Nr. 6
Zitting van donderdag 23 mei 2013 Voorzitter: de heer A.C. Barske, burgemeester. Aanwezig zijn de leden: de heren F.M.Th. Barth en H.H.W. Bax, mevrouw G.H. Biesheuvelvan Diemen, de heren R.J.J. van Breemen en H. Chaaby, de dames N. van Dalen-Eggink en E.L. Dansen, de heren F. Duijnhouwer en I. Elmaci, mevrouw J.A.G. Hania-van Emmerik, de heren A. Koçak en L.R.J. van Luijk, de dames A. Mager-Schroten en M.J. Molengraaf-Vullers, de heren C. Van der Roest en P.C.J. Schefferlie, de dames I.J. Stam en G.W. Soudain en de heren I. Tekir, C.J.J. Wientjes en M. Wildschut. Griffier: de heer H. Sepers, plv griffier. Tevens aanwezig: de wethouders M.A.J. Doodkorte, A.P. Faro, J.C. Oostrum en A.J. Rijsdijk, alsmede mevrouw mr. drs. A.W. Vergouwe, gemeentesecretaris. Afwezig: de dames J.T.E. Hoogesteger en A.G. van Maaren.
* AGENDA: 1. Opening (20.00 uur). ............................................................................................................................................... 1 2. Vaststelling agenda. ................................................................................................................................................. 1 3. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is. .......................................................................... 2 4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergaderingen van 19 maart, 21 maart en 2 april 2013. ........................... 2 5. Lijst ingekomen stukken. ......................................................................................................................................... 2 6. Vormgeving congruente samenwerkingsverbanden in het sociaal domein (nr. 2013-992). ..................................... 3 7. Kaderstelling herziening bestemmingsplan bedrijventerrein ‘Avelingen-Schelluinsestraat’ t.b.v. de uitbreiding van Promelca/Vreugdenhil aan de Timorstraat (nr. 2013-994). ........................................................... 13 8. Werkgeverschap griffie (nr. 2013-985).................................................................................................................. 17 9. Motie van ChristenUnie/SGP inzake schoolzwemmen.......................................................................................... 20 10. Sluiting. .................................................................................................................................................................. 38
* 1. Opening (20.00 uur).
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom. Ik deel u mede dat mevrouw Hoogesteger en mevrouw Van Maaren met bericht van verhindering afwezig zijn. 2. Vaststelling agenda.
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. F-1
3. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is.
Door het lot wordt aangewezen de heer Wientjes. 4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergaderingen van 19 maart, 21 maart en 2 april 2013.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen achtereenvolgens ongewijzigd vastgesteld. 5. Lijst ingekomen stukken. A. Voor kennisgeving aan te nemen 1
Afschrift Koninklijk Besluit betreffende benoeming nieuwe burgemeester Gorinchem, drs. A.C. Barske
24891
05.04.2013
25311
23.04.2013
24609
22.03.2013
24733
03.04.2013
25266 25331 25331 25376
22.04.2013 24.04.2013 24.04.2013 26.04.2013
24939
08.04.2013
966
06.03.2013
959 962 973
12.03.2013 12.03.2013 14.03.2013
972
26.03.2013
974 989
05.04.2013 16.04.2013
24439 23221
16.04.2013 16.04.2013
C. Ter afdoening in handen van het college te stellen 1
Informatie mbt uitkomst van het onderzoek ‘Uitvoering gemeentelijk toezicht op de brandveiligheid van zorginstellingen’
D. Voor bericht en raad in handen van het college te stellen 1
Afschrift van brief aan Vaste Kamercommissie voor Infrastructuur inzake geluidsoverlast door goederentreinen over de Betuweroute
E. Betrekken bij begrotingsbehandeling 2014 1
Begrotingscirculaire 2014-2017
G. Betrekken bij raadsbehandeling 1 2 3 4
Advies mbt ontwerpbestemminsplan ‘Laag Dalem’ A Zienswijze BRO, ontwerpbestemmingsplan Laag Dalem B Zienswijze VGZ, ontwerpbestemmingsplan Laag Dalem Indiening zienswijze ontwerpbestemmingsplan Gemeente Gorinchem OBP Laag Dalem; perifere detailhandel
H. Ter afdoening handen van de voorzitter 1
Bezorgdheid, mede namens bewoners Gildenwijk, over mogelijke vestiging van een speelautomatenhal omgeving Gorinchem West, Van Hogendorpweg 8, Schimmelpennincklaan 33
J. Informatiebrieven van het college 1 2 3 4 5
6 7
Informatiebrief Regionale Bedrijventerreinenstrategie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 2012-2030 Informatiebrief Voorontwerpbestemmingsplan Haarwijk-Noord Informatiebrief Ontwerpbestemmingsplan ‘Laag Dalem’ Informatiebrief inzake internationale samenwerking en millenniumgemeente in digitale vorm Informatiebrief Aantal projectomgevingsvergunningen met afwijking bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 Wabo in 2012 in digitale vorm Informatiebrief Ontwerpbestemmingsplan ‘Gildenwijk’ Informatiebrief DAEB Veerdienst
K. Antwoorden schriftelijke vragen 1 2
Beantwoording schriftelijke vragen SP GS Stadsvernieuwing Zandvoort Noord Beantwoording schriftelijke vragen SP GS Veerdienst uitspraak DAEB
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten.
F-2
6. Vormgeving congruente samenwerkingsverbanden in het sociaal domein (nr. 2013-992). 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel Minister van Binnenlandse Zaken, Plasterk, heeft op 15 maart 2013 de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten een brief gestuurd over de voorgenomen decentralisaties op het terrein van ondersteuning, participatie en jeugd. De minister vraagt om uiterlijk 31 mei aan het rijk door te geven op welke schaalniveaus de gemeente wil gaan samenwerken. Voorgesteld wordt expliciet te benoemen dat de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden het congruent samenwerkingsverband binnen het sociaal domein is. Voor de onderdelen van specialistische hulp en die onderdelen die in de concept Jeugdwet zijn opgenomen als bovenlokale onderdelen uit te gaan van het niveau van Zuid-Holland Zuid. Het gaat om een richtinggevende intentie die een nadere gedetailleerde uitwerking vraagt waarvoor in het najaar 2013 kaders ter vaststelling aan de gemeenteraden worden voorgelegd. 2. Fase trechter Keuze 3. Inleiding / aanleiding Gemeenten krijgen er vanwege de decentralisaties veel taken bij in het sociaal domein. De decentralisaties stellen hoge eisen aan gemeenten. Het kabinet en de VNG onderkennen dat het essentieel is dat de decentralisaties goed landen. Dat kan alleen als de uitvoeringskracht wordt gebundeld. De VNG heeft aangegeven dat zij streeft naar niet-vrijblijvende samenwerkingsverbanden. De VNG heeft gemeenten opgeroepen om met omliggende gemeenten in gesprek te gaan en om vóór 31 mei 2013 aan te geven in welk samenwerkingsverband de decentralisaties binnen het sociaal domein zullen worden opgepakt. Het kabinet ondersteunt de VNG hierin. Voor het onderdeel Jeugdzorg en AWBZ heeft de VNG een vragenlijst uitgezet om de samenwerking te inventariseren. 4. Inhoud / Kaders Door VNG en kabinet wordt gesproken over "congruente" samenwerkingsverbanden. De volgende criteria maken duidelijk wat hieronder wordt verstaan. Criteria ‘congruente'1 samenwerkingsverbanden - Schaal is efficiënt en kent samenhangend verzorgingsgebied - Gekozen samenwerking biedt basis voor goed toezicht op risico's - Witte vlekken' moeten worden voorkomen - Goede regie op en samenwerking met maatschappelijke en zorginstellingen - Voldoende voortgang in gekozen schaal en samenwerking Samenwerking op grond van Wgr Streven naar congruentie, waarbij goedlopende samenwerkingsverbanden worden gerespecteerd Uitvoering op meerdere schaalniveau's: lokaal (gemeentelijke eerstelijnszorg), (sub)regionaal (ondersteuning, zorg), bovenregionaal (specifiek/specialistisch) Rekening houden met positie centrumgemeenten Samenwerkingsverbanden in de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden De regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is een veel voorkomend en "natuurlijk" schaalniveau binnen het sociaal domein. De 6 gemeenten werken op meerdere onderdelen nauw samen. Samenwerking vindt ook op AV-plus (Lingewaal, Werkendam/Woudrichem) en Zuid-Holland Zuid-niveau plaats. In het onderstaande schema zijn deze onderdelen benoemd per samenwerkingsgebied. Een overzicht van de bestaande samenwerkingsverbanden binnen het sociaal domein:
F-3
lokaal Stuurgroep Samenhang in Participatie (SIP) Arbeidsmarktregio Regionale Sociale Dienst Avelingengroep Wmo Jeugd Onderwijs Dienst publieke gezondheid en jeugd
AV
Lingewaal
Woudrichem/ Werkendam
Zuid-Holland Zuid
X
X X X
X X
X X
X X X X
X
X
X
X X X
Positie Lingewaal Uit het voorgaand overzicht blijkt dat de gemeente Lingewaal nu al deelneemt in meerdere samenwerkingsverbanden, met name op de onderdelen werk en inkomen en onderwijs. Naar verwachting zullen college en raad van Lingewaal zich binnenkort uitspreken bij welk samenwerkingsverband zij willen aansluiten. De uitkomst hiervan is straks een interessant gegeven maar voor de lokale besluitvorming minder relevant. Uitgangspunt Uitgangspunt voor succesvol samenwerken is dat gemeenten het sociaal domein voor hun inwoners dichtbij en samenhangend inrichten. De opbouw en de vormgeving van het sociaal domein gebeurt van onderop: met de leefomgeving en de leefroutes van huishoudens en gezinnen als vertrekpunt. Focus is om maximaal in te zetten op de eigen kracht van inwoners en informele netwerken, en toegang naar de tweedelijnszorg zoveel mogelijk te beperken voor hen die specialistische hulp nodig hebben. Op onderdelen en omwille van effectiviteit en efficiëntie kan (sub)regionale samenwerking daaraan bijdragen. Insteek is dat de regionale samenwerking de lokale kracht faciliteert. Bovenlokale organisatie is noodzakelijk om voldoende volume en garantie van capaciteit en deskundigheid te bieden, (financiële) risico's te spreiden en op een efficiënte wijze middelen in te zetten. Regionale samenwerking De gemeenten in de regio AV oriënteren zich op regionale samenwerking. Niet alleen binnen het sociale domein maar ook op andere beleidsterreinen. In juli 2012 heeft uw raad de rode draden vastgesteld. Meer regionale samenwerking is één van de thema's. Momenteel vindt een bestuurlijk visietraject plaats op regionale samenwerking. Dit eindigt in juli 2013. Voorstel Voorgesteld wordt expliciet te benoemen dat de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden het congruent samenwerkingsverband binnen het sociaal domein is. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk dat de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden binnen het sociaal domein een veel voorkomend en natuurlijk samenwerkingsverband is. Voor de onderdelen van specialistische hulp en die onderdelen die in de concept Jeugdwet zijn opgenomen als bovenlokale onderdelen uit te gaan van het niveau van Zuid-Holland Zuid. Het betreft de taken op het terrein van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, de gesloten jeugd hulp, de inrichting van een advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) en de kindertelefoon. Het gaat om een richtinggevende intentie die een nadere gedetailleerde uitwerking vraagt waarvoor in het najaar 2013 kaders ter vaststelling aan de gemeenteraden worden voorgelegd. Hiermee wordt voldaan aan het verzoek van VNG en het kabinet.
F-4
5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Rode draden, raadsopdracht Meedoen, visie Zorg voor jeugdigen en gezinnen, Samenhang in Participatie AV. 6. Betrokkenheid derden De beleidsvoorbereiding heeft plaatsgevonden in de projectstructuur Samenhang in Participatie regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en de projectstructuur jeugdzorg Zuid-Holland Zuid. 7. Beoogd effect Inwoners worden in staat worden gesteld naar vermogen in de samenleving te participeren. 8. Risico's of kansen De decentralisaties gaan gepaard met een grote verantwoordelijkheid en kostenopgave voor de gemeenten, gezien de bezuinigingstaakstelling die het Rijk met de decentralisaties doorvoert. Dit betekent dat er gezocht moet worden naar nieuwe vormen van ondersteuning in samenspraak met een aanzienlijk aantal (coalities) van zorg- en welzijnsaanbieders en andere organisaties. Het feit dat dit moet gebeuren op verschillende deelterreinen maakt het extra gecompliceerd gegeven het feit dat deze ook verschillend ambtelijk en bestuurlijk zijn ingebed, de invoeringstijd relatief kort is, het inzicht In de aard en omvang van de doelgroep beperkt is, de wetsvoorstellen nog behandeld moeten worden en de bezuiniging op onderdelen tot 25% op de Jeugdzorg en begeleiding ABWZ-Wmo oploopt. Daarnaast worden de gemeenten geconfronteerd met extra bezuinigingen op het Gemeentefonds. Om te kunnen bereiken dat de uitvoering van de decentralisaties binnen de financiële kaders kan plaatsvinden, wordt de samenwerking gezocht met de gemeenten in de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Zuid-Holland Zuid. 9. Financiële consequenties Uitgangspunt is dat de uitvoering van de decentralisaties binnen de financiële kaders kan plaatsvinden 10. Vervolgproces Mei: besluitvorming congruente samenwerking • Juni: consultatie raden algemeen beleidskader sociaal domein en ontwerp Jeugdzorg ZHZ • September: besluitvorming beleidskader sociaal domein • Oktober: beleidskader Jeugd en AWBZ besluitvorming in raden 11. Communicatie In regionaal verband zijn zowel op het schaalniveau van Alblasserwaard en Vijfheerenlanden als ZukJHolland Zuid de lokale besturen geraadpleegd. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Geen aanvullingen. 13. Nadere standbepaling college 14. Definitief voorstel raad Te kiezen voor de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden als congruent samenwerkingsverband binnen het sociaal domein en voor die onderdelen die in de concept Jeugdwet zijn opgenomen als bovenlokale onderdelen uit te gaan van het niveau van Zuid-Holland Zuid.
De heer Wientjes: Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie is van mening dat de samenwerking perse verder moet gaan. Gorinchem kan namelijk niet op zichzelf alles doen wat het tot nu doet; daarvoor zijn de taken te groot en de problematiek te complex. Zeker nu we weten wat er op ons af gaat komen, de drie decentralisaties, wordt het een stevige uitdaging, maar daarnaast zijn er nog een aantal andere uitdagingen die misschien in een groter verband kunnen worden aangegaan. De raad is bezig met een aantal
F-5
bijeenkomsten om daarover te brainstormen, met uitzicht op een voorstel straks. Wij zijn er voorstander van om de samenwerking te zoeken in AlblasserwaardVijfheerenlanden. Tenslotte zijn we daarmee al een heel eind op streek. Laten we doorzetten en uitbreiden waar nodig. De VVD heeft een paar richtlijnen in gedachten die zij voor ogen zal houden bij de besluitvorming over samenwerking en zal die daarop elke keer weer toepassen. Kort wil ik die richtlijnen met u doornemen. Samenwerking dient effectief en efficiënt te zijn. De kwaliteit, de organisatie en de prijs dienen in een goede verhouding te staan. Het budget is daarbij een belangrijke factor. De geldelijke middelen zijn immers beperkt en wij willen onze burgers niet met extra lasten bezwaren. Kort gezegd: het moet goed en zuinig. Het moet zo worden vorm gegeven, dat juist ook op lange termijn de continuïteit is gewaarborgd. De risico’s moeten goed in kaart worden gebracht, het aansturen van de organisaties moet goed worden geregeld en het moet zo worden geregeld, dat we ook in de toekomst effectief en efficiënt de diensten kunnen blijven bieden die nodig zijn. We moeten aanpassen zodra dat nodig is. Het systeem moet dus flexibel zijn. Beleid en uitvoering dienen goed gescheiden te zijn en te blijven: beleid op het stadhuis en uitvoering bij de professionals. Wij stellen de kaders en regels en de professionals voeren ze uit. De professionals moeten voldoende vrijheid hebben om met hun expertise de taken uit te voeren, met de politiek op gepaste afstand. Geen beleid bij de uitvoerders dus, maar wij moeten wel goed naar hen luisteren bij het maken van het beleid. Ook in de samenwerkingsverbanden dus geen politiek in het bestuur wat ons betreft. Wij zijn geen voorstander van raads- of collegeleden in de besturen van bijvoorbeeld de gemeenschappelijke regelingen. Ook op beleid zal zoveel mogelijk moeten worden samengewerkt. We willen geen grote verschillen tussen de gemeenten in de AV, geen groot woud van samenwerkingsverbanden. Ideaal zou zijn om er per gebied eentje te hebben, bijvoorbeeld één voor jeugd, één voor zorg en welzijn en één voor werken. De gemeente heeft dan slechts een paar partijen om aan te sturen en overlap wordt zoveel mogelijk voorkomen. Daarmee willen we ook voorkomen dat per cliënt weet-ik-hoeveel partijen straks actief zullen zijn. Tevens kunnen we op deze manier proberen de bestuurlijke drukte enigszins in toom te houden. Innovatie is misschien wel de belangrijkste en meest uitdagende. We moéten innoveren, want we kunnen niet hetzelfde blijven doen met het geld dat we ervoor zullen krijgen, en dat zal minder zijn dan we nu hebben. Prikkel en verantwoordelijkheid moeten naar de gebruiker en de professional moet worden gestuurd op de output: wat willen we dat ze bereiken? Het “hoe” moeten we aan hen overlaten. Dat vereist een andere aansturing en een andere aanbesteding, maar zij moeten het doen, zij zijn de experts. Afsluitend lijkt het ons goed de minister overeenkomstig dit raadsvoorstel te berichten. De heer Schefferlie: Mijnheer de voorzitter. Een belangrijk moment, waarop de samenwerking waarover zo vaak gesproken wordt weer een stap verder komt, nu op het specifieke terrein van het sociale domein. Ik moet zeggen dat ik in dat verband eigenlijk best trots ben op de voorzitter van de VNG, mevrouw Jorritsma, die de gemeenten naar mijn mening goed vertegenwoordigt op het thema van samenwerking. Daarbij heeft zij goed duidelijk gemaakt dat schaalvergroting van de gemeenten op zichzelf niet perse
F-6
een doelstelling hoeft te zijn, maar dat het er vooral om gaat dat gemeenten taken die complex zijn in een goed samenwerkingsverband met elkaar uitvoeren. Dit thema is daar een mooi voorbeeld van en dat past goed bij de criteria die wij als lokale PvdA momenteel aan het uitwerken zijn waar het gaat om samenwerking. Die criteria zijn niet helemaal gelijk aan die welke de heer Wientjes zojuist naar voren heeft gebracht. Het criterium dat wij het belangrijkste vinden is dat een korte afstand, een herkenbare verbinding, in stand moet worden gehouden met de burgers voor wie wij het doen. Dat daarmee in de uitvoering verder wordt gegaan is prima. Anders gezegd: samenwerking die leidt tot een grote gemeentelijke herindeling hoeft voor ons niet zozeer. Als we zaken efficiënt en kwalitatief goed kunnen regelen op het sociale domein door het met de AV-gemeenten op te pakken vinden wij dat prima. Belangrijk daarbij is wel in de gaten te houden hoe het met onze autonomie zit. Daarom is dit ook een mooi moment om over dit thema te spreken, want dat gaan we de komende tijd veel meer meemaken: als we samenwerken, hoe zorgen we dan dat Gorinchem blijft gaan over het beleid dat in Gorinchem geldt? In dit opzicht hebben we al een lange ervaring met de RSD. Het bijzondere aan de RSD is dat de hele Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hetzelfde minimabeleid heeft. De sociale dienst is daar best trots op, maar ik niet in principe, want ik vind dat het juist de kunst is om bij samenwerking ruimte te laten voor lokale verschillen. Overigens vind ik het niet erg dat dat bij de sociale dienst niet gelukt is, want in wezen is het sociaal minimabeleid dat wij in Gorinchem voorstaan nu in de hele regio geldig. Zo lang het op die manier gaat is het allemaal prima, maar wij zijn heel benieuwd hoe we in de toekomst op andere terreinen onze eigen vrijheid kunnen houden. Heel concreet ligt nu de keus voor of we dit samenwerkingsverband willen kiezen als congruente vorm van samenwerking. Wat mij betreft hebben we daar geen keus in, al hebben we die wel gehad. In feite hebben wij er al jaren geleden voor gekozen om op de thema’s die hier in het geding zijn elkaar te vinden in de Alblasserwaard, dus de Avelingen Groep en de RSD. In aanvulling daarop krijgen we nu te maken met de nieuwe gedecentraliseerde taken en het is niet meer dan logisch dat we dat in dit samenwerkingsverband doen. In die zin is dit niet meer dan een formalisering van de weg die we al lang waren ingeslagen. Bij de verdere uitwerking gaan we een heel spannende tijd tegemoet. In het raadsvoorstel wordt in het vooruitzicht gesteld wanneer we nog meer besluiten gaan nemen over dit thema. Waar ik oprecht benieuwd naar ben, is of het ons ook zal lukken om echt te kiezen bij de nadere uitwerking in kaders als het gaat over het beleid dat uitgevoerd zal worden op die verdere decentralisaties. Ik hoop dat het college daarover iets kan zeggen. Worden ons straks echt keuzes voorgelegd, of moeten we eerlijk constateren dat het eigenlijk niet te doen is en dat we met elkaar vooral zullen moeten nagaan hoe we het efficiënt en kwalitatief goed kunnen inrichten? Dit past ook goed bij de hoofdvraag, die we nog niet in het openbaar hebben besproken, maar wel bij het thema van de samenwerking in het algemeen: hoe kunnen we eigen invulling geven aan het beleid op de moment dat we samenwerken? Wij stemmen in met deze congruente samenwerking, die wij eigenlijk vanzelfsprekend vinden. Een laatste vraag die wij nog beantwoord willen hebben is of al duidelijk is of ook Lingewaal zal meedoen in deze samenwerking.
F-7
De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. Bestuurlijk Nederland krijgt van regeringswege door meneer Plasterk van alles en nog wat over zich uitgestort. Vanavond moeten we ons buigen over samenwerkingsverbanden en de congruentie daarvan. Volgens mij rest ons weinig anders dan daaraan in het kader van onze nieuwe zelfbestuurstaken mee te doen. Als autonome gemeente echter – dat is iets anders dan zelfbestuur – moeten we wel aanvaarden dat een groot deel van onze schaarse eigen middelen moet worden besteed aan werk dat in samenwerkingsverband wordt uitgegeven. Dat zijn trouwens ook zogenaamde verplichte uitgaven. Concreet: de raad staat in dit verhaal per definitie op achterstand. Het enige wat wij dan nog kunnen doen, en volgens mij zullen we dat ook moéten doen, is onze controlerende taak zo goed mogelijk verrichten. Daarover beslissen we in dit kader nog niet. Van het college en de betrokken portefeuillehouder mogen we verwachten dat ze bij de verdere uitwerking van nadere voorstellen naar de gemeenteraad zullen komen. Met verbazing hebben ik kennis genomen van een uitgangspunt dat in het voorstel is geformuleerd. Als het inderdaad de bedoeling is de toegang naar de tweedelijnszorg zoveel mogelijk te beperken voor hen die specialistische hulp nodig hebben – want zo staat het er –, zijn we volgens mij op de verkeerde weg. Ik geloof dat eigenlijk niet, vandaar dat het me verstandig lijkt die tekst nog even onder de loep te nemen. Mevrouw Dansen: Mijnheer de voorzitter. Het is begrijpelijk dat het kabinet en de VNG zeker willen weten dat alle decentralisaties waarmee de gemeenten nu moeten werken goed landen. Volgens de SP kan Gorinchem dat prima. Wij werken tenslotte al in heel veel opzichten samen en kunnen daarmee gewoon verder gaan in het samenwerkingsverband, zoals ook omschreven. Zorgen maken wij ons echter over de financiële consequenties die een en ander zal hebben, met name voor de gebruiker. Tenslotte voert het rijk met de decentralisaties een bezuinigingstaakstelling door, die door de vorige voorzitter van de raad een uitdaging werd genoemd. Wij zitten inmiddels lang genoeg in de raad om te weten dat we met name met uitdagingen goed uit moeten kijken. Op enige termijn willen wij dan ook graag vernemen of de decentralisaties werkelijk binnen de financiële kaders kunnen worden uitgevoerd en wat daarvoor moet wijken. Het wil er bij ons niet in dat zo’n grote decentralisatie, die ook nog voor minder geld moet worden uitgevoerd, niet zal betekenen dat er minder uitgevoerd kan worden dan daarvoor. De SP wil dan ook graag horen wát er minder gedaan kan worden en wat daarvan mogelijk de consequenties zijn voor de gebruikers. De heer Schefferlie heeft gezegd trots te zijn op de voorzitter van de VNG, die hiervoor zoveel moeite zou doen. Zelf heb ik enige weken geleden met afgrijzen gelezen dat de VNG het voorstel heeft gedaan gemeenten de kans te geven om zorgvragers die langdurige zorg zouden vragen te dwingen die zorg eerst aan familie en vrienden te vragen. Ik ben het in dit opzicht dus niet met de heer Schefferlie eens. De heer Schefferlie: Als je goede vrienden hebt, kun je dat best doen. Mevrouw Dansen: Dan heb ik waarschijnlijk pech! De heer Wildschut: Mijnheer de voorzitter. Allereerst moet ik mijn fractiegenote excuseren, die zich een half uur geleden ziek heeft moeten melden en de bespreking van dit
F-8
agendapunt had voorbereid. Mij zijn nu een aantal aantekeningen ter hand gesteld, waarvan ik zal proberen een congruent verhaal te maken! De voorzitter: Dat zou ik een uitdaging willen noemen! De heer Wildschut: Het past ook goed in het verhaal dat voorligt en daarom zal ik die poging ook wagen. Aan de orde is hier een intentieverklaring tot samenwerking, een startpunt. Hoe we daaraan invulling gaan geven, met welke partijen we samenwerken en welke afspraken daarbij horen, zal allemaal nog uitgewerkt moeten worden. Het levert aan de ene kant een risico op – waarover ik direct nog een aantal vragen zal stellen –, aan de andere kant zien wij het ook wel met vertrouwen tegemoet, juist in het sociale domein, waarin we onze sporen al verdiend hebben. De heer Schefferlie noemde zojuist de RSD en de Avelingen Groep, nu zijn we bezig met de arbeidsmarktregio, die zo’n beetje in dezelfde sferen rondhangt. Binnen dezelfde groep deelnemers bestaan dus al samenwerkingen die succesvol zijn en dat biedt hoop. De uitdaging is nu om de intentie die we uitspreken ook daadwerkelijk om te zetten in een effectieve en efficiënte samenwerking, want daar draait het om. Ik sluit me wat dat betreft aan bij de woorden van de heer Wientjes. Bij het decentralisatieproces zijn nogal wat partners betrokken: allereerst de inwoners die het betreft en gebruik maken van de dienstverlening, maar ook gemeenten, maatschappelijke partners, zorgverleners en medewerkers van zorgverleners. Wij voorzien hierin een complex proces met veel belangen, zowel gelijke als tegenstrijdige belangen. Naar onze mening is de regierol hierbij heel belangrijk. Hoe denken het college en de andere gemeenten die de intentie uitspreken met elkaar samen te werken, te voorzien in die regierol? Hoe zal ervoor worden gezorgd dat die processen op tijd kwalitatief tot het gewenste resultaat zullen leiden? Uiteindelijk gaat het wat ons betreft om de kwaliteit van de dienstverlening aan de inwoners. Effectief en efficiënt, ja, maar zeker ook kwalitatief goed. Mede in antwoord op de vraag van mevrouw Dansen merk ik op dat het wat ons betreft niet minder of meer hoeft te zijn, maar dat het ook heel goed anders kan zijn. Meer/minder is voor ons geen issue. Het mag ánders zijn, als het maar kwalitatief is. Mevrouw Dansen: Ik denk dat wij het er allemaal wel over eens zijn dat het gewoon goed moet zijn. De heer Wildschut: Ja, maar het mag best minder zijn in die gevallen waar minder nog steeds goed is. Mevrouw Dansen: Daarover zullen we over een poosje in discussie gaan. De heer Wildschut: Op die aspecten zullen wij ook de voortgang van het proces toetsen: met name de kwaliteit en ook de overzichtelijkheid van de uitvoering en de controle die we daarop kunnen uitoefenen. Wethouder Oostrum: Mijnheer de voorzitter. Het doet mij genoegen dat vanuit de raad een behoorlijk congruente reactie is gekomen. Ik heb van iedereen gehoord dat het in ieder geval kwalitatief goed moet zijn en dat is ook waar we met z’n allen voor gaan.
F-9
We zijn niet voor niets met de zes gemeenten in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden bij elkaar gaan zitten om na te gaan hoe we het moeten aanpakken. Het heeft geleid tot de stuurgroep SIP, waarin we de drie decentralisaties bij elkaar oppakken. Met elkaar proberen we zo van een visie via kaders tot een goede uitvoering te komen. Dat programma komt achter de kaderstelling en daarmee komen we bij de raad terug. Weliswaar is in het programmaatje nog heel ambitieus aangegeven dat we al in juni bij de raad terugkomen en in september nog een keer, maar zojuist heb ik van de regionale ambtelijke ondersteuning ingefluisterd gekregen dat het wel eens krap zou kunnen worden om juni te halen. De volgende stap krijgt de raad dan in ieder geval in september en in oktober te horen. De raad blijft hierbij dus betrokken. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Van der Roest dat de raad op achterstand zou staan veroorloof ik mij de brutaliteit te zeggen dat ik in een aantal sessies die hebben plaatsgevonden slechts zeer beperkt raadsleden van de gemeente Gorinchem heb aangetroffen, en met name de twee die op dit moment niet aanwezig zijn. Iemand die vindt dat de raad op achterstand staat, zal daarom misschien voor een deel ook naar zichzelf moeten wijzen, omdat men gewoon niet geweest is op momenten dat het kon… De heer Van der Roest: Ik heb gezegd dat de raad financieel op achterstand staat en dat is iets anders. Wethouder Oostrum: Ik ben blij dat u het in ieder geval zo bedoeld hebt en het spijt me dat ik het dan anders verstaan heb. Het is hoe dan ook zonder meer de bedoeling de raad hierbij te betrekken. Toevallig hebben wij vanmorgen weer met 17 gemeenten en een 21-tal instellingen, alleen al op het gebied van de jeugdzorg, bij elkaar gezeten en ook daar is met nadruk opgemerkt dat de raadsleden hierbij stap voor stap betrokken moeten blijven worden. Per slot van rekening moet de raad er ook vertrouwen in krijgen dat we dit proces tot een goed einde brengen, zodat straks kwalitatief, effectief en efficiënt gewerkt kan worden. Uitgangspunt daarbij is inderdaad dat wij het beleid maken en dat de professionals de ruimte moeten krijgen om het heel goed te kunnen doen. Ook met de uitvoerende instellingen zitten wij regelmatig bij elkaar om te bezien hoe we elkaar kunnen versterken. Waar de term ‘innovatie’ is gevallen, kan ik u verzekeren dat er een enorme innovatie aan staat te komen. Tot op dit moment doen wij nog zaken met instellingen waar professionals werken, maar straks zullen we echt de ruimte geven aan professionals om te werken. De instellingen zijn er dan vooral om te zorgen voor de ketens en de verbindingen tussen de professionals, waar dat nodig is. Ook de instellingen staan dus in de startblokken en zijn met elkaar in overleg om op het gebied van de jeugd tot een ontschotting te komen. In plaats van de vraag te stellen in welk hokje een bepaalde zorgvraag thuishoort, zal geredeneerd moeten worden vanuit één kind, één gezin, één plan en één regisseur. Het betekent nogal wat voor de instellingen, die gewend zijn aan vaste patronen te werken en heel afgebakende diagnosebehandelcombinaties te leveren. De heer Wientjes heeft nogal wat richtlijnen genoemd. Ik zou bijna zeggen dat hij er in zijn eentje meer heeft genoemd dan alle andere sprekers bij elkaar. Het is waar dat wij de kaders moeten opstellen, maar wij zullen vooral moeten voorkomen dat er te gedetailleerde kaders worden gesteld. De professionals moeten wel de ruimte krijgen om hun
F - 10
werk goed te doen, en dat allemaal met het oogmerk gelukkige en tevreden burgers in onze gemeenten te hebben. Op dit moment hebben we het alleen over de congruente samenwerking in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden op het sociale domein. In dat sociale domein wordt momenteel door de RSD en de Avelingen Groep ook samengewerkt met de gemeente Lingewaal. Ook de gemeenteraad van Lingewaal is vanavond in vergadering bijeen, maar zal daarin, naar wij hebben begrepen, geen uitspraak doen over de vraag of Lingewaal onze kant op zal komen, of naar Rivierenland zal gaan. Wellicht zal daarover wat later een definitieve beslissing worden genomen. Wat Alblasserwaard-Vijfheerenlanden betreft is Lingewaal van harte welkom in dat congruente samenwerkingsverband, want uiteindelijk zitten de leerlingen uit die gemeente heel vaak bij ons op school en komen de mensen vandaar heel vaak onze winkelstad Gorinchem of onze culturele voorzieningen bezoeken. De heer Schefferlie heeft gezegd trots te zijn op mevrouw Jorritsma, de voorzitter van de VNG. Ik sluit me graag aan bij haar stelling dat niet de gemeenten, maar de samenwerkingsverbanden groter moeten worden. Wij zijn daarmee hard op weg. Alblasserwaard-Vijfheerenlanden telt 120.000 tot 125.000 inwoners, waarmee de samenwerking ruimschoots op de schaal van 100.000+ komt te liggen. Daarbij zorgen wij ervoor dat er een herkenbare binding met de inwoners blijft. Bij alle decentralisaties geldt als uitgangspunt dat de uitvoering lokaal, en vooral ook wijkgericht gestalte krijgt. Dat past geheel bij de kaders die de raad heeft gesteld voor Meedoen. Er wordt vooral vanuit het individu in de wijk geredeneerd, om ervoor te zorgen dat daar geboden kan worden wat mensen nodig hebben. De vraag is gesteld of het zal lukken beleidsmatige keuzes te maken. Zoals ik eerder heb gezegd, wordt de raad nauw bij het proces betrokken. Of het juni/september zal worden, of september/oktober, is op dit moment nog niet duidelijk, maar wij streven ernaar de raad zo snel mogelijk van visie via kaders naar programma en uitvoering te brengen. De heer Schefferlie: Kunt u ook een voorbeeld geven van de keuzes die ons straks zullen worden voorgelegd? Gaan die bijvoorbeeld over intensiteit van het beleid? Wethouder Oostrum: Dat is een lastige, want wij verkeren op dit moment ook nog in het stadium van de ruime kaders. Ik probeer naarstig een voorbeeld te zoeken… De voorzitter: Wellicht kan wethouder Faro licht in deze duisternis brengen. Wethouder Faro: Over een tijdje hebben we een ongedeeld participatiebudget. Een van de vragen die concreet aan deze raad zullen worden voorgelegd is hoe we dat participatiebudget gaan verdelen tussen de Avelingen Groep en de RSD. De heer Schefferlie: Dat vind ik in ieder geval een duidelijk voorbeeld. Het zou overigens aantrekkelijk zijn om een compleet beeld te krijgen van de keuzes die straks naar voren komen, zodat we ons daarop vroegtijdig kunnen oriënteren. Wethouder Oostrum: Akkoord. Om te komen van visie naar kaders worden ondertussen al pilots opgestart, zowel in de Alblasserwaard als in de Drechtsteden en in de
F - 11
Hoekse Waard, om na te gaan hoe het mogelijk is het ontschotte werken, het werken tussen instellingen, te vereenvoudigen, zodat niet alles via managementlagen hoeft te worden overlegd, maar dat professionals met elkaar in een gezin aan het werk kunnen. Daarmee komen we nog niet naar de raad, maar daarover kan ik te zijner tijd uiteraard wel informatie verstrekken. In de samenwerking beschikken we inderdaad, zoals de heer Van der Roest zei, over schaarse middelen. Het rijk draagt taken over met al op voorhand een directe korting, maar op hoofdlijnen wordt de gemeentebegroting straks wel ongeveer twee keer zo groot met de middelen die overkomen. Er komt dus een behoorlijk budget over om onze verantwoordelijkheid waar te kunnen maken. Niet alleen door de vorige voorzitter van de raad, maar collegebreed is destijds gezegd dat het een uitdaging is om dit te doen, maar dat wij ervan overtuigd zijn dat wij het met beperkte middelen beter kunnen doen dan het op dit moment door het rijk en de provincie wordt uitgevoerd. Wij zullen dat bewijzen en de raad daarin meenemen. Het betekent dus niet dat er dingen minder zullen gebeuren, maar wel dat wij ook de eigen kracht van de burger en van het netwerk, en waar nodig versterking daarvan, nodig hebben om het ook daadwerkelijk te kunnen waarmaken. De heer Schefferlie: Tijdens de presentatie die wij hierover hebben gehad heb ik de indruk gekregen dat de intensiteit van de zorg die vanuit de Wmo naar ons toe komt zal inhouden dat het zorgniveau, het moment waarop het verstrekt wordt, wel minder zal worden. Kunt u daarover ook iets zeggen? Wethouder Oostrum: We zullen niet hetzelfde doen, maar we zullen het anders gaan doen… De heer Van der Roest: Is dat niet een ander woord voor minder? Wethouder Oostrum: Neen. In dit geval is anders echt anders en niet minder. Sterker nog: wij denken dat er zelfs een verbetering in kan zitten door op een ontschotte manier met inwoners om te gaan en de eigen verantwoordelijkheid in belangrijke mate te laten bij de mensen, die zelf de ondersteuningsvraag kunnen stellen, maar vervolgens ook de ondersteuning krijgen waar ze echt behoefte aan hebben. Gevraagd is tenslotte of de gemeente wel de regierol kan pakken als met zoveel partners met veel en verschillende belangen moet worden gewerkt. Het is nog sterker: de partners met wie wij aan tafel zitten hebben in bepaalde opzichten elkaar al gevonden en komen vervolgens zelf met de vraag aan de gemeente of ze asjeblief wil aanschuiven omdat ze de regierol nog missen. De heer Wildschut: U hebt het nu over de regierol van de gemeente jegens de partners, maar mij ging het vooral om de regierol die de gemeente kan vervullen om juist tot een congruente samenwerking van de gemeenten onderling te komen. Wethouder Oostrum: Die regierol hebben wij in feite in de stuurgroep SIP opgepakt voor Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en waar nodig zullen we die bij de jeugdzorg oppakken op Zuid-Holland Zuid-niveau. Dat met elkaar heeft uiteindelijk geresulteerd in het gezamenlijke voorstel dat momenteel in alle zes gemeenten van de AV voorligt.
F - 12
Zelfs in Zuid-Holland Zuid-verband sluit het heel nauw aan bij wat men daar aan het bespreken is. Én in de Hoekse Waard én in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden én in de Drechtsteden wordt gesproken over een congruent samenwerkingsverband. Die drie passen vervolgens voor de opgeschaalde zorg weer in het samenwerkingsverband ZuidHolland Zuid. De heer Van der Roest: Ik heb nog een vraag gesteld over het wat merkwaardige uitgangspunt dat in het voorstel is geformuleerd betreffende de toegang naar de tweedelijnszorg. Bent bereid dat aan te passen? Wethouder Oostrum: Kunt u dat nog even toelichten? De heer Van der Roest: In de inleiding staat dat de toegang naar de tweedelijnszorg zoveel mogelijk beperkt zou moeten worden voor hen die specialistische hulp nodig hebben. Volgens mij zou het woordje ‘voor’ gewijzigd moeten worden in tot. Wethouder Oostrum: U hebt taalkundig helemaal gelijk. De voorzitter: Dat betekent dat het zal worden aangepast. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel besloten. 7. Kaderstelling herziening bestemmingsplan bedrijventerrein ‘Avelingen-Schelluinsestraat’ t.b.v. de uitbreiding van Promelca/Vreugdenhil aan de Timorstraat (nr. 2013-994). 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel Promelca, gevestigd op het bedrijventerrein Avelingen-Oost aan de Timorstraat, heeft besloten de productie in Gorinchem te gaan uitbreiden. Hiertoe wordt een nieuwe productiefaciliteit gerealiseerd. Vanwege de gewenste hoogtes en de verschuiving van de aanwezige zichtzone op de locatie is een herziening van het bestemmingsplan bedrijventerrein Avelingen - Schelluinsestraat noodzakelijk. Het bedrijf heeft hiervoor een verzoek bij ons ingediend. Wij stellen u voor: a. in te stemmen met het verzoek tot uitbreiding van Promelca op hun locatie aan de Timorstraat waarbij de belangrijkste kaders zijn: -
het realiseren van een nieuwe poedertoren en twee bijbehorende indampers ('evaporators') met hoogtes van respectievelijk 46,5 meter en 37 meter; de andere bouwdelen krijgen een hoogte van maximaal 20 meter;
-
het verschuiven van de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije (zicht)zone', zoals opgenomen in het bestemmingsplan, vanwege de omvang en situering van de nieuwbouw van Promelca;
b. hiertoe een herziening van het bestemmingsplan bedrijventerrein 'Avelingen en Schelluinsestraat' te laten opstellen. 2. Fase trechter We bevinden ons in de keuzefase. 3.Inleiding /aanleiding Het bedrijf Promelca heeft bij ons een verzoek ingediend tot herziening van het bestemmingsplan bedrijventerrein Avelingen - Schelluinsestraat ten behoeve van de bouw van een nieuwe productiefabriek. 4. Inhoud / Kaders Ten behoeve van de bouw van een nieuwe productiefabriek heeft Promelca een verzoek bij ons ingediend tot herziening van het bestemmingsplan bedrijventerrein 'Avelingen - Schelluinsestraat'. Het bedrijf is ge-
F - 13
vestigd op het bedrijventerrein Avelingen-Oost, aan de Timorstraat en heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming 'bedrijventerrein - watergebonden'. Promelca is een internationaal opererende onderneming, die zich richt op de productie van en handel in gesproeidroogde zuivelproducten. Het bedrijf is de afgelopen jaren sterk gegroeid, met als resultaat dat de productiecapaciteit haar grenzen heeft bereikt. Op basis hiervan heeft het moederconcern Vreugdenhil besloten de productie verder uit te breiden. Het bedrijf had hierbij de keuze uit vier locaties. Uiteindelijk heeft Vreugdenhil besloten in Gorinchem te gaan uitbreiden. De verwachting van Promelca dat de melkproductie in Nederland vanaf 2015 zal stijgen als gevolg van het opheffen van de quotering, speelt hierbij ook een rol. Teneinde de productie bij Promelca in Gorinchem uit te breiden, is het voornemen om, naast de bestaande fabriek, een nieuwe productiefaciliteit te realiseren voor het verwerken van rauwe melk tot melkpoeder. In de nieuwe productiefaciliteit worden dezelfde processen uitgevoerd als in de bestaande fabriek, echter wel volgens de laatste stand der techniek. In de afgelopen maanden hebben wij met Promelca de hiervoor genoemde plannen tot uitbreiding besproken. Zoals aangegeven, heeft dit perceel de bestemming 'bedrijventerrein - watergebonden'. Binnen deze bestemming is er een bebouwingspercentage van 70% van toepassing en mag de hoogte voor gebouwen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, 12 meter bedragen. Er is voor ons college binnen deze bestemming een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen: voor gebouwen kan ontheffing tot 18 meter en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, ontheffing tot 25 meter worden verleend. Het verzoek tot herziening van het bestemmingsplan behelst: 1. De bouwhoogte binnen het bouwvlak. zoals opgenomen in het bestemmingsplan, vanwege de nieuwe poedertoren en bijbehorende indampers ('evaporators'). De hoogte van de nieuwe poedertoren zal nagenoeg gelijk zijn aan de bestaande poedertoren (welke een hoogte van 46,5 meter heeft) en is daarmee het meest in het oog springende onderdeel van hun aanvraag. Deze toren krijgt een hoogte van circa 47 meter en is aan de zijde van de rivier gesitueerd. Daarnaast wordt voorzien in de bouw van twee evaporators welke een hoogte van 37 meter krijgen en nabij de poedertoren zijn gesitueerd. In het bestemmingsplan is de huidige poedertoren positief bestemd. Met het oog op toekomstige uitbreidingen is om deze toren heen een bebouwingsvlak aangegeven waar een hoogte van 48 meter mogelijk is. Promelca heeft onderzocht of de nieuwe toren en de bijbehorende indampers binnen dat vlak kunnen worden plaatsen. Dat is niet mogelijk omdat de fabriek die op de betreffende locatie staat in de toekomstplannen van het bedrijf gehandhaafd blijft. De hoogte van de diverse bouwdelen staat aangeven op de tekeningen die u in de bijlage aantreft. De onderbouwing (d.m.v. de 'aanmeldingsnotitie beoordeling MER-plicht' van Promelca) van de plannen is eveneens als bijlage bijgevoegd. Daarnaast zal het aantal vervoersbewegingen ten gevolge van de uitbreiding gaan veranderen. Per etmaal komen er 34 vrachtwagens extra (met melk) naar de nieuwe fabriek. De producten die in de nieuwe fabriek worden gefabriceerd, gaan vervolgens via 5 vrachtwagens naar 'buurman' LCG waar het vervolgens per schip wordt afgevoerd. Deze wijze van vervoer heeft onze instemming. Volledigheidshalve geven wij aan dat de afvoer van de producten uit de huidige fabriek sinds enige tijd ook deels via LCG verloopt (circa 15 vrachtwagens). De aanvoer naar de huidige fabriek geschiedt via 70 vrachtwagens per etmaal De exacte hoogte van de bouwdelen, anders dan de poedertoren en indampers, is momenteel nog niet geheel duidelijk; op de tekeningen heeft Promelca daarom een hoogte aangehouden van 20 meter. Deze 20 meter sluit aan bij de ontheffingsmogelijkheid van 18 meter, die in het bestemmingsplan is opgenomen. Het bouwplan voorziet in de bebouwing van het perceel dat tot voor kort de zogenaamde haven was. Als onderdeel van de overeenkomst met Promelca inzake het project 'Uiterwaardvergraving Avelingen' is met
F - 14
het bedrijf afgesproken dat zij dit perceel zouden verwerven en gaan bebouwen. Dit plan past binnen deze afspraken. Ten aanzien van het plan zelf: Een hoogte van 46,5 meter is fors. Maar omdat de huidige poedertoren al een vergelijkbare hoogte heeft, kan worden ingeschat hoe het beeld er uitziet als er een soortgelijke toren wordt toegevoegd. Uit stedenbouwkundig oogpunt kan ingestemd worden met de hoogte en situering; een industrieel landmark aan de rivier op de voorgestelde locatie is goed denkbaar. Promelca geeft onderstaande onderbouwing voor de hoogte van de toren: De hoogte van 46,5 meter van de nieuwe sproeidrooginstallatie wordt bepaald door de volgende feiten: - de laatste stand der techniek wordt toegepast voor het zo energiezuinig mogelijk drogen van melk; - er wordt zo veel mogelijk van de zwaartekracht gebruik gemaakt bij het transport van het poeder; - de afmetingen zijn afgestemd op een zo klein mogelijke kans op storingen door verstopping en een productiecapaciteit van 8 ton poeder per uur. Als bijlage is een conceptafbeelding van de verpakkingslijn geplaatst onder de droogtoren (vanwege benutting van de zwaartekracht) gevoegd, waaruit duidelijk wordt dat de installatie de hoogte nodig heeft. De ruimte boven de droger is nodig om onderhoud mogelijk te maken. 2. Het verschuiven van de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije zichtzone', zoals opgenomen in het bestemmingsplan, vanwege de omvang en situering van de nieuwbouw. In het vigerende bestemmingsplan ligt op het terrein van Promelca een gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije zichtzone' van 100 meter, waarbinnen een strook van 20 meter breed niet met gebouwen mag worden bebouwd. De omvang van de nieuwe productiefaciliteit is dusdanig dat deze tot 10 meter de perceelgrens nadert. Vanwege de benodigde ruimte voor het vrachtverkeer (manoeuvreren en passeren), wordt een aangrenzende strook van circa 10 meter aangekocht of met de huidige eigenaar worden door het bedrijf hierover afspraken gemaakt teneinde te kunnen garanderen dat dit niet op bezwaren van de buren zal stuiten. Na aankoop en/of overeenstemming is er dan een strook van 20 meter aanwezig ten behoeve van de afhandeling van het vrachtverkeer, die tevens kan dienen als bebouwingsvrije strook (zichtzone). Echter, de aan te kopen 10 meter brede strook valt buiten de in het bestemmingsplan aangegeven gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije (zicht)zone'. Promelca verzoekt daarom de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije (zicht)zone' te verschuiven (of te verruimen) met 10 meter in westelijke richting. In bijlage 1 is de gewenste ligging van de bebouwingsvrije strook van 20 meter weergegeven. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan in 2009 was het idee bij de realisatie en het behoud van zichtlijnen op dit bedrijventerrein tweeërlei. Enerzijds was het idee om 'het contact' tussen water en Wolpherensedijk vice versa visueel in stand te houden. Vanaf de dijk moet je op een aantal plekken de rivier kunnen zien. Anderzijds was het achterliggende idee om te zorgen dat er lucht tussen de gebouwen aanwezig blijft waardoor er niet een groot bouwblok ontstaat. Het gedeeltelijk verschuiven van de zichtzone bij Promelca maakt geen inbreuk op de twee bovenstaande uitgangspunten en is wat ons betreft mogelijk. Omdat het verzoek in strijd is met het bestemmingsplan, is het tevens in het kader van de beleidslijn Grote Rivieren door Rijkswaterstaat beoordeeld. Een vooroverleg met partijen heeft plaatsgevonden en was positief. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Het bestemmingsplan bedrijventerrein Avelingen-Schelluinsestraat dat op 23 juni 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld. 6. Betrokkenheid derden Het uitbreidingsplan is besproken met Rijkswaterstaat vanwege de beleidslijn Grote Rivieren. 7. Beoogd effect Het herzien van het bestemmingsplan op basis waarvan planologische medewerking aan de uitbreidingsplannen van Promelca op de locatie aan de Timorstraat kan worden verleend.
F - 15
8. Risico's of kansen De reguliere mogelijkheden tot zienswijze en beroep bij een bestemmingsplanprocedure. De uitbreiding van dit bedrijf is een mooie kans voor Gorinchem, zeker in deze economische moeilijke tijden. 9. Financiële consequenties Met Promelca zal een exploitatieovereenkomst over plankosten en planschade worden afgesloten. 10. Vervolgproces Nadat de gemeenteraad met dit voorstel heeft ingestemd zal het college starten met het wettelijk vooroverleg en de inspraakprocedure voor het bestemmingsplan. 11. Communicatie Op het voorontwerpbestemmingsplan is de inspraakverordening van toepassing en zal er inspraak worden verleend. Het voorontwerpbestemmingsplan ligt daarbij gedurende 6 weken ter inzage. Als onderdeel van deze procedure organiseren wij een inloopbijeenkomst, Daarnaast wordt het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het wettelijk vooroverleg ter advisering aan de betreffende instanties voorgelegd. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst 13. Nadere standbepaling college 14. Definitief voorstel raad Wij stellen u voor a. in te stemmen met het verzoek tot uitbreiding van Promelca op hun locatie aan de Timorstraat waarbij de belangrijkste kaders zijn: -
het realiseren van een nieuwe poedertoren en twee bijbehorende indampers ('evaporators') met hoogtes van respectievelijk 46,5 meter en 37 meter; de andere bouwdelen krijgen een hoogte van maximaal 20 meter;
-
het verschuiven van de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije (zicht)zone', zoals opgenomen in het bestemmingsplan, vanwege de omvang en situering van de nieuwbouw van Promelca;
b. hiertoe een herziening van het bestemmingsplan bedrijventerrein 'Avelingen en Schelluinsestraat' te laten opstellen.
De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. Het is goed voor de lokale werkgelegenheid dat we dit bedrijf kunnen behouden. Aan de andere kant is het wel jammer dat nu weer zo’n hoog gebouw aan onze skyline wordt toegevoegd, want dat leidt de aandacht nogal af van de vesting, maar het is niet anders. Ik heb hierover enkele vragen te stellen en hoop dat het college die kan beantwoorden. In het voorstel is sprake van een “laatste stand der techniek”. Wat betekent dit nu voor het milieu? Ik vermoed namelijk dat het daarom gaat, maar dat wordt me niet helemaal duidelijk. Het voorstel voorziet in een goede aanpak van de aan- en afvoer. Welke mogelijkheden heeft de gemeente echter om de onderneming daaraan te houden? Als uiteindelijk namelijk zou worden gekozen voor concentratie, of vervoer per auto, zal dat een aanmerkelijke toename van de belasting van het wegennet veroorzaken. Tenslotte een misschien wat vervelende vraag, maar volgens mij niet helemaal onzinnig. In hoeverre zijn we zeker van de continuering van de bestaande aansluiting bij Avelingen? De heer Chaaby: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn ontzettend blij met dit voorstel tot herziening van het bestemmingsplan voor het bedrijfsterrein Avelingen. Juist in deze F - 16
moeilijke economische tijden is het toe te juichen dat Promelca in Gorinchem een uitbreiding wil van nog een productiefaciliteit, waarmee in ieder geval de werkgelegenheid behouden en hopelijk zelfs nog wat uitgebreid kan worden, en ook meer binding van het bedrijf aan Gorinchem tot stand komt. Wethouder Rijsdijk: Mijnheer de voorzitter. Het is natuurlijk goed te zien hoe het bedrijventerrein Avelingen zich ontwikkelt voor watergebonden bedrijvigheid. Daarnaast worden nog meer ontwikkelingen in gang gezet, mede dankzij het project Ruimte voor de rivier. Zo wordt een grote langskade gerealiseerd, die het ook weer mogelijk maakt meer transport over water te realiseren. Concreet is een vraag gesteld over de laatste stand der techniek. Het is een term die voornamelijk wordt gebruikt bij milieuvergunningen en houdt in dat in het hele milieuvergunningentraject dat doorlopen moet worden voor deze installatie de laatste stand der techniek wordt meegenomen. De heer Van der Roest: Ook voor de bestaande? Wethouder Rijsdijk: Nee, want de overheid kan niet afdwingen dat een bestaande installatie die niet is afgeschreven vervangen wordt. Zodra een nieuwe installatie gebouwd wordt, wordt daarnaar gekeken door de Omgevingsdienst. Geïnformeerd is voorts hoe “hard” de bepalingen zijn inzake het transport en de aan- en afvoer. Als de raad heeft ingestemd met deze startnotitie, gaan alle onderzoeken van start om te komen tot een bestemmingsplan en daar zitten alle milieucomponenten in, inclusief de verkeersbewegingen. Als later blijkt dat het bedrijf anders reageert, zullen we met het bedrijf in overleg moeten op basis van de vergunningen waarover het bedrijf beschikt. Het is overigens niet direct afdwingbaar, in die zin dat we de bestemming eraf zouden halen. De vraag over de bestaande aansluiting bij Avelingen zou eigenlijk moeten worden beantwoord door collega Doodkorte, maar ik denk niet dat hij die vraag kan beantwoorden en dat kan ik ook niet. In de discussie over de A27 wordt de afrit nog steeds meegenomen, maar het definitieve plaatje is nog niet bekend. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. Werkgeverschap griffie (nr. 2013-985). 1. Korte samenvatting van de Inhoud en voorstel Om het werkgeverschap van de griffie goed te regelen wordt het volgende voorgesteld: -
Alle Rechtspositieregelingen die van toepassing zijn op het gemeentepersoneel formeel vaststellen (de betreffende regelingen staan op het bureaublad onder het icoontje Rechtspositieregelingen Ambtenaren Gorinchem en staan ook genoemd in de bijlage);
-
Het besluit van 24 april 2003 intrekken;
-
Een werkgeverscommissie instellen;
-
Aan deze commissie de bevoegdheden mandateren die rechtstreeks voortvloeien uit de Ambtenarenwet, de op deze wet gebaseerde en door de raad vastgestelde rechtspositionele voorschriften en de artikelen 107a tot en met 107e van de Gemeentewet, met uitzondering van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 107a, tweede lid, 107d, eerste lid en 107e, eerste lid, van de Gemeentewet;
F - 17
-
Raadslid dhr. F. Duijnhouwer benoemen tot voorzitter en de raadsleden dhr. R. van Luijk en mw. R. van Maaren tot lid van de werkgeverscommissie voor de duur van de zittingsperiode van de raad;
-
De "Verordening werkgeverscommissie" vaststellen.
2. Inleiding / aanleiding Op 7 maart 2002 is de dualisering van het gemeentebestuur ingevoerd. Door middel van het amendement De Cloe c.s. koos de Tweede Kamer voor een zelfstandige raadsondersteuning in de vorm van een verplichte griffier. De gemeenteraad kreeg hierdoor een werkgeversrol, want de griffier viel niet onder het college van Burgemeester en Wethouders. In de raadsvergadering van 24 april 2003 is de "Regeling inzake de mandatering van personele beslissingsbevoegdheden ten aanzien van de ambtenaren van de griffie van de gemeente Gorinchem* vastgesteld. Onder andere betekende dit dat de voorzitter van de raad gemandateerd was tot het nemen van rechtspositionele besluiten t.a.v. de griffier. Tevens werd in dezelfde raadsvergadering besloten om "de huidige gemeentelijke rechtspositieregelingen en de door of namens het college in de toekomst vast te stellen rechtspositieregelingen van toepassing te verklaren op de griffier en de op de griffie werkzame personen". In de periode van 2008-2010 hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Vereniging van Raadsleden (Raadslid.NU) en de Vereniging van Griffiers (VvG) hard gewerkt aan het in kaart brengen van alle aspecten, regels en verbanden die een rol spelen in de positionering van de griffier en de griffie in het decentraal bestuur (gemeenten en provincies). Gezamenlijk hebben deze partijen een handreiking opgesteld onder de naam "De (rechts)positie griffie(r) in het decentrale bestuur".op enkele specifieke onderdelen heeft prof. D.J. Elzinga advies uitgebracht. Hieruit is naar voren gekomen dat een besluit zoals in 2003 door de gemeenteraad is genomen eigenlijk niet juist is. Dit spoort niet met het werkgeverschap van de gemeenteraad. De Gemeentewet is inmiddels op dit punt ook gewijzigd, waardoor het niet meer mogelijk is dat het vaststellen van rechtspositieregelingen voor de griffie gemandateerd of gedelegeerd wordt aan het college. Hét voorstel dat nu voorligt heeft als doel het werkgeverschap van de griffie nu ook in onze gemeente goed te regelen. 3. Inhoud / Kaders De gemeenteraad is, zoals hiervoor is vermeld, de werkgever van de griffier en de griffiemedewerkers. Daarom is bepaald dat ook de Rechtspositieregelingen formeel vastgesteld moeten worden door de raad. Wij als college stellen deze regelingen vast voor het gemeentepersoneel en u als raad doet het voor de griffie. Tenzij het noodzakelijk is om speciaal op de griffie toegesneden regelingen vast te stellen, is het de bedoeling dat er voor de gehele gemeente met dezelfde regelingen wordt gewerkt. Over de zogeheten CAR-UWO (de Arbeidsvoorwaardenregeling voor de gemeenten) wordt op landelijk niveau in het LOGA (= Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden) onderhandeld tussen het College voor Arbeidszaken van de VNG en de vakorganisaties. Wanneer op dat niveau overeenstemming is bereikt worden de wijzigingen in de Arbeidsvoorwaarden door het LOGA ter vaststelling aan de gemeenten aangeboden. Deze wijzigingen moeten dan zowel door ons als college als door u als raad formeel worden vastgesteld. Het vaststellen van deze wijzigingen alsmede het eventueel vaststellen van andere rechtspositieregelingen kunt u als raad delegeren dan wel mandateren aan een uit leden van uw raad samengestelde werkgeverscommissie. Bij delegeren wordt de bevoegdheid overgedragen aan de gedelegeerde instantie en bij mandateren worden de besluiten genomen namens de mandaatverlener. Binnen de gemeente hebben wij er als college voor gekozen om op personeelsgebied de afdelingshoofden mandaat te verlenen. Het lijkt ons daarom logisch dat deze gedragslijn ook hier wordt gevolgd. In eerste instantie stellen wij u voor om als raad alle regelingen zoals deze op dit moment bestaan formeel vast te stellen en vervolgens voor de toekomst deze bevoegdheid te mandateren aan de werkgeverscommissie.
F - 18
Hoe wordt deze werkgeverscommissie nu samengesteld? Belangrijk is dat de burgemeester op grond van artikel 83, lid 2, van de Gemeentewet geen lid kan zijn van deze commissie. Wel is het aan te bevelen dat hij waar nodig wordt ingeschakeld als adviseur. Op zich is iedere gemeente vrij om een verordening voor de werkgeverscommissie te maken. Wat betreft de voorzitter zijn er verschillende mogelijkheden: de raad wijst de voorzitter aan; de raad wijst bij voorkeur de plaatsvervangend voorzitter van de raad als zodanig aan; de leden kiezen uit hun midden een voorzitter. In de modelverordening die bij de stukken door de VNG is aangeboden, alsmede in de eerder genoemde handreiking staat dat bij voorkeur de plaatsvervangend voorzitter als zodanig wordt aangewezen. Verder staat in die modelverordening vermeld dat de commissie naast de voorzitter uit twee of vier leden bestaat. Deze leden komen dan zowel uit de coalitie als uit de oppositie. Wij stellen u voor om de plaatsvervangend voorzitter van uw raad als voorzitter aan te wijzen en daarnaast twee leden aan te wijzen als lid. Om in de toekomst de mogelijkheid open te houden van zowel een andere voorzitter als vier leden in plaats van twee stellen wij voor om in de "Verordening werkgeverscommissie" de tekst van de voorbeeldregeling te handhaven t.w.: "De werkgeverscommissie bestaat uit een voorzitter, bij voorkeur de plaatsvervangend voorzitter van de raad en twee of vier andere leden uit de raad, bij voorkeur afkomstig uit de coalitie en de oppositie". 4, Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Op grond van het raadsbesluit van 24 april 2003 gelden alle rechtspositieregelingen ook voor de griffie. Zolang dit besluit niet is ingetrokken, is dat het geval. Maar inmiddels is, met name door het werk van prof. Elzinga, duidelijk geworden dat dit eigenlijk niet juist is en dat de gemeenteraad als werkgever van de griffie deze regelingen zelf moet vaststellen. 5. Beoogd effect Hiermee wordt het werkgeverschap van de griffie nu formeel goed geregeld. 6. Financiële consequenties Geen 7. Uitkomsten raadsbijeenkomst Alle fracties kunnen instemmen met agendering van het voorstel voor de komende verandering. 8. Nadere standbepaling college n.v.t. 9. Definitief voorstel raad -
Alle Rechtspositieregelingen die van toepassing zijn op het gemeentepersoneel formeel vast te stellen (zie bijlage);
-
Het besluit van 24 april 2003 in te trekken;
-
Een werkgeverscommissie in te stellen;
-
Aan deze commissie de bevoegdheden te mandateren die rechtstreeks voortvloeien uit de Ambtenarenwet, de op deze wet gebaseerde en door de raad vastgestelde rechtspositionele voorschriften en de artikelen 107a tot en met 107e van de Gemeentewet, met uitzondering van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 107a, tweede lid, 107d, eerste lid en 107e, eerste lid, van de Gemeentewet;
-
Raadslid dhr. F. Duijnhouwer te benoemen tot voorzitter en de raadsleden dhr. R. van Luijk en mw. R. van Maaren tot lid van de werkgeverscommissie voor de duur van de zittingsperiode van de raad;
-
De "Verordening werkgeverscommissie" vast te stellen.
De heer Van Luijk: Mijnheer de voorzitter. De griffier heeft in onze ogen een zeer belangrijke rol bij het ondersteunen van de raad, naast het verzorgen van de stukken ook
F - 19
als belangrijke sparring partner bij het uitwerken van moties en andere initiatieven. Voorts is hij onze vertegenwoordiger in het driehoeksoverleg tussen burgemeester, secretaris en griffier. De VVD is zeer tevreden met het instellen van de werkgeverscommissie voor de griffie, enerzijds omdat hiermee een feitelijke onjuistheid van de regeling uit 2003 wordt rechtgezet, maar vooral vanwege het feit dat de raad nu werkelijk zijn rol van werkgever voor de griffie op zich gaat nemen. Een volgende stap is wat ons betreft de definitieve invulling van de positie van de begin dit jaar formeel vertrokken hoofdgriffier. Net als de heer Van der Roest zojuist, heb ik nog een opmerking van tekstuele aard te maken. Ik had het ook tijdens de raadsbijeenkomst kunnen melden, maar toen heb ik er overheen gelezen. De verordening stelt dat de leden van de commissie bij voorkeur afkomstig zijn uit de coalitie en de oppositie. Volgens mij hebben we niet meer smaken in de raad. Ik stel daarom voor dit te wijzigen als volgt: bij voorkeur afkomstig uit zowel de coalitie als de oppositie. Mevrouw Dansen: Mijnheer de voorzitter. Net als de heer Van Luijk zijn wij erg blij dat het werkgeverschap van de griffie nu is geregeld zoals het bedoeld is in de dualisering van het gemeentebestuur. Wij vertrouwen erop dat de ingestelde commissie daarin haar taak zal nemen. Verder hecht ik eraan te zeggen dat onze fractie zeer tevreden is over de diensten van de huidige griffier. De voorzitter: Staat u mij toe op deze loftuitingen vanaf deze plek te reageren. In de door de heer Van Luijk geciteerde zinsnede zullen wij het woordje “zowel” toevoegen. Wij zullen nu spoorslags aan de gang gaan met de invulling, zoals wij ook hebben besproken in de commissie dualisering. De daar gemaakte afspraken zullen uiteraard worden gerespecteerd. Van de opvatting van de SP over de huidige griffier hebben wij goede nota genomen. Mevrouw Dansen: Dat ik dat nog mag horen in deze zaal! Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 9. Motie van ChristenUnie/SGP inzake schoolzwemmen.
Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Ik zal uitleggen waarom ik deze motie vreemd aan de orde van de dag nu indien. Eerst echter wil ik de raad mijn excuses aanbieden. Vorige week donderdag had ik de motie, zoals dat hoort, toegestuurd aan de fractievoorzitters, maar ik heb begrepen dat sommigen haar niet hebben ontvangen, en dat vind ik heel vervelend. Ik ben blij dat de griffie het hersteld heeft, maar er is nu wel minder voorbereidingstijd geweest en dat was niet mijn bedoeling. Deze motie hoort eigenlijk thuis bij de perspectiefnota. Het was ook ons plan om haar dan in te dienen, maar omdat wij vernamen dat de afspraken tussen het zwembad, de scholen en de vervoerders al op 1 juni gemaakt moeten worden, hebben wij gemeend de motie nu naar voren te moeten halen. Afgelopen november hebben wij de wethouder bij de begrotingsbehandeling gevraagd open te staan voor plannen die én een bezuiniging zouden kunnen realiseren op deze post én het schoolzwemmen zouden kunnen behou-
F - 20
den. De wethouder heeft die toezegging gedaan en aan die toezegging willen wij vandaag een vervolg geven met het indienen van deze motie. Zoals wij in november al hebben betoogd, hoeven eigen verantwoording en bezuinigingsdrift het voortbestaan van het schoolzwemmen niet in de weg te staan. In de raadsbijeenkomst van 7 mei heeft iedere fractie kennis kunnen nemen van de plannen die het Caribabad klaar heeft liggen. De bedragen die bezuinigd kunnen worden verschillen, oplopend van € 37.500,- tot € 45.000,-. De plannen zijn dan ook behoorlijk verschillend. Beide hebben voor- en nadelen. In het ene plan blijven kinderen in groep 4 les krijgen, wat vanuit een oogpunt van veiligheid wat ons betreft heel wenselijk is. In het andere plan gebeurt het pas vanaf groep 7, waardoor ouders langer de kans hebben gehad zelf initiatieven te nemen, en kinderen krijgen tegelijk verkeersles, wat een heel vernieuwend plan is. In de motie spreken wij geen voorkeur uit. Wij willen de partijen zoveel mogelijk ruimte geven om tot een zo groot mogelijk draagvlak te komen. Voor ons tellen de cijfers en die geven aan dat zo'n 35% van de kinderen, namelijk 212 van de 591, dit jaar geen diploma had. De vraag is, zeker in een tijd van economische malaise, of meer ouders hun kind wel op zwemles zullen doen als het schoolzwemmen verdwijnt. Zelfs als dat zo zou zijn, blijft er nog een aantal kinderen over, die dan gebruik moeten maken van de vangnetconstructie. Ik heb het even uitgerekend: voor € 10.000,kunnen 24 kinderen zwemmen. Een A-diploma kost namelijk gemiddeld € 420,-. Nu is de vangnetconstructie ook bedoeld voor de echte minima en het lijkt ons dus geen volledige dekking te geven. En wat gebeurt er als het boven de 24 kinderen uit gaat, als er 30 of 40 kinderen gebruik van moeten maken? Dan gaan we dus meer kosten maken. Daarnaast zeggen wij dat elk kind dat niet kan zwemmen niet alleen een gevaar is voor zichzelf, maar ook voor anderen: vriendjes die willen helpen, gevaar van dreigende verdrinking. Wij vinden dat een enorm risico. De heer Elmaci: Ik ben ontzettend benieuwd waar u die cijfers vandaan hebt. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Het zwembad registreert dat allemaal; dat moet tenslotte ook de rekeningen indienen. Ik besef dat, ook al zouden wij deze bedragen bezuinigen, toch een gat ontstaat in de begroting, een gat van of € 15.000,-, of € 22.500,-. Ik heb begrepen dat tot nu toe nog geen eigen bijdrage van ouders wordt gevraagd voor het schoolzwemmen, terwijl dat in de gedachte van eigen verantwoording wel zou passen. Als 500 kinderen gaan zwemmen – ik noem maar een getal dat realistisch zou zijn – en je vraagt € 30,- voor een Adiploma, dan heb je die € 15.000,- al binnen. Als alle kinderen gewoon gaan schoolzwemmen, hoeft mijns inziens de vangnetconstructie bijna niet aangesproken te worden en dat kan ook een besparing opleveren. Mocht dan toch nog een bedrag overblijven, dan zou dat bij de algemene reserve opgevangen kunnen worden. Het zal in ieder geval niet een bedrag zijn waar Gorinchem failliet aan gaat op een begroting van € 160 miljoen. Terugkomend op de motie, en misschien ook de commotie die erdoor is veroorzaakt: onze fractie is van mening dat het kunnen zwemmen, het hebben van een of meer diploma’s, bijdraagt aan de veiligheid van kinderen, en dat het schoolzwemmen zoals wij dat tot nu toe gekend hebben in ieder geval de beste dekking biedt om de kinderen die veiligheid ook te bieden. Want als het schoolzwemmen wegvalt, wie gaat de kinderen F - 21
dan vragen of ze wel een diploma hebben? De school niet meer. Wie gaat ouders vertellen dat er een vangnetconstructie is, dat er mogelijkheden zijn? De school niet meer. Daarom dienen wij de volgende motie in: De raad van de gemeente Gorinchem, in vergadering bijeen op 23 mei 2013; constaterende dat: – de raad tijdens de vergadering van november 2012 een bezuiniging op het schoolzwemmen heeft gerealiseerd, waardoor het schoolzwemmen dreigt te verdwijnen; – tijdens deze besluitvorming het college heeft toegezegd open te staan voor alternatieven vanuit het veld waarbij een forse bezuiniging gerealiseerd kan worden met behoud van schoolzwemmen; – dit jaar ruim 30% van de schoolkinderen in groep 4 per maart 2013 nog geen zwemdiploma had; – Gorinchem een waterrijke stad is; – de veiligheid van onze kinderen ook als een gezamenlijke verantwoording opgevat mag worden; – het Caribabad twee scenario’s heeft bedacht die beide tegemoet komen aan de toezegging van november 2012; verzoekt het college: in overleg met de scholen en het Caribabad het meest kansrijke scenario één jaar op proef uit te laten voeren en dit voor maart 2014 te evalueren met de raad.
De heer Bax: Wilt u het schoolzwemmen klassikaal invoeren, of alleen voor de kinderen die geen diploma hebben? Mevrouw Molengraaf-Vullers: Wij willen het schoolzwemmen behouden zoals het nu is, dus gewoon alle groepen 4, of groepen 7, afhankelijk van het scenario, krijgen dan zwemles. Daarbij zijn kinderen die nog geen diploma hebben, maar ook kinderen die al wel een diploma hebben. De heer Bax: Maar u schetst een kostenpost, uitgaande van “zoveel” kinderen die geen diploma hebben, en komt dan uit op “zoveel” per kind… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik kan me niet herinneren dat ik dat heb gedaan. De heer Bax: Maar in ieder geval gaan alle kinderen schoolzwemmen en hoeveel kost dat dan per kind? Mevrouw Molengraaf-Vullers: Hoeveel het schoolzwemmen per kind kost, weet ik niet uit mijn hoofd, maar we hebben een besparing van € 45.000,- en als je het in groep 4 zou doen, hou je een gat over van € 25.000,-, inclusief een vangnetconstructie van € 10.000,-. De heer Bax: Ten opzichte van de oude situatie bedoelt u? Mevrouw Molengraaf-Vullers: Nee, dat zou de situatie worden als we kiezen voor scenario 2. Het schoolzwemmen kost € 60.000,-, de besparing die het Caribabad aan-
F - 22
biedt is € 45.000,- en in de € 25.000,- die overblijft zit € 10.000,- voor de vangnetconstructie. De heer Van Luijk: Ik neem aan dat de heer Bax met name wil weten waar die besparing dan vandaan komt. De voorzitter: Laten we proberen wat ordelijk te blijven discussiëren. U kunt in eerste termijn vragen stellen aan mevrouw Molengraaf. Aan de orde is de eerste termijn. Mevrouw Mager-Schroten: Mijnheer de voorzitter. Door de bezuinigingen staan de verworvenheden van de afgelopen decennia onder druk. Ook het schoolzwemmen hoort daar bij, wat op zichzelf geen wettelijke verplichting is. Voor alle duidelijkheid: het schoolzwemmen wordt niet afgeschaft, de gemeente draagt alleen niet, of minder, bij in de kosten. Daarnaast is de VVD van mening dat het nemen van zwemlessen een verantwoordelijkheid is van de ouders en niet van scholen, laat staan van de gemeente. Landelijk is schoolzwemmen eigenlijk al een gepasseerd station. De meeste kinderen die via school zwemles krijgen hebben al een diploma, of zijn ermee bezig. Het belast scholen enorm en geen kind haalt eigenlijk met schoolzwemmen alleen een diploma. Er zijn scholen die niet willen deelnemen aan schoolzwemmen en ook die er niet om staan te springen… Mevrouw Dansen: Waar haalt u het cijfer vandaan dat eigenlijk geen kind via schoolzwemmen zijn diploma haalt? Dat komt mij wat onwaarschijnlijk voor. Mevrouw Mager-Schroten: Het zijn ten eerste ervaringscijfers en ten tweede heb ik dat geïnformeerd bij een school zelf. De manier waarop het schoolzwemmen vorm is gegeven, in een jaar ongeveer een halfuur per week in het zwembad drijven – hopelijk –, resulteert binnen dat jaar meestal niet in een diploma, ook niet als een kind al een A- of B-diploma heeft en doorgaat voor het daarop volgende diploma. Er zijn natuurlijk uitzonderingen; uitzonderingen bevestigen de regel, ook hier. De natte gymles voor scholen is echt wel belastend en scholen worden buiten het reguliere om al heel erg belast, maar dat is een heel andere discussie. Wanneer een school haar leerlingen schoolzwemmen wil aanbieden, kan ze ook zelf afspraken maken met het zwembad. Dat kun je via de leerkrachten doen, maar ook via een ouderraad of een medezeggenschapsraad. Als ouders dringend behoefte hebben aan een reguliere schoolzwemles, kunnen ze daartoe het initiatief nemen en zelf ingaan op een collectieve zwemles, met de daaraan verbonden voordelen. Ook kan gedacht worden aan het vragen van een ouderbijdrage voor zweminstructie of eventueel gehuurd vervoer. Met het verdwijnen van het schoolzwemmen en eventueel een bijdrage, te verstrekken aan ouders van kinderen die niet financieel draagkrachtig genoeg zijn, blijkt er weinig verschil met de veiligheid die er in de huidige situatie is. Hoewel wij de motie sympathiek vinden en waardering hebben voor de energie die is gestoken in het aandragen van alternatieven, zal de VVD de motie niet steunen. De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Ook de fractie van GroenLinks vindt de motie en de energie die erin is gestoken door de fractie ChristenUnie/SGP en het zwembad sympathiek. Naar mijn mening is daarmee invulling gegeven aan de hand die
F - 23
de wethouder in november 2012 heeft uitgestoken om met alternatieven te komen. Echter, de wethouder heeft daarbij gezegd dat het wel binnen het bedrag van € 10.000,- zou moeten. Onze fractie heeft zelf ook eens een rondje langs de scholen gemaakt met de vraag wat zij ervan vinden dat het schoolzwemmen afgeschaft is. Ik moet zeggen dat wij erg veel positieve geluiden te horen kregen. Met name de scholen van LOGOS stonden echt te juichen, terwijl de scholen van het OVO lieten weten heel goed te begrijpen dat de gemeente hierop wil bezuinigen en het stiekem ook niet heel erg vonden. De belangrijkste reden is de efficiency. In de motie wordt terecht gesteld dat 30% van de kinderen geen diploma heeft, maar dat betekent dat 70% van de kinderen het diploma wel heeft en ook die worden in een bus geladen, naar het zwembad gebracht en in het zwembad gegooid om daar te proberen een vervolgdiploma te halen. Daarmee wordt het doel van de veiligheid echter niet meer gediend. Een tweede reden is gelegen in de constructie van het schoolzwemmen. De reistijd is natuurlijk niet voor alle scholen gelijk, maar het wachten op de bus en het inladen in de bus kost ook tijd en door de grote klassen staan sommige kinderen meer op de kant te bibberen dan dat ze echt aan het zwemmen zijn. Daardoor is het niet zo’n heel efficiënt systeem en ik kan me dan ook voorstellen dat een kind het binnen zo’n jaar schoolzwemmen niet haalt. Daarnaast speelt het principe van de eigen verantwoordelijkheid een rol. Het is primair een verantwoordelijkheid van de ouders en als ouders zelf geen zwemles geven, maar verwachten dat er schoolzwemmen is, dienen die ouders zich tot hun school te richten, waarna die school samen met het zwembad tot een oplossing moet zien te komen. Dat kost natuurlijk geld. Mevrouw Molengraaf gaf zojuist zelf aan dat er nu nog geen eigen bijdrage is; die zou dan kunnen worden ingevoerd. Voor de gezinnen die dat niet kunnen opbrengen is er een vangnetconstructie. Daarmee wordt ook nog eens voorkomen dat ouders die ervan uitgaan dat het toch wel op school gebeurt en het daarom zelf niet hoeven te doen gesubsidieerde zwemles krijgen. Zoals gezegd, vinden wij de motie erg sympathiek. Wij zullen haar echter niet steunen, omdat wij niet overtuigd zijn van het nut van schoolzwemmen. Mevrouw Molengraaf eindigde haar bijdrage met de vraag wie de ouders erop wijst dat er schoolzwemmen is en dat er een vangnetconstructie is. Naar mijn mening ligt hier ook een taak voor de scholen, terwijl er volgens mij een taak is weggelegd voor het college om daarvoor de scholen een beetje achter de broek te zitten. Het college wil ik daarom vragen er bij het wegbezuinigen van het schoolzwemmen vanuit de gemeente toch een beetje bij de scholen op te blijven aandringen om zowel te wijzen op de mogelijkheid van een vangnetconstructie als de mogelijkheid tot het nemen van zwemlessen in het Caribabad. De heer Wildschut: Mijnheer de voorzitter. Met belangstelling heb ik naar het betoog van de heer Van Breemen geluisterd en daarbij in mijn eigen verhaal weggestreept wat ik ook had willen zeggen. Voor 90%, 95% kan ik me bij hem aansluiten. Het gevolg is dat ik niet veel overhoud en het dus kort kan houden. Voor de fractie van D66 is juist de eigen verantwoordelijkheid van de ouders een belangrijk element in de overweging om de rol van de gemeente hierin te minderen. Dat past ook in de rode draad-filosofie die we op heel veel terreinen aan het uitrollen zijn.
F - 24
Waarom zouden we daarvan juist hier weer gaan afwijken? Daarnaast meen ik, maar wellicht kan de wethouder dat later nog bevestigen of ontkennen, dat de scholen landelijk budget krijgen om dit soort zaken te regelen en zelf de keuze hebben, in combinatie met de ouderraad, om daaraan invulling te geven. Wij vinden het heel goed dat in dat overleg besloten wordt wat voor kinderen, specifiek per school, de meest geëigende manier is om met dat budget om te gaan. Bij de een zal dat gymnastiek zijn, bij de ander wellicht schoolzwemmen. Het is in ieder geval iets dat daar besloten moet worden en niet hier. De heer Schefferlie: Mijnheer de voorzitter. Met mevrouw Molengraaf heb ik een bijzondere connectie als het over zwemmen gaat, omdat ik haar geregeld in het banenbad tegenkom. Het bijzondere daarvan is dat ik, voordat ik aan de overkant ben, haar al meerdere keren ben tegengekomen. Waarschijnlijk heeft mevrouw Molengraaf de nodige zwemlessen gehad… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Eén diploma! De heer Schefferlie: En: op school gehaald zeker? Dat waren nog eens tijden… De heer Wildschut: En bij welke school hebt u gezwommen? De voorzitter: Ik weet niet of we hier het doopceel van ieder raadslid moeten gaan lichten als het gaat om het genoten onderwijs en de behaalde diploma’s, maar als de heer Schefferlie zich niet bezwaard voelt kan hij uiteraard rustig antwoorden op de vraag van de heer Wildschut. De heer Schefferlie: Ik heb het helemaal zelf gedaan, tenminste: samen met mijn moeder, die er geloof ik jarenlang iedere dag voor heeft moeten fietsen, want als gevolg van mijn motoriek duurde het wat lang. Maar volgens mij kwam er geen school bij kijken. Juist vanwege die hobby heb ik extra sympathie voor het idee dat hier is voorgelegd, want ik snap de zorg heel goed. We willen heel graag een waterdicht systeem, zoals het genoemd wordt, zodat iedereen uiteindelijk met een zwemdiploma rondloopt. Meestal is het geen goed voorteken als je zegt dat je het een goed idee vindt en dat er goed werk is verricht door het Caribabad en mevrouw Molengraaf, maar ik meen het wel, al zullen ook wij de motie niet steunen. Wij hebben er heel principieel naar gekeken, omdat dit een van de eerste voorbeelden is waarin we nagaan of de nieuwe lijn, waartoe we eigenlijk genoodzaakt zijn, maar waar ook wel wat in zit, kunnen volhouden, d.w.z. dat we als gemeente heel scherp kijken waar onze verantwoordelijkheid ligt en waar we die overlaten aan de mensen zelf. Op dit punt trekken wij duidelijk de conclusie dat die verantwoordelijkheid bij de ouders hoort te liggen en dat het een verkeerd signaal zou zijn wanneer we dat bij voorbaat aan ons zouden houden, want hoe moet het dan met allerlei andere thema’s? Het geld dat de gemeente wel heeft willen we juist graag gebruiken voor zaken waarvoor de zorg door de gemeente uitgevoerd moet worden. Hier laten we het echter aan de ouders over. Dat de aanwezigheid van schoolzwemmen geen garantie is voor een diploma blijkt ook nu het wel bestaat, want een groot deel van de kinderen heeft nog geen diploma. Er zijn
F - 25
dus allerlei redenen om aandacht te schenken aan het zwemmen. Met zoveel water in de stad is dat gewoon ontzettend belangrijk. Ook wij hebben onderzoek gedaan onder de scholen en die stonden in dit geval niet te watertrappelen om het schoolzwemmen te behouden, al is er wel een zekere bereidheid toe als iedereen het zou doen, bijvoorbeeld bij OVO. Al deze constateringen zijn overigens niet eens zo relevant als het bovenliggende principe zo duidelijk is, namelijk: eigen verantwoordelijkheid. We hebben er goed over nagedacht en we vinden dit een belangrijk begin van de nieuwe manier waarop we naar verantwoordelijkheden kijken, maar de motie kunnen we niet steunen. Mevrouw Hania-van Emmerik: Mijnheer de voorzitter. Graag wil ik een stemverklaring afleggen. Van vele inwoners hoor ik dat ze nu echt gaan begrijpen dat er bezuinigd moet worden. Het besluit om het schoolzwemmen te laten vervallen is door deze raad goedgekeurd en een besluit is een besluit. U zult al begrijpen dat Stadsbelang niet voor deze motie is. Stadsbelang wil in Gorinchem graag geloofwaardig overkomen. Als we alles terug gaan draaien, komen we er nooit meer uit. Wij zijn ervan overtuigd dat de bezuinigingen veel mensen pijn zullen doen, maar laten wij hier met z’n allen proberen Gorinchem een bruisende stad te laten zijn en blijven. Wethouder Faro: Mijnheer de voorzitter. Ik ben erg blij met het overgrote deel van de reacties, omdat mijn beantwoording erg in de strekking ligt van eigen verantwoordelijkheid. Voorligt een motie van ChristenUnie/SGP betreffende het voorstel van de Stichting Gorinchemse Sportaccommodaties. Ik noem het kortweg het Caribabad, ons allen bekend. Op mijn papier had ik staan dat ik de historie even zou schetsen, maar die is in het geheugen van deze raad nog behoorlijk aanwezig en daarom ga ik daar maar niet aan beginnen. Tijdens de begrotingsvergadering van 8 november jl. heeft deze raad besloten tot de bezuiniging die wij noodzakelijk achtten, waarmee niet gezegd is dat wij die handenklappend toejuichten. In die zelfde vergadering heb ik toegezegd dat ik eventuele voorstellen die in samenspraak met de betrokken partijen – ouders, scholen, medezeggenschapsraden, enz. – zouden worden gedaan in de context van het restbedrag van € 10.000,-, op hun merites zou beschouwen. Dat hebben we de afgelopen tijd ook gedaan en daarbij hebben wij gezien dat de Stichting Gorinchemse Sportaccommodaties redelijk op eigen doft een aantal voorstellen in elkaar heeft gedraaid, waarvan ik in het voortraject heb moeten vaststellen dat die niet zijn overlegd met scholen en ouders. Daarmee kom je al snel in de richting van wat ik de traditionele benadering vind en dat vind ik ook van deze voorstellen. Ze lijken erg op de benadering waarmee kennelijk in het verleden, het recente verleden misschien wel, op dit soort bezuiniging werd ingegaan, namelijk: niet eens met de bezuiniging en dus in de verdediging. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben wij enerzijds gezegd dat wij geen instituties meer zullen subsidiëren, maar activiteiten, en wat mij betreft vooral die activiteiten die zich kenmerken door creativiteit, zelfredzaamheid en eigen kracht, en anderzijds dat wij zoveel mogelijk de eigen verantwoordelijkheid van onze samenleving zouden stimuleren, in het voorliggende geval van de ouders, de scholen en eventuele maatschappelijke instellingen, waarvan SGS er één is.
F - 26
Het moge, gezien het bovenstaande, duidelijk zijn dat ik een aantal bezwaren heb tegen deze voorstellen. Ten eerste zijn ze zeker niet congruent aan het door ons afgesproken beleid. Ze komen “sec” vanuit de stichting en zijn niet van tevoren besproken met scholen dan wel ouders. Door in te gaan op deze voorstellen zouden wij dus afwijken van het algemeen beleid dat wij voeren op het gebied van alle bezuinigingen. Het stimuleren van de diverse actoren op dit gebied, om te komen tot creatieve oplossingen, heeft dus niet plaatsgevonden. Wat mij betreft een gemiste kans. Ten tweede grijpen de voorstellen in in de omvang van de door ons vastgestelde bezuinigingsopgave en niet op het bedrag van € 10.000,- van de eventuele vangnetconstructie. Bij met name dat bedrag had ik wat meer creativiteit verwacht van scholen en ouders, maar ook bijvoorbeeld van de samenwerking met de RSD. Zoals bekend, heeft de RSD een potje beschikbaar voor dit soort dingen en ik kan u zeggen dat daarvan in 2012 minstens ook daadwerkelijk € 85.000,- is gebruikt. De mensen weten de RSD dus wel te vinden. Overigens is er nog een bedrag dat automatisch wordt uitgekeerd en dat de RSD niet inzichtelijk heeft, maar vermoedelijk ligt dat nog hoger. Tot slot bespeur ik bij de meeste scholen ten aanzien van deze voorstellen in algemene zin geen bijval. Ik noem LOGOS, de Tamboerijn, de Jenaplanschool en de Koelmanschool. Dat is allemaal gebleken in het stedelijk overleg van 25 april jl. Recent ben ik door iemand uit de raad geïnformeerd dat het OVO zijn standpunt wat nuanceert. Wat dat betreft quote ik even wat van die zijde is medegedeeld: wij zijn niet tegen de continuering van schoolzwemmen in de huidige vorm, dus met gratis busvervoer, maar wij hebben er wel begrip voor als het schoolzwemmen geen onderdeel meer uitmaakt van het curriculum. Ik proef daarin nu niet bepaald een hele grote weerstand tegen het opheffen van het schoolzwemmen. Natuurlijk is niemand tegen de huidige vorm, maar daar gaat het nu juist over, want daar zitten de kosten. Besluiten wil ik met een quote van toenmalig minister André Rouvoet omtrent dit onderwerp, gevonden in een krantenartikel. Hij zegt daarin desgevraagd: “De zwemvaardigheid van kinderen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ouders. Scholen en gemeenten kunnen hierin wel ondersteunen. Gemeenten kunnen ouders met lage inkomens tegemoet komen in de kosten van particuliere zwemlessen.” Wij doen dat als gemeente via de RSD en zojuist heb ik het bedrag aangegeven dat daarvoor in 2012 is gebruikt. Gezien bovenstaande overwegingen wordt de motie door mij ontraden. Ter nuancering wil ik nog wel even aangeven dat ook ik het leren zwemmen voor onze kinderen zeer belangrijk vind, maar ik onderschrijf in dezen de quote van de heer Rouvoet in z’n geheel. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Er zijn heel veel argumenten en opmerkingen heen en weer gevlogen en ik zal vast niet overal op kunnen reageren, maar ik doe mijn best. Een aantal dingen zijn door bijna alle partijen naar voren gebracht, zoals de eigen verantwoordelijkheid, een beetje tot vervelens toe. Mijn fractie heeft dat ook niet ontkend. Ook wij hebben gezegd dat er een eigen verantwoordelijkheid is van ouders en dat wat ons betreft een eigen bijdrage voor het vervoer bijvoorbeeld prima zou zijn. Toch zijn er ouders die in die verantwoordelijkheid geholpen dienen te worden, ouders die het finan-
F - 27
cieel niet trekken, of om andere praktische redenen. Als je in Oost woont en je hebt een fiets en nog een paar kleine kinderen, is het erg lastig om je kind naar zwemles te doen. In die zin mogen wij het mijns inziens best breder opvatten. Dat scholen niet staan te trappelen, is mij bekend. Ik heb alleen ontzettend veel verschillende geluiden van de scholen gehoord. Zo heb ik van OVO begrepen dat zij met een aantal aanpassingen met 12 scholen wel mee wil doen. Van de Koelmanschool heb ik begrepen dat zij geen eigen bijdrage wil van ouders vanuit het schoolbudget, maar dat zij niet onwelwillend tegenover schoolzwemmen staat. Er is dus een soort Babylonische spraakverwarring en die vind ik lastig. De Regenboogschool wil het schoolzwemmen afschaffen, maar die heeft allemaal kinderen die al een diploma hebben in groep 4. Bij Samen Onderweg is dat echter niet zo. Die wil het misschien wel afschaffen, maar daar hebben heel veel kinderen geen diploma. Hoe zeer we ook hameren op eigen verantwoordelijkheid, we zullen met z’n allen ook vinden dat de veiligheid van kinderen ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De heer Schefferlie: U zei zojuist dat veel kinderen op de Samen Onderwegschool geen diploma hebben. Mevrouw Molengraaf-Vullers: In groep 4. De heer Schefferlie: Ja, maar er is nu wel schoolzwemmen en dat biedt dus ook geen garantie dat de kinderen een diploma hebben. Mevrouw Molengraaf-Vullers: In groep 4 hebben ze nog geen schoolzwemmen gehad, dus dan is het ook logisch dat ze geen diploma hebben. De heer Schefferlie: Maar bij de andere school die u noemde lukt het wel. Daar nemen de ouders dus zelf de verantwoordelijkheid. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Dat is bij Samen Onderweg ook zo. Van alle kinderen heeft gemiddeld 35% geen diploma. Een groot deel van de ouders neemt dus de verantwoordelijkheid, en terecht, dat vinden wij ook normaal. Er kunnen echter allerlei redenen zijn waarom je daar niet aan toekomt. Natuurlijk, er zullen ook ouders zijn die denken: de school doet het, ik leun achterover, maar om daarvan de kinderen de dupe te laten worden vind ik ook wel erg bot. Wij kunnen dan, zoals we in veel gevallen doen, besluiten dat niet te laten gebeuren. Het zullen niet de aantallen en de kosten zijn waarom we het moeten laten. Het overleg tussen zwembad, ouders en scholen is door de wethouder ter sprake gebracht. Ik heb verschillende ouders gesproken, zelfs ouders van een ouderraad, die niet doorhadden dat het schoolzwemmen ten einde liep. Daarover waren ze door de school niet geïnformeerd. De scholen hebben sowieso heel weinig bewogen. Die roepen alleen maar dat het hun allemaal te veel is, terwijl er geen extra taak bij komt, want schoolzwemmen doen ze al jaren. Ik hoor van ouders: ja, het is allemaal leuk, maar ik doe al het schoolreisje, het feest van groep 8, het kamp van groep 8, Koninginnedag en de avondvierdaagse. De school bemoeit zich daar allemaal niet meer mee, dat mogen de ouders regelen.
F - 28
De VVD heeft gezegd dat scholen die dat willen het zelf maar moeten organiseren. Als scholen nu al niet staan te trappelen, vraag ik me af of scholen dat ook zullen doen. Wij zetten juist in op de infrastructuur van het schoolzwemmen. Dat biedt ons inziens, ook al zitten er nadelen aan, de beste garantie dat alle kinderen zwemmen krijgen. Dat is het doel. De naam “schoolzwemmen” is me niet heilig. Als er scholen zijn die het zelf anders willen organiseren, of als er ouders zijn voor wie het niet hoeft, vind ik dat best, maar wat wij aan de wethouder vragen is: ga dat overleg nou aan. Ik heb namelijk het idee dat er nauwelijks overleg is. Of dat aan het Caribabad te wijten is, of aan de scholen en de ouders, kan ik niet beoordelen, maar wat ik wel weet is dat het Caribabad bewogen heeft en dat dat ook luid en duidelijk bekend is geworden. Ik ben blij dat de PvdA in ieder geval wel aandacht heeft voor het zwemmen en mijn zorg deelt dat een flink aantal kinderen niet kan zwemmen. Mij is echter onduidelijk welke oplossing zij daarvoor dan heeft, want het zal haar toch zo langzamerhand ook wel duidelijk zijn geworden dat de vangnetconstructie waarschijnlijk niet afdoende zal zijn en dat er dan toch nog kinderen buiten de boot vallen en gaan verdrinken, omdat ze geen diploma hebben. Stadsbelang heeft gezegd dat terugdraaien van het besluit ongeloofwaardig is. Ik weet dat niet. Ik vraag me namelijk af of we nu de bezuiniging terugdraaien. Volgens mij is het aanbod dat het Caribabad neerlegt een bezuiniging. In de begrotingsvergadering – en ik heb zojuist samen met de wethouder de notulen nog eens bekeken – heb ik niet het keiharde bedrag van € 10.000,- horen noemen, behalve dan dat het voor de vangnetconstructie was. De wethouder heeft gezegd: als er alternatieven komen die ook een flinke bezuiniging opleveren, sta ik daar voor open. Daaraan is echter nooit een bedrag gekoppeld. Dat wil ik wel even vaststellen, en anders zullen we de notulen nog een keer met elkaar moeten bestuderen. De motie is een oproep om met elkaar in overleg te gaan. Het zwembad biedt allerlei dingen aan en nodigt scholen die commentaar hebben op de manier waarop het nu wordt ingevuld uit daarmee te komen. Sommige scholen hebben om een halfuur gevraagd en roepen nu: het is maar een halfuur! Dat klopt natuurlijk ook niet helemaal. Het zou ook een idee kunnen zijn om een halfjaar te nemen en alle kinderen een uur te laten zwemmen, met Kerst een diploma, het andere halfjaar de andere scholen en in juni een diploma. Dan heb je ook nog een halfjaar dat je een andere invulling kunt geven. Dat komt aan allerlei bezwaren tegemoet. Ik zou niet weten hoe het Caribabad nog verder een goed aanbod kan doen waardoor we zeker kunnen weten dat alle kinderen zwemles hebben gehad en enige mate van veiligheid in het water hebben. Ik wil de motie maar gewoon handhaven. Mevrouw Dansen: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden dit een hele sympathieke motie en waren eigenlijk ook genegen haar te ondersteunen, maar al luisterend en denkend zitten wij een beetje met een probleem. Aan de ene kant vragen wij ons af of schoolzwemmen in deze vorm nog wel van deze tijd is, aan de andere kant hoor ik de andere fracties in hun reacties op de motie te veel nadruk leggen op de verantwoordelijkheid van de ouders. Het is een beetje een VVD/D66-trend om alles te gooien op de eigen verantwoordelijkheid. Persoonlijk vind ik dat kinderen niet onder gebrek aan verantwoordelijkheid van ouders hoeven te lijden en dat ook de gemeente nog wel degelijk een ze-
F - 29
kere verantwoordelijkheid en zorgplicht heeft. Voorts meen ik mij te herinneren dat hier ooit een motie is aangenomen onder het motto: geen kind van school zonder zwemdiploma. Komt dat niemand bekend voor? De heer Van Breemen: Ja, die is aangenomen in 2004 of zo. Mevrouw Dansen: Wij zouden graag voor de motie willen stemmen, maar niet in deze vorm. Misschien kan eens nagedacht worden over de manier waarop uitvoering kan worden gegeven aan zo’n motie als “geen kind van school zonder zwemdiploma”. Mensen die het zich kunnen veroorloven hun kinderen op zwemles te doen, moeten dat ook gewoon doen, maar wij vinden dat kinderen niet van school moeten zonder zwemdiploma. Wij hebben met z’n allen de plicht ervoor te zorgen dat daarmee geen risico’s worden gelopen, want we hebben het wel over kinderlevens. Ik zag daarnet wat schampere blikken toen een opmerking werd gemaakt over het verdrinken van kinderen, maar het zal maar gebeuren dat er een kind verdrinkt omdat het geen zwemdiploma heeft en wij daaraan bijgedragen hebben. Mevrouw Hania-van Emmerik: Als een kind verdrinkt, is dat niet de schuld van de gemeente, maar van de ouders die het kind geen zwemles hebben laten geven! Mevrouw Dansen: Dat vind ik een buitengewoon boude opmerking! De voorzitter: Ik stel voor de schulddiscussie buiten dit debat te houden, want ik denk niet dat dat ons erg veel verder brengt. Mevrouw Dansen: Dat is ook niet mijn bedoeling. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dan moet u dat ook niet zeggen. U hebt het over schuld gehad en daarop wordt gereageerd. Mevrouw Dansen: Ik heb gezegd: het zal maar gebeuren dat er een kind verdrinkt omdat het geen zwemdiploma heeft. Als u daaraan het woord “schuld” wilt verbinden, moet u dat weten. Mevrouw Biesheuvel-van Diemen: Dat zei u zelf. De voorzitter: Mijn suggestie was om die discussie niet in het kader van de behandeling van deze motie te voeren. Mevrouw Dansen: Ik vind het altijd een beetje lastig als ik zo’n halve opmerking hoor en daarop niet kan reageren, maar dat is weer wat anders. Ik geef in overweging de motie enigszins aan te passen in de richting van: hoe kunnen we voorkomen dat kinderen van de basisschool afkomen zonder zwemdiploma? Of dat via schoolzwemmen moet, of op een andere manier, zou ik niet weten. De voorzitter: Daarbij merk ik wel op dat een motie niet een open vraag moet inhouden, maar een opdracht aan het college.
F - 30
De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Dansen heeft gerefereerd aan de motie “geen kind van school zonder zwemdiploma”. Inderdaad is die een keer in deze raad ingediend, volgens mij door GroenLinks en D66, maar dat is echt meer dan tien jaar geleden en dat was een heel andere tijd, zowel qua financiën als qua rode draden… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Het was financieel ook een andere tijd voor ouders! De heer Van Breemen: Dat klopt, maar dat wil niet zeggen dat we het schoolzwemmen nu ineens zouden moeten subsidiëren omdat ouders het slechter hebben. Mevrouw Molengraaf zei dat de motie een oproep inhoudt tot overleg, maar dat is niet zo. De motie verzoekt om een proef, en dat is iets anders dan in overleg gaan om tot een goede oplossing te komen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: De motie verzoekt het college in overleg te treden met de scholen en het Caribabad. De heer Van Breemen: Om een proef te laten uitvoeren. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ja, maar dan ben je toch in overleg? De heer Van Breemen: Maar er wordt wel een proef uitgevoerd. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ja, met wat dan gekozen wordt. De voorzitter: Misschien moet u toch proberen via de voorzitter te debatteren, anders wordt het een beetje chaotisch. De heer Van Breemen: Prima. In de motie wordt het college verzocht een proef te laten uitvoeren in overleg met de scholen en het Caribabad en dat is toch iets anders dan alleen het voeren van overleg. Daarbij komt dat gevraagd wordt om een proef van een jaar, die al vóór maart 2014 – voor de gemeenteraadsverkiezingen dus – geëvalueerd zou moeten worden. Dat zou betekenen dat het in februari in deze raad zou moeten en dan zou de evaluatie toch al voor de kerstvakantie moeten beginnen. Zo wordt het eigenlijk een proef van een maand of vier. Zelfs als we zo’n proef een heel goed idee zouden vinden, dan wordt aan dat idee geen recht gedaan als we al na vier maanden zouden moeten evalueren. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Met een proef van een jaar bedoelen wij een schooljaar. Iets anders zou ook niet kunnen, want die afspraken worden gewoon voor een jaar gemaakt. Het Caribabad heeft mij verzekerd dat het per kwartaal wordt bijgehouden, zodat we bij wijze van spreken al in november zouden kunnen evalueren hoe het loopt. In januari zou dat dan herhaald kunnen worden, waarna we voor maart een eindevaluatie zouden kunnen doen. De heer Van Breemen: Een vraag waarop de wethouder niet is ingegaan en die volgens mij in eerste termijn door mevrouw Dansen was gesteld, luidde of kan worden nagegaan of er niet een nog beter aanbod vanuit het zwembad is. Of het zwembad dat heeft, weet ik niet, maar mijn vraag richtte zich meer op de signalering en de vangnet-
F - 31
constructie. Hoe kunnen ouders erachter komen dat die vangnetconstructie bestaat? Volgens mij is hier ook een rol weggelegd voor de scholen, die dan wel niet de kinderen met bussen naar het zwembad brengen, maar bijvoorbeeld wel met de ouders kunnen gaan praten als een kind geen zwemdiploma heeft. Scholen weten vast veel beter dan wij hoe ze daarmee kunnen omgaan… Mevrouw Van Dalen-Eggink: Maar waarom willen jullie de school dan wel de verantwoordelijkheid geven? In hoeverre is het zwemmen dan de verantwoordelijkheid van de school en niet van de gemeente? We halen het zwemmen juist van de scholen af, maar zo wordt de verantwoordelijkheid weer bij de school neergelegd. De heer Van Breemen: Dat is een terechte vraag. Ik bedoel ook niet dat het zwemmen een verantwoordelijkheid wordt van de school, maar dat de school een logisch punt is waar je al die kinderen tegenkomt. Je zou ook het Centrum voor jeugd en gezin kunnen kiezen, maar dat ziet veel minder kinderen. De school is een plek waar, als het goed is, alle basisschoolkinderen van Gorinchem komen. Het lijkt me niet zo nuttig dat wij, de RSD, of wie dan ook, alle schoolkinderen afgaan met de vraag of ze al een zwemdiploma hebben. Volgens mij is de school daarvoor de meest logische plek. Hoe wij over de motie denken heb ik in eerste termijn al gezegd. De verantwoordelijkheid ligt wat ons betreft primair bij de ouders. Mocht er een school zijn, of een groep ouders, die een vorm van schoolzwemmen wil invoeren, dan moet ze vooral met het Caribabad in overleg gaan en dan komt het ongetwijfeld goed. De heer Schefferlie: Mijnheer de voorzitter. Ik kreeg een beetje de indruk dat mevrouw Molengraaf een roepende in de woestijn werd, een plek overigens waar dit probleem zich niet voordoet… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik heb begrepen dat je ook in de woestijn kunt verdrinken. De voorzitter: Figuurlijk in ieder geval! De heer Bax: Maar dan helpt een zwemdiploma niet! De heer Schefferlie: Ik vind dit eigenlijk een heel interessante discussie, en daaraan heeft, zoals wel vaker gebeurt, mevrouw Dansen een belangrijke bijdrage geleverd. Zo is in de discussie naar voren gekomen dat het wel een liefhebberij lijkt van VVD en D66 om te saneren. Met andere woorden: de tijd die nu aanbreekt, kunnen we eens goed aanpakken om…. Mevrouw Dansen: De heer Schefferlie heeft niet echt goed naar mij geluisterd, maar dat gebeurt wel vaker. Ik heb gezegd dat er op dit moment een tendens is om erg zwaar te gaan zitten op de eigen verantwoordelijkheid van de burger. De heer Schefferlie: Dat heb ik ook gehoord, ja, en ik heb begrepen dat dat voor u ook inspirerend werkt om de motie uiteindelijk niet te steunen, terwijl u vooral argumenten had om dat wél te doen, maar goed. Interessanter was dat u er daarbij op wees, en dat herken ik ook wel, dat het de liberale partijen in deze tijd wel goed uitkomt om de te-
F - 32
rugtredende overheid een extra zetje in de rug te geven. De PvdA brengt de eigen verantwoordelijkheid vanuit een andere invalshoek naar voren. Wij onderkennen natuurlijk de noodzaak om na te gaan wat de overheid nog wel en niet kan doen, maar we moeten ook eerlijk bekennen dat we in de afgelopen decennia misschien wel eens te ver zijn gegaan in het verzorgen en overnemen van alles voor anderen, met als gevolg dat iedereen individueler is geworden, omdat alles toch wel door die overheid geregeld wordt. Wij vertrouwen er juist op dat, door een stap terug te zetten, de echte solidariteit tussen mensen, het samen initiatieven nemen, weer meer kans zal krijgen. Dat is een heel ander motief dan liberale partijen wellicht kunnen hebben, maar zo zitten wij erin. De gelden die we wel hebben willen we dan juist reserveren voor de momenten waarop de overheid wel die zorg moet leveren, omdat die niet aan anderen kan worden overgelaten. Dat gezegd hebbend, vinden wij het prima als mensen zelf initiatieven nemen en daarvoor kunnen ze ook de school als platform gebruiken, als bij die school kennelijk de bereidheid aanwezig is, op aandringen van de ouders die daar hun kinderen hebben zitten, om initiatieven te ontplooien. Dat vind ik prima ideeën. Als we de eerste termijn beschouwen als een proefronde voor proefzwemmen, ben ik niet geslaagd, want mijn fractie heeft mij er terecht op gewezen dat ik onvoldoende aandacht heb besteed aan de vraag over het vangnet. Mevrouw Dansen heeft de suggestie gedaan om een ándere motie, namelijk die waarin de gemeente wordt opgeroepen te stimuleren dat geen kind meer zonder zwemdiploma van school gaat, als leidraad te nemen. Als ik dat als een uitnodiging van mevrouw Dansen mag opvatten, wil ik daarop graag ingaan door op een later moment voor de perspectiefnota wellicht zo’n motie voor te bereiden, tenzij het college nu al zou zeggen dat het goed is dat de gemeente het initiatief neemt om te bezien hoe wij kunnen stimuleren dat er initiatieven opgepakt gaan worden om zonder bijdrage van de gemeente meer aandacht te besteden aan het zwemmen. Dat lijkt me een goed initiatief, dat wij van harte zouden willen ondersteunen. Een andere vraag, die daar ook bij hoort, is hoe we dat vangnet precies gaan inrichten. Het feit dat het er is bij de RSD, is eigenlijk te mager. Waar we in het zelf doen een stapje terugzetten, kunnen we in het stimuleren en faciliteren wat extra doen door het zwembad in ieder geval te handhaven – dat staat wat ons betreft niet ter discussie – en goed te communiceren over hoe dat vangnet gebruikt kan worden. Ik geloof niet dat dat slechts 24 mensen/kinderen zou kunnen bereiken…. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Het is een heel simpel rekensommetje. Gemiddeld kost een A-diploma € 420,-. Als je € 10.000,- door € 420,- deelt, kom je op 24 uit. De heer Schefferlie: Dat kunt u wel zo berekenen, maar dan gaat u ervan uit dat de mensen die in het vangnet zitten volledig gecompenseerd zouden moeten worden, en dat is maar de vraag. Wie weet kan het voor een aantal mensen al genoeg zijn om het voor een deel te doen. Dat zijn nu juist zaken die interessant zijn om nader te bekijken. Als we met € 65.000,- op een of andere manier 500 kinderen aan het schoolzwemmen konden helpen, moeten met een vangnet van € 10.000,- toch ook veel meer kinderen te helpen zijn. In die zin hebben wij ook onze eigen relaties met de Stichting Gorinchemse Sportaccommodaties.
F - 33
De heer Wildschut: Mijnheer de voorzitter. De discussie en de verschillende argumenten aanhorend, kom ik tot de conclusie dat het hele probleem eigenlijk op twee pijlers rust. Om te beginnen wil ik daarbij aangeven dat zwemmen en zwemlessen in het algemeen in de ogen van D66 erg belangrijk zijn. Als dat in schoolverband zou plaatsvinden, zijn we daar ook nog niet tegen. Het is maar hoe de scholen en de ouders daaraan met elkaar invulling willen geven. De twee vragen die eigenlijk in het geding zijn luiden: waar ligt de eindverantwoordelijkheid voor het verkrijgen van een zwemdiploma door kinderen en wie betaalt de rekening? Met betrekking tot de financiële kant van de zaak zijn wij ervan overtuigd dat de vangnetconstructie bij de RSD voldoende soelaas biedt voor de mensen die financieel niet in staat zijn zwemlessen te betalen, al ben ik het met de heer Schefferlie eens dat we het nog eens zullen moeten hebben over de vraag hoe we het bestaan daarvan zo breed mogelijk bekend kunnen maken. Als er ouders zijn die daarvoor niet in aanmerking komen, is het een kwestie van prioriteiten stellen door die ouders: wat vinden ze op dat moment belangrijk? Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om daaraan invulling te geven. Dit brengt me bij de rol van de overheid. Met interesse heb ik geluisterd naar de manier waarop de SP en de PvdA de motieven van D66 beschouwen, maar die beschouwingen zijn niet correct. Het is geen trend, niet iets van de laatste tijd, want D66 beschouwt al sinds 1966 de rol van de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht van mensen als een heel belangrijk element. Politiek verschillen we daarin misschien van mening met een paar andere partijen, maar dat is dan maar zo. Het is in ieder geval geen trend en vloeit ook niet voort uit de noodzaak van financiële bezuinigingen. De heer Schefferlie: Dan zou het wel aardig zijn geweest als D66 al in 1966 het voorstel had gedaan om het schoolzwemmen af te schaffen! De heer Wildschut: Misschien was het toen niet zo actueel. Hoe dan ook, dit is de manier waarop wij naar de eigen verantwoordelijkheid kijken, wellicht tot vervelens toe herhaald, maar dan zal het misschien ook een keertje beklijven. Wat dat betreft vind ik het positief dat de heer Schefferlie heeft aangegeven dat hij zo langzamerhand ook tot het inzicht is gekomen dat het allemaal wat te veel was en te ver ging. Feitelijk zegt hij daarmee dat hij nu opschuift in onze richting, en dat beschouw ik als winst! De heer Schefferlie: Dit vraagt natuurlijk om een interruptie! De voorzitter: Zeker, ga uw gang. De heer Schefferlie: Het doorschieten van het individualisme, het te veel overnemen van mensen, is voor ons het motief. De heer Wildschut: Dat is uw eigen invulling daarvan. Ik constateer slechts dat u opschuift in de goede richting. Zoals gezegd, zijn wij van mening dat er financieel voldoende regelingen zijn. Wij staan voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen en wij zien zeker ook mogelijkheden dat ouders, in de ouderraad, in de medezeggenschapsraad, met de scholen afspraken maken over invulling van het curriculum. Dat is ook waar het thuishoort. Het is geen rol van de gemeente.
F - 34
Mevrouw Molengraaf-Vullers: U hebt het over het invullen van het curriculum en zegt dat de ouders daarin betrokken kunnen worden. Ik wil niet zeggen dat dat flauwekul is, maar volgens mij gaat de overheid daarover. De overheid legt de scholen op hoe het curriculum eruit moet zien. Het is niet zo dat een ouderraad kan bepalen dat er de hele dag gym wordt gegeven. De heer Wildschut: Nee, maar je zou wel met de school kunnen praten over de invulling van het bewegingsonderwijs en dat gebeurt nu ook al. De scholen hebben een bepaalde mate van vrijheid om daaraan invulling te geven. Het zou ons heel goed passen dat scholen de ouders betrekken bij de keuzevrijheid die binnen de scholen heerst. Dat is nu juist de manier waarop je met elkaar tot oplossingen moet komen. Wij zijn er helemaal niet voor dat de overheid daar bovenop de keuzevrijheid die er in principe is ook nog eens gaat inperken. Wij vinden het belangrijk dat die keuzevrijheid er op bepaalde vlakken is en voor zover ik weet worden door de landelijke overheid ook financiële middelen ter beschikking gesteld om invulling te geven aan dat soort keuzes. Ook ouders en scholen zouden daaraan met die financiële speelruimte invulling kunnen geven. Derhalve is het een keuze en niet meer een noodzaak tot subsidiëring op gemeenteniveau. Mevrouw Mager-Schroten: Mijnheer de voorzitter. Inmiddels wordt de eigen verantwoordelijkheid door iedereen bejubeld. Het is misschien al te veel eer dit een beetje aan de VVD toe te schrijven, maar ik wil wel benadrukken dat dit niet het enige is waar de VVD voor staat. Ook wij hebben aandacht voor degenen die het echt niet kunnen betalen en zijn van mening dat zij de weg moeten weten te vinden naar de middelen die daarvoor beschikbaar zijn, de een wat meer, de ander wat minder. Verder – het is misschien des VVD’s, maar ik heb het inmiddels ook vanuit de hele raad gehoord – worden initiatieven van het Caribabad, van ouders en ook van scholen heel erg gewaardeerd. Daarmee meen ik haast wel voor iedereen te kunnen spreken. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Dat laatste lijkt me niet helemaal juist, want ik heb de wethouder horen zeggen dat het Caribabad het niet goed heeft aangepakt omdat het niet van tevoren met Jut en Jul overlegd heeft. De voorzitter: U bent het niet eens met wat mevrouw Mager heeft gezegd, maar dat moet u niet via de wethouder spelen. Mevrouw Mager-Schroten: Het Caribabad kan het misschien nog op een andere manier aanpakken. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Maar dan wordt het wel erg lastig met het oog op 1 juni. Scholen willen natuurlijk ook duidelijkheid. Mevrouw Mager-Schroten: Als je echt iets wilt, moet het kunnen. De voorzitter: Het woord is nu aan de wethouder met het grootste drijfvermogen! Wethouder Faro: Waarvoor dank, voorzitter. Overigens geloof ik dat u niet veel voor mij onder doet!
F - 35
De voorzitter: Maar ik ben geen wethouder! Wethouder Faro: Nee, voorzitter, maar ook met drijfvermogen. In tweede termijn wil ik om te beginnen even terugkomen op de toezeggingen die ik in de begrotingsvergadering heb gedaan. Ik heb de notulen voor mijn neus liggen en daarin worden inderdaad geen bedragen genoemd, maar wat ik wel nadrukkelijk heb gezegd is dat ik het beschouw als een actieve uitnodiging aan scholen en ouders, onder andere via medezeggenschapsraden, enz., dat wij congruent willen zijn en blijven aan de rode draad die we met z’n allen hebben vastgesteld en dat we graag creatief meedenken zien door betrokken partijen, in meervoud dus, en niet één partij. Tegelijkertijd wil ik even de reactie van OVO onder de loep nemen, omdat daarmee waarschijnlijk een hoop zorg kan worden weggenomen. Ik citeer: “Daarbij is het belangrijk dat alle actoren zich inzetten om ouders te bewegen en te motiveren om hun kinderen zwemles te laten geven, omdat dit in de waterrijke omgeving van Gorinchem uitermate van belang is.” Wat ik hiermee maar wil zeggen, is dat in het overleg met de scholen natuurlijk wel degelijk op hun verantwoordelijkheid wordt gewezen. Nadrukkelijk wil ik in dit verband ook kijken naar de rode draad. Ik ben me ervan bewust dat ik wat dat betreft nogal hoekig zit ten aanzien van de vraag waar de verantwoordelijkheden liggen, maar dat heeft gewoon te maken met het feit dat wij met elkaar iets hebben te leren van de rol die wij hebben te vervullen. Die rol wordt anders dan in het verleden en daarom moeten wij uiterst zorgvuldig zijn bij het beoordelen van de vraag waar wij initiatieven nemen en waar wij initiatieven zullen stimuleren. Dat is volgens mij een ander soort activiteit dan daadwerkelijk zelf de regie in handen nemen. Het zal de scholen, inclusief de ouders en medezeggenschapsraden, voldoende duidelijk worden, al is het maar door het volgen van dit debat en het lezen daarover in de krant, dat het initiatief ook bij hen ligt, waarbij de gemeente waar nodig natuurlijk een bijdrage zal leveren door de probleemgevallen te begeleiden en te helpen bij het krijgen van zwemles. Mevrouw Molengraaf-Vullers: We maken nu een heel andere beweging: van te veel doen voor mensen, gaan we nu minder doen. Mijn ervaring is dat de klepel van de klok altijd eerst het ene uiterste raakt en dan het andere uiterste. Laten we ervoor oppassen dat we nu niet in het andere uiterste vervallen en te weinig gaan doen en de solidariteit helemaal verdwijnt. Wethouder Faro: Over veranderprocessen hoeft u mij niets te vertellen. De klepel gaat inderdaad van de ene naar de andere kant, dat is in elk veranderingsproces het geval, maar gelukkig hangt hij op een goed moment weer stil in het midden en daar moeten we naartoe. Dat betekent dat we ook het risico moeten lopen om af en toe misschien eens door te schieten, maar we moeten wel met elkaar proberen deze lijn vast te houden. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Op heel veel gebieden kunnen we best een risico lopen, maar dit vind ik persoonlijk een te groot risico, want hier is de veiligheid in het geding. Wethouder Faro: D66 moet ik zeggen dat ik niet zeker weet of de door haar genoemde rijksbijdrage voor alle scholen geldt, maar zeker is wel dat ze geldt voor speciaal onderwijs. F - 36
Tot slot wil ik me nog even tot de heer Schefferlie richten. Ik ben blij dat ik liberaal sociaal ben en ik kan me dan ook vinden in de argumenten die hij heeft genoemd. Met name het doorslaan van de individualisering leidt er naar mijn mening toe dat aan de saamhorigheid iets tekort wordt gedaan. De heer Schefferlie: Dat zou een mooie afsluiting zijn, maar ik wil u toch nog iets vragen. Om een motie bij de behandeling van de perspectiefnota te voorkomen heb ik gevraagd of u een rol voor het college ziet weggelegd voor het verder stimuleren van initiatieven, opdat iedereen zonder schoolzwemmen met een zwemdiploma de school kan verlaten, en of u bereid bent de toegang tot het vangnet beter inzichtelijk te maken. Wethouder Faro: In reactie op het laatste zou ik me kunnen voorstellen dat er een samenwerking ontstaat tussen scholen, ouders, de RSD en de gemeente Gorinchem, die op het budget ook nog € 10.000,- over heeft waarmee iets zou kunnen worden gedaan. In dat opzicht kunnen we best iets toezeggen. Wat meer moeite heb ik met het nemen van initiatief. Het nemen van initiatief vind ik een redelijk lastige kwestie. Ik laat me graag overtuigen, maar vooralsnog denk ik dat door dat initiatief te nemen de kans bestaat dat de ander toch weer iets te gemakkelijk achterover gaat leunen. De heer Elmaci: Misschien vinden de andere collegeleden het wel nodig initiatief te nemen. Ik ben benieuwd naar de reactie van het totale college. De voorzitter: Wij kennen collegiaal bestuur en als de wethouder spreekt, knikken wij allemaal begrijpend. Als u hier geen protesten hoort, spreekt hij namens het college. De heer Schefferlie: Ik begrijp dat het nemen van initiatief wat grijs wordt, misschien kunnen we daar verder nog eens over nadenken. Ten aanzien van het scheppen van duidelijkheid over het vangnet zei de wethouder dat in dat opzicht ook initiatieven door scholen etc. genomen kunnen worden. In dat opzicht is naar mijn mening echter primair een rol voor de gemeente weggelegd. Wethouder Faro: Dat hebt u goed verwoord en daar heb ik verder niets aan toe te voegen. Met het nemen van initiatief heb ik wat meer moeite, maar waar wij ambtelijk zaken kunnen stimuleren, zullen we het niet nalaten. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming. De indieners van de motie leg ik de vraag voor of zij een hoofdelijke stemming wensen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Wij willen de motie wel in stemming laten brengen, maar dat hoeft geen hoofdelijke stemming te zijn. De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag een stemverklaring afleggen. Ik was van plan de motie te steunen en had me voorgenomen dat niet te doen als de wethouder wat meer enthousiasme had getoond om initiatief te nemen. Nu de wethouder heeft gezegd dat niet te zullen doen, zal ik de motie steunen. De motie wordt hierop bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fractie ChristenUnie/SGP en de heer Van der Roest vóór verworpen.
F - 37
10. Sluiting.
De voorzitter sluit te 21.50 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Gorinchem op donderdag 4 juli 2013. De griffier,
F - 38
De voorzitter,