Nr. 3
Zitting van donderdag 26 maart 2015 Voorzitter: de heer A.C. Barske, burgemeester. Aanwezig zijn de leden: de heren F. Alba Heijdenrijk en F.M.Th. Barth, mevrouw G.H. Biesheuvel-van Diemen, de heren R.J.J. van Breemen en H. Chaaby, mevrouw N. van DalenEggink, de heren I. Elmaci en E. Güngör, de dames E.W.H. Hamann en J.T.E. Hoogesteger, de heren A. de Jong, E.B. Klink, A. Koçak, K.E. Lutterkort en L.R.J. van Luijk, de dames A.G. van Maaren, A. Mager-Schroten en M.J. Molengraaf-Vullers, de heren H.J. van Mourik, L.A. Onvlee en P.C.J. Schefferlie, mevrouw F.J. Schouwenaar en de heren B. van Son, I. Tekir en D. van Zanten. Griffier: de heer H. Sepers. Tevens aanwezig: de wethouders mevrouw A.L. Dansen en de heren M.A.J. Doodkorte, A.P. Faro en A.J. Rijsdijk, alsmede mevrouw mr. drs. A.W. Vergouwe, gemeentesecretaris.
* AGENDA: 1. Opening (19.30 uur). ................................................................................................................................................ 1 2. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is. .......................................................................... 1 3. Vaststelling agenda. ................................................................................................................................................. 2 4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergadering van 19 februari 2015. ........................................................... 3 5. Lijst ingekomen stukken. ......................................................................................................................................... 3 6. Fasering investeringen (nr. 2015-1330) ................................................................................................................... 7 7. Aanbesteding accountant (nr. 2015-1232) ............................................................................................................. 12 8. Ontheffing ingezetenschap wethouder Doodkorte (nr. 2015-1341) ....................................................................... 22 9. Debat Budget transitie Jeugdhulp 2015 (informatiebrief nr. 2015-1333)............................................................... 35 11. Debat Bestuurlijke oriëntatie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (informatiebrief nr. 2015-1338) ........................ 51 10. Debat motie “Veilig naar de overkant” (informatiebrief nr. 2014-1312) ............................................................... 82 12. Sluiting................................................................................................................................................................... 83
* 1. Opening (19.30 uur).
De voorzitter opent de vergadering en heet een ieder van harte welkom. 2. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is.
Door het lot wordt aangewezen de heer Chaaby.
C-1
3. Vaststelling agenda.
De voorzitter: Dames en heren. Door mevrouw Bieshevel is een motie vreemd aan de orde van de dag ingediend. Ik stel u voor die motie conform het reglement van orde aan het einde van de vergadering in behandeling te nemen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. De motie zou kunnen passen bij het ingekomen stuk over bijzonder vastgoed en dan gekoppeld zijn aan de lijst van de heer Doodkorte. Omdat wij die lijst nog niet hebben gehad, twijfelen wij even of de motie wel of niet vreemd aan de orde van de dag is. De voorzitter: Laten we dan soepel zijn, er geen apart agendapunt van maken en gewoon daar behandelen. De heer Van Zanten: Mijnheer de voorzitter. Over een van de agendapunten heb ik ook nog iets te zeggen. Het betreft het Debat budgettransitie jeugdhulp 2015. Wij vinden het eigenaardig dat dit op de agenda is verschenen, omdat het een raadsinformatiebrief betreft waarin eigenlijk niks gevraagd wordt. Dit is een besluitvormende raadsvergadering en bij mijn weten hebben wij hierover noch in de raadsbijeenkomst, noch in het presidium gesproken. Kortom, staat dit agendapunt vanavond wel terecht op de agenda? De voorzitter: Misschien is de term “debat” in de benaming van het agendapunt wat verwarrend. Het is een verzoek van de heer Van Breemen om de raadsinformatiebrief op de agenda te zetten. Ik neem aan dat hij een en ander straks wel zal aanzetten en toelichten. Het is wel de bedoeling dat het dan over de raadsinformatiebrief gaat en geen breed debat wordt over jeugdhulpverlening in het algemeen. Als u dat bedoelt, ben ik het met u eens. De heer Van Zanten: Tot op zekere hoogte. Met dit antwoord kan ik wel leven, maar dan nog vind ik het merkwaardig dat dit verzoek is gedaan buiten het presidium om, tenzij ik zelf niet heb opgelet. De heer Van Breemen: In de vorige raadsvergadering heb ik mede namens de fractie van D66 gevraagd of deze brief, die toen op de lijst van ingekomen stukken stond, geagendeerd kon worden voor deze vergadering en daarmee heeft het presidium deze maand ingestemd. De heer Van Zanten: Dan heb ik kennelijk zitten slapen. De voorzitter: Dat wil ik u niet nazeggen, maar het zijn uw eigen woorden! Het stuk staat dus wel terecht op de agenda, maar ik ben het met u eens dat de term “debat” kan suggereren dat hier een breed debat over de jeugdhulpverlening zal worden gevoerd en dat is beslist niet de bedoeling. De mogelijkheid zal worden geboden voor een beperkte uitwisseling van meningen over de raadsinformatiebrief, meer niet. De agenda wordt aldus gewijzigd vastgesteld.
C-2
4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergadering van 19 februari 2015.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen ongewijzigd vastgesteld. 5. Lijst ingekomen stukken. C. Ter afdoening in handen van het college te stellen 1
LHV Huisarts en zorg - Transitie jeugd- en ouderenzorg
339380 18.02.2015
E. Betrekken bij begrotingsbehandeling 1
Provincie Zuid-Holland - Begrotingscirculaire 2016-2019
40361
03.03.2015
F.
Betrekken bij jaarstukken (jaarverslagen)
1
Provincie Zuid-Holland - Begrotingscirculaire 2016-2019
35532
26.02.2015
J.
Informatiebrieven van het college
1
1319
20.02.2015
1322
26.02.2015
3
Bijzonder vastgoed Beleidsregel Drank - en Horecaverordening Gorinchem 2014: Oneerlijke mededinging (motie Drank - en Horecaverordening Gorinchem) Sociaal Domein 5, Sociaal Teams
1329
04.03.2015
4
Bestuurlijke oriëntatie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
1338
04.03.2015
5
Cameratoezicht in Gorinchem Deelname aan intergemeentelijk pilotproject aanpak fraude gemeentelijk sociaal domein door gemeente Gorinchem
1340
05.03.2015
1344
05.03.2015
35958
05.03.2015
2
6
K. Beantwoording (schriftelijke) vragen 1
Beantwoording schriftelijke vragen GL inzake herontwikkeling Van Zomerenlaan e.o.
De heer Onvlee: Mijnheer de voorzitter. Tijdens de behandeling van de begroting in november 2014 is door CDA, ChristenUnie/SGP en VVD een motie ingediend over het invoeren van balanssturing op basis van financiële parameters, zodat de raad meer inzicht en grip krijgt op de financiële situatie en risico’s. Deze motie is door de raad aangenomen en het college zegde toe hieraan bij het aanbieden van de begroting 2016 invulling te geven. Vandaag staat onder punt J.1 van deze ingekomen stukken de pandenlijst bijzonder vastgoed op de agenda. Daarbij gaat het om bijna 200 panden en objecten die in het bezit zijn van de gemeente. Dat is alleen nog maar bijzonder vastgoed, het normale vastgoed dus nog niet meegerekend. Kortom, Gorinchem is rijk aan vastgoed, of, misschien beter gezegd: Gorinchem loopt het risico arm te worden door vastgoed. Het is iets waar de raad grip op zal moeten hebben. Welke sturingsmogelijkheden heeft de gemeenteraad voor deze balanspost? Is het college bereid de balanspost vastgoed, zowel bijzonder als algemeen vastgoed, in totaliteit onderdeel te laten uitmaken van de uitwerking van de zojuist genoemde motie, dus parameters omtrent vastgoed op te nemen in het te ontwikkelen instrument ten bate van grip en sturing op dit onderwerp? De voorzitter: Ik geef meteen mevrouw Biesheuvel het woord voor haar bijdrage over dit punt, waarin zij, zoals aangekondigd, een motie zal indienen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. In de raadsbijeenkomst hebben wij gevraagd of objecten als de Wilhelminafontein ook op deze lijst staan. Op C-3
de lijst die wij bij de stukken hadden ontvangen kwam die namelijk niet voor. Gaandeweg de vergadering kwam de heer Doodkorte naar mij toe met een andere lijst waar de fontein blijkbaar wel op staat. Tijdens de raadsbijeenkomst is toegezegd dat wij die lijst zouden krijgen, maar dat is nog niet gebeurd, zodat wij die graag alsnog tegemoet zien. Dit leverde meteen een dilemma op voor ons. Het gaat om een cultuurhistorisch object, namelijk de Gorcumse muziektent, en de vraag is of die wel of niet op die lijst staat. Als ze erop staat, dienen wij een motie in die past bij dit agendapunt. Staat ze echter niét op de lijst, dan wordt het een motie vreemd aan de orde van de dag. Waar gaat het over? De muziektent is echt een Gorcums ding, dat al van oudsher wordt gebruikt. Heel veel ouderen onder ons kennen hem, maar ook de jongeren tegenwoordig, specifiek bij het Hippiefestival. Voorheen werd hij veel vaker gebruikt en bij allerlei activiteiten ingezet. Prachtig. Echter, het blijkt nu dat deze Gorcumse muziektent qua onderhoud enigszins achterloopt en bij het opzetten veel fysieke mankracht vergt, met allerlei stelproblemen om hem echt goed neer te zetten. Ik herinner me de woorden van raadslid Roland van Luijk, en ik zie daar wethouder Rijsdijk die op hetzelfde Hippiefestival ook gespeeld heeft. Je staat echt deinend op de muziektent muziek te maken, want hij is niet meer zo sterk. Daar ligt het probleem. Waar gaat onze motie over? Wij zouden heel graag dit cultuurhistorische object willen behouden voor Gorinchem. Gelukkig heb ik sinds kort een berichtje gekregen van een van de ambtenaren in dit huis, waarin wordt aangegeven dat een persoon van een bepaald bedrijf zich heeft opgeworpen om het mogelijk te maken de muziektent op te knappen. Men gaat zelfs nog verder en wil hydrauliek toepassen, zodat het fysiek opklappen van dit hele grote apparaat hydraulisch kan plaatsvinden. Dat zou fantastisch zijn, want daardoor wordt het opzetten veel gemakkelijker en kunnen we het voor heel veel activiteiten in Gorinchem inzetten. Het enige wat deze persoon en het bedrijf vragen, is een mogelijkheid om de opgeknapte muziektent deugdelijk te stallen, om hem te behouden en netjes in stand te kunnen houden. Aldus de strekking van het mailtje dat wij van de ambtenaar hebben ontvangen. Naar aanleiding daarvan heeft de PvdA te elfder ure een motie opgesteld, waarover ik – excuus daarvoor – de rest van de raad nog niet heb kunnen inlichten en kunnen vragen om de motie eventueel mede te ondertekenen. Ik ga er voorlopig maar even van uit dat de motie vreemd aan de orde van de dag is. Ze luidt als volgt: Motie M1 (PvdA) Red de Gorcumse muziektent De raad van de gemeente Gorinchem, in vergadering bijeen op 26 maart 2015; Aanleiding Bedrijf uit Gorinchem heeft zich bereid verklaard de muziektent op te knappen onder de voorwaarde dat de muziektent ordentelijk gestald kan worden. Verzoekt het college om met de initiator contact op te nemen. Roept het college op om zorg te dragen voor de stalling. Motivatie Op deze manier: - kunnen we dit cultuur-historische object behouden. - bieden we de Gorcumse activiteiten een podium in de stad. - maken we gebruik van de betrokkenheid van inwoners/bedrijven van Gorinchem.
C-4
Mevrouw Van Dalen-Eggink: Tot mijn grote spijt zegt dit mij even niks. De muziektent is er nu al, een oude, maar ik neem aan dat ook die ergens is opgeslagen. Waar is dat? Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ooit is door Lemmy van Bergeijk – velen van u waarschijnlijk wel bekend – een beheersstichting opgezet die de muziektent altijd in beheer heeft gehad. Vervolgens is hij naar de Volharding gegaan, die hem heeft overgenomen, maar die heeft niet de financiën en ook niet meer de mankracht om hem te onderhouden en toe te passen daar waar Gorinchem erom vraagt, met als gevolg dat hij nu alleen nog wordt gebruikt bij het Hippiefestival, maar ook daar is hij niet meer toepasbaar omdat hij gewoon te slecht onderhouden is. Voor zover ik begrepen heb, staat hij bij de gemeentewerf, maar daar is enige discussie over. Mij is in ieder geval ter ore gekomen dat hij buiten staat, terwijl hij binnen zou moeten staan. De vraag is dus, en die is ook door de ambtenaar gesteld, hoe we dit gaan aanpakken. De heer Van Breemen: Ik heb mevrouw Biesheuvel nu al een paar keer horen zeggen dat ze iets van een ambtenaar heeft gehoord en dat haar iets door een ambtenaar is gevraagd. Dat maakt mij erg nieuwsgierig wat bij het college over dit onderwerp bekend is. Als ik het verhaal van mevrouw Biesheuvel goed begrijp, is eigenlijk alles al geregeld en hoeft de wethouder er alleen nog maar een klap op te geven. In dat geval lijkt mij een raadbesluit nogal overbodig. Ik wil graag horen wat hierover bij het college bekend is. Wethouder Doodkorte: Mijnheer de voorzitter. Door het CDA is gevraagd of het vastgoed, gesplitst naar maatschappelijk en commercieel, en misschien ook wel bijzonder, onderdeel zou kunnen uitmaken van de inrichting van het sturen op de balans. Ik heb er nog niet precies een idee van hoe dat zou moeten, maar ik vind het interessant genoeg om eens na te gaan hoe hiermee een bijdrage zou kunnen worden geleverd aan het instrument van de raad om te sturen op bezit, schuldpositie en mogelijkerwijs stille reserves. Ik zal de vraag dus graag meenemen en het lijkt mij goed daarbij ook de uitwerking te betrekken van de motie die eerder is ingediend. De vraag die mevrouw Biesheuvel had gesteld over de lijst van het bijzonder vastgoed, en meer in het bijzonder de fontein, waarover zij de vorige keer sprak, heb ik even afgestemd met de lijst van de griffie en vastgesteld dat dat dezelfde lijst is die ik in mijn bezit heb. Onder nr. 164 staat de Wilhelminafontein op de lijst. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: U bedoelt dan de pandenlijst? Wethouder Doodkorte: Ja, daar staan alle stukken op. Nr. 2 begint met de Arkelse Onderweg en op die lijst staat onder 164 Grote Markt en Wilhelminafontein. Op de motie ga ik even niet in, maar wel op de vraag van de heer Van Breemen. Rondom de Gorcumse muziektent is datgene wat in de bijdrage van mevrouw Biesheuvel aan de orde is geweest mij op dit moment niet bekend. Derhalve verrast de motie mij enigszins. Bovendien is het de vraag of de muziektent particulier eigendom is, of eigendom van de gemeente, of van aan de gemeente gelieerde instellingen. Als het geen gemeentelijk eigendom is, zal eerst geregeld moeten worden dat de gemeente het aankoopt. Daarbij roep ik in herinnering dat wij hiervoor twee invalshoeken hebben: of het C-5
is cultureel erfgoed met alles wat daaraan annex is, of het is gekoppeld aan maatschappelijk gebruik. In het laatste geval kunnen wij uiteindelijk overwegen tot aankoop over te gaan. De heer Klink: Er wordt nu terloops van uitgegaan dat het vastgoed betreft, maar in mijn optiek is het een stuk verrot hout, aan elkaar geniet, en moet het weer wat moois worden. Het is een prachtig ding als het weer mooi is, maar om het nu gelijk tot vastgoed te bombarderen gaat me wat ver. Het is een enorm roerend goed en ik vraag me af of dat überhaupt in de visie op vastgoed thuishoort. De voorzitter: Ik ga ervan uit dat u ook een vraag hebt aan de wethouder? De heer Klink: Ja: klopt dat!? Wethouder Doodkorte: Volgens mij stelt de heer Klink een vraag die ik al had gepoogd te beantwoorden. De eerste vraag is: is het privé-eigendom, of eigendom van de gemeente? Als het een object is waarvan wij met elkaar van mening zijn dat het kan bijdragen aan maatschappelijke doelstellingen, kan uiteindelijk de vraag aan de orde komen of de gemeente, voor zover ze geen eigenaar is, eigenaar zou moeten worden. Daarbij heb ik twee invalshoeken aangegeven vanuit de nota vastgoed: de ene keer past het wel, de andere keer niet. De voorzitter: Aan de orde is de tweede termijn. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ik ben eruit, voorzitter: het is een motie vreemd aan de orde van de dag, want ze valt niet onder deze portefeuille, naar ik begrijp. Het hoort bij de afdeling toerisme en dus komt de motie bij de heer Faro terecht. De heer Faro is de winnaar van de muziektent! Vraag blijft dan, welke wethouder het ook betreft, of het college bereid is in contact te treden met in dit geval het bedrijf en de persoon die zich heeft aangediend. We kunnen dan meteen ook uitzoeken waar de eigendom berust. Ik geef toe: het is vaag, ook voor mij, maar het zou toch zonde zijn als we zoiets moois kwijt zouden raken. We verplaatsen dus de oproep van de ene wethouder naar de andere. Een en ander neemt niet weg dat het initiatief er is en dat wij dat graag omarmen. Vervolgens zullen we dan, denk ik, de stap moeten maken naar een andere wethouder die gaat uitzoeken of de muziektent op de gemeentewerf gestald kan worden. De motie blijft staan, maar is dus een motie vreemd aan de orde van de dag. Mevrouw Hoogesteger: Mijnheer de voorzitter. Wat ik mij afvraag, is of de eigendomskwestie zo belangrijk is voor het stallen. Het probleem met de muziektent is dat hij, omdat hij buiten staat, nogal onderhevig is aan weersinvloeden, waardoor hij snel veroudert. De muziektent wordt gebruikt in de gemeente Gorinchem, tot nu toe voor culturele doeleinden. De vraag is dan of de gemeente, ook al is zij niet de eigenaar, toch bereid is mee te denken over een mogelijkheid om dat ding, als het gerestaureerd is, te stallen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Ik moet even à l’improviste reageren, want ik heb de motie niet, en dat vind ik ook al lastig, want waar hebben we het dan over? C-6
Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Als het goed is, is de motie gemaild. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik heb hem in ieder geval nog niet door kunnen lezen. Ik ben ervan uitgegaan dat we de motie eventueel aan het eind van de vergadering zouden bespreken, maar nu moet het ineens en dan heb ik eigenlijk alleen maar vragen, nog meer vragen dan de wethouder. Is die tent überhaupt nog de moeite waard om te restaureren? Moeten we die in bezit willen hebben? Wat gaan we er dan mee doen? Wat kost het om hem te stallen? Door al dat soort vragen denk ik echt dat we onszelf iets meer tijd moeten geven dan nu een klap op een motie te geven, met alleen maar onzekerheden en het risico zo meteen een kat in de zak te hebben waar we nog viool bij kunnen spelen. Dat lijkt me niet handig. De heer Van Zanten: Mijnheer de voorzitter. De muziektent is een belangrijk cultuurhistorisch object, dat er bij mijn weten al was toen ik geboren werd, en dat is heel lang geleden, zoals u weet! Ik heb hem in mijn jeugd altijd in de stad zien staan, en vele anderen ook. Ik begrijp dat de frequentie nu wat lager is geworden, misschien ook door de onderhoudstoestand, en dat niet iedereen de muziektent meer kent, maar ik zou het wel erg op prijs stellen als het college zou toezeggen dat het dit belangrijke cultuurhistorische object voor de stad beet gaat pakken, los van de eigendomsverhoudingen en de honderden vragen die erover gesteld zouden kunnen worden. Wethouder Doodkorte: Mijnheer de voorzitter. We kennen de motie niet en we weten niet precies bij wie het object in bezit is. Het lijkt mij dat we eerst duidelijkheid zullen moeten verkrijgen over de status van een en ander. Vervolgens kunnen we dan een poging ondernemen om hierover het gesprek aan te gaan met degene die het betreft. Daarover kunnen we dan terug rapporteren aan de raad en kan de raad bezien wat de volgende wijsheid zou moeten zijn. Laten we dus die actie ondernemen en dan zullen wij de raad informeren nadat we die actie hebben gedaan en hebben gesproken met de eigenaar over de vraag hoe het verder zou kunnen met de muziektent. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik verzoek de PvdA de motie gewoon aan te houden, zodat we iets meer ruimte hebben om hierover een goed besluit te nemen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat wilde ik na het antwoord van de wethouder al voorstellen. Ik weet dat het opkomt als kakken, zullen we maar zeggen, maar als zo iemand zich aandient moet je er gebruik van maken, vandaar deze oproep. Ik vind het een heel fijn antwoord van de wethouder en we houden de motie aan. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig de voorstellen besloten. 6. Fasering investeringen (nr. 2015-1330) 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel In de raadsvergadering van 7 november 2013 is een motie aangenomen ‘inzake investeringen gemeente Gorinchem’ (motie 9). In deze motie wordt het college opgeroepen om alle investeringen tegen het licht te houden en na te gaan of ze kunnen worden getemporiseerd. Besloten is om de uitwerking van de motie niet eenmalig op te pakken, maar structureel. Dit betekent dat voortaan elk jaar een beschouwing plaatsvindt op de geplande investeringen, waarbij kritisch wordt nagegaan of de oorspronkelijke planning ge-
C-7
handhaafd kan worden of dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven deze fasering aan te passen. In de afgelopen weken zijn de investeringen weer kritisch tegen het licht gehouden. Deze exercitie heeft tot de conclusie geleid dat het gewenst en verantwoord is een aantal investeringen te temporiseren. Het financiële effect hiervan is dat de kapitaallasten (rente en afschrijving), die met deze investeringen samenhangen, wijzigen ten opzichte van de wijze waarop ze in de begroting zijn opgenomen. In dit raadsvoorstel wordt alleen ingegaan op de effecten die door het temporiseren optreden op de afschrijvingslasten. De rente-effecten die als gevolg van het temporiseren optreden, zullen op een later moment betrokken worden bij de berekening van de totale financieringsbehoefte van de gemeente. Door het temporiseren van investeringen treden, rekening houdend met mutaties in bestemmings- reserves, de volgende effecten in de afschrijvingslasten op: 2015: € 673.479,66 V 2016: €
6.483,45 V
2017: € 578.195,20 N 2018: € 19.378,56 V 2019: € 17.534,32 V Gerelateerd aan de huidige meerjarenbegroting 2015 - 2018 is het netto voordelige effect € 121.146,47. Inclusief het daaropvolgende jaar 2019 (€ 17.534,32 V) is het voordelige effect op de afschrijvingslasten € 138.680,79. Voorstel: 1. In te stemmen met de fasering van de lopende en nieuwe investeringen, zoals aangegeven in de bijlage 'Fasering lopende investeringen 2014 (bijlage 1), de bijlage 'Fasering lopende investeringen 2014 - gereedmeldingen' (bijlage 2) en de bijlage 'Fasering nieuwe investeringen 2015-2019' (bijlage 3); 2. De financiële effecten 2015 t/m 2019 met betrekking tot de afschrijvingslasten vast te stellen (= in 2015 € 673.479,66 V, in 2016 € 6.483,45 V, in 2017 € 578.195,20 N, in 2018 € 19.378,56, in 2019 € 17.534,32 V) en het saldo hiervan ad € 138.680,79 te storten in de algemene exploitatie- reserve; 3. Met betrekking tot de reserves de volgend mutaties vast te stellen: a. Riolering: storting in 2015 van € 39.554,67, storting in 2016 van € 15.004,67, storting in 2017 van € 48.338, storting in 2018 van € 15.004,67 en storting in 2019 van € 15.004,67; b. Bovenwijks: het verlagen van de onttrekking in 2015 met € 3.306.000, onttrekking in 2016 van € 3.306.000. 2. Fase trechter Besluitvorming. 3. Inleiding / aanleiding In de raadsvergadering van 7 november 2013 is een motie aangenomen 'inzake investeringen gemeente Gorinchem' (motie 9). In deze motie wordt het college opgeroepen om alle investeringen tegen het licht te houden en na te gaan of ze kunnen worden getemporiseerd. Besloten is om de uitwerking van de motie niet eenmalig op te pakken, maar structureel. Dit betekent dat voortaan elk jaar een beschouwing plaatsvindt op de geplande investeringen, waarbij kritisch wordt nagegaan of de oorspronkelijke planning gehandhaafd kan worden of dat er vanwege nieuwe feiten en omstandigheden aanleiding is deze fasering aan te passen aan die actualiteit. Deze operatie is een onderdeel geworden van het begrotings- proces en als zodanig opgenomen in de planning die hieraan ten grondslag ligt. 4. Inhoud / Kaders
C-8
In de afgelopen weken zijn de investeringen weer kritisch tegen het licht gehouden. Voor lopende investeringen is nagegaan of het gewenst en verantwoord is om de uitvoering ervan te temporiseren (= het verschuiven naar achteren in de tijd van de uitvoering van (een deel van) de investering). Voor investeringen, waarover al wel besluiten genomen zijn om die te gaan plegen, maar waarvoor nog geen aanbestedingsprocedures gestart zijn en/of waarvoor nog geen opdrachtverstrekkingen hebben plaatsgevonden (de zogenaamde nieuwe investeringen), is nagegaan of het gewenst en verantwoord is om ze op een later moment in de tijd van start te laten gaan. Uitkomst van deze exercitie is dat het inderdaad gewenst en verantwoord is om een aantal investeringen te temporiseren. Voor een overzicht van de betreffende investeringen wordt verwezen naar de bijlagen. Uit dit overzicht blijkt dat er sprake is van verschuivingen bij een groot aantal investeringen, maar dat de in dit raadsvoorstel gepresenteerde financiële effecten in hoofdzaak verklaard worden door een investering, te weten die met betrekking tot het schoolgebouw aan de Lange Slagenstraat (Gomarus). Tegen de achtergrond van de huisvestingsvraagstukken van deze scholengemeenschap is besloten dit schoolgebouw nog enkele jaren langer dan gepland in stand te houden, en eerst in 2017 te slopen. Ten opzichte van de vastgestelde begroting heeft deze verschuiving in 2015 een voordeel tot gevolg van ruim € 635.000. Hiermee maakt dit voordeel het merendeel uit van het totale voordeel dat vanwege de temporisering van investeringen in 2015 optreedt (€ 673.479,66). Het logische gevolg van de verschuiving van de sloop van genoemd schoolgebouw naar 2017 is dat de daarmee gepaard gaande lasten zich in 2017 gaan voordoen. Die lasten veroorzaken in 2017 bijna geheel het nadeel in de afschrijvingslasten van alle getemporiseerde investeringen dat voor dat jaar is berekend (nadeel van € 578.195,20). Met betrekking tot de investeringen wordt voorts nog het volgende opgemerkt: a. De investering die gepland staat voor het realiseren van de aansluiting Spijksesteeg - A15 verschuift van 2015 naar 2016. Deze verschuiving heeft geen financieel effect op de exploitatie, omdat er een verrekening plaatsvindt met de reserve bovenwijkse voorzieningen. b. Het financiële effect van de verschuivingen in investeringen in riolering leidt ook niet tot effecten in de exploitatie, omdat die investeringen worden verrekend met de egalisatiereserve riool. c. Op het overzicht 'Fasering nieuwe investeringen 2015 - 2019' (bijlage 3) staat een verhoging vermeld van de geplande investering met betrekking tot buitenruimte bij de Rotonde met € 65.000 (in 2016). Deze verhoging vindt zijn achtergrond in het tot stand brengen van een expertisecentrum met betrekking tot het speciaal onderwijs op de onderwijslocaties Dr. Hiemstralaan / Dr. Bauerstraat (onderdeel besluit raad 27 oktober 2011 IHP). Om dit scenario te kunnen realiseren is het noodzakelijk te investeren in een optimalisatie van de verkeersveiligheid in de wijk, omdat, zoals uit de praktijk blijkt, het speciaal onderwijs meer verkeersbewegingen aantrekt dan ander onderwijs. Deze verhoging van de investering wordt gecompenseerd door binnen het IHP-budget overblijvende middelen. Op de investering buitenruimte Koelmanschool (zie bijlage 2, 'Fasering lopende investeringen 2014 - gereedmeldingen') blijft € 65.000 over. Dit bedrag wordt voor de investering in de buitenruimte bij de Rotonde aangewend. Per saldo treedt er hierdoor geen exploitatie-effect op. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten -
Motie 'inzake investeringen gemeente Gorinchem'(motie 9), aangenomen in de raadsvergadering van 7 november 2013;
-
Begroting 2015, paragraaf 4.10 Investeringen.
6. Betrokkenheid derden Niet van toepassing. 7. Beoogd effect
C-9
Een zo zuiver mogelijke planning van investeringen en daarmee en zo zuiver mogelijke raming van de daarmee gepaard gaande kapitaallasten, opdat geen onnodig beslag gelegd wordt op de schaarse financiële middelen. 8. Risico's of kansen Risico's: niet van toepassing Kansen: Kritische beschouwing op de planning van investeringen draagt bij aan het kunnen hebben en houden van een zo reëel mogelijke meerjarenbegroting. 9. Financiële consequenties Hieronder worden de financiële consequenties weergegeven van het tegen het licht houden van de investeringen. 2015
2016
2017
2018
2019
3.398.264,56
-3.305.125,89
-548.846,20
15.394,22
15.394,22
-3.330.550,00
3.306.000,00
-33.333.333
0,00
0,00
655.714,56
874.11
-582.179,54
15.394,22
15.394,22
32.769,77
18.769,77
18.769,77
18.769,77
18.769,77
-15.004,67
-15.004,67
-15.004,67
-15.004,67
-15.004,67
17.765,10
3.765,10
3.765,10
3.765,10
3.765,10
1.844,24
219,24
219,24
-1.625,00
0,00
1.844,24
219,24
219,24
-16.25,00
673.49,66
6.483,45
-578.195,20
19.378,56
17.34,32
Lopende investeringen bruto resultaat dekking via reserves netto resultaat Gereedmeldingen bruto resultaat dekking via reserves netto resultaat Nieuwe investeringen bruto resultaat dekking via reserves netto resultaat Totaal netto resultaat
10. Vervolgproces Na besluitvorming door de raad worden de financiële gegevens verwerkt in de Perspectiefnota 2016 2019 11. Communicatie Niet van toepassing 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Door de fractie CU/SGP is in de raadsbijeenkomst van 10 maart 2015 gevraagd naar de mogelijke consequenties van het met 1 jaar uitstellen van de investering benodigd voor de realisatie van de infrastructurele aanpassing van de aansluiting op de A15. In het onderzoek “Doorstroming aansluiting Gorinchem-Oost” van december 2009 zijn in directe samenwerking met Rijkswaterstaat de maatregelen overeengekomen die noodzakelijk zijn voor een goede doorstroming van het verkeer. Uitgaande van de toenmalige prognose van de voortgang van de woning bouw in Hoog Dalem, de realisatie van winkel- en wijkvoorzieningen en uitgifte van bedrijventerrein op Oost II, wast de realisatie gepland in 2014. Inmiddels is gebleken dat de voorbereiding van het project gelet op de complexiteit van de ingreep meer tijd heeft gevergd. Daarnaast is de uitvoeringsperiode vanwege het beursseizoen van de Evenementenhal beperkt tot de periode van medio mei tot en met augustus, omdat
C - 10
buiten deze periode het verkeersaanbod met een beperkte beschikbaarheid van de onder handen zijnde weggedeelten te groot is. Tenslotte is het woningbouwtempo in Hoog Dalem lager dan destijds verwacht en zal met de realisatie van de winkelvoorzieningen niet eerder dan medio zomer 2016 worden gestart. Conclusie is dat de in dit raadsvoorstel opgenomen fasering naar (de zomerperiode van) 2016 passend is binnen de geldende uitgangspunten. 13. Nadere standpuntbepaling college Niet van toepassing 14. Definitief voorstel raad 1. In te stemmen met de fasering van de lopende en nieuwe investeringen, zoals aangegeven in de bijlage 'Fasering lopende investeringen 2014 (bijlage 1), de bijlage 'Fasering lopende investeringen 2014 - gereedmeldingen' (bijlage 2) en de bijlage 'Fasering nieuwe investeringen 2015-2019' (bijlage 3); 2. De financiële effecten 2015 t/m 2019 met betrekking tot de afschrijvingslasten vast te stellen (= in 2015 € 673.479,66 V, in 2016 € 6.483,45 V, in 2017 € 578.195,20 N, in 2018 € 19.378,56, in 2019 € 17.534,32 V) en het saldo hiervan ad € 138.680,79 te storten in de algemene exploitatie- reserve; 3. Met betrekking tot de reserves de volgend mutaties vast te stellen: a. Riolering: storting in 2015 van € 39.554,67, storting in 2016 van € 15.004,67, storting in 2017 van € 48.338, storting in 2018 van € 15.004,67 en storting in 2019 van € 15.004,67; b. Bovenwijks: het verlagen van de onttrekking in 2015 met € 3.306.000, onttrekking in 2016 van € 3.306.000.
De heer Chaaby: Mijnheer de voorzitter. In de raadsvergadering van 7 november 2013 heeft de raad een motie aangenomen waarin het college werd gevraagd alle geplande investeringen ieder jaar kritisch te bekijken en na te gaan of ze kunnen worden getemporiseerd, of dat er nieuwe actualiteiten en omstandigheden zijn om deze fasering aan te passen. Wij begrijpen de terughoudendheid van het college in dezen, maar de PvdAfractie is van mening dat deze beschouwing te veel vanuit het financiële oogpunt benaderd wordt en minder gekeken wordt wat de maatschappelijke effecten zijn voor belangrijke onderwerpen als veiligheid, leefbaarheid en werkgelegenheid in onze stad. Aangegeven wordt in ieder geval of er een nieuwe actualiteit of omstandigheden zijn. Wij zouden graag willen weten welke activiteiten of omstandigheden het betreft. Temporiseren kan wat ons betreft niet betekenen dat de bestrating en het onderhoud van onze binnenstad en andere delen van de stad uitgesteld worden, of niet gedaan worden wanneer het hard nodig is, en in sommige straten in de binnenstad is het heel hard nodig. Onze binnenstad gaat achteruit. Wij willen dat onze stad aantrekkelijk blijft om er te wonen, te werken en te recreëren. Dat betekent dat we de nodige investeringen moeten doen om de huidige voorzieningen in stand te houden en de lokale economie en werkgelegenheid te stimuleren. Het betekent ook het volgende. Een aantal bewoners heeft ons erop gewezen dat de naambordjes bij de entree van Gorinchem er nogal vies uit zien, of bijna niet te zien zijn. Het is een kleine moeite die even schoon te maken, zodat de bordjes weer te lezen zijn… De heer Van Breemen: Onderhoud is toch iets anders dan investeringen? De heer Chaaby: Hoe bedoelt u?
C - 11
De heer Van Breemen: Het schoonhouden van bordjes is volgens mij geen investering, maar onderhoud. De heer Chaaby: Ja, en dus ook een investering in een schoonmaakbeurtje. Het gaat ons hier om investeringen in bijvoorbeeld de bestrating. Als die worden uitgesteld, raken delen van de binnenstad verpauperd; dat is niet de bedoeling en het komt de aantrekkelijkheid van onze stad niet ten goede. Mevrouw Van Dalen-Eggink: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben de motie tot temporisering van de investeringen ooit ingediend, omdat wij van mening zijn dat moet worden nagegaan of investeringen op dat moment nog nuttig en noodzakelijk zijn. Als je een auto hebt gekocht voor tien jaar en hij is na die tijd nog erg goed, moet je hem niet vervangen omdat hij na tien jaar vervangen moet worden. Is hij kapot, dan moet je dat wel doen en als er een gevaar is voor de veiligheid, moet je dat ook doen, maar niet omdat je het ooit zomaar hebt bedacht. In tegenstelling tot de PvdA zijn wij dus blij met deze motie, omdat onderzocht wordt of de investeringen nu perse nodig zijn. De heer Chaaby: Wij hebben er ook mee ingestemd als het gaat om de investeringen, bijvoorbeeld waar het betreft het station Papland. Wij vinden het heel belangrijk de lokale economie te stimuleren en daarmee ook de werkgelegenheid van Gorcumse bedrijven en werknemers. Mevrouw Van Dalen-Eggink: Dan stimuleer ik liever de werkgelegenheid met een investering die op dat moment nodig is, waardoor het geld goed besteed wordt, dan dat het geld zomaar besteed wordt aan iets omdat we het zo ooit eens besloten hebben. We moeten ook kijken naar het nut van de investeringen. Het betekent niet dat wij niet willen investeren. In de dingen die nodig zijn moet juist wel geïnvesteerd worden. Blij zijn wij ook dat niet alleen van de lopende investeringen is gekeken of ze getemporiseerd kunnen worden, maar dat het ook structureel wordt opgepakt. Het is goed telkens met een frisse blik te kijken wat nodig is. Wethouder Doodkorte: Mijnheer de voorzitter. Eigenlijk heb ik alleen steunbetuigingen gehoord voor de manier waarop wij de raad informeren over de noodzakelijke investeringen, respectievelijk het uitstellen daarvan, en de daarbij behorende voordelen en nadelen in de loop van de verschillende jaren. De PvdA-fractie heb ik zo verstaan, dat wij over het beleid – waar gewenst en noodzakelijk worden de investeringen gedaan – niet met elkaar van mening verschillen. Het voorstel kan ook bij de PvdA op instemming rekenen, heb ik begrepen. Wij hebben de oproepen dus wel begrepen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 7. Aanbesteding accountant (nr. 2015-1232) 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel De huidige overeenkomst met Deloitte loopt tot en met de controle van de jaarrekening 2014. Van de optie van 1 jaar verlenging, opgenomen in raadsvoorstel: 2013-1058, Aanbesteding accountantsdiensten boekjaar 2013 is gebruik gemaakt. Hierover is overleg geweest met het presidium. Na instemming door het presidium is dit ambtelijk verder in gang gezet richting Deloitte.
C - 12
In het presidium is afgesproken dat er een nieuwe Gorinchemse aanbesteding komt voor het aanwijzen van een accountantskantoor voor de komende controlejaren. Met de meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure wordt gevolg gegeven aan de voorkeur van het presidium voor een 'frisse toets'. Aanbestedingsdocument Vooraf zijn de pragmatische uitgangspunten gepresenteerd aan het presidium, dat zich daarin kon vinden. De voornaamste punten uit het hierbij ingesloten concept aanbestedingsdocument zijn verwoord onder punt 4 'Inhoud / Kaders'. Deze aanbestedingsprocedure is mogelijk binnen het gemeentelijke aanbestedingsbeleid. 2. Fase trechter Keuzefase. 3. Inleiding / aanleiding De overeenkomst met Deloitte voor de controle loopt af, zie verder onder punt 1: Korte samenvatting van de inhoud en voorstel. 4. Inhoud / Kaders De voornaamste punten uit het hierbij ingesloten concept aanbestedingsdocument zijn: -
Meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure (minimaal 2 partijen uitnodigen);
-
Overeenkomst voor 1 jaar en 2 optiejaren (voor optiejaren dient expliciet opdracht te worden verleend);
-
Inschrijvers stellen hun aanbieding op vanuit het uitgangspunt dat de gemeente geen Orgaan voor Openbaar Belang (OOB) is; mocht dit op zeker moment wel het geval zijn dan is er (na het eerste contractjaar) de mogelijkheid tot onderhandeling en de vrijheid te besluiten de optiejaren al dan niet te lichten;
-
De opdracht omvat de interimcontrole en de jaarrekeningcontrole, controle deelverklaringen, en de natuurlijke adviesfunctie;
-
Controles op basis van huidige en algemeen gangbare gemeentelijke tolerantiewaarden/- bedragen;
-
Gunningcriterium is de economisch meest voordelige inschrijving (40% prijs, 25% presentatie, 35% werkplan/vaardigheden);
-
Presentatie/werkplan wordt beoordeeld door meerdere personen op basis van meerdere (in het aanbestedingsdocument beschreven) vaardigheden.
Redenen om te kiezen voor 1 vast contractjaar en 2 optiejaren zijn: -
er komt mogelijk geen bestendige relatie met het nieuwe accountantskantoor tot stand (niet langdurig gebonden zijn aan een meerjarige overeenkomst);
-
na elk contractjaar kan besloten worden de overeenkomst voort te zetten of te beëindigen (flexibiliteit);
-
het op dit moment nog niet bekend is of en wanneer de gemeente Gorinchem aangemerkt zal worden als een Orgaan voor Openbaar Belang. Het ligt niet in de lijn der verwachtingen dat dit reeds voor controlejaar 2015 OOB actueel wordt. Door de optiejaren (en eisen in het aanbestedingsdocument) heeft de raad de mogelijkheid tot verlengen, opzeggen dan wel te onderhandelen in het geval de gemeente als OOB wordt aangemerkt (wat niet mogelijk zou zijn bij een vaste overeenkomst van 2 of 3 jaar).
Rond deze punten is het aanbestedingsdocument vormgegeven (zie bijlage). 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Artikel 213 van de Gemeentewet bepaalt dat de raad een accountant aanwijst. Dit is nader uitgewerkt in de controleverordening (raadsbesluit december 2004). 6. Betrokkenheid derden N.v.t.
C - 13
7. Beoogd effect Het benoemen van een accountant voor de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en daarmee voldoen aan het bepaalde in artikel 213 van de 'Controleverordening gemeente Gorinchem'. 8. Risico's of kansen Over het algemeen bestaat er tevredenheid over de huidige accountant. De aanbesteding kan ertoe leiden dat de gemeente een nieuwe accountant krijgt. Het programma van eisen en de beoordelingscriteria zijn er op gericht een goede dienstverlening te krijgen van de te contracteren accountant. De praktijk zal echter uitwijzen of de dienstverlening uiteindelijk beter of slechter wordt ervaren. Overigens kan de gemeente hiermee rekening houden in de besluitvorming over het al dan niet gebruik maken van de optiejaren met de gecontracteerde accountant. Over het algemeen vraagt een wisseling van accountant extra ambtelijke inzet vanwege kennisoverdracht, andere werkmethodes e.d. 9. Financiële consequenties Het voorstel gaat ervan uit dat de accountantskosten niet substantieel wijzigen ten opzichte van voorgaande jaren en binnen het begrote budget kunnen worden gedekt. 10. Vervolgproces De planning voor de a.s. aanbesteding is als volgt: Wat:
Wanneer:
Wie:
Presidium
3 maart
presidium / inkoop / financiën
Raadsbijeenkomst
10 maart
raad
Raadsvergadering
26 maart
raad
Verzending offerteaanvraag
1 april
inkoop
Ontvangst vragen van partijen
8 april
beoordelingscommissie
Verzenden Nota van Inlichtingen
15 april
inkoop
Sluiting/opening enveloppen
22 april
inkoop / financiën
Beoordeling inschrijvingen
weken 17 en 18
beoordelingscommissie
Raadsbijeenkomst
9 juni
raad
Raadsvergadering
25 juni
raad
Voornemen tot gunning
29 juni
inkoop
Gunning
20 juli
inkoop
Met andere woorden, rekening houdend met de meivakantie en de agenda van de raad, ligt er eind juli 2015 een overeenkomst (mits er geen bezwaar door verliezende partijen wordt aangetekend). 11. Communicatie N.v.t. 12. Voorstel Presidium U wordt voorgesteld als volgt te besluiten: 1. In te stemmen met bijgaand aanbestedingsdocument 2. De keuze te maken om Deloitte, EY (Ernst & Young), BDO Accountants & adviseurs en PricewaterhouseCoopers uit te nodigen voor inschrijving 3. De raadsleden F.M.Th. Barth, E.B. Klink, A.P. Van Maaren, F.J. Schouwenaar en I. Tekir zitting te laten nemen in de beoordelingscommissie, die wordt begeleid door de griffier, inkoop, hoofd Financiën en concerncontroller 4. Op een later moment - eind juni - op advies van de beoordelingscommissie de beoogde winnaar vast te stellen en vervolgens de beoordelingscommissie opdracht geven tot het opstellen en publiceren van
C - 14
de gunningsbeslissing (het voornemen tot gunning) en bij geen bezwaar van inschrijvers overgaan tot definitieve gunning en contractering.
Mevrouw Schouwenaar: Mijnheer de voorzitter. Het midden- en kleinbedrijf is de ruggengraat van onze samenleving, maar het heeft ook klachten over onduidelijke regels en onredelijke eisen bij aanbestedingen. De aanbestedingsregels, opgesteld op 17 maart 2013, moeten zorgen voor een gelijk speelveld voor alle ondernemers, groot en klein. Opdrachten mogen niet meer dusdanig worden geclusterd dat kleinere bedrijven geen kans meer maken. Zo mag een bedrijf met 120 vestigingen bijvoorbeeld niet de schoonmaak van alle gebouwen bundelen in één aanbesteding, waardoor een klein schoonmaakbedrijf bij voorbaat al geen kans zou maken. De kwestie hier en nu is de aanbesteding van de accountant. Het toevoegen van een middelgroot en niet perse een klein kantoor is in onze beleving dan iets anders dan er ook daadwerkelijk voor te kiezen als gemeente. Wij achten het een terechte en verdedigbare ambitie om de aannames die worden gedaan, zoals dat kleinere kantoren niet toegerust kunnen, of zouden kunnen, zijn op bijvoorbeeld wetgeving hieromtrent, te laten weerleggen, indien nodig, door een bedrijf in kwestie. Waarom zijn ze goed en hoe verhoudt zich dat tot de uitgangspunten die wij als raad belangrijk vinden? Het is niet aan ons om op voorhand bedrijven op grootte, en daarmee op kunde, te diskwalificeren. Zo ontdekte ik een profiel van een klein kantoor in Rotterdam, dat enkel en alleen accountantscontroles bij gemeenten doet; een groot familiebedrijf zelfs. Het op de hoogte zijn van vigerende wetgeving is wat ons betreft geen unicum onder accountants, maar is onderdeel, of zou dat in ieder geval moeten zijn, van ook kleine en middelgrote kantoren, van veronderstelde kennis. Andere argumenten, zoals aangedragen door ChristenUnie/SGP, zijn terecht. Vergelijkingen maken met andere, vergelijkbare gemeenten, is zeer zeker heel waardevol. Dat stelde de VVD bij de accountants van Deloitte ook zeer op prijs. Tegelijkertijd echter moeten we in ogenschouw durven nemen dat een groot kantoor, dat op gestandaardiseerde wijze werkt, hetgeen ook tot een vergelijking met andere gemeenten kan leiden, ook een keerzijde heeft. Standaardisatie betekent niet als vanzelfsprekend kwaliteit, noch maatwerk. Het is mogelijk, maar we weten het niet. Meedoen is iets anders dan de pitch, zoals ik het maar even noem, ook winnen. Alle uitgangspunten zoals eerder in raad en klankbordgroep vastgesteld zullen worden beschouwd door de commissie die de nieuwe accountant opdracht zal geven. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij met de bijdrage van mevrouw Schouwenaar inzake het aanbesteden van de accountant. Als we hierover in een financiële commissie, in een kleinere groep, praten, of in het presidium, is dat niet de afgevaardigde van de raad. Het is een voorstelgroep. Wij kunnen in onze wijsheid wel iets bedenken en een voorstel aan de raad doen, maar ik ben heel blij met raadsleden die het initiatief nemen om breder te kijken dan dat, buiten de geijkte lijnen willen kijken en ook zoeken naar dit soort accountantsbedrijven waarmee we aan de slag kunnen. Ik had gedacht dat de heer Tekir een soortgelijk verhaal zou houden voor regionale en misschien zelfs Gorcumse accountants, en dat zou ik dan graag hebben ondersteund, maar blijkbaar heeft hij dat voorstel teruggetrokken….
C - 15
De heer Tekir: Voor deze vergadering hebben wij per mail gepolst hoe de verschillende fracties stonden tegenover de suggestie die wij in de raadsbijeenkomst hadden gedaan, maar helaas hebben daar meer twee fracties op gereageerd. Daarom hebben wij besloten dit niet verder te brengen, maar het is aan u om dat eventueel alsnog te doen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Daarom reageer ik er ook op. Ik vind het heel fijn dat, als we in het presidium, dan wel in een kleinere, besloten groep, een voorstel doen, andere raadsleden alsnog alert blijven en in dit geval een tegenvoorstel doen. Daar moeten we zeker gebruik van maken, vandaar dat ik dit ondersteun. Ik dank mevrouw Schouwenaar voor haar inbreng. De heer Barth: Mijnheer de voorzitter. Bij dit onderwerp heb ik er behoefte aan een ander geluid te laten horen. De aanbesteding betreft drie taken van de accountant, t.w. de interimcontrole, de jaarrekening én de adviesfunctie. Om die adviesfunctie gaat het. In het afgelopen jaar heeft onze accountant in de klankbordgroep financiën diverse adviezen en vergelijkingen gepresenteerd van de Gorcumse situatie versus landelijke trends en/of vergelijkbare gemeenten. Vruchten hiervan zijn kaderstellende beleidsstukken geworden, zoals het subsidiebeleid, de garantiestellingen en leningen, het vastgoedbeleid en het grondbeleid, veelal met de voorganger van mevrouw Schouwenaar, de heer Wientjes. Grote accountants hebben ervaring met het doorlichten van gemeenten en hebben daarmee referentiemateriaal opgebouwd, waarmee zij waarde toevoegen. Neem de behoefte van de raad om risicomanagement op concernniveau in te voeren. Wie gaat die kennis aan ons verstrekken? Een Gorcumse accountant? Ik denk het niet. Hebben wij deze kennis in huis? Als we dat al zouden denken, waarom hebben we het dan nog niet ingevoerd? Beste raadscollega’s. Denkt u dat een lokale accountant ons werkelijk kwalitatieve adviezen kan verstrekken? De ChristenUnie/SGP kiest voor kwaliteit, en dat kan met de voorgestelde Big 4 als accountantskantoor. De voorzitter: Dames en heren. Het voorstel is afkomstig van het presidium en ik zal kort nog even duiden wat de overwegingen van het presidium zijn geweest om met dit voorstel te komen. Het zijn met name de kwalitatieve criteria die wij met elkaar hebben opgesteld die de doorslag hebben gegeven. In het presidium is daarop de nadruk gelegd, maar uiteraard hebben alle raadsleden de ruimte om met een eigen visie te komen. Het voorstel werd echter gedragen door alle negen fracties die in het presidium zijn vertegenwoordigd en het presidium heeft gemeend daarmee een voorstel te presenteren dat voldoende draagvlak heeft in deze raad om ook ingevoerd te kunnen worden. Niettemin stel ik u graag in de gelegenheid in tweede termijn op de inbreng van deze of gene te reageren. Het lijkt mij echter wel goed vast te stellen dat wij in dezen niet over één nacht ijs zijn gegaan en dat het niet iets is wat wij zomaar hebben bedacht. De heer Tekir: : Mijnheer de voorzitter. In de raadsbijeenkomst hebben wij een suggestie gedaan en voor deze raadsvergadering hebben wij gepolst hoe de andere fracties daar tegenover stonden. Zelf vonden wij een wat kleiner, misschien regionaal accountantskantoor een welkome aanvulling in de aanbesteding en daar hadden wij een aantal redenen voor die ik kort even wil benoemen. C - 16
Een groot kantoor is naar onze mening niet per definitie een kantoor dat de gewenste kwaliteit levert. Het kan wel, maar vaak zie je dat grote kantoren heel erg gestandaardiseerd werken, en dat komt de kwaliteit van de controle niet altijd ten goede. Bij kleine kantoren speelt dat veel minder. Wat voor ons ook meespeelt, is dat wij een gelijk speelveld willen creëren voor andere partijen die eventueel aan zo’n aanbesteding mee kunnen doen. Wat ik al aangaf, zou het misschien ook een kantoor uit onze regio kunnen zijn. De VVD-fractie heeft al een kantoor genoemd en wij kennen ook zo'n kantoor uit Dordrecht, maar er zijn er vast wel meer. Bij deze wil ik het college daarom vragen…. De voorzitter: U moet wel het adres goed in de gaten houden: u vraagt het aan uzelf, als raad, en niet aan het college. Het college is in deze kwestie geen partij. De heer Tekir: Goed, dan roep ik onszelf op te overwegen dit alsnog toe te voegen aan het voorstel. Helaas had ik vóór deze vergadering onvoldoende beeld gekregen van de bereidheid daartoe, maar nu merk ik dat de fracties er wel sympathiek tegenover staan. Dat verbaast mij enigszins, maar brengt mij er wel toe in overweging te geven alsnog aan het voorstel toe te voegen dat ook gekeken moet worden naar een partij uit de regio. De voorzitter: Met het oog op een ordentelijke discussie lijkt het mij dan wel goed dat u daartoe een amendement indient. De heer Tekir: Dan doen we dat. De heer Van Zanten: Mijnheer de voorzitter. Het is misschien goed nog eens te benadrukken, al hebt u dat zojuist zelf ook al gezegd, dat het hier gaat om een bevoegdheid van de raad en niet van het college. In het presidium is niets besloten, dat doen we in deze raad, maar er is wel goed nagedacht over de manier waarop deze aanbesteding aan de vork moet worden gestoken, en dat komt vooral ook omdat aan het controleren van gemeenten steeds zwaardere eisen worden gesteld, niet alleen door de hogere overheid, maar ook door de toezichthouder op de accountantskantoren, wat de AFM is. Die zwaardere eisen maken – en ik heb ervaring met accountantscontroles van overheidsorganisaties – dat het voor kleine kantoren eenvoudigweg niet meer mogelijk is aan de eisen die gesteld worden te voldoen. Dat is met name de reden waarom het presidium, naast misschien ook veiligheid, gekozen heeft voor kantoren waarvan we zeker weten dat ze kunnen voldoen aan de eisen die vooral door de AFM worden gesteld aan controledossiers. De discussie in het land, en volgens mij ook binnen de accountancy, is voorts dat het voor kleine kantoren eigenlijk niet meer te doen is om dit type controles uit te voeren. Dat is dan ook de reden waarom hiertoe geadviseerd wordt. Ik dring er bij de raad op aan dit weloverwogen voorstel vanuit het presidium te volgen. De voorzitter: Ik stel vast dat behoefte bestaat aan een schorsing voor het formuleren van een amendement. De vergadering wordt derhalve geschorst (20.17 uur). Schorsing De voorzitter: Ik heropen de vergadering (20.26 uur). Het woord is aan de heer Tekir.
C - 17
De heer Tekir: Mijnheer de voorzitter. Tijdens de schorsing hebben we snel een amendement geformuleerd. Wat wij daarmee willen bereiken, is dat een aanvullende partij wordt uitgenodigd om in te schrijven. Het gaat ons er niet om dat perse die partij uit de bus moet komen, maar dat een gelijk speelveld wordt gecreëerd voor meerdere accountantskantoren, waaronder bij voorkeur één uit de regio. Ik zal het bij naam noemen, want dat is ook met de overige vier in het voorstel gebeurd: het betreft Verstegen Accountants en Adviseurs uit Dordrecht. Het is voor hen geen onbekend verhaal om gemeenten te controleren en wij verwachten dan ook dat zij aan de eisen zullen voldoen. Als dat niet zo is, verwachten wij ook niet dat zij als winnaar uit de bus zullen komen. Het amendement luidt als volgt: Amendement A1 (PvdA, VVD, GL) De raad van de gemeente Gorinchem, in vergadering bijeen op 26 maart 2015; gelezen voorstel 2015-1232D, aanbestedingstraject accountantsdiensten boekjaar 20152017; stelt voor het besluit onder punt 2 als volgt te wijzigen: 2. De keuze te maken om Deloitte, EY (Ernst & Young), BDO Accountants & Adviseurs, PriceWaterhouseCoopers en Verstegen Accountants & Adviseurs te Dordrecht uit te nodigen voor inschrijving.
Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. Hoe een balletje zomaar ineens kan rollen. We hebben nu dus toch nog het voorstel van de heer Tekir om naar de accountantsaanbieding te kijken. Fijn. Wat wij nu hebben ontdekt, is dat het bedrijf dat de heer Tekir noemde en dat wat eerder door mevrouw Schouwenaar werd genoemd, hetzelfde bedrijf blijkt te zijn. Het is bovendien niet zo maar een kleintje, maar gewoon een bedrijf dat hierin gespecialiseerd is…. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik heb nu toch een vraag aan mevrouw Biesheuvel. Zij was aanwezig in de vergadering van het presidium waarin we dit uitentreuren besproken hebben en toen is ze niet op het lumineuze idee gekomen om dit bedrijf toe te voegen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Omdat ik er gewoon niet aan gedacht had. Ik hoorde ook bij de afdeling financiën te zitten, maar toen was ik verhinderd en daar is er verder over gesproken. Dat stukje heb ik dus gemist. Ik ben blij dat die omissie nu goedgemaakt kan worden. Soms ontdek je ineens dat vijfentwintig raadsleden meer weten dan negen, en daarom is het ook goed dat hierover hier besloten wordt en niet in het presidium. Mevrouw Hamann: Mijnheer de voorzitter. In het presidium en ook bij financiën hebben wij hierover inderdaad uitgebreid gesproken. De gemeentefinanciën vormen best een grote boekhouding, denk ik, en als er problemen zijn met het grondbedrijf e.d., zal van de accountant best de nodige expertise worden verwacht. Wij steunen dus het voorstel. De voorzitter: U steunt het voorstel van het presidium en niet het amendement, begrijp ik. Mevrouw Hamann: Inderdaad. C - 18
De heer Barth: Mijnheer de voorzitter. Ik had al aangegeven dat de kwaliteit juist zo’n grote rol speelt in de adviesfunctie van de accountant. Voor die adviesfunctie moet een accountant beschikken over voldoende referentiemateriaal. Met andere woorden: hij moet onderzoeken gedaan hebben en gemeenten van binnenuit kennen om over voldoende referentiemateriaal te beschikken en een landelijk beeld te kunnen schetsen, een gemiddelde, zeg maar, waar Gorinchem tegen af wordt gezet, maar ook vergelijkbare gemeenten. In een kleiner kantoor als voorgesteld in het amendement zal die adviesfunctie afnemen, terwijl juist die adviesfunctie door ons in de afgelopen tijd zo enorm is gewaardeerd, een adviesfunctie die we ook in de toekomst hard nodig hebben als het gaat om het risicomanagement dat we vorm willen geven op concernniveau. In dat opzicht zal de accountant een enorm belangrijke rol gaan spelen in het overleg binnen de klankbordgroep financiën. Wij blijven erbij dat gekozen moet worden voor kwaliteit en daarbij wil ik nog een ander punt aanroeren. Volgens mij zal het presidium het heel druk gaan krijgen. Ik begrijp dat er hier fractievoorzitters zijn die soms ingehaald worden door, laten we zeggen, voortschrijdend inzicht, maar ik denk dat dit voorstel mogelijk zelfs weer terug moet naar het presidium. Door namelijk bovenaan in het voorstel de parameters te wijzigen en ook middelgrote kantoren te gaan uitnodigen, zullen volgens mij de gunningscriteria niet meer kloppen. Er is gekozen voor kwaliteit en daarover heeft het presidium met ambtenaren en college veelvuldig gesproken. Op basis van de vier grote accountantskantoren zijn vervolgens de gunningscriteria vastgesteld: prijs, kwaliteit en presentatie, waarbij het accent het zwaarst ligt op de prijs, en dat kan ook als er vier gelijkwaardige bedrijven zijn die aanbesteden. Als we er echter ook eentje laten meedingen van een ander kaliber, moeten we die criteria wijzigen, als we kwaliteit willen hebben, tenzij we gewoon een koopje willen. Wij zullen dus het raadsvoorstel steunen en het amendement afwijzen. Zou het amendement toch worden aangenomen, dan doet de gemeente Gorinchem er verstandig aan de gunningscriteria “40% prijs” en “35% vaardigheden”, te wisselen, omdat anders puur voor de prijs wordt gegaan, en goedkoop is duurkoop. De heer Van Zanten: Mijnheer de voorzitter. Voorop wil ik stellen, en wat dat betreft put ik uit 35 jaar ervaring, ook met het kantoor Verstegen, dat het kantoor Verstegen een uitstekend kantoor is. Daar valt helemaal niets op af te dingen, maar dat is volgens mij niet het punt in deze discussie. Waar de discussie meer over zou kunnen gaan, is dat het een nogal knullige indruk maakt dat, terwijl een en ander goed is doorgesproken in het presidium, daarop nu allerlei amenderingen plaatsvinden in de raad. Ik heb niks tegen amendementen, integendeel: vele amendementen die nog volgen zullen wij vast wel steunen, maar dit niet, want de manier waarop deze behandeling nu plaatsvindt vind ik gewoon niet goed. Ik vind dat jammer, want zo maken we een vertoning van een belangrijk recht dat de raad heeft om een accountant te benoemen voor de controle… De heer Tekir: Ik betreur het dat de heer Van Zanten het knullig noemt dat de raad van zijn recht gebruik maakt om een voorstel te amenderen. De heer Van Zanten: Dat zie ik in dit geval een beetje anders. Het is inderdaad aan de raad om dit voorstel vast te stellen, maar het is uitgebreid voorbereid in het presidium C - 19
en ik zou het normaal vinden wanneer die bespreking in het presidium ook in de fracties goed wordt doorgesproken… Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ik ben het niet met de heer Van Zanten eens dat wat in het presidium gebeurt per definitie een besluit zou zijn. De voorzitter: Dat is ook niet beweerd, mevrouw. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Nee, maar daar wil ik even op doorgaan. Als het voorstel dat in het presidium besproken is in de fractie is overlegd en daaruit een nieuw voorstel resulteert, of een aanvulling, moet dat altijd meegewogen kunnen worden, en dan is het een aanvulling op dat wat in het presidium gebeurt. De heer Van Zanten: Als er geluiden komen uit de fracties, zouden die naar mijn mening in eerste instantie terug moeten komen in het presidium. De heer Van Breemen: De procedure die de heer Van Zanten schetst is wat mij betreft ook gevolgd. Ik heb het voorstel dat in het presidium aan de orde was geweest voorbesproken in de fractie, daaruit is de vraag voortgekomen of we geen kleine of middelgrote kantoren zouden moeten uitnodigen, daarop heb ik een antwoord gekregen en met dat antwoord ben ik weer teruggegaan naar de fractie. Naar mijn mening heeft de fractie dan alle recht om na die bespreking in het presidium een amendement in te dienen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat ondersteun ik helemaal. De voorzitter: Dat recht wordt u niet ontzegd, maar dat was ook niet de strekking van de inbreng van de heer Van Zanten. De heer Klink: Mijnheer de voorzitter. Het voorliggende amendement zal door het CDA om een aantal redenen niet worden gesteund. Gedeeltelijk heeft het te maken met de procedure, die wij niet chic vinden. De kwalificering “knullig” van de heer Van Zanten kan ik wat dat betreft hier en daar echt wel volgen, zeker omdat in eerste instantie om bepaalde redenen geen amendement zou worden ingediend en dat uiteindelijk wel gebeurt, omdat hier een dynamiek ontstaat die inderdaad iets knulligs heeft. Met de heer Barth ben ik het geheel eens dat met name de adviesfunctie van een accountant heel belangrijk is en dat het daarom goed is dat een accountant ook bij andere gemeenten achter de deur kijkt. Laten we eerlijk zijn: de gemeente Gorinchem staat er financieel gezien, ook op landelijke lijstjes, echt niet zo florissant voor. In die zin is het een risico om nu met een accountant van een ander kaliber – laat ik het maar zo zeggen, we hebben het niet voor niks over grote kantoren en middelgrote kantoren; een ander kaliber – in zee te gaan. Een tweede punt, en dat vind ik echt wel ter zake dienend, is het volgende. Als we in dit raadsbesluit een nieuwe categorie accountants toevoegen, vind ik het nogal arbitrair om op basis van wat hier snel even besproken wordt zomaar een willekeurig kantoor te noemen en op het lijstje te zetten, vanuit de gedachte dat er dan tenminste ook een middelgroot kantoor tussen zit…
C - 20
De heer Tekir: Het is niet een willekeurig gekozen kantoor, maar een kantoor dat al gemeenten controleert én in dit huis bekend staat als een kantoor dat deze opdracht zou kunnen uitvoeren. Verder wil ik even reageren op uw suggestie dat dit kantoor zijn adviesfunctie niet zou kunnen vervullen… De heer Klink: Dat heb ik niet gesuggereerd. De heer Tekir: Nou, dan wel dat dit kantoor onvoldoende vergelijkbaar materiaal zou hebben. De AFM schrijft accountantskantoren niet voor dat zij controle moeten verrichten aan de hand van vergelijkbaar materiaal. Er zijn strikte regels voor en daarop toetsen zij. Daarvoor hoeft een kantoor geen inzicht te hebben in de manier waarop de rest van het land het doet, als de gemeente maar voldoet aan de regels die in het BBV zijn opgenomen en ook door de AFM zijn gesteld. Daarom zijn wij van mening dat ook dit kantoor, dat geen “boekhoudkantoor om de hoek” is, maar een kantoor dat zich al heeft bewezen in gemeenteland, deze opdracht kan uitvoeren. Dat zal het dan wel zelf moeten bewijzen in de aanbestedingsprocedure. Mevrouw Schouwenaar: Ik merk dat nu aannames worden gedaan op basis van een veronderstelling die niet klopt. Wij gaan hier namelijk niet met elkaar bepalen of een kantoor kwalitatief voldoet. Op die kantoren komt ook nog juridische kennis op het gebied van wetgeving af en zij zullen moeten bepalen of ze daaraan kunnen voldoen. Wie zijn wij om die kwaliteit te beoordelen? De vraag waar het hier om gaat, is of zij mogen meedoen, ja of nee. Mevrouw Molengraaf-Vullers: De heer Klink heeft naar mijn mening wel een punt, want we zouden nu een kantoor als Verstegen gaan toevoegen om redenen die mij in ieder geval niet bekend zijn, want ik ken het kantoor niet. De namen die in het stuk zijn genoemd hebben wij in het presidium uitentreuren besproken en daarvan weet ik waarom ervoor is gekozen, maar Verstegen en Pietje Puk: dat weet ik niet. Daarom zou ik dat toch weer in het presidium terug willen hebben, om daarover advies te kunnen uitbrengen aan de raad. We zijn nu een spektakel aan het optuigen en ik vind dat we dat niet moeten doen. De heer Klink: Ik zal proberen aan de verschillende interrupties recht te doen. De heer Tekir laat zich weer kennen als iemand die verstand van zaken heeft. Hij heeft gelijk: men zal gewoon moeten voldoen aan het BBV – ik heb overigens niet gezegd dat men dat niet zou kunnen –, maar dan spreekt hij wel over de controlefunctie van de accountant. Ik had het over de adviesfunctie… De heer Tekir: Als de heer Van Zanten kan putten uit 35 jaar ervaring, kan ik dat ook uit mijn ervaring in dit vak, al is die wat beperkter. De accountant heeft twee adviesfuncties. De ene is een natuurlijke adviesfunctie, die volgt uit de controle die hij verricht en daar betaalt een cliënt niet voor. De andere is een adviesfunctie waarvoor je betaalt naast de controle die een accountant verricht op de jaarrekening. De voorzitter: Ik ga nu ingrijpen, want deze discussie is uit-en-te-na in het presidium gevoerd. In het verlengde van wat door mevrouw Molengraaf en de heer Barth is opgemerkt, vind ik dat het wel een beetje een vreemde vertoning wordt om deze discussie op C - 21
deze manier te voeren. Het is duidelijk wat de strekking is van het amendement, maar er gaan nu kwalificaties en inhoudelijke oordelen over de tafel die naar mijn mening niet thuishoren in dit debat op deze plaats. De heer Klink: Het belangrijkste punt dat ik wil maken is dat, als wij een nieuwe categorie accountants toevoegen aan onze doelgroep bij deze aanbesteding, het mij zuiver lijkt dat jegens alle accountants in de categorie middelgroot in deze regio uit te dragen. Het CDA is het er op zichzelf van harte mee eens dat niet altijd naar de grote gerenommeerde kantoren of grote ondernemingen behoeft te worden gekeken, maar dat in algemene zin ook wat kleinere ondernemingen de kans moet worden gegeven in een aanbesteding, maar het lijkt ons niet verstandig nu eventjes, in een paar minuten, een nieuwe categorie toe te voegen, zonder goed te hebben onderzocht wat de kwaliteitseisen zijn die daaraan wellicht gesteld moeten worden en welke partijen dan eventueel in aanmerking komen om uitgenodigd te worden. Het heeft mijns inziens een vorm van onrechtvaardigheid in zich om in vijf minuten een willekeurig kantoor eruit te pikken, ook al is dat kantoor nog zo goed. Mevrouw Van Dalen-Eggink: Mijnheer de voorzitter. Zowel in het presidium als in de klankbordgroep financiën zijn allerlei vragen gesteld en antwoorden gegeven, we hebben gediscussieerd over klein, middelgroot en groot en over de kwaliteitseisen waaraan een accountant zou moeten voldoen. In die discussie is voor ons voldoende duidelijk geworden waarom en met welke achtergronden hiervoor is gekozen. Wij zullen dus het voorstel steunen en het amendement niet, mede omdat het vrij laat is ingediend en voor ons onduidelijk waarom “dit” en waarom “zo”. De voorzitter: Het wordt tijd de balans op te maken. Aan de orde is de besluitvorming, allereerst over het amendement, daarna over het al dan niet geamendeerde voorstel. Amendement A1 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties van PvdA, VVD en GroenLinks vóór verworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna met algemene stemmen conform het voorstel besloten. 8. Ontheffing ingezetenschap wethouder Doodkorte (nr. 2015-1341) Voorstel De heer Marcel M.A.J. Doodkorte, Van Assendelftstraat 9 in Goudriaan geboren op 17 december 1954 per 22 mei 2015 voor één jaar ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap van de gemeente Gorinchem. Aanleiding De heer Doodkorte heeft op 2 maart 2015 verzocht om een ontheffing van het vereiste van ingezetenschap. De reden daarvoor is dat de heer Doodkorte niet in Gorinchem woont en er wel werkzaam is als wethouder. Motivatie Ontheffing op het vereiste van ingezetenschap is nodig om de wethouder zijn werk in Gorinchem te laten uitvoeren. Wethouder Doodkorte heeft vorig jaar ook ontheffing gekregen voor één jaar. De raad kan deze ontheffing, telkens met een periode van maximaal een jaar, verlengen (artikel 36a 2e lid van de gemeentewet).
C - 22
Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. De PvdA is tegen het verlenen, en dus het verlengen, van deze ontheffing, en wel om principiële en inhoudelijke redenen. De inhoudelijke redenen zijn ontstaan naar aanleiding van de principiële redenen. Ik zal het even uitleggen en dan ook aangeven dat die redenen vooral omkleed zijn vanuit wetgeving, die ik er ook bij zal halen om een en ander duidelijk te maken. De principiële redenen. De wet is erg duidelijk. Ook de VNG heeft goede en duidelijke uitspraken over ingezetenschap gedaan en de diverse circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn eveneens duidelijk. Voor het wethouderschap is het ingezetenschap een voorwaarde. Het is immers van belang, aldus de wet, dat de lokale bestuurders voeling en binding hebben met de lokale gemeenschap en vooral dat zij zelf de effecten van het door hen gevoerde bestuur ervaren. Door de Wet dualisering, in 2002, is de mogelijkheid ontstaan om een wethouder van buiten de gemeente aan te stellen en via een ontheffing te benoemen. In 2007 is de Gemeentewet weer gewijzigd, om ongewenste gedoogsituaties te voorkomen; dat bleek nodig. Deze wijziging houdt in dat de raad alleen maar een ontheffing kan verlenen indien sprake is van een bijzondere situatie. Deze ontheffing geldt ten hoogste voor de duur van één jaar. De raad dient daarom jaarlijks te beoordelen of nog steeds sprake is van een bijzondere situatie. Hier zit voor de PvdA de crux. Toen wethouder Doodkorte werd benoemd, was dat vanwege het vroegtijdig aftreden van wethouder Van der Torren. Een zeer bijzondere situatie en het is heel logisch dat van een wethouder met een tijdelijke aanstelling niet kan worden verwacht dat hij verhuist. Inmiddels bestaat deze bijzondere situatie niet meer, omdat verkiezingen hebben plaatsgevonden en thans sprake is van een vaste aanstelling voor een periode van vier jaar, met eventueel daarna een doorgang. Terug naar de wet. Indien volgens de raad sprake is van een bijzondere situatie, wordt een raadsbesluit tot verlening van de ontheffing voorbereid. Bij deze voorbereiding van, of toelichting op het concept-raadsbesluit, staat de motivering om tot ontheffing wegens een bijzondere situatie over te gaan duidelijk vermeld. De raad zal namelijk de motivering voor die bijzondere situatie moeten toetsen. Bijzondere situaties zijn bijvoorbeeld – en dat haal ik uit de wet – persoonlijke omstandigheden, zoals ziekte of gehandicapte familieleden of partners, aangepast wonen, zorgplicht voor ouders in aanleunwoningen, enz. In de motivatiebrief van wethouder Doodkorte komt duidelijk naar voren dat het slechts gaat om een woonvoorkeur, met een korte reistijd, waardoor bereikbaarheid en beschikbaarheid geen problemen zijn. Woonruimteproblematiek of woonplaatsvoorkeur zijn voor de wet echter geen gegronde redenen voor ontheffing. De wetgeving is daar heel helder over. De raad kan dan ook niet anders dan concluderen dat er geen grond is om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt voor ingezetenschap, zeker gezien het feit dat de wethouder niet van plan is te verhuizen. Hiermee kom ik meteen tot de inhoudelijke redenen. Hierbij haal ik nogmaals een deel uit de wet aan, dat duidelijk maakt waarom het ingezetenschap een voorwaarde is en zo belangrijk. Ik citeer de passage die ik al eerder aanhaalde: “Het is immers van belang dat lokale wethouders voeling en binding hebben met de lokale gemeenschap en vooral dat zij zelf de effecten van het door hen gevoerde bestuur ervaren.” In de afgelopen periode hebben wij mogen ervaren dat de wethouder op het gebied van cultuur de C - 23
voeling en de binding met Gorinchem juist mist. Het niet tijdig voorzien wat er speelt binnen het culturele Gorcumse veld, het niet voorzien dat de tekorten zich opstapelen en hoe daar met de diverse partijen op voorhand mee aan tafel te gaan, wordt gezien als een makke, ontstaan door de letterlijke en figuurlijke afstand van deze wethouder… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Kan mevrouw Biesheuvel aantonen dat de wethouder dit had moeten kunnen voorzien, of waarom hij dat niet heeft voorzien? Dit is een stelling die u zomaar poneert. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Nee, dit is iets wat wij ervaren en wat wij ook terugkrijgen uit het culturele veld. Ik ga daarop straks nog verder in. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik ben heel benieuwd! De heer Klink: Is het mevrouw Biesheuvel ook bekend – ik help haar even, kijkend naar de wet, en ook om ervoor te zorgen dat we nu niet iets gaan beslissen aan de hand van de door haar aangedragen citaten uit de wet, die straks misschien anders gaat worden – dat de minister van Binnenlandse Zaken, van PvdA-huize nog wel, onlangs in het VNG Magazine heeft geschreven dat het kabinetsbeleid dusdanig is, dat bij een volgende wijziging van de wet bepaald zal worden dat de raad zelf gaat over de woonplaats van de wethouder en dat daaraan verder geen restricties verbonden zijn? Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat zijn voornemens, die wetswijziging is er nog niet door. De heer Klink: Maar als zo’n wet waarschijnlijk aanstaande is, is het dan in de tijd gezien niet wat drastisch nu nog een besluit te nemen met behoorlijke gevolgen, om straks te moeten concluderen dat het achterhaald is? Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ten eerste duurt wetgeving erg lang en ten tweede hoef je het als partij, ook al is het je eigen minister, niet altijd met elkaar eens te zijn. Dat is ook de reden waarom je als lokale partij soms andere standpunten inneemt dan je landelijke partij. Wetgeving kan erg lang duren en wij hebben ons gewoon te houden aan de wet. De heer Klink: Dat ben ik met u eens, maar dat gold vorig jaar ook al en toen hebt u dit bezwaar niet gemaakt. Als u zo hangt aan het principe van de wet, zou ik het op prijs hebben gesteld als u daar eerder mee was gekomen. Voor alle duidelijkheid citeer ik even…. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Als ik eerst verder mag gaan met mijn betoog, komt ik vast wel tot een beantwoording…. De voorzitter: Ik stel de heer Klink in de gelegenheid zijn zin af te maken, daarna kunt u uw betoog vervolgen. De heer Klink: Ja, want ik vind echt dat het ertoe doet. Ik citeer: “Met het maatwerk op lokaal niveau komt de minister tegemoet aan een breed gedeelde wens in de Tweede Kamer. Die nam vorig jaar een motie van de VVD aan over de ontheffing van het woonC - 24
plaatsvereiste voor wethouders.” De Kamer heeft dus een motie aangenomen die ingaat tegen uw interpretatie van de huidige wet. Dat mag volgens mij al geacht worden een uitspraak te zijn van ons hoogste volks-vertegenwoordigende orgaan. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ik was toegekomen aan het inhoudelijke deel en aan de manier waarop wij die voeling en die binding in Gorinchem ervaren, maar ik zeg erbij dat dat voor elke partij natuurlijk anders kan zijn. We zullen met z’n allen de vraag onder ogen moeten zien wat de gevolgen zijn van ons beleid. Daarmee kom ik op het effect van de rode draden: “geen stenen, maar activiteiten”. In het welzijnsveld en in het culturele veld heeft dat verstrekkende gevolgen. Dit beleid, dat wij met elkaar hebben vastgesteld, blijkt grotere offers te vragen dan wij allen hadden voorzien. Ook wij hebben dat beleid mede vastgesteld en ook wij concluderen nu dat we dat zullen moeten bijstellen…. De voorzitter: Ik verzoek u in ieder geval bij het thema blijven. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ja, want het lijkt mij een beetje vreemd om daarom een wethouder naar huis te sturen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Daar gaat het helemaal niet om. De voorzitter: Maar u moet wel bij het thema blijven. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat doe ik ook. De voorzitter: Nee, het gaat nu om de vraag of het verzoek van de wethouder om ontheffing te krijgen van het woonplaatsvereiste gehonoreerd kan worden. Alle uitweidingen over rode draden en wat daaraan annex is lijken mij bezijden het thema. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Het heeft te maken met het deel van de wet dat aangeeft dat de effecten van het gevoerde bestuur ervaren moeten worden in de lokale gemeenschap. Daar refereer ik aan. De afstand en het niet tijdig, of niet goed invoelen wat er in Gorinchem leeft, zijn voor de PvdA symptomen van dit gebrek aan voeling en binding. De heer Klink: Als de PvdA dit werkelijk meent, adviseer ik haar in het aanstaande debat over cultuur een motie in te dienen, waarin haar afkeuring, treurnis, of welke typering zij er ook aan wil geven, tot uiting komt, en dat niet te betrekken bij dit agendapunt. Dat lijkt mij zuiverder. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Wij hebben een principiële reden om de ontheffing niet te verlengen en daaruit vloeit een inhoudelijke reden voort. In de basis gaat het om de principiële reden…. Mevrouw Molengraaf-Vullers: De PvdA toont hier wel apart gedrag door ineens een principe te laten opkomen. Bij de installatie van het college op 22 mei 2014 heeft de PvdA namelijk – ik kan het bijna letterlijk citeren – de heer Doodkorte welkom geheten en daarbij vermeld dat ze er geen enkel probleem in zag dat hij in Molenwaard woont. Toen had ze nog geen last van die principes, nu wel. Dat vind ik heel apart. Ik krijg nu C - 25
meer het idee dat deze wethouder afgerekend moet worden op een onwelgevallig besluit dan dat het hier om een echt principe gaat. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat principe hadden we al, maar gezien de situatie waarin de PvdA verkeerde was het niet zo netjes om dat op tafel te gooien. We vonden het belangrijker dat er een goede coalitie kwam…, ja, daar kunnen jullie van alles van vinden…. De heer Klink: Ik wil dan toch graag opgemerkt hebben dat de PvdA in Gorinchem haar principes, die ze wel degelijk heeft, zeer selectief gebruikt, afhankelijk van de vraag of het haar op een bepaald moment wel of niet goed uitkomt. Ik vind dat een heel aparte manier van omgaan met principes. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Soms kun je kiezen voor een algemeen belang boven…. De heer Klink: Welk algemeen belang heeft de PvdA gediend door haar principes in een vorige raadsvergadering opzij te zetten? Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Het belang van een coalitie zoals die gevormd is, in de constellatie zoals die gegaan is, die zo breekbaar is, dat je die de ruimte wilt bieden… De heer Klink: En waarom verdient die zelfde coalitie… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Maar, mijnheer de voorzitter…. De voorzitter: Nee, nu maakt mevrouw Biesheuvel haar betoog af, want ik denk dat we onderhand wel ongeveer weten hoe de posities gemarkeerd zijn. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ik kom nog een keer terug op de reden waarom we uiteindelijk op het inhoudelijke deel komen, en dat heeft te maken met die voeling en die binding in de lokale gemeenschap… De voorzitter: Dat hebt u al gezegd. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: …. en waarom we nu, na deze periode, zien dat dat naar ons gevoel blijkt te ontbreken. In het begin zagen we dat natuurlijk nog niet, maar nu ervaren we dat. Je kunt nog zo vaak naar een voorstelling gaan, een uitvoering van een amateurvereniging bijwonen, of een schilderij overhandigen, daarmee ben je nog geen Gorcumer. Je staat niet in de supermarkt, je bent niet in gesprek, dat is het verschil waar het ons om gaat. De heer Van Breemen: Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Dit is echt buiten de orde. De voorzitter: Ik ben er nu ook wel een beetje klaar mee dat dit zo wordt uitgemeten, want u herhaalt zichzelf voortdurend. Ik verzoek u dan ook dit thema nu te laten rusten en verder te gaan met uw betoog.
C - 26
Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Excuus, maar door de vele onderbrekingen ben ik dan waarschijnlijk mijn pad kwijt en moet ik steeds opnieuw beginnen. Ik vervolg met het laatste stukje. Wij nodigen de wethouder van harte uit naar Gorinchem te verhuizen en zijn volledige ambtsperiode met ons uit te dienen. Indien de wethouder dat niet van plan is, verzoeken wij de VVD-fractie in haar eigen Gorcumse gelederen te recruteren – ik ben ervan overtuigd dat ook daar hele goede kandidaten beschikbaar zijn – en op die manier een nieuwe start te maken. De voorzitter: Hiertegen maak ik nu bezwaar. Aan de orde is een verzoek om een verlenging van de ontheffing van het woonplaatsvereiste te honoreren, niet meer en niet minder. Ik verzoek u u daartoe te beperken. Alle bespiegelingen over personele aangelegenheden in welke fractie dan ook, laten we buiten deze discussie. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat is goed, maar het ging mij om de consequenties die eraan vasthingen, vandaar. De heer Van Zanten: Mijnheer de voorzitter. Wellicht zult u dit betoog ervaren als een herhaling van zetten, maar ik zal het dichter bij de regelgeving houden; laat ik dat vooropstellen. Ik wil echter wel kwijt dat ook voor ons hier een principiële kwestie aan de orde is. Voor de fractie Stadsbelang is verlenging van de ontheffing van het woonplaatsvereiste van wethouder Doodkorte zeker niet vanzelfsprekend en daarmee ook geen hamerstuk. Stadsbelang vind het namelijk van groot belang dat onze bestuurders zich bij het wel en wee van de stad betrokken voelen en zich daarmee kunnen identificeren. Inlevingsvermogen is wat ons betreft een kernkwaliteit voor iedere stadsbestuurder van onze stad, een eigenschap die niet als vanzelfsprekend bij iedere bestuurder aanwezig is en die we ook bij wethouder Doodkorte soms node missen. Het ondanks de gunstige financiële ontwikkeling van de gemeente stug blijven volharden in een in onze visie veel te stringent financieel beleid, de voortschrijdende afbraak… De voorzitter: Ik ga u nu al onderbreken, meneer Van Zanten. Het spijt me heel erg, maar dit is zo ver bezijden het thema dat ik dit niet meer toesta. De heer Van Zanten: Dan zal ik het helemaal bij het thema houden, voorzitter. De voorzitter: Heel graag. De heer Van Zanten: Volgens artikel 36.a, 1ste lid van de Gemeentewet gelden voor wethouders van een gemeente op het onderwerp woonplicht dezelfde vereisten als voor het lidmaatschap van de raad, zoals dat geregeld is in artikel 10, 1ste lid van de Gemeentewet. Daarin is wettelijk geregeld dat het voor het lidmaatschap van de raad van een gemeente vereist is dat men ingezetene is van de gemeente. Ook voor het wethouderschap is het ingezetenschap een voorwaarde. In de circulaire “Evaluatie verruiming ontheffing woonplaatsvereiste wethouders” wordt, volledig in overeenstemming met de memorie van toelichting op de Gemeentewet, aangegeven, en ik citeer: “(…) dat het immers van belang is dat lokale bestuurders voeling en binding hebben met de lokale gemeenschap en dat zij vooral zelf de effecten van het door hen gevoerde bestuur ervaC - 27
ren.” De tekst van de circulaire vervolgt “dat het onder omstandigheden voorstelbaar is dat in een gemeente een voorkeur bestaat voor een wethouder van buiten de gemeente. Sinds de dualisering in 2002 is het dan ook mogelijk een wethouder van buiten de gemeente te benoemen.” Wethouder Doodkorte is ruim halverwege de vorige raadsperiode als zodanig binnen gekomen. In eerste instantie was in de Gemeentewet geregeld dat de raad aan een wethouder voor ten hoogste een jaar ontheffing van het woonplaatsvereiste kon verlenen, dit om de wethouder in staat te stellen naar de gemeente te verhuizen. Dit is als zodanig geregeld in artikel 36.a, 2de lid van de Gemeentewet. Het is ook redelijk om een wethouder die als gevolg van bestuurlijke perikelen in een gemeente tussentijds tot het wethouderschap wordt geroepen, en die van buiten wordt gehaald, een redelijke termijn te gunnen om naar de gemeente te verhuizen. Omdat in de praktijk een periode van een jaar niet voldoende bleek, en in den lande van talrijke ongewenste gedoogsituaties sprake was, is in 2007 de Gemeentewet gewijzigd. De vigerende regeling is dat de raad in bijzondere gevallen kan verlengen, telkens met een periode van ten hoogste een jaar. De raad beoordeelt dus jaarlijks opnieuw of sprake is van een bijzonder geval dat een afwijking van het wettelijke uitgangspunt van ingezetenschap rechtvaardigt. De vraag die vandaag voorligt is of bij de beoordeling van het verzoek van de wethouder om ontheffing van de woonplicht te verkrijgen, inderdaad sprake is van een bijzonder geval. Het voorliggende raadsvoorstel laat dit helaas volledig in het midden, door alleen maar te stellen dat de wethouder het vorig jaar ook ontheffing van de woonplicht heeft gekregen. Het raadsvoorstel schiet daarmee ernstig tekort in het motiveringsvereiste, reden genoeg om het bij de CdK voor vernietiging voor te dragen als daarover in deze vorm positief wordt besloten, maar dit uiteraard terzijde. De wethouder geeft in zijn brief van 2 maart 2015 aan de voorzitter van de raad aan dat de motivering voor de ontheffing van het woonplaatsvereiste louter bestaat uit de nabijheid van zijn eigen woonplaats Goudriaan bij Gorinchem. Deze stelling lijkt ons op zichzelf al discutabel. Eigenlijk stelt de wethouder in andere woorden dat hij zo dichtbij Gorinchem woont, dat hij van daaruit prima zijn werkzaamheden als wethouder kan verrichten. Het woonachtig willen blijven buiten Gorinchem is dus in casu de enige bijzonderheid van de situatie. Ik zou haast zeggen: quod non. Door het stellen van het woonplaatsvereiste geldt voor de wetgever zeer terecht het uitgangspunt dat het elders willen blijven wonen nu juist de ongewenste situatie is, waaraan zo spoedig mogelijk – in principe dus binnen een jaar – een einde moet komen. Hoe anders kan een wethouder voeling en binding krijgen en houden met de lokale gemeenschap en zelf de effecten ervaren van het door hem gevoerde bestuur? De fractie Stadbelang kan dus met het voorliggende, ons inziens ondeugdelijk gemotiveerde, en wat ons betreft ook contra legem-voorstel niet leven. Wij kunnen ons eigenlijk niet voorstellen dat de andere fracties van de raad dat wel zouden kunnen. Wij zijn dus meer benieuwd naar de inhoudelijke motivering van de fracties die wel met dit voorstel gaan instemmen, en met name zijn wij benieuwd naar hun definitie van de bijzondere situatie van dit specifieke geval, zoals genoemd in artikel 36.a, 2de lid. Wij zijn daar zelfs zo benieuwd naar, dat wij sterk overwegen u in tweede termijn te verzoeken om hoofdelijke stemming over dit voorstel.
C - 28
Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik ga ervan uit dat uw fractie principieel van mening is dat de wethouder in de plaats waar hij wethouder is moet wonen. De heer Van Zanten: Dat vinden wij, ja. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik neem aan dat u dat het vorig jaar ook vond. De heer Van Zanten: Dat is zeker waar, ja. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Kunt u zich nog herinneren wat u daarover gezegd hebt toen het college geïnstalleerd werd? De heer Van Zanten: Ik kan me dat niet herinneren… Mevrouw Molengraaf-Vullers: U hebt er namelijk niets over gezegd. De heer Van Zanten: Dat klopt. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Daarom kunt u het zich ook niet herinneren. De heer Van Zanten: Ik val even terug op mijn betoog van zo-even, waarnaar u misschien niet goed hebt geluisterd. Ik heb gezegd dat wij het zeer wel kunnen billijken dat een wethouder die op tijdelijke basis wordt binnengehaald de gelegenheid krijgt om zich te vestigen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik heb het niet over een tijdelijke basis, maar over het moment waarop het college zoals het er nu zit, mét de heer Doodkorte, werd geïnstalleerd. Op dat moment had u kunnen aangeven dat u principiële bezwaren had tegen het feit dat de heer Doodkorte niet in Gorinchem woont. U had hem in ieder geval kunnen uitnodigen om naar ons mooie Gorinchem te komen. Dat hebt u allemaal niet gedaan. De heer Van Zanten: Dat hebben wij niet gedaan, nee, maar ik wil u er wel op wijzen dat de wet vereist dat de raad ieder jaar opnieuw die afweging maakt. Wij maken op dit moment de afweging die ik heb uiteengezet. De heer Schefferlie: Misschien had de heer Van Zanten toen ook nog niet het idee dat dit college er zo lang zou zitten! De voorzitter: Dat zou kunnen. De heer Van Zanten: Dat zou kunnen, ja, maar zelf heb ik het idee dat het normaal is dat een college gewoon de rit uitzit en dat het abnormaal is als dat niet gebeurt. We gaan het zien. Mevrouw Mager-Schroten: Mijnheer de voorzitter. Onze wethouder, Marcel Doodkorte, heeft de raad verzocht om een ontheffing van het vereiste van ingezetenschap. De reden daarvoor is dat de heer Doodkorte niet in Gorinchem woont, maar dat hebben we inmiddels al een paar keer gehoord, en zelfs als wethouder van de gemeente Gorinchem heel goed werk doet. Wij vinden althans dat hij dat bijzonder goed doet. Het is inmiddels de tweede keer in deze periode dat deze ontheffing zou worden verleend. Er zijn C - 29
gemeenten waar een ontheffing voor een volledige periode wordt verleend. De Gemeentewet stelt dat de raad ontheffing telkens met een periode van maximaal een jaar…. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Juist om die reden heeft in 2007 een wetswijziging plaatsgevonden… Mevrouw Mager-Schroten: Zou ik mijn zin mogen afmaken, voorzitter? De voorzitter: Ik wil nu eerst de interruptie laten afmaken, daarna kunt u weer verder gaan, anders wordt het voor mij wel erg onoverzichtelijk. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Juist om die reden is de wet in 2007 verder aangepast, om, zoals in de wet staat, deze ongewenste situaties te voorkomen. Mevrouw Mager-Schroten: Ook ik heb dat gelezen. Ik begin even opnieuw. Het is inmiddels de tweede keer in deze periode dat deze ontheffing zou worden verleend. Er zijn gemeenten waar een ontheffing voor een volledige periode wordt verleend. Dat is gewoon een feit; daarom heb ik dat hier ook vermeld. De Gemeentewet stelt dat de raad een ontheffing telkens met een periode van maximaal een jaar kan verlengen. Het is daarom ook goed dat de wethouder in Gorinchem zijn verzoek bij ons als raad neerlegt. Bij een volgende wijziging van de Gemeentewet – de heer Klink refereerde daar al aan – zal PvdA-minister Plasterk naar aanleiding van een VVD-motie met een voorstel komen waarbij de raad de bevoegdheid krijgt zonder beperkingen ontheffingen van het vereiste van ingezetenschap te verlenen. Een dergelijke bepaling betekent dat de raad de duur van de ontheffing kan bepalen, daaraan al dan niet voorwaarden kan stellen en al dan niet in verlenging kan voorzien. Dit sluit aan bij de behoefte aan maatwerk op lokaal niveau. Wij achten dit een versterking van onze lokale democratie. De bijdrage van de vorige sprekers verbaast ons ten zeerste, en daarmee bedoel ik niet de interrupties. Wat is er veranderd? De gehele raad, dus inclusief Stadsbelang en PvdA, heeft de Gorinchemse wethouders bij acclamatie benoemd. Dat blijkt nu, achteraf, tegen hun principes te zijn geweest…. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Bij wijze van interruptie, voorzitter…. De voorzitter: Als het een nieuw licht op de zaak werpt! Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ja hoor. Wij hadden gehoopt dat wethouder Doodkorte zo gecharmeerd was van Gorinchem dat hij zou verhuizen, dus die ontheffing niet meer nodig zou hebben. De voorzitter: Impliciete hoop e.d. zit allemaal niet in het verlenen van ontheffingen, dus dat kan niet meetellen. Mevrouw Mager-Schroten: Mijnheer de voorzitter. Nog geen jaar geleden deed Stadsbelang er het zwijgen toe en de PvdA-fractie verwoordde het aldus: “Ik ben ervan overtuigd dat hij – de heer Doodkorte –, nu hij hier vier jaar kan blijven, zijn passie en creativiteit op onze stad zal los laten. Ik ben blij dat we er een kwalitatieve wethouder bij houden. Dat hij in Molenwaard woont, is wat ons betreft geen enkel probleem. GeC - 30
loof het of niet, maar wij – de PvdA – hebben oprecht waardering voor de personen die zich in deze moeilijke tijd beschikbaar stellen voor het dagelijks bestuur van onze mooie stad Gorinchem. Wij kennen hen alle vijf goed en vertrouwen op hun goede bedoelingen en inzet voor Gorinchem.” Mooie woorden. Het is nu bijna een jaar verder. Aan passie, creativiteit, betrokkenheid en inzet is bij onze wethouder geen gebrek. De omstandigheden zijn gelijk, zowel praktisch als wettelijk zijn er geen wijzigingen, vandaar onze verbazing over de inzet van PvdA en Stadsbelang nu. Het kan toch niet zo zijn dat aan de motivatie van Stadsbelang en PvdA een politieke afweging ten grondslag ligt? Het is buitengewoon ongewenst dat oneigenlijke motieven een rol zouden kunnen spelen bij de beoordeling van de verlenging van de ontheffing… De heer Van Zanten: Ik heb mijn betoog volledig opgebouwd aan de hand van de regelgeving. Daarbij gaat het niet om politieke afwegingen. Mij gaat het erom dat hierover wetgeving bestaat. Het is in feite nu aan de coalitie om aan te geven wat de bijzondere omstandigheden zijn die een ontheffing rechtvaardigen. Dat wil ik graag van u horen. De voorzitter: De stelling van mevrouw Mager is dat de wetgeving sinds vorig jaar niet is gewijzigd. Laten we elkaar niet in verwarring brengen: dat waren de posities. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Eigenlijk is het jammer dat we de heer Van Zanten niet de hele riedel hebben laten afdraaien van het destructieve beleid dat de heer Doodkorte zou voeren, want hij was natuurlijk wel van plan om dat te gaan zeggen. De heer Van Zanten: Nee, dat valt mee hoor, want het waren nog maar zes regels! Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ja, dat was u wel degelijk van plan en in die zin is het dus wel een politieke afweging. De voorzitter: Ook in uw richting, mevrouw Molengraaf, merk ik op dat wat de heer Van Zanten van plan was vooralsnog in de verborgenheid blijft. Daarop moeten we nu niet gaan speculeren. Mevrouw Mager-Schroten: De heer Van Zanten wijs ik er nog even op dat achter mijn opmerking over een eventuele politieke afweging een vraagteken stond, maar ik dank hem alvast voor zijn antwoord. Maar toch, het is buitengewoon ongewenst dat oneigenlijke motieven een rol zouden kunnen spelen bij de beoordeling van de verlenging van een ontheffing. De VVD distantieert zich hiervan dan ook uitdrukkelijk. De voorzitter: Persoonlijk heb ik het idee dat alles nu wel gewisseld is en dat tot besluitvorming kan worden overgegaan, tenzij er iemand is die in tweede termijn nog iets heel nieuws naar voren zou willen brengen. De heer Klink: Het lastige is dat de fracties door de heer Van Zanten zijn uitgenodigd hun zienswijze te geven op wat hij de bijzondere omstandigheden noemde die een ontheffing zouden rechtvaardigen, maar dat die kans ons wordt ontnomen als we nu tot besluitvorming overgaan. C - 31
De voorzitter: Ik geef u graag de gelegenheid in tweede termijn te reageren, maar ik wijs erop dat ik doublures van de inbreng niet op prijs stel. Wie wenst in tweede termijn nog een geheel nieuw gezichtspunt naar voren te brengen? De heer Klink: Mijnheer de voorzitter. Een doublure is in de opbouw van een betoog wellicht niet altijd te voorkomen, maar dit terzijde. In principe hebben wij de wet te volgen, dat ben ik eens met de fracties die dit punt hebben aangevoerd. Als vorig jaar al bekend was dat de principes van deze twee fracties lagen zoals ze liggen, hadden zij de heer Doodkorte kunnen meegeven dat zij de bestaande situatie gedogen – ik noem het even zo, omdat we afwijken van de wet – omwille van de ruimte voor de coalitie en alle andere argumenten die aangedragen zijn, maar dat zij wel van hem verwachtten dat hij binnen redelijke termijn zou verhuizen. Slechts het hopen daarop vinden wij geen sterke basis om nu te zeggen dat hij het had moeten weten, of zoiets. Een tweede reden voor de CDA-fractie om af te wijken van de wettelijke bepaling is dat echt bij grote Kamermeerderheid, onder andere gesteund door PvdA, VVD, CDA, GroenLinks en D66, is aangegeven dat het ingezetenschap uit de wet zou moeten worden geschrapt. Ik citeer uit een brief van minister Plasterk daarover, na het aannemen van de motie ter zake: “Hier komt bij – en dat zijn de argumenten om de huidige ontheffingssystematiek op te heffen – dat die ontheffingssystematiek een kwetsbare zijde heeft, aangezien het al dan niet verlengen van de ontheffing vatbaar kan zijn voor politieke beoordeling. Immers, nu het ingezetenschap een functievereiste is, moet het niet verlengen van de ontheffing leiden tot het ontslag van de wethouder. Het is ongewenst dat oneigenlijke motieven een rol kunnen spelen bij de beoordeling van de verlenging van de ontheffing. Het wettelijk stelsel dient deze ruimte daarvoor zoveel mogelijk te beperken.” De CDA-fractie kan zich echt niet aan de indruk onttrekken dat – en dat is het meest gedaan door mevrouw Biesheuvel – ontevredenheid over het politiek functioneren van deze wethouder hierbij een rol speelt – en dat is precies waarvan uw minister, mevrouw Biesheuvel, heeft gezegd dat dat zeer ongewenst is en ook een onwettelijk karakter heeft. De heer Van Zanten: Mijnheer de voorzitter. Ten behoeve van degenen die twijfelen aan de motieven van Stadsbelang, wil ik in herinnering brengen dat wij in de vorige periode ook tussentijds een wethouder hebben geleverd, de heer Biemans, die woonachtig was in Wassenaar en heel snel in Gorinchem is komen wonen. In die lijn willen wij denken. Of er politieke motieven in het spel zijn om dit standpunt in te nemen, laat ik in het midden. In mijn betoog heb ik daarover stukken overgeslagen en die zijn dus niet ingebracht. Ik heb mij louter bepaald tot de regelgeving en dat is de regelgeving die er nu is. Allerlei discussies in de Kamer met de minister kunnen heel aardig zijn, maar zijn op dit moment niet relevant, want we moeten het doen met de regelgeving die op dit moment van kracht is. Besluiten wil ik met de vaststelling dat ik volledig heb gemist wat volgens de coalitie de bijzondere omstandigheid is om ontheffing te verlenen van de woonplicht. De parlementaire geschiedenis rond deze kwestie wijst uit dat het in vele gemeenten een punt van discussie is geweest, ook een heel principiële discussie, en die is ook op dit moment wel degelijk relevant. Ik betreur het dan ook bijzonder dat de coalitie volhardt in de C - 32
weigering aan te geven wat de bijzondere omstandigheid is om in dit geval ontheffing te verlenen van de woonplicht. Overigens handhaaf ik om die reden wel het verzoek om dit voorstel hoofdelijk in stemming te brengen. De voorzitter: Daar zullen wij ons rekenschap van geven. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Indachtig uw verzoek om in tweede termijn doublures te voorkomen, sluit ik me geheel aan bij wat door het CDA te berde is gebracht. De reden waarom wij dit voorstel steunen zal ik tenslotte even toelichten. De wet biedt alleen de mogelijkheid ontheffing te verlenen als zich bijzondere omstandigheden voordoen. Zojuist is even gerefereerd aan de heer Biemans, die inderdaad vrij snel een pied à terre heeft gekocht in Gorinchem. Hij is overigens niet verhuisd, want hij is gewoon in Wassenaar blijven wonen, maar hij had hier een of ander ding en was ook hier ingeschreven. Prima, dat vind ik ook heel goed. Als de heer Doodkorte dat van plan is, ook prima, maar wij gaan hem dat niet opleggen. De heer Van Zanten: De heer Biemans heeft inderdaad nog steeds een huis in Wassenaar, maar hij woont inmiddels definitief in Gorinchem. Mevrouw Molengraaf-Vullers: En dat terwijl hij niet eens meer wethouder is; dat is nog eens ijverig! Wat ons betreft ligt de bijzondere omstandigheid in het volgende, en daarvoor ga ik even terug in de geschiedenis. In 2012 of 2013 moest bij de VVD een wethouderswisseling plaatsvinden. Ik denk dat onze fractie zich toen het meest kritisch heeft opgesteld. Ik heb de heer Van Luijk bij die gelegenheid flink bestookt met onze kanttekeningen en gezegd dat het wel iemand van kaliber moest zijn, een soort toptrainer à la Johan Cruijff, of een Lionel Messi, die hier binnengehaald zou moeten worden… De voorzitter: Als ik naar de wethouder kijk, gaan beide vergelijkingen redelijk mank! Messi bijvoorbeeld is nogal klein… Mevrouw Molengraaf-Vullers: U moet niet naar uiterlijk kijken, dat is de vergissing die u maakt! De VVD is in het voorgaande wat ons betreft uitermate geslaagd. Wij hebben de heer Doodkorte heel graag een plek willen geven in het nieuwe college, en dat werd overigens ook door de PvdA beaamd…. De voorzitter: Mevrouw Molengraaf, de onpartijdigheid van de voorzitter vereist dat ik ook tegen u zeg dat ook positieve duidingen in politieke zin om dit voorstel te steunen, eigenlijk niet aan de orde zijn. Dat wil ik wel even gezegd hebben. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Wat ons betreft is de reden dat we nu niet van iemand die zo dichtbij woont, moeten eisen dat hij moet gaan verhuizen. Ik vind dat echt onzin. De wetgeving wordt daarop aangepast en dan zouden wij, haast vromer dan de paus, dat heel streng gaan hanteren. Dat lijkt me niet handig en dat wil ik dan ook niet doen.
C - 33
Mevrouw Hamann: Mijnheer de voorzitter. In Gorinchem was een lastige klus te klaren met de cultuur en dat ging inderdaad bij de vorige wethouder voor cultuur helemaal niet zo goed. De coalitie volgt nu de koninklijke route. Ze had ook meteen een ontheffing voor de hele zittingsperiode kunnen vragen, en dan hadden we nu dit hele gedoe niet gehad… De heer Van Zanten: Dat is wettelijk niet mogelijk! De voorzitter: Dat zou inderdaad niet hebben gekund. Mevrouw Hamann: Goed, maar het gaat er ook helemaal niet om wat Plasterk vindt, het gaat erom wat wij vinden en wij vinden dat wethouder Doodkorte wel voeling en binding heeft met Gorinchem, en dat zeker ook heeft getoond. Hij moet ook deze hele lastige klus klaren en af maken. Wij verbazen ons een beetje over Stadsbelang, die zelf een wethouder van buiten had ingevlogen en die half, met één been, hier en half in Wassenaar woonde…. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: De heer Biemans heeft de heer Netze halverwege een periode vervangen en was toen zelfs al in Gorinchem. Toen duidelijk werd dat de heer Biemans na de verkiezingen zou blijven, heeft hij zich als ingezetene in Gorinchem gevestigd. De voorzitter: We gaan het hier niet hebben over de privé-woonsituatie van mensen die hier niet ter zake doen. Mevrouw Hamann: Mevrouw Biesheuvel is goed op de hoogte. De heer Biemans woonde, toen hij hier wethouder werd, zeker niet in Gorinchem…. De voorzitter: Wat voor mevrouw Biesheuvel geldt, geldt ook voor u, mevrouw Hamann. Mevrouw Hamann: Wat ik wilde opmerken, is dat het heel verfrissend kan zijn als er soms iemand even van buitenaf komt. Mevrouw Van Dalen-Eggink: Mijnheer de voorzitter. Het is lastig om je te houden aan de aansporing om alleen iets te zeggen als je nog iets nieuws te melden hebt, zeker als je als laatste aan het woord komt. Wij willen ons nu alleen aansluiten bij de opmerkingen die het CDA heeft gemaakt. Wij willen niet nu al beslissingen nemen, terwijl we weten dat er nieuwe wetgeving aanstaande is. Wij steunen dan ook van harte het voorstel. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming. Mevrouw Mager-Schroten: Wij verzoeken u om een schorsing, voorzitter. De voorzitter: Akkoord, de vergadering is geschorst (21.27 uur). Schorsing
C - 34
De voorzitter: Ik heropen de vergadering (21.30 uur). Wenst mevrouw Mager het woord voordat tot besluitvorming wordt overgegaan? Mevrouw Mager-Schroten: Nee, dank u wel, voorzitter. De voorzitter: Ik bied de mogelijkheid tot het afleggen van een stemverklaring. De heer Schefferlie: Mijnheer de voorzitter. Ik heb geen bezwaar tegen het feit dat de heer Doodkorte in Molenwaard woont, hoewel ik dat een compleet andere wereld vind. Ik verwijs kortheidshalve naar mijn betoog bij de coalitievorming. De voorzitter: Het voorstel zal thans op verzoek van de heer Van Zanten hoofdelijk in stemming worden gebracht.
Het voorstel om de heer Marcel M.A.J. Doodkorte, Van Assendelftstraat 9 in Goudriaan geboren op 17 dec Voor hebben gestemd de heer Chaaby, mevrouw Van Dalen-Eggink, de heer Güngör, de dames Hamann en Hoogesteger, de heren De Jong, Klink, Van Luijk en Lutterkort, de dames Mager-Schroten en Molengraaf-Vullers, de heren Onvlee en Schefferlie, mevrouw Schouwenaar en de heren Tekir, Alba Heijdenrijk, Barth en Van Breemen. Tegen hebben gestemd de heren Elmaci en Koçak, mevrouw Van Maaren, de heren Van Mourik, Van Son en Van Zanten en mevrouw Biesheuvel-van Diemen. 9. Debat Budget transitie Jeugdhulp 2015 (informatiebrief nr. 2015-1333) Inleiding De raden van de 17 gemeenten in de regio Zuid Holland Zuid (ZHZ) besloten in te stemmen met het Beleidsrijke Regionale Transitie Arrangement (BRTA) en stelden op dat moment ook het financiële kader voor de uitvoering van de Jeugdhulp in 2015 vast. Mede op basis van deze kaders is verder gewerkt aan het organiseren van de uitvoering. Zo werd de inkoop afgerond, werd er gewerkt aan de verordening Jeugdhulp, aan de wijziging van de gemeenschappelijke regeling, het calamiteitenplan, de opdrachten aan het jeugdteam (als onderdeel) van de sociale teams enz. enz. Tijdens deze voorbereidende werkzaamheden is gebleken, dat in de uitvoering van het nieuwe stelsel van jeugdhulp een aantal onvoorziene financiële risico’s zijn ontstaan, die ten tijde van het opstellen van het BRTA niet zijn voorzien. Deze risico’s hebben te maken met een aantal functies, die tot 1 januari 2015 door het Bureau Jeugdzorg werden uitgevoerd: Het advies-en meldpunt kindermishandeling (AMK), de Jeugdbescherming en de Jeugdreclassering. Als gevolg van het feit, dat de Provincie Zuid Holland de autonome middelen, die men inzette voor deze taken niet heeft overgeheveld naar de gemeenten is er voor deze taken een substantieel lager budget beschikbaar dan de kosten, die er naar verwachting mee gemoeid zijn. Voor de functie AMK gaat het om een vermindering met € 1,3 miljoen en voor de functies Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gaat het om een vermindering met € 900.000,-- . Welke risico’s Omdat alle betrokken partijen in 2015 daadwerkelijk de eerste ervaringen gaan opdoen met het nieuwe Jeugdstelsel (waarbij de vraag is hoe de uitgaven zich ontwikkelen en wat het effect van de nieuwe werkwijze is op de uitgaven) is een goede en realistische inschatting van de omvang van deze risico’s op dit moment zeer ingewikkeld. Toch is geprobeerd tot een inschatting van de met name financiële risico’s te komen. Dit levert het volgende (voorlopige) beeld op. - Risico jeugdbescherming en jeugdreclassering (€ 900.000,--)
C - 35
Op basis van een korte analyse vanuit de voorbereidingen op het uitvoeren van de transitie Jeugdhulp en de contracten, die over de inkoop van de Jeugdtaken inmiddels zijn gesloten lijken er mogelijkheden te zijn om de extra kosten die in 2015 voor de functies Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gemaakt moeten worden op te vangen binnen het reguliere Jeugdbudget. Dit als gevolg van de beoogde andere organisatie en aanpak van de Jeugdhulp. - Risico AMK (€ 1,3 miljoen) Bij het AMK lijken deze mogelijkheden zich in 2015 niet voor te doen. Hoewel ook daar sprake is van een andere aanpak, wordt verwacht dat deze eerst op de wat langere termijn de beoogde resultaten zal opleveren. Ook verwacht men dat deze aanpak (als gewenst effect) snel meer meldingen bij het AMHK 1 tot gevolg zal hebben. Het korten op het budget van het AMK met € 1,3 miljoen staat dan haaks op de verwachting, dat er in 2015 juist sprake zal zijn van een toename van het aantal meldingen en heeft daarnaast een aantal zeer ongewenste effecten op de aanpak en kwaliteit van de begeleiding. Vooralsnog wordt rekening gehouden met een extra risico van € 650.000,-- over het 1e half jaar van 2015. Overige extra uitgaven (€ 170.700,--) Naast de zojuist genoemde risico’s is bij de voorbereiding van de inkoop Jeugdhulp gebleken, dat voor een goede werking van het nieuwe stelsel van de Jeugdhulp een aantal extra uitgaven in 2015 gewenst is, die ten tijde van de opstelling van het BRTA niet zijn voorzien. - Beschermingstafel/Jeugdtafel In het BRTA is de inrichting van een subregionaal routeeroverleg aangekondigd als onderdeel van de samenwerkingsafspraken met de Raad van de Kinderbescherming. Aan de beschermingstafel wordt besloten of een melding (AMK) alsnog kan worden opgelost met vrijwillige hulp, of een raadsonderzoek kan worden voorkomen door de inzet van preventieve Jeugdbescherming of dat een raadsonderzoek moet worden gestart. Het is de bedoeling te komen tot een regionaal beschermingsoverleg, dat wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter, die opereert namens de gemeenten ZHZ . Deze is bevoegd om knopen door te hakken. Met de kosten van dit voorzitterschap (€ 85.700,--) is geen rekening gehouden. Naast de beschermingstafel wordt een Jeugdtafel ingericht. Aan deze tafel worden besluiten genomen over de uitvoering van Jeugdreclasseringmaatregelen, die vanaf 1 januari 2015onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten komen. Het grootste deel van de kosten van deze tafel wordt gedekt binnen de begroting van het Veiligheidshuis. Een bedrag van € 15.000,-- moet nog worden gedekt. - Pilot Veilig Thuis In deze pilot worden vrijwilligers gekoppeld aan gezinnen, die een jeugdbeschermingsmaatregel opgelegd hebben gekregen met als doel de kracht van het gezin en het netwerk rondom het gezin te versterken om de maatregel te verkorten en uithuisplaatsing te voorkomen. In 2014 kreeg deze pilot eenmalig subsidie van de provincie Zuid Holland. Omdat deze pilot zich richt op de gewenste transformatie en bijdraagt aan het verkorten van jeugdbeschermingsmaatregelen e.d. is voortzetting in 2015 gewenst. De kosten bedragen € 70.000,--. Hoe verder? Samenvattend dient rekening te worden gehouden met (in ieder geval) € 820.700,-- extra kosten jeugdhulp Zuid Holland Zuid. Deze zijn als volgt opgebouwd AMK-functie (voorlopig over 1e half jaar 2015)
€
650.000,--
Beschermingstafel
€
85.700,--
Jeugdtafel
€
15.000,--
Pilot Veilig Thuis
€
70.000,--
Totaal
€
820.700,--
1
Per 1 januari 2015 is AMK onderdeel van AMHK, Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling.
C - 36
Het Algemeen Bestuur van de Dienst Gezondheid en Jeugd heeft op 11 december 2014 besloten te kunnen instemmen met de start van deze werkzaamheden en daaraan de volgende voorwaarden te verbinden: -
Uiterlijk op 1 maart 2015 ontvangen de deelnemende gemeenten (ZHZ) een plan van aanpak, waarin met behoud van de vereiste kwaliteit van dienstverlening en begeleiding en op basis van monitoring, analyse en de (gevolgen van) de beoogde transformatie wordt aangegeven of en zo ja hoe met bovenomschreven overschrijding in 2015 kan worden volstaan;
-
Uiterlijk 1 april 2015 ontvangen de deelnemende gemeenten (los van de periodieke rapportages van de serviceorganisatie Jeugdhulp) over het 1e kwartaal van 2015 een prognose van de mogelijke onderuitputting van het budget 2015, waar nodig voorzien van voorstellen tot bijsturing.
Het financieel uitgangspunt hierbij is dat de gemeenten in de regio ZHZ van het Rijk een macro budget van in totaal € 107.322.320,-- voor Jeugdhulp ontvangen. Na aftrek van het benodigde bedrag voor Jeugdhulp (€ 101.542.943,--) en uitvoering (€ 3.500.000,--) resteerde nog een bedrag van (€ 2.279.337,--) dat binnen de afzonderlijke gemeenten beschikbaar blijft. Voor Gorinchem is dit € 183.200,00 (op basis van de verdeelsleutel 8% voor Gorinchem) waarvan is besloten dit in te willen zetten voor lokaal maatwerk. Het AB van de GR dienst gezondheid en jeugd richt zich op het dekken van het geconstateerde extra risico binnen de begroting van de gemeenschappelijke regeling (Serviceorganisatie voor jeugdhulp). Op het moment dat dit niet mogelijk is, wordt een beroep gedaan op inzet van gemeentelijke middelen om de dienstverlening aan de kwetsbare doelgroep van het AMHK in te blijven zetten. Het Gorcums aandeel bedraagt € 52.000,00 (8% x € 650.000,00). Wij verzoeken u er rekening mee te houden dat in dat geval u een voorstel tegemoet kunt zien dit te dekken uit het lokale budget Jeugdhulp 2015. Slot Het leek ons juist uw raad over de ontstane situatie met betrekking tot het Jeugdbudget en het door ons daarover ingenomen standpunt te informeren. Wij houden u van de ontwikkelingen op de hoogte.
De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Samen met D66 hebben wij verzocht om agendering van dit onderwerp. Wij hadden er behoefte aan deze raadsinformatiebrief te agenderen, omdat in die brief naar onze mening te veel onduidelijkheden overbleven om hem zomaar de revue te laten passeren. Zoals u weet, is het vertrouwen van onze fractie in de Dienst Gezondheid en Jeugd niet optimaal en wij volgen de ontwikkelingen die in het werkingsgebied van de dienst vallen dan ook op de voet. Daaronder valt dus ook de zeker niet onbelangrijke transitie Jeugdhulp, die we hebben ondergebracht in deze dienst. Het college spreekt in de raadsinformatiebrief over een aantal onvoorziene risico´s. Een daarvan is het feit dat de provincie autonome middelen voor AMK, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering niet heeft overgeheveld, waardoor nu een substantieel lager budget is overgebleven. De vraag die daarbij rijst is waarom de provincie dit heeft gedaan. Is dit een bezuiniging vanuit de provincie, of – en dat lijkt me aannemelijker – blijkt nu dat de provincie in het verleden al niet rondkwam met de rijksbijdrage en heeft zij er al die tijd zelf geld bijgelegd? Als het laatste het geval is, hoe kan dit dan een onvoorzien risico zijn? Ik neem toch aan dat van tevoren al wel duidelijk was dat de provincie er zelf geld bij moest leggen en dat de gemeente datzelfde lot te wachten zou staan bij een overheveling. Een tweede grote onduidelijkheid betreft de Beschermingstafel/Jeugdtafel, waar geen rekening gehouden blijkt te zijn met de kosten van een voorzitter hiervan. Dat is op C - 37
zichzelf natuurlijk al wonderlijk. Hoe kan het dat daarmee geen rekening is gehouden? Ook inhoudelijk is ons niet duidelijk wat nu precies de functie van dat voorzitterschap inhoudt. De brief spreekt over een onafhankelijk voorzitter, die opereert namens de gemeenten van Zuid-Holland Zuid en bevoegd is om knopen door te hakken. Dit roept bij ons een aantal vragen op. Hoe kan iemand onafhankelijk zijn als hij opereert namens de gemeenten van ZHZ en welke knopen mag hij dan precies doorhakken? Welke taken heeft deze persoon nog meer en aan wie legt hij eigenlijk verantwoording af voor al die doorgehakte knopen? Ten slotte bestaat bij ons nog onduidelijkheid over de berekeningen van de risico’s die we lopen. Gesteld wordt dat we rekening moeten houden met in ieder geval € 820.700,-. Vervolgens wordt gesproken over een mogelijke onderuitputting. Is die kans op onderuitputting daadwerkelijk aanwezig? Wat ons ook nog niet duidelijk is, is waarom bij de berekening van de uiteindelijke kosten voor Gorinchem uitgegaan wordt van € 650.000,- en niet van die € 820.700,-. Dit zou uiteindelijk toch wat geld schelen voor Gorinchem. Graag hierover een uitleg. Onze fractie blijft de Serviceorganisatie Jeugdhulp en de Dienst Gezondheid en Jeugd in het algemeen kritisch volgen. Het is jammer dat nu door bepaalde risico’s – waarbij je volgens ons overigens kunt twisten over de vraag of ze allemaal wel zo onvoorzien waren – een hap genomen wordt uit het budget voor lokaal maatwerk. Van maatwerk is nu geen sprake meer. Het gaat eigenlijk op aan het grote geheel, het wordt een post onvoorzien. Wij verzoeken het college ons goed op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit budget en ernaar te streven dat er nog steeds ruimte blijft voor maatwerk. Juist dat lokale maatwerk is wat ons betreft datgene wat een decentralisatie tot een succes kan maken. De heer Van Mourik: Mijnheer de voorzitter. Je krijgt niet zo vaak een raadsinformatiebrief waarin gewag wordt gemaakt van zo’n toch behoorlijk bedrag. Ik ben heel blij dat de heer Van Breemen het verzoek heeft gedaan om deze raadsinformatiebrief op de agenda te zetten, hoewel het wat verwarrend blijft of dit nu wel of niet een debat mag heten. De transitie: het houdt niet op, niet vanzelf in ieder geval. Het is bekend dat het hier gaat om het AMHK, Advies Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Er is ook een website voor: vooreenveiligthuis.nl, en er zijn zo’n 27 organisaties Veilig Thuis. In de informatiebrief wordt gesproken over een AMK-functie voor voorlopig het eerste halfjaar. Als je het eerste halfjaar hebt, denk ik dan, heb je vast ook wel een tweede halfjaar, en dan gaan we een Beschermingstafel, een Jeugdtafel en een Pilot Veilig instellen. Met die pilots zijn we helemaal niet zo gelukkig, want om te beginnen weten we van tevoren niet waar we aan toe zijn en als ze eenmaal ingesteld zijn, hebben we er pas heel laat, of helemaal geen uitslag van. “Thuis” moest overigens nog even worden toegevoegd, dat was vergeten, en dat vind ik toch wat vreemd. Het komt als het ware over als: o ja, nog even dit, en dan gaat het om € 800.000,- aan extra kosten Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid. Het houdt dus niet op. Pas als jij iets doet, breek je door de cirkel heen. Stadsbelang vindt het belangrijk om door die cirkel heen te gaan van steeds maar weer geld dat erbij moet worden gestopt voor een organisatie waaraan we ook steeds meer gaan uitgeven. C - 38
Er is een werkplan ZSM en Veiligheidshuizen. ZSM staat dan voor: zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk. We hebben ook nog een sociaal wijkteam. Wie belt dan uiteindelijk die AMK’s? Uit de gegevens van 2013 – die van 2014 zijn er nog niet – blijkt dat het zelden voorkomt dat gebeld wordt door een lid van een gezin waarin kindermishandeling speelt, of door het mishandelde kind zelf. Het grootste deel van de meldingen is afkomstig van de beroepskrachten, mensen die tijdens hun werk contact hebben met die kinderen en/of hun ouders. De verslaglegging 2013 van het AMK wijst uit dat de onderzoeken rondom kinderen zijn gestart bij driekwart van de beroepskrachten. Er zijn in Nederland zo’n 35 Veiligheidshuizen, in feite virtuele Veiligheidshuizen, maar er zijn ook nog 27 van die Veilig Thuis-situaties. Als je dan bedenkt dat iedereen z’n eigen AMK een beetje aan het optuigen is, met z’n eigen Beschermingstafel, z’n eigen Jeugdtafel en z’n eigen pilot, terwijl je toch zou denken dat, als iemand één pilot uitvoert, dat voor heel Nederland goed zou moeten zijn… De voorzitter: Meneer Van Mourik, wilt u de breedte van uw betoog een beetje inperken? De heer Van Mourik: Ik zal het helemaal versmallen, want de rest doe ik wel in de klankbordgroep. Als we het echter hebben over vier Veiligheidshuizen in de provincie Zuid-Holland, hoop ik toch dat er op een gegeven ogenblik iets kan worden terugverdiend door te gaan samenwerken met die huizen, in ieder geval met die Veilig Thuissituaties, want het kan toch niet zo zijn dat iedereen z’n eigen wiel gaat zitten uitvinden. Per slot van rekening hebben we gekozen voor één plan, één gezin, één regisseur. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik probeer een link te leggen tussen het betoog van de heer Van Mourik en de voorliggende informatiebrief, want die is nu volgens mij aan de orde. Heeft hij daarover ook iets te zeggen of te vragen? De heer Van Mourik: Ik hoop hierin wat geld te verdienen. Als we te maken hebben met al die organisaties in heel Nederland, is het sowieso al niet nodig een pilot uit te voeren… De voorzitter: Dat is geen antwoord op de vraag van mevrouw Molengraaf. Laten we het niet ingewikkelder maken dan het is. Ik roep u op u te beperken tot datgene wat u over de raadsinformatiebrief naar voren hebt te brengen. De heer Klink: Mijnheer de voorzitter. Het gaat hier eigenlijk over het budget Jeugdzorg en een paar teleurstellingen, of tegenvallers. Wij danken het college voor deze informatiebrief waarmee wat ons betreft prima wordt voldaan aan de actieve informatieplicht jegens de raad. Het bedrag van € 183.000,- voor lokaal maatwerk Jeugdzorg, waarover wij het ook vorig jaar ruimschoots hebben gehad, wordt op dit moment aangesproken om wat tegenvallers op te vangen. Destijds waren wij er voorstander van dit bedrag in de algemene reserve te houden, te reserveren voor eventuele tegenvallers in de zorg en niet al te labelen voor lokaal maatwerk, precies om deze reden: er konden immers nog tegenvallers komen, en dat gebeurt nu. Toch treedt nu voor het CDA een moeilijke situatie op. C - 39
Waar wij er toen op aandrongen deze € 183.000,- in de algemene reserve te houden, is nog geen maand geleden in dit huis een kwart miljoen euro uit de algemene reserve beschikbaar gesteld voor De Nieuwe Doelen. Een kwart miljoen euro voor een theater, oké, daarmee heeft de raad ingestemd, dat is democratie, maar wat het CDA betreft mag het budget voor de Jeugdzorg, deze € 183.000,- voor lokaal maatwerk, minstens net zo zwaar wegen als De Nieuwe Doelen. Daarbij komt dat Jeugdzorg in de prioritering van deze coalitie bij het uitgeven van geld hoger staat dan cultuur. Wat ons betreft mag het budget voor lokaal maatwerk voor de Jeugdzorg dus weer aangevuld worden vanuit de algemene reserve. Anders gezegd: wat ons betreft mag het bedrag dat nu tekort wordt gekomen uit de algemene reserve worden gehaald. Van de wethouder willen wij graag vernemen waarom het college ervoor kiest om de kosten die nu onvoorzien opkomen ten laste te brengen van het lokaal-maatwerkbudget, in ogenschouw nemend het veel grotere budget dat recent als extra voor het theater is vrijgemaakt. Mevrouw Hoogesteger: Mijnheer de voorzitter. Het is natuurlijk fijn dat wij actief geïnformeerd worden via een raadsinformatiebrief, waarin overigens staat dat mogelijk om dit geld verzocht zal worden. Ik heb er wel vertrouwen in dat dat zal gebeuren, maar strikt genomen wordt hier nog geen verzoek gedaan om het geld toe te kennen. Het gaat hier niet om Jeugdzorg, maar om jeugdbeschermingsmaatregelen, en dat is feitelijk een andere “tak van sport”. Het is precies ook het meest kwetsbare deel van de Jeugdzorg en daarover zijn bij onze fractie inhoudelijk nogal wat vragen gerezen. Als wij alle kinderen in Gorinchem zouden kunnen beschermen voor een bedrag van misschien wel € 800.000,-, zou de raad dat er mogelijk wel voor over hebben. Voor mij gaat het hier niet zozeer om het geld, hoewel daarover ook wel vragen zijn te stellen, als wel over de inhoud. Wat krijgen we daarvoor, wat gaat er dan gebeuren, en waarom is gekozen voor Beschermingstafels, voorzitters en pilots, waarover verder nog geen enkele inhoudelijke informatie voorhanden is? Ik begrijp dat het te ver gaat om dat soort vragen in deze raadsvergadering te beantwoorden, ik weet ook niet of het in de klankbordgroep thuishoort, want het is toch wel een behoorlijk belangrijk onderdeel dat zich misschien eerder leent voor een raadsbijeenkomst, maar onze fractie stelt het op prijs geïnformeerd te worden over de inhoud van de Jeugdbescherming en de invloed die we daarop wel of niet kunnen hebben. De heer Koçak: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van deze raadsinformatiebrief is bij ons als eerste de vraag gerezen hoe het staat met het AB van de GR Dienst Gezondheid en Jeugd. In mei 2014 hebben wij uit het organogram begrepen dat er één gemeenschappelijke regeling is voor de Serviceorganisatie en de Dienst Gezondheid en Jeugd. In de informatiebrief staat echter – maar misschien zie ik dat verkeerd – dat het gaat om het AB van de GR van de Dienst Gezondheid en Jeugd is. Sinds wanneer heeft de Dienst Gezondheid en Jeugd een AB? Een algemene opmerking wil ik voorts maken over de financiële risico’s. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over de tekorten, zeker omdat wij solidariteit willen en moeten tonen met de andere 17 gemeenten, zoals wij hebben vastgesteld. Dat betekent dat de raad bij financiële tekorten achteraf altijd bij moet betalen. Hoe moeten we dat zien? In mei 2014 hebben we namelijk met BRTA ook afgesproken risico’s af te dekken met C - 40
risicoreserveringen. Hebben wij die risicoreservering nu ook en is het de komende jaren de bedoeling die risicoreserveringen te vullen? De vragen die ik had willen stellen zijn al door de heer Van Breemen gesteld, maar ik zal proberen ze anders te formuleren…. De voorzitter: Dat levert niet echt een bijdrage aan de vergadereconomie, meneer Koçak! Als dat achterwege kan blijven, geef ik dat graag in overweging. De heer Koçak: Ik volg uw waardevolle advies. De voorzitter: Dat stel ik op hoge prijs. De heer Koçak: Dan maar tot slot. De PvdA is het helemaal eens met de heer Klink van het CDA. Wat ons betreft zal het bedrag van € 183.000,- absoluut bestemd moeten worden voor projecten in onze stad. Het college mag eventueel een andere pot zoeken – in dit geval kan dat de algemene reserve zijn –, maar kom asjeblieft niet aan het lokale budget. Vraag is alleen of dit lokale budget niet al is gebruikt. Heeft het college al ideeën of projecten? Zo niet, dan heeft de PvdA zeker wel enkele projecten waarover zij graag met het college wil overleggen. Wij willen graag onze verantwoordelijkheid nemen om te helpen met de lokale aanpak. Denk bijvoorbeeld aan preventieve activiteiten. Tenslotte willen wij weten hoe wij deze informatiebrief moeten zien. Komt er nog een raadsvoorstel, of is dit het? Mevrouw Hamann: Mijnheer de voorzitter. Nu al tegenvallers? Naar aanleiding van deze informatiebrief vraag ik mij af of het niet wat prematuur is wat het college vraagt. Om te beginnen herinner ik aan de afspraak dat de transitie budgetneutraal zou worden uitgevoerd en, als het niet anders zou kunnen, extra geld zou worden geclaimd uit de maatwerk-reserve. Wij begrijpen dat er hard gewerkt wordt en dat er plussen en minnen zijn in deze operatie. Het komt bij ons echter wat raar over dat alleen de minnen worden opgesomd, zonder eerst de plussen te noemen. Ook al is het maar een vooraanmelding, wij zouden graag ook wat functionele verantwoordingen zien. Daarom hebben wij enkele vragen over dit stuk. Hopelijk zullen die zo direct beantwoord kunnen worden, maar anders zien we die antwoorden later wel tegemoet. Momenteel wordt binnen de gemeenschappelijke regeling Gezondheid en Jeugd de Serviceorganisatie opgebouwd. Binnen die zelfde regeling wordt op het ogenblik echter ook gereorganiseerd. Voorziet u dat overtollig personeel wellicht herplaatst kan worden in de Serviceorganisatie, of verwacht u dat daarvoor geen mogelijkheden bestaan? U voorziet een tekort voor een halfjaar op het AMK van € 650.000,-. Bedoelt u daarmee dat u dit tekort over het hele jaar 2015 voorziet, of wordt het dan het dubbele? Dit tekort is ontstaan omdat de provincie bovenop het wettelijke geld voor deze functie een extra budget ter beschikking heeft gesteld en dat budget bij de transitie niet heeft doorgegeven aan de gemeenten. Kunt u zeggen welke eisen de provincie stelde voor dit bedrag en waarom de provincie toen dat landelijke budget onvoldoende achtte? De pilot Veilig Thuis wordt doorgezet in 2015 en u voorziet dat dat € 70.000,- extra kost. In uw brief schrijft u dat deze pilot echt goed loopt en zich richt op het verkorten van het jeugdbeschermingstraject. Deze pilot levert dus ook revenuen op, zowel in 2014 als in 2015. Kunt u aangeven wat de verwachte revenuen zijn? C - 41
De Beschermingstafel en de Jeugdtafel hebben samen een verwacht tekort van € 100.000,-. Dit betreft personele invulling. Op het totale budget is dat minder dan 0,1%. Kunt u dat bedrag niet ergens anders vinden, net zoals u € 900.000,- vond in het budget voor jeugdbescherming en reclassering? Wij willen best spreken over tekorten, maar we verwachten een betere administratieve onderbouwing. Om binnen tweeënhalve maand na de start van de transitie met deze voorstellen te komen, vinden wij wat voorbarig. We hebben begrip voor het probleem, maar we denken dat het nu nog te vroeg is. Wethouder Dansen: Mijnheer de voorzitter. Ik ga mijn best doen; ik weet niet of u hebt meegeteld, maar het waren veel vragen. Ik stroop mijn mouwen op en ik ga ervoor! Allereerst de gemeenschappelijke regeling. De Serviceorganisatie hangt daar onder, maar dit tekort komt niet voort uit mogelijk wanbeleid of problemen bij de gemeenschappelijke regeling. Het betreft gewoon gelden waarvan eerder niet was voorzien dat ze uitgegeven moesten worden. Het klinkt heel vervelend, maar het is wel zo. Van diverse kanten heb ik de vraag horen stellen of er nu al tegenvallers zijn en of dit niet wat prematuur is. Wat dat betreft wil ik erop wijzen dat in de raadsinformatiebrief nog niet om geld wordt gevraagd. Het is eigenlijk een soort winstwaarschuwing, zoals het wel eens wordt genoemd, al vind ik dat in dit geval een wat rare uitdrukking, want het is eerder een verlieswaarschuwing dan een winstwaarschuwing. In het kader van de informatie waarop de raad recht heeft, vond ik het niet juist hiermee te wachten totdat ik werkelijk om geld zou moeten vragen en dan zou moeten zeggen dat ik het eigenlijk in februari/maart al wist, maar er toen nog geen melding van heb gemaakt. Dat is de reden waarom nu deze raadsinformatiebrief is verschenen. De dekking uit het bedrag van € 183.000,- dat wij nog over hebben voor een lokale impuls is een mogelijk voorstel dat wij kunnen doen als wij de raad eventueel om geld komen vragen. Als de raad die dekking niet in orde vindt, kan hij altijd nog besluiten het te halen uit de algemene reserve of wat dan ook. De heer Klink: Mijn vraag was waarom het college ervoor heeft gekozen deze dekking als mogelijkheid te noemen en er dus kennelijk de voorkeur aan geeft om het op die manier te doen. Wethouder Dansen: Wij hebben het als mogelijkheid genoemd, omdat die gelden in principe direct beschikbaar zijn voor jeugdhulp, maar we kunnen er altijd over discussiëren wat we daarmee willen doen. De provincie heeft inderdaad een fors bedrag uit eigen middelen bijgelegd voor jeugdhulp, omdat ze tekort kwam. Toen de jeugdhulp bij de provincie werd weggehaald en naar de gemeenten werd overgeheveld, was het haar probleem niet meer en moesten de gemeenten het zelf maar uitzoeken, maar dat er mogelijk tekorten zouden ontstaan hadden we misschien kunnen zien aankomen; dat voeg ik er eerlijk aan toe, ik kan er ook niets anders van maken. Een vraag is voorts gesteld over de bedragen van € 650.000,- en € 1,3 miljoen. Eerstgenoemd bedrag is de helft van het bedrag van € 1,3 miljoen. In het eerste halfjaar hopen wij uit de andere manier van werken wat voordelen te kunnen halen….
C - 42
De heer Van Breemen: Mevrouw Dansen noemt nu een bedrag van € 1,3 miljoen, maar in het stuk worden twee bedragen genoemd, namelijk € 820.700,-, zijnde een optelling van vier functies, en een bedrag van € 650.000,-, dat volgens mij alleen bestemd is voor de AMK-functie. Mijn vraag was waarom alleen die AMK-functie wordt betrokken bij de berekening van wat Gorinchem straks kwijt is en niet de Beschermingstafel, de Jeugdtafel en de pilot Veilig Thuis, wat op een totaalbedrag van € 820.700,- zou uitkomen. Wethouder Dansen: Wij hebben het alleen niet bij elkaar opgeteld. Het is € 650.000,plus het geld voor de pilot Veilig Thuis en voor de voorzitter van de Beschermingstafel. U hebt de optelsom nu zelf gemaakt. De heer Van Breemen: Dat klopt, maar vervolgens wordt bij het financieel uitgangspunt aangegeven dat wij 8% van € 650.000,- moeten ophoesten, t.w. € 52.000,-. Mijn vraag is waarom alleen over het bedrag van € 650.000,- en niet over het bedrag van € 820.700,- wordt berekend hoeveel Gorinchem straks moet ophoesten. Wethouder Dansen: Daar heb ik even geen antwoord op; met uw goedvinden zal ik daar later op terugkomen. Vragen zijn ook gesteld over de voorzitter van de Jeugdtafel. Deze voorzitter is iemand van de Raad van de Kinderbescherming, die gedetacheerd wordt bij de Serviceorganisatie. Hij zal 28 uur per week gaan werken en in die uren zijn ook casusvoorbereiding, vergader- en reistijd begrepen. De vergaderingen vinden plaats in drie subregio’s, ook hier in Gorinchem voor de AV. In antwoord op de vraag die is gesteld over het doorhakken van knopen kan ik alleen maar zeggen dat iemand op een gegeven moment nu eenmaal de doorslag moet geven. Wij gaan ervan uit dat dat op een nette manier zal gaan. Mevrouw Hoogesteger: Wat zegt u nu: u gaat ervan uit dat dat op een nette manier zal gaan? Wethouder Dansen: Ja, het is misschien een wat onhandige uitdrukking… Mevrouw Hoogesteger: Dat mag ik wel hopen, ja! Verder wil ik nog even terugkomen op die voorzitter die rondreist en aan een tafel gaat zitten. Wie zitten daar nog meer aan? Wethouder Dansen: Verschillende organisaties die gezamenlijk casussen inbrengen en die met elkaar bespreken. Ik kan me voorstellen dat er vragen zijn gerezen over Veilig Thuis, dat het AMK is en de andere organisatie, en ook nog een pilot Veilig Thuis. Dat zijn twee verschillende dingen. De pilot Veilig Thuis wordt uitgevoerd door Humanitas. Het is vrijwilligerswerk, waarbij de vrijwilliger een gezin ondersteunt en werkt aan het bevorderen van de eigen kracht van het gezin, waardoor hopelijk voorkomen kan worden – wat in sommige gevallen al gebeurt – dat kinderen uit huis geplaatst moeten worden. GroenLinks heeft aangegeven voornemens te zijn de dienst en de Serviceorganisatie kritisch te zullen volgen en dat lijkt me heel verstandig. Volgens mij is dat ook de rol van de raad. C - 43
Een vraag is ook nog gesteld over ons geld voor de lokale impuls, het bedrag van € 183.000,-. Laat duidelijk zijn dat daar nog geen hap uit genomen is. Het geld is nog beschikbaar en in antwoord op eerdere vragen ter zake heb ik al eens gezegd dat ik even wil afwachten wat voor tegenvallers nog zullen volgen, alvorens dit geld uit te geven. De heer Schefferlie: In een vorig debat over dit thema heeft de PvdA de uitdrukkelijke wens kenbaar gemaakt om vanuit het gemeentebestuur suggesties te krijgen voor de invulling van de lokale ruimte voor preventief jeugdbeleid. Juist de ruimte om lokaal preventief aan de slag te gaan zou de toegang tot die zorg moeten kunnen beperken. Ik vind het echt essentieel dat we daaraan invulling geven. We hebben de helpende hand geboden om daarover in een werkgroep, of wat voor formule dan ook, mee te denken. Nu hoor ik de wethouder echter zeggen dat ze daar nog even niets mee wil doen, omdat er misschien nog een tegenvaller zal volgen. We mogen helemaal niet wachten op een tegenvaller. Dit geld moet ingezet worden waarvoor het primair bedoeld is, dat is hartstikke nodig om de toegang tot verdergaande zorg te beperken. Mijn vraag is dus: wat belemmert u nu om invulling te geven aan deze belangrijke opgave? Wethouder Dansen: Naar mijn mening valt dit een beetje buiten de scope van vragen over de raadsinformatiebrief… De heer Schefferlie: Hoe komt u daar nou bij! U vraagt om een dekking uit geld… Wethouder Dansen: Nee, ik vraag niet om dekking… De heer Schefferlie: Jawel. De voorzitter: We gaan niet door elkaar heen praten. De wethouder maakt nu eerst haar zin af. Wethouder Dansen: Ik vraag op geen enkele manier om dekking, ik kondig alleen aan dat de mogelijkheid zou kunnen bestaan dat wij daarom zullen vragen. De heer Schefferlie: U kondigt het nu aan in een raadsinformatiebrief, om bij ons te polsen of dat een reactie oproept, en dat doet het. De heer Koçak heeft geprobeerd aan te geven dat wij helemaal niet willen dat u een voorschot neemt op dat bedrag, omdat er zo’n belangrijke uitgave voor bestemd is. Als hoeder van het jeugdbeleid in het Gorcumse bestuur zou u het voortouw moeten nemen om een invulling te vinden voor preventief jeugdbeleid in plaats van het te gebruiken als een soort spaarpotje voor tegenvallers op andere gebieden binnen het jeugdbeleid. Wethouder Dansen: Nogmaals: ik vind dit wat ver gaan, maar ik wil er wel op antwoorden. U legt mij nu woorden in de mond, maar ten eerste hebben we het nog niet uitgegeven en ten tweede is het niet zo dat wij uw mening vragen. Wij kondigen aan dat de mogelijkheid bestaat dat wij u daarom zullen vragen. De heer Schefferlie: Juist het feit dat het hier geagendeerd wordt betekent ook dat wij niet gaan wachten totdat u ons om onze mening gaat vragen. De essentie van onze vraag is echter: wat belemmert u nu om aan deze belangrijke uitgave invulling te gaan geven? U wilt als wethouder toch ook aan de slag met de preventie van jeugdproblemen? C - 44
Mevrouw Molengraaf-Vullers: In aanvulling hierop wil ik ook graag iets naar voren brengen. Ik begrijp heel goed wat het college met deze informatiebrief beoogt, maar ook wij maken ons hierover grote zorgen. We hebben dit budget gereserveerd voor lokaal maatwerk en daar hebben we nog niet echt hele concrete voorstellen voor. Het kan ook best zijn dat we helemaal niet met een goed plan komen, maar dat is nu niet aan de orde. Het is er echter wel voor gereserveerd en dat willen wij graag gehandhaafd zien. Als de tegenvallers straks reëel worden, zullen we natuurlijk moeten bezien hoe we dat gaan oplossen, maar ik deel wel een beetje de zorg van de heer Schefferlie. Tegelijkertijd wil ik ook wel zeggen dat we nu werk zullen moeten gaan maken van dat preventieve jeugdwerk. In hoeverre hebben we daar voorstellen en ideeën voor? Dat zou wat mij betreft nog wat concreter moeten. Wethouder Dansen: Ik constateer een vrij breed gedragen opvatting dat het bedrag van € 183.000,- voor de lokale impuls niet gebruikt mag worden om gaten te dichten. Ik wijs er nogmaals op dat de raad over het geld gaat en daarover dus zelf een beslissing kan nemen. De lokale impuls kan op een aantal manieren geïnterpreteerd worden, als ik het zo mag noemen. We kunnen het nu nog even bewaren en als we straks merken dat in Gorinchem bepaalde dingen niet meer kunnen die eerst wel konden, kunnen we het geld daarvoor gebruiken. De heer Klink: Het bedrag van € 183.000,- is hier zwaar bevochten, ook door u. U hebt toen gezegd dat het belangrijk is beleid te maken op basis waarvan dit geld besteed kan worden. Ik mag hopen, en neem ook aan, dat u bezig bent dat beleid te maken, maar als dat budget telkens aan fluctuaties onderhevig is, waardoor u niet zeker weet hoeveel u hebt om uit te geven, kunt u ook geen goed beleid maken. Daar maak ik mij zorgen over, en ook over uw mededeling dat u de raad later nog zult laten weten of dit geld inderdaad nodig is. Ik kan u nu alvast aankondigen dat het CDA straks een motie zal indienen met de oproep aan de raad uit te spreken dat alle kosten die uit deze informatiebrief aan oorzaken voortkomen te dekken uit de algemene reserve, zodat het bedrag van € 183.000,- intact blijft voor uw beleid. Wethouder Dansen: Daartegen zult u mij niet horen protesteren. U gaat over het geld en laten we dat vooral zo houden. De heer Schefferlie: Ik wil de wethouder nu vragen of zij voornemens is lokaal preventief jeugdbeleid te gaan invullen. Wethouder Dansen: Dat is een beetje vragen naar de bekende weg, maar: ja, dat ben ik voornemens. Ik kan het nu echter nog niet concreet voorleggen De heer Schefferlie: Wanneer dan wel? Wethouder Dansen: Dat laat ik u nog weten; sorry, maar hier overvalt u mij een beetje mee. Ik kan dat op dit moment niet beantwoorden, mijn excuus. De heer Schefferlie: Sorry, maar van “overvallen” kan hier geen sprake zijn, want de vorige keer hebben we het uitdrukkelijk over dit thema gehad en er met klem voor gepleit hiermee aan de slag te gaan, waarbij wij ook de handreiking hebben gedaan om C - 45
hierover mee te denken. Er gebeurt echter niets. Kunt mij nu eens vertellen wat er belangrijker is dan preventief beleid voor jeugdzorg? Ik kan bijna niets belangrijkers vinden en u moet zich schamen als u hiermee niet onmiddellijk aan de slag gaat. De voorzitter: Ik heb de wethouder duidelijk horen zeggen dat zij dat met u eens is, maar dat de concrete invulling later volgt. Ik verzoek de wethouder haar betoog te vervolgen. Wethouder Dansen: De vragen van GroenLinks meen ik intussen grotendeels beantwoord te hebben; zo niet, dan zal ik dat nog wel horen, neem ik aan. De PvdA heeft gezegd het eens te zijn met het CDA, dat mij bedankt heeft voor de brief en duidelijk heeft gemaakt dat zij het bedrag van € 183.000,- wil bewaren voor lokale impulsen. De fractie Stadsbelang heeft heel veel verschillende dingen gevraagd, waar ik er een paar uit heb gehaald die ook in de brief staan, zoals bijvoorbeeld de pilot Veilig Thuis van Humanitas. Daarop heb ik volgens mij al antwoord gegeven. Vervolgens heb ik een heel verhaal gehoord over de AMK’s en daarover heb ik ook bij verschillende andere fracties vragen beluisterd. Ik heb zitten denken, en dat leg ik nu meteen maar even voor, dat het misschien een goed idee is daarover binnenkort een keer een presentatie te laten verzorgen, bijvoorbeeld in de klankbordgroep, maar eventueel ook in de raad. Is dat een idee? De heer Van Mourik: Ik kom eigenlijk met beide benen helemaal in de lucht te zitten, want ik begrijp er h e l e m a a l niets van. Ik heb de brief doorgenomen met een aantal specialisten en volgens mij heb ik iets anders gelezen. Ik kan het niet anders verwoorden. Wethouder Dansen: Het is heel vervelend voor u, maar hier heb ik geen antwoord op. Ik heb u van alles horen zeggen en volgens mij heb ik daarop antwoord gegeven, maar u hebt ook een heleboel extra vragen gesteld die gingen over dingen die veel breder waren en niet in de raadsinformatiebrief staan. D66 heeft gezegd het fijn te vinden dat de raad actief geïnformeerd wordt en daar zijn wij blij mee. Verder heeft mevrouw Hoogesteger gezegd dat zij een aantal andere vragen nog in de klankbordgroep wil neerleggen en dat lijkt ook mij erg prettig. Mevrouw Hoogesteger: Dat was precies mijn vraag: óf die vragen in de klankbordgroep thuishoren. Wethouder Dansen: U maakt zelf uit wat in de klankbordgroep besproken wordt. Op gevaar af dat ik straks te horen krijg dat ik er geen eigen ideeën over heb, meen ik dat de klankbordgroep voor u bedoeld is, dus ik hoor graag wat u daarin wilt horen. Gorcum Actief is bang dat er nu al tegenvallers zijn. Dit is inderdaad een beetje jammer, ik zou ook liever met een ander verhaal naar de raad zijn gekomen. Ik heb er kennis van genomen dat Gorcum Actief de gaten liever opvult uit de reserve en niet met de gelden voor de lokale impuls. Tenslotte kan ik bevestigen dat de provincie er geld bij heeft gelegd, jarenlang. De voorzitter: Aan de orde is de tweede termijn. C - 46
De heer Klink: Mijnheer de voorzitter. Het college zeg ik om te beginnen dank voor de beantwoording van de vragen. Eind vorig jaar heeft deze raad in meerderheid uitgedragen ervan overtuigd te zijn dat Gorinchem een lokaal maatwerkbudget van € 183.000,- verdient voor de jeugdzorg en het college opgeroepen om met een goede invulling te komen voor dat geld. Dat zo zijnde, moeten wij het daar ook bij houden vind ik. Van het bedrag van € 183.000, zal blijkens de informatiebrief ongeveer € 66.000,- aan onvoorzien af gaan, zodat er ruim € 117.000,- overblijft. Er gaat dus ruim een derde af, zodat we waarschijnlijk ook ruim een derde van het beleid niet kunnen uitvoeren. En wat gebeurt er dan als er nieuwe tegenvallers komen? Gaan die ook uit dit potje? Het CDA houdt van stabiel besturen en gunt dit college en deze wethouder dat ze solide beleid kunnen voeren op een solide budget. We zien dat nu echter een beetje in gevaar komen. We zijn iets genuanceerder dan de PvdA, dat bent u ook van ons gewend. Wij willen van deze wethouder niet meteen zeggen dat zij op dit moment geen invulling weet, maar wij gunnen haar wel… De heer Schefferlie: Waar mist u de nuance bij de PvdA? Dat kunt u bij dit thema niet zomaar rondroepen. De heer Klink: De nuance die ik een klein beetje bij u mis, is dat u de suggestie wekt – zo kwam het bij mij althans over – dat de wethouder op dit moment nog niet zou weten wat ze met het bedrag van € 183.000,- wil doen. De heer Schefferlie: Hebt u haar dan één concrete invulling horen noemen? De heer Klink: Nee, dat niet. De heer Schefferlie: Maar dat mogen wij toch wel weten bij zo’n belangrijk onderwerp? De heer Klink: Dat is waar. De nuance zit ‘m daarin, dat wij ervan uitgaan, en erop vertrouwen, dat deze wethouder op een goede manier bezig is met het maken en vormen van het beleid, maar dat wij haar willen beschermen tegen al te grote fluctuaties van door ons gestelde budgetten. Daarom dient het CDA de aangekondigde motie in. Ze luidt als volgt: Motie M2 (CDA) Jeugdzorg op peil De raad van de gemeente Gorinchem, in vergadering bijeen op 26 maart 2015; overwegende dat 183.000 euro budget voor lokaal maatwerk in 2015 gewenst is, zoals reeds eerder besloten door de gemeenteraad van Gorinchem; verzoekt het college de lasten ten laste van de gemeente Gorinchem, zoals genoemd in raadsinformatiebrief 2015 nummer 1333, te dekken uit de algemene reserve
De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. In deze tweede termijn wil ik allereerst de vraag herhalen die ik heb gesteld over het bedrag van € 820.700,-. Die vraag is nog niet beantwoord en ik wil de wethouder graag de kans geven om die in tweede termijn te beantwoorden. Over het doorhakken van knopen door de voorzitter van de Jeugdtafel heeft de wethouder gezegd dat iémand dat zal moeten doen, en dat is terecht: iemand zal het moeten doen. Ik blijf echter nieuwsgierig aan wie die knopendoorhakker dan verantwoording C - 47
aflegt en wat hem precies onafhankelijk maakt als hij namens de gemeenten de verschillende tafels rondreist. Met betrekking tot het budget voor lokaal maatwerk heeft de wethouder geprobeerd mij gerust te stellen met de mededeling dat er nog geen hap uit dat budget is genomen. Ik heb dat ook niet willen impliceren. Waar het mij om gaat, en die zorg heb ik gelukkig ook bij andere fracties beluisterd, is het volgende. De raadsinformatiebrief begint met “Het financieel uitgangspunt hierbij is dat de gemeenten (…)”, waarna een aantal bedragen volgt dat overblijft, met de conclusie dat voor Gorinchem € 183.200,- resteert, waarvan is besloten dit in te willen zetten voor lokaal maatwerk. Vervolgens komt er een reeks van bedragen die wij moeten betalen, waarop ons wordt verzocht er rekening mee te houden dat wij in dat geval een voorstel tegemoet kunnen zien om dit te dekken uit het lokale budget Jeugdhulp 2015. De wethouder noemde dit een winst- of verlieswaarschuwing, maar die wordt al wel ingeparkeerd in het budget dat wij hebben voor lokaal maatwerk. De zorg die ik heb willen uiten, en die ik bij meerdere fracties heb gehoord is: kijk nou uit dat dat potje voor lokaal maatwerk, dat heel belangrijk is in een decentralisatie – hét argument om iets bij het rijk of de provincie weg te halen en bij de gemeenten te stallen is dat de gemeenten maatwerk kunnen leveren – niet verwordt tot een post onvoorzien. In die lijn is ook de motie van het CDA ingediend. De wethouder heb ik horen zeggen dat zij daartegen niet zal protesteren. Ik wil graag een iets gefundeerder standpunt van het college hierop horen, voordat ik namens mijn fractie een mening over die motie geef. De heer Klink: Is de heer van Breemen het met mij eens dat het verstandig is tijdens de beleidsvorming te weten welk budget er zal zijn voor dat beleid, opdat we niet achteraf hoeven te concluderen dat er minder budget is voor het beleid, dat dan niet meer uitgevoerd kan worden? De heer Van Breemen: Ja. De heer Van Mourik: Mijnheer de voorzitter. Ik had gehoopt een soort verdienmodel te kunnen inbrengen, maar dat wordt kennelijk niet altijd op prijs gesteld. Kort wil ik daarom nu de volgende vraag voorleggen. In de raadsinformatiebrief staat: “Samenvattend dient rekening te worden gehouden met (in ieder geval) € 820.700,-- extra kosten jeugdhulp Zuid Holland Zuid.” Daarboven staat heel duidelijk dat het daarbij gaat om de AMK-functie. De wethouder heb ik in haar betoog horen zeggen dat het kan, maar dat het ook niet kan. Wat is het nu? Het staat er toch, of lees ik iets anders? Mevrouw Hoogesteger: Mijnheer de voorzitter. Zo wordt het toch nog een debat en dat vind ik er wel aardig aan! Volgens mij is met betrekking tot de Jeugdzorg afgesproken dat we dat in Zuid-Holland Zuid met elkaar gaan uitrollen en dat, mochten daarover binnen gemeenten problemen ontstaan, die in collectiviteit en solidariteit met elkaar zullen worden opgelost. Nu komt er iets over Jeugdbescherming bij, wat een “andere tak van sport” is, en de vraag is of daarbij hetzelfde principe moet gelden. Wat daarbij een manco is, is dat vanuit de dienst – en daar ligt het vergrootglas op, in ieder geval vanuit deze fractie – op inhoud nog geen enkele informatie is verstrekt; die staat ook niet in deze brief. Ik kan op dit moment dan ook niet zeggen of wij wel of niet kunnen instemmen met de motie van de heer Klink, omdat die keuze voor mij samenhangt met de inC - 48
houd. Misschien zal het uiteindelijke voorstel van de dienst wel zo slecht onderbouwd zijn, dat ik überhaupt tegen zal stemmen. Om die reden adviseer ik het CDA de motie aan te houden totdat er daadwerkelijk iets ligt aan de hand waarvan wij kunnen beoordelen of daarmee al dan niet kan worden ingestemd. De heer Klink: Dat zou betekenen dat u het vormen van beleid voor Jeugdzorg en lokaal maatwerk eigenlijk “on hold” zet. We kunnen immers geen lokaal beleid vormen als we niet eens weten wat het budget daarvoor zal zijn. Mevrouw Hoogesteger: Dan verstaat u mij toch verkeerd. In mijn beleving is er € 183.200,- beschikbaar voor lokaal maatwerk. Wat mij betreft had de wethouder dat al in januari mogen gaan uitgeven voor preventie in lokaal maatwerk. Dat is iets anders dan wat u voorstelt. Op basis van het stuk dat nu voorligt– dat is geen verwijt aan het college, maar eerder een constatering richting de dienst – kan ik onvoldoende inhoudelijke onderbouwing vinden voor de gekozen maatregelen om daarin een weloverwogen keuze te kunnen maken. Dat is ook de reden waarom ik op dit moment niet kan kiezen waar het geld vandaan moet komen. Daarvoor zal eerst een compleet stuk moeten worden voorgelegd, met ook inhoudelijke informatie. De heer Klink: Maar dan wil ik u toch vragen om een principe-uitspraak. Als de kosten die worden opgevoerd naar uw mening een legitiem karakter hebben, vindt u dan dat die moeten worden gedekt uit de pot van € 183.200,-, of uit de algemene reserve? Mevrouw Hoogesteger: Dat mag uit de algemene reserve. De heer Klink: Dan kunt u de motie volgens mij steunen, want daarin wordt opgeroepen de kosten die uit deze tegenvallers voortvloeien voor Gorinchem – zonder een bedrag te noemen, dus dat kan nog alle kanten op – te dekken uit de algemene reserve. Mevrouw Hoogesteger: Ik wil de vrijheid hebben om op het moment dat er een concreet voorstel ligt, daarover überhaupt een uitspraak te doen. De heer Klink: Die vrijheid hebt u sowieso. De voorzitter: Volgens mij zijn de posities nu wel helder. De heer Klink: Ik wil toch even opmerken dat het steunen van de motie op dit moment de vrijheid om later tegen een voorstel te stemmen echt niet wegneemt. De voorzitter: Iedereen maakt zijn eigen afweging. Laten we niet proberen elkaar tot in het oneindige te overtuigen. De heer Koçak: Mijnheer de voorzitter. Het college zegt eigenlijk: we hebben wel een lokaal budget, maar we willen afwachten en indien nodig zullen we het in de loop van de tijd inzetten. Die houding is niet de onze. Ik ben ervan overtuigd dat, als deze wethouder met dit bedrag naar de desbetreffende jeugdinstellingen gaat, die al enkele jaren meer moeten doen met minder, ze daar een aantal preventieve activiteiten en maatregelen te horen zal krijgen waarvoor ze dit geld meteen kan inzetten.
C - 49
Mevrouw Molengraaf-Vullers: Het lijkt me ook niet helemaal de juiste weg dat de wethouder met een zak geld naar de jeugdinstellingen gaat met de vraag; wat wil je hebben? Volgens mij hebben wij met elkaar afgesproken dat we hier gaan beslissen wat wij goede, preventieve zaken vinden voor het lokaal maatwerk. Dat moet eerst gebeuren. Wat de heer Koçak nu voorstelt vind ik nog ongelukkiger. De heer Koçak: Het college kan ook met dat soort voorstellen naar de raad komen, zodat we daarover kunnen brainstormen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Dat is de weg, ja. De heer Koçak: Goed, maar ik geef een tip en die is gratis. De voorzitter: Het wordt allemaal opgenomen, dus dat komt helemaal goed! De heer Van Breemen: In het debat dat wij eerder over jeugdhulp hebben gevoerd, waarin dit zelfde bedrag aan de orde kwam, is door onze fractie, en volgens mij ook door andere fracties, het voorstel gedaan een soort presentatieavond te houden waarop die goede initiatieven zich kunnen presenteren aan de raad. Volgens mij staat dat voorstel nog steeds en kunnen we dat dus gewoon invullen. De heer Koçak: Dat lijkt me een goed idee. In principe zijn wij het eens met de inhoud van de motie van het CDA, maar net als mevrouw Hoogesteger zijn wij van mening dat eerst het gedwongen kader moet worden afgewacht ten aanzien van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. We kennen nu de financiële en inhoudelijke onderbouwing niet. Stel dat zich volgend jaar weer tekorten voordoen, wat doen we dan? Geldt de solidariteit van de 17 gemeenten ook hier? Op hoofdlijnen kunnen we dus wel instemmen met de motie, maar wij adviseren het CDA die nog even aan te houden. Mevrouw Hamann: Mijnheer de voorzitter. In de beantwoording van het college hebben wij gemist hoe de provincie hiermee omgaat. Welke argumenten had de provincie in het verleden en hoe zit dat nu? Is het iets van: het is onze verantwoordelijk niet meer, dus laat de gemeenten het maar uitzoeken? Ten slotte de motie. Ook wij zijn voorstander van voorstellen voor lokaal maatwerk, maar ik wil hierover eerst wel graag overleg voeren met de achterban, eventueel in een korte schorsing, als dat kan. Wethouder Dansen: Mijnheer de voorzitter. Naar mijn mening is de motie op dit moment prematuur, want daarin wordt al ingegaan op de dekking voor iets wat nog niet is gevraagd. Ik stel het CDA daarom voor hiermee te wachten tot het moment waarop ik daadwerkelijk om geld kom vragen. De heer Klink: Wij zullen de motie aanhouden, maar wel met de opmerking dat het vreemd is nu een winstwaarschuwing te geven, daarbij aan te geven hoe u de kosten wilt gaan dekken en op het moment dat wij een mening geven over die dekking te zeggen dat het prematuur is. In die zin vind ik deze motie echt niet prematuur, maar ik wil
C - 50
u de kans geven misschien met een beter voorstel te komen en wellicht ook met wat invulling van beleid. De voorzitter: Ik stel vast dat de motie wordt aangehouden. Wethouder Dansen: Uiteraard willen ook wij lokaal maatwerk behouden en natuurlijk zou ik daarvoor graag het bedrag van € 183.200,- willen gebruiken. Ik ga echter niet onmiddellijk met een zak geld naar een instelling toe. Wij willen er de tijd voor nemen om te bezien wat werkelijk nodig is. Daarbij wijs ik erop dat we in maart wellicht nog niet weten wat we tekort gaan komen in de rest van het jaar. Dat is de reden waarom ik hiermee voorzichtig wil omgaan. Ik heb echter beloofd dat ik met een voorstel zal komen en dat zal ik ook doen. Mevrouw Hoogesteger: De essentie van preventie is erger te voorkomen en daarvoor kan het bedrag van € 183.200,- worden aangewend. Je moet dan niet gaan zitten afwachten wat zich mogelijk in oktober, november of december zal voordoen. Daarop moet je nú inzetten. Wethouder Dansen: Ik neem dat zeker mee in mijn overwegingen. Een aantal vragen zijn gesteld over solidariteit bij het oplossen van problemen en het standpunt van de provincie. Het betalen door Gorinchem van 8% van de tekorten, als dat nodig mocht zijn, is ook een vorm van solidariteit, want dat delen we met 17 gemeenten. Bij de vraag die Gorcum Actief heeft gesteld over de provincie kan ik me wel iets voorstellen. Het is een beetje jammer dat de provincie blijkbaar geld had om in Jeugdbescherming te steken en ervoor kiest om dat nu niet meer te doen, omdat het bij de gemeenten ligt. Dat is haar keuze en haar recht, want het is haar geld. De vraag die is gesteld over het gedwongen kader valt enigszins buiten deze discussie. Het enige wat ik hiervan kan zeggen is dat we niet weten hoeveel geld daar naartoe zal moeten; daar hebben we geen invloed op. Hiermee hoop ik alle vragen te hebben beantwoord. De voorzitter: Ik stel vast dat we weer wat verder zijn gevorderd in het debat. Het is niet het laatste debat dat we over dit thema zullen voeren en er wordt nu ook geen concrete besluitvorming gevraagd. De motie is aangehouden, met inachtneming van de opmerking die daarover door de heer Klink is gemaakt. Hiermee rond ik het debat af. Dames en heren. Gelet op het feit dat zich op de publieke tribune belangstellenden bevinden die voor de behandeling van het laatste agendapunt hierheen zijn gekomen, stel ik u voor de agendapunten 10 en 11 in omgekeerde volgorde te behandelen. Aldus wordt besloten. (De heer Schefferlie verlaat te 22.31 uur de vergadering.) In afwijking van de volgorde der agenda wordt hierna aan de orde gesteld: 11. Debat Bestuurlijke oriëntatie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (informatiebrief nr. 2015-1338) 1. Inleiding
C - 51
Eerder heeft u raadsinformatiebrief 2014-1235 Bestuurlijke toekomst ontvangen. In deze brief hebben wij aangegeven dat de colleges van de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam en Molenwaard het gesprek met elkaar zijn aangegaan om in het laatste kwartaal van 2014 te komen tot een gezamenlijk gedragen standpunt over de toekomstige bestuurlijke inrichting van het gebied. Met deze brief willen wij u een toelichting geven op de gesprekken die de colleges met elkaar hebben gevoerd, de posities die gemeenten tijdens en na die gesprekken hebben ingenomen en de reactie van de provincie daarop. Tot slot wordt de positie van Gorinchem geschetst in het licht van de bestuurlijke ontwikkelingen in de regio. 2. Commissie Schutte Advies Commissie Schutte Aanleiding voor de gesprekken tussen de vier colleges is het advies van de Commissie Bestuurlijke Vormgeving Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (commissie Schutte) geweest. Op 13 februari 2014 heeft de commissie Schutte haar Eindrapportage ‘Waard om te besturen’ gepresenteerd. In haar eindrapportage adviseert de commissie om de toekomstige bestuurlijke inrichting van de AV als volgt vorm te geven: een gemeente Vijfheerenlanden, bestaande uit Leerdam, Zederik en Vianen; een gemeente Gorinchem / Giessenlanden / Hardinxveld-Giessendam; Molenwaard, die tijd krijgt voor een verkenning richting oost (de Waard) en west (Alblasserdam/de Drechtsteden). Dit advies betekent volgens de commissie dat er geen reden is een apart bestuurlijk samenwerkingsverband voor de regio AV in stand te houden. De commissie adviseert om in het bredere verband van ZuidHolland Zuid tot een heroriëntatie te komen en de bestuurlijke samenwerking te intensiveren. Richtinggevende uitspraken raad U heeft op 3 juli 2014 een aantal richtinggevende uitspraken gedaan over het advies van de commissie Schutte, deze zijn: 1. De gemeente Gorinchem onderschrijft de analyse van de commissie dat er onvoldoende draagvlak is voor één ambtelijke organisatie of één gemeente op AV-schaal. 2. De gemeente Gorinchem onderschrijft op hoofdlijnen het advies van de commissie om in de AV te komen tot een gemeente Vijfheerenlanden en een bestuurlijke herinrichting in de Alblasserwaard. 3. De gemeente Gorinchem trekt uit het advies de conclusie dat, indien volgens advies van de commissie een gemeente Vijfheerenlanden wordt gevormd, de vier gemeenten in de Alblasserwaard een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om voor dit deel van de AV tot een bestuurlijke inrichting te komen die toekomstbestendig is. Belangrijk daarbij is dat het leidt tot een bestuurlijke inrichting die recht doet aan stad en platteland en waarborgt dat de regionale voorzieningen in stand worden gehouden en versterkt. 4. De gemeente Gorinchem stelt daarom voor dat de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam en Molenwaard gezamenlijk een nadere verkenning uitvoeren naar een duurzame bestuurlijke inrichting van het gebied. 5. In de nadere verkenning met Giessenlanden, Hardinxveld-Giessendam en Molenwaard wil de gemeente Gorinchem uitgaan van: ● versterking van bestaande functionele en inhoudelijke verbanden (hoe worden thema’s als economie, onderwijs, voorzieningen etc. het beste bediend), ● gemeenten die zich toeleggen op thema’s waarin ze goed zijn (dus geen onevenwichtige verdeling tussen stads- en plattelandsbelangen, waardoor de stedelijke of plattelandsbelangen het onderspit gaan delven, wat niet in het belang van Gorinchem is maar ook zeker niet in het belang van het ruimere verzorgingsgebied), ● een bestuurlijke herverkaveling van het gebied binnen de Alblasserwaard, waarbij bestaande gemeentegrenzen niet op voorhand ‘heilig’ zijn,
C - 52
● aandacht voor samenwerkingsrelaties buiten de AV, met name die met de Drechtsteden, op thema’s als economische ontwikkeling, stedelijke problematiek en kennisuitwisseling. 3. Verkenning in de Alblasserwaard Verkenning vier colleges In september 2014 hebben de colleges van Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam en Molenwaard elkaar gesproken over de (bestuurlijke) samenwerking in de regio. Doel was om één of twee scenario's voor samenwerking op tafel te krijgen. Het eerste gesprek vond plaats op 8 september. Onder begeleiding van een extern adviseur zijn toen verschillende varianten met elkaar verkend: ● Eén gemeente: Er ontstaat één gemeente in de Alblasserwaard. Advies Schutte: Herindeling van Giessenlanden, Gorinchem en Hardinxveld-Giessendam tot één gemeente, waarbij eventueel Molenwaard later kan aanhaken. ● De 2-1-1 variant: Een ambtelijke fusie tussen Molenwaard en Giessenlanden, bij voorkeur gevolgd door een bestuurlijke fusie waarbij Gorinchem wordt betrokken. Hardinxveld-Giessendam zoekt de versterking in verschillende vormen van regionale samenwerking. ● De 3-1 variant: Giessenlanden, Hardinxveld-Giessendam en Molenwaard gaan (mogelijk eerst via een ambtelijke fusie) herindelen en Gorinchem blijft zelfstandig. Om uiteindelijk tot twee evenwichtige gemeenten te komen zijn volgens Gorinchem dan wel grenscorrecties nodig. Het tweede gesprek vond plaats op 29 september. Tijdens het tweede gesprek is door de burgemeester van Hardinxveld-Giessendam, op persoonlijke titel, nog een andere optie ingebracht in de vorm van een regiogemeente, waarin de huidige vier gemeenten zouden functioneren als bestuurscommissies of deelgemeenten. Gedurende het proces hebben de gemeenten de volgende posities ingenomen: Giessenlanden Giessenlanden wil herindelen en wil dat ongedeeld doen. Giessenlanden is niet bereid een variant te verkennen waarin de bestaande gemeentegrenzen worden losgelaten (“en Arkel en Schelluinen worden afgestaan aan Gorinchem”). Gorinchem Een herindeling die de huidige vier gemeenten terugbrengt tot twee evenwichtige gemeenten, waarbij er recht gedaan wordt aan de positie van Gorinchem in het kader van regionale voorzieningen, is bespreekbaar. De voorkeur gaat uit naar een gemeente met een stedelijk karakter en een gemeente met een plattelandskarakter. Denken vanuit bestaande gemeentegrenzen staat een optimale bestuurlijke inrichting voor de Alblasserwaard als geheel in de weg. Een louter ambtelijke fusie is voor Gorinchem zelf geen optie. Over een louter ambtelijke fusie tussen Giessenlanden, Molenwaard en eventueel HardinxveldGiessendam heeft Gorinchem geen opvattingen (dit is aan de betrokken gemeenten zelf). Hardinxveld-Giessendam Hardinxveld-Giessendam wil bestuurlijk zelfstandig blijven. Wel wil Hardinxveld-Giessendam een louter ambtelijke fusie aangaan met Giessenlanden en Molenwaard. Toetreding tot de Drechtsteden blijft een optie. Molenwaard Voor Molenwaard moet een fusie een meerwaarde hebben voor de inwoners en bedrijven. Een ambtelijke fusie is onwenselijk, als hieraan niet het eindperspectief van een bestuurlijke fusie gekoppeld is. Tussen een ambtelijke en bestuurlijke fusie mag niet te veel tijd zitten. Voor Molenwaard is haar dienstverleningsconcept bij opschaling een belangrijk uitgangspunt. Uitkomst verkenning Voor de variant die op 29 september 2014 is ingebracht door de burgemeester van HardinxveldGiessendam bleek bij geen van de gemeenten draagvlak te bestaan. Zowel de gemeente Giessenlanden en
C - 53
Gorinchem hebben dit, zoals afgesproken tussen de vier colleges, in een brief beargumenteerd. Het ‘voorstel Augusteijn’ leidt volgens ons niet tot een bestuurskrachtige en transparante gemeente met interne samenhang. Evenmin is er sprake van een evenwicht tussen stad en platteland. Bovendien achten wij de gedachte dat er vier zelfstandige eenheden (bestuurscommissies) ontstaan met een overkoepelende gemeente-/regioraad die zich ‘met het hoogst noodzakelijke’ bezighoudt, zodat de bestaande gemeenteraden in hun nieuwe hoedanigheid als bestuurscommissie kunnen doorfunctioneren, niet erg reëel. Omdat het belangrijkste recht, het budgetrecht, op het niveau ligt van de raad van de regiogemeente, ligt de macht de facto daar. De verkenning tussen de vier gemeenten heeft niet tot het gewenste resultaat geleid, namelijk het formuleren van een of twee kansrijke scenario’s voor samenwerking tussen de gemeenten. Ondanks uitvoerige discussies, waarbij alle mogelijke argumenten gewisseld zijn, moeten wij constateren dat de door de afzonderlijke gemeenten ingenomen standpunten te ver uit elkaar liggen om tot een door alle gemeenten gedragen standpunt te komen. Tegen deze achtergrond hebben wij de andere gemeenten na afloop van de verkenning laten weten dat het ons in principe niet zinvol lijkt de discussie over gemeentelijke herindeling in deze raadsperiode voort te zetten. Daarbij hebben wij uitdrukkelijk aangegeven dat wij bereid zijn een constructieve bijdrage te leveren indien er nieuwe argumenten op tafel komen of anderen een nieuw initiatief voor herindeling nemen. Gesprek met provincie Op 26 november 2014 hebben de burgemeesters van de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam en Molenwaard de Commissaris van de Koning en de portefeuillehouder Bestuur van Zuid-Holland geïnformeerd over de uitkomst van de verkenning. In dat gesprek is de provincie door Gorinchem gevraagd actiever de regie te voeren inzake de bestuurlijke ontwikkelingen in de regio. 4. Ontwikkelingen in de regio na de verkenning najaar 2014 Vervolg Molenwaard – Giessenlanden Bij besluit van 11 december 2014 heeft de gemeenteraad van Giessenlanden de gemeente Molenwaard uitgenodigd een gezamenlijk onderzoek te doen naar de meerwaarde van een bestuurlijke fusie tussen de gemeenten Molenwaard en Giessenlanden. Op 13 januari 2015 heeft de gemeenteraad van Molenwaard besloten instemmend te reageren op het verzoek. Met dit onderzoek moet de volgende centrale vraag worden beantwoord: ‘Op welke gebieden levert een bestuurlijke fusie tussen Molenwaard en Giessenlanden een meerwaarde op voor de inwoners, bedrijven en instellingen van deze gemeenten? En waar niet?’ Vervolgens heeft de gemeenteraad van Molenwaard per brief van 21 januari 2015 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gevraagd nu al een nader onderzoek te doen, naar de gevolgen van de bestuurlijke heroriëntatie in de regio voor de diverse samenwerkingsverbanden / gemeenschappelijke regelingen. Zowel organisatorisch als financieel. Als voorbeeld wordt aangehaald dat de vorming van een gemeente Vijfheerenlanden of een aansluiting van Hardinxveld-Giessendam bij de regio Drechtsteden het nodige betekent voor de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, en ook voor geheel Zuid-Holland Zuid. De gemeenteraad van Molenwaard verzoekt Gedeputeerde Staten de onderzoeksresultaten vóór juni 2015 aan de gemeentebesturen en samenwerkingsverbanden ter beschikking te stellen. Voorafgaand, op 13 november 2014, zijn wij door het college van Giessenlanden geïnformeerd over zijn voorstel aan de gemeenteraad van Giessenlanden tot een onderzoek naar fusie met Molenwaard. Omdat dit voorstel raakt aan de regionale verhoudingen en de positie van Gorinchem, hebben wij hierop per brief van 27 november 2014 gereageerd, met het verzoek deze brief te betrekken in de discussie met de gemeenteraad van Giessenlanden. Wij hebben aangegeven dat een herindeling een meerwaarde moet hebben voor de Alblasserwaard als geheel en tot uitkomst zou moeten hebben dat er evenwichtige gemeenten ontstaan, dat er op korte en lange-
C - 54
re termijn recht gedaan wordt aan de positie van Gorinchem in het kader van regionale voorzieningen, en dat bestaande regionale samenwerkingsverbanden in stand gehouden worden. Daarbij hebben wij aangeven het met de vorming van een gemeente Molenwaard- Giessenlanden zeker op de langere termijn niet gegarandeerd is dat er voldoende ruimte blijft voor de ontwikkelingen in het stedelijke deel langs de Merwede, met de maritieme sector en centrumvoorzieningen. Gelet op het feit dat de vier gemeenten in de Alblasserwaard er “samen niet zijn uitgekomen” en bovenstaande overwegingen, hebben wij aangegeven dat wij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland zullen vragen actiever de regie te voeren in de discussie over herindeling in de Alblasserwaard. Mocht het komen tot een procedure op grond van de Wet algemene regels herindeling (arhiprocedure), dan moet er een concept herindelingsontwerp ter inzage worden gelegd, dat ook aan de besturen van omliggende gemeenten wordt gezonden voor het indienen van zienswijzen. Vervolg Hardinxveld-Giessendam Op 18 december 2014 heeft de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam besloten om een verzoek tot gezamenlijk onderzoek te doen aan de regio Drechtsteden naar de mogelijkheid en de gevolgen van toetreding van de gemeente Hardinxveld-Giessendam tot de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden. Ook zal worden onderzocht wat de gevolgen zijn op financieel vlak wanneer de huidige organisatie met de huidige samenwerkingspartners wordt gecontinueerd. Bij amendement is op 18 december 2014 ingebracht dat dit gebeurt door het verkennen van de mogelijkheden tot inkopen van diensten bij de gemeente Gorinchem en/of Molenwaard/Giessenlanden ten behoeve van het oplossen van de gesignaleerde kwetsbaarheden. Deze onderzoeksresultaten worden afgezet tegen de onderzoeksresultaten in de context van toetreding van Hardinxveld-Giessendam tot de regio Drechtsteden. Voorafgaand, op 13 november 2014, zijn wij door het college van Hardinxveld-Giessendam geïnformeerd over zijn voornemen de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam voor te stellen een verzoek aan de Drechtsteden te doen tot toetreding tot dit samenwerkingsverband. Omdat dit voorstel raakt aan de regionale verhoudingen en de positie van Gorinchem, hebben wij hierop per brief van 28 november 2014 gereageerd. Wij hebben in onze brief gewezen op het feit dat een toetreding van Hardinxveld-Giessendam tot de Drechtsteden gevolgen heeft voor samenwerkingsverbanden in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Verder hebben wij overeenkomstig onze reactie aan Giessenlanden het college geïnformeerd dat wij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland zullen vragen actiever de regie te voeren in de discussie over herindeling in de Alblasserwaard. In onze Visie op regionale samenwerking van 4 juli 2013 heeft u het standpunt ingenomen dat een samenwerking op basis van het inkoopmodel, waarbij Gorinchem tegen betaling diensten voor andere gemeenten verricht, een meerwaarde kan opleveren voor alle partijen. Destijds was dit echter voor de andere gemeenten in de AV geen serieuze optie. Vervolg Vijfheerlanden De gemeenteraden van Leerdam, Zederik en Vianen hebben conform het advies van de commissie Schutte besloten tot het starten van een haalbaarheidsonderzoek naar een fusie met elkaar. Daarbij is de gemeenteraad van Vianen op 27 januari 2015 akkoord gegaan met een motie om bij het haalbaarheidsonderzoek nadrukkelijk rekening te houden met de huidige positie van de gemeente Vianen in de provincie Utrecht. ‘Teneinde deze positie bij een mogelijke samenwerking/samenvoeging met de gemeenten Leerdam en Zederik te kunnen continueren.’ Het haalbaarheidsonderzoek zal naar verwachting in het najaar zijn afgerond. De gemeente Lingewaal spreekt met de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal over intensievere samenwerking, op termijn mogelijk een fusie. Provincie Zuid-Holland In een brief van 2 december 2014 gaan Gedeputeerde Staten in op de bestuurlijke oriëntatie Alblasserwaard-Vijfheerlanden. In de brief spreken GS hun waardering uit voor de inspanningen van de gemeente-
C - 55
besturen. Hoewel wij GS verzocht hebben om de regie te gaan voeren, geven GS aan daarvoor geen reden te zien. Wel achten zij het van groot belang dat gemeenten vóór de zomer van 2015 richtinggevende besluiten hebben genomen. Over Gorinchem merken GS op dat deze gemeente heeft aangegeven zelfstandig te willen blijven. Het eindbeeld dat nu voor de provincie voor de middellange termijn ontstaat, omvat de vorming van één gemeente in de Vijfheerenlanden, een fusie tussen Molenwaard en Giessenlanden, een aansluiting van Hardinxveld-Giessendam bij de Drechtsteden en een vooralsnog zelfstandig blijvend Gorinchem. Opmerkelijk is dat de provincie daarmee vooruit liep op de besluitvorming in Hardinxveld-Giessendam, waar de gemeenteraad pas zo’n twee weken later besloot over een onderzoek naar toetreding tot de Drechtsteden. Wij constateren ook dat de raad van Hardinxveld-Giessendam toen besloot niet alleen de optie ‘toetreding tot de Drechtsteden’ te gaan onderzoeken, maar ook de optie ‘inkoop bij andere gemeenten’. Op de middellange termijn verwachten GS dat de geschetste oplossingsrichting volstaat. Voor de provincie lijkt het waarschijnlijk dat op de langere termijn het gesprek tussen de gemeenten wordt hervat. De zinsnede in de brief van GS dat Gorinchem heeft aangegeven zelfstandig te willen blijven, doet geen recht aan de onderbouwing van het standpunt van Gorinchem. Immers, nu lijkt het een op zichzelf staand gegeven, terwijl het juist de uitkomst is na de vele gesprekken die tussen de gemeenten gevoerd zijn. Eveneens plaatsen wij kanttekeningen bij het geschetste eindbeeld voor de Alblasserwaard. Op 16 december 2014 hebben wij daarom GS een brief gestuurd waarin wij de positie, die Gorinchem tot dusver heeft ingenomen, verduidelijken. In deze brief staat dat Gorinchem van meet af aan niet eenzijdig het initiatief heeft willen nemen voor gemeentelijke herindeling, maar wel steeds open heeft gestaan voor gesprekken met de buurgemeenten over de bestuurlijke inrichting in het gebied. Op basis van de uitgevoerde verkenning in de Alblasserwaard hebben wij geconcludeerd dat het op korte termijn weinig zinvol zou zijn om vanuit Gorinchem verdere discussie over herindeling te initiëren. Maar daarbij hebben wij aangegeven dat wij als volwaardige partner aan een herindelingsdiscussie willen meedoen, indien er nieuwe argumenten op tafel komen of anderen een nieuw initiatief voor onderzoek naar herindeling nemen. 5. Positie van Gorinchem en de regionale samenwerkingsverbanden In de Visie op regionale samenwerking, door u vastgesteld op 4 juli 2013, heeft u het standpunt ingenomen dat er voor Gorinchem op korte termijn geen noodzaak is voor een gemeentelijke herindeling. Op termijn sloot u een zekere schaalvergroting niet uit, mede vanuit de overweging dat Gorinchem centrumvoorzieningen voor de regio wil behouden. U heeft dan ook op hoofdlijnen het advies van de commissie Schutte onderschreven om in de AV te komen tot een gemeente Vijfheerenlanden en een bestuurlijke herinrichting in de Alblasserwaard. Het lijkt er nu op dat in de regio een proces van gemeentelijk herindeling op gang komt, waar Gorinchem geen deel van uitmaakt. Een proces dat mogelijk leidt tot de vorming van een gemeente Vijfheerenlanden (waarbij Vianen heeft uitgesproken bij de provincie Utrecht te willen blijven) en een gemeente Molenwaard-Giessenlanden. En daarnaast een mogelijk vertrek van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden en (buiten de regio AV) de gemeente Lingewaal die de samenwerking met Geldermalsen en Neerrijnen intensiveert. Deze ontwikkelingen roepen vragen op. Enerzijds over de positie van de gemeente Gorinchem met haar centrumvoorzieningen voor de regio en anderzijds over de houdbaarheid van de diverse samenwerkingsverbanden op AV-schaal en ZHZ-schaal, waarin Gorinchem deelneemt. Wij willen ons inspannen om de AV in stand te houden en te versterken. Met een proactieve houding willen wij onze buurgemeenten benaderen hoe wij gezamenlijke vraagstukken kunnen oppakken. Gelet op het in stand houden van het draagvlak voor diverse samenwerkingsverbanden, stellen wij ons vooralsnog op het standpunt de volgende lijn aan te houden: a. Het is van groot belang het binnen ZHZ en daarmee de AV houden van Leerdam en Zederik. Om die reden is het wenselijk dat Vianen naar de provincie Zuid Holland overkomt.
C - 56
b. Wij hechten eraan dat Hardinxveld-Giessendam deel blijft uitmaken van de AV en staan positief tegenover een inkooprelatie. Zowel Gorinchem als Hardinxveld-Giessendam hechten aan hun zelfstandigheid, maar beide gemeenten hebben (in verschillende mate) ook hun kwetsbaarheden en delen bepaalde inhoudelijke opgaven. Met respect voor bestuurlijke verschillen en eigenheid, kan samenwerking gebaseerd op een inkooprelatie beide gemeenten versterken. c. De relatie naar de Drechtsteden toe willen we op de inhoud versterken (economie, Maritieme Delta, arbeidsmarktregio etc) ook al omdat we minder gemeenten overhouden in de AV. Het is de bedoeling dat elke gemeente vóór de zomer van 2015 een richtinggevend besluit neemt over de bestuurlijke heroriëntatie in de regio. Na discussie in uw raad in maart 2015, willen wij een voorstel voor een richtinggevend besluit van uw raad uitwerken.
Mevrouw Hamann: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen wil ik eens de volgende vraag stellen: voor wie zitten wij hier nu eigenlijk, voor onszelf, voor de partij, voor hogere doelen? Nee, wij hebben maar één ding gemeen, en dat is deze stad. Het moet goed zijn voor Gorinchem. Dat beloven we allemaal in verkiezingstijd, wij zijn vervolgens gekozen door de inwoners en moeten dus hun belangen behartigen en van niemand anders. En wat gebeurt er nu op het gebied van bestuurlijke samenwerking of gemeentelijke herindeling? Heel de regio praat met elkaar en met anderen en wij zitten hier in Gorinchem op een eilandje en gaan het in de toekomst zo niet redden. Wij vinden het een catastrofale ontwikkeling voor onze stad, maar ook voor heel de regio, en dat ga ik nu uitleggen. Stad en ommelanden horen bij elkaar: zonder stad geen ommelanden en zonder ommelanden geen stad. Straks is het weer Paasmarkt en dan ervaren we weer allemaal hoe normaal dat is, en dat het ook van oudsher zo is. Daarvoor hoef je helemaal geen geschiedenis te hebben gestudeerd. De regio komt boodschappen doen in de stad en de stad houdt zo haar voorzieningen overeind. Zo simpel is dat al eeuwenlang. Maar wat gaat er hier dan mis? Nou, dat is ook al iets van oudsher. Eerst was het een Jan van Arkel en later een motie met de naam “Land van Arkel”. Decennialang trok Gorinchem de neus op voor de Bible Belt en, ja, ik ben het wel eens met een twitterend oud-wethouder van Giessenlanden dat zij hier boodschappen mochten komen doen en gebruik mochten komen maken van de voorzieningen, maar verder ook niets. Gorinchem was immers rijk genoeg en kon zich zo’n houding permitteren, Gorinchem had niemand nodig. Door die attitude werd de verstandhouding echter niet beter. Toch werd vanuit de provincie steeds maar weer aangedrongen op verdergaande samenwerking en herindeling. Tja, wat moest Gorinchem daar nou toch mee? In juni 2013, dus bijna twee jaar geleden, stelde de gemeenteraad een visie op voor regionale samenwerking, naar aanleiding van het manifest “Open voor elkaar”. Gorinchem zou voldoende schaalgrootte hebben en hoefde dus eigenlijk helemaal niets op het gebied van herindeling. Later, in 2014, werd dat nog eens scherper gesteld: wij willen eigenlijk alleen maar de dorpen Arkel en Schelluinen. Wij, van Gorcum Actief, hebben toen een vergelijking met het bruidje gemaakt en, nee, dat was dus helemaal geen grapje. Nu zien we de gevolgen. Foute boel, vinden wij. Wie of wat heeft nu schuld aan deze situatie? Was de Gorcumse delegatie soms lomp of arrogant, zoals de hele regio beweert? Het kan misschien wel zo zijn, want wij waren er niet bij. Of was de opdracht van de gemeenteraad aan de delegatie een onmogelijke missie? Het is namelijk nogal tegenstrijdig: enerzijds zeggen dat we niemand nodig C - 57
hebben en anderzijds tal van gemeenschappelijke regelingen aangaan, die het overigens wel erg goed zijn gaan doen, waardoor we toch weer aan elkaar verbonden zijn. Het mag ook wel eens hardop gezegd worden dat Gorinchem de regio echt wel nodig heeft, niet alleen om een centrumfunctie te kunnen behouden, maar ook om voorzieningen overeind te kunnen houden en een dramatische krimpsituatie te voorkomen waarmee de regio nu al jaren te kampen heeft. De boodschap en de missie waren dus niet eenduidig en door wederzijdse halsstarrigheid eindigden de besprekingen alweer snel met de boodschap: op die manier hoeven we niet eens verder te praten. Wij, Gorcum Actief, hebben het college van burgemeester en wethouders daarover in oktober vorig jaar een brief gestuurd. Wij vinden namelijk dat je wel moet praten; maakt niet uit: altijd blijven praten. Gorinchem heeft zijn positie in de regio nu verloren, dreigt zijn centrumfunctie te verliezen en daarmee nog veel meer. Zeker, de andere gemeenten in de AV-regio slaan nu een andere weg in, maar er is niet zoiets als een gelopen race, zo lang er nog helemaal niks getekend is. Tenminste, daar hopen wij op. Want nu verbreden we ons blikveld eens eventjes naar die regio, de AV-regio wel te verstaan. Ja, we hebben gezamenlijk pracht voorzieningen, die door de uiteenvallende regio in hun voortbestaan worden bedreigd. Ik noem de RSD en de Avelingen Groep, die, zoals we gisteren allemaal gehoord hebben, heel goed op weg zijn met hun fusie. Een belangrijke voorziening, ook om de uitvoering van de Participatiewet mogelijk te maken. Deze regio is tevens arbeidsmarktregio geworden en nu heeft het UWV net besloten weer een vestiging hier te openen. En ik noem de drie decentralisaties nog maar eens even: ook die gaan we in de regio gezamenlijk uitvoeren. Het is ook het belang van de ommelanden dat zaken goed geregeld worden. En hiermee kom ik weer terug bij het doel waarvoor we hier allemaal zitten. Het doel is het belang van de burger. Dan gaat het wel over leefbaarheid van stad én regio, dan gaat het erom een aantrekkelijk gebied te zijn, waar het fijn is om te wonen en te werken. Het gaat erom een goed vestigingsklimaat te hebben, zodat mensen hier ook willen komen wonen en werken. Het is toch te gek voor woorden dat dat belang te grabbel wordt gegooid voor electorale voor- of nadelen? Wees eerlijk. Gorcum Actief, de naam zegt het al, is er voor Gorinchem en we komen nu op voor de belangen van de Gorcumers. Wil Gorinchem een leuke stad blijven met een goed vestigingsklimaat, oftewel een stad met voorzieningen, dan moeten we openstaan voor suggesties vanuit de regio. Wij vonden de handreiking van burgemeester Augusteijn in de richting van een kernenbeleid helemaal niet zo verkeerd en we gaan nu graag in op de uitnodiging van Leerdam om aan te geven wat de gevolgen voor de AV-regio zijn als zij zich bij de provincie Utrecht aansluiten. Nee, wat ons betreft is het laatste woord helemaal nog niet gezegd, zeker niet nu het hele AV-gebeuren op ploffen staat. Maar wat willen wij dan wel? Gorcum Actief is, zoals gezegd, voor een verdergaande samenwerking, met één AV-gemeente als een stip aan een heel verre horizon. Wetenschappers hebben aangetoond dat herindelingen alleen een kans van slagen kunnen hebben als voor een logische regio wordt gekozen. AV is zowel geografisch als door gemeenschappelijke regelingen een hele logische stap. Wij hebben meer gemeen met bijvoorbeeld Leerdam, dat ook een kleine stad in de polder is, net als wij. Wij dienen daarom om te beginnen een motie in, met de titel: Hoe verder met Gorcum in de AV-regio? C - 58
De heer Van Breemen: Ik ken de motie niet, maar volgens mij zijn we hier nu toch bezig met een heroriëntatie op onze regionale visie. Mevrouw Hoogesteger: Ik zal de motie even voorlezen: Motie M3 (Gorcum Actief) Hoe verder met Gorcum in de AV-regio? De raad van de gemeente Gorinchem, in openbare zitting bijeen op 26 maart 2015. Onderwerp: Debat Bestuurlijke oriëntatie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Aanleiding Zoals uit de laatste rapportages van B&W blijkt lijkt het erop dat Gorinchem in de herindelingsdans zonder partner geïsoleerd aan de kant komt te staan. Tevens loopt de naam van Gorinchem in de regio schade op. Deze positie leidt ertoe dat Gorinchem gescheiden wordt van zijn achterland en het achterland van Gorinchem. Tevens komt er grote druk te staan op alle gemeenschappelijke regelingen waarin Gorinchem actief is. Dit is zeer onwenselijk zowel voor Gorinchem als de omliggende gemeenten. Dit wordt verzaakt enerzijds door emoties bij alle betrokkenen en anderzijds door de visie voor bestuurlijke heroriëntatie zoals die is opgesteld in 2013 door B&W en geaccordeerd door de raad van Gorinchem. Op dit moment zijn de gemeenten ieder aan hun dans bezig. Maar danspartijen lopen niet altijd goed af. Om ons te profileren voor de herkansing dient een meer eenduidige en open visie over wat Gorinchem wil binnen de regio opgesteld te worden. Voorstel Het college van B&W komt met een nieuw, meer open visiedocument over de samenwerking in de regio. Motivering Voor alle burgers is van belang dat Gorinchem een regiofunctie heeft en houdt. Zoals het beeld nu ontstaat, komt deze functie in gevaar en komen zelfs de gemeenschappelijke regelingen in gevaar. Mocht er nog een kans komen om het tij te keren, dan dient Gorinchem voorbereid te zijn.
De heer Van Breemen: Nu de motie is voorgelezen, blijft mijn vraag staan. Het onderwerp van de motie luidt: “Debat bestuurlijke oriëntatie AlblasserwaardVijfheerenlanden”. Waarom pleit u er dan in de motie voor een debat te houden over een heroriëntatie in de regio? Volgens mij is er nu ruimschoots de kans om die visie met elkaar te vormen. Dit lijkt mij daarom een heel overbodige motie. Mevrouw Hamann: De heer Van Breemen begrijpt mij kennelijk niet goed. Wij dienen geen motie in om een debat te voeren, maar vragen het college met een meer open visiedocument te komen, in tegenstelling tot de documenten die er nu liggen. De heer Klink: Mijnheer de voorzitter. Bij deze bestuurlijke heroriëntatie van de AV kijken we terug, doen we een suggestie en kijken we vooral vooruit. Ik neem u even mee naar de vakantie van een groep van zes bevriende ondernemers. Ze hadden ooit een leuke ondernemersvereniging opgericht met de naam “Anders en Vooruit”, kortweg: “A en V”. Anders omdat er nogal wat verschillen waren tussen de groepsleden. De één handelde in boten, de ander in molens en weer een ander in glas, een aantal deden vooral in graslanden en koeien, terwijl ze ook wat rentenierden. Op enkele punten deden ze al zaken met elkaar en dat ging eigenlijk best aardig. Eentje trok wat meer aandacht, die was wat anders. Hij handelde in van alles, was het meest allround, trok veel naar zich toe en beschouwde zich ook een beetje als het leiderstype van de groep. Hij was al wat ouder en kwam uit een echte ondernemersfamilie. De anderen vonden het best als hij zich zo opstelde, zo lang ze er gemak van hadden en geen last. De V van Vooruit omdat ze de wens hadden om verder te komen, het liefst samen. Daar C - 59
lag ook wel een visie onder. Hoe het precies moest, wist eigenlijk niemand, ook het leiderstypje niet, maar ze wilden het wel, echt waar, ergens rond 2030. Ondernemersvereniging Anders en Vooruit dus. Door bepaalde ontwikkelingen in de markt ontstond wat urgentie. Er moesten nu echt stappen naar samengaan gezet worden, anders zouden de verschillende ondernemingen labiel worden. Na een avondje borrelen – dat zal wel op kosten van het leiderstypje geweest zijn – besloot men een weekje met elkaar op vakantie te gaan. Tijdens die week konden ze eens rustig met elkaar praten, rekenen en nadenken over een gezamenlijke toekomst, het oprichten van één of meer ondernemingen die hand in hand zouden gaan. Men ging naar een reisbureau en liet zich goed adviseren over een geschikte eindbestemming. Volgens het bureau was de Duitse gemeente Motten langs de grens van de deelstaat Beieren een geschikte bestemming. Voor sommige ondernemers was dat wat verwarrend, ze gebruikten het woord “motten” ook wel als “moeten”. Nou, daar gingen ze dan, niet in één keer erheen hoor, dat is te snel. Laten we het rustig aan doen in etappes: tijdens de reis af en toe een tussenstop, samen eten, ’s avonds wat drinken en elkaar eens goed bevragen. Maar tijdens de eerste avond ging het al niet helemaal lekker. Een van de vrienden was wat in zichzelf gekeerd. Hij wilde misschien toch liever zelfstandig door. Twee van de groep hadden al langer het gevoel dat ze misschien beter met elkaar verder konden gaan. Ze deden al wat in een gezamenlijke onderneming, de “Vijfheeren” genaamd”. Twee van de drie overgebleven ondernemers zaten samen te smoezen, dat ze bang waren dat de laatste, het leiderstypje met de grootste onderneming, hen misschien wel wilde overnemen zodra hij daarvoor de kans zag. Nee, de sfeer was van het begin af aan niet optimaal in de groep, zoals dat wel vaker gaat als vrienden met elkaar op vakantie gaan. Thuis, vanuit je eigen situatie gezien, lijkt zo’n gezamenlijke vakantie allemaal wel leuk, maar onderweg komen toch vaak irritaties en twijfels sterker naar voren. Weer een dagje later, de volgende avond in het volgende hotel, begon het echt mis te lopen. De in zichzelf gekeerde ondernemer had nog eens nagedacht: alleen is wel erg alleen, dan red ik het misschien niet, maar samen met anderen één onderneming starten zou te veel autonomie kosten. En wat schetst onze verbazing: ’s avonds in het hotel zien we hem opeens bij een groep andere ondernemers zitten. Eerst een beetje stiekem nog wel, maar steeds openlijker begint hij daar zaken te doen, daarbij natuurlijk de banden met zijn eigen groep niet helemaal opgevend, want je weet maar nooit. En er is nog iets aan de hand…. Mevrouw Schouwenaar: Verhaaltjes wil ik liever bewaren voor als ik ga slapen. Wilt u misschien iets meer tot de zaak komen? De voorzitter: Dit heet een allegorie en die wordt tot het bittere eind volgehouden! De heer Klink: Ik nodig mevrouw Schouwenaar van harte uit hierbij gewoon in slaap te vallen als ze dat wil; dat mag. Er is nog iets geks aan de hand. De twee ondernemers die samen de onderneming “Vijfheeren” runden kwamen erachter dat in de kamer naast hen een heel aantrekkelijke zakenvrouw verbleef. Na wat knipogen op de gang kregen ze het voor elkaar: ze zouden die avond een borrel drinken en eens goed kennis maken. Wat bleek: deze dame was lid C - 60
van een andere ondernemersvereniging en nodigde beide heren uit naar haar clubje over te stappen. Verleiding alom. De twee wat meer defensieve ondernemers, van wie één vooral wat overname-angst ervoer ten opzichte van het leiderstype, beschouwden het allemaal nog eens rustig onder het genot van een glas gezonde volle melk. Mevrouw Hoogesteger: Misschien kan de heer Klink de volgende keer een powerpointpresentatie verzorgen, want ik ben nu al helemaal kwijt wie nou wie is. De voorzitter: Nee, we gaan niet interrumperen omdat de vorm u niet aanstaat. Dat kan niet de bedoeling zijn. De heer Klink: Tsja, zij deden vooral in land, koeien, een rij molens en vooral rentenieren. Hun mijmeringen gingen ongeveer als volgt. Ja, onze ondernemingen kennen toch wel een heel eigen dynamiek hè, die ander, dat leiderstypje, voelt dat niet zo lekker aan, die wil vooral meer en groter, dat is niks voor ons. Bovendien hadden deze beide ondernemers net hetzelfde HRM-systeem geïmplementeerd met veel medezeggenschap voor de medewerkers. En die grote was niet zo open en transparant, die zat veel meer op de macht, zo veronderstelden ze. Weet je wat; als wij nou eens gewoon sámen verder gaan? Normaal is al gek genoeg, de identiteiten van onze ondernemingen passen prima bij elkaar en bovendien: dat leiderstypje mag best wel eens een lesje worden geleerd. En ja, dat leiderstypje was van de weeromstuit maar alleen naar zijn hotelkamer gegaan. Daar vroeg hij zich af hoe het nou zo mis had kunnen gaan. Hij had gedacht als grote winnaar te finishen, maar de historische staat van dienst bleek geen enkele garantie in het heden te zijn. Had hij het allemaal wel zo goed aangepakt? Hij pakte zijn iPad en ging eens googelen naar veelvoorkomende oorzaken voor dit soort situaties, en daar kwam hij uit op een site met wijze spreuken over effectief gedrag. Toen viel het kwartje, want hij las: effect = argument x acceptatie. Haha, je kunt nog zulke goede argumenten hebben, maar als de ander het niet van je pruimt… De reis werd afgeblazen en men kwam thuis met een katergevoel. Na wat nadenken besloten enkele van de ondernemers elkaar een brief te sturen. Het was allemaal wat anders gelopen dan ze hadden gehoopt, maar we moeten elkaar toch niet in de steek laten. We delen toch zoveel, we blijven als A en V toch wel één groep, hè? Tot zover. Over het verleden wil het CDA eigenlijk niks meer zeggen. De situatie kwalificeert het CDA Gorinchem als uitermate bedreigend voor de langetermijn-toekomst van onze regio en daarmee ook voor Gorinchem. Over identiteit en gevoel is al genoeg gesproken. Wat betreft het CDA is de economische ontwikkeling van deze regio een ondergeschoven kindje geweest bij het hele tafereel, terwijl dat juist een van de grootste drijfveren had moeten zijn. De potentie van onze arbeidsmarktregio en de regio is al enorm onderbenut. Dat gaat niet beter worden met de nu gekozen route. Ik beloofde u nog een suggestie, maar eigenlijk is het een voorstel, niet aan deze raad, maar aan de raad van de gemeente Giessenlanden. Want als Giessenlanden en Molenwaard samengaan, vraag ik me af wat de meerderheid van de bewoners van de dorpskern Arkel eigenlijk wil. Voelen zij zich nog wel helemaal thuis in de gemeente Molenlanden? Ik sprak er enkele en die twijfelden ruimhartig. Daarom roepen wij de raad van de gemeente Giessenlanden op te besluiten tot een raadplegend referendum C - 61
onder de inwoners van de kern Arkel, waarbij hun de vaag wordt gesteld of ze liever onderdeel uitmaken van de gemeente Molenlanden of van de Arkelstad. Graag horen wij van u of u deze oproep aan de raad van de gemeente Giessenlanden wilt overnemen. Het CDA steunt het voorliggende raadsvoorstel. Het is voor Gorinchem en voor de regio uitermate belangrijk dat er een sterke economische dynamiek ontstaat. De visie van he CDA op Gorinchem en de regio is gestoeld op een sterke ontwikkeling van de drie O’s: ondernemerschap, onderwijs en een sterke overheid. Volop daarop inzetten is ons verzoek, met alle bestaande en toekomstige samenwerkingsverbanden die daarbij horen of daarin passen. De Drechtsteden achten wij een goede alliantie. Wij roepen het college daarom op maximaal in te zetten op een vorm van aansluiting bij dit verband én bij het consortium Zuidvleugel. Zonder goede banen, woningen en onderwijs zakt deze regio steeds verder weg. Jongeren komen nu al bijna niet meer terug naar deze regio. Dat is zorgwekkender dan de vraag of je wel helemaal bij elkaar past. Het CDA zal hier veel aandacht voor vragen. Wij kondigen alvast aan dat we de komende tijd zullen gaan porren op het onderwerp economische ontwikkeling en, ja, de gemeenschappelijke regelingen als afsluiting. Het voelt een beetje als bij de vriendengroep: de vakantie is mislukt, de liefde bekoeld, maar we blijven door het verleden wel aan elkaar verbonden. En eerlijk is eerlijk: de gemeenschappelijke regelingen zijn best goed. Ze lopen goed en er is helemaal geen reden om ze op te heffen, behalve dat het woord “gemeenschappelijk” niet zo past bij het gevoel dat ons nu bekruipt. Wij roepen dit college op hierin goed leiderschapswerk te verrichten, door met goede argumenten veel effect te sorteren. U hebt vast meegekregen dat acceptatie voor die argumenten daarvoor een belangrijk ingrediënt is. Nog even de drie punten van het CDA Gorinchem op een rij: volop inzetten op de economische ontwikkeling van de regio en Gorinchem, Arkel vragen of ze zich thuis voelt bij de Arkelstad en opereer effectief, door niet alleen met inhoud bezig te zijn, maar ook met uw acceptatie. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. Na deze mooie parabel… De voorzitter: Er kwamen niet veel dieren in voor, dus een parabel was het niet! Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat is waar, u hebt helemaal gelijk… De voorzitter: In tweede termijn kan dat overigens nog goedgemaakt worden. De heer Klink: Er kwamen wel koeien in voor! Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ik ga weer even terug naar de aanleiding: de raadsinformatiebrief, het procesverslag en twee brieven, een van de provincie en een van de gemeenten Leerdam, Zederik en Vianen. We zien dan dat Gorinchem steeds meer in een isolement terechtkomt, doordat de omliggende gemeenten in hun proces keuzes hebben gemaakt en hun raden zich daarover uitspreken. Nu blijkt dat Gorinchem steeds meer buiten de boot dreigt te vallen. Meerdere malen heeft de PvdA, maar ook deze raad, het college verzocht om naast het gemeentelijk standpunt toch te blijven investeren in onze buurgemeenten en verbinding te blijven zoeken, dit om onze regiofunctie voor elkaar te blijven versterken. Dat is niet alleen in het belang van Gorinchem, maar ook in dat van C - 62
de andere gemeenten in de AV en zelfs iets daarbuiten. Anders dan Schutte kijken wij namelijk wel over de provinciegrenzen heen. Gaandeweg dit hele proces en het debat dat we hier voeren hebben wij nog steeds de al eerder geopperde vragen en die ga ik weer op tafel leggen. Hoe gaat het met de samenwerking op ander niveau, bijvoorbeeld met de Drechtsteden, op het gebied van economie en werkgelegenheid? Wat voor initiatieven zijn er genomen voor samenwerking op het gebied van de maritieme sector, die weer heel specifiek richting HardinxveldGiessendam en door Sliedrecht naar de Drechtsteden gaat? Hoe gaat het met de verbinding naar de zuidelijke gemeenten? We stappen dus even de provincie over. Ook hierom hebben we al in eerdere stadia gevraagd en wij zijn benieuwd hoe het daarmee eigenlijk staat. In de procesbeschrijving hebben we dat niet teruggekoppeld gekregen en ook in alle besloten bijeenkomsten en bijpraatsessies hebben we daar eigenlijk nooit een beeld van gekregen. Hoe behouden wij onze centrumfunctie, terwijl wij inmiddels in een isolement terecht zijn gekomen, nu de andere gemeenten een intensieve samenwerking zoeken en daar al onderzoeken naar hebben verricht en uitspraken over gedaan? Waaruit blijkt de verleiding en de verbinding van dit college als samenwerkingspartner van de ons omringende gemeenten? Derhalve roepen wij het college op alweer een charmeoffensief te starten, om de centrumfunctie te behouden, door minder te stellen wat Gorinchem vindt en meer vanuit onze behoeften en de behoeften van de andere gemeenten om ons heen te komen tot verleiden en daarmee de samenwerking te verbeteren. De regio heeft echt elkaar nodig. De regio wordt sterker door een sterk Gorinchem, maar ook Gorinchem word sterker door een sterke regio. Wij hebben een aantal zaken en zij hebben een aantal zaken, maar eigenlijk willen we niet eens over wij en zij spreken, wij willen het liever hebben over wij allemaal. Wij zijn benieuwd naar de antwoorden op dit gebied. De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik namens onze fractie opmerken dat wij blij zijn met deze mogelijkheid om in het openbaar een debat te voeren over de bestuurlijke ontwikkelingen in de regio en de positie die Gorinchem daarin heeft. Na de vergadering van vorig jaar juli, waarin deze gemeenteraad de uitkomsten van het rapport van de commissie Schutte met wat kanttekeningen omarmde, is het publiekelijk ijzig stil geworden vanuit dit huis, terwijl achter de schermen natuurlijk wel hard gewerkt is. GroenLinks vindt het daarom goed nu publiekelijk een soort verantwoordingsdebat te voeren, te kijken naar wat tot nu toe gedaan is en meteen, en misschien nog wel belangrijker, ook verder te kijken naar de toekomst. Kijken we terug op het hele proces van de bestuurlijke oriëntatie in de regio, dan is onze fractie tevreden. College en raad zijn steeds samen opgetrokken en het college heeft ons bij ieder proces duidelijk betrokken. Zowel tijdens het onderzoek van de commissie Schutte als na het uitkomen van het rapport ter zake zijn de lijnen in goed overleg uitgezet. Dat bevalt ons prima en wij roepen het college dan ook op deze coöperatieve insteek in het vervolg van dit traject voort te zetten. Al vrij snel bleek dat het rapport van Schutte niet zou leiden tot een duidelijke en eenduidige lijn. De gemeenten Vianen, Leerdam en Zederik gingen samen rond de tafel om tot een gemeente Vijfheerenlanden te komen, zoals het ik maar even noem, en dat maakte dat wij er met onze drie buren in de Alblasserwaard uit zouden moeten komen. C - 63
Die oproep heeft onze fractie vorig jaar juli ook gedaan. Helaas bleek echter ook hier geen eenduidigheid te ontstaan. In de raadsinformatiebrief hebben we de verschillende standpunten en verkende opties kunnen teruglezen en we sluiten ons aan bij de lijn die het college hierin heeft gevolgd. Je kunt je afvragen of het college hier kansen heeft laten liggen, of dat niet een andere opstelling gekozen had moeten worden, maar onze fractie is van mening dat dit niet het geval is. Wij staan achter de posities die het college heeft ingenomen. Dit alles heeft geleid tot de situatie waarin we nu verkeren: Giessenlanden en Molenwaard onderzoeken de mogelijkheid van een fusie en Hardinxveld-Giessendam onderzoekt de mogelijkheid om tot de Drechtsteden toe te treden, ofwel ambtelijk samen te werken met de gemeenten in de Alblasserwaard. Wat GroenLinks betreft zijn er nu en in het vervolgtraject een aantal zaken die aandacht behoeven en die we nu dan ook willen onderstrepen. Allereerst is daar de ambtelijke samenwerking met de gemeente HardinxveldGiessendam. Onze fractie staat hier zeer welwillend tegenover. Wij willen graag de wens van Hardinxveld-Giessendam om zelfstandig te blijven respecteren, ondanks het feit dat we aanvankelijk het rapport van Schutte hebben omarmd. Aangezien die wens bij Hardinxveld-Giessendam erg sterk is, bleek “Schutte’ niet tot vruchtbare resultaten te leiden en dan moet je gaan zoeken naar wel werkbare oplossingen. Wat GroenLinks betreft liggen die er dus in de ambtelijke samenwerking met Hardinxveld-Giessendam. Wij zien daarin een win-win-situatie. Zo’n samenwerking kan beide gemeenten versterken, geeft Hardinxveld-Giessendam de kans om volledig zelfstandig te blijven, meer dan in de Drechtsteden het geval zou zijn, en biedt beide organisaties de kans om op de punten waar de formatie misschien wat kwetsbaar is, wat aan te sterken. Wat ons betreft zet Gorinchem de komende periode dus volop in op die ambtelijke samenwerking, al dan niet in een inkooprelatie. Het tweede aandachtspunt: de regio van de AV. Onze fractie is trots op de zaken die onze regio bereikt. De samenwerking verloopt over het algemeen prima en dat heeft geleid tot een aantal gemeenschappelijke regelingen die buitengewoon goed functioneren. Wij denken dan bijvoorbeeld aan de RSD, de Avelingen Groep en ook Waardlanden. Die gezamenlijke inspanningen hebben er vervolgens ook weer toe geleid dat wij nu een aparte arbeidsmarktregio zijn geworden, waarin, zo hoorden wij gisteren, ook het UWV weer actief betrokken zal zijn met een vestiging in Gorinchem. Wij zouden het dan ook ontzettend jammer vinden wanneer dit hele traject van bestuurlijke oriëntatie zou leiden tot het uiteenvallen van de regio AV. Daarom willen wij hier graag uitspreken – en hopelijk wordt die mening gedeeld door de raad – dat er alles aan zal moeten worden gedaan om de regio bijeen te houden. Het college roepen wij dan ook op zich hiervoor in te spannen, zowel in de richting van de gemeenten in Vijfheerenlanden als in de richting van Hardinxveld-Giessendam. Het derde aandachtspunt: de rol van de provincie. Wij hebben er begrip voor – tot op zekere hoogte – dat de provincie zich zo vlak voor de Statenverkiezingen erg op de achtergrond heeft gehouden, maar nu die achter de rug zijn en het stof een beetje neerdaalt, verwachten wij eigenlijk ook vanuit de provincie wel enige sturing of regie. GroenLinks roept via het college gedeputeerde staten dan ook nogmaals op meer de regie te pakken op dit dossier. Wij hopen dat u die oproep wilt doorgeven. C - 64
Het laatste aandachtspunt: de samenwerking met de Drechtsteden. Wat GroenLinks betreft is er op dat punt niet veel veranderd. Wij staan nog steeds een goede samenwerking voor op de punten waar we elkaar vinden en waar we elkaar kunnen versterken, zoals de maritieme industrie, economie en toerisme. Als zich kansen voordoen om daar een versterkte samenwerking met de Drechtsteden, of met de gemeenten aan de Brabantse oever van de Merwede, tot stand te brengen, moeten we die zeker aangrijpen. Afrondend kan GroenLinks zich vinden in de lijn die het college tot nu toe heeft gevolgd, willen we graag op dezelfde prettige wijze betrokken blijven worden als tot nu toe is gebeurd en hopen we dat de inzet op een ambtelijke samenwerking met Hardinxveld-Giessendam en de eenheid van de AV het belangrijkste aandachtspunt wordt van Gorinchem in de komende periode. Behalve dat de motie van Gorcum Actief heel negatief is opgesteld, wordt daarin gevraagd om een visiedocument vanuit het college. Volgens onze fractie is wat dat betreft juist nu een rol weggelegd voor de raad. Het ware daarom beter geweest dat Gorcum Actief haar visie – en die heb ik wel gehoord, namelijk één gemeente AV – in deze motie had gezet. In deze termijn heb ik onze visie neergelegd en die blijkt heel anders te zijn dan die van Gorcum Actief. Wij hebben geen behoefte aan nog een extra visiedocument vanuit het college en zullen deze motie dan ook niet steunen. Mevrouw Van Maaren: Mijnheer de voorzitter. In raadsinformatiebrief 1338, Bestuurlijke oriëntatie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, staat eigenlijk alles heel mooi verwoord. Ongeveer twee jaar geleden zijn de discussies ten behoeve van onze lokale visie voor een mogelijke nieuwe bestuurlijke indeling in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gestart. Dit alles is in beslotenheid gebeurd en dat is ons inziens achteraf niet altijd juist geweest. Waarom? Waar andere gemeenten het debat in de openbaarheid voerden, ging de Gorcumse raad op in een soort mist, ondanks het feit dat de visie van de Gorcumse raad duidelijk op schrift kenbaar is gemaakt jegens onze collega’s in de regio. Daarnaast zijn de woordvoerders namens de Gorcumse raad niet altijd bij machte geweest deze mist te doen optrekken; mogelijk is die zelfs versterkt door constant een teruggetrokken of passieve houding aan te nemen. Is er bij het college op enig moment ook sprake geweest van enige zelfreflectie, door zich de vraag te stellen of de ingezette houding, mede in opdracht van de raad, niet eerder in heroverweging genomen had moeten worden? Stadsbelang wil op dit punt de conclusie trekken dat wij door onze passieve houding kansen hebben laten liggen om onze relatie met de omliggende gemeenten te versterken. In de raadsinformatiebrief staat het volgende: “De gemeente Gorinchem trekt uit het advies de conclusie dat, indien volgens advies van de commissie een gemeente Vijfheerenlanden wordt gevormd, de vier gemeenten in de Alblasserwaard een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om voor dit deel van de AV tot een bestuurlijke inrichting te komen die toekomstbestendig is. Belangrijk daarbij is dat het leidt tot een bestuurlijke inrichting die recht doet aan stad en platteland en waarborgt dat de regionale voorzieningen in stand worden gehouden en versterkt.” Echter, op het moment van dit betoog is de grootste kans een toekomstige situatie waarin Leerdam, Zederik en Vianen gaan samenwerken en dan hoogstwaarschijnlijk onder de provincie Utrecht komen te vallen, dat Lingewaal zich gaat richten op de gemeente Tiel en dat, ondanks het feit dat Hardinxveld-Giessendam een combinatie met Gorinchem of de Drechtsteden nog laat onC - 65
derzoeken op haalbaarheid, het een publiek geheim is dat velen daar een voorkeur hebben voor een samenwerking met de Drechtsteden. Hoewel in de aangenomen motie “Merwede verbindt” van 4 juli 2013 gevraagd werd ook een verdere samenwerking ten zuiden van de gemeente niet te vergeten, hebben wij daarover tot op heden weinig terugkoppeling ontvangen. Graag ontvangen wij een update welke inspanningen hiervoor door het college zijn verricht. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik snap dat u aan uw eigen motie wilt refereren, maar zou het voor de samenwerking in de AV verschil maken als het college daarin stappen had gezet? Mevrouw Van Maaren: Dat zou kunnen, ja. Misschien had dat op het eerste moment niet heel actief gehoeven, maar als je ziet dat de situatie wijzigt, zul je toch verder moeten kijken. Het was destijds ook de insteek van de motie dat we onze ogen niet mochten sluiten voor het zuiden, al lag het speerpunt bij de AV. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik ben blij dat u dat laatste toevoegt, want door de blik al naar het zuiden te wenden terwijl je in gesprek bent met de partners in de AV, zou je juist ook een kans kunnen missen. Mevrouw Van Maaren: Ik zei ook dat het speerpunt toentertijd bij de AV lag, maar wij hebben daarbij benadrukt dat we sociaal ook erg betrokken zijn bij het zuiden, op het gebied van zorg, op het gebied van scholen, enz. Het was dus geen onlogische gedachte om ook naar die mogelijkheden te kijken. Als datgene wat ik eerder schetste realiteit wordt, rest ons niets anders dan te concluderen dat wij alle kansen op alle fronten op dit moment hebben laten liggen, wat naar onze mening een blamage is voor de gemeente Gorinchem. We kunnen wel zeggen dat wij zelfstandig kunnen functioneren, maar is dat wel zo als door de geschetste veranderingen ook de al bestaande samenwerkingsvormen niet allemaal meer kunnen worden voortgezet op basis van draagkracht of inwoners? Als de geschetste veranderingen doorgang vinden, komen wij in het uiterste puntje van de provincie Zuid-Holland te liggen, worden wij omringd door Brabant en Gelderland en nadert Utrecht ons bijna tot de gemeentegrens. Hoe beoordeelt u de kans dat wij in de nieuwe situatie nog als regiogemeente gekwalificeerd kunnen blijven? Wat zal de derving aan inkomsten voor Gorinchem zijn als wij die positie niet zouden kunnen handhaven? Het zal misschien heel moeilijk zijn om daarop nu antwoord te geven, en daarmee willen wij u op dit moment dan ook niet belasten, maar het zal zeker gevolgen hebben. Stadsbelang vond en vindt het juist als lokale partij van het grootste belang dat er grotere ambtelijke samenwerkingsverbanden ontstaan in de regio, waarbij Gorinchem er als partner is voor andere gemeenten. Wij achten het van grote waarde voor de stad, haar ondernemers en de inwoners, als Gorinchem zijn regiofunctie kan blijven behouden, zowel op korte als op langere termijn, maar dan hebben wij de regio zeker nodig. Een mooi toekomstbeeld voor Stadsbelang is als Gorinchem als stedelijk centraal gebied omgeven en ondersteund wordt door een sterk en krachtig economisch landbouwgebied, dat door waterwegen, natuur en met historische elementen wordt verbonden. Op dit moment kunnen wij concluderen dat door onze opstelling bijna iedereen met de rug naar ons gekeerd staat en dat wij als een soort marker in de Alblasserwaard liggen, met C - 66
nog een flinterdunne verbinding richting Hardinxveld-Giessendam, en dat is jammer. Wij voeren nu een openbaar debat als een soort mosterd na de maaltijd, of ziet het college toch nog mogelijkheden om van de reservebank op te staan en in een prachtig samenspel met de omliggende gemeenten het eindresultaat gunstig te beïnvloeden, mogelijk met constructieve ondersteuning vanuit de provincie? Dit is namelijk wat Gorinchem verdient, maar ook de regio. De heer Klink: U gebruikt nogal stevige woorden als “blamage” en “Gorcum aan de rand van de afgrond”. Als u dat daadwerkelijk dit college verwijt, vindt u dan niet dat een motie van treurnis of afkeuring passend zou zijn? Mevrouw Van Maaren: Het is geen verwijt aan het college, want wij hebben het college een opdracht gegeven en die was behoorlijk passief jegens de regio. Ik vind niet dat we daarvoor de volledige verantwoordelijkheid kunnen neerleggen bij degenen die daar het woord hebben gevoerd. We moeten ook aan een stukje zelfreflectie doen. Ik heb me alleen in het begin van mijn betoog afgevraagd of er bij de onderhandelaars op de verschillende terreinen niet af en toe enige zelfreflectie is geweest of we niet een te passieve houding hadden aangenomen. De heer Klink: Als de raad in eerste instantie de veroorzaker is geweest van dit beleid, moet ik concluderen dat ook de fractie Stadsbelang er mede debet aan is dat deze blamage en deze “op de rand van de afgrond”-situatie voor Gorinchem is ontstaan. Mevrouw Van Maaren: Ik kan u wel zeggen dat Stadsbelang, en destijds ook het CDA overigens, waarvan ik toen woordvoerder was, continu heeft gestreden voor een ruimere visie dan alleen Gorinchem of Groot Gorinchem. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Voor het CDA zal dat wellicht opgaan, maar de fractie Stadsbelang heeft in de vorige periode altijd geroepen: wij hebben niks met de regio, wij zijn van Stadsbelang! De voorzitter: Daarop kunnen we de verslagen nog eens nakijken, maar ik heb de neiging om u gelijk te geven. De heer Van Luijk: Prachtig al die metaforen vanavond! Mijnheer de voorzitter. Het is bekend dat de VVD-fractie een warm voorstander is van verdergaande regionale samenwerking. Ik citeer een klein stukje uit mijn bijdrage in de raadsvergadering over de perspectiefnota van 3 juli 2013: “Voor de VVD is het uitgangspunt altijd geweest dat Gorinchem niet zonder de regio kan en de regio niet zonder Gorinchem. Tweerichtingsverkeer. (…) is het al niet meer de vraag of we naar grotere eenheden en samenwerking toegaan, maar alleen nog maar wanneer en met wie.” De daarna opgestelde rapportage van de commissie Schutte was in onze beleving dan ook een soort minimale variant. Het college is naar aanleiding van de adviezen van de commissie Schutte in overleg getreden met de gemeenten Hardinxveld-Giessendam, Giessenlanden en Molenwaard. De stand van zaken per heden is dat de gemeenten Molenwaard en Giessenlanden zich oriënteren op een bestuurlijke fusie en dat de gemeente Hardinxveld-Giessendam onderzoek doet naar toetreding tot de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden. C - 67
Wat is er nu gebeurd, dat er zo weinig overgebleven is van het advies van de commissie Schutte? Voor dit advies zijn toch alle betrokken partijen gehoord? Is er sprake van oud zeer? Is het college onvoldoende sexy gebleken om andere partijen te verleiden? Heeft men het vermoeden met een armlastige gemeente in zee te gaan? Of is men in een goed gesprek gewoon tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende raakvlakken zijn voor bestuurlijke samenwerking? Feit is in ieder geval dat Gorinchem, zoals vroegere kneusjes bij gym of bij dansles, als laatste op de bank zit. Volgens gedeputeerde staten is deze situatie voor de middellange termijn afdoende en is Gorinchem in staat zelfstandig te blijven. Op langere termijn echter is de verwachting dat inhoudelijke ontwikkelingen ertoe zullen leiden dat de gesprekken over ambtelijke en bestuurlijke samenwerking dienen te worden hervat. Samengevat vindt onze fractie het jammer dat partijen, om wat voor reden dan ook, niet nader tot elkaar – lees, gezien het resultaat tot nu toe: tot Gorinchem – hebben kunnen komen. We zien de huidige status dan ook, net als gedeputeerde staten, als een tussenfase. Gorinchem is als gemeente momenteel krachtig genoeg, maar we moeten ons dan wel realiseren dat we de kleinste zijn in de regio. De verloving met HardinxveldGiessendam is destijds verbroken, maar het is prima om de banden voor samenwerking, in ieder geval ambtelijk, aan te halen. Ook samenwerking met Drechtsteden, op specifieke onderdelen, kan een toegevoegde waarde zijn. Voordat ik inga op de motie van Gorcum Actief, wil ik even de reactie van het college afwachten. Mevrouw Hoogesteger: Mijnheer de voorzitter. Papier is geduldig. De dingen die bedacht worden door ministers, staatssecretarissen en het provinciehuis moeten dan vertaald worden naar de kleinste eenheid, en dat gaat niet zonder slag of stoot. Bij het lezen van de stukken, maar ook al wel gedurende de afgelopen twee jaar waarin we inmiddels over dit dossier spreken, heb ik me vaak afgevraagd waardoor dit proces nu wordt beïnvloed. Is dat de bestuurlijke verhouding, zijn het de richtlijnen en kaders die gegeven worden door de provincie, en dan weer doorvertaald door de commissie Schutte, is het de grootte van een gemeente, zijn het de burgemeesters, de colleges, andere mensen die bij dit proces betrokken zijn, of zijn het – een aantal collega-raadsleden refereerden er al aan – de spoken uit het verleden die Gorinchem nog steeds achtervolgen? Vervolgens komen we dan bij de regievorming op dit dossier. Onze fractie is altijd van mening geweest dat bescheidenheid past. Eerst was er een vraag van de provincie aan de gemeente om de regie te pakken op dit dossier, later is die vraag door de gemeente Gorinchem weer neergelegd bij de gedeputeerde. Hoe zit dat nu? Wat is de visie van het college op dat stukje regievoering? De heer Klink sprak zojuist over een raadplegend referendum en daar kunnen wij natuurlijk alleen maar blij van worden, maar hoe leuk zou het niet zijn om dat dan voor alle dorpskernen te doen? De heer Klink: De reden dat ik expliciet Arkel heb genoemd, is dat ik daar mensen heb gesproken die dit aangaat. Ik nodig de gemeente Giessenlanden graag uit zich te oriënteren op nog verdere referenda. Mevrouw Hoogesteger: Ik spreek regelmatig mensen in de hele regio, meneer Klink. Maar goed, voor D66 zijn dit allemaal heel interessante vraagstukken die wat ons betreft C - 68
door een student bestuurskunde best eens aan een nader onderzoek zouden mogen worden onderworpen. D66 is van mening dat pragmatisme in dezen de boventoon zou moeten voeren. In dit pragmatisme schuilt volgens ons ook de kracht van de AV-regio. De diverse gemeenschappelijke regelingen laten ook zien dat die slagkracht er eigenlijk wel is. Wij stellen voor die goede dingen zeker zo te houden en daarin verder te investeren. Wat ik altijd wel aardig vind, is dat wij onszelf een stad noemen. Natuurlijk zijn we dat ook, maar vanuit het perspectief van Rotterdam bekeken, zouden we – stel dat we daar zouden liggen – echt niet meer zijn dan een deelgemeente. De kracht van Gorinchem bestaat echt bij de gratie van het gebied waarin we liggen, en dat geldt vice versa. Wat ons betreft zetten we in op misschien nog verdergaande netwerkorganisaties, waarbij we samenwerken daar waar dat voor ons, en ook voor de mensen met wie we samenwerken, dus de omliggende gemeenten, iets oplevert, uiteindelijk natuurlijk voor de inwoners, want dat is waar we het allemaal voor doen. Tot slot, en dat heb ik eerder ook al eens gezegd: waar je woont is waar je hart is, en niet welke gemeentegrens. De heer Lutterkort: Mijnheer de voorzitter. Beginnen wil ik met een citaat: “Gemeenten worden nog steeds onnodig samengevoegd. Gemeentelijke herindelingen leiden vrijwel altijd tot grotere gemeenten, met bestuurders die op grotere afstand zitten. Bovendien blijkt uit de praktijk dat herindelingen meestal geen besparingen opleveren. Daarom vindt de SP dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het samenvoegen van gemeenten. Als dan toch besloten wordt gemeenten samen te voegen, moet nadrukkelijk rekening gehouden worden met de mening van de burgers van de betrokken gemeenten.” Dit is een citaat uit een officieel partijstandpunt van de SP, bekrachtigd door congres en partijraad. Ik citeer dit, omdat het duidelijk maakt hoe de Socialistische Partij, en dus ook de gemeenteraadsfractie van de SP in Gorinchem, tegen deze materie aankijkt. Dat blijkt ook uit het verkiezingsprogramma dat wij voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014 gepresenteerd hebben. Daarin hebben wij gesteld dat de gemeente Gorinchem zelfstandig moet blijven. De SP is voorstander van samenwerking met andere gemeenten wanneer dat een meerwaarde heeft, of besparend werkt, maar zij is zeer pertinent tegen samenvoeging met gemeenten in de Alblassserwaard en de Vijfheerenlanden, omdat door schaalvergroting het bestuur in dat geval te ver af komt te staan van de burger. Het moge duidelijk zijn dat wij van meet af aan huiverig zijn geweest voor gemeentelijke herindelingen, waarbij het bestuur van de nieuwe gemeente in vele gevallen niet dichter bij de burger komt te staan, maar eerder juist verder van hem vandaan. Dit is in het bijzonder het geval waar het een samenvoeging betreft tussen gemeenten die historisch gezien geen of weinig banden met elkaar hebben, of die zelfs historisch gezien op betrekkelijk gespannen voet met elkaar hebben geleefd. In dit verband moet men het rapport van de commissie Schutte in ieder geval nageven dat dit in zijn voorstellen recht heeft proberen te doen aan de geschiedenis en aard van deze regio. Men kan tal van vraagtekens plaatsen bij de diverse scenario’s die door de commissie Schutte te berde worden gebracht, maar op zichzelf waren de voorstellen niet onlogisch en deden zij tot op zekere hoogte recht aan de historische banden in de regio. C - 69
Hoe dit ook wezen moge, het advies van de commissie Schutte is het startpunt geweest van talrijke overlegprocedures, met als doel te komen tot een gemeentelijke herindeling, zo niet naar de letter, dan toch wel naar de geest van de commissie Schutte. De gemeente heeft naar onze waarneming – en die waarneming verschilt blijkbaar aanzienlijk van die van sommige andere sprekers – loyaal en met open vizier aan deze gesprekken deelgenomen en heeft zichzelf in dit opzicht niets te verwijten. Als het advies van de commissie Schutte grotendeels niet opgevolgd lijkt te gaan worden, dan heeft dat zeker niet aan de opstelling van deze gemeente gelegen. Waarvan akte. Dat andere gemeenten in deze regio misschien niet staan te popelen om samen te werken met Gorinchem, mag hen misschien niet euvel worden geduid, want er bestaan onloochenbaar grote verschillen tussen de ons omliggende gemeenten en Gorinchem, qua mentaliteit, qua opvattingen en qua levensstijl. In Gorinchem heerst onmiskenbaar meer een stadsmentaliteit dan in de belendende gemeenten en dat gegeven uit zich in tal van opzichten. Mevrouw Hoogesteger: Ik ben heel benieuwd of u uw opmerking wat verder kunt concretiseren dat er zo heel veel verschil zou zitten tussen de omliggende gemeenten en Gorinchem wat betreft levensstijl e.d. De heer Lutterkort: Laat ik het zo zeggen: ook al is Gorinchem een kleine gemeente, er is hier toch wel meer sprake van een stadsmentaliteit. Als geboren en getogen Amsterdammer kan ik in Gorinchem redelijk leven. Het is toch een stad. De heer Chaaby: Daar ben ik het helemaal mee eens! De heer Lutterkort: Ik wil niets negatiefs zeggen over andere gemeenten, maar ik geloof wel dat daar een wat andere manier van omgang bestaat en dat zie ik bijvoorbeeld ook op de plek waar ik werk. De mentaliteit van de mensen die uit de regio komen is misschien net wat anders. Als u het goed vindt, ga ik daar nu niet dieper op in. Zo bezien zou het wat ons betreft geen ramp zijn als de gemeente Gorinchem zelfstandig blijft, niet voor haar zelf en niet voor haar buren. Toch zijn er punten van zorg en die worden mede bepaald door de mate van voortvarendheid waarmee omliggende gemeenten elkaar op dit moment de liefde aan het verklaren zijn. Ik haast u te verzekeren dat ik op zichzelf een warm voorstander ben van liefde en liefdesverklaringen; daar gaat het helemaal niet om, echt niet. Wat mij betreft kunnen er daar niet genoeg van zijn, tenzij… tenzij die liefdesverklaringen eigenlijk niet bijzonder welgemeend zijn, maar ingegeven worden door opportunistische motieven, of door druk van hogerhand natuurlijk: de druk om almaar te blijven samenvoegen. Dan komt de zaak misschien toch wat anders te liggen, zeker als door deze al dan niet gemeende liefdesverklaringen de belangen van eerdere partners geschaad worden, en van dat laatste is mogelijkerwijs wel sprake wanneer omliggende gemeenten uit bestaande samenwerkingsverbanden dreigen te stappen. Ik denk dan in de eerste plaats aan de Waardlanden, de RSD en de Avelingen Groep. Een vertrek van Zederik en Leerdam naar Utrecht en/of van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden, zou een substantieel gat slaan in de exploitatie van genoemde instellingen en zou deze gemeenten ook een flinke schadevergoeding kosten. Op deze manier bezien, zijn er in een dergelijk scenario en bij de huidige stand van zaken alleen maar verliezers. C - 70
Met het oog hierop lijkt het ons zinvol dat diverse partijen, waaronder de gemeente Gorinchem, zich op hun positie herbezinnen. Het uitgangspunt zou daarbij naar onze mening moeten zijn: fusie nee, samenwerking ja. Onze liefdespijlen, om die metafoor maar even in stand te houden, zouden dan toch maar gericht moeten zijn op de gemeente Hardinxveld-Giessendam, waar men immers tot voor kort in alle toonaarden beleed vooral zelfstandig te willen blijven, een thema dat daar, als ik mij niet vergis, ook bij de gemeenteraadverkiezingen van vorig jaar een belangrijke rol heeft gespeeld. In dat licht doet de plotseling oplaaiende liefde voor de Drechtsteden van de kant van HardinxveldGiessendam een tikkeltje geforceerd aan. Blijkbaar is men beducht alleen achter te blijven, een sentiment dat ook in onze gemeente overigens niet helemaal onbekend is. Daarom zou samenwerking op tal van gebieden tussen beide gemeenten naar onze mening uitkomst bieden. Beide gemeenten kunnen zelfstandig blijven en daarmee recht doen aan hun eigen identiteit en hun eigen cultuur. Tegelijkertijd zou samenwerking op tal van terreinen en het synergievoordeel dat daaruit eventueel zou voortvloeien er ook op de langere termijn voor kunnen zorgen dat beide gemeenten hun zelfstandigheid kunnen behouden. Het lijkt voor beide partijen een wenkend perspectief, dat misschien van onze kant wat duidelijker gepropageerd zou mogen worden. Het zou goed zijn als de gemeente Gorinchem van haar kant, wellicht ten overvloede, nog eens goed duidelijk maakt dat het bepaald niet zo is dat zij geen enkele betrekking wil hebben met wie dan ook. Dat is het geval niet. Het standpunt is, als ik mij niet vergis, steeds geweest dat wij wel degelijk willen samenwerken, op basis van zelfstandigheid en gelijkwaardigheid. Naar onze mening kan het geen kwaad dat standpunt nog eens goed voor het voetlicht te brengen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Sinds de bestuurskrachtmeting – en ik weet al niet eens meer wanneer die precies geweest is; ik meen ergens in 2006 of 2005 – is in de Albasserwaard-Vijfheerenlanden bij de gemeenten het besef ontstaan dat er iets moest gebeuren om de kwetsbaarheid die geconstateerd was bij een flink aantal gemeenten, aan te pakken. Vervolgens is er een heleboel gedoe in het kippenhok geweest, maar zijn er weinig eieren gelegd, want veel animo om met elkaar in zee te gaan was er niet. Slechte onderlinge relaties, wantrouwen en naar-binnen-gerichtheid hebben ervoor gezorgd dat wij er onderling niet uit zijn gekomen. Zo is de tandem met Hardinxveld-Giessendam voortijdig onklaar geraakt en kon later alleen overeenstemming bereikt worden over vage en ruime bewoordingen bij de Visie 2030. Ook toen was al duidelijk dat, zodra er concreter ingevuld ging worden, de verschillen ook scherper naar voren zouden komen en de druk om die verschillen op te lossen werd nog niet voldoende gevoeld. Sinds het rapport van de commissie Schutte is er een merkwaardige toestand ontstaan. Eén aanbeveling zal, naar het zich laat aanzien, uitgevoerd worden, namelijk de vorming van een gemeente Vijfheerenlanden, en de andere aanbeveling, waarbij Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam en Giessenlanden met elkaar zouden moeten gaan optrekken en Molenwaard bedenktijd zou krijgen, is door geen van allen echt omarmd. Nu echter de vorming van Vijfheerenlanden steeds reëler lijkt te worden, zullen ook de gemeenten in de Alblasserwaard iets moeten. In Hardinxveld-Giessendam hebben de huidige collegepartijen zichzelf alle ruimte ontnomen door de zelfstandigheid als verkieC - 71
zingsbelofte bovenaan te zetten. Die zelfstandigheid menen ze dan te vinden door zich achteraan aan te sluiten bij de Drechtsteden. Een merkwaardige beweging, van de AV af dus, die wij erg betreuren. Wij hebben steeds willen inzetten op een open houding jegens de andere gemeenten, niet met de ruggen naar elkaar, door alleen het eigen belang te willen dienen, maar door te zoeken naar wat goed is voor de eigen gemeente, Gorinchem in ons geval, én de AV. In het verleden hebben wij gewaarschuwd voor het gevaar dat Gorinchem met lege handen achter zou kunnen blijven, en dat is zeker geen onrealistisch beeld. Te stellen dat wij gerust nog verder kunnen op eigen kracht, klopt misschien wel op de korte termijn, maar ook voor ons zal op de langere termijn zelfstandigheid niet vanzelfsprekend zijn. Ook wij hebben de regio nodig, en dat hoor ik gelukkig ook door andere sprekers zeggen. Wij zijn blij dat door Hardinxveld-Giessendam nu ook een onderzoek gestart is naar de inkooprelatie met Gorinchem en dat niet eenzijdig naar de Drechtsteden gekeken wordt. Wij hopen dat deze stap, dit onderzoek, wellicht een opstap kan zijn voor sterkere samenwerking, want hier kan ook Gorinchem voordeel aan hebben, door bijvoorbeeld de personele organisatie te versterken. Spannend blijft ondertussen wat er aan de andere kant gebeurt, namelijk: in welke provincie komt de nieuw te vormen gemeente Vijfheerenlanden te liggen? Wat ons betreft is dat in Zuid-Holland, want de regio zou ernstig te lijden hebben van een gang naar Utrecht. Denk alleen maar aan de Veiligheidsregio en de arbeidsmarktregio, die dan ophouden te bestaan. Ook de goed functionerende gemeenschappelijke regelingen die wij hebben opgetuigd komen dan in erg zwaar weer. Dat brengt ons ertoe het college aan te moedigen zich in te spannen om dit bij de provincie actief onder de aandacht te blijven brengen. Verder zijn wij van mening dat nú een uiterste inspanning verricht moet worden om met Hardinxveld-Giessendam, Giessenlanden en Molenwaard gezamenlijk uit deze problematiek te komen. We hebben eigenlijk maar weinig tijd meer, als het besluit van Hardinxveld-Giessendam op 2 juli van dit jaar zal vallen. De beweging van Hardinxveld-Giessendam om de inkooprelatie serieus te onderzoeken en als alternatief te zien, moet als kans aangegrepen worden om de regio AV bijeen te houden. Na de terughoudende opstelling van Gorinchem tot nu toe, om niet als arrogant en hebberig gezien te worden, is nu het moment aangebroken om duidelijk onze verantwoordelijkheid te nemen en met volle inzet, tact en creativiteit, samen met de drie andere Alblasserwaardgemeenten, ons sterk te maken voor praktische oplossingen binnen de AV, en dus niet erbuiten. De oplossing voor de AV-regio ligt in de eerste plaats ook niet bij de Drechtsteden, maar de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij ons. Naar de mening van ChristenUnie/SGP moeten wij bereid zijn onze bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen en daarmee ook emoties te overstijgen. Zo samen optrekken zal uiteindelijk de regio kunnen versterken. Wij zullen onze partijpolitieke lijnen in de AV daarvoor inzetten en wij vragen andere fracties die daarover beschikken dit ook te doen. De voorzitter: Ik verzoek de plaatsvervangend voorzitter vanaf dit moment deze discussie verder te leiden. C - 72
(Het voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer D. van Zanten) Burgemeester Barske: Mijnheer de voorzitter. De fracties in de raad dank ik voor hun uitgebreide beschouwingen over datgene wat zich de afgelopen twee jaar – althans de periode die ik kan overzien – heeft afgespeeld in deze regio rondom de vraag hoe het nu bestuurlijk verder moet in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Daarbij heb ik een behoorlijke mate van eensgezindheid geconstateerd op in ieder geval twee terreinen. Allereerst betreft dat het feit dat college en raad in deze processen altijd gezamenlijk zijn opgetrokken, met steeds een open dialoog tussen college en raad om tot standpuntbepaling te komen. De tweede grootste gemene deler vat ik maar even samen als steun in algemene zin voor de lijn die in de raadsinformatiebrief aan de raad is voorgelegd. Daar ben ik blij om, maar daarmee is natuurlijk nog niet alles gezegd; dat zou te gemakkelijk zijn. Beginnen wil ik met een aantal opmerkingen in de richting van mevrouw Hamann, niet alleen omdat zij de eerste spreker was, wat altijd een zekere druk op je legt als je hier staat, maar vooral ook omdat zij met een concreet voorstel is gekomen om de raad een uitspraak te ontlokken. Ik zou haar willen vragen wát in de raadsinformatiebrief die wij de raad hebben toegezonden niet open is en welke passages daarin contrair zouden zijn aan datgene wat in de raad wordt gevraagd. Ik ben het namelijk eens met degenen die hebben betoogd dat deze motie in het licht van het debat dat we nu voeren, maar ook in het licht van de debatten die we hebben gevoerd, enigszins aan de overbodige kant is. Geheel eens ben ik het met de stelling van mevrouw Hamann dat wat goed is voor Gorinchem ook goed is voor de regio, waaraan ik graag toevoeg: en vice versa. We zullen dat vast moeten houden als een soort kurk waarop onze handelwijze in het debat rondom dit thema drijft. Als dat de kern is van datgene wat ze aan het college vraagt, ben ik het ermee eens, al herhaal ik dat deze motie daarvoor naar mijn stellige overtuiging niet nodig is. Zoals mevrouw Hamann aangaf, en ook door andere sprekers in eerste termijn in verschillende bewoordingen naar voren is gebracht, is in dezen over en weer sprake van afhankelijkheden. Grootste gemene deler is ook dat in een discussie over de bestuurlijke structuur in Albasserwaard-Vijfheerenlanden de ogen niet gesloten kunnen worden voor de bewegingen die zich aan de randen voltrekken. Aan de ene kant zijn dat zaken die te maken hebben met de mogelijke vorming van een gemeente Vijfheerenlanden en het dispuut over de vraag bij welke provincie die dan komt te horen, aan de andere kant de goed gehoorde wens van Hardinxveld-Giessendam om zich ook te oriënteren op de Drechtsteden. Beide bewegingen vormen in zichzelf een bedreiging voor de wens om in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gezamenlijk op te trekken in een aantal tot nu toe redelijk succesvolle samenwerkingsverbanden. Die bewegingen aan de randen maken het debat ook complex, want wat gebeurt er als die ook werkelijkheid worden? Een definitief antwoord daarop is nu lastig te geven, maar het is evident dat het voor al die samenwerkingsverbanden gevolgen zal hebben, in termen van geld en draagvlak, want is er dan nog voldoende volume om die succesvolle samenwerkingsverbanden voort te zetten? Discussies over de manier waarop de organisatiestructuur in gemeentelijk opzicht vorm wordt gegeven, wel of niet herindelen, worden daardoor bijna overbodig, omdat daarmee de facto de bijl aan de wortel wordt gelegd van die samenwerking.
C - 73
Een fraaie allegorie is geschetst door de heer Klink, hoewel de metaforen aan het einde ophielden. In die allegorie gaf hij duidelijk aan dat in AlblasserwaardVijfheerenlanden een grote mate van diversiteit bestaat, in heel veel opzichten, een diversiteit die in het verleden tot niet altijd zinvolle dialogen heeft geleid en de laatste twee jaar – in de discussies rondom “Schutte” bijvoorbeeld – tot een verzanding van het debat. We kunnen daar ingewikkeld over doen, dat hebben we ook gedaan, en we kunnen er minder ingewikkeld over doen, en het laatste willen we in de toekomst als lijn hanteren. Daarmee bedoel ik het volgende. In het debat over de manier van omgaan met de bestuurlijke structuur in deze regio en hoe in dat opzicht moet worden aangekeken tegen de aanbevelingen van het rapport Schutte, heeft de raad van Gorinchem, in samenspraak met het college, altijd de stelling betrokken dat, zo sprake mocht zijn van bestuurlijke heroriëntatie, wat een eufemisme is voor herindeling, Gorinchem niet aan de kant wil blijven staan. Een tweede stelling die wij in het verleden met elkaar hebben betrokken, is dat ambtelijke samenwerking in het verband van Alblasserwaard-Vijfheerenlanden niet mogelijk is zonder dat dat een bestuurlijk gevolg krijgt. In dat debat zijn we nu een andere positie aan het innemen. Als de raad datgene wat wij in de raadsinformatiebrief voorstellen in grote lijnen onderschrijft en ons de vrijheid geeft om in dialoog met hem en met de omgeving die lijn voort te zetten, is Gorinchem aan een veranderende positie toegekomen. Naar mijn mening is dat een teken van kracht en een bewijs dat wij bereid zijn rekening te houden met wat the facts of life genoemd zou kunnen worden. Als wij horen dat een van onze buren herindeling een onbegaanbare weg vindt, moeten we daarover niet blijven doordrammen, maar accepteren als een feit dat, ook politiek gemotiveerd en in democratisch opzicht gelegitimeerd, in die buurgemeente, Hardinxveld-Giessendam, tot een besluit heeft geleid. Door je daartegen met alle kracht van argumentatie te blijven verzetten, kom je bij wat de heer Klink uitdrukte als effect = argument x acceptatie. Ik deel dat en stel vast dat we daarvan af zijn. We zijn af van het hameren op ons eigen gelijk, zonder oog te hebben voor het mogelijke gelijk van de ander. Ik zeg dat hier zonder enige terughoudendheid. In dit licht vind ik het wel curieus dat de heer Klink ons heeft opgeroepen een oproep zijnerzijds in de richting van de gemeente Giessenlanden te ondersteunen om een referendum in Arkel te bevorderen. Dat zou namelijk precies oude politiek zijn: Gorinchem waarschuwt Giessenlanden voor de laatste keer om toch vooral een referendum te houden, om eens goed te peilen wat de bevolking van Arkel zou willen. Als Giessenlanden denkt dat de bestuurlijke besluitvorming democratisch versterkt kan worden door het houden van een referendum, is ze volgens mij buitengewoon goed in staat om dat zelf te organiseren en zal een oproep vanuit de Arkelstad die beweging niet versterken. Die oproep die aan ons is gedaan zal ik dan ook niet overnemen. Blij ben ik wel met de steun die de heer Klink heeft uitgesproken voor de lijn die wij willen volgen en die hij heeft samengevat in een drietal punten. Met het oog op de economische ontwikkeling wordt de as langs de Merwede met de Drechtsteden door ons buitengewoon belangrijk gevonden. Dat maakt ook dat wij Hardinxveld-Giessendam in zijn streven zelfstandig te blijven daarin een onmisbare schakel vinden en dat wij het verzoek van die gemeente om te onderzoeken wat ter wederzijdse versterking in het kader van ambtelijke samenwerking mogelijk is, buitengewoon serieus zullen oppakken. C - 74
Wij vinden Hardinxveld-Giessendam in dat verband een onmisbare schakel richting Drechtsteden, maar ook een versterking van de economische positie van de hele regio. Het wegtrekken van Hardinxveld-Giessendam uit de regio AlblasserwaardVijfheerenlanden zou in termen van arbeidsmarkt en economische samenhang een forse aderlating zijn, en dat zouden wij zeer betreuren. In dit verband is het niet onaardig een kleine anekdote te vermelden: iets wat mij vorige week overkwam in een bijeenkomst met ondernemers, voornamelijk uit het Gorcumse. Aanwezig waren echter ook Hardinxveldse ondernemers die, daartoe in het geheel niet uitgedaagd door mij, een vurig pleidooi hielden voor een versterkte relatie tussen Hardinxveld-Giessendam en Gorinchem. Zegt het voort, zegt het voort, heb ik hen gezegd, en dat zouden ze doen. Ik kijk even naar mijn collega van HardinxveldGiessendam; de berichten zullen hem ongetwijfeld al hebben bereikt! De tweede pijler die de heer Klink in zijn samenvatting noemde – het referendum over Arkel –, onderschrijven wij niet, maar wel de derde oproep om effectief leiderschap te tonen, wat mijns inziens ook wordt onderstreept door het feit dat wij als Gorinchem een andere positie hebben willen innemen en hebben willen bewegen. Het laatste sluit ook aan bij wat mevrouw Biesheuvel zei over het zoeken van verbinding. Wij verschuiven in standpunt en zoeken dus die verbinding. Wij blijven niet aan ons eigen gelijk hangen. In dat verband was het wel een beetje raar dat mevrouw Biesheuvel opmerkte dat wij te weinig verleidingskunsten zouden hebben getoond om de omgeving aan ons te binden. Ik kan mij herinneren dat het juist de PvdA was die in de debatten rondom het rapport van de commissie Schutte sterk heeft ingezet op bijvoorbeeld een opdeling van de gemeente Giessenlanden. Zo is in een bijeenkomst met de commissie Schutte het niet honoreren van de bestaande gemeentegrenzen aan de orde geweest… Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Wat ik mij uit een van die vele bijeenkomsten meen te herinneren, is dat wij het vooral hebben gehad over de criteria die de commissie Schutte aan de voorkant had opgesteld, met name over het criterium dat we niet aan gemeentelijke grenzen mogen morrelen, terwijl we wel aan provinciale grenzen mogen morrelen. Daarbij hebben wij aangegeven dat wij voorstander zijn van het onderzoeken van álle mogelijkheden, waaronder die. In dat licht mag u die opmerking plaatsen. Burgemeester Barske: Daar hebt u gelijk in: het werd algemener gebracht, maar de goede verstaander had niet zo heel veel woorden nodig om te begrijpen waar het over ging. Ook in deze raad hebben wij in de openbaarheid met elkaar gewisseld dat dat een optie zou kunnen zijn, zij het dat de commissie Schutte daar destijds niet voor gekozen heeft. Wij proberen aan te geven dat wij bereid zijn van standpunt te veranderen. Mevrouw Van Maaren heeft aandacht gevraagd voor samenwerking met de zuidkant van de rivier; “overkant van de rivier” mag ik niet meer zeggen, want dat zeggen zij altijd van ons. Wetend dat de discussie in de AV niet altijd van een leien dakje ging, zou een al te nadrukkelijke inspanning jegens de zuidkant van de Merwede een beetje een dubbele boodschap afscheiden. Wij zien niet in hoe dit had kunnen bijdragen aan het bereiken van een beter resultaat. Dat neemt niet weg dat wij op onderdelen vrij intensief samenwerken met gemeenten aan de zuidkant van de Merwede. Ik noem de samenwerking in het kader van de verbreding van de A27 en het aanleggen van een tweede MerC - 75
wedebrug. Die samenwerking, waarin wij samen optrekken met Werkendam, is echt heel intensief. Ook de samenwerking in relatie tot onze veerdienst is buitengewoon goed. Van een verdere verbreding daarvan, terwijl we weten dat in Woudrichem en Werkendam, en in mindere mate in Aalburg, ook bewegingen gaande zijn om samen te gaan, zal naar onze mening echter geen grote meerwaarde uitgaan, wat niet wegneemt dat een praktische samenwerking te allen tijde door ons gezocht wordt. Mevrouw Van Maaren: Ter zake is een motie ingediend en aangenomen met een opdracht. Ik ben het met u eens dat het misschien niet de eerste focus is, maar waarschijnlijk zijn er buiten de samenwerkingsverbanden die er nu zijn ook niet echt verkenningen naar uitgevoerd. Burgemeester Barske: Nee, omdat wij natuurlijk ook niet doof en blind zijn voor datgene wat er aan de zuidkant van de rivier gebeurt. Wij kunnen onze energie maar één keer besteden en die besteden wij, als het gaat om samenwerking met Woudrichem en Werkendam, op een aantal heel praktische dossiers. Als dat in de toekomst tot verbreding kan leiden, zullen wij zeker niet nalaten om dat te onderzoeken, maar als daarin primair de energie zou worden gestoken, zou dat in het licht van het debat rondom de samenwerking in de AV naar onze overtuiging een niet al te heldere boodschap afscheiden. We gooien het niet weg, maar het heeft op dit moment niet onze eerste prioriteit. Mevrouw Van Maaren: Dan wil ik nogmaals benadrukken dat de motie twee jaar oud is en een opdracht bevatte namens de raad. Er zou dan eens een officiële update van moeten komen, aan de hand waarvan een debat kan worden aangegaan in de raad. Burgemeester Barske: Soms worden in een motie heel haalbare dingen gevraagd, soms echter ook dingen die niet op heel korte termijn haalbaar zijn. We zijn de motie niet vergeten, maar op dit moment heeft het niet onze eerste focus. Ik zeg met nadruk ”op dit moment”, want dat kan een keer veranderen als zich daartoe een gelegenheid voordoet. Als u hierover een keer een debat wilt voeren, ben ik daartoe van harte bereid. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ook wij hebben het over de zuidelijke oevers gehad, of de Brabantse oevers, zoals de heer Van Breemen ze geloof ik noemde, en aangegeven dat het onze intentie is die samenwerking te bezien vanuit de regiofunctie die Gorinchem heeft, met het veer, het toerisme en de leerlingenstroom die naar Gorinchem komt. Het is weliswaar niet de eerste prioriteit, maar het moet wel worden meegenomen in het kader van de wens onze functie te behouden naar alles wat om ons heen ligt. Burgemeester Barske: Volgens mij wordt u daarbij op uw wenken bediend, juist met de twee thema’s die ik in het kader van de mobiliteit heb aangedragen: de A27 en de veerverbinding. Dit zijn bij uitstek instrumenten om te faciliteren dat Gorinchem ten opzichte van onderwijs, maar ook als het gaat om de winkelfunctie, zijn verbinding zoekt met de zuidelijke Merwede-oevers. Ik denk alleen niet dat het voeren van een discussie op wat meer abstract bestuurlijk niveau de wens die u hebt, en die ik onderschrijf, heel snel dichterbij brengt. We kunnen veel beter de praktische insteek kiezen, en daarvoor hebben wij gekozen. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat is ook zeker wat de PvdA onderschrijft. C - 76
Burgemeester Barske: Ik herhaal nog eens dat, wanneer zich daarvoor de gelegenheid zou voordoen, wij altijd bereid zijn hierin verder te gaan. Op dit moment zie ik echter geen kansen op dat vlak en dan lijkt het me niet verstandig daaraan energie te verspillen. We kunnen onze energie beter stoppen in de goede samenwerking die we nu op een aantal heel praktische dossiers hebben. Ik kom nu bij de vraag wat we van plan zijn te doen in de regio. Medio februari van dit jaar zijn de zes AV-gemeenten bijeengekomen in het pittoreske Nieuwpoort, waar zij hebben uitgesproken dat, wat er in de toekomst ook gebeurt met de gemeente Vijfheerenlanden, of met het ontstaan van een gemeente Giessenwaard, Molengiessen of Molenlanden – er zijn allerlei namen denkbaar –, het gebied AV zal blijven bestaan en dat de zes gemeenten die daarvan nu deel uitmaken de plicht hebben om de dingen die nu worden gedaan, en die voor een belangrijk deel al heel lang worden gedaan en ook goéd, te blijven doen voor de inwoners van dat gebied. Die uitspraak heeft mij heel veel vertrouwen gegeven dat wij met elkaar bezig zijn om de tegenstellingen die er af en toe wel zijn, niet langer uit te vergroten en leidend te laten zijn, maar ons te richten op datgene wat ons samenbindt. In dat licht vind ik ook een onderzoek naar de mogelijkheden van een zakelijke, ambtelijke samenwerkingsrelatie tussen Hardinxveld-Giessendam en Gorinchem – tot beider voordeel, voeg ik eraan toe –, buitengewoon waardevol. Over de risico’s van het uiteenvallen van de AV aan de randen van die AV heb ik het zojuist al gehad. U kunt ervan op aan dat wij, als gemeentebestuur van Gorinchem, maar dat geldt ongetwijfeld ook voor onze collega’s in de AV, er bij de provincie op zullen aandringen om in ieder geval iets van regie tentoon te spreiden, zonder al te dwingend te zijn, want ook voor de provincie is het een beetje op eieren lopen, om daarmee de samenhang te bewaken. Het bestaansrecht van een soort rompregio, die ontdaan zou zijn van enerzijds Zederik en Leerdam en anderzijds HardinxveldGiessendam, omdat de Drechtsteden lonken, lijkt ons buitengewoon beperkt. Het zou ook betekenen dat allerlei gemeenschappelijke regelingen en samenwerkingsverbanden, die inhoudelijk waardevol zijn, maar met moeite, of niet, in de lucht te houden zijn. De uitspraak van mevrouw Hoogesteger “waar je woont, is waar je hart is” had wellicht ook opgeld kunnen doen bij het eerdere agendapunt dat we behandeld hebben, maar ik vond het wel een mooie samenvatting van een soort kernwaarde die we in de AV misschien wat meer met elkaar zouden moeten delen. Het is dan niet zo heel belangrijk hoe die bestuurlijke entiteiten precies lopen. Het heeft ook te maken met de veranderde opstelling die Gorinchem heeft gekozen. De argumenten om tot iets te komen moeten ook weer teruggenomen kunnen worden op het moment dat blijkt dat de ander die argumenten gewoon niet volgt. Er kunnen heel valide redenen zijn die ertoe leiden dat andere partners in het proces dat argument niet volgen. Het is bekend dat de SP geen warm voorstander is van grootschalige herindelingen. Daarin wordt ze overigens volgens mij volledig gesteund door de meerderheid van de Tweede Kamer, want het adagium is nog steeds: herindeling alleen als het van onderop gedragen wordt. Je moet dus wel heel veel gelijkgestemden hebben, wil je het uiteindelijk tot een succesvol afgerond wetsontwerp kunnen laten komen. Samenwerken, dat wel, samengaan, dat niet. Mijns inziens is daarmee ook een beetje samengevat welke positie in delen van de AV wordt ingenomen. Met name Hardinxveld-Giessendam heeft dat heel duidelijk gemaakt en wij vinden dat wij dat gewoon moeten honoreren. MentaC - 77
liteitsverschillen moeten we daarbij niet uitvlakken, maar ik zou ze ook niet willen uitvergroten, want dat leidt over het algemeen niet tot een erg vruchtbaar eindresultaat. Mevrouw Molengraaf heeft een wat nieuw punt aangesneden met haar constatering dat met het rapport van de commissie Schutte eigenlijk een beetje een merkwaardige situatie is ontstaan. Die merkwaardige situatie zou ik willen omschrijven als een situatie waarin de regio een commissie van gewicht in het leven roept, dat die commissie een aanbeveling doet en dat vervolgens de meningen alle kanten opgaan. Ik heb mij wel eens afgevraagd of wij daarin als regio beter hadden moeten of kunnen sturen. In het licht van wat ik zojuist heb gezegd over wat mensen nu eenmaal vinden, denk ik dat dat heel moeilijk zou zijn geweest, want niemand kan ontkennen dat de gemeente Hardinxveld-Giessendam van meet af aan te kennen heeft gegeven niet te willen herindelen. Wellicht hebben te veel mensen in de regio gedacht dat men daarvan wel zou terugkomen, als Schutte het zou zeggen. Dat is echter niet gebeurd en misschien is dat ook wel hartstikke goed, want het geeft wel de zelfverzekerdheid van Hardinxveld-Giessendam aan. Wij hebben even de tijd nodig gehad om te wennen aan dat idee en te kunnen afstappen van onze omarming van belangrijke delen van het rapport-Schutte. Wij vonden het plan van Schutte grosso modo wel een goed plan en toen anderen het een minder goed plan bleken te vinden, stonden wij even voor de vraag: en nu? Welnu, nu staan we hier en hebben we een lijn. Ik ben blij dat de raad die in grote lijnen kan onderschrijven en ik ben van plan die lijn in dialoog met de raad de komende tijd verder te ontwikkelen en uit te rollen. Uiteraard zullen wij u op de hoogte houden van alle ontwikkelingen die op dat vlak relevant zijn. De voorzitter: Dank u wel. Mede gelet op de tijd, leg ik de raad de vraag voor of er dringend behoefte bestaat aan een tweede termijn. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Ik wil een voorstel doen, voorzitter. Volgens mij hebben we dit onderwerp nog lang niet uitgediscussieerd. Juist met het oog op de tijd is het misschien een idee hiervoor later een volgende ronde te agenderen. De voorzitter: Mij lijkt dat eerlijk gezegd niet zo’n geweldig idee. Volgens mij is het beter nu een tweede termijn te benutten en de discussie daarna tot een einde te brengen. Mevrouw Hoogesteger: Dan verzoek ik u om een korte schorsing, als dat kan. De voorzitter: Akkoord, de vergadering is geschorst (00.02 uur). Schorsing (Tijdens de schorsing is het voorzitterschap overgedragen aan de heer A.C. Barske, burgemeester.) De voorzitter: De vergadering is heropend (00.09 uur). Aan de orde is de tweede termijn. Mevrouw Hamann: Mijnheer de voorzitter. De heer Van Breemen heeft onze motie negatief genoemd. Wat wij hebben geprobeerd, is de raad, maar ook de regio, een spiegel voor te houden en te benadrukken dat het voor het bedrijfsleven, voor de werkgeleC - 78
genheid, voor scholen en voor het voortbestaan van voorzieningen van belang is hieraan hard te gaan werken, niet alleen in Gorinchem, maar ook in de regio, en dat wij naar elkaar moeten luisteren. De heer Van Breemen noemt dat negatief, ik noem het kritisch. De toon was misschien wat hard, maar ik ben blij dat bijna iedereen in de raad het nu heeft over kansen en mogelijkheden. Die zien wij ook, maar de informatiebrief en de manier waarop wij gehandeld hebben is gebaseerd op het visiedocument uit 2013 en dat document willen wij juist aangepast zien met deze motie. De informatiebrief geeft een aantal punten en richtingen aan die vooral praktisch van aard zijn, en daarmee zijn wij het zeker eens, maar het moet naar onze mening een beter fundament hebben. De heer Van Breemen: U zegt dat het visiedocument moet worden aangepast, maar volgens mij zijn wij inmiddels al meer dan een uur bezig een nieuwe visie te formuleren van deze gemeenteraad op de gemeentelijke en regionale bestuurlijke heroriëntatie. De burgemeester heeft meermalen gezegd dat bij een veranderende situatie ook een andere visie past en daarmee zijn we nu juist bezig. Ik begrijp dan ook oprecht niet dat u een visiedocument van het college wilt, terwijl de raad hier vanavond heel duidelijk met een visie bezig is. Mevrouw Hamann: De raad geeft nu aan “dit” te willen en “dat”. Dat is prima en daar kan ook een visie uit rollen, maar dat is dan wel een andere visie dan die welke nu ten grondslag ligt aan allerlei besprekingen en beraadslagingen. De heer Van Breemen: Die visie is nu ingehaald door de werkelijkheid en daarom zitten we vanavond bij elkaar. Uw motie blijft dus overbodig. Mevrouw Hamann: Wij vinden van niet, want de informatiebrief die nu voorligt geeft geen visie, maar meer een aantal praktische uitgangspunten. De voorzitter: Ik zou bijna zeggen dat u het daarover vandaag niet met elkaar eens zult worden, maar een blik op de klok leert dat u daarvoor nu nog bijna 24 uur de tijd hebt en misschien lukt het dan wel. Ik zou u echter niet willen oproepen dat te proberen! Mevrouw Hamann: Ik hoop dat ik het nu voldoende heb toegelicht. De heer Klink: Mijnheer de voorzitter. Ik kan het niet laten op te merken dat wij als CDA echt om dit debat hebben gevraagd en dat je dan ook je best moet doen om daaraan een beetje inhoud te geven. De motie van Gorcum Actief zullen wij niet steunen, mede omdat in de aanloop daarheen zoveel kwalificaties zijn gegeven dat je nauwelijks kunt bepalen of je het daarmee allemaal eens bent. Wij willen een sterke raad zijn en aan het begin van visievorming zitten en dan is het wat vreemd het college te vragen een visie op te stellen, terwijl wij eigenlijk als raad aan de beurt zijn om in het nieuwe vertrekpunt een visie te vormen. Er zijn ook wat andere negatieve uitspraken gedaan, zoals “kneusjes op de bank” e.d., waarvan ik me afvraag of dat is hoe wij ons als Gorinchem moeten willen zien. De CDA-fractie doet dat in ieder geval niet. In die zin moeten we in mogelijkheden en kansen blijven denken. Kom op, zou oud-premier Balkenende zeggen: die A en Vmentaliteit moeten we een beetje terug zien te krijgen! C - 79
De bestuurskracht heeft geleden onder verzanding van het debat, facts of life noemde de burgemeester dat. Wij zijn blij met wat ik maar even het realistisch hernieuwd perspectief noem dat de burgemeester wist te schetsen. Ik zou nog een ander citaat van die website kunnen aanhalen, namelijk: pas na een crisis kun je naar een volgende fase, en dat is hier misschien wel van toepassing. We zijn af van het hameren op ons gelijk en dan gebeuren er mooie dingen, zelfs een oproep van ondernemers uit HardinxveldGiessendam om een sterke band met Gorinchem te hebben. Nou, dat is echt wel iets waarop verder gebouwd kan worden. Als alles dan toch opeens mogelijk lijkt, moeten we het ijzer ook smeden als het heet is, vandaar op dit moment de ietwat speelse oproep van het CDA aan de gemeente Giessenlanden. De burgemeester noemde dat oude politiek, en dat kan ik op zichzelf wel volgen, als we echt als Gorcumse raad zo’n oproep zouden doen. Vorige week kreeg ik een whatsappje uit de gemeente Giessenlanden van een niet nader te noemen familielid. Het bleek namelijk dat ik daar 22 voorkeursstemmen had gekregen voor de provincialestatenverkiezingen. Ik beschouw mezelf dus ook een klein beetje als volksvertegenwoordiger van de gemeente Giessenlanden, en dat doe ik dan ook graag vanuit hier. Dat legitimeert een beetje mijn bescheiden oproep aan de gemeente Giessenlanden om dat raadplegend referendum uit te voeren! In die zin moest ik ook even aan iets anders denken. De heer Lutterkort had het over een heel andere mentaliteit die hier zou bestaan. Het is dan wel frappant dat ik als ras-Giessenlander na een aantal jaren in Gorinchem gewoond te hebben, hier gewoon in de gemeenteraad gekozen ben. Op zichzelf heb ik daar dus allemaal niet zo’n last van gehad. Met de burgemeester ben ik het geheel eens dat wij verschillen die er zijn niet moeten willen uitvergroten, want dat is niet nodig en doet geen goed. Dat het enorm belangrijk is de Vijfheerenlanden bij deze regio te houden, onderschrijft het CDA, net als het belang van de gemeenschappelijke regelingen, de Veiligheidsregio, de arbeidsmarktregio en al die andere gedeelde waarden. Gorinchem heeft in de context van de regio een enorme potentie en daar moeten we heel zuinig op zijn. We zijn blij met de beschermende houding van het college daarop, die naar het ons voorkomt tot uiting komt in een wat nieuw ethos: een college dat met aandacht en voeling – weer de A en de V – onze partners tegemoet treedt. Wij wensen het college hiermee heel veel succes. De heer Lutterkort: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn wil ik enkele dingen verduidelijken die ik eerder namens de SP te berde heb gebracht. Van diverse kanten is beklemtoond dat de samenwerkingsverbanden die we kennen in de AV redelijk goed functioneren. Ik heb het wel over die samenwerkingsverbanden gehad, maar me daarover eigenlijk niet uitgelaten, zulks ten onrechte. Ook in de ogen van de SP functioneren die samenwerkingsverbanden heel goed. Waar ik het ook zeer mee eens ben en nu ook met grote nadruk naar voren wil brengen, is uw opvatting dat mentaliteitsverschillen zeker niet moeten worden uitvergroot. Het is ook daarom dat ik enigszins in verlegenheid werd gebracht toen mij werd gevraagd de verschillen die er tussen onze gemeenten bestaan eens te benoemen, want die behoefte had ik bepaald niet. We moeten die verschillen inderdaad niet benadrukken, want dan blijven we bekvechten. Het komt er juist op aan de mogelijkheden die er zijn C - 80
om samen te werken, met als uitgangspunt zelfstandigheid en respect voor elkaars eigenheid, te benutten. Aan de motie van Gorcum Actief hebben wij geen behoefte, omdat daarin een diametraal tegenstrijdige opvatting aan de onze wordt beleden. In de opvatting van Gorcum Actief zouden gemeenten wel samen moeten gaan, dat vinden wij niet. Daarnaast zij het mij vergund op te merken dat ik de motie ook niet helemaal helder vind. Ze roept op tot discussie, terwijl we die discussie hier nu juist proberen te voeren. Ik begrijp dan ook niet precies wat Gorcum Actief hiermee beoogt. De voorzitter: Dames en heren. Om wille van de vergadereconomie blijf ik deze keer maar even zitten. Tot mevrouw Hamann merk ik op dat het mij niet nodig lijkt door het college een visiedocument te laten uitbrengen, omdat u juist in de raad met elkaar aan het debatteren bent. De raad is aan zet en heeft zich uitgesproken voor de lijn die we gaan volgen. Het is echter geen wiskunde. In dit proces zal de informatie over en weer geborgd moeten worden en zullen we elkaar vooral een beetje vast moeten houden. Daaraan zal het van onze kant niet ontbreken. Het is dan niet erg verstandig om van het visiedocument, dat in 2013 in een heel andere context is opgesteld, een ander document te maken, terwijl we nu op een zevental A4’tjes eigenlijk al heel beknopt, en ook heel principieel, een aantal koerswijzigingen hebben geformuleerd, al zullen die uiteraard verder moeten worden uitgewerkt. De openheid waarom in de motie wordt gevraagd is er naar mijn stellige overtuiging voor meer dan honderd procent. Wij zullen de motie dan ook ontraden. Het verheugt mij dat de heer Lutterkort in tweede termijn heeft verduidelijkt dat zijn eerdere opmerking over mentaliteitsverschillen niet was bedoeld om een soort splijtzwam in het debat aan te brengen. Zo had ik het ook niet opgevat, maar het is toch goed even te markeren dat we het in het verleden in de regio wel heel vaak hebben gehad over de dingen die anders waren bij de buren. Er zullen zeker dingen anders zijn, maar door daarop niet voortdurend de nadruk te leggen kan het proces om tot samenwerking te komen buitengewoon veel soepeler verlopen. Het kan niet anders dan dat ik eindig met de heer Klink. Hij was op de goede weg, jammer alleen dat hij het citaat van ex-ministerpresident Balkenende moest verwringen tot een AV-mentaliteit, want dan krijgen we toch connotaties die waarschijnlijk helemaal niet dienstig zijn aan het proces, maar dat is een grapje! Ik ben wel blij dat hij als volksvertegenwoordiger met 22 voorkeursstemmen de oproep aan Giessenlanden op eigen titel gaat doen. Ik besluit met de opmerking dat ik dat best veel familie vind in Giessenlanden! Rest ten slotte een uitspraak over de motie. Mevrouw Hamann: Mijnheer de voorzitter. Wij trekken de motie in, want ik vrees dat ze geen kans van slagen heeft. Wij blijven echter van mening dat aan een nieuwe lijn een visie ten grondslag moet liggen. De voorzitter: De motie is ingetrokken en daarmee kan dit agendapunt worden afgerond.
C - 81
10. Debat motie “Veilig naar de overkant” (informatiebrief nr. 2014-1312) In de raadsvergadering van 6 november 2014 is de motie “Veilig naar de overkant” aangenomen. In de motie wordt het college verzocht om op de kruising Tiende Penninglaan / Mollenburgseweg een zebrapad aan te leggen. Met deze informatiebrief wordt u op de hoogte gesteld hoe het college deze motie in behandeling heeft genomen. Doel van een voetgangersoversteekplaats (VOP) is drieledig: 1. Vanuit oversteekbaarheid. De te kruisen weg wordt dusdanig druk bereden dat een voetganger (erg) lang moet wachten op een geschikt moment om over te kunnen steken. 2. Prioriteren van verkeersstromen. Als de kruisende voetgangersverbinding belangrijker is dan het overige verkeer en voorrang/prioriteit moet krijgen op al het andere verkeer, kan dit worden geregeld met een VOP. 3. Uniformiteit in voorrangssituatie. Verkeersveiligheid is in belangrijke mate afhankelijk van voorspelbaarheid. Door verkeerssituaties uniform in te richten komt dat het verwachtingspatroon van de weggebruiker ten goede. Verkeersveiligheid is geen primair doel om te kiezen voor een VOP. Ondanks dat de status van een VOP bij wet geregeld is, is deze verkeersmaatregel aan gebrek op naleving onderhevig en is er in sommige gevallen sprake van schijnveiligheid. Men verwacht voorrang te krijgen maar krijgt dat niet. Deze schijnveiligheid is het belangrijkste negatieve aspect van een VOP omdat het dan ontstane conflict, haaks en met groot verschil in massa en snelheid, veelal een ernstige afloop heeft. Een VOP moet logisch zijn Een VOP kan alleen maar goed functioneren als het past in het verwachtingspatroon van alle verkeersdeelnemers. Er doen zich altijd situaties voor waarbij verkeersdeelnemers bewust verkeersregels overtreden. Deze overtredingen zijn veelal niet verkeersonveilig omdat de overtreder anticipeert (extra oplet) op zijn gedrag. Als verkeersdeelnemers onbewust verkeersregels overtreden is dat veel verkeersonveiliger. Een voetganger rekent er op dat de automobilist stopt omdat hij immers voorrang heeft. Vandaar dat het belangrijk is dat verkeerssituaties (en daarmee ook VOP’s) passen in het verwachtingspatroon van alle verkeersdeelnemers. Dit speelt met name bij VOP’s omdat de conflicten die ontstaan een ernstige afloop tot gevolg kunnen hebben. De kruising ligt reeds op een plateau Om het verkeer extra te attenderen op de aanwezigheid van een kruising is deze geplaatst op een plateau. Komend vanaf het viaduct is er geen hoogte verschil aanwezig. Dit komt omdat deze tak van de kruising direct een helling is. Ondanks dat de kruising in een 30 km/h gebied ligt, is de voorrang geregeld wat niet gebruikelijk is. Hier is voor gekozen omdat fietsers die komen vanaf de brug een hoge snelheid hebben en het niet te verwachten is dat zij het verkeer van rechts (Sportlaan) voorrang geven. VOP in Tiende Penninglaan / Mollenburgseweg is niet logisch ● De betreffende kruising ligt in een 30km/h-zone. In dergelijke zones wordt in principe geen VOP aan-
gebracht. Het verkeersbeeld, en daarmee de onderlinge verwachtingen die gewekt worden, willen we in heel Nederland zoveel mogelijk gelijk hebben. Een eenduidig verkeersbeeld in vergelijkbare situaties verbeterd namelijk de verkeersveiligheid. ● In 30 km/h-zones is het verkeersbeeld dat verblijven voorop staat. Er zijn dus erfaansluitingen, parke-
ren op de rijbaan, fietsen op de rijbaan, verkeer van rechts heeft voorrang, enz, enz. en overal kunnen voetgangers oversteken. ● De verkeersintensiteiten op de over te steken rijbanen zijn niet dusdanig hoog dat een VOP noodzake-
lijk is om redelijkerwijs over te kunnen steken.
C - 82
● De kruising ligt niet op een drukke looproute. Er zijn kleine pieken van en naar de moskee en het Da
Vinci College maar deze zijn niet dusdanig dat er sprake is van een “drukke” looproute. ● In het kader van uniformiteit is een VOP niet gewenst. ● Om de automobilist extra te attenderen op alle kruisende bewegingen die daar te verwachten zijn, is
de kruising op een plateau geplaatst. ● De verwachting is dat als wel een VOP aangebracht wordt deze niet als dusdanig wordt herkend en
daarmee voor schijnveiligheid richting de voetganger zorgt. Deze voorziening zal (door de ogen van de automobilist) weinig worden gebruikt en daardoor hoeft de auto maar sporadisch te stoppen. Er is dus geen sprake van een zichtbare (in vorm en gebruik) looproute waarop geanticipeerd moet worden. Conclusie: geen VOP aanleggen Het college is van mening dat een voetgangersoversteekplaats op de genoemde locatie de verkeersveiligheid niet verbeterd en daarmee het comfort voor de voetganger niet verhoogd. Het belangrijkste argument daarbij is dat de looproute niet door de automobilist zal worden herkend en daardoor sporadisch zal hoeven te stoppen. Hierdoor is de kans te groot dat de automobilist de VOP negeert (niet verwacht / ziet) waardoor schijnveiligheid ontstaat. De voorgestelde maatregel zal dan averechts werken.
Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Mijnheer de voorzitter. Wij hadden gevraagd de motie “Veilig naar de overkant” op de agenda te zetten in verband met de raadsinformatiebrief. Dat heeft echter geen enkele haast en daarom stellen wij voor dit op een later moment in de raad te bespreken. De heer Van Son: Ik ben het daarmee van harte eens, gelet op het tijdstip. De voorzitter: Ik denk dat u zich met dit voorstel onsterfelijk populair hebt gemaakt. De heer Klink: Dan vraag ik toch een applausje voor de mevrouw die daar achter in de zaal zit en voor dit onderwerp naar deze raadzaal is gekomen! De voorzitter: Ik heb iets meer materieels in de zin. Ik nodig allen die op de publieke tribune aanwezig zijn uit voor de borrel. 12. Sluiting.
De voorzitter sluit te 00.24 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Gorinchem op 23 april 2015. De griffier,
De voorzitter,
C - 83