbeelden. Kortom, door strenge, maar ook en vooral slimme maatregelen kun je heel veel voor elkaar krijgen. Ik constateerde al dat er een ambitieus Milieubeleidsplan voor ons ligt, érg ambitieus, maar wat GroenLinks betreft niet té ambitieus. Bij lang lopende beleidsplannen als deze is het goed om een stip aan de horizon te zetten als richtpunt waar je naartoe kunt werken. Deze stip moet je niet zó zetten dat je niets hoeft te doen om hem te bereiken, maar je moet hem ook niet zó zetten dat je er nooit zult komen. Kortom, je moet hem precies zó zetten dat je een goed punt hebt waar je je op kunt richten, en dat is precies wat in dit beleidsplan wat ons betreft gedaan wordt. We zullen er dan ook van harte mee instemmen. De heer Barth: Mijnheer de voorzitter. Het Milieubeleidsplan is aan onderhoud onderhevig. Wet en regelgeving veranderen, maar ook onze lokale situatie in Gorinchem vraagt om maatwerk. Wij willen Gorinchem namelijk aantrekkelijk maken voor burgers en bedrijven, om zich hier te vestigen. Kort willen wij inzoomen op de drie concepten waaruit het beleidsplan is opgebouwd: klimaatbestendige stad, leefbare stad en verantwoordelijke stad. Klimaatbestendige stad. De Europese Commissie heeft als doel gesteld om in 2020 al 20% van het energieverbruik duurzaam op te wekken. Is het doel uit het beleidsplan om in 2035 50% van de energiebehoefte duurzaam op te wekken dan ambitieus of niet? Wetend dat vandaag nog geen 1% van ons energieverbruik in Gorinchem duurzaam is, zijn wij het eens met de opstellers dat 50% duurzame energie in 2035 een goede richting aangeeft. Toepassing van aardwarmte is nog niet rendabel zonder subsidies en de investeringen zijn hoog. Biogasinstallaties redden het ook niet zonder subsidies. Wat zou dan wel kansrijk zijn in Gorinchem? De biomassacentrale, dus houtverbranding, lijkt voor de lokale toepassing het meest rendabel en is een bewezen techniek uit het buitenland. Een adviseur in duurzame energie heeft onze fractie voorgerekend dat het terugverdieneffect circa vijf jaar bedraagt, als het direct bij een grootverbruiker als het Caribabad wordt geplaatst. Hierbij zijn Esco-constructies, zoals genoemd in het beleidsplan, uitermate geschikt, omdat de gemeente zelf geen investering hoeft te doen en de besparingen worden gegarandeerd door een externe partij, die ook verantwoordelijk is voor onderhoud en beheer. Uitwerking van concrete lokale projecten, zoals beschreven in het beleidsplan, aangevuld met energiebesparende maatregelen, zoals Gorinchem bespaart – u weet wel: die mogelijkheid om woningen te isoleren – moeten naar onze mening actief worden vorm gegeven door de energiecoördinator. Wat de ChristenUnie/SGP betreft, dient de gemeente herin het vliegwiel te worden voor bedrijven en burgers. Leefbare stad, oftewel welzijn, geluid- en luchtkwaliteit. In dit thema kan en is het beleidsplan veel concreter dan bij de klimaatbestendige stad. De doelstellingen zijn helder en ‘smart’ geformuleerd. U weet dat ik tijdens de raadsbijeenkomst aandacht heb ge-
H - 29
vraagd voor de geluidsoverlast in Gorinchem-Oost door de Betuwelijn. Mijn fractie is dan ook verheugd met de concrete aanvulling ten aanzien van de Betuwelijn in het Milieubeleidsplan. De geluidsmetingen zullen in 2013 worden verricht en gerapporteerd. Ik zeg maar zo: meten is weten. De treinen versnellen namelijk zodra zij de geluidswallen in Gorinchem-Oost passeren, en dat is hoorbaar tot aan de Merwededijk. Uit een concept-meetrapport van ProRail bleken de meeste meetwaarden ter hoogte van Hardinxveld-Giessendam te liggen tussen 92 en 100 dB. Ter vergelijking: de omgevingsvergunning voor de Zomerfeesten in Gorinchem staat een maximaal geluid toe van 95 dB, en dat was afgelopen zomer in heel Gorinchem te horen. We hebben het dus ergens over, namelijk woongenot. Dit brengt ons op een ander goed punt, namelijk het voornemen om het huidige festiviteiten- en evenementenbeleid uit 2002 tegen het licht te houden van de nieuwe regelgeving met betrekking tot de geluidshinder. Tijdens de al genoemde Zomerfeesten zijn er namelijk beduidend meer geluidsoverlastmeldingen bij de gemeente binnengekomen. Verantwoordelijke stad. Hierbij een korte opmerking en een aanbeveling over het scheiden van huishoudelijk afval. In het beleidsplan wordt gefocust op bronscheiding, het afval scheiden bij de burger dus. Nu zijn er inmiddels diverse pilots gehouden, buiten Gorinchem, met het mechanisch scheiden achteraf. De resultaten hiervan zijn zelfs significant hoger dan bij bronscheiding. Zo heeft Rotterdam, in samenwerking met Van Gansewinkel, positieve resultaten geboekt bij zo’n pilot. Onze aanbeveling is dergelijke mogelijkheden ook mee te nemen in de regionale aanpak van het scheiden van huishoudelijk afval. Bij bronscheiding is de bewustwording hoog, maar uiteindelijk telt het resultaat. Samenvattend: er ligt een goed en voor zover mogelijk concreet beleidsplan voor ons. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van Breemen. Wij zijn blij met het beleidsplan en zeggen u dank voor alle aanpassingen. Mevrouw Van Maaren: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben de natuur en cultuur geërfd van onze voorouders en te leen van de mensen die na ons komen. Dat vraagt dat wij verder dienen te kijken dan ons eigen belang. Beheren en beheersen zijn niet voldoende. Om een betere samenleving te krijgen zijn creativiteit en innovatie nodig. Deze tekst staat als uitgangspunt op de CDA-site. Mede omdat wij veel waarde hechten aan een leefbare samenleving, nu en in de toekomst, heeft het CDA tijdens de verkiezingen het hoogst ingezet om de komende jaren een verbeterslag te maken in milieubeleid. Juist in tijden waarin de economische groei nihil is, is deze verbeterslag goed te maken. Naast de raadsopdracht duurzaam Gorinchem heeft het CDA in de raadsvergadering van 5 juli via een motie nog extra aandacht gevraagd, om een inventarisatielijst op te stellen naar mogelijkheden om lokaal duurzamer te handelen, met name in kleinere zaken als papierloos werken, toeristische informatiepalen in plaats van dure brochures, een gemeenteapp in plaats van een dure gemeentegids, etc. Het voor ons liggende raadsvoorstel doet ons goed. Het Milieubeleidsplan is een gedetailleerd en duidelijk plan, al had het af en toe wel iets hoger in ambitie mogen liggen. Enkele opmerkingen willen wij nog maken.
H - 30
Bij risico’s en kansen vindt het CDA het naast een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en burgers ook van belang dat we bijdragen aan een beter milieu, en dus gezondheid, voor ons een iets zwaarder punt dan alleen een vestigingsklimaat. Helaas is de opgewekte duurzame energie, door verklaarbare redenen volgens mij, onder 1% gebleven. Als doelstelling had het CDA om in 2016 landelijk naar 8% te laten groeien, maar daarvoor ben je zowel lokaal als landelijk afhankelijk van vele factoren. In het plan lezen wij wel percentages tot 2020, maar voor mij niet altijd duidelijk tot 2016, de duur van dit Milieubeleidsplan. Wij nemen echter aan dat die in de lijn liggen. Het streven om in 2015 honderd procent duurzaam in te kopen aan goederen en diensten is ons inziens mooi verwoord, maar niet altijd realistisch om het zo te benoemen. Zou u honderd procent energie afnemen van een windmolen, dan is dit niet honderd procent duurzaam, omdat de kappen van deze molens niet afbreekbaar zijn in het milieu. Dit is maar één voorbeeld, maar elk streven om weloverwogen in te kopen wordt door ons gewaardeerd. Wij zijn trouwens wel voor windenergie, omdat, als je nu niet investeert in deze of andere vormen van duurzame energie, de techniek niet verder tot ontwikkeling zal komen en dus stagneren. Om deze planeet ook in de toekomst leefbaar te houden, zullen we blijvend moeten investeren, ook al is het in eerste instantie niet altijd duurzaam. Het streven om in 2015 honderd procent duurzaam in te kopen zouden wij ook graag terugzien in een hoog percentage door de gemeente te produceren producten, zoals een gemeentegids, promotiemateriaal etc. Een inventarisatielijst, waarom destijds is gevraagd, hebben wij niet kunnen terugvinden in het beleidsplan, maar misschien staat het verdeeld onder de diverse koppen. Hoewel wij akkoord gaan met het Milieubeleidsplan, is het CDA nog steeds geen voorstander van een millenniumgemeente. Het is geen taak van de lokale overheid om met lokaal gemeenschapsgeld ontwikkelingsbeleid te voeren. Dat is ons inziens het domein van de landelijke politiek, of externe organisaties. Lokaal kunnen wij niet beschikken over de juiste kennis om een gedegen advies te geven in andere culturen of landen. Daarom vinden wij dit verspilling van geld en energie en valt het voor ons zeker niet onder het begrip duurzaam. Ondanks deze laatste opmerking is de rest van het Milieubeleidsplan een goede basis en een handreiking voor de toekomst. De heer Van Luijk: Mijnheer de voorzitter. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het Milieubeleidsplan. Het is een prettig leesbaar document geworden met veel ideeën en ambitie. Het is leuk te zien dat, ondanks de stelling van wethouder Rijsdijk dat het niet de bedoeling was in het document allerlei wijzigingen aan te brengen, een aantal van mijn schriftelijke opmerkingen toch is meegenomen. Dank daarvoor. Terug naar de ambitie. Wij vragen ons wel af of het plan niet te veel ambities bevat. In zekere zin lijkt het een beetje op het eerste resultaat van een brainstormsessie, met daarin goede en minder goede ideeën. Onze mening over het fenomeen millenniumgemeente moge inmiddels bekend zijn. Goede items vinden wij bijvoorbeeld een warmtecentrale op snoeihout. Als je door de Avelingen loopt en er is net gesnoeid, dan zie je wat er allemaal van af komt en het is goed dat daaraan een nuttige bestemming wordt gegeven. Uitermate kritisch is de VVD over het concept van een eigen energiebedrijf, of in ieder geval participatie daarin. De energiemarkt is een zeer dynamische markt, met bijbeho-
H - 31
rende risico’s. Laat het energiebedrijf geen tweede grondexploitatie zijn. De VVD is dan ook voor het meewerken aan en het faciliteren van duurzame initiatieven, echter wel in een zodanige constructie dat daaraan voor de gemeente zeer weinig risico verbonden is. Wij realiseren ons dat de gemeente niet altijd langs de zijlijn kan staan, bijvoorbeeld in een situatie waarin een stadsverwarmingsnet over gemeentegrond loopt. Daarin zullen we moeten participeren, maar nogmaals: wat de VVD betreft met gepaste voorzichtigheid en nuchterheid. Mevrouw Van Dalen-Eggink: Mijnheer de voorzitter. Het Milieubeleidsplan 20122016 is een mooi plan met mooie ambities, redelijk ambitieuze ambities zelfs, en daar is de SP blij mee. Wij kijken dan ook nieuwsgierig uit naar het vervolg. Naast de mooie plannen die we voor onszelf hebben zijn we ook erg blij met de samenwerking in de regio waarnaar gestreefd wordt. Milieu houdt namelijk niet op bij de eigen achterdeur. Juist op dit terrein kan door schaalvergroting milieuwinst behaald worden, zoals we nu al zien met de gezamenlijke reiniging. Een technische vraag waaraan ik de vorige keer niet ben toegekomen is bij ons gerezen naar aanleiding van de volgende passage op pagina 16, onder ‘Vervoer gevaarlijke stoffen’: “Bij de diverse ruimtelijke plannen is gebleken dat het groepsrisico vanwege de Betuweroute de oriëntatiewaarde overschrijdt.” Heeft dit nog praktische gevolgen, behalve de schriftelijke verantwoording van het groepsrisico? Het Milieubeleidsplan bevat mooie ambities en ook een hele hoop. Ik zie echter dat op dit moment al andere keuzes worden gemaakt als het gaat om financiën en duurzaamheid. Bij AHAD-1 en -2 zijn natuurlijk al bezuinigingen doorgevoerd, maar ook in de discussie over de woonvisie deze week stond duurzaamheid niet heel erg hoog op de lijst van prioriteiten bij alle fracties en ik vrees dat er de komende tijd met de grote bezuinigingen wel meer dingen zullen sneuvelen. In hoeverre wordt daarmee in dit plan rekening gehouden? De heer Van Luijk: Ik had in de bijeenkomst over de woonvisie helemaal niet het idee dat duurzaamheid niet zo hoog op de agenda stond. Mevrouw Van Dalen-Eggink: Er is wel over gepraat, maar toen we de onderwerpen langs liepen die bij de verschillende mensen hoog op de lijst stonden, bleken die vooral te gaan over vragen als: hoe gaan we bouwen, wat gaan we bouwen, enz.? Duurzaamheid was wel één van de onderwerpen, maar niet een heel groot. In het Milieubeleidsplan komt het veel nadrukkelijker naar voren dan de afgelopen week het geval was. De voorzitter: Ik constateer dat dat een kwalitatieve waarneming is die verschillend interpretabel is in de raad, als ik het zo bekijk. Mevrouw Van Dalen-Eggink: Dit was mijn interpretatie. Er zal heel wat enthousiasme en motivatie van binnenuit moeten komen om het beleidsplan goed uit te voeren. In de huidige economische situatie zijn derde partijen, burgers, bedrijven en alle andere instanties, heel belangrijk om onze ambities te verwezenlijken. De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. Het milieubeleid van onze gemeente is in dit stuk op een overzichtelijke en begrijpelijke manier beschreven en in toekomstper-
H - 32
spectief gezet. In wezen worden de punten uit de raadsopdracht hierin ook geïntegreerd, zodat uiteindelijk een goed inzicht ontstaat in wat we aan het doen zijn en wat we proberen te bereiken. De gemeentelijke overheid heeft een aantal taken waar het gaat om stimulering van anderen en tot stand brengen van verbeteringen, maar ook voor de eigen huishouding van de gemeente liggen er een heleboel kansen. Uit het gevoerde beleid en uit de plannen die nu voor ons liggen blijkt dat de gemeente zich dat realiseert en daar met heel veel inzet aan werkt. Blij verrast waren wij door de bijdrage van het Jongerenplatform aan dit beleidsveld. Hopelijk kunnen wij vaker bijdragen uit die hoek verwachten, als het kan ook op wat andere terreinen; dat lijkt mij heel verfrissend. Een kritische kanttekening wil ik plaatsen bij onze inzet als millenniumgemeente. Wij waren en zijn voorstander van die activiteit, maar gaan ervan uit dat ondersteuning aan een buitenlands project gewoon vanuit Gorinchem via internet kan plaatsvinden. Het budget is al niet ruim en dat moet niet aan reizen worden besteed. Bovendien is reizen ook nog eens niet duurzamer. Wij steunen het ingezette beleid en willen graag jaarlijks, als het mogelijk is in de planningcyclus, op de hoogte gehouden worden van de voortgang van dit belangrijke onderwerp. Wethouder Rijsdijk: Mijnheer de voorzitter. De raadsfracties zeg ik om te beginnen dank voor de positieve reacties die ik heb mogen noteren. Volgens sommige fracties had het Milieubeleidsplan nog wel ambitieuzer gekund, terwijl andere het weer net té ambitieus vonden, en naar mijn mening hebben wij daartussen een mooie middenweg weten te vinden. Het is bovendien een programma dat met een relatief kleine formatie van 2,8 fte en een vrij besteedbaar budget van € 50.000,- per jaar moet worden uitgevoerd. Dat moeten we ons ook goed realiseren voordat er allerlei wensen naar voren worden gebracht voor extra energiemanagers e.d. Dit is het budget waarmee we het plan zullen moeten uitvoeren en als daarbij ook de beschikbare formatie in ogenschouw wordt genomen, mag zeker worden gesproken van een ambitieus plan. De ambtelijke organisatie die ermee bezig is, is een heel betrokken club, die keihard werkt, en dat blijkt ook wel uit het plan zelf, dat in eigen beheer is opgesteld en dus niet door een ingenieursbureau uit de kast is getrokken en met alleen een verandering van de plaatsnaam als een mooi plan is gepresenteerd. Het is helemaal zelf gedaan en dat bewijst ook wel dat de organisatie er echt helemaal achter staat. Het blijkt ook uit het feit dat ik tijdens de raadsbijeenkomst had gezegd dat we het plan niet helemaal zouden gaan herschrijven en actualiseren. Voordat de raad bijeenkwam had de ambtelijke organisatie dat al perfect gedaan, zodat we nu over een actueel plan beschikken. Ook ik ben ingenomen met het advies van het Jongerenplatform, waaruit een grote steun spreekt voor het plan. Van de bruikbare adviezen voor de verdere uitvoering zullen wij dankbaar gebruik maken. Als het goed is, zal de raad hebben gemerkt dat in de afgelopen jaren eigenlijk al wordt gewerkt in de geest van dit Milieubeleidsplan. We beginnen bepaald niet vanaf nul. Het Milieubeleidsplan is een voortzetting van het vorige Milieubeleidsplan. De drie concepten zijn daaruit overgenomen, maar het haakt ook aan bij het coalitieprogramma en bij de raadsopdracht ‘Duurzaam Gorinchem’. Die zaken bij elkaar vormen het nieuwe Mi-
H - 33
lieubeleidsplan en het feit dat die drie beleidsstukken nu in één plan geïntegreerd zijn levert op zichzelf ook een energiebesparing op. Het doel van het Milieubeleidsplan is een gezond en aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Daarmee hebben we volgens mij alle aspecten die in het plan staan te pakken: aan de ene kant ‘gezond’ – waarbij te denken valt aan de vergunningverlening voor bedrijven, het aanpakken van geluids- en lichthinder en de luchtverontreiniging –, aan de andere kant het aantrekkelijk maken van de stad voor bedrijven die zich op het gebied van duurzaamheid willen profileren. Een aantal opmerkingen zijn gemaakt over het duurzaam energiebedrijf waarop wij ons momenteel oriënteren. In het verleden gebeurde dat al met het aardwarmteproject, nu doen we het met een biomassaproject. Terecht is ervoor gewaarschuwd dat de gemeente daarmee geen grote risico’s mag lopen. Wij verkennen de mogelijkheden en pas als er een kansrijk initiatief is, met marktpartijen, zullen wij als aanjager optreden. Wij faciliteren het ook als er netwerken in onze openbare ruimte moeten komen, maar vooralsnog bestaat er geen enkel idee om daarin zelf zwaar te investeren. Het zijn echt de marktpartijen die dat zullen moeten doen, maar de gemeente moet er wel voor open staan en dat doen we ook. Door diverse sprekers is aandacht geschonken aan het percentage duurzame energie in de gemeente en de stip op de horizon. Het is een wat lastige materie en daarom niet verwonderlijk dat daarover enige verwarring is ontstaan, want hebben we het dan over percentages duurzame energie in de gemeente zelf opgewekt, of over het percentage verbruik binnen de gemeente? Het laatste geldt bijvoorbeeld voor ons afval: dat wordt verbrand en de energie die daaruit komt mogen we naar ons toerekenen als duurzame energie. Daarnaast participeren we via HVC, waarvan we aandeelhouder zijn, in een aantal windmolenparken. De duurzame energie die daar wordt opgewekt mogen wij, omdat wij voor een deel aandeelhouder zijn, naar ons toerekenen. Als we dat meerekenen, zitten we op 4% à 5% in Gorinchem. Op zichzelf lijkt dat misschien niet veel, maar daarbij moet wel in ogenschouw worden genomen dat 30% van het totale energieverbruik wordt veroorzaakt door bedrijven en nog een keer 30% door de transportsector, bijvoorbeeld rederijen die in Gorinchem geregistreerd staan, maar door heel Europa varen met schepen en daar brandstof verstoken. Relateren we de genoemde 5% alleen aan het verbruik door de inwoners, dan maakt het daarvan 15% uit. Zo kun je jezelf natuurlijk rijk rekenen, maar dat moet ook weer niet. Ik wil er alleen mee zeggen dat het een weerbarstige materie is. Gerekend naar het totale energieverbruik in Gorinchem van ingeschreven bedrijven, plus transportbedrijven, plus inwoners, zitten we op 4% à 5% met energie die ook buiten Gorinchem geproduceerd wordt, maar hier wel groen verbruikt wordt. Ook de Betuwelijn is nog even aangestipt. Naar aanleiding van de discussie in de raadsbijeenkomst zijn wij daar nog wat dieper ingedoken. De MER wordt momenteel geëvalueerd en het resultaat daarvan wordt aan het eind van het jaar verwacht. Gorinchem is natuurlijk niet de enige gemeente die langs de Betuwelijn ligt, er zijn meer gemeenten waarin actiecomités zijn ontstaan, en in de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zullen wij gezamenlijk dat rapport volgen en daarop zo nodig een reactie geven. Het onderwerp ‘duurzame evenementen’, dat ook even is aangestipt, is iets van het uitvoeringsprogramma en staat niet in de beleidsnota. Zoals ik al in de raadsbijeenkomst
H - 34
heb gezegd, zal dit nog helemaal uitgewerkt moeten worden en heb ik er zelf ook nog niet al te veel ideeën over. Wat ik wel weet, is dat er helemaal nog niet aan is gedacht om geluidsproductie onder duurzame evenementen te laten vallen. Het college zal zich nog moeten buigen over de vraag hoe hieraan uitvoering moet worden gegeven. Het is een van de vele uitvoeringsonderdelen. Het is juist dat dat het streven erop is gericht in 2015 honderd procent duurzaam in te kopen aan goederen en diensten. Ter zake zijn door de VNG, de Unie van waterschappen en het IPO afspraken gemaakt met het rijk. Vraag is alleen wat onder honderd procent duurzaam inkopen moet worden verstaan. Daarvan worden lijstjes gemaakt door het Agentschap NL, vroeger SenterNovem geheten. Honderd procent duurzaam betekent niet dat alles bijvoorbeeld biologisch en CO2-neutraal moet zijn. Uitgegaan wordt van de de best gangbare praktijk in Nederland. Als je daaraan voldoet, koop je honderd procent duurzaam in. De opmerkingen die zijn gemaakt over groepsrisico liggen meer op het ruimtelijkeordeningsspoor. In Nederland gelden vrij hoge standaardnormen voor wat onder groepsrisico wordt verstaan en waaraan dan moet worden voldaan. In een stedelijk knooppunt als waarin Gorinchem zich bevindt, met scheepvaart, de Betuweroute en een rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, kan niet aan die normen worden voldaan. In onze bestemmingsplannen nemen we daarom op dat weliswaar niet wordt voldaan aan die hele hoge norm, maar dat het risico wel acceptabel wordt geacht. Overigens moet dat wel een keer onderzocht en bewezen worden, en dat is een behoorlijke klus die ook behoorlijk wat geld en inspanning vergt, maar zo zit onze regelgeving nu eenmaal in elkaar. De vraag is gesteld of de duurzaamheidsdoelstellingen in de woonvisie niet zullen sneuvelen door de bezuinigingen. Ik ben van mening dat je met slim, nieuw renoveren, nieuwbouw met een hoge isolatiefactor en lokale energieopwekking in de toekomst juist goedkoper uit bent in verband met energielasten dan wanneer je die maatregelen niet meeneemt. Dat is ook bij POORT6 bekend en zal uit de verdere discussies wel blijken. Over het zijn van millenniumgemeente is al een aantal malen discussie gevoerd in de raad. Het besluit dat daarover door de raad is genomen is gewoon overgenomen in het Milieubeleidsplan. Het lijkt me niet zinvol die discussie nu nog een keer te voeren. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Sluiting.
De voorzitter sluit te 21.57 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Gorinchem op donderdag 25 oktober 2012. De griffier,
De voorzitter,
H - 35