Zitting van de gemeenteraad van maandag 16 december 2013 Aanwezigen : De Pooter Sonja ‐ voorzitter Hofmans Lode ‐ burgemeester Muyshondt Tine, Verhaegen Jef, Bossaerts Fernand, Vermeesch Roel, Goris Hilde, De Schutter Stan ‐ schepenen Beirinckx Monique, Van Dessel Lutgart, Caers Yves, Damen Nicole, Redig Luc, Engelen Christel, Helsen Kevin, Baeten Marleen, Raeymaekers Sylvain, De Ryck Johan, Van Camp Lotte, Willems Ann, Dillen Jan, Huysmans Fons, Welz Jörg, Oliviers John, Teurfs Patrik ‐ raadsleden Van der Schoot Wim ‐ gemeentesecretaris De zitting wordt te 20.00 uur geopend. Openbare zitting 0001 Verslag vorige zitting Het verslag van de vorige zitting wordt met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. 0002 Aktename ontslag raadslid De gemeenteraad neemt akte van het ontslag van de heer Raeymaekers S. als gemeenteraadslid vanaf 1 januari 2014. 0003 Onderzoek geloofsbrieven en eedaflegging opvolgend raadslid Gelet op het schrijven van de heer S. Raeymaekers tot ontslag als gemeenteraadslid en de kennisgeving aan de voorzitter op 19 november 2013; Gelet op de akteneming van heden houdende het ontslag van de heer S. Raeymaekers, gemeenteraadslid; Overwegende dat de heer Wittocx G., geboren te Mortsel, op 24 juni 1958 en alhier wonend, Heesterbos 3 te 2520 Ranst, als eerstvolgende opvolger gekozen op de lijst nr. 2 waartoe het te vervangen raadslid behoorde; Gehoord de uiteenzetting gehouden in openbare vergadering betreffende het onderzoek van de geloofsbrieven van voornoemde opvolger waaruit blijkt dat hij nog steeds voldoet aan de gestemde vereisten van verkiesbaarheid en zich niet bevindt in een geval van onverenigbaarheid hetzij wegens uitoefening van een bediening, hetzij wegens bloed‐ of aanverwantschap; Aangezien het bewijs geleverd is dat voornoemde de vereiste nationaliteit bezit en de voorwaarden van leeftijd en woonst verenigt. Besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1:
De heer Wittocx G. ter zitting uit te nodigen en te verzoeken, in openbare vergadering en in handen van de voorzitter, de voorgeschreven eed af te leggen, waaraan hij voldoet als volgt: ,,Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen’’. De heer G. Wittocx wordt tot gemeenteraadslid‐titularis aangesteld vanaf 1 januari 2014. Hij zal als laatste voorkomen op de voorrangstabel van de gemeenteraadsleden. 0004 Onderzoek geloofsbrieven opvolgend politieraadslid Ingevolge het ontslag van 19 november 2013 van de heer Sylvain Raeymaekers, als lid van de gemeenteraad met ingang van 1 januari 2014 en gelet op artikel 19 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst wordt de heer John Oliviers verkozen verklaard als effectief lid van de politieraad en de heer Dillen Jan als opvolger, volgens voordrachtakte van 20 december 2012 ingediend respectievelijk door de gemeenteraadsleden mevrouw Lutgarde Van Dessel , de heer Johan De Ryck, mevrouw Marleen Baeten, de heer Sylvain Raeymaekers, de heer Jan Dillen, de heer Jörg Welz, mevrouw Ann Willems, de heer John Oliviers en de heer Patrik Teurfs van de lijst nr. 2 N‐ VA. 0005 Aanduiding vertegenwoordiger PWA Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op de statuten van de vereniging zonder winstoogmerk het "Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Ranst; Gelet op de beslissing van de Algemene Vergadering van de VZW op 31 januari 2013 om het aantal leden terug te dringen tot 12 leden waardoor het de gemeente toekomt om 6 van de 12 leden met stemrecht te benoemen om de voornoemde vereniging zonder winstoogmerk samen te stellen; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 22 april 2013 waarbij de gemeenteraad 12 vertegenwoordigers aangeduid heeft; Overwegende dat deze aanduiding niet in overeenstemming is met de beslissing van de Algemene Vergadering van de vereniging zonder winstoogmerk het "Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Ranst en dat als gevolg een nieuwe aanduiding dient plaats te vinden; Overwegende dat deze benoeming evenredig dient te gebeuren volgens de verhouding tussen de fracties; Overwegende de kandidatenlijst voorgesteld door de verschillende fractievoorzitters van de fracties in de gemeenteraad; Mw. Lutgart Van Dessel als vertegenwoordiger van de N‐VA‐fractie De heer Jan Dillen als vertegenwoordiger van de N‐VA‐fractie De heer Paul Lenssens, als vertegenwoordiger van de Open VLD‐ fractie Mw. Tine Van Hoof, als vertegenwoordiger van de Open VLD‐fractie De heer Dirk Verbruggen, als vertegenwoordiger van de CD&V‐fractie Mw. Leen Callens, als vertegenwoordiger van de groen‐fractie Overwegende de geheime stemming waarbij 24 raadsleden deelnamen aan de elektronische geheime stemming waarbij ze konden stemmen op de naam van de voorgedragen kandidaten en waarvan 24 leden gestemd hebben; Overwegende de uitslag van de geheime stemming voor de vertegenwoordiger met stemrecht:
Mw. Lutgart Van Dessel als vertegenwoordiger van de N‐VA‐fractie: 24 stemmen voor De heer Jan Dillen als vertegenwoordiger van de N‐VA‐fractie: 24 stemmen voor De heer Paul Lenssens, als vertegenwoordiger van de Open VLD‐ fractie: 24 stemmen voor Mw. Tine Van Hoof, als vertegenwoordiger van de Open VLD‐fractie: 24 stemmen voor De heer Dirk Verbruggen, als vertegenwoordiger van de CD&V‐fractie: 24 stemmen voor Mw. Leen Callens, als vertegenwoordiger van de groen‐fractie: 24 stemmen voor Overwegende de afkondiging van de stemming door de voorzitter; Besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: §1. De gemeenteraad vordert volgende vertegenwoordigers af in het ‘Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Ranst (PWA)’: Mw. Lutgart Van Dessel als vertegenwoordiger van de N‐VA‐fractie De heer Jan Dillen als vertegenwoordiger van de N‐VA‐fractie De heer Paul Lenssens, als vertegenwoordiger van de Open VLD‐ fractie Mw. Tine Van Hoof, als vertegenwoordiger van de Open VLD‐fractie De heer Dirk Verbruggen, als vertegenwoordiger van de CD&V‐fractie Mw. Leen Callens, als vertegenwoordiger van de groen‐fractie §2. Het ‘Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Ranst (PWA)’ wordt in kennis gesteld van de beslissing van de gemeenteraad. §3. De beslissing van de gemeenteraad van 22 april 2013 vervalt bij deze beslissing. 0006 Motie betreffende verminderde doorstorting aanvullende personenbelasting in 2013 Gelet op het schrijven van de Federale Overheidsdienst Financiën eind oktober aan het gemeentebestuur van Ranst, waarin de FOD Financiën laat weten dat de gemeente Ranst voor 2013 224.246€ oftewel 4,10% minder zal uitbetaald krijgen aan aanvullende personenbelasting (APB); Gelet op het schrijven van de FOD Financiën eind oktober aan het gemeentebestuur van Ranst, waaruit blijkt dat de FOD Financiën een nieuwe raming van de APB voor de gemeente Ranst voor 2014 heeft opgemaakt, waarin het tegoed voor 2013 extra wordt doorgestort; Gelet op het feit dat uit cijfers van de minister van Financiën blijkt dat in 2013 in totaal 195 miljoen euro minder zal worden doorgestort aan Vlaamse gemeenten, terwijl Waalse gemeenten in 2013 in totaal 16,9 miljoen meer ontvangen dan oorspronkelijke geraamd; Gelet op het feit dat hierdoor de federale regering in 2013 een last van bijna 200 miljoen euro doorschuift naar de Vlaamse steden en gemeenten; Gelet op het feit dat deze daling van de ontvangsten uit de APB een grote impact zal hebben op de jaarrekening 2013, aangezien deze ontvangsten goed zijn voor ongeveer 51,65% van de gemeentelijke belastingontvangsten en aangezien de gemeente pas tijdens het laatste kwartaal van 2013 van de gewijzigde ramingen op de hoogte werd gebracht; Gelet op het feit dat deze daling van de ontvangsten uit de APB belangrijke gevolgen heeft voor de gemeente inzake liquiditeitenbeheer, aangezien de gemeente Ranst omwille van de tegenvallende doorstortingen van de FOD Financiën geld zal moeten lenen om tijdelijke -
kastekorten op te vangen. Daarop moet de gemeente uiteraard kosten betalen. Kosten die er niet zouden zijn moest de federale overheid haar doorstortingsritme op peil hebben gehouden; Gelet op het feit dat de lokale besturen voor hun meerjarenplan een raming dienen te maken van alle ontvangsten en uitgaven tot 2019, en dit onmogelijk getrouw kunnen doen als ze voor een van hun belangrijkste inkomstenbronnen zo sterk afhankelijk zijn van de agenda en de beleidskeuzes van een ander overheidsniveau; Overwegende het voorstel van het raadslid J. De Ryck, fractievoorzitter N‐VA. Besluit met 10 stemmen voor, 1 onthouding (L. Redig) en 13 tegen (L. Hofmans, H. Goris, R. Vermeesch, J. Verhaegen, Y. Caers, F. Huysmans, K. Helsen, M. Beirinckx, N. Damen, S. Deschutter, F. Bossaerts, T. Muyshondt en Sonja De Pooter): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: De motie aangaande de werkwijze van doorstorten van de aanvullende personenbelasting wordt niet weerhouden. 0007 Rechtpositieregeling: aanpassing Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, inzonderheid op artikel 105, 116, §1, en op artikel 313, §1; Gelet op het koninklijk besluit van 26 december 1938 betreffende de pensioenregeling van het gemeentepersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 1986, 5 augustus 1991 en 20 juli 2000; Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1962 betreffende de toekenning van een toelage wegens uitoefening van hogere functies aan het provinciaal en gemeentelijk personeel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 april 1972; Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1962 betreffende de toekenning van een vergoeding voor huisvesting aan het provinciaal en gemeentelijk personeel; Gelet op het koninklijk besluit van 12 februari 1963 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens buitengewone prestaties aan het provincie‐ en gemeentepersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juni 1970, 8 juni 1971, 16 oktober 1975 en 21 augustus 1979; Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1965 inzake vergoeding wegens verblijfskosten, toegekend aan het provincie‐ en gemeentepersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 februari 1974 en 29 augustus 1991; Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1965 betreffende het toekennen van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige leden van het provincie‐ en gemeentepersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 mei 1973, 22 juli 1975 en 27 november 1985; Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1965 houdende de algemene regeling inzake reiskosten, gemaakt voor dienstreizen van het provincie‐ en gemeentepersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 april 1985; Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1974 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de toekenning van een diplomabijslag aan sommige personeelsleden van de provincies, gemeenten, agglomeraties en federaties van gemeenten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 januari 1990, 6 maart 1991, 31 maart 1993 en 20 juni 1994; Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 1975 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de toekenning van een toelage voor nachtwerk aan sommige
personeelsleden van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en de federaties van gemeenten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 januari 1989, 2 juni 1989 en 20 juni 1994; Gelet op het koninklijk besluit van 1 oktober 1975 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de tegemoetkoming van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en de federaties van gemeenten in sommige vervoerskosten van hun personeelsleden; Gelet op het koninklijk besluit van 3 december 1975 tot vaststelling van de grens van de algemene bepalingen betreffende de geldelijke valorisatie van de vroegere diensten die in de overheidssector door sommige leden van het provincie‐ en het gemeentepersoneel werden verricht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 1985; Gelet op het koninklijk besluit van 17 november 1976 tot vaststelling van de grens van de algemene bepalingen betreffende de toekenning van een toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk aan sommige personeelsleden van de provincies en de gemeenten; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1977 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de inaanmerkingneming van de diensten door sommige personeelsleden van de provincies, de gemeenten en agglomeraties van gemeenten verricht in de privésector, in de hoedanigheid van door de openbare besturen tewerkgestelde werkloze of als stagiair krachtens de wetgeving op de stage van jongeren; Gelet op het koninklijk besluit van 2 juni 1977 tot vaststelling van de grens van de algemene bepalingen betreffende de toekenning van een reisvergoeding aan sommige personeelsleden van de gemeenten, betrokken bij een samenvoeging, een aanhechting of een wijziging van gebiedsgrenzen na 31 december 1976, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1978; Gelet op het koninklijk besluit van 2 juni 1977 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden der provincies en gemeenten die verlof voor de opvang met het oog op adoptie of pleegvoogdij genieten; Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1977 tot vaststelling van het aantal mindervaliden dat door de provincies, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten en de agglomeraties van gemeenten moet worden tewerkgesteld; Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1990 houdende vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan sommige personeelsleden van de provincies en de gemeenten; Gelet op het koninklijk besluit van 12 februari 1993 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de bezoldiging door de provincies en de gemeenten van sommige personeelsleden die met bevallingsverlof zijn; Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het administratief en geldelijk statuut van de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 juli 2006; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2006 houdende de minimale voorwaarden voor het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en bepaling over de taalpremie; Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 betreffende de Rechtspositieregeling van het gemeente‐ en het provinciepersoneel en de diverse aanpassingen; Gelet de beslissing van de gemeenteraad houdende de goedkeuring van de lokale rechtspositieregeling op 15 december 2008 e.v.; Gelet op de gemeenteraadsbesluit van 15 december 2009 houdende de goedkeuring van het arbeidersreglement; Gelet op het advies van het managementteam van 20 november 2013; Gelet op het protocol van akkoord met het ACV‐Openbare Diensten van 9 december 2013;
Gelet op het protocol van niet‐akkoord met het ACOD van 9 december 2013; Gelet op de beslissing van de OCMW‐raad 2 december 2013 houdende het gunstig advies en de aanpassing van de RPR conform de onderstaande artikelen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: De volgende artikels van de RPR zullen als volgt worden aangepast met ingang van 1 januari 2014: “Art. 79: Het resultaat van de eindevaluatie van de proeftijd is gunstig of ongunstig. De gemeentesecretaris en de financieel beheerder op proef die na het verstrijken van de proeftijd op grond van het ongunstige eindresultaat van de eindevaluatie niet in aanmerking komt voor de vaste aanstelling in statutair verband worden door de gemeenteraad ontslagen. De aanstellende overheid hoort het personeelslid vooraf. Het evaluatiecomité kan een verlenging van de proeftijd voorstellen, als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen. De proeftijd wordt verlengd met zes maanden. In voorkomend geval beslist de gemeenteraad over de verlenging van de proeftijd. Art. 155: … §2. Onverminderd §1 worden de vakantiedagen genomen naar keuze van het personeelslid doch met inachtneming van de behoeften van de dienstverlening onder de verantwoordelijkheid van de diensthoofden en de gemeentesecretaris. Art. 269: … §3. Het personeelslid krijgt, maximaal tien keer per jaar, dienstvrijstelling op de dag waarop het bloed, plasma of bloedplaatjes geeft op voorwaarde dat de afgifte niet buiten de stamtijden kan. De dienstvrijstelling geldt voor de tijd die nodig is voor de gift, waarin inbegrepen de tijd die naargelang het geval nodig is voor de verplaatsing naar en van het afnamecentrum. Art. 318: De toelage voor het opdrachthouderschap die de raad met toepassing van artikel 131 instelt, is gelijk het geïndexeerde bedrag van de minimale salarisverhoging, vermeld in artikel 287, dat overeenkomt met het niveau van de functie die de opdrachthouder bekleedt. Opdrachthouders in een lopende opdracht, die als gevolg van de plaatselijke uitvoering van de bepalingen van het eerste en het tweede lid een lagere opdrachthouderstoelage zouden krijgen, behouden hun toelage op persoonlijke titel voor de verdere duur van hun lopende opdracht. Art. 320: Naast de inhaalrust opgelegd door de arbeidsduurwetgeving krijgt het personeelslid: 1° per uur nachtprestaties tussen 22 uur en 6 uur: één kwartier extra inhaalrust; 2° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zondag of een reglementaire feestdag: één uur extra inhaalrust; 3° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag: 45 min extra inhaalrust vanaf 1 januari 2014 en een half uur extra inhaalrust vanaf 1 januari 2015.”
Art. 2: Onderhavig besluit zal voor verder gevolg worden overgemaakt aan de bevoegde toezichthoudende overheid conform art. 253 van het gemeentedecreet. 0008 Evaluatiereglement: aanpassing Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en meer bepaald de artikelen 113 ‐ 115; Gelet op artikel het 43 §3 van het gemeentedecreet dat stelt dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vaststelt; Gelet op de goedkeuring van het evaluatiereglement in de gemeenteraad van 27 juni 1996; Gelet op het Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 en latere wijzigingen houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de goedkeuring van de rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel door de gemeenteraad in zitting van 15 december 2008, meer bepaald Titel II – Hoofdstuk VII De duur van de proeftijd en de evaluatie tijdens de proeftijd ‐ Hoofdstuk VIII: De evaluatie tijdens de loopbaan; Overwegende dat het noodzakelijk wordt geacht dat de personeelsleden tweejaarlijks worden geëvalueerd op basis van kerncompetenties en competenties per niveau, waarbij de personeelsleden worden beoordeeld in de uitoefening van hun functie en jaarlijks via functioneringsgesprekken kunnen bijgestuurd worden; Gelet op het feit dat de personeelsleden worden geëvalueerd op ambtelijk niveau; Overwegende dat de personeelseden worden geïnformeerd over alle aspecten van het evaluatiestelsel en de evaluatiecriteria die op hen van toepassing zijn; Gelet op het advies van het managementteam van 20 november 2013; Gelet op de onderhandeling in het Bijzonder Onderhandelingscomité afgesloten met een protocol van akkoord op 9 december 2013 en het protocol van akkoord; Gelet op het positief advies van dit vormingsreglement op 2 december 2013 op de OCMW‐ raad; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Art. 12 van het evaluatiereglement wordt aangepast als volgt: “Art. 12: Evaluatieperiode. Elk personeelslid zoals bepaald onder artikel 1 van dit reglement en dat zich in de administratieve stand “dienstactiviteit” bevindt, wordt tweejaarlijks geëvalueerd. Het evaluatiegesprek gebeurt ten laatste 1 maand na het einde van de lopende evaluatieperiode. Het eigenlijk evalueren en het opstellen van een evaluatieverslag wordt afgerond binnen een termijn van drie maanden na het einde van de evaluatieperiode afloopt. Een personeelslid dat tijdens de evaluatieperiode met loopbaanonderbreking gaat of in verlof gaat dat met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld, wordt geëvalueerd bij de terugkeer in dienstverband, indien het personeelslid tijdens desbetreffende evaluatieperiode minstens zes maanden prestaties heeft geleverd tijdens de evaluatieperiode. De evaluatie heeft betrekking op de periode dat effectief prestaties geleverd zijn tijdens de evaluatieperiode. Het personeelslid behoudt het resultaat van de vorige evaluatieperiode
voor de duur van de periode van de loopbaanonderbreking of het verlof tot het eerstvolgende evaluatietijdstip.” Art. 2: Art. 35 van het evaluatiereglement wordt aangepast als volgt: “Art. 35: Inwerkingtreding Dit evaluatiereglement wordt van kracht op 1 januari 2014.” Art. 2 Het aangepaste evaluatiereglement is van kracht vanaf 1 januari 2014. 0009 Arbeidsreglement: aanpassing Gelet op het gemeentedecreet en in het bijzonder het artikel 43, 2° en 4° en artikel 112; Gelet op de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen; Gelet op de wet van 18 december 2002 houdende wijziging van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen heeft het toepassingsgebied van de arbeidsreglementen uitgebreid tot de publieke sector; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 15 december 2008 e.v. houdende de goedkeuring van de rechtspositieregeling; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 14 december 2009 houdende de goedkeuring van het arbeidsreglement; Gelet op het advies van het managementteam van 20 november 2013; Gelet op het protocol van akkoord van het onderhandelingscomité van 9 december 2013; Overwegende de diverse toelichtingen vanuit het gemeentebestuur naar het personeel; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De volgende aanpassingen aan het arbeidsreglement worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2014: “Artikel 5 – Invoering van de variabele arbeidstijd §1 – De dagelijkse arbeidstijden kunnen verspreid worden over volgend dagschema, ingedeeld in glijdende arbeidstijden en stamtijden. De dienstverlening moet echter verzekerd blijven tijdens de openingsuren en op maandag‐ en donderdagnamiddag tot 16u. Maandag: Dinsdag: Van 07.30 uur tot 09.00 uur: glijtijd Van 07.30 uur tot 09.00 uur: glijtijd Van 09.00 uur tot 12.00 uur: stamtijd Van 09.00 uur tot 12.00 uur: stamtijd Van 12.00 uur tot 18.00 uur: glijtijd Van 12.00 uur tot 21.00 uur: glijtijd Woensdag: Donderdag: Van 07.30 uur tot 09.00 uur: glijtijd Van 07.30 uur tot 09.00 uur : glijtijd Van 09.00 uur tot 12.00 uur: stamtijd Van 09.00 uur tot 12.00 uur : stamtijd Van 12.00 uur tot 18.00 uur: glijtijd Van 12.00 uur tot 18.00 uur: glijtijd Vrijdag: Van 07.30 uur tot 09.00 uur: glijtijd Van 09.00 uur tot 12.00 uur: stamtijd Van 12.00 uur tot 18.00 uur: glijtijd §2 – De maximumduur van de dagelijkse prestaties is beperkt tot maximum 11 uren. Er dient rekening gehouden met minimale dagprestaties van 3 uren. ...
Artikel 7 – Verrekening van de prestaties §2 – Prestaties voor en na de glijtijden worden niet als gewone prestaties beschouwd maar worden gedefinieerd als buitengewone prestaties (overuren of onregelmatige prestaties) in opdracht van de rechtstreeks leidinggevende of van de gemeentesecretaris in het kader van dienstnoodwendigheden. De verrekening van deze prestaties worden geregeld in de lokale rechtspositieregeling (art. 319 – 325). De overuren, die wegens dienstnoodwendigheden buiten de stam‐ en glijtijden worden gepresteerd, dienen door de dienstverantwoordelijke of gemeentesecretaris digitaal bevestigd te worden indien de tijdsregistratie dat voorziet. Prestaties niet in opdracht van de rechtstreeks leidinggevende of van de gemeentesecretaris worden niet meegerekend. §3 – Op het einde van de maand mogen de uren in debet van een personeelslid niet meer dan 4 uren en in credit niet meer dan 12 uren bedragen. Vaste arbeidstijd Artikel 12 – Verrekening van de prestaties §1. De dagprestaties worden als volgt ingedeeld: 4u06 in de voormiddag 3u30 in de namiddag §2. Op het einde van de maand worden de weekprestatie van 38 uren verwerkt in een periodetotaal. De aanwezigheden voor 7.54 uur en na 16.00 uur worden niet als prestaties aangerekend. De overuren, die wegens dienstnoodwendigheden buiten het vaste werkschema worden gepresteerd dienen digitaal bevestigd te worden via de tijdsregistratie. Hierna wordt de compensatie, voorzien in de lokale rechtspositieregeling toegepast. Uitzonderingen: Artikel 14 – Poetsvrouwen: §1 – Poetsvrouwen werken volgens een vaste uurregeling. Afhankelijk van de locatie werken ze volgens een vaste arbeidstijdenregeling als goedgekeurd door de gemeentesecretaris in overleg met de rechtstreeks leidinggevende en het personeelslid na advies van de personeelsdienst. §2 – Indien de locatie een tijdsregistratiesysteem bezit dienen ze hun arbeidstijd te registreren zoals artikel 11 voor het technisch personeel voorziet of via het telefonische tijdsregistratie. Indien er geen tijdsregistratiesysteem aanwezig is dienen ze hun aan‐ en afwezigheden nauwkeurig te registreren op een voorgedrukt formulier. §3 – de overige bepalingen in het reglement zijn van toepassing op de poetsvrouwen. Artikel 15 – Bibliotheekpersoneel: §1 – Het bibliotheekpersoneel werkt volgens een vaste uurregeling. Afhankelijk van de locatie werken ze volgens een vaste arbeidstijdenregeling als goedgekeurd door de gemeentesecretaris in overleg met de rechtstreeks leidinggevende en het personeelslid na advies van de personeelsdienst. §2 – Indien de locatie een tijdsregistratiesysteem bezit dienen ze hun arbeidstijd te registreren zoals artikel 11 voor het technisch personeel voorziet of via het telefonische tijdsregistratie. Indien er geen tijdsregistratiesysteem aanwezig is dienen ze hun aan‐ en afwezigheden nauwkeurig te registreren op een voorgedrukt formulier. §3 – de overige bepalingen in het reglement zijn van toepassing op het bibliotheekpersoneel. Artikel 16 – Personeel van de sportdienst: §1 – Het personeel van de sportdienst met uitzondering van de sportfunctionaris en de sportpromotor werken volgens een vaste uurregeling, volgens een vaste arbeidstijdenregeling als goedgekeurd door de gemeentesecretaris in overleg met de rechtstreeks leidinggevende en het personeelslid na advies van de personeelsdienst.
§2 – De toezichters werken volgens een vaste uurregeling waardoor ze over een vast uurrooster beschikken verdeeld over een aantal weken. In hun uurrooster bedraagt de gemiddelde arbeidsduur 38uur per week, gespreid over een periode van 6 weken. §3 – In afwachting van een tijdsregistratiesysteem dient het sportpersoneel hun aan‐ en afwezigheden nauwkeurig te registreren op een voorgedrukt formulier. §4 – de overige bepalingen in het reglement zijn van toepassing op het sportpersoneel. §5 – de sportfunctionaris en de sportpromotor werken volgens de bepalingen van de variabele tijdsregistratie conform artikel 4 tot en met 7 van deze bijlage 1: Reglement arbeidstijd en tijdsregistratie” Art. 2: De gemeenteraad geeft opdracht aan het college van burgemeester en schepen om dit arbeidsreglement te verspreiden aan alle personeelsleden ter kennisgeving en het te deponeren bij het kantoor van de gewestelijke Arbeidsinspectie ‐ Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg. 0010 Vormingsreglement: aanpassing Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en meer bepaald het artikel 111; Gelet op het Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 en latere wijzigingen houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de goedkeuring van de rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel door de gemeenteraad in zitting van 15 december 2008 e.v. , meer bepaald art. 88 § 4 dat stelt dat de gemeenteraad een vormingsreglement vastlegt. Het vormingsreglement regelt onder meer: de vorming tijdens de proeftijd, de verplichtingen van de personeelsleden bij deelname aan een vormingsactiviteit, de faciliteiten die aan de personeelsleden worden toegekend bij het volgen van vorming en de algemene criteria op basis waarvan vormingsaanvragen geweigerd worden; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 19 december 2011 houdende de goedkeuring van het vormingsreglement; Overwegende dat de maatschappelijke organisatie en het leven in onze samenleving continu veranderen, waardoor de personeelsleden van het gemeentebestuur genoodzaakt zijn zich steeds aan te passen aan de veranderende eisen die de omgeving hen opleggen. Deze aanpassing is enkel mogelijk mits de personeelsleden de nodige vorming kunnen volgen; Overwegende dat de reistijden in het algemeen scherp waren gesteld omwille van het groter probleem van verkeersdrukte waarbij sommige tijden niet als realistisch gezien worden; Gelet op de onderhandeling in het Bijzonder Onderhandelingscomité afgesloten met een protocol van akkoord op 9 december 2013 en het protocol van akkoord/niet‐akkoord; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art.1 Art. 18, §3 van het vormingsreglement wordt aangepast als volgt: “§3. De verplaatsingstijd wordt vastgesteld op basis onderstaande tabel van vermoedelijke reistijden per bestemming, met uitzondering in de gevallen van overmacht. Bij overmacht
beslist de gemeentesecretaris over de effectieve verplaatsingstijd. Voor bestemmingen die niet zijn opgenomen in onderstaande tabel wordt de verplaatsingstijd vastgesteld door de gemeentesecretaris op basis van een routeplanner. Bij verplaatsingen met het openbare vervoer wordt de verplaatsingstijd met 30 minuten aangevuld. Ranst 0u Grobbendonk 1u00’ Kontich 1u20’ Zandhoven 0u30’ Malle 1u00’ Mechelen 1u40’ Lier 0u30’ Brecht 1u00’ Hasselt 1u40’ Schilde 0u30’ Herentals 1u00’ Leuven 2u30’ Wommelgem 0u30’ Antwerpen 1u20’ Brussel 2u30’ Nijlen 0u30’ Geel 1u20’ Gent 2u30’ Boechout 0u30’ Turnhout 1u20’ Nazareth – Sint Laureins 2u30’ Zoersel 0u30’ Westerlo 1u20’ Brugge 3u30’ De verplaatsing vanuit de werkplaats naar de vormingsactiviteit dient geregistreerd te worden als dienstopdracht via de procedure beschreven in het reglement arbeidstijd en tijdsregistratie als bijlage aan het arbeidsreglement. De verplaatsingstijd vanuit de woonplaats wordt geregistreerd als een correctie op de boeking via de procedure beschreven in het reglement arbeidstijd en tijdsregistratie als bijlage aan het arbeidsreglement. Indien de betrokkene zich vanuit de woonplaats naar de vorming verplaatst wordt de verplaatsingstijd tussen de woonplaats (berekend op basis van een routeplanner) en de werkplaats in vermindering gebracht. De vaststelling van de verplaatsingstijd gebeurt door de gemeentesecretaris. Het vormingsreglement wordt ingevoerd vanaf 1 januari 2012.” Art. 2 Het aangepaste vormingsreglement is van kracht vanaf 1 januari 2014. 0011 Vaststelling begrip dagelijks personeelsbeheer Gelet op het gemeentedecreet van 5 juli 2005 en in het bijzonder artikel 42, 43 §2, 9° en 23°, 57 §3 5°, 86, 87, 160 §2 en 248 t.e.m. 262; Gelet op de nieuwe gemeentewet en in het bijzonder art. 144 bis; Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen; Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2008 houdende de vaststelling van de lokale rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 14 december 2009 houdende de vaststelling van het arbeidsreglement voor het personeel; Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 26 april 2010 houdende de personeelsformatie; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel 42, 43 § 2,9° ‐ 12°, 57 § 3 5°, 159 § 2, 160 § 2; Gelet op artikel 55bis van het KB van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit; Gelet op artikel 121 van het BVR van 25 juni 2010 betreffende de beleids‐ en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegende dat de gemeentesecretaris, die instaat voor de algemene leiding van de diensten, hoofd van het personeel is en bevoegd voor het dagelijks personeelsbeheer;
Overwegende dat de gemeenteraad bevoegd is voor het vaststellen van wat onder het begrip; Overwegende de nota van de VVSG houdende het dagelijks personeelsbeheer. Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: §1. Krachtens artikel 86 van het gemeentedecreet is de gemeentesecretaris bevoegd voor het dagelijks personeelsbeheer. Onder het dagelijks personeelsbeheer verstaan: 1. Vorming - goedkeuring gratis studiedagen en interne cursussen (met inbegrip van terugbetaling onkosten, dienstvrijstellingen, …); - toelating voor werkbezoeken, selectiecommissies, optreden als spreker; - opleggen verplichte opleidingen; - terugbetaling kosten langdurige opleidingen; - toestemming dienstreizen; 2. Personeelsbeheer en wedden - verlenging vermindering arbeidsprestaties; - toekenning verminderde prestaties op doktersadvies; - toekenning verlof zonder wedde; - vaststelling onwettige afwezigheid (inhouding wedde); - vaststelling en wijziging individuele uurroosters; - kennisneming (niet‐)erkenning arbeidsongeval; - in aanmerking nemen privédiensten/vaststellen individuele wedde; - toekenning/intrekking vermindering arbeidsprestaties; - toekenning invaliditeitsvergoeding; 3. Loopbaanbegeleiding - vaststelling functiebeschrijvingen; - aanduiding evaluatoren; - interne organisatie van de evaluatieprocedure; - individuele opvolging van evaluatie; - toewijzen tewerkstellingsplaats; 4. Selectie en organisatie - vaststelling datum indiensttreding; - stageaanvragen/vrijwilligerswerk; - opdracht tot permanentieplicht §2. De beslissingen van het dagelijks personeelsbeheer worden maandelijks ter kennisgeving voorgelegd aan het college. Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de bevoegdheden van dagelijks personeelsbeheer waarover geen interpretatie of beleidsmarge bestaat, verder door de gemeentesecretaris gedelegeerd worden aan een lid van het managementteam. De wijze waarop deze delegatie inzake dagelijks personeelsbeheer verder gespecificeerd wordt, wordt opgenomen in de afsprakennota die de gemeentesecretaris ingevolge artikel 87§2 van het gemeentedecreet namens het managementteam aan het college voorlegt. §3. De aanstellingsbevoegdheid ressorteert onder de aanstellende overheid. Hieronder wordt verstaan: 1. alle voorbereidende handelingen die leiden tot aanstelling, benoeming, bevordering of interne personeelsmobiliteit zoals: - beslissing tot het aanleggen van een wervings‐ en bevorderingsreserve;
- vacantverklaringen van betrekkingen: alle aanvragen voor vervanging, invulling van vacatures en extra personeel; - bepaling volgens welke procedure een vacature wordt bezet; - vaststelling selectiecommissie; - keuze van bekendmakingskanalen oproep vacature; - keuze van selectietechniek; - beoordeling van de ingediende kandidaturen; - afwijking van de diplomavereiste met preselectie door extern bureau; - kennisneming (tussen)uitslagen examens/selectieproeven; - vaststelling wervings‐ en bevorderingsreserves en verlenging, vaststelling datum indiensttreding; - beslissingen tot aanstelling en aanstelling op proef voor contractueel personeel; - beslissingen tot bevordering en (verder) belasten met de taak van een andere functie in het kader van interne mobiliteit, waarneming hogere functie of ambtshalve herplaatsing. 2. de ontslagbevoegdheid waarbij een einde wordt gesteld stellen aan het dienstverband van een statutair personeelslid wanneer: - een aangeboden ontslag wordt aanvaard; - het personeelslid ambtshalve op pensioen wordt gesteld; - het personeelslid tuchtrechtelijk wordt gestraft met het ontslag van ambtswege of de afzetting; - het personeelslid wordt afgedankt na verloop van de proeftijd of wegens beroepsongeschiktheid na twee ongunstige evaluaties; - het personeelslid overlijdt; 3. een einde stellen aan het dienstverband van een contractueel personeelslid: - wanneer de verbintenis tenietgaat volgens de algemene wijzen; - door afloop van de termijn of voltooiing van het werk waarvoor de overeenkomst werd gesloten; - door de wil van één van de partijen, wanneer de overeenkomst voor onbepaalde tijd werd gesloten of ingeval een dringende reden tot beëindiging voorhanden is; - wegens beroepsongeschiktheid na twee ongunstige evaluaties; - door overmacht; - door het overlijden van de werknemer; - beslissingen omtrent de opzegtermijn of verbrekingsvergoeding na afdanking voor statutair en contractueel personeel. 4. Vaststelling van de disponibiliteit: 5. Ambsthalve herplaatsing 6. Ter beschikking stelling op grond van art. 144bis NGW §4. De gemeenteraad behoudt de bevoegdheid voor het nemen van beslissingen met betrekking tot: opmaak of wijziging van nieuwe functies; opmaak of wijziging van personeelsreglementen, rechtspositieregeling en personeelsformatie; benoeming van de decretale graden; aanstelling, ontslag en tucht van de leden van het managementteam §5. Het college van burgemeester en schepenen behoudt de bevoegdheid voor het nemen van beslissingen met betrekking tot: aanstelling, ontslag en tucht van het onderwijzend personeel; de toekenning van opdrachthouderschap, budgethouderschap of mandaat; betalende studiedagen en betaalbaarstelling vormingsfacturen; vaststelling en wijziging collectieve uurroosters;
-
vastleggen van verlof‐ en sluitingsdagen (met name de verplaatsing van door de gemeenteraad bepaalde feestdagen); vaststelling van afwijkende regelingen voor vergoedingen en toelagen; kennisneming van beslissingen van het OCMW.
0012 Reglement voor de vergoeding van leden van een selectiecommissie Gelet op de artikelen 42, 43 en 57 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op de rechtspositieregeling zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in de zitting van 15 december 2008 en in het bijzonder titel 2, hoofdstuk III t.e.m. V; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van de vergoeding voor juryleden van examencommissies; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement aan te passen voor de huidige legislatuur; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: definitie extern lid van de selectiecommissie Een deskundige ter zake die examens voorbereidt, op de dag van de selectie zetelt in de selectiecommissie, en antwoorden verbetert, en die niet tewerkgesteld wordt door de gemeente Ranst wordt beschouwd als extern lid van de selectiecommissie. Het college van burgemeester en schepenen stelt namens de gemeente Ranst vast wie in de selectiecommissie zetelt. Art. 2: vergoedingsregeling §1. De externe leden van de selectiecommissie krijgen volgende onkostenvergoeding: Per aanwezige Per aanwezige Per aanwezige Betrekking Forfaitair kandidaat in de kandidaat in de presentiegeld kandidaat in de schriftelijke proef praktische proef mondelinge proef per proef Niveau E‐D‐C 50 EUR 5 EUR 10 EUR 10 EUR Niveau A‐B en decretale 75 EUR 10 EUR 10 EUR 15 EUR graden §2. Een combinatie van een schriftelijke en praktische proef wordt gedefinieerd als 1 enkele proef waarbij de vergoeding wordt vastgesteld als een praktische proef. §3. De maximumvergoeding per selectie is vastgesteld op 450 euro per lid van de selectiecommissie. Art. 3: prestaties Worden als prestaties aanzien : de voorbereidingen op de selectieprocedure de vergaderingen i.f.v de selectieprocedure het zetelen in de selectiecommissie de verbeteringswerken aan de selectieprocedure het maken van verslagen van de selectieprocedure De deliberatie verplaatsingsonkosten Art.4: formulier ‘deelname selectiecommissie’
Elk lid van de selectiecommissie dient op het einde van zijn/haar taak het formulier ‘deelname selectiecommissie’ in te vullen en te ondertekenen. Dit formulier is een verklaring op eer. Art. 4: uitbetaling Na overhandiging van het formulier ‘deelname selectiecommissie’ aan de personeelsdienst, gaat de gemeente over tot de uitbetaling van de onkostenvergoeding. Art. 5: verzekering De leden van de selectiecommissie zijn verzekerd door de gemeente voor burgerlijke aansprakelijkheid en arbeidsongevallen. Art. 6: Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2007 houdende de vergoeding juryleden examencommissies wordt opgeheven. Art. 7: Dit besluit valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0013 Overeenkomst gemeente m.b.t. toepassing van verkavelingsreglementering Iveka Gelet op het schrijven van Iveka van 18 november 2004 omtrent het voorstel tot overeenkomst tussen de distributienetbeheerder en de gemeente met betrekking tot toepassing van de reglementering van distributienetbeheerder inzake verkavelingen en groepsbouw; Gelet op het ingediende voorstel; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Onderhavige bepalingen regelen de betrekkingen tussen de distributienetbeheerder Iveka en elke deelnemende gemeente, in het raam van de reglementen betreffende de aanleg, de oprichting en/of de aanpassing van distributie‐installaties voor elektriciteit en openbare verlichting in verkavelingen en appartementsgebouwen/wooncomplexen, zoals goedgekeurd door de raad van bestuur van Iveka in zitting van 16 november 2004. Art. 2: De door de gemeente aan de verkavelaar verstrekte verkavelingsvergunning zal voor deze laatste de verplichting inhouden de reglementen verkavelingen en groepsbouw van de distributiebeheerder na te leven. De gemeente die nalaat deze verplichting in de verkavelingsvergunning te voorzien, zal de ten laatste van de verkavelaar gelegde verplichtingen in het raam van voornoemde reglementen voor haar rekening nemen. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de bestaande verplichtingen en engagementen die de gemeente heeft onderschreven ten aanzien van de verkavelaars (onder meer de maatschappijen voor streekontwikkeling e.a.) Art. 3: De door de gemeente aan de verkavelaar verstrekte verkavelingsvergunning zal voor deze laatste de verplichting inhouden dat steeds het elektriciteitsdistributienet en de openbare verlichtingsinstallaties worden aangelegd. Art. 4:
Het plan en de kostenraming van de nutsvoorzieningen (openbare verlichting inbegrepen) in de verkaveling zullen eerst aan de gemeente ter goedkeuring worden voorgelegd. De gemeente zal, binnen 30 kalenderdagen na ontvangst, haar advies aan de distributiebeheerder Iveka overmaken. Nadat de kostenraming en het plan in voorkomend geval werden aangepast aan de opmerkingen van de gemeente of nadat de termijn van opmerkingen verstreken is, zullen deze documenten aan de opdrachtgever worden overgemaakt. Art. 5: De distributienetbeheerder zal voor de verwerving van de zakelijke rechten op de grond en de ondergrond met het oog op de aanleg van nutsleidingen een vrijstelling van registratierechten aanvragen. Art. 6: Aangezien de gemeente overeenkomstig de statutaire bepalingen van de distributienetbeheerder ermee instemt dat de installaties voor elektriciteitsdistributie in privé‐verkavelingen en industriële verkavelingen (voor de duur van de opdrachthoudende vereniging) uiteindelijk in eigendom komen van de distriubutienetbeheerder, worden de installaties die de gemeente van de privé‐verkavelaars en de industriële verkavelaars om niet in eigendom verworven heeft, bij het verlijden van de verkavelingsakte bij wijze van verkoop overgedragen aan de distributienetbeheerder. De distributienetbeheerder zal instaan voor de betaling van deze aankoop binnen de maand na het verlijden van voormelde verkavelingsakte. Art.7: In geval de Vlaamse overheid het project openbare verlichting in een sociale verkaveling subsidieert komen deze subsidies ten goede van de distributienetbeheerder. 0014 Reglement voor toekenning van sociale voordelen Gelet op de artikelen 42 en 43 van de het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op het besluit van de Vlaamse Executieve d.d. 24 juli 1991 houdende bepaling van de begrippen gezondheidstoezicht en sociale voordelen bedoeld in artikel 33 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing d.d. 23 mei 2011 houdende toekenning van sociale voordelen aan de leerlingen van het gemeentelijk lager onderwijs en aan de leerlingen van de vrije gesubsidieerde instellingen voor kleuter‐ en lager onderwijs; Overwegende de noodzaak tot verlenging van dit retributiereglement; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het gemeenteraadsbesluit van 23 mei 2011 houdende toekenning van sociale voordelen wordt opgeheven en met ingang van 1 januari 2014 tot 31 december 2019 vervangen door volgende bepalingen. Art. 2: De aan de leerlingen van de gemeentelijke lagere scholen toegekende sociale voordelen zijn: a) Ochtendtoezicht: vanaf 7.30 uur b) Middagtoezicht: max. 1 uur c) Avondtoezicht: tot 19.00 uur, uitgezonderd woensdag d) Nabewaking op woensdagmiddag: tot 13.00 uur
e) Betaling van de toegangsgelden voor de zwembeurten Art. 3: De vergoeding voor de personen belast met het toezicht wordt vastgesteld op 10€/uur vermenigvuldigd met de gezondheidsindex van de maand augustus (1988=100). Deze vergoeding wordt toegekend per eenheid van 50 leerlingen voor het ochtend‐ en avondtoezicht, de nabewaking op woensdagmiddag en voor het middagtoezicht Art. 4: De tussenkomst voor het ochtend‐ en avondtoezicht en de nabewaking op woensdagmiddag, wordt verminderd met het remgeld vermenigvuldigd met het aantal rechthebbende leerlingen, waarbij: ‐ het remgeld gelijk is aan het bedrag dat door de verstrekker van het sociale voordeel wordt gevraagd voor het ochtend‐ en avondtoezicht en de nabewaking op woensdagmiddag aan de leerlingen die zijn onderwijsinstelling bezoeken. ‐ het aantal rechthebbende leerlingen gelijk is aan het aantal leerlingen dat het speciale voordeel geniet. Voor het ochtendtoezicht wordt remgeld gevraagd tot 1/2 uur voor de aanvang van de lessen. Het remgeld voor het avondtoezicht en de nabewaking op woensdagmiddag wordt aangerekend vanaf een kwartier na het beëindigen der lessen. Het bedrag van het remgeld wordt vanaf 1 januari 2014 vastgesteld als volgt: - voor het ochtendtoezicht: € 0,5/kwartier - voor het avondtoezicht en de nabewaking op woensdagmiddag: € 1/begonnen halfuur Art. 5: Voor het middagtoezicht wordt de in artikel 3 vastgestelde vergoeding vastgesteld als volgt: 10€ x gezondheidsindex van de maand augustus (1088=100) x 160 dagen x aantal toegekende eenheden verminderd met 6,30 € x het aantal leerlingen per 1 februari van voorafgaand schooljaar. Art. 6: Om aanspraak te kunnen maken op de voormelde sociale voordelen aan de personen die de leerlingen in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, moeten de onderwijsinstellingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs te Ranst minimaal de bijdragen vragen die het gemeentebestuur vraagt aan de leerlingen die de gemeentelijke lagere scholen bezoeken. Art. 7: De bezoldiging van de toezichters gebeurt door de instellingen die het sociale voordeel ontvangen. De betaling door het gemeentebestuur kan enkel geschieden na trimestriële voorlegging van de door de toezichters tegengetekende prestatiestaten door de begunstigde inrichtende macht. Art. 8: De financiële tussenkomsten voor gezondheidstoezicht en aan de leerlingen verleende sociale voordelen, worden slechts toegekend aan de inrichtende machten die erom verzoeken en die de door het gemeentebestuur nodig geachte controle aanvaarden, zonder dat deze controle tot enige inmenging in het schoolleven zelf aanleiding mag geven. Art. 9: De instellingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, waarvan de leerlingen genieten van sociale voordelen, moeten ieder afzonderlijk voor elk van de hen toegekende sociale voordelen, uiterlijk op 15 december van het jaar waarin het voordeel wordt toegekend, aan het gemeentebestuur een correcte opgave doen van het totaal aantal leerlingen van de betrokken instellingen op 1 februari van het schooljaar en een gedetailleerd overzicht van het aantal rechthebbende leerlingen van het schooljaar waarin het sociale voordeel wordt toegekend.
Art. 10: Dit besluit zal ter kennis gebracht worden van de inrichtende machten van de onderwijsinstellingen voor lager onderwijs van het gesubsidieerd vrij onderwijs te Ranst. Art. 11: Dit besluit valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0015 Huishoudelijk reglement van de regeling voor‐ en naschoolse opvang van kinderen in het gemeentelijk en gesubsidieerd onderwijs Gelet op artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op het besluit van de Provincieraad dd. 17 oktober 1991 houdende de goedkeuring van een reglement op de subsidiëring van plaatselijke specifieke initiatieven inzake kinderopvang; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van heden houdende de goedkeuring van het reglement voor toekenning van sociale voordelen; Overwegende dat een huishoudelijk reglement noodzakelijk is om voor subsidiëring in aanmerking te komen; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het huishoudelijk reglement houdende regeling voor‐ en naschoolse opvang van kinderen in het gemeentelijk en gesubsidieerd onderwijs; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het huishoudelijk reglement houdende regeling voor‐ en naschoolse opvang van kinderen in het gemeentelijk en gesubsidieerd onderwijs wordt opgeheven en met ingang van 1 januari 2014 tot 31 december 2019 vervangen door volgende bepalingen. Art. 2: De gemeente organiseert een voor‐ en naschoolse opvang in alle gemeentelijke lagere scholen, en in alle gesubsidieerde vrije kleuter‐ en lagere scholen in de gemeente. Art. 3: Alle kinderen van 2,5 jaar tot 12 jaar kunnen gebruik maken van de opvang. Oudere kinderen worden slechts tot de opvang toegelaten voor zover ze nog in de lagere school zitten. Art. 4: Alle kinderen die in Ranst school lopen, of in Ranst woonachtig zijn kunnen van de opvang gebruik maken. Art. 5: De voor‐ en naschoolse opvang staat ook open voor gehandicapte kinderen. Art. 6: De voor‐ en naschoolse opvang wordt verzekerd op alle schooldagen. De uurregeling wordt vastgesteld als volgt: ‐ voorbewaking: vanaf 7.30 uur ‐ nabewaking: tot 19.00 uur, uitgezonderd woensdag
‐ nabewaking op woensdagnamiddag: tot 13.00 uur Art. 7: De ouders van de kinderen die gebruik maken van de voor‐ en naschoolse opvang betalen hiervoor een bijdrage. Het bedrag van deze bijdrage wordt als volgt vastgesteld: voor het ochtendtoezicht: € 0,5/kwartier voor het avondtoezicht en de nabewaking op woensdagmiddag: € 1/begonnen halfuur Het remgeld voor het avondtoezicht en de nabewaking op woensdagmiddag wordt aangerekend vanaf een kwartier na het beëindigen der lessen. Art. 8: De vergoeding voor de personen belast met het toezicht wordt vastgesteld op 10 euro/uur, vermenigvuldigd met de gezondheidsindex van de maand augustus (1988=100). Art. 9: De in artikel 8 vastgestelde vergoeding wordt toegekend: - voor het ochtend‐ en avondtoezicht en de nabewaking op woensdagmiddag per eenheid van 50 leerlingen. - voor het middagtoezicht per eenheid van 50 leerlingen. Art. 10: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0016 Retributiereglement en dienstreglement van de plaatelijke openbare bibliotheek Gelet op het decreet Lokaal Cultuurbeleid van 6 juli 2012; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 26 april 2011 houdende de goedkeuring van het dienst‐ en retributiereglement plaatselijke openbare bibliotheek; Gelet op het positief advies van het beheersorgaan van de bibliotheek in haar vergadering van 5 november 2013; Overwegende dat het vaststellen van de gemeentelijke reglementen een bevoegdheid is van de gemeenteraad; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Doelstelling POB De plaatselijke openbare bibliotheek van Ranst is vrij toegankelijk voor iedereen. Zij is een democratische instelling. Haar collecties boeken, dvd’s en andere mediadragers, haar dienstverlening en haar uitbreidingsactiviteiten worden in een geest van objectiviteit aangepast aan de behoeften, aan de ontwikkeling, opvoeding, informatie en ontspanning van de gehele bevolking. Art. 2: Openingsdagen en –uren: §1. De hoofdbibliotheek, gesitueerd in de deelgemeente Ranst is open op volgende dagen en tijdstippen: Maandag: 14 tot 20 uur Dinsdag: 14 tot 20 uur Woensdag: 14 tot 18 uur Donderdag: 10 tot 12 uur en 14 tot 20 uur Zaterdag 10 tot 12 uur
§2. De uitleenpost Oelegem is open op volgende dagen en tijdstippen: Maandag: 18 tot 20 uur Woensdag: 12 tot 15 uur Donderdag 18 tot 20 uur Zaterdag: 10 tot 12 uur §3. De uitleenpost Emblem is open op volgende dagen en tijdstippen: Dinsdag: 18 tot 20 uur Woensdag: 14 tot 16 uur Zaterdag: 10 tot 12 uur §4. In bijzondere omstandigheden is het college van burgemeester en schepenen gemachtigd om bijkomende openingsuren of sluitingen te voorzien. Art. 3: Inschrijvingsprocedure Men wordt ingeschreven op voorlegging van het identiteitsbewijs. De elektronische identiteitskaart of lenerskaart moet voorgelegd worden bij het uitlenen van materiaal. Kinderen tot 12 jaar krijgen gratis een lenerskaart. Bij verlies van de lenerskaart wordt voor kinderen onder 12 jaar een nieuwe kaart afgeleverd tegen betaling van 5€. Art. 4: Uitleenkost en ‐termijn §1. De uitleen van werken is kosteloos. De uitleentermijn bedraagt 28 dagen (4 weken) voor gedrukte materialen. §2. AVM‐materialen (dvd’s e.d.) kan men slechts 14 dagen (2 weken) ontlenen. §3. Een verlenging, persoonlijk of via de gemeentelijke website, van deze termijn is mogelijk voor zover de werken niet door andere leners zijn gevraagd. De uitgeleende werken kunnen maximaal 2 maal worden verlengd. Telefonisch of per e‐mail verlengen is niet mogelijk. §4. Voor 5 euro kunnen 3 e‐boeken ontleend worden, en dit via de website van de bibliotheek (aanbod is afhankelijk van de Vlaamse projectorganisatie Bibnet). De leentermijn bedraagt 4 weken. Voor e‐boeken kan de uitleentermijn niet verlengd worden. Art. 5: Retributies bij laattijdige terugbrenging van ontleende materialen: §1. Volgende retributies worden ingesteld: - 0,20 euro retributie per week per boek, tijdschrift, strip - 2,00 euro retributie per week voor AVM (dvd en cd‐rom), met inachtneming van één gratiedag. §2. De kosten voor het verzenden van maningsbrieven vallen ten laste van de gebruiker. Na 6 maanden wordt het boek als verloren beschouwd en artikel 9 toegepast. Art. 6: Adresveranderingen Adresveranderingen moeten door de leners onmiddellijk worden medegedeeld. Art. 7: Uitleningen De uitleningen zijn persoonlijk , het geleende mag niet verder worden uitgeleend. Art. 8: Verantwoordelijkheid lener De lener is verantwoordelijk voor de op zijn naam geleende werken. Bij het ontvangen van een beschadigd werk dient hij het personeel te verwittigen, zoniet kan hij aansprakelijk worden gesteld. Art. 9: Verlies of beschadiging van de ontleende werken De lener dient zorg te dragen voor de geleende werken. Bij verlies of beschadiging zal de bibliothecaris het bedrag van de schadevergoeding bepalen. Voor een beschadigd cd‐doosje betaalt de lener 0,50 euro, voor een dvd‐securitybox 1,70 euro. Art. 10: Informatie De gebruiker kan voor informatie, begeleiding en andere hulp steeds een beroep doen op het personeel. In de onmiddellijke omgeving van de uitleendienst en van de
publiekscatalogus is daartoe eveneens een informatie‐ en begeleidingscentrum voorzien. Art. 11: Reservaties Werken die zijn uitgeleend kunnen worden gereserveerd. De kost van een reservering bedraagt 0,20 euro. Werken die niet voorhanden zijn, kunnen in het kader van het reglement op het leenverkeer onder bibliotheken worden aangevraagd. De kost van het interbibliothecair leenverkeer (I.B.L.) voor de aanvrager bedraagt 2,00 euro per ingewilligde aanvraag. Art. 12: Raadpleging en internetgebruik In de leeszaal dient de gebruiker ervoor te zorgen dat de studieatmosfeer niet wordt verstoord. De referentiewerken en de meest recente edities van de tijdschriften kunnen enkel ter plaatse worden geraadpleegd. Internet kan gratis gedurende een ½ uur worden geraadpleegd. Per geprint blad betaalt de gebruiker 0,10 euro. Dezelfde kost wordt aangerekend voor een kopie. Art. 13: Uitsluitingen Om ernstige redenen kan een lener uitgesloten worden door het beheersorgaan op voorstel van de bibliothecaris. Art. 14: Door zich in te schrijven in de openbare bibliotheek verklaart de gebruiker zich akkoord met dit reglement dat hem/haar overhandigd wordt bij de inschrijving. Alle onvoorziene gevallen worden door de bibliothecaris geregeld. Art. 15: Voor de uit de collectie afgevoerde materialen zoekt het beheersorgaan een geschikte bestemming, op voorstel van de bibliothecaris. Indien ze in de bibliotheek worden verkocht is de eenheidsprijs 0,50 euro voor boeken met een harde kaft en 0,20 euro voor boeken met een zachte kaft, ongeacht de staat waarin het materiaal zich bevindt. Vóór de start van een boekenverkoop krijgen het documentatiecentrum en alle scholen van Ranst de kans om gratis een keuze te maken uit de afgevoerde boeken. Art. 16: Dit reglement geldt vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019. Art. 17: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht zoals bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0017 Huishoudelijk reglement en afsprakennota van de gemeentelijke milieu‐ en natuurraad Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de goedkeuring van de samenstelling gemeentelijke milieu‐ en natuurraad, gemeenteraadsbeslissing van 24 juni 2013; Gelet op het advies 003 van de milieuraad i.v.m. aanpassing statuten, gemeenteraadsbeslissing van 22 april 2013; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De gemeenteraad geeft goedkeuring aan het huishoudelijk reglement 2013 en de afsprakennota 2013, als bijlage bij dit besluit.
Art. 2: Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en vervalt op 31 december 2019. 0018 Reglement voor de vergoeding voor het wegnemen processierupsen, wespennesten en bijenkorven Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de nieuwe gemeentewet; Gelet op het KB van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming; Gelet op het KB van 25 april 2007 tot vaststelling van de opdrachten van de hulpdiensten die kunnen verhaald worden en diegene die gratis zijn; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 14 oktober 1993 houdende de overeenkomst met de stad Lier tot oprichting voorpost Ranst; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van de stad Lier van 25 februari 2008 houdende de retributieverordening voor sommige brandweerprestaties; Gelet op het reglement houdende vergoeding voor het wegnemen processierupsen, wespennesten en bijenkorven goedgekeurd door de gemeenteraad in de zitting van 22 maart 2010; Overwegende dat omwille van de overeenkomst met de stad Lier tot oprichting van een voorpost in Ranst de retributie aan de stad Lier ook verschuldigd is voor de inwoners van Ranst voor het vernietigen of onschadelijk maken van processierupsen, wespennesten en van bijenzwermen met uitzondering van een noodoproep met het oog op het redden of beschermen van personen; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om zich vanaf 1 januari 2014 aan te sluiten bij het retributiereglement van de stad Lier. Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen en 11 onthoudingen (L. Redig, L. Van Dessel, J. Welz, J. Dillen, J. De Ryck, J. Oliviers, A. Willems, P. Torfs, L. Baeten, S. Raeymaeckers en C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel 1: §1. Het reglement houdende de vergoeding voor het wegnemen processierupsen, wespennesten en bijenkorven wordt met ingang vanaf 1 januari 2014 ingetrokken waarbij het verwijderen van de processierupsen, wespennesten en bijenkorven opnieuw ten laste wordt gelegd van de burger. §2. Een noodoproep met het oog op het redden of beschermen van personen blijft gratis conform het KB van 25 april 2007. 0019 Aanvullend verkeersreglement: andersvalidenparking Broechemsesteenweg 15 Gelet op het Gemeentedecreet, inzonderheid artikel 42; Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid artikel 135; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Gelet op het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer; Gelet op het ministerieel besluit waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald;
Gelet op het ministerieel rondschrijven betreffende de aanvullende reglementen en de plaatsing van verkeerstekens; Gelet op de beslissing van 14 september 2009 houdende de installatie van 2 parkeerplaatsen voor andersvaliden; Overwegende dat de gemeente de plicht heeft de veiligheid en het gemak van doorgang te waarborgen op zijn grondgebied; Overwegende dat parkeerplaatsen kunnen worden voorbehouden op plaatsen waar andersvaliden woonachtig zijn; Gelet op het advies van de verkeerscommissie; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: In de Broechemsesteenweg ter hoogte van pand nummer 15 zal een parkeerplaats voor andersvaliden worden voorbehouden. Art. 2: Deze maatregel zal ter kennis worden gebracht met de verkeersborden E9a met pictogram‐onderbord. Art. 3: Onderhavig reglement zal ter kennisgeving, in drievoud toegezonden worden aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Vlaamse Overheid, Koning Albert II‐laan 20 bus 2, 1000 Brussel. 0020 Aanvullend verkeersreglement: andersvalidenparking Vlotstraat 23 Gelet op het Gemeentedecreet, inzonderheid artikel 42; Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid artikel 135; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Gelet op het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer; Gelet op het ministerieel besluit waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald; Gelet op het ministerieel rondschrijven betreffende de aanvullende reglementen en de plaatsing van verkeerstekens; Gelet op de beslissing van 14 september 2009 houdende de installatie van 2 parkeerplaatsen voor andersvaliden; Overwegende dat de gemeente de plicht heeft de veiligheid en het gemak van doorgang te waarborgen op zijn grondgebied; Overwegende dat parkeerplaatsen kunnen worden voorbehouden op plaatsen waar andersvaliden woonachtig zijn; Gelet op het advies van de verkeerscommissie; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: In de Vlotstraat ter hoogte van pand nummer 23 zal een parkeerplaats voor andersvaliden worden voorbehouden. Art. 2:
Deze maatregel zal ter kennis worden gebracht met de verkeersborden E9a met pictogram‐onderbord. Art. 3: Onderhavig reglement zal ter kennisgeving, in drievoud toegezonden worden aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Vlaamse Overheid, Koning Albert II‐laan 20 bus 2, 1000 Brussel. 0021 Politiereglement betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaats en de lijkbezorging gewijzigd bij het decreet van 10 november 2005, het decreet van 18 april 2008 en de decreten van 9 december 2011 en 22 februari 2013 dat de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging opheft, met uitzondering van de artikelen 15 bis §2, 2de lid, 23bis en 32; Gelet op het besluit van 14 mei 2004 van de Vlaamse regering tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2005; Gelet op het gemeentedecreet artikel 42, 186, 187; Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid artikel 119,119bis,133 en 135 §2; Overwegende dat de gemeentelijke overheid krachtens artikel 135§2 van de nieuwe gemeentewet, moet instaan voor een goed politie en ondermeer de openbare reinheid, gezondheid, veiligheid en rust moet waarborgen; Overwegend dat de gemeentelijke begraafplaatsen onderworpen zijn aan het gezag, de politie en het toezicht van de gemeentelijke overheden die ervoor moeten zorgen dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen verricht worden die strijdig zijn met de overledenen verschuldigde eerbied en dat er geen ontgravingen gebeuren zonder dat daartoe verlof werd verleend; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: Het onderstaande politiereglement betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging wordt goedgekeurd en is van kracht voor onbepaalde duur vanaf de vijfde dag na de bekendmaking conform de bepalingen in het gemeentedecreet en in het bijzonder art. 186: I: Adres, openingsuren, toegang en handhaving van de orde Artikel 1: De gemeentelijke begraafplaatsen te Ranst zijn: de begraafplaats te Ranst: Schawijkstraat de begraafplaats te Ranst: Centrum (Enkel nog bijzettingen in een bestaande grafconcessie) de begraafplaats te Broechem: Kapelstraat de begraafplaats te Emblem: Ambelweg de begraafplaats te Oelegem: Kerkhoflei Artikel 2: De gemeentelijke begraafplaatsen zijn toegankelijk alle dagen van zonsopgang tot zonsondergang. Bezoekers dienen zich tijdig naar de uitgang te begeven zodat zij de begraafplaats voor zonsondergang verlaten hebben. Artikel 3:
Er worden geen voertuigen (behoudens de gemeentelijke diensten) op de begraafplaats toegelaten. Op een aantal kerkhoven wordt een uitzondering voorzien voor de begrafenisondernemers en de steenkappers. Voor hen geldt volgende regeling: Emblem: geen toegang Oelegem: geen toegang Broechem: toegang tot het ronde punt Ranst: steenkappers hebben geen toegang en begrafenisondernemers tot aan het ronde punt Ranst‐Centrum: geen toegang Artikel 4: Op de begraafplaatsen worden geen huisdieren toegelaten, ook niet aan de leiband, met uitzondering van dieren die in het bijzonder zijn opgeleid om de zelfredzaamheid te bevorderen van de persoon die ze begeleiden. Artikel 5: Het gemeentebestuur is niet verantwoordelijk voor natuurschade, ongevallen, vernielingen of diefstallen welke op de begraafplaatsen ten nadele van derden zouden voorvallen en staat derhalve ook niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen. Artikel 6: Op de begraafplaats zijn alle handelingen verboden waardoor de orde of de aan de overledenen verschuldigde eerbied verstoord worden. Het is in het bijzonder verboden: aanplakbrieven of opschriften aan te brengen, behoudens in de gevallen bepaald bij wet, het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen of onderhavig reglement; goederen te koop aan te bieden of zijn diensten aan te bieden De jaarlijkse bloemenverkoop naar aanleiding van Allerheiligen en Allerzielen in de directe omgeving van het kerkhof is enkel mogelijk mits voorafgaande schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en schepenen. Verkoop op het kerkhof is niet toegelaten. II: Lijkbezorging: afspraken Artikel 7: Geen lijkbezorging vindt plaats zonder voorafgaandelijke schriftelijke afspraken en bevestiging tussen de gemeentelijke diensten en de naaste verwanten of de begrafenisondernemer die in naam van deze laatste handelt. Artikel 8: Elk verzoek om lijkbezorging moet minstens drie werkdagen vooraf toekomen op de gemeentelijke diensten. Dit verzoek dient volgende gegevens te bevatten: de personalia van de overledene; de gegevens van de persoon of de vennootschap die instaat voor de uitvaart; de gevraagde datum en het tijdstip van de lijkbezorging; de wijze van lijkbezorging (begraving, verstrooiing, bijzetting); concessie of gewone lijn; hernieuwing van een eventueel bestaande concessie. Artikel 9: Enkel na bevestiging door de gemeentelijke diensten van de datum en het tijdstip van begraving ontstaat de verbintenis tot uitvoering van de lijkbezorging op de aangegeven wijze op een welbepaald tijdstip. Begraving is mogelijk: alle werkdagen tussen 9 uur en 14 uur op zaterdag tussen 9 uur en 12 uur
Bijzetting in het columbarium of verstrooiing is mogelijk: alle werkdagen tussen 9 uur en 15 uur op zaterdag tussen 9 uur en 12 uur Geen lijkbezorging kan plaatsvinden zonder voorlegging van de wettelijk vereiste toelating tot begraving of crematie, afgeleverd door de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. Artikel 10: Uiterlijk op het tijdstip van lijkbezorging dient dit document overhandigd te worden aan het personeel van de begraafplaats, belast met de materiële uitvoering van de lijkbezorging. Artikel 11: Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand, op voorlegging van het daartoe nodige doktersattest. De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen. Artikel 12: Een balseming of enig andere conserverende behandeling, voorafgaand aan de kisting, kan in de door Vlaamse Regering bepaalde gevallen toegelaten worden. Artikel 13: Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. Artikel 14: Voor de begraving wordt door de gemeentelijke diensten een identificatieplaatje met een uniek nummer op de lijkkist aangebracht. Dit nummer wordt bijgeschreven op de afgeleverde toelating tot begraving en in het register van lijkbezorging. Artikel 15: Bij crematie wordt door zorgen van het personeel van het crematorium een vuurvast steentje met een uniek nummer bij de lijkkist geplaatst. Na crematie wordt de as in een urn geborgen met toevoeging van dit identificatieteken met een uniek nummer. Bij verstrooiing of bewaren van de as na crematie wordt dit uniek nummer bijgeschreven op de afgeleverde toelating tot crematie en in het register lijkbezorging. Bij bewaring van de as blijft het steentje met uniek nummer in de urn geborgen. Artikel 16: Behalve om te voldoen aan een rechterlijke beslissing mag de kist na kisting niet meer geopend worden. III: Lijkenvervoer III.1: vervoer van niet‐gecremeerde lijken Artikel 17: De niet‐gecremeerde lijken moeten individueel met een lijkwagen of op een passende wijze vervoerd worden. Artikel 18: Zijn verboden, behoudens machtiging van de burgemeester of zijn gemachtigde: ‐ het vervoer, buiten het grondgebied van de gemeente, van de lijken van de personen die er overleden of dood aangetroffen werden; ‐ het vervoer, naar een plaats op het grondgebied van de gemeente, van de lijken van personen die er niet zijn overleden of dood aangetroffen werden; ‐ de machtiging tot vervoer buiten de gemeente van het lijk van een persoon die er overleed of dood aangetroffen werd, wordt slechts verleend op voorlegging van een document waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming. III.2: vervoer van gecremeerde lijken Artikel 19:
Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van welvoeglijkheid. IV: Ontgravingen Artikel 20: Behoudens de ontgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen ontgraving worden verricht dan met schriftelijke toelating van de burgemeester. Het verlenen tot toestemming tot opgraving door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen. Artikel 21: Behoudens gerechtelijk bevel is een opgraving verboden tijdens de periode van grafrust die loopt tot 10 jaar na de begraving. Artikel 22: Het recht verschuldigd bij ontgraving wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Alle kosten zijn ten laste van de aanvragers. Artikel 23: De ontgraving is slechts toegelaten: op bevel van de gerechtelijke overheid om een lijk of de urne over te brengen van een niet‐geconcedeerd graf naar een geconcedeerd graf Artikel 24: De aanvraag tot ontgraving dient door de nabestaande schriftelijk te worden gericht aan de burgemeester. Onverminderd het recht van de burgemeester om in de toelating bijzondere voorwaarden op te leggen, moeten steeds volgende beschikkingen worden nageleefd: de dag en het uur waarop de ontgraving zal plaatsvinden, wordt in overleg met de gemeentelijke diensten bepaald; de ontgraving heeft plaats, eventueel in de aanwezigheid van de burgemeester, maar steeds in de aanwezigheid van een lid van de lokale politie, belast met het toezicht op de begraafplaatsen. Deze stelt het proces‐verbaal op van de ontgraving; het grafteken, de beplantingen en alle voorwerpen die het openleggen van het graf kunnen bemoeilijken of beletten, dienen vooraf verwijderd te worden door de aanvrager. Het lichten van de kist gebeurt door de aanvrager‐ontgraver; het voorzien van een nieuw graf en het vullen van de oorspronkelijke kuil geschiedt door de zorgen van de gemeente; onmiddellijk na de lichting dienen de stoffelijke resten naar de nieuwe bestemming worden overgebracht, met inachtneming van alle ter zake geldende voorschriften; indien de stoffelijke resten langer dan een half jaar begraven zijn is een nieuwe kist verplicht. De kosten van het bezorgen van de doodskist zijn ten laste van de familie/aanvrager. Dit artikel is niet van toepassing op: de ontgravingen bevolen door de gerechtelijke overheid de ontgravingen naar aanleiding van een bestemmingsverandering van de gemeentelijke begraafplaats. Artikel 25: Ontgravingen met de bedoeling over te gaan tot herbegraving in niet‐geconcedeerde grond zijn niet toegelaten. Artikel 26: Behalve bij gerechtelijk bevel worden vanaf 1 oktober tot en met 30 november en op zaterdagen geen ontgravingen verricht.
V: Verplaatsing van de urn met de as Artikel 27: Elke verplaatsing van de urn met de as is verboden, behoudens na machtiging door de burgemeester. Deze machtiging wordt enkel verleend: ‐ op last van de rechterlijke macht ‐ op verzoek van de naaste verwanten tot overbrenging van de as naar een grafconcessie of een columbariumconcessie op dezelfde begraafplaats of elders. Artikel 28: Bij de opruiming van een columbarium of een urnenveld waar lijkbezorging in gewone lijn heeft plaatsgevonden wordt voor elke verplaatsing van de urn met de as een belasting op ontgraving of verplaatsing van de urn met de as geheven, waarvan het tarief wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Artikel 29: Alle kosten voor prestaties, door derden te leveren bij de uitvoering van een dergelijke verplaatsing van de urn met de as, zijn ten laste van de belanghebbende die de vraag tot verplaatsing heeft ingediend. Artikel 30: Voor elke verplaatsing van de urn met de as wordt een proces verbaal opgemaakt door een lid van de lokale politie. VI: Strafbepalingen Artikel 31: Onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 340, 453 en 523 van het strafwetboek, worden de inbreuken op de bepalingen van deze verordening bestraft met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen evenals met een boete van één tot vijfentwintig euro ofwel met één van deze straffen alleen. VII: Slotbepalingen Artikel 32: De huidige gemeentelijke politieverordening op de begraafplaatsen en lijkbezorging wordt opgeheven. Artikel 33: Deze politieverordening zal bekendgemaakt worden overeenkomstig de artikelen 186 van het gemeentedecreet en wordt van kracht vijf dagen na de bekendmaking conform artikel 186 van het gemeentedecreet. Artikel 34: Afschrift van deze verordening wordt gestuurd aan de Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen en de griffies van de Rechtbank van eerste aanleg en de Politierechtbank. 0022 Huishoudelijk reglement op de gemeentelijke begraafplaatsen Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaats en de lijkbezorging gewijzigd bij het decreet van 10 november 2005, het decreet van 18 april 2008 en de decreten van 9 december 2011 en 22 februari 2013 dat de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging opheft, met uitzondering van de artikelen 15 bis §2, 2de lid, 23bis en 32;
Gelet op het besluit van 14 mei 2004 van de Vlaamse regering tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2005; Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid artikel 119, 119bis ,133 en 135 §2; Gelet op de gemeentelijke politieverordening op de begraafplaatsen en lijkbezorging van 16 december 2013; Overwegend dat het noodzakelijk is een duidelijk overzicht te krijgen tussen de rechten en verplichtingen tot de begraafplaatsen is het aangewezen te beschikken over een huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: Het onderstaande huishoudelijk reglement betreffende de begraafplaatsen wordt goedgekeurd vanaf heden en is van kracht voor onbepaalde duur vanaf de vijfde dag na de bekendmaking conform de bepalingen in het gemeentedecreet en in het bijzonder art. 186: I: Algemene bepalingen Artikel 1: definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: a. lijk: dood lichaam van een mens waarvan het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand b. as: wat van een lijk overblijft na crematie overeenkomstig de wet. c. Stoffelijke overschotten: het lijk of de as d. Lijkbezorging: ‐ het begraven van lijken in volle aarde ‐ het bijzetten van lijken of as in een grafkelder ‐ het verstrooien van as op een strooiweide ‐ het bijzetten van as in een columbarium ‐ het begraven van as op een urnenveld ‐ het begraven van de foetus op de sterretjesweide of verstrooiing van de as. e. lijkbezorging in gewone lijn: ‐ het begraven van een lijk in volle aarde in een niet in concessie gegeven graf ‐ het bijzetten van de as in een niet in concessie gegeven nis van het columbarium ‐ het verstrooien van de as op de strooiweide ‐ het begraven van de as op een urnenveld ‐ het begraven van de foetus op de sterretjesweide in een niet in concessie gegeven graf of verstrooiing van de as (gewone lijn is zonder sterretje). f. naaste verwanten: de personen die bevoegd zijn om in de lijkbezorging te voorzien; g. urnentegel: afdekplaat die de urnenbuis afsluit van een niet in concessie gegeven graf; h. grafteken: iedere constructie, zerk, kruis of gelijkaardige herinnerings‐ of identificatieteken op een graf, de plaat die een nis van het columbarium afsluit, de naamplaat die op de urnentegel wordt gelegd, het lessenaarsdeksel of de naamplaat op een herdenkingszuil; i. grafconcessie: in concessie gegeven grond voor begraving van lijken of as, hetzij in volle aarde, hetzij in een reeds bestaande grafkelder; j. columbariumconcessie: een in concessie gegeven nis in het columbarium; k. urnenveldconcessie: in concessie gegeven grond voor het begraven van een asurne;
l.
aanvrager van een concessie: de natuurlijke persoon die de concessieaanvraag indient of de natuurlijke persoon in wiens naam een derde, hiertoe gemachtigd, deze aanvraag indient; m. begunstigde: persoon van wie de stoffelijke overschotten overeenkomstig de concessieaanvraag mogen bijgezet worden in de betreffende grafconcessie, columbariumconcessie of urnenveldconcessie; n. werkdag: de dagen van de week, met uitzondering van de zaterdag, zondag en de vastgestelde wettelijke feestdagen; Artikel 2: locaties van de begraafplaatsen. De gemeentelijke begraafplaatsen te Ranst zijn: ‐ de begraafplaats te Ranst: Schawijkstraat ‐ de begraafplaats te Ranst: Centrum (enkel nog bijzettingen in bestaande grafconsessies) ‐ de begraafplaats te Broechem: Kapelstraat ‐ de begraafplaats te Emblem: Ambelweg ‐ de begraafplaats te Oelegem: Kerkhoflei II: Lijkbezorging in gewone lijn Artikel 3: De gemeentelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor de lijkbezorging in gewone lijn van de stoffelijke overschotten van: 1. personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood werden aangetroffen 2. personen die hun laatste hoofdverblijfplaats hadden op het grondgebied van de gemeente 3. personen die op het ogenblik van het overlijden ingeschreven zijn in een instelling, rust of verzorgingstehuis, doch wiens vorige hoofdverblijfplaats de gemeente Ranst betrof Het recht op lijkbezorging in gewone lijn op de gemeentelijke begraafplaats vervalt wanneer de stoffelijke overschotten reeds elders werden begraven, bijgezet of verstrooid De burgemeester wijst – overeenkomstig de planning van de desbetreffende begraafplaats – de plaats van lijkbezorging aan met inachtneming van het principe dat de hoofdverblijfplaats bepalend is voor de toewijzing per deelgemeente Bij begraving in gewone lijn wordt het lijk horizontaal begraven in een afzonderlijke kuil met een vastgestelde diepte en wordt een ruimte van 1,8 m² voorbehouden De afstand tussen de zerken bedraagt 25 centimeter, de afstand tussen de ruggen bedraagt 50 centimeter met uitzondering van de nieuwe percelen op de begraafplaats te Broechem, waar de ruggen tegen elkaar worden gezet. Artikel 4: Op elke gemeentelijke begraafplaats is een strooiweide voorzien voor het uitstrooien van as van gecremeerde lijken. Bij elke uitstrooiing wordt door de gemeente een koperen herdenkingsplaatje (10 cm x 6,5 cm) door de gemeente ter beschikking gesteld. Deze plaatjes worden bevestigd op een herdenkingszuil. Het herdenkingsplaatje wordt gegraveerd en aangebracht op de herdenkingszuil door de technische dienst van de gemeente. De begrafenisondernemer of de familie geeft volgende gegevens door aan de technische dienst van de gemeente voor de tekst van het graveren: naam, voornaam, geboortedatum en datum van overlijden. De kostprijs van het koperen herdenkingsplaatje wordt vastgesteld in het retributiereglement voor de grafconcessies, columbariumconcessies, urneveldconcessies, sterretjesweiden en asplaatjes bij verstrooiing door de gemeenteraad. Op de gemeentelijke begraafplaatsen zijn sterretjesweiden voorzien bestemd voor de lijkbezorging van levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidsgrens niet hebben bereikt, en waarvan de ouders, die zijn ingeschreven in het bevolkings‐,
vreemdelingen en wachtregister van de gemeente, na een zwangerschapsduur van ten minste 12 weken om begraving of crematie verzocht hebben. III: Grafconcessies, columbariumconcessies, urnenveldconcessies en sterretjesconcessies. III.1 Algemene bepalingen Artikel 5: Op de gemeentelijke begraafplaatsen zijn sterretjesweiden voorzien bestemd voor de lijkbezorging van levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidsgrens niet hebben bereikt, na een zwangerschapsduur van ten minste 12 weken waarvan de ouders om begraving of crematie verzocht hebben. Kostprijs van de sterretjesweide wordt bepaald in het retributiereglement voor de grafconcessies, columbariumconcessies, urneveldconcessies en sterretjesweide. De begrafenisondernemer of de familie geeft volgende gegevens door aan de technische dienst van de gemeente voor de tekst van het graveren: naam, voornaam, geboortedatum en datum van overlijden. Na betaling van deze retributie kan het sterretje voor een periode van dertig jaar geplaatst worden. Artikel 6: Op de gemeentelijke begraafplaatsen worden grafconcessies, columbariumconcessies en urnenveldconcessies verleend door het College van Burgemeester en Schepenen. Deze hebben betrekking op: ‐ ofwel een perceel grond voor de begraving van lijken of as ‐ ofwel een nis in het columbarium ‐ ofwel een perceel grond op het urnenveld voor de begraving van een asurne ‐ ofwel een perceel grond op de sterretjesweide voor de begraving of uitstrooiing van het stoffelijk overschot en het plaatsen van een sterretje Artikel 7: De aanvraag tot het bekomen van voormelde concessie wordt schriftelijk ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen. De beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen inzake de concessieaanvraag wordt aan de aanvrager betekend. Artikel 8: Het tarief van de concessies wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Eerst na betaling van de verschuldigde som mag gebruik worden gemaakt van de concessie. Artikel 9: Eénzelfde concessie kan dienen voor de aanvrager, zijn echtgeno(o)t(e), zijn bloed‐of aanverwanten evenals voor allen daartoe aangewezen door de concessiehouder en die daartoe bij de gemeentelijke overheid hun wil te kennen hebben gegeven. Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen. Een concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van een derde en van diens familie. Een sterretjesconcessie kan enkel verleend worden aan de ouders van wie het kindje overleden is tussen week 12 en week 26 van de zwangerschap. Een concessie kan niet worden verleend vóór het overlijden van één van de begunstigden, behoudens in het kader van een concessie voor 2 personen waarbij de eerste onmiddellijk benut wordt voor een overleden persoon en de volgende wordt voorbehouden voor de tweede begunstigde. Artikel 10: De vergunningen worden slechts toegestaan op de plaatsen daarvoor aangewezen op de begraafplaatsen volgens de door het gemeentebestuur opgestelde plannen. Het college van burgemeester en schepenen keurt de concessie goed, met inachtneming dat de hoofdverblijfplaats bepalend is voor de toewijzing per deelgemeente. III.2 Grafconcessies
Artikel 11: De grafconcessies worden verleend voor de duur van dertig jaar, aanvang nemend bij de eerste begraving in die concessie. Artikel 12: Voor de grafconcessie wordt een ruimte voorbehouden van 2,25 m². Ze zijn bestemd voor de begraving in volle aarde van maximum twee stoffelijke overschotten. 3.3 Columbariumconcessies Artikel 13: Columbariumconcessies worden verleend voor dezelfde duur en tegen dezelfde algemene voorwaarden als bepaald voor de concessies voor niet – gecremeerde lichamen. Artikel 14: Het tarief van de columbariumconcessies wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Eerst na betaling van de verschuldigde som mag gebruik worden gemaakt van de concessie. Artikel 15: De columbariumnissen voor bijzetting in gewone lijn hebben een oppervlakte van 0,11 m². De nissen worden geleverd met een afsluitsteen van gepolijste graniet. De columbariumnissen voor bijzetting in concessie hebben een oppervlakte van 0,11 m². De nissen worden geleverd met een afsluitsteen van gepolijste graniet. De afsluitsteen van het columbarium wordt geplaatst door de technische dienst van de gemeente. Het naamplaatje dient te worden opgehaald op de magazijnen van de technische dienst. De kosten van het graveren van het plaatje vallen ten laste van de aanvrager. Artikel 16: Geconcedeerde nissen zijn bestemd voor het bewaren van maximum twee asurnen. In het geval van een bijzetting wordt de afsluitsteen verwijderd en teruggeplaatst door de technische dienst van de gemeente. De plaats van de geconcedeerde nis wordt toegewezen in volgorde van bezetting. III.4 Urnenveldconcessies Artikel 17: Concessies voor de begraving van een urne worden verleend voor dezelfde duur en tegen dezelfde algemene voorwaarden als bepaald voor de concessies voor niet – gecremeerde lichamen. Artikel 18: De percelen voor het begraven van één of twee urnen, hebben een éénvormige oppervlakte van 0,50 m x 0,50 m III.5 Sterretjesconcessie Artikel 19: Concessies voor de begraving of uitstrooiing en de plaatsing van een sterretje wordt verleend voor dezelfde duur en tegen dezelfde algemene voorwaarden als bepaald voor de concessies voor niet – gecremeerde lichamen. III.6 Hernieuwing van concessies: Artikel 20: Op aanvraag van enige belanghebbende die erom verzoekt voor de bepaalde tijd verstreken is, kunnen opéénvolgende hernieuwingen van de graf‐, columbarium – urnenveld‐ en sterretjesconcessies worden toegestaan voor een termijn van dertig jaar. De hernieuwing van de concessies wordt toegekend door het college van burgemeester en schepenen.
Na hernieuwing van de concessie, waarin alle begunstigden reeds zijn bijgezet, begint de termijn te lopen vanaf de dag van de vervaldag. Voor zover de aanvraag tot hernieuwing wordt gedaan voor het verstrijken van de vastgestelde termijn, zijnde 30 jaar, neemt een nieuwe termijn van dezelfde duur een aanvang vanaf de vervaldag van de initiële concessieaanvraag. Als er geen hernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van 10 jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan 10 jaar voor het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan. De hernieuwingen kunnen enkel geweigerd worden indien op het moment van de aanvraag tot hernieuwing de concessie verwaarloosd blijkt te zijn. Ten minste één jaar voor het verstrijken van de oorspronkelijke of hernieuwde concessietermijn, maakt de burgemeester of zijn gemachtigde een akte op waarbij eraan herinnerd wordt dat hem een aanvraag om hernieuwing moet toekomen. Een afschrift van die akte wordt een jaar lang uitgehangen zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats. Bij gebreke van een aanvraag om hernieuwing vervalt de concessie. Artikel 21: Hernieuwing van de vroegere altijddurende concessies (afgeschaft bij wet van 20 juli 1971): deze concessies werden bij wet omgezet tot concessies van 50 jaar. De vroegere eeuwigdurende concessies kunnen op aanvraag van elke belanghebbende hernieuwd worden voor een periode van 30 jaar. Als er na de bekendmakingsprocedure geen aanvraag tot hernieuwing werd ingediend, vervalt de concessie. 3.7 Herneming van concessies Artikel 22: In geval van terugneming van een geconcedeerd perceel of een geconcedeerde nis, wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden hebben de concessiehouders recht op het bekomen van een perceel van dezelfde oppervlakte of een nis van dezelfde grootte, op dezelfde begraafplaats in de gemeente. De kosten van overbrenging van de stoffelijke overschotten zijn ten laste van het gemeentebestuur. 3.8 Voortijdige beëindiging van een concessie Artikel 23: Op schriftelijk verzoek van elke belanghebbende kan het college van burgemeester en schepenen een concessie voortijdig beëindigen. Bij het beëindigen van de concessie op verzoek kan de betaalde concessieprijs noch geheel, noch gedeeltelijk worden teruggevorderd. Vooraleer het college van burgemeester en schepenen tot beëindiging overgaat, wordt de vraag tot beëindiging gedurende 6 maanden aan de ingang van de begraafplaats en aan de betrokken concessie aangeplakt en zal, indien mogelijk, de concessiehouder schriftelijk in kennis worden gesteld. De kosten van de verwijdering van de grafzerk vallen ten laste van de aanvrager. Bezwaren tegen een voortijdige beëindiging moeten schriftelijk worden ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen 3.9 Sluiting van de begraafplaats Artikel 24: In geval van wijziging van de bestemming van de begraafplaats (sluiting van de begraafplaats) kan de concessiehouder geen aanspraak maken op enige vergoeding.
Hij heeft het recht op het kosteloos bekomen van een grafruimte of een nis van dezelfde oppervlakte op de nieuwe begraafplaats. De kosten voor de overbrenging van de lichamen zijn ten laste van het gemeentebestuur. De kosten voor de overbrenging van de grafmonumenten zijn ten last van de concessiehouder. IV: Toegelaten afmetingen grafzerken IV.1. Algemeenheden Artikel 25: De gedenktekens zullen eenvoudig en sober zijn en bestaan uit duurzaam materiaal. De zerken zijn vrij te graveren. Overeenkomstig de planning van de desbetreffende begraafplaats wordt op de begraafplaats te Ranst op de graven zonder tussenruimte gazon gezaaid en onderhouden door de gemeentediensten. 4.2. Toegelaten afmetingen van de grafzerken op niet – geconcedeerde percelen (gewone lijn) Artikel 26: begraafplaats Broechem geldig tot vervollediging huidige lijn, begraafplaats Emblem en begraafplaats Oelegem: ‐ de graven mogen slechts voorzien worden van een opstaande gedenksteen op een sokkel. ‐ De steen dient centraal op het graf te worden geplaatst, op de lijnrichting en waterpas aangeduid door de burgemeester of zijn afgevaardigde. ‐ De gedenksteen mag vervangen worden door een houten kruis ‐ 70 cm breed (max.), 170 cm lang, hoogte rug: 110 cm (max.), dikte rug: max. 10 cm, dikte zerk: min. 10 cm – max. 20 cm. ‐ kinderzerk: 60 cm breed (max), 100 cm lang, hoogte rug 65 cm (max), dikte rug: max. 10 cm, dikte zerk: min. 10 cm – max. 20 cm. Begraafplaats Broechem nieuwe percelen: ‐ enkel ruggen op een sokkel zijn toegestaan. ‐ afmetingen van de sokkel: 50 cm x 120 cm, dikte: 6 cm ‐ afmetingen van de rug: hoogte: min. 70 cm – max. 80 cm, breedte: min. 60 cm – max. 70 cm en dikte: min. 7 cm ‐ max. 10 cm. ‐ De gedenksteen mag vervangen worden door een houten kruis begraafplaats Ranst (Schawijkstraat) ‐ enkel ruggen op een sokkel zijn toegestaan. ‐ afmetingen van de sokkel: 50 cm x 100 cm, dikte: min. 3 cm‐ max. 10 cm ‐ afmetingen van de rug: hoogte: min. 70 cm – max. 80 cm, breedte: 70 cm en dikte: min. 7 cm – max. 10 cm. ‐ De gedenksteen mag vervangen worden door een houten kruis ‐ kinderzerk: afmetingen van de sokkel: 45 cm breed en 80 cm lang, dikte: min. 3 cm‐ max. 10 cm afmetingen van de rug: hoogte: max. 60 cm breed en max. 65 cm hoog en dikte: min. 7 cm – max. 10 cm. IV.3 Toegelaten afmetingen van de grafzerken op de geconcedeerde percelen (concessie) Artikel 27: Begraafplaats Broechem geldig tot vervollediging huidige lijn, begraafplaats Emblem en begraafplaats Oelegem: ‐ de graven mogen slechts voorzien worden van een opstaande gedenksteen op een
sokkel ‐ de gedenktekens zullen eenvoudig en sober zijn en bestaan uit duurzaam materiaal. ‐ de steen dient centraal op het graf te worden geplaatst, op de lijnrichting en waterpas aangeduid door de burgemeester of zijn afgevaardigde. ‐ De zerken zijn vrij te graveren ‐ 90 cm breed(max.), lengte: 200 cm, dikte: min.10 cm – max. 20 cm, hoogte rug: max.125 cm., dikte rug: 10 cm. Begraafplaats Ranst (Schawijkstraat) ‐ enkel ruggen op een sokkel zijn toegelaten ‐ afmetingen van de sokkel: 50 cm x 100 cm, min. dikte 3 cm‐ max. 10 cm ‐ afmetingen van de rug: hoogte: min. 70 cm – max. 80 cm, breedte: min. 60 cm – max. 70 cm en dikte: min. 7 cm. – max. 10 cm. ‐ Kinderzerk: afmetingen van de rug: 60 cm breed (max.), 65 cm hoogte (max), dikte: min 7 cm en max. 10 cm – afmetingen van de sokkel: 45 cm x 80 cm, dikte: min. 3 cm – max. 10 cm. Begraafplaats Broechem nieuwe percelen: ‐ enkel ruggen op een sokkel zijn toegestaan. ‐ afmetingen van de sokkel: 50 cm x 120 cm, dikte: 6 cm ‐ afmetingen van de rug: hoogte: min. 70 cm – max. 80 cm, breedte: min. 60 cm – max. 70 cm en dikte: min. 7 cm en max. 10 cm. ‐ De gedenksteen mag vervangen worden door een houten kruis Artikel 28: Op de geconcedeerde gronden is het verplicht een grafteken op te richten binnen het jaar na de begraving. V: Bijzetting in het columbarium en begraving op het urnenveld V.1 Algemeenheden Artikel 29: De columbariumnissen worden geleverd met een afdekplaat van gepolierde graniet. De afdekplaat is vrij te graveren. Het is verboden om naast de gedenkplaat versieringen aan te brengen. V.2 Toegelaten afmetingen niet‐geconcedeerde urnen of columbarium Artikel 30: De percelen voor het begraven van één urne in een urnenveld heeft een éénvormige oppervlakte van 0,40 m x 0,40 m. De oppervlakte van een nis in een columbarium bedraagt 0,11m² Voor het begraven van een urne in gewone lijn wordt een urnentegel voorzien van volgende afmetingen 0,40 m x 0,40 m. De urnentegel dient te worden afgehaald op de technische dienst van de gemeente (gemeentelijke magazijnen) en is vrij te graveren. V.3 Toegelaten afmetingen geconcedeerde urnen of columbarium Artikel 31: Voor het begraven van een urne op een geconcedeerd perceel is het verplicht een urnentegel te plaatsen in lessenaarsmodel. De afmetingen zijn 0,60 m x 0,60 m. Tussen de geconcedeerde percelen wordt een silexdal met volgende afmetingen aangebracht: 50 x 50 x 5 cm. VI. Aanvraag Artikel 32:
Voor het plaatsen van een grafteken dient steeds een schriftelijke toestemming gevraagd te worden aan de administratief afgevaardigde van de technische dienst. Hiertoe dient een schriftelijke aanvraag gedaan, vergezeld van een getekende schets van het te plaatsen grafteken voorzien van afmetingen en opschriften. De aanvraag moet verder de volgende informatie bevatten: ‐ naam en voornaam van de overledene ‐ plaats en datum van geboorte en overlijden ‐ naam van de begraafplaats ‐ inlichtingen over de afmetingen van het grafteken ‐ naam en volledig adres van de aanvrager ‐ naam en volledig adres van de steenkapper, gelast met het plaatsen van het grafteken een voorbeelddocument zal terbeschikking gesteld worden. De plaatsing mag slechts geschieden na schriftelijke toestemming van de gemeente. Artikel 33: Zij die graftekens plaatsen moeten er voor zorgen dat geen schade wordt toegebracht aan andere gedenktekens, noch aan wegen, graspleinen of beplantingen. De schade toegebracht aan wegen, graspleinen en beplantingen zullen van ambtswege hersteld worden op kosten van de aansprakelijk bevonden persoon. Binnen de omheining van de gemeentelijke begraafplaats mag geen enkel materiaal of werktuig achtergelaten worden. Bij overtreding zullen van ambtswege en op kosten van de overtreder de materialen en/of werktuigen buiten de begraafplaats gevoerd worden. In de periode vanaf 15 oktober tot en met 4 november mogen er geen grafmonumenten geplaatst worden. VII. Controle en sanctionering Artikel 34: De nieuwe graftekens zullen op regelmatige basis gecontroleerd worden door de technische dienst, op basis van de goedgekeurde aanvraag, waarvan 1 exemplaar gegeven werd aan de steenkapper en 1 exemplaar aan de controleur van de technische dienst. Wanneer het geplaatste grafteken niet overeenstemt met het grafteken waarvoor men toestemming heeft bekomen, zal de steenkapper schriftelijk op de hoogte gebracht worden van deze vaststelling. Artikel 35: De steenkapper zal een termijn krijgen van 2 weken om dit grafteken te verwijderen en te vervangen door een grafteken met de juiste afmetingen. Indien dit grafteken niet verwijderd werd, zal de technische dienst het grafteken verwijderen. De kosten hiervoor zullen teruggevorderd worden van de steenkapper. VIII. Onderhoud van de zerken, beplanting Artikel 36: Het onderhoud van de zerken op de graven in gewone lijn en op de grafconcessie is ten laste van de naaste verwanten. Dit houdt in dat de zerken, omheiningen en beplantingen op de graven voortdurend in goede staat moeten verkeren. Bij het onderhoud mogen nabestaanden geen herbiciden of agressieve reinigingsproducten zoals javel gebruiken. De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Wanneer ze afgestorven zijn moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke hiervan zal de opruiming en het verwijderen van potten geschieden door het gemeentebestuur.
Onderhoudsverzuim dat verwaarlozing uitmaakt, wordt desgevallend geconstateerd in een akte van de burgemeester. Deze akte blijft 6 maanden lang aangeplakt aan het graf en aan de ingang van de begraafplaats. Na het verstrijken van die termijn en bij niet‐herstelling wordt het grafteken weggenomen door de gemeente en wordt dit ook eigendom van de gemeente. Wanneer onderhoudsverzuim dat verwaarlozing uitmaakt is vastgesteld bij een grafconcessie kan daarenboven een einde worden gemaakt aan het recht op die concessie, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op terugbetaling van enig bedrag. Wanneer de openbare veiligheid in het gedrang komt door bouwvalligheid van het grafteken, neemt de burgemeester de nodige maatregelen zonder aanplakking van enige akte tot voorafgaandelijke vaststelling van de verwaarlozing. De kosten voor afbraak van een grafteken wordt teruggevorderd van de naaste verwanten. Artikel 37: Buiten de graven mag er niets geplant worden. Beplanting op graven mogen niet hoger dan 50 centimeter zijn en niet breder komen dan het graf. Op het urnenveld mogen geen bloemen, kaarsen of grafversieringen worden gelegd, uitgezonderd in de periode van 23 oktober tot 1 december en 3 weken na begraving. Aan en op de strooiweide mogen geen bloemen, kransen of grafversieringen worden gelegd. Enkel bij asverstrooiing en tot 3 weken na de asverstrooiing. Op de grasvelden van de rijgraven, voor en op de columbariumtoren/‐muur mag niets geplaatst worden, met uitzondering van 23 oktober tot 1 december en gedurende 3 weken na begraving of bijzetting. Het is steeds verboden om potten in de grasvelden in te graven. Vanaf 1 december of 3 weken na de begraving of bijzetting worden alle bloemen en pottenresten op de grasvelden, aan of op de columbariumtoren/‐muur verwijderd door de technische dienst. Indien door weersomstandigheden deze bloemen vroegtijdig uitgebloemd zijn en er niet langer zindelijk uitzien zal de technische dienst eerder starten met het verwijderen van potten en bloemen. IX. Bovengronds begraven en grafkelders Artikel 38: Bovengrondse begraving is niet toegestaan. Artikel 39: Het is verboden nieuwe grafkelders te bouwen. X. Slotbepalingen Artikel 40: Alle niet in het reglement voorziene gevallen worden beslecht door het college van burgemeester en schepenen of de burgemeester, in zoverre zij niet door het decreet aan een andere overheid worden toegewezen en niet in strijd zijn met het niet‐ discriminatieprincipe.” 0023 Samenwerkingsovereenkomst Land Van Playsantiën Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; Gelet op de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst met het Land van Playsantiën in de gemeenteraad van 23 april 2007; Gelet op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 19 september 2012 houdende de deelname aan de promotiecampagne via het Land van Playsantiën voor de Antwerpse Kempen;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 22 april 2013 houdende de verlenging van het samenwerkingsverband Land van Playsantiën tot 31 december 2013; Gelet op de constructieve samenwerking op het vlak van toerisme binnen het Land van Playsantiën de afgelopen legislatuur; Gelet op de samenwerkingsovereenkomst in de bijlage; Gelet op de intentie van Lille om uit het Land van Playsantiën te stappen; Overwegende dat de gemeente Ranst het toerisme en de recreatie in de eigen gemeente wil stimuleren en verder uitbouwen; Overwegende dat intergemeentelijke samenwerking noodzakelijk is om het toeristisch‐ recreatieve aanbod op een efficiënte en professionele manier uit te bouwen en te promoten; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: De samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Ranst en de gemeentebesturen van Malle, Zandhoven en Zoersel in het kader van het samenwerkingsverband ‘Land van Playsantiën’ goed te keuren. Dit samenwerkingsverband zal lopen voor een termijn van zes jaar, te beginnen op 1 januari 2014. 0024 Reglement houdende de inbuizing baangrachten Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 8 november 2004 houdende goedkeuring tot het inbuizen van baangrachten; Overwegende dat de gemeenten onder meer bevoegd zijn voor de aanleg en het onderhoud van openbare rioleringen, de bouw en exploitatie van kleinschalige rioolwaterzuiverings‐installaties (met een capaciteit kleiner dan 2000 IE) en het onderhoud van de onbevaarbare waterlopen van derde categorie en de grachtenstelsels binnen de gemeente; Gelet op het feit dat door het overwelven van baangrachten het hemelwater de mogelijkheid ontnomen wordt om in de bodem te infiltreren en dit verdroging in de hand werkt; Gelet op het feit dat door het overwelven van baangrachten het hemelwater versneld wordt afgevoerd en de bergingscapaciteit wordt verkleind; Gelet op de steeds groter wordende hoeveelheid hemelwater die terechtkomt in het rioleringsstelsel voor afvalwater waardoor de vuilvracht sterk verdund wordt en het waterzuiveringsstation niet optimaal kan renderen; Gelet op de mogelijk ecologische functie van grachten o.a. in het kader van de nazuivering van gezuiverd afvalwater en verontreinigd hemelwater; Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 31 juli 1996, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 september 1996, met betrekking tot de vaststelling van de code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen en individuele voorbehandelingsinstallaties; Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en tewerkstelling van 23 maart 1999, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 april 1999, met betrekking tot de vaststelling van de code van goede praktijk voor de herwaardering van grachtenstelsels;
Gelet op de uitvoering van de cluster water van de samenwerkingsovereenkomst 2002‐ 2004, en de daarbij noodzakelijke uitwerking van een strikte reglementering voor het inbuizen van baangrachten; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het is verboden baangrachten geheel of gedeeltelijk te dempen, of te beschoeien met materialen die de infiltratie van water naar de bodem kunnen tegenwerken. Art. 2: Het overwelven of inbuizen van baangrachten gelegen langs buurtwegen of gemeentewegen wordt beleidsmatig niet toegelaten. Hiervan kan slechts om strikt technische redenen worden afgeweken. Bijgevolg kan het overwelven of inbuizen van baangrachten slechts toegestaan worden mits een voorafgaande en schriftelijke stedenbouwkundige vergunning. Art. 3: De levering van het materiaal en het uitvoeren van de werken in het kader van een door het gemeentebestuur vergunde overwelving zullen op kosten van de aanvrager worden verricht door de gemeente. In uitzonderlijke omstandigheden kan het college van burgemeester en schepenen beslissen dat de overwelving onder haar toezicht en gebruikmakend van de voorgeschreven materialen mag uitgevoerd worden door de aanvrager of zijn rechtsverkrijger. Art. 4: De werken dienen uitgevoerd te worden in overeenstemming met volgende richtlijnen: De overwelving heeft een maximale breedte van 5 meter. Mits grondige motivatie vanwege de aanvrager kan het college van burgemeester en schepenen een afwijking op deze maximale breedte toestaan. Het overwelvingselement heeft een minimale diameter van 400 mm. Indien het college van burgemeester en schepenen dit omwille van verantwoorde technische redenen noodzakelijk acht kan een andere specifieke diameter opgelegd worden. Door het college van burgemeester en schepenen kunnen bijkomende voorwaarden worden opgelegd, o.a. met betrekking tot het aanvullen van het duikerslichaam, het voorzien van kopmuren, het voorzien van inspectieschouwen,… De betonbuizen dienen geplaatst te worden in een volledig ontruimde grachtbodem. Ze worden geplaatst zonder schade toe te brengen aan de grachtkanten en zonder schade toe te brengen aan mogelijk aanwezige nutsleidingen. De Toegebrachte schade valt volledig ten laste van de vergunninghouder. In geval de werken door de vergunninghouder worden uitgevoerd, zal deze aan het gemeentebestuur (t.a.v. de technische dienst) mondeling of schriftelijk bericht geven van de aanvang der werken. De werken moeten voltooid zijn binnen de maand na de aanvang ervan. De gunninghouder of zijn rechtsverkrijger is te allen tijde verantwoordelijk voor de goede staat en werking van de overwelving (inclusief kopmuren). Hij is verplicht de overwelving te ruimen en vrij te houden van alle obstakels die een goede afwatering verhinderen. De vergunninghouder of zijn rechtsverkrijger mag, door het aanbrengen van de overwelving, nooit de goede afwatering van derden in het gedrang brengen of wijzigen. Hij is eveneens verplicht in de landelijke gebieden, in geval er geen verharding wordt voorzien over de overwelving, de wegberm in een goede staat te onderhouden zodat steeds een gelijkaardig dwarsprofiel van de weg en berm wordt aangehouden.
De werken waarvoor vergunning wordt verleend worden uitgevoerd volgens de regels van de kunst en van deugdelijke bouw, overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde tekeningen en/of beschrijving van de werken, en de eventuele aanwijzingen die door ambtenaren of beambten van het gemeentebestuur worden gegeven. Het is verboden afvalwater‐ of hemelwaterleidingen aan te sluiten op de overwelving. Art. 5: De vergunning is ten voorlopige titel. Wanneer het openbaar nut dit vergt of de werken in enig opzicht nadelig zijn, kan het college van burgemeester en schepenen steeds tot wijzigingen of het herstel in oorspronkelijke staat bevelen. Het schepencollege stelt een redelijke termijn vast binnen welke de aanpassing, af‐ of uitbraak moet voltooid zijn. Indien de aanpassings‐, af‐ of uitbraakwerken niet binnen de gestelde termijn zijn uitgevoerd, zal het college zelf deze noodzakelijke werken uitvoeren op kosten van de vergunninghouder. De kosten en uitgaven worden bij de vergunninghouder ingevorderd na voorlegging van een eenvoudige kostenstaat van aannemers of werklieden, al dan niet gestaafd door kwitanties of rekeningen. Het college van burgemeester en schepenen is steeds gemachtigd ambtshalve maatregelen te treffen met het oog op het aanpassen, af‐ of uitbreken van de overwelving. Art. 6: Wanneer de te overwelven baangracht een geklasseerde waterloop is, zal de aanvraag moeten geschieden volgens de bepalingen van de wet van 22 december 1967 op de onbevaarbare waterlopen, bij de bevoegde diensten: Voor onbevaarbare waterlopen van eerste categorie is dit de afdeling Water van de administratie milieu‐, natuur‐, land‐ en waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, en moet de aanvraag gebeuren overeenkomstig de “richtlijn voor het aanvragen van machtigingen voor het uitvoeren van werken aan en langs onbevaarbare waterlopen van eerste categorie”. - Voor onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie gebeurt de aanvraag bij de gouverneur van de provincie. Wanneer de te overwelven baangracht is gelegen langs een gewestweg moet vooraf een machtiging aangevraagd worden bij de Administratie Wegen en Verkeer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Wanneer de te overwelven baangracht is gelegen langs een provincieweg moet vooraf een machtiging aangevraagd worden bij de gouverneur van de provincie. Art. 7: Overtredingen van deze gemeentelijke stedenbouwkundige verordening worden bestraft zoals voorzien in het decreet ruimtelijke ordening. Art. 8: Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014. 0025 Begrip dagelijks bestuur en vaststelling van welke categorieën van verrichtingen van dagelijks bestuur uitgesloten zijn van de visumverplichting Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel 42, 43 § 2,9° ‐ 12°, 57 § 3 5°, 159 § 2, 160 § 2; Gelet op artikel 55bis van het KB van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit; Gelet op artikel 121 van het BVR van 25 juni 2010 betreffende de beleids‐ en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op artikel 19 van het MB van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de
Met opm
Met opm
rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Overwegende dat er een legitieme omkadering nodig is om aan de gegunde opdrachten wijzigingen te kunnen aanbrengen tijdens de uitvoering ervan, dat dit nu in het nieuwe gemeentedecreet niet voorzien is, dat het derhalve gerechtvaardigd is om daarvoor terug te grijpen naar de voorheen geldende bepalingen, dat het bijgevolg aangewezen is om het college van burgemeester en schepenen toe te staan dergelijke wijzigingen aan de gegunde opdrachten aan te brengen in de uitvoeringsfase en dit voor zover deze wijzigingen niet tot bijkomende uitgaven van meer dan 10% leiden; Overwegende dat deze legitieme basis kan gegeven worden door deze wijzigingen als opdrachten van dagelijks bestuur te beschouwen; Overwegende dat het voorafgaand visum inhoudt dat de financieel beheerder de wettigheid en de regelmatigheid onderzoekt van verbintenissen die alle budgethouders (initieel het college van burgemeester en schepenen) wensen aan te gaan; Overwegende dat sommige verrichtingen kunnen uitgesloten worden van een voorafgaand visum; Overwegende dat het opportuun is dat de gemeenteraad het begrip dagelijks bestuur en de categorieën van verrichtingen van dagelijks bestuur welke uitgesloten zijn van de visumverplichting opnieuw vaststelt; Amendement Overwegende het voorstel van het raadslid J. De Ryck, fractievoorzitter N‐VA om de vrijstelling voor de uitgaven van het investeringsbudget te beperken tot 30.000 euro (excl. BTW) i.p.v. 50.000 euro excl. btw omdat een verdubbeling te vergaand is aangezien van de 94 investeringen in het budget 2014 er slechts 10 dossiers ter goedkeuring moeten voorgelegd worden aan de gemeenteraad; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 11 stemmen voor en 13 tegen (L. Hofmans, H. Goris, R. Vermeesch, J. Verhaegen, Y. Caers, F. Huysmans, K. Helsen, M. Beirinckx, N. Damen, S. Deschutter, F. Bossaerts, T. Muyshondt en Sonja De Pooter) aangaande het amendement: Besluit met 13 stemmen voor 1 onthouding (L. Redig) en 10 tegen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De uitgaven met een waarde tot 75.000 euro excl. btw van het exploitatiebudget behoren tot het “dagelijks bestuur”. Art. 2: De uitgaven van het investeringsbudget met een waarde tot en met 50.000 euro excl. btw behoren tot het “dagelijks bestuur”. Art. 3: Wijzigingen tijdens de uitvoeringsfase aan de gegunde opdrachten die niet onder de bepalingen van artikels 1 en 2 vallen en voor zover die wijzigingen niet tot bijkomende uitgaven leiden van meer dan 10% van het oorspronkelijk gunningsbedrag behoren tot het “dagelijks bestuur”. Art. 4: De financieel beheerder dient minimaal een voorafgaand visum te geven op alle voorgenomen verbintenissen met een budgettaire en financiële impact die het bestuur wenst aan te gaan met uitzondering van: ‐ deze die betrekking hebben op het dagelijks bestuur en waarvan het bedrag niet hoger is dan 7.500 euro excl. btw, uitgezonderd investeringssubsidies.
‐
Om te bepalen of een verrichting uitgesloten is van voorafgaande visumverplichting wordt rekening gehouden met de volledige looptijd van de voorgenomen verbintenis. Voor verbintenissen van onbepaalde duur wordt rekening gehouden met een forfaitaire looptijd van 1 jaar. Aanstellingen waarvan de duur niet meer bedraagt dan één jaar. Contracten van onbepaalde duur worden voor de toepassing van deze bepaling gelijkgesteld met een aanstelling van meer dan één jaar. Bij opeenvolgende contracten voor dezelfde functie moet de totale duur worden aangenomen voor de toepassing van deze bepaling. Bij vervangingscontracten zonder specifieke duurtijd bv. voor de duur van de afwezigheid wegens ziekte, wordt een visum gevraagd.
Art. 5: De beslissing goedgekeurd door de gemeenteraad op 10 september 2007 over het begrip dagelijks bestuur en vaststelling van welke categorieën van verrichtingen van dagelijks bestuur uitgesloten zijn van de visumverplichting wordt opgeheven vanaf 1 januari 2014. Dit reglement is geldig vanaf 1 januari 2014. 0026 Kerkbestuur Sint‐Gummarus: aanpassing MJP 2008‐2013 Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten en latere wijzigingen en in het bijzonder art. 41‐44; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de erkende erediensten en latere wijzigingen; Gelet op de omzendbrief BB 2007/01 van Vlaams Minister van Binnenlands Beleid, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de boekhouding van de besturen van de eredienst; Gelet op de omzendbrief 2008/06 van 18 juli 2008 van Vlaams Minister van Binnenlands Beleid, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de recente wetswijzigingen van de boekhouding van de besturen van de eredienst; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het meerjarenplan 2008‐2013 van het kerkbestuur Sint‐Gummarus en latere wijzigingen; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Besluit met 23 stemmen voor en 1 onthouding (L. Redig): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De gemeenteraad keurt het aangepast meerjarenplan 2008‐2013 van het kerkbestuur Sint‐ Gummarus goed. Art. 2: Zowel het centraal kerkbestuur, de kerkfabriek, het erkend representatief orgaan, nl. het Bisdom Antwerpen en de gouverneur worden in kennis gesteld van de beslissing. 0027 Kerkbestuur Sint‐Gummarus Emblem: kennisname budgetwijziging 2013 Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten en latere wijzigingen en in het bijzonder art. 45‐50; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de erkende erediensten en latere wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief BB 2007/01 van Vlaams Minister van Binnenlands Beleid, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de boekhouding van de besturen van de eredienst; Gelet op de omzendbrief 2008/06 van 18 juli 2008 van Vlaams Minister van Binnenlands Beleid, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de recente wetswijzigingen van de boekhouding van de besturen van de eredienst; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 16 december 2013 houdende de goedkeuring van het meerjarenplan 2008‐2013 van het kerkbestuur Sint‐Gummarus; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Akte te nemen van de budgetwijziging 2013 van het Kerkbestuur Sint‐Gummarus te Emblem. Art. 2: Zowel het centraal kerkbestuur, de kerkfabriek als het erkend representatief orgaan, nl. het Bisdom Antwerpen worden in kennis gesteld van de akteneming. 0028 Belasting op de aanvragen tot het afleveren van stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen en milieuvergunningen Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet; Gelet op artikel 42, §3 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Gelet op de kosten die hiermee voor de gemeente gepaard gaan; Overwegende de financiële toestand van de gemeente; Overwegende dat het gepast is hiervoor van de belanghebbende een belasting te vragen; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen voor en 11 onthoudingen (L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Vanaf 1 januari 2014 wordt een gemeentebelasting gevestigd op de aanvragen tot het afleveren van stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen en milieuvergunningen. De belasting treft eveneens de aanvragen tot het afleveren van een verkavelingswijziging en tot meldingen. Art. 2: §1. Het bedrag van de belasting voor stedenbouwkundige aanvragen wordt vastgesteld als volgt: ‐ Melding: 15 euro; ‐ Eenvoudige bouwaanvraag (zonder architect): 15 euro; ‐ Terreinaanlegwerken en technische werken: 15 euro; ‐ Stedenbouwkundig attest: 15 euro;
‐ ‐
Uitgebreide bouwaanvraag (met architect): 30 euro; Uitgebreide bouwaanvraag (met architect) voor meergezinswoningen: 30 euro per wooneenheid; ‐ Uitgebreide bouwaanvraag (met architect) voor bedrijven: 100 euro; ‐ Verkaveling / verkavelingswijziging: 70 euro per lot. §2. Het bedrag van de belasting voor milieuaanvragen wordt vastgesteld als volgt: ‐ Milieuvergunning klasse 2: 50 euro; ‐ Milieuvergunning klasse 3 (melding): 15 euro. Art. 3: De belasting is verschuldigd door de aanvrager. Art. 4: De belasting is verschuldigd vanaf het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend bij het gemeentebestuur en zij wordt bij de aanvraag contant betaald. Art. 5: De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen. Art. 6: Dit reglement is geldig vanaf 1 januari 2014 en tot en met 31 december 2019. Art. 7: Het reglement wordt bekend gemaakt overeenkomstig de betreffende artikels in het gemeentedecreet en valt onder de bepalingen van het bestuurlijk toezicht. 0029 Belasting op de afgifte van administratieve documenten Gelet op artikel 170, § 4 van de Grondwet; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 1 april 2010 houdende de goedkeuring van de belasting op afgifte van administratieve stukken; Overwegende het schrijven van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, dienst rijbewijzen aangaande internationale rijbewijzen; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen voor en 11 onthoudingen (L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het gemeenteraadsbesluit van 18 maart 2013 houdende goedkeuring van de belasting op afgifte van administratieve documenten wordt opgeheven vanaf 1 januari 2014 en met ingang van 1 januari 2014 en voor een termijn eindigend op 31 december 2019 vervangen door volgende bepalingen. Art.2: Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld als volgt : 1° Voor Belgische identiteitskaarten: ‐ gratis voor de eerste afgifte aan kinderen van 12 jaar; ‐ € 3 gemeentebelasting voor de afgifte aan personen vanaf 13 jaar, vermeerderd met de kosten aangerekend door de federale overheid en in
voorkomend geval de kosten aangerekend door Group 4 bij keuze van een spoedprocedure. 2° Voor de identiteitskaarten of verblijfsvergunningen aan vreemdelingen: ‐ € 2,5 gemeentebelasting voor de eerste afgifte, omwisseling van kartonnen kaart naar bankkaartmodel zoals bepaald door de onderrichtingen dd. 17 februari 2010 en 9 maart 2010; ‐ € 3 gemeentebelasting voor de afgifte aan personen vanaf 13 jaar, vermeerderd met de kosten aangerekend door de federale overheid en in voorkomend geval de kosten aangerekend door Group 4 bij keuze van een spoedprocedure. 3° Voor de identiteitsbewijzen voor niet ‐Belgische kinderen minder dan 12 jaar: ‐ € 1 gemeentebelasting per identiteitsbewijs. 4° Voor het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen,Kids‐ID : ‐ De kostprijs aangerekend door de Federale Overheid vermeerderd met in voorkomend geval de kosten aangerekend door Group 4 bij keuze van een spoedprocedure. 5° Voor de paspoorten: ‐ € 5 gemeentebelasting voor elk nieuw paspoort vanaf de leeftijd van 18 jaar, verhoogd met de kosten aangerekend door de Federale Overheid en in voorkomend geval verhoogd met de aangerekende kosten voor een spoedprocedure. 6° Voor het wettigen van handtekeningen en het eenvormig verklaren van afschriften: ‐ € 1,5 per prestatie. 7° Voor rijbewijzen: ‐ de kostprijs aangerekend door de Federale Overheid voor voorlopige rijbewijzen in bankkaartmodel; ‐ gratis voor rijbewijzen uitgereikt in toepassing van het artikel 21,§3 van het Koninklijk Besluit betreffende het rijbewijs van 23 maart 1998; ‐ € 5 gemeentebelasting voor elk rijbewijs in bankkaartmodel dat afgeleverd wordt vermeerderd met de kosten aangerekend door de federale overheid; ‐ € 4 gemeentebelasting voor elk internationaal rijbewijs dat afgeleverd wordt vermeerderd met de kosten aangerekend door de federale overheid. Art. 3: Worden van de belasting vrijgesteld: 1° de stukken die in uitvoering van een wet of van gelijk welk reglement van de administratieve overheid door het gemeentebestuur kosteloos moeten worden afgeleverd; 2° de stukken die afgeleverd worden aan behoeftige personen; de behoeftigheid wordt door ieder overtuigend bewijsstuk gestaafd; Art. 4: De belasting is niet toepasselijk op de afgifte van stukken die krachtens een wet, koninklijk besluit of een overheidsverordening reeds aan de betaling van een recht ten behoeve van de gemeente onderworpen zijn. Uitzondering wordt gemaakt voor de rechten welke de met het afgeven van paspoorten, belaste gemeenten ambtshalve toekomen krachtens de wet op de consulaire en kanselarijrechten. Art. 5: De belasting moet bij het afleveren van het document betaald worden. Bij niet betaling wordt de belasting ingekohierd. Art. 6:
Bij de aanvraag zal een bedrag gelijk aan de vermoedelijke belasting in bewaring worden gegeven bij de financieel beheerder, indien het stuk niet onmiddellijk bij de aanvraag kan afgegeven worden. Art. 7: De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamig decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Art. 8: Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0030 Belasting op de collectief aangelegde en beheerde IBA’s Gelet op artikel 170, §4 van de grondwet; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 22 maart 2010 houdende goedkeuring van de belasting op de op collectief aangelegde en beheerde IBA's; Gelet op het ministerieel besluit van 19 juli 2008 betreffende de vaststelling van het zoneringsplan van de gemeente Ranst; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 22/3/2010 betreffende het beheer van de rioleringsinfrastructuur van de gemeente Ranst door AWW in het kader van de gemeentelijke saneringsverplichting: goedkeuring aangepaste overeenkomst; Overwegende dat AWW ‐in opdracht van de gemeente‐ overgaat tot het aankopen, plaatsen en beheren van de IBA’s, in de zones waar niet kan worden aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Overwegende dat na de aanleg van riolering er jaarlijks een gemeentelijke belasting op de riolering verschuldigd is voor alle op het rioolnet aangesloten of aansluitbare gebouwen; Overwegende dat de IBA de functie van de riolering op het vlak van waterzuivering vervangt; Overwegende dat, daar waar ingestapt wordt in het door AWW ‐in opdracht van de gemeente‐ georganiseerde collectieve aanbod, het bijgevolg billijk voorkomt om een jaarlijkse belasting te heffen op de IBA’s teneinde de lasten van de gemeente met betrekking tot het collectieve aanbod inzake IBA’s gedeeltelijk te laten dragen door de rechtstreekse begunstigden; Overwegende de financiële toestand van de gemeente; Overwegende dat de geldigheid van het huidige reglement eindigt op 31 december 2013; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegende dat de gemeenteraad het opportuun vindt de belasting op de collectief aangelegde en beheerde IBA's te bestendigen. Besluit met 13 stemmen voor, 10 onthoudingen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) en 1 tegen (L. Redig): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Met ingang van 1 januari 2014 en voor een termijn eindigend op 31 december 2019, wordt een belasting geheven op de particuliere woongelegenheden en gebouwen die aansluitbaar
zijn of rechtstreeks of onrechtstreeks aangesloten zijn op een IBA, geplaatst in het kader van het door AWW –in opdracht van de gemeente‐ georganiseerde collectieve aanbod . Art. 2: §1. De belasting is verschuldigd door ieder gezinshoofd, maatschappij of groepering die, om welke reden ook, het onroerend goed in zijn geheel of gedeeltelijk bewoont of in gebruik heeft. §2. Per gezin is jaarlijks slechts éénmaal belasting verschuldigd. De leden van het gezin zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Aan het begrip gezin wordt dezelfde betekenis gegeven als deze vermeld in de algemene onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters. Art. 3: De belasting wordt vastgesteld op 90 euro per jaar. Art. 4: Het bedrag van de belasting is verschuldigd door de gebruiker van het belastbaar onroerend goed op 1 januari. Art. 5: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 6: De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Art. 7: Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0031 Belasting op de op het rioolnet aangesloten of aansluitbare gebouwen Gelet op artikel 170, §4 van de grondwet; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2007 houdende goedkeuring van de belasting op de op het rioolnet aangesloten of aansluitbare gebouwen; Overwegende de financiële toestand van de gemeente; Overwegende dat de geldigheid van het huidige reglement eindigt op 31 december 2013; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegende dat de gemeenteraad het opportuun vindt de belasting op de op het rioolnet aangesloten of aansluitbare gebouwen te bestendigen. Besluit met 13 stemmen voor, 10 onthoudingen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) en 1 tegen (L. Redig): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Er wordt met ingang van 1 januari 2014 en voor een termijn eindigend op 31 december 2019 een belasting gevestigd op de particuliere woongelegenheden en gebouwen die op de riolering aansluitbaar zijn of er rechtstreeks of onrechtstreeks op aangesloten zijn. Art. 2:
§1. De belasting is verschuldigd door ieder gezinshoofd, maatschappij of groepering die, om welke reden ook, het onroerend goed in zijn geheel of gedeeltelijk bewoont of in gebruik heeft. §2. Per gezin is jaarlijks slechts éénmaal belasting verschuldigd. De leden van het gezin zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Aan het begrip gezin wordt dezelfde betekenis gegeven als deze vermeld in de algemene onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters. Art. 3: De belasting wordt vastgesteld op 90 euro per jaar. Art. 4: Het bedrag van de belasting is verschuldigd door de gebruiker van het belastbaar onroerend goed op 1 januari. Art. 5: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 6: De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Art. 7: Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0032 Belasting op de verwerving van de wegbedding Gelet op artikel 170, §4 van de grondwet; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2007 houdende goedkeuring van de belasting op de verwerving van de wegbedding; Overwegende de financiële toestand van de gemeente; Overwegende dat de geldigheid van het huidige reglement eindigt op 31 december 2013; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegende dat de gemeenteraad het opportuun vindt de belasting op de verwerving van de wegbedding te bestendigen. Besluit met 14 stemmen voor en 10 onthoudingen ( J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: §1. Worden onderworpen aan een jaarlijkse belasting, waarbij de door de gemeente gedane kosten worden teruggevorderd, de al dan niet aangelande eigendommen die gelegen zijn langs de openbare wegen of gedeelten van openbare wegen die moeten aangelegd, verbreed, rechtgetrokken of verlengd worden. De belasting is van toepassing, ongeacht of er al dan niet inlijving van een particulier eigendom is geweest ingevolge afstand onder bezwarende titel, ruiling of onteigening. §2.De belasting is niet van toepassing op de eigenaar die kosteloos de helft van het terrein heeft afgestaan, gelegen voor zijn eigendom en dat noodzakelijk is voor de aanleg, verbreding, rechttrekking of verlenging van de openbare weg. Deze helft moet in geen
geval meer bedragen dan 12 m2 per lopende meter gevellengte langs de straat. Indien de eigenaar een perceel afstaat, wordt hij onderworpen voor het verschil. §3.De belasting wordt vastgesteld op 50% van de som van de verhaalbare uitgaven, benevens de intresten. De duur van de terugbetaling wordt vastgesteld op 20 jaar. Art. 2: De terugvorderbare uitgaven zijn : kosten voor het opstellen van de plannen; de prijs der verwerving, hetzij onteigeningsvergoeding, hetzij van de aankoop in der minne van de terreinen welke in de zate van de weg werden opgenomen. Indien het terrein sedert meer dan 5 jaar aangekocht werd op het ogenblik dat de aankoopverrichtingen een einde nemen, wordt er rekening, gehouden niet met de aankoopprijs, doch met de huidige verkoopwaarde; de waarde van de terreinen welke door de gemeente werden afgestaan, of er ruiling geweest is of niet; de kosten der noodzakelijke akten, certificaten en getuigschriften. de kosten die gepaard gaan met de onteigeningen. Van het bedrag der terugvorderbare uitgaven worden afgetrokken de waarde, volgens schatting, van de gebeurlijke overschotten van de vroegere weg. Het bedrag der verhaalbare uitgaven wordt berekend op een maximum wegbreedte van 24 meter. Art. 3: De terugvorderbare uitgave die elke eigendom treft, is gelijk aan de eenheidsprijs per strekkende meter vermenigvuldigd met de lengte van het eigendom aan de straatzijde. De eenheidsprijs per strekkende meter wordt bekomen door 50 % van het geheel der verhaalbare uitgaven, benevens de schattingswaarde van de terreinen welke kosteloos worden afgestaan, te delen door de totale lengte der eigendommen aan de straatzijde. Wanneer het gaat om een afgesneden of afgeronde hoek, gevormd door twee openbare wegen, wordt de lengte ervan voor de helft aangerekend langs elke straatzijde. Art. 4: Wanneer er twee of meer eigendommen gelegen zijn binnen een zone welke zich langs weerszijde van de weg uitstrekken, over een diepte van 10 meter, dan wordt de belasting welke berekend wordt overeenkomstig artikel 3 verdeeld onder de betrokken eigenaars in verhouding tot de hun toebehorende oppervlakte binnen de betrokken strook. Wanneer er een strook non aedificandi bestaat, wordt er geen rekening gehouden met de diepte van deze stroken voor de berekening van de diepte van 10 meter zoals bedoeld in het eerste lid. Art. 5: In de mate dat de stroken, bepaald in het voorafgaande artikel, elkaar dekken, kan een eigendom of een gedeelte van een eigendom niet tweemaal worden belast wegens grondverwervingen achtereenvolgens uitgevoerd aan twee verschillende wegen. Wanneer verwervingen gelijktijdig aan twee verschillende wegen uitgevoerd worden, geldt de vrijstelling voor de belasting welke verschuldigd is, voor de werken aan de weg waar de belasting het laagst is. Dit artikel is niet van toepassing op de hoekterreinen. Art. 6: Het eigendom of gedeelte van een eigendom gelegen op de hoek van twee openbare wegen of twee gedeelten van de openbare weg en dat langs elk van deze wegen of gedeelten van de weg aan de straatzijde gelegen is wordt vrijgesteld: indien de aankoopverrichtingen achtereenvolgens in de twee wegen uitgevoerd werden voor de verwezenlijking van verschillende ontwerpen voor de belasting die verschuldigd is voor de weg waar de verrichtingen in laatste instantie uitgevoerd;
indien de aankoopverrichtingen gelijktijdig in de twee wegen uitgevoerd werden : voor de belasting die verschuldigd is voor de weg waar de belasting op basis van de lengte van het eigendom het laagst is. Deze bepaling is slechts van toepassing wanneer de assen van de wegen of gedeelten van openbare wegen tegenover het betrokken eigendom een hoek vormen van ten hoogste 120°. Bovendien worden de door onderhavig artikel toegestane vrijstellingen slechts berekend op een maximale lengte van het eigendom van 20 meter langs elke weg of gedeelte van een weg. Deze vrijstelling is niet toepasselijk wanneer de belasting niet in de twee wegen of gedeelten van wegen werd ingevorderd. Wanneer het gaat om een afgesneden of afgeronde hoek, wordt de lengte ervan voor de helft aangerekend langs elke straatzijde of gedeelte van een straatzijde. De verkaveling of de wijziging van een eigendom brengt geen verandering in de bij onderhavig artikel bepaalde vrijstellingen. Art. 7: De jaarlijkse belasting omvat de jaarlijkse schijf van het terug te betalen kapitaal dat aangewend werd ter betaling der terugvorderbare uitgaven, vermeerderd met het bedrag van de intrest die op het niet‐teruggestorte gedeelte moet worden betaald. De jaarlijkse belastingen kunnen worden berekend onder de vorm van vaste jaarlijkse bedragen. De toe te passen rentevoet is die welke op het ogenblik dat de verrichtingen ten einde zijn, door de financiële markten gehanteerd wordt voor het toestaan aan de gemeente van leningen voor de financiering van werken van dezelfde aard als die welke aanleiding geven tot de belasting. Art. 8: De belastingplichtige kan te allen tijde het eigendom ontlasten van het bedrag der terugvorderbare uitgaven, die erop betrekking heeft door aan de gemeente het bedrag der nog niet eisbare schijven van het kapitaal te storten. De intrest is steeds verschuldigd voor het jaar tijdens hetwelk de betaling plaats heeft. Art. 9: De belasting slaat op het eigendom en is verschuldigd door de eigenaar. Ingeval er een recht van opstal, een recht van erfpacht of een recht van vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de opstalhouder, de erfpachter of de vruchtgebruiker, terwijl de eigenaar hoofdelijk mede de belasting verschuldigd is. Wanneer het eigendom bestaat uit een gebouw met meerdere appartementen, waarop de verschillende eigenaars uitsluitend recht hebben dan wordt de belasting die betrekking heeft op het gebouw verdeeld onder hen in de verhouding van hun respectievelijk aandeel in de gemeenschappelijke gedeelten. Ingeval van overgang van onroerende zakelijk rechten, wordt de nieuwe eigenaar belastingplichtig vanaf 1 januari volgend op de datum der akte die hem het recht toekent. Art. 10: Een bericht van het college van burgemeester en schepenen zal de datum bepalen waarop de grondverwervingen voltooid werden. Art. 11: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Worden ingekohierd, de schuldenaren, aangeduid zoals bepaald in artikel 9, ingevolge hun hoedanigheid van belastingplichtige op 1 januari van het belastingjaar, behoudens wat betreft de eerste annuïteit, welke ingevorderd wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 12. Art. 12: De eerste jaarlijkse schijf is verschuldigd door degene die op het ogenblik van de publicatie van het besluit van het college van burgemeester en schepenen waarvan sprake in artikel
10, eigenaar is van het beschouwde goed. Elke jaarlijkse schijf is eisbaar vanaf de ontvangst door de financieel beheerder van het uitvoerbaar verklaard kohier. Art. 13: De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Art. 14: De belasting wordt uitgesteld in volgende gevallen : voor de terreinen waarop het ingevolge een beslissing van de overheid niet toegelaten of niet mogelijk is te bouwen, ter zake worden de aaneenpalende terreinen die aan dezelfde eigenaar toebehoren als één geheel beschouwd. Wanneer de toestand om reden waarvan de belasting uitgesteld werd, geheel of gedeeltelijk een einde neemt voor het verstrijken van een periode van 20 jaar te rekenen vanaf het eerste belastingsdienstjaar, is de jaarlijkse belasting verschuldigd vanaf 1 januari hierop volgend. Indien bij het verstrijken der 20 jaren deze toestand nog geen einde genomen heeft, wordt het goed definitief vrijgesteld. voor de niet‐bebouwde eigendommen gelegen in de landelijke zone van de gemeente, zoals bepaald door de gemeenteraad. Art. 15: Aan de belastingplichtigen die de belasting in kapitaal hebben gekweten zullen de bedragen terugbetaald worden die ooit zouden moeten beschouwd worden als ten onrechte betaald tengevolge van opheffing of de niet‐hernieuwing van de verordening of ten gevolge van de verlaging van de belastingvoeten. In dit laatste geval mag de terugbetaling slechts gebeuren in verhouding tot de vermindering van de belastingvoeten waarvan de belastingplichtigen die jaarlijks ingekohierd worden, zullen genieten. Art. 16: §1. De huidige verordening is toepasselijk op de bewerkingen tot verwerving van de zate der openbare wegen waarvan de voltooiing gelegen is tijdens de jaren 2007 tot en met 2019. §2. De bepalingen van de vroeger van kracht zijnde verordeningen op de verhaalbelastingen blijven van kracht op de toestanden die tijdens hun heffingstermijn ontstonden. Art. 17: Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0033 Belasting op het opruimen van sluikstorten Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 42 en artikel 43; Gelet op het Materialendecreet en op het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen VLAREMA; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering 14 december 2007 tot vaststelling van het Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen 2008‐2015; Overwegende dat de gemeente regelmatig met sluikstorten geconfronteerd wordt; Overwegende dat het opsporen van de sluikstorter supplementaire inspanningen vergt van het gemeentebestuur; Overwegende dat het vorderen van een billijke vergoeding van de sluikstorter voor de geleverde diensten door de gemeente, als maatregel van goed bestuur kan beschouwd worden;
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: §1. Onder sluikstorten wordt verstaan: afvalstoffen achterlaten, opslaan of storten op openbare en private wegen, plaatsen en terreinen op een wijze die niet overeenstemt met het materialendecreet en zijn uitvoeringsbesluit VLAREMA, de gemeentelijke politieverordening betreffende het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en andere wettelijke bepalingen. §2. Onder afvalstoffen wordt verstaan: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Hieronder wordt verstaan, zowel klein afval (hondenpoep, flessen, blikken, papier en dergelijk) als groot afval. Art. 2: De belasting op het ambtshalve opruimen van sluikstorten door of in opdracht van de gemeente is een belasting ten laste van de sluikstorter, de hiervoor aansprakelijke persoon of de eigenaar van de afvalstoffen. Art. 3: §1. Bij het ambtshalve opruimen van sluikstorten door de gemeente wordt het bedrag van deze belasting als volgt vastgesteld: - 0,50 euro per kilometer transport van de afvalstoffen; - 25 euro per arbeidsuur en per arbeider die door de gemeente bij het opruimen van het sluikstort wordt ingezet; - 40 euro per uur en per ingezet voertuig (vrachtwagen, kraan, …), inclusief chauffeur; - 1 euro per kg opgeruimde afvalstoffen. De voormelde bedragen zijn verschuldigd per aangevangen uur en/of kg. §2. In ieder geval bedraagt de belasting niet minder dan 125 euro. §3. Bij het ambtshalve opruimen van sluikstorten door derden in opdracht van de gemeente wordt het factuurbedrag van deze derde, vermeerderd met een administratieve kost van 75 euro, door te rekenen aan de in artikel 2 vermelde belastingplichtige. Art. 4: De belasting wordt contant betaald door overschrijving op een bankrekening van de gemeente Ranst. Art. 5: De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Art. 6: Dit belastingreglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en vervalt op 31 december 2019. Art. 7: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht zoals bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0034 Belasting op leegstand en leegstandsheffing Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen;
Gelet op het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteitsnormen en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, hierna Kamerdecreet genoemd; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen; Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond‐ en pandenbeleid, hierna decreet grond‐ en pandenbeleid genoemd, en in het bijzonder art. 2.2.6 §1, §2, §3, §4, §5, §6; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandsregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen; Overwegende dat de langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden; Gelet op het gemeentelijk reglement ter vaststelling van de leegstand, dat door de gemeenteraad werd goedgekeurd op 18 oktober 2010; Gelet op het gemeentelijk reglement ter vaststelling van de leegstandheffing, dat door de gemeenteraad werd goedgekeurd op 19 november 2012; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 14 stemmen voor en 10 onthoudingen ( J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: §1. De gemeente houdt een leegstandsregister bij van leegstaande woningen en een leegstandsregister van leegstaande gebouwen conform de bepalingen van art. 2.2.6 §1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond‐ en pandenbeleid. §2. De definities van woningen en gebouwen uit art. 2.1 van het decreet zijn toepasselijk, evenals de andere definities van art. 1.2 van het decreet. Art. 2: §1. Een gebouw wordt als leegstaand beschouwd conform de bepalingen van art. 2.2.6 §2 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond‐ en pandenbeleid. §2. Een woning wordt als leegstaand beschouwd conform de bepalingen van art. 2.2.6 §3, §4, §5, §6 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond‐ en pandenbeleid. Art. 3: De opsporing en vaststelling van de leegstand van gebouwen en woningen wordt uitgevoerd door de door het college van burgemeester en schepenen aangestelde bevoegde ambtenaren of in intergemeentelijk samenwerkingsverband. Art. 4: De vaststelling van de leegstand van gebouwen en woningen vindt plaats op basis van volgende indicaties: - de materiële en/of fysische onmogelijkheid om het gebouw te betreden; - het langdurig aanbieden van het gebouw of van de woning als “te huur” of “te koop”; - het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen; - een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten; - de vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig art. 15 van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992; - het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning of van een aangifte als tweede verblijf. Art. 5:
§ 1. De zakelijk gerechtigde kan binnen 30 dagen na betekening van de administratieve akte een beroepschrift indienen bij het college. De administratie registreert elk inkomend beroepschrift in de inventaris en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroepschrift. § 2. De administratie toetst de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen: - het beroepschrift is te laat ingediend of niet ingediend overeenkomstig de bepalingen van § 3; - het beroepschrift gaat niet uit van een zakelijk gerechtigde of zijn rechtsgeldige vertegenwoordiger; - het beroepschrift is niet ondertekend. Als de beroepsinstantie vaststelt dat het beroepschrift onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt. § 3. Het beroepschrift wordt gedagtekend en bevat minimaal de volgende gegevens: - de identiteit en het adres van de indiener; - de aanwijzing van de administratieve akte en van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft; - een of meer bewijsstukken die aantonen dat niet voldaan is aan de vereisten van art. 4, met dien verstande dat de vaststelling van de leegstand betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed. Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als advocaat van de zakelijke gerechtigde. De indiener dient bij het beroepschrift de overtuigingsstukken te voegen die hij nodig acht. De overtuigingsstukken worden door de indiener gebundeld en op een bijgevoegde inventaris opgenomen. § 4. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste ambtenaar als vermeld in artikel 2.2.6, § 7, van het decreet. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §5. De administratie geeft de houder van het zakelijk recht binnen de 90 dagen na ontvangst van het bezwaar kennis van haar beslissing daaromtrent. Bij ontstentenis van kennisgeving wordt het bezwaar geacht te zijn aanvaard. Als de administratie het beroep gegrond acht, of nalaat om binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kennis te geven van zijn beslissing, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een nieuwe beslissing tot opname in de inventaris. Art. 6: §1. Een woning wordt geschrapt uit de inventarislijst van de leegstaande woningen als ze ten minste 6 maanden ononderbroken wordt bewoond, te rekenen vanaf de datum van bewoning. De ingebruikname moet door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger worden gemeld aan de administratie. Het effectief gebruik zal onder meer blijken uit de inschrijvingen in het Bevolkingsregister en na een plaatsbezoek. De administratie kan steeds een tussentijds plaatsbezoek uitvoeren. Indien tijdens deze tussentijdse controle wordt vastgesteld dat de woning niet bewoond wordt, dan wordt de procedure van schrapping stopgezet. Indien de melding van de ingebruikname meer dan 6 maanden na datum van de effectieve ingebruikname wordt gemeld aan de administratie, wordt zo snel als mogelijk een plaatsbezoek uitgevoerd. Het effectief gebruik zal onder meer blijken uit de inschrijving in het Bevolkingsregister en na een plaatsbezoek. De datum van het plaatsbezoek geldt als
schrappingdatum indien er effectief bewoning werd vastgesteld en de nodige bewijsstukken werden voorgelegd. §2. Een gebouw wordt geschrapt uit de inventarislijst van de leegstaande gebouwen indien meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte van het gebouw, na de periode van leegstand, ten minste 6 opeenvolgende maanden effectief wordt gebruikt volgens de functie. De ingebruikname moet door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger worden gemeld aan de administratie. De periode van 6 maanden begint te lopen vanaf het moment van vaststelling door de administratie via een plaatsbezoek van het effectief gebruik volgens de functie van het gebouw. Na 6 maanden wordt opnieuw een plaatsbezoek uitgevoerd. Wanneer blijkt dat het gebouw nog steeds in gebruik is volgens de functie, dan wordt het geschrapt op datum van de eerste controle. De administratie kan steeds een tussentijds plaatsbezoek uitvoeren. Indien tijdens deze tussentijdse controle wordt vastgesteld dat het gebouw niet in gebruik is, dan wordt de procedure van schrapping stopgezet. §3. Een woning en/of gebouw, waarvoor een functiewijziging werd aangevraagd en vergund, wordt geschrapt uit de inventarislijst van de leegstaande woningen en/of gebouwen op de datum van de opmaak van het beschrijvend verslag ter controle van de functiewijziging, die de wijziging bevestigt, op voorwaarde dat het gebruik in overeenstemming is met de nieuwe functie. Deze controle gebeurt tijdens een plaatsbezoek. Het plaatsbezoek gebeurt op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger. Dit verzoek wordt gestaafd met een kopie van de stedenbouwkundige vergunning tot functiewijziging. §4. Indien een plaatsbezoek wordt geweigerd of indien aan de administratie geen toegang wordt verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de aanvraag tot schrapping automatisch verworpen en blijft de woning en/of het gebouw geïnventariseerd. §5. De administratie geeft de houder van het zakelijk recht of desgevallend zijn rechtsopvolger binnen twee maanden na het verloop van de 6 maanden kennis van haar beslissing daaromtrent per beveiligde zending. Bij ontstentenis van kennisgeving wordt het verzoek geacht te zijn aanvaard. Art. 7: §1. De gemeente legt een leegstandsheffing op indien een woning of een gebouw gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden in het gemeentelijk leegstandsregister is opgenomen. §2. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt. §3. Het aantal termijnen van twaalf maanden dat een gebouw of woning op de inventaris staat wordt herberekend bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning. Art. 8: §1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaand gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. §2. Ingeval van mede‐eigendom zijn de mede‐eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Art. 9: De leegstandsheffing bedraagt:
990 euro voor een volledig gebouw of woonhuis, 75 euro voor een individuele kamer of studentenkamer zoals gedefinieerd in het kamerdecreet, - 300 euro voor overige woongelegenheden, conform art. 3.2.17 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond‐ en pandenbeleid. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX‐index en stemmen overeen met de index van december 2009. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX‐indexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat. Art. 10: §1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld: - De belastingschuldige die volle eigenaar is één enkele woning, bij uitsluiting van enige andere woning; - De belastingschuldige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling; - De belastingschuldige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing; - De belastingschuldige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. §2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning: - Gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan; - Geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld; - Krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; - Deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads‐ of dorpsgezicht of landschap, of van een stads‐ of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads‐ of dorpsgezicht of landschap; - Vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende de periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging; - Onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik; - Gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning; - Het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie‐, verbeterings‐ of aanpassingswerkzaamheden in de zin van art. 18 §2 van de Vlaamse Wooncode; - Het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig art. 90 van de Vlaamse Wooncode. Art. 11: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. -
Art. 12: De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Art. 13: §1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. §2. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indeling ervan. Art. 14: Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 15: Dit reglement is geldig vanaf 1 januari 2014 en tot en met 31 december 2019. Art. 16: De gemeenteraadsbeslissing van 19 november houdende de vaststelling van de leegstandsheffing wordt met ingang van 1 januari 2014 opgeheven en vervangen door onderhavig reglement. Art. 17: Het reglement wordt bekend gemaakt overeenkomstig de betreffende artikels in het gemeentedecreet en valt onder de bepalingen van het bestuurlijk toezicht. 0035 Belasting op motoren Gelet op artikel 170, §4 van de grondwet; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie‐ en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 11 december 2006 houdende goedkeuring van de belasting op drijfkracht; Overwegende de financiële toestand van de gemeente; Overwegende dat de geldigheid van het huidige reglement eindigt op 31 december 2013; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegende dat de gemeenteraad het opportuun vindt de belasting te bestendigen. Besluit met 14 stemmen voor en 10 onthoudingen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Er wordt, ten laste van de natuurlijke personen of rechtspersonen en feitelijke verenigingen of vennootschappen, met ingang van 1 januari 2014 en voor een termijn eindigend op 31 december 2019 een belasting gevestigd op de motoren gebruikt voor nijverheids‐, landbouw‐ en handelsdoeleinden, evenals op deze gebruikt door de beoefenaars van vrije beroepen, ongeacht de krachtbron welke deze in beweging brengt.
De belasting bedraagt 12,50 euro per eenheid en per breuk van kilowatt voor het totaal motorvermogen van minder dan 100 kilowatt en 18,50 euro per eenheid en per breuk van kilowatt voor de schijf van het totaal motorvermogen gelijk aan of hoger dan 100 kilowatt. De aanslag bedraagt minimum 25 euro. De belasting slaat op alle motoren, ongeacht de gebruikte energie waarmee deze aangedreven worden. De belasting betreft enkel de motoren die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente Ranst gevestigd zijn. De belasting is verschuldigd ongeacht of de motoren voor de exploitatie van de inrichting of van haar bijgebouwen worden gebruikt. Dienen als bijgebouw van een inrichting beschouwd te worden, iedere instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente gevestigd is. Wanneer, hetzij een inrichting, hetzij een zoals hierboven bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met één of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting enkel verschuldigd, indien hetzij de inrichting zelf, hetzij het voornaamste bijgebouw in de gemeente gevestigd is. Nieuwe vestigingen die motoren voor een eerste keer in gebruik nemen dienen deze motoren aan te geven in het lopend dienstjaar en zullen een eerste keer belast worden in het lopend dienstjaar te rekenen vanaf de maand volgend op de in dienst name. Vestigingen die hun bedrijvigheid stopzetten in de loop van een lopend dienstjaar zullen voor dat kalenderjaar niet meer belast worden. Deze dienen binnen de maand na stopzetting het gemeentebestuur hiervan op de hoogte te brengen. Art. 2: De kracht van de hydraulische toestellen wordt vastgesteld in gemeen overleg tussen de belanghebbende en het gemeentebestuur. Het staat de belanghebbende vrij in geval van onenigheid, een tegenexpertise uit te lokken. Art. 3: De tractoren, terreinvoertuigen (zoals autobussen, auto’s en dergelijke die enkel voor intern gebruik op het terrein benut worden), trekkers, nijverheidsvoertuigen (zoals asfalteermachines, rupskranen, pletwalsen, bulldozers graafmachines, laadschoppen en zonder dat deze opsomming limitatief is), locomotieven, nijverheidsmachines (zoals mobiele compressoren, trilplaten, ladderliften en zonder dat deze opsomming limitatief is) worden belast volgens volgende tabel: Cilinderinhoud van de motoren op diesel, benzine of gas: kW van 0 cm³ tot 499 cm³ = 2 van 500 cm³ tot 2 499 cm³ = 7 van 2 500 cm³ tot 4 999 cm³ = 15 van 5 000 cm³ tot 7 499 cm³ = 22 van 7 500 cm³ tot 9 999 cm³ = 29 van 10 000 cm³ tot onbeperkt = 37 Art. 4: De vorkheftrucks, reachtrucks, stackers en straddle carriers worden belast volgens hun maximaal hefvermogen zoals vermeld in volgende tabel: Maximaal hefvermogen: kW van 0 kg tot 999 kg = 5 van 1 000 kg tot 1 999 kg = 8 van 2 000 kg tot 5 999 kg = 15 van 6 000 kg tot 19 999 kg = 20 van 20 000 kg tot 29 999 kg = 25
van 30 000 kg tot 44 999 kg = 30 van 45 000 kg tot onbeperkt = 40 Art. 5: Van de belasting zijn vrijgesteld : 1° de motor die gans het onmiddellijk voorafgaande jaar niet werd gebruikt; deze non‐ activiteit moet blijken uit desbetreffende, om de drie maanden te hernieuwen, schriftelijke berichten aan het gemeentebestuur, zoals voorzien bij artikel 7. Wat het eerste jaar van de belastingheffing aangaat, is het bewijs van de non‐activiteit evenwel met alle mogelijke rechtsmiddelen te leveren; 2° de motor gebruikt voor het aandrijven van een voertuig dat onder de verkeersbelasting valt of speciaal van deze belasting is vrijgesteld en voor zo ver deze voertuigen dienen voor het vervoer van personen of goederen over de openbare weg.; 3° de motor van een draagbaar en tegelijk handbediend toestel; 4° de motor die een elektrische generator drijft, voor het gedeelte van zijn vermogen dat overeenstemt met dat benodigd voor het drijven van een generator; 5° de door perslucht aangedreven motor; 6° de motoren die gebruikt worden voor het afvoeren van overtollig water; 7° de motoren van vaartuigen dienende voor transport van goederen; 8° de reservemotor, i.e. deze waarvan de werking niet onmisbaar is voor de normale gang van de onderneming en die slechts werkt in uitzonderingsgevallen, voor zover zijn tewerkstelling niet als gevolg heeft dat de productie van de betrokken inrichting verhoogd wordt; de reservemotor kan aangewend worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te verzekeren; 9° de wisselmotor, i.e. deze die uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als de andere die hij tijdelijk moet vervangen; de wisselmotor kan aangewend worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te verzekeren; 10° motoren die instaan voor de brandveiligheid (zoals sprinklermotoren, compressor voor brandluiken te bedienen, enz. …) 11° de motoren die instaan voor hygiënische ventilatie (vb. dampkap in een frituur, afzuiging in garages aan uitlaten, afzuiging voor lasdampen bij het lassen). Motoren die gebruikt worden voor het conditioneren van arbeidsruimtes zijn wel belastbaar . Art. 6: Iedere belastingplichtige, houder van in of buiten werking zijnde motoren, waarvan hij al dan niet eigenaar is, moet er aangifte van doen door middel van het formulier dat hem door het gemeentebestuur wordt toegestuurd. De belastingplichtige die het formulier niet zou ontvangen hebben, moet deze aangifte spontaan doen. Ook de kracht van de volgens artikel 5 onbelastbare motoren dient aangegeven te worden. Art. 7: De verdwijning of het definitief buiten gebruik stellen in de loop van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar van een belastbare motor brengt een belastingvermindering mee. Deze vermindering gaat in vanaf de maand volgend op het bericht, gezonden aan het gemeentebestuur, betreffende de verdwijning of het buiten gebruik stellen. Het stilleggen van een ononderbroken tijdvak gelijk aan of groter dan een maand, met uitzondering van de jaarlijkse verplichte vakantieperiode, geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden dat het toestel gedurende het jaar voorafgaand aan het belastingjaar ononderbroken buiten werking is geweest. Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot één dag op vier weken of één week werk na vier weken inactiviteit in de bedrijven die met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen.
Om deze evenredige vermindering te kunnen genieten, moet de belanghebbende aan het gemeentebestuur een schriftelijk bericht gegeven hebben van de dag waarop de motor stilligt en van de dag waarop hij terug in werking wordt gesteld. Een ontvangstbewijs zal aan de belanghebbende worden afgeleverd. Dit bericht moet om de drie maand hernieuwd worden. De vermindering van belasting geldt vanaf de maand af volgend op deze wederinwerkingstelling. De berichtgeving is van substantiële aard en op straf van verval voorgeschreven. Wat het eerste jaar van de belastingheffing aangaat, is het bewijs van tijdelijke non‐activiteit of van de definitieve buitengebruikstelling nochtans met alle mogelijke rechtsmiddelen te leveren. Indien vastgesteld wordt dat de motor werkt voor het geven van het bericht van wederinwerkingstelling, zal geen vermindering toegestaan worden, hoelang de stillegging ook heeft geduurd. Art. 8: Wanneer de installaties van een nijverheidsbedrijf voorzien zijn van meetapparaten voor het maximumkwartuurvermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leveranciers van elektrische energie worden gedaan met het oog op het factureren ervan en bovendien het bedrijf belast werd op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 7 gedurende de periode van tenminste twee jaar, wordt het bedrag der belastingen betreffende de volgende dienstjaren, op verzoek van de exploitant, vastgesteld op basis van een belastbaar vermogen bepaald in functie van de variatie, van het ene tot het andere jaar, van het rekenkundig gemiddelde der twaalfmaandelijkse maximumkwartuurvermogens. Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste belastingsjaar op grond van het bepaalde in artikel 1 tot 7 aangeslagen werd en het rekenkundig gemiddelde der twaalfmaandelijkse maximumkwartuurvermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar, deze verhouding wordt “verhoudingsfactor” genoemd. Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximumkwartuurvermogens van het jaar met de verhoudingsfactor. De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de kwartuurvermogens van een jaar niet meer dan 20% verschilt van die van het refertejaar, d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt het verschil meer dan 20% dan telt het bestuur de belastbare elementen teneinde een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen. Om het voordeel van de bepalingen van dit artikel te genieten, moeten de exploitanten, voor 31 januari van het belastingjaar een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen met de opgave van de maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen, welke in zijn installaties werden opgenomen tijdens het jaar, voorafgaande aan dat met ingang waarvan hij om toepassing van deze bepalingen verzoekt; hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave der maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen van het belastingjaar te voegen en het bestuur toe te laten te allen tijde de in zijn installaties gedane metingen van het maximumkwartuurvermogen, vermeld op de facturen van elektrische energie, te controleren. De exploitant die deze wijze van aangifte, controle en aanslag verkiest, verbindt zich door zijn keuze voor een tijdvak van vijf jaar. Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van het tijdvak, wordt dit stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van vijf jaar. Art. 9: De belasting wordt berekend op grond van de belastbare (gebruikte) motorenkracht tijdens het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Zij wordt berekend per maand en elk gedeelte ervan wordt voor een volledige maand geteld. Indien een motor evenwel tijdens dezelfde maand belastbaar is in verschillende gemeenten, is de belasting verschuldigd aan de gemeente met het grootst aantal dagen gebruik. Is dit aantal gelijk, dan wordt de belasting evenredig per halve maand verdeeld.
Een motor die voor de eerste maal in werking wordt gesteld, is belastbaar vanaf de volgende maand. Art 10: Bij gebrek aan aangifte zoals vermeld in artikel 6, binnen een termijn van vier weken na de verzending van het aangifteformulier, of bij onjuiste, onvolledige, of onnauwkeurige aangifte, wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art 11: De overeenkomstig artikel 10 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag ten bedrage van 10% van de verschuldigde belasting bij een eerste overtreding en 50% van de verschuldigde belasting bij elke volgende overtreding. Art 12: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art 13: De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie‐ en gemeentebelasting. Art 14: Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0036 Subsidiereglement voor de toekenning van een geboortepremie Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 42 aangepast per 1 januari 2007 en artikel 43 aangepast per 1 januari 2013; Overwegende dat de financiële last die voortspruit uit de huidige levensduurte het zwaarst drukt op de gezinnen met kinderlast, Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het gemeentebestuur van Ranst verleent aan de moeder die ingeschreven staat in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister, een geboortepremie van 65 euro vanaf het eerste kind. Art. 2:
Alle kinderen geboren of ten volle geadopteerd komen in aanmerking voor het toekennen van de premie. Art. 3: Kinderen waarvoor een akte van vertoning van een levenloos kind moet worden opgemaakt, overeenkomstig de wet van 27 april 1999 en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 1 hiervoor komen eveneens in aanmerking voor het bekomen van deze premie. Art. 4: De premie wordt ambtshalve uitbetaald binnen het per dienstjaar goedgekeurd begrotingskrediet. Art. 5: Indien het gemeentebestuur het aanvraagformulier niet ontvangen heeft binnen een termijn van drie maanden, zal de geboortepremie niet meer uitbetaald worden. Art. 6: De vaststelling van onderhavig reglement geldt voor de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019. Art. 7: Dit besluit valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0037 Subsidiereglementvoor de toekenning van toelagen voor jubilarissen Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2008 houdende vaststelling van het reglement van giften voor jubilarissen; Overwegende dat het gebruikelijk is dat de gemeente Ranst een premie of toelage aanbiedt aan huwelijksjubilarissen en honderdjarige inwoners van de gemeente, die wensen gevierd te worden, en aan koppels die huwen en samenwonen in de gemeente; Overwegende dat ook aan geestelijken, kloosterlingen en gelijkgestelden de premie of toelage ter beschikking zou moeten gesteld worden ter gelegenheid van hun 50‐, 60‐, 65‐ of 75‐jarige wijding of aanstelling; Overwegende dat het aangewezen is om de waarde en de vorm van deze premie of toelage in een gemeentelijk reglement vast te leggen; Overwegende dat volgende premie of toelagen vooropgesteld worden: ‐ 125 EUR bij de viering van een 50‐jarig huwelijksbestaan, een geregistreerde samenlevingsovereenkomst of een aanstelling of wijding als geestelijken, kloosterlingen of gelijkgestelden ‐ 250 EUR bij de viering van een 60‐jarig huwelijksbestaan, een geregistreerde samenlevingsovereenkomst of een aanstelling of wijding als geestelijken, kloosterlingen of gelijkgestelden; ‐ 500 EUR bij de viering van een 65‐jarig of 70‐jarig huwelijksbestaan, een geregistreerde samenlevingsovereenkomst of een aanstelling of wijding als geestelijken, kloosterlingen of gelijkgestelden ‐ 500 EUR bij de viering van een honderdjarige Overwegende dat aan jubilarissen en honderdjarigen, die wensen gevierd te worden eveneens, een boeket wordt aangeboden; Overwegende dat de kostprijs van dit boeket of fles wijn kan geraamd worden op ongeveer 30 EUR; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Art. 1: Het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2008 houdende vaststelling van het reglement van giften voor jubilarissen wordt opgeheven en met ingang van 26 april 2011 en eindigend op 31 december 2013 vervangen door volgende bepalingen. Art. 2: Aan volgende gevierden zal door het college van burgemeester en schepenen buiten een bloemstuk of fles wijn van circa 30 EUR, een gift in geld overhandigd worden van: - 125 EUR bij de viering van een 50‐jarig huwelijksbestaan, een geregistreerde samenlevingsovereenkomst of een aanstelling of wijding als geestelijken, kloosterlingen of gelijkgestelden; - 250 EUR bij de viering van een 60‐jarig huwelijksbestaan, een geregistreerde samenlevingsovereenkomst of een aanstelling of wijding als geestelijken, kloosterlingen of gelijkgestelden; - 500 EUR bij de viering van een 65‐jarig of 70‐jarig huwelijksbestaan, een geregistreerde samenlevingsovereenkomst of een aanstelling of wijding als geestelijken, kloosterlingen of gelijkgestelden - 500 EUR bij de viering van een honderdjarige Art. 3: Dit besluit valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0038 Retributiereglement op het gebruik van de refters en klaslokalen van de gemeentescholen Gelet op art. 42 §3 van het gemeentedecreet; Overwegende dat het noodzakelijk is een vergoeding te vragen voor het gebruik van deze infrastructuur als recuperatie voor bijzondere kosten van verlichting, verwarming, onderhoud en andere; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 14 december 2010 houdende goedkeuring van het reglement op het gebruik en de retributie op het gebruik van de refters van de gemeentescholen; Gelet op het amendement van het raadslid J. De Ryck, fractievoorzitter N‐VA houdende het voorstel om alle aanvragen voor gemeentelijke lokalen in de toekomst te laten behandelen door de cultuurdienst waarbij artikel 6 en artikel 7 aangepast wordt: “Art.6: De aanvraag gebeurt 3 weken op voorhand uitsluitend via het in bijlage gevoegde formulier. Dit aanvraagformulier is ter beschikking in de gemeentelijke scholen, in het gemeentehuis en bij de cultuurdienst. Art.7: De aanvraag van de gebruikers bedoeld onder artikel 2 moet gericht worden aan de cultuurdienst van de gemeente Ranst.” Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 14 december 2010 houdende goedkeuring van het reglement op het gebruik en de retributie op het gebruik van de refters van de gemeentescholen; Overwegende het antwoord van de schepen van financiën, R. Vermeesch (Open VLD); Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 10 stemmen voor, 1 onthouding (L. Redig) en 13 tegen (L. Hofmans, H. Goris, R. Vermeesch, J. Verhaegen, Y. Caers, F. Huysmans, K. Helsen, M. Beirinckx, N. Damen, S. Deschutter, F. Bossaerts, T. Muyshondt en Sonja De Pooter) aangaande het amendement:
Besluit met 15 stemmen voor en 9 onthoudingen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz en P. Teurfs) aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: Het gemeenteraadsbesluit van 14 december 2010 houdende de goedkeuring van het reglement op het gebruik en de retributie op het gebruik van de refters en de klaslokalen van de gemeentescholen wordt opgeheven en met ingang van 1 januari 2014 voor een termijn eindigend op 31 december 2019, vervangen door volgende bepalingen: Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied Art.1: Dit reglement is van toepassing op de refters en de klaslokalen van de gemeentelijke scholen van Ranst, gelegen: - Broechem, Lostraat 51 - Ranst, Schoolstraat 17 - Oelegem, Schildesteenweg 10 Hoofdstuk 2. De terbeschikkingstelling Art.2: De gemeente Ranst stelt de refters en klaslokalen onder de voorwaarden bepaald in dit reglement ter beschikking van: 1. de gemeentelijke raden en van verenigingen, aangesloten bij de gemeentelijke raden voor het houden van vormingsactiviteiten en vergaderingen. 2. het Rode Kruis voor de inzameling van bloed. 3. de personeelsleden en de gemeenteraadsleden van de gemeente Ranst ter gelegenheid van onder meer hun zilveren huwelijksjubileum, hun pensionering, hun overlijden of het overlijden van een gezinslid. 4. verenigingen van binnen en buiten de gemeente met een caritatief doel. 5. verenigingen of instellingen uit de gemeente Ranst die vorming geven aan kinderen van 12 jaar of jonger. 6. de klaslokalen ter beschikking voor het geven van dactylocursussen voor lagere schoolkinderen. Bovendien kan het college van burgemeester en schepenen in uitzonderlijke omstandigheden en mits degelijke motivering de refters of klaslokalen ter beschikking stellen van personen, verenigingen of instellingen van de gemeente Ranst. Art.3: De refters en klaslokalen zijn ter beschikking op het ogenblik dat zij niet in gebruik zijn door de gemeentelijke scholen of door het gemeentebestuur van Ranst. Onverminderd de bepalingen van het eerste lid zijn tijdens de schooldagen de refters op woensdag tot 14 uur en op de andere schooldagen tot 18 uur uitsluitend ter beschikking van de gemeentelijke scholen. Schooldagen zijn lesdagen en dagen waarop de scholen buitenschoolse activiteiten organiseren. De refters zijn alle andere dagen ter beschikking vanaf 9 uur. Art.4: De ter beschikkingstelling van de refters geschiedt per dagdeel. Per dag kunnen meer dagdelen aan dezelfde instantie toegewezen worden. Een dagdeel is : ‐ een dag, tussen 9 en 18 uur ‐ een avond, tussen 18 en 24 uur De klaslokalen worden per les (gebruik) ter beschikking gesteld.
Art.5: De terbeschikkingstelling omvat de toelating tot het gebruik van het meubilair van de refter en van de klaslokalen, van het kook‐ en tafelmateriaal dat zich in de refter bevindt en van de sanitaire installatie van de school. De gebruikers staan zelf in voor de netheid van het gebruikte materiaal. Zij zullen alles in onberispelijke staat achterlaten. Hoofdstuk 3. De aanvraag‐, toelatingsregeling Art.6: De aanvraag gebeurt 3 weken op voorhand uitsluitend via het in bijlage gevoegde formulier. Dit aanvraagformulier is ter beschikking in de gemeentelijke scholen en in het gemeentehuis. De aanvraag kan ten hoogste betrekking hebben op een periode van één jaar. Voor activiteiten in de refter tijdens de schooldagen kan de aanvraag ten hoogste betrekking hebben op een periode van twee maanden. Art.7: De aanvraag van de gebruikers bedoeld onder artikel 2 moet gericht worden aan de directeur van de betrokken school, met uitzondering van de aanvragen van personeelsleden en gemeenteraadsleden welke aan het college dienen gericht te worden. Art.8: De toelating kan slechts definitief verleend worden nadat de vereiste retributie is betaald voor de periode waarvoor de reservatie werd aangevraagd via een storting op rekening nummer 091‐0001107‐69. Art.9: De toelating wordt verleend in volgorde van de aanvraag en betaling van de retributie. Hoofdstuk 4. De retributieregeling Art.10: De retributie voor het gebruik van de refter wordt aangerekend per dagdeel. ‐ De retributie bedraagt voor: ‐ de refter van de school van Oelegem: dag 60 euro avond 30 euro ‐ de refter van de school van Broechem: dag 60 euro avond 30 euro ‐ de refter van de school van Ranst: dag 80 euro avond 40 euro ‐ keuken 30 euro ‐ de klaslokalen: 30 euro per les (gebruik) Bij aanvragen voor langere duur (vb. verschillende weken) kan er voor aanvragen voor educatieve doeleinden korting toegestaan worden door het college van burgemeester en schepenen. Art.11: Zijn vrijgesteld van het betalen van retributie: ‐ de gemeentelijke raden ‐ het Rode Kruis voor het houden van bloedinzameling ‐ de personeelsleden voor de activiteiten als vermeld onder artikel 2, 3° ‐ de vormingsinstellingen of verenigingen, bedoeld in artikel 2, 5° voor het geven van vorming.
0039
Retributiereglement verkoop gerecupereerde materialen zoals kasseien, klinkers, dals en boordstenen
Overwegende dat bij werken in opdracht van de gemeente alle gerecupereerde materialen zoals kasseien, klinkers, dals en boordstenen eigendom blijven van de gemeente; Overwegende dat niet alle gerecupereerde materialen hergebruikt worden; Overwegende dat gerecupereerde kasseien, type zweedse graniet, niet verkocht worden; Overwegende dat de opslag van gerecupereerde materialen veel stockeerruimte kan innemen; Gelet op de occasionele vraag van inwoners om materialen zoals kasseien, klinkers, dals en boordstenen te kopen; Gelet op de gangbare prijzen voor kasseien, klinkers, dals en boordstenen; Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Volgens beschikbaarheid volgende gerecupereerde materialen te verkopen aan inwoners van de gemeente Ranst tegen volgende voorwaarden: Kasseien: € 10/m² Klinkers: € 5/m² Dals: € 4/m² Boordstenen: € 0,5/stuk Maximale hoeveelheid: 30 m² per gezin Vervoer, laden en lossen ten laste van de koper Art. 2: Aanvragen schriftelijk in te dienen bij de Technische dienst, behandeling volgens datum van ontvangst en beschikbare voorraad. Art. 3: De afhaling van de aangekochte materialen kan enkel na voorafgaande storting van het verschuldigde bedrag in de gemeentekas. Art. 4: Huidig besluit treedt in werking op 1 januari 2014. 0040 Retributiereglement voor de distributie van de gemeentelijke vuilzakken door de handelaar Gelet op het retributiereglement restafvalzakken, PMD‐zakken, compostbakken en compostvaten, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2013; Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1 : Vergoeding De verdeler stelt de gemeentelijke restafval‐ en PMD‐zakken ter beschikking van de inwoners als lasthebber van de gemeente d.w.z. in naam en voor rekening van de gemeente. Hij kan hiervoor aanspraak maken op een vergoeding van € 0,80 per rol van 10 restafvalzakken en een vergoeding van € 1,2 per rol van 20 PMD‐zakken. Na elk kwartaal zal
er een vergoeding uitgekeerd worden op basis van het in de voldane facturen aantal vermelde rollen in dat kwartaal. Art. 2 : Afrekening Bij de levering is een afleveringsbon gevoegd welke wordt afgetekend voor ontvangst. Vermits de lasthebber optreedt in naam en voor rekening van de gemeente, moet de levering slechts betaald worden wanneer zij effectief verkocht is. Art. 3 : Geldigheidsduur Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en vervalt op 31 december 2019. Art. 4: Bestuurlijk toezicht Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0041 Retributiereglement voor de gemeentelijke lagere scholen Gelet op artikel 43§2, 15° van het gemeentedecreet; Gelet op de omzendbrief BB2009/2 betreffende de wijzigingen aan het gemeentedecreet ingevolge het decreet van 23 januari 2009 tot wijziging van het gemeentedecreet; Overwegende dat het tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort om gemeentelijke retributies vast te stellen; Overwegende dat de aanpassing van het gemeentedecreet d.d. 23 januari 2009 de voorbehouden bevoegdheid van de gemeenteraad inzake het vaststellen van retributies in die mate versoepelt dat de gemeenteraad enkel nog zelf moet beslissen over het kader en de bijzondere voorwaarden van de retributies. De aanduiding van degene die de retributie verschuldigd is, het vaststellen van het tarief en de bepaling van de wijze van inning kan voortaan gedelegeerd worden aan het college; Overwegende dat het zinvol is dergelijke delegatie te verlenen bij retributies voor activiteiten georganiseerd door de gemeentelijke lagere scholen, inzonderheid voor: - Tarieven van drankenverkoop; - Tarieven bij de verkoop van voedingswaren; - Tarieven voor abonnementen, boeken, tijdschriften, schrijfgerief, nieuwjaarsbrieven; - Tarieven voor busvervoer; - Tarieven voor bewakingen; - Tarieven voor huur zwemgerief; - Tarieven voor turngerief; - Tarieven voor uitstappen; - Tarieven voor bos‐, zee‐ sport‐ en muzische klassen - Tarieven schoolfoto’s; Overwegende dat sommige retributies meerdere malen dienen aangepast te worden omwille van gewijzigde omstandigheden (o.a. levensduurte); Overwegende dat door deze delegatie vlugger kan ingespeeld worden op noodzakelijke aanpassingen van de tarieven van deze retributies of het vaststellen van retributies voor bepaalde activiteiten; Overwegende dat deze delegatie geen betrekking heeft op de retributies die reeds eerder door de gemeenteraad werden vastgesteld; Overwegende dat deze nieuwe regeling vanaf heden kan toegepast worden. Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1:
De gemeenteraad beslist om vanaf heden een retributie te heffen voor: - drankenverkoop; - verkoop van voedingswaren; - abonnementen, boeken, tijdschriften, schrijfgerief, nieuwjaarsbrieven; - busvervoer; - bewakingen; - huur zwemgerief; - turngerief; - uitstappen; - bos‐, zee‐, sport‐ en muzische klassen - schoolfoto’s; Deze retributie is vereist van alle deelnemers aan een activiteit uitgezonderd de organisatoren en van alle afnemers van dranken, voedingswaren, boeken, tijdschriften, schrijfgerief, nieuwjaarsbrieven, turngerief, schoolfoto’s. Art. 2: De gemeenteraad verleent delegatie aan het college van burgemeester en schepenen om retributies vast te stellen voor activiteiten georganiseerd door de gemeentelijke lager scholen. Art. 3: Deze delegatie is beperkt tot enerzijds de retributiereglementen die vanaf heden worden goedgekeurd door de gemeenteraad en anderzijds: - Tarieven van drankenverkoop; - Tarieven bij de verkoop van voedingswaren; - Tarieven voor abonnementen, boeken, tijdschriften, schrijfgerief, nieuwjaarsbrieven; - Tarieven voor busvervoer; - Tarieven voor bewakingen; - Tarieven voor huur zwemgerief; - Tarieven voor turngerief; - Tarieven voor uitstappen; - Tarieven voor bos‐, zee‐, sport‐ en muzische klassen - Tarieven schoolfoto’s; Art. 4: De tarieven dienen redelijk en in verhouding tot de dienstverlening te zijn en de delegatie aan het college van burgemeester en schepenen is beperkt tot een bedrag van maximum 250 euro. Art. 5: De inning van de retributie kan zowel contant gebeuren als via overschrijving in functie van de praktische mogelijkheden. Art. 6: Bij niet‐betaling kan het college de dienst waarvoor de retributie werd geheven opschorten. Art. 7: Dit besluit wordt van kracht met ingang van 1 september 2014 en geldt tot 31 december 2019. Art. 8: Een afschrift van dit besluit wordt, in gevolge artikel 253 van het gemeentedecreet, toegestuurd aan de toezichthoudende overheid. 0042 Retributiereglement voor de grafconcessies, columbariumconcessies, urneveldconcessies, sterretjesweiden en asplaatjes bij verstrooiing. Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;
Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet, artikel 42 aangepast per 01 januari 2007 en artikel 43 aangepast per 01 januari 2013; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2007 houdende vaststelling van de tarieven voor grafconcessies en columbariumconcessies; Gelet op de stijgende kostprijs voor de aankoop van de materialen voor het inrichten van de gemeentelijke begraafplaatsen; Gelet op het feit dat de concessieprijzen in het verleden niet werden aangepast; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Op voorstel van college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Met ingang van 1 januari 2014 en gedurende een termijn eindigend op 31 december 2019 worden de tarieven voor grafconcessies, columbariumconcessies, urnenveldconcessies, sterretjesweiden en asplaatje bij verstrooiing op de gemeentelijke begraafplaats als volgt bepaald: Grafconcessies voor 30 jaar: voor inwoners van Ranst: 300 euro per m² voor niet‐inwoners van Ranst: 400 euro per m² Columbariumconcessie voor 30 jaar: voor inwoners van Ranst: 550 euro voor niet‐inwoners van Ranst: 750 euro Urnenveldconcessie voor 30 jaar: voor inwoners van Ranst: 550 euro voor niet‐inwoners van Ranst: 750 euro Sterretjesweide voor 30 jaar: voor inwoners van Ranst: 100 euro per sterretje voor niet‐inwoners van Ranst: 150 euro per sterretje Asplaatje bij verstrooiing: voor inwoners van Ranst: 20 euro voor niet‐inwoners van Ranst: 40 euro Het tarief “ inwoners van Ranst “ geldt zo de concessie wordt verleend aan: personen die hun laatste hoofdverblijfplaats hadden op het grondgebied van de gemeente personen die op het ogenblik van het overlijden ingeschreven zijn in een instelling, rust‐ of verzorgingstehuis doch wiens vorige hoofdverblijfplaats de gemeente Ranst betrof een niet – inwoner van Ranst waarbij de begunstigde van de concessie een inwoner was van de gemeente Ranst Art. 2: Dezelfde tarieven gelden voor de hernieuwing van de graf, columbarium‐ , urnenveldconcessies en sterretjesweiden. Art. 3: De betaling van de bedragen gebeurt na ontvangst van de factuur, voor het asplaatje gebeurt de betaling contact bij aanvraag. Art. 4:
Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. Art. 5: Deze verordening vervangt de verordening van 17 december 2007 inzake de tarieven van grafconcessies en columbariumconcessies. 0043 Retributiereglement voor de huis‐aan‐huis inzameling van grof vuil op afroep Gelet op de Grondwet, inzonderheid artikel 170, §4; Gelet op het Gemeentedecreet, inzonderheid artikelen 42 en 43 §2.15; Gelet op het Materialendecreet en op het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen VLAREMA; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 januari 2008 tot vaststelling van het Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen; Gelet op de beheersoverdracht die de gemeente heeft verleend aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband IGEAN milieu & veiligheid, Doornaardstraat 60, 2160 Wommelgem in zitting van de gemeenteraad van 16 september 2013; Overwegende dat het grofvuil huis‐aan‐huis wordt ingezameld op afroep; Overwegende dat het grofvuil eveneens naar het containerpark kan gebracht worden mits betaling van 0,20 euro/kg; Overwegende dat het aangewezen is de retributie voor de huis‐aan‐huis inzameling van het grofvuil af te stemmen op die van het containerpark; Overwegende het voorstel van het college van burgmeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Met ingang van 1 januari 2014 en voor een termijn eindigend op 31 december 2019 wordt een retributie geheven voor de huis‐aan‐huis inzameling van grofvuil op afroep. Art. 2: Tot 1 week voor de ophaaldatum (vermeld op de afvalkalender) kan er via het aanvraagformulier gemeld worden wat er dient opgehaald te worden. De formulieren zijn te verkrijgen via de gemeentelijke website of op de milieudienst en kunnen opnieuw op deze dienst binnengebracht of bezorgd worden via
[email protected]. Art. 3: De retributie wordt vastgesteld op 0,20 euro/kg en een forfait per ophaalbeurt van 25 euro. Art. 4: De aanvrager van deze dienstverlening dient de retributie te betalen door middel van overschrijving na ontvangst van de factuur. Art. 5: Dit retributiereglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en vervalt op 31 december 2019. Art. 6: Een afschrift van dit reglement zal worden verzonden aan de toezichthoudende overheid. 0044 Retributiereglement voor de terbeschikkingstelling van elektriciteit op kermissen en openluchtevenementen Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005;
Gelet op het feit dat de gemeente vaste gemeentelijke aansluitkasten ter beschikking stelt voor levering van elektriciteit op verschillende openbare plaatsen op haar grondgebied ter gelegenheid van de plaatselijke kermissen en openluchtevenementen (markt, kerstmarkt, concert, feest,…); Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het retributiereglement voor het ter beschikking stellen van elektriciteit op foren; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het retributiereglement voor het ter beschikking stellen van elektriciteit op markten; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het retributiereglement voor het ter beschikking stellen van elektriciteit op openluchtevenementen; Overwegende dat het de voorkeur geniet om nog één retributiereglement te voorzien voor het ter beschikking stellen van elektriciteit op kermissen en openluchtevenementen en dit goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; worden; Overwegende het voorstel van het college van burgmeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: Met ingang 1 januari 2014 en eindigend op 31 december 2019 wordt een reglement met twee vergoedingen vastgesteld voor het ter beschikkingstellen van elektriciteit op kermissen en openluchtevenementen op grondgebied van de gemeente, als volgt: “ Art. 1: ter beschikkingstelling van de gemeentelijke aansluitingskast De gemeente stelt aan de kermisuitbaters en organisatoren van openluchtevenementen (markt, kerstmarkt, concert, feest, …) een vaste gemeentelijke aansluitkast ter beschikking voor elektriciteitsleveringen in laagspanning op een openbare plaats op haar grondgebied. De kermisuitbaters en organisatoren van openluchtevenementen mogen deze kast niet voor andere doeleinden en ook niet ten behoeve van derden aanwenden. Het college van burgemeester en schepenen dient vooraf zijn toestemming te geven voor elke toegang tot een gemeentelijke aansluitkast. Art. 2: aansluiting §1. Alle kermisuitbaters, die kunnen aansluiten, zijn verplicht aan te sluiten op de gemeentelijke aansluitkast voor terbeschikkingstelling van elektriciteit, tenzij het aantal stopcontacten wordt overschreden of het gevraagde vermogen te hoog is. Volgende gegevens dienen te worden overgemaakt aan het college van burgemeester en schepenen: naam + voornaam / adres / telefoonnummer / e‐mailadres van de foorexploitant deelgemeente van Ranst (Broechem – Oelegem – Ranst) datum van de kermis benaming en aard van de kermisattractie vermogen van de opstelling in kVA type aansluiting: éénfasig of driefasig §2. De kermisuitbater kan voor alle inlichtingen terecht op de technische dienst van de gemeente. Voor de organisatie van openluchtevenementen richt de kandidaat energiegebruiker een aanvraag voor toegang tot de gemeentelijke aansluitkast aan het college van burgemeester en schepenen, dit minstens 30 kalenderdagen voor het betrokken evenement.
Hij bezorgt hiervoor een aanvraag per brief, per fax of per e‐mail gericht aan het college van burgemeester en schepenen. Volgende gegevens dienen te worden overgemaakt: identiteit / adres / telefoonnummer / e‐mailadres van de aanvrager situering en doel van het gebruik van de aansluitkast situering (adres) opgesteld vermogen eenfasig of driefasig tijdstip en periode van gebruik (aantal dagen) De kandidaat‐energiegebruiker kan voor alle inlichtingen terecht op de technische dienst van de gemeente. Het college van burgemeester en schepenen deelt binnen 10 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag zijn beslissing mede aan de vereniging of organisatie. Art. 3: gebruiksvergoedingen §1. De kermisuitbater dient, vóór de aansluiting op de foorkast, aan de gemeente een ‘all in’‐vergoeding voor het gebruik van de gemeentelijke aansluitkast te betalen. De vergoeding is forfaitair vastgelegd in volgende tabel en gaat uit van het gevraagd vermogen in kVA en het type van de aansluiting (éénfasig of driefasig): ‐ eenfasige aansluiting per kermisweekend: Gevraagd vermogen vaste kost kVA €
‐
0,5
43
1
44
1,5
45
2
46
2,5
47
3
48
3,5
49
4
50
4,5
51
5
52
6
54
7
55
8 56 driefasige aansluiting per kermisweekend: Gevraagd vermogen vaste kost kVA €
0,5
43
1
44
2
68
2,5
70
3
71
3,5
72
4
74
4,5
75
5
76
6
80
7
83
8
86
9
89
10
92
11
93
12
94
13
96
14
98
15
101
16
103
17
106
18
109
19
111
20
114
§2. De gebruiksvergoeding dekt zowel de vaste kosten als de variabele kosten van de gemeente en kan jaarlijks worden geactualiseerd. De gebruiksvergoeding is vooraf betaalbaar door storting op het rekeningnummer 091‐ 0001107‐69, d.w.z. voordat aan de kermisuitbater toegang verleend wordt tot de meterkast. Bij gebrek aan tijdige betaling vervalt de aanvraag van de foorexploitant. §3. De organisator van een openluchtevenement, die toestemming verkregen heeft voor het gebruik van de aansluitkast, betaalt aan de gemeente een ‘all in’‐vergoeding voor het gebruik van de gemeentelijke aansluitkast. De vergoeding is forfaitair vastgelegd in volgende tabel en gaat uit van het gevraagd vermogen in kVA: Vermogen tot 5 kVA: € 25 15 kVA : € 40 25 kVA: € 80 40 kVA: € 120 Het bedrag van de retributie geldt per aftakking per dag. §4. De gebruiksvergoeding dekt zowel de vaste kosten als de variabele kosten van de gemeente en kan jaarlijks worden geactualiseerd. De gebruiksvergoeding is ofwel betaalbaar binnen één maand na ontvangst van de factuur ofwel vooraf op het rekeningnummer 091‐00001107‐69, d.w.z. voordat aan de vereniging of organisatie toegang verleend wordt tot de meterkast en binnen de 10 kalenderdagen na het overmaken door de gemeente aan de vereniging of organisatie van de toestemming van het college van burgemeester en schepenen. Bij gebrek aan tijdige betaling vervalt de aanvraag van de vereniging of organisatie. Art. 4: toegang en veiligheid §1. De gemeentelijke afgevaardigde zet de installatie in dienst (er is een automaat per stop‐ contact) op voorwaarde dat de foorexploitant een geldig attest voorlegt inzake de jaarlijkse keuring van zijn binneninstallatie (zie ook verder). De gemeentelijke afgevaardigde wijst aan de energiegebruiker het stopcontact (nummer)/de stopcontacten (nummers) /stroomkring op de gemeentelijke aansluitkast aan waartoe deze toegang bekomt en noteert de gegevens met het oog op de controle tijdens het gebruik van de kast. De gemeentelijke aansluitkast moet te allen tijde gemakkelijk toe‐ gankelijk blijven voor de gemeentelijke afgevaardigde, zodat het toezicht steeds mogelijk is.
§2. Aansluitkabel van de foorexploitant Met het oog op het aftakken van de eigen installatie levert de kermisuitbater of organisator van het openluchtevenement een soepele kabel met versterkte buitenmantel volgens NBN C32‐131 H07RN‐F (CTFB‐N) van een aan het installatievermogen aangepaste geleiderdoorsnede en voorzien van de overeenkomende industriële EN 60309‐1 / en 60309‐2 stekker, nl. minimum 5 G 6 met stekker 32 A of minimum 5 G 10 met stekker 63 A. Voor éénfasige toepassingen moet H07RN‐F (CTFB‐N) kabel 3 G 6 of 3 G 10 worden gebruikt met tweepolige stekker met aarding EN 60309‐1 / EN 60309‐2. Op het uiteinde van de kabel is de naam aangebracht van de gebruiker. §3. Aarding Wat de terbeschikkingstelling van de aarding betreft, geldt het volgende principe : 1. Indien voor de kermisuitbater of organisator van het openluchtevenement omwille van het regelmatig karakter een vaste gemeentelijke aansluitkast voorzien is, wordt de aarding ter beschikking gesteld van de foorexploitant. In dit geval moet de kabel die gebruikt wordt voor de verbinding met de gemeentelijke aansluitkast uitgerust zijn met een groen/gele geleider. 2. Indien het om een plaats gaat met occasioneel karakter, moet de gebruiker op eigen kosten een aarding plaatsen. In dit geval moet hij de aarding laten controleren door een erkend organisme. De aansluiting zal slechts na de controle kunnen worden uitgevoerd. Een aansluitkabel die een groen/gele geleider bevat, mag niet aangesloten worden op de aarding van de kermisuitbater of organisator van het evenement. De energiegebruiker zal bij iedere aansluiting van zijn verbindingskabel op de gemeentelijke aansluitkast de continuïteit van de aardgeleider controleren. De verbinding van de aardge‐ leider met het verdeelbord van de foorinstallatie moet op een correcte wijze worden uitgevoerd. §4. Automatische differentieelschakelaar Overeenkomstig artikel 97.02 van het AREI moeten de beschermingsgeleiders, welke ook de voedingswijze is, met uitzondering van zeer lage voedingsspanning, verbonden zijn met een aardelektrode, waarvan de spreidingsweerstand niet groter is dan 500 Ohm. Alle stroombanen van de installaties van de foorexploitant, met uitzondering van deze, gevoed op zeer lage veiligheidsspanning, moeten ten minste beschermd zijn door een automatische differentieelschakelaar waarvan de aanspreekstroom niet groter is dan 100 mA of door een beschermingsinrichting tegen elektrische schokken bij onrechtstreekse aanraking met een gelijkwaardige veiligheid. De test van de automatische differentieelschakelaars zoals voorzien in artikel 85.12 van het AREI dient door de foor‐ exploitant te worden uitgevoerd onmiddellijk na de verbinding van de stekker in de gemeentelijke aansluitkast. De test moet uitwijzen dat de voeding werkelijk onderbroken wordt. Ieder verslag van een erkend keuringsorganisme moet de aanwezigheid van deze differen‐ tieelschakelaar vermelden. §5. Jaarlijkse keuring De aarding en de differentieelschakelaar(s) van de installatie van de kermisuitbater of organisator van het openluchtevenement dienen jaarlijks te worden gekeurd door een erkend keuringsorganisme. De gemeentelijke afgevaardigde heeft elk moment het recht om het attest inzake jaarlijkse keuring in te zien. Indien de gemeentelijke afgevaardigde oordeelt dat de bepalingen van het AREI worden overtreden en / of dat de veiligheid in het gedrang komt, heeft hij de bevoegdheid om alle verdere toegang onmiddellijk te weigeren. In geval van twijfel kan hij een beroep doen op de know‐how van de distributienetbeheerder. Elke onrechtmatige toegang of onderverhuring zal gerechtelijk worden vervolgd.
Art. 5: aansprakelijkheid De gemeente stelt naar best vermogen de aangeboden energie ter beschikking via de beschikbare aansluitkasten. Nochtans kan de gemeente niet aansprakelijk worden gesteld voor onderbrekingen en dient zij in dit geval noch een schadevergoeding noch een vermin‐ dering van de gebruiksvergoeding toe te staan. De energiegebruiker dient de nodige schikkingen te treffen om iedere oorzaak van bescha‐ diging te vermijden. Hij is aansprakelijk voor alle schade die hij door onoordeelkundig gebruik aan de gemeentelijke aansluitkast veroorzaakt. Hij dient de gemeentelijke afgevaardigde onmiddellijk op de hoogte te stellen van elke beschadiging, afwijking of elke niet‐conformiteit aan de wettelijke voorschriften die hij redelijkerwijze kan vaststellen. De kermisuitbater of organisator van een openluchtevenement dient verzekerd te zijn voor de schade die hij door het gebruik van de gemeentelijke aansluitkast aan deze kast en aan derden kan veroorzaken. Art. 6: Ingeval van betwisting tussen de gemeente en de kermisuitbater of organisator van een evenement is het de meest gerede partij die het geschil aanhangig maakt bij het vredegerecht of de bevoegde rechtbank van het gerechtelijk arrondissement van de gemeente. Art. 7: Indien er tijdens het onderzoek ‘de commodo et incommodo’ geen bezwaren worden ingediend, wordt dit besluit als definitief aanzien. Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. Art. 8: Dit reglement vervangt de reglementen als goedgekeurd in de gemeenteraadszitting van 17 december 2007 betreffende het ter beschikking stellen van elektriciteit op foren, markten en openluchtevenementen. 0045 Retributiereglement voor de uitvoering van werken Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende goedkeuring van de retributie voor het uitvoeren van werken; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Overwegende het voorstel van het college van burgmeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Er wordt vanaf 1 januari 2014 en voor een termijn eindigend op 31 december 2019 een gemeentelijke retributie gevestigd verschuldigd voor de uitvoering door het gemeentebestuur van werken aangevraagd door derden niet‐behorend tot het gemeentebestuur, tenzij deze uitvoering aanleiding geeft tot de toepassing van een andere gemeentevordering van belasting of retributie, of tenzij deze plaats heeft krachtens een overeenkomst. Art. 2: De retributie is verschuldigd door de persoon die de uitvoering van de werken aanvraagt. Art. 3:
§1. De retributie wordt als volgt vastgesteld per gepresteerd uur per persoon naar en op de werf: ‐ zonder het gebruik van machines: 25 euro; ‐ met gebruik van kleine machines: 35 euro; ‐ met gebruik van grote machines: 40 euro. §2. Onder grote machines worden begrepen: hakselaars, kranen, bermmaaiers en tractor‐ grasmaaiers. §3. De kost van gehuurde machines wordt aan de derde aangerekend aan de door het gemeentebestuur verschuldigde kostprijs. Art. 4: De retributie moet betaald worden: ‐ indien zij onmiddellijk berekenbaar is, bij de aanvraag; ‐ indien zij niet onmiddellijk berekenbaar is, bij de beëindiging der werken vastgesteld door een besluit van het college van burgemeester en schepenen. Art. 5: Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0046 Retributiereglement voor de werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de gemeenteraadsbeslissingen van 13 december 2004, 11 december 2006, 19 november 2007 en 18 oktober 2010 houdende het retributiereglement op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein; Overwegende dat het huidige retributiereglement eindigt op 31 december 2013; Overwegende dat de gemeente en de burgers voortdurend geconfronteerd worden met de plaatsing van en/of onderhoud aan verschillende nutsvoorzieningen op gemeentelijk grondgebied; Overwegende dat deze nutsvoorzieningen werkzaamheden vergen langs de gemeentelijke wegen en aldus een impact hebben op het openbaar domein; Overwegende de goedkeuring door de gemeente van de Code voor Infrastructuur‐ en Nutswerken langs gemeentewegen die tot doel heeft een snelle en vlotte uitvoering van de werken te bevorderen, ten einde de hinder en de duur van de werken tot een minimum te herleiden; Overwegende dat deze Code werd opgemaakt door een overlegplatform bestaande uit een delegatie van nutsbedrijven en een delegatie van de gemeenten, de Vlaamse Administratie van Wegen en Verkeer en van Binnenlandse Aangelegenheden; Overwegende dat er op het vlak van het onderhoud en de herstellingen ook geregeld dringende werken moeten worden uitgevoerd die verband houden met de continuïteit van de dienstverlening en dat er daarnaast een aantal werken zijn zoals aansluitingswerken, herstellingen en andere kleine onderhoudswerken die omzeggens constant een impact hebben op het openbaar domein; Overwegende het voorstel van het college van burgmeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1:
Het retributiereglement op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein zoals goedgekeurd in de gemeenteraadszitting van 18 oktober 2010 met ingang van heden te vervangen door volgende bepalingen: Artikel 1: Algemeen Er wordt aan de eigenaar van elke nutsvoorziening een retributie aangerekend op de gemeentelijke dienstverlening en het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan permanente nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, in uitvoering en met toepassing van de Code voor Infrastructuur‐ en Nutswerken langs gemeentewegen. Permanente nutsvoorzieningen zijn : alle installaties (kabels, leidingen, buizen,…), inclusief hun aanhorigheden (kabel‐, verdeel‐, aansluit‐, e.a. kasten , palen, masten, toezichts‐, verbindings‐, e.a. putten…) dienstig voor het transport van elektriciteit, gas, gasachtige producten, stoom, drink‐, hemel‐ en afvalwater, warm water, brandstof, telecommunicatie, radiodistributie en kabeltelevisie, de transmissie van enigerlei data, ongeacht of een privé‐gebruiker al dan niet op die installaties kan aangesloten worden, alle trein‐ en tramsporen die zich bevinden op de openbare weg worden eveneens aanzien als nutsvoorzieningen. De retributie is niet verschuldigd indien de werken worden uitgevoerd samen met of onmiddellijk voorafgaand aan wegen‐ of rioleringswerken uitgevoerd door de gemeente of indien het werken zijn die uitgevoerd worden op verzoek van de gemeente. Artikel 2: Retributie naar aanleiding van sleufwerken De retributie naar aanleiding van sleufwerken is verschuldigd per dag en per lopende meter openliggende sleuflengte voor alle sleufwerken. Zij bedraagt voor werken in rijwegen 2,0 EUR, voor werken in voetpaden 1,5 EUR en voor werken in aardewegen 0,9 EUR. Wanneer in dezelfde sleuf gelijktijdig werken uitgevoerd worden voor twee of meer nutsvoorzieningen bedraagt voormelde retributie voor de eigenaar van elke nutsvoorziening 60 % van hogervermelde bedrag(en). Een begonnen dag geldt voor een volledige dag. Elk deel van een lopende meter wordt als een volledige lopende meter in rekening gebracht. Artikel 3: Retributie voor dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken Voor de hinder veroorzaakt door de dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken met een sleufoppervlakte van maximum 3m², wordt per kalenderjaar een retributie geheven van 1 EUR per op het grondgebied van de gemeente aanwezig aansluitingspunt. Ter compensatie van diverse heffingen en belastingen in hoofde van zowel de distributienetbeheerder als haar werkmaatschappij wordt een retributie voorzien van 0,5 EUR per aanwezig aansluitingspunt op het grondgebied van de gemeente. Deze retributie is verschuldigd vóór het einde van ieder jaar. In dit kader doet iedere nutsmaatschappij vóór 15 december van ieder jaar opgave van het aantal aansluitings‐ punten op het grondgebied van de gemeente. Artikel 4: Inning De retributie dient te worden betaald binnen de 30 kalenderdagen na toezending van de facturen. Artikel 5: Definitief karakter
Indien geen bezwaren worden ingediend gedurende het openbaar onderzoek zal deze verordening als definitief worden aanzien en aan een de hogere overheid worden toegezonden voor toepassing van het algemeen toezicht. Art. 2: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht zoals bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. Art.3: Dit retributiereglement geldt vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. 0047 Retributiereglement voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, inzonderheid de artikelen 42, 43 en 253; Gelet op het decreet Lokaal Cultuurbeleid van 6 juli 2012; Gelet op artikel 4, §1 en §3 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 januari 2002 ter uitvoering van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 mei en 11 juni 2004, 15 september 2006 en 7 december 2007; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 21 februari 2011 houdende de goedkeuring van het retributiereglement op het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van heden houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard; Overwegende het voorstel van het college van burgmeester en schepenen. Besluit met 23 voor en 1 onthouding (C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: Het retributiereglement op het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard zoals goedgekeurd in de gemeenteraadszitting van 19 januari 2009 met ingang van heden te vervangen door volgende bepalingen: Titel I: De culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Art. 1: Het gemeenschapscentrum ‘Den Boomgaard’ omvat volgende culturele infrastructuur: De evenementenhal, de polyvalente zaal, de grote vergaderzaal, de kleine vergaderzaal en het seniorenlokaal van het gebouwencomplex ‘Den Boomgaard’, gelegen aan de Antwerpsesteenweg 57, 2520 Broechem‐Ranst. Het lokaal voor cultureel gebruik op de benedenverdieping van het ‘Ambelhuis’ en de bovenzaal van het ‘Ambelhuis’, Ambelweg 2/4, 2520 Emblem‐Ranst. Art. 2: De beschikbare lokalen en ruimten van het gemeenschapscentrum zijn: De evenementenhal (800m² met een bezettingscapaciteit van 650 personen zittend en 1000 personen staand) met vast en verplaatsbaar podium, scheidingsgordijn, toog, 3 loges, regiekamer, industriële keuken, foyer, sanitaire voorzieningen en bergruimten. De polyvalente zaal (222m² met een bezettingscapaciteit van 100 personen zittend en 120 personen staand) met bijbehorende vestiaire, ingerichte keuken, sanitaire voorzieningen, bergruimte en toog. De grote vergaderzaal (63m², maximum 26 personen) met afwasruimte.
-
De kleine vergaderzaal (22m², maximum 12 personen). Het seniorenlokaal (63 m², maximum 36 personen). Het lokaal voor cultureel gebruik op de benedenverdieping van het Ambelhuis (42 m², maximum 20 personen) met bijbehorende sanitaire voorzieningen en bergruimten. De bovenzaal van het Ambelhuis (128m², 99 personen) met podium, tribune en toog.
Titel II: Retributie op de terbeschikkingstelling van ruimten en lokalen Art. 3: Weekdagen zijn: maandag, dinsdag, woensdag en donderdag. Weekenddagen zijn: vrijdag, zaterdag en zondag Een feestdag en de dag voor een feestdag worden gelijkgesteld met een weekenddag. Art. 4: Dagdeel 1 vangt aan om 8u en eindigt om 12u30. Dagdeel 2 vangt aan om 12u30 en eindigt om 18u. Dagdeel 3 vangt aan om 18u en eindigt om 24u. Art. 5: Onder 'commerciële activiteit' wordt elke activiteit gerekend: ‐die niet voor alle aanwezigen gratis toegankelijk is. ‐waarbij goederen verkocht of verhandeld worden, met uitzondering van voedingswaren en drankartikelen die ter plaatse geconsumeerd worden. Art. 6: De gebruikers vallen onder één van de volgende categorieën: Categorie 0: ‐ Gemeentelijke ambtenaren (in het kader van hun functie) en gemeentelijke diensten;
- Gemeentelijke adviesraden (voor initiatieven door de adviesraden zelf georganiseerd); - Publieke of semi-publieke instanties die diensten verlenen aan de inwoners van de gemeente Ranst (O.C.M.W. Ranst, Politiezone Zara, Vorming en Onderwijs Ranst, Brandweer Ranst…). - Vormings‐ en onderwijsinstellingen van Ranst (voor activiteiten tijdens de schooluren). Categorie A: ‐ Elke door een gemeentelijke adviesraad erkende vereniging van Ranst.
- Niet-erkende verenigingen met zetel in Ranst die een niet-commerciële activiteit inrichten. - VZW's met zetel in Ranst die een niet-commerciële activiteit inrichten. - Inwoners van de gemeente Ranst die in eigen naam een niet-commerciële activiteit inrichten. - Niet‐gemeentelijke overheidsdiensten die een werking in de gemeente ontplooien (het opvangcentrum voor asielzoekers Broechem, de provinciale brandweer…). ‐ Vormings‐ en onderwijsinstellingen van Ranst (voor activiteiten buiten de schooluren). Categorie B: ‐ Bedrijven met zetel in Ranst die een niet-commerciële activiteit inrichten.
- Niet-erkende verenigingen met zetel in Ranst die een commerciële activiteit inrichten. - Sociaal-culturele VZW’s met zetel in Ranst die een commerciële activiteit inrichten. - Inwoners van de gemeente Ranst die in eigen naam een commerciële activiteit inrichten. - Sociaal-culturele verenigingen met zetel buiten Ranst die een niet-commerciële activiteit inrichten.
- Sociaal-culturele VZW’s met zetel buiten Ranst die een niet-commerciële activiteit inrichten. - Gemeentelijke diensten, instellingen en organisaties van buiten Ranst die een nietcommerciële activiteit inrichten. Categorie C: ‐ Alle andere gebruikers. Art. 7: De gebruikers die conform artikel 6 tot de gebruikerscategorie 0 behoren, worden vrijgesteld van retributie. Art. 8: De onderstaande tarieven houden, behoudens anders luidend beding, in dat deze gelden voor een activiteit van 13u gebruik van de zaal binnen één etmaal. Deze 13 uren omvatten het klaarzetten van de zaal, de activiteit zelf en het opruimen van de zaal. Art. 9: Voor elk bijkomend uur moet door de gebruiker uit de gebruikerscategorieën A, B en C een bijkomend bedrag van € 25 per uur worden betaald. Art. 10: De kosten van verwarming en elektriciteit zijn in de retributie verrekend en dienen niet bijkomend te worden betaald door de gebruiker. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de keuken, de loge(s), het beschikbare keukenmateriaal en de beschikbare borden en bestek. De normale schoonmaak na afloop van de activiteit is eveneens in de retributie inbegrepen. Voor de schoonmaak tijdens de gebruikersperiode (bv. bij meerdaags gebruik van een lokaal of ruimte) dient de gebruiker zelf in te staan. Art. 11: De gemeente betaalt op jaarbasis voor alle activiteiten die plaatsvinden in het gemeenschapscentrum de billijke vergoeding. De kosten zijn verrekend in de retributie en dienen niet bijkomend te worden betaald door de gebruiker. Art. 12: Voor het gebruik van de evenementenhal (met vast en verplaatsbaar podium, scheidingsgordijn, toog, 3 loges, regiekamer, industriële keuken, foyer, sanitaire voorzieningen en bergruimten) gelden volgende tarieven: Evenementenhal Categorie A Categorie B Categorie C Weekdag 350 € 600 € 1000 € Weekenddag 450 € 900 € 1500 € Art. 13: Voor de polyvalente zaal (met bijbehorende vestiaire, ingerichte keuken, sanitaire voorzieningen, bergruimte en toog) gelden volgende tarieven: Polyvalente zaal Categorie A Categorie B Categorie C Weekdag 150 € 200 € 300 € Weekenddag 200 € 250 € 450 € Art. 14: Voor het gebruik van de evenementenhal of polyvalente zaal door een erkende vereniging van Ranst voor een repetitie voorafgaand aan één of meerdere voorstellingen in het centrum, geldt het uitzonderlijke tarief van € 25 per uur op voorwaarde dat: a) de repetitie maximum 14 dagen voorafgaand aan de voorstelling(en) plaatsvindt. b) de infrastructuur niet door een andere gebruiker voor andere doeleinden wordt aangevraagd; c) geen inkomgeld wordt gevraagd, geen drank wordt geschonken, geen gebruik wordt gemaakt van de keuken en geen publiek wordt toegelaten; d) de repetitie niet langer dan 4 uren in beslag neemt.
e) het aantal repetities beperkt blijft tot maximum 2 per voorstelling. Art. 15: Voor de kleine en grote vergaderzalen en het seniorenlokaal gelden volgende tarieven: Vergaderzalen Categorie A Categorie B Categorie C seniorenlokaal Dagdeel 1 25 € 25 € 25 € Dagdeel 2 25 € 25 € 25 € Dagdeel 3 25 € 25 € 25 € Art. 16: Het seniorenlokaal kan enkel en alleen ter beschikking worden gesteld van een gebruiker uit categorie A, B of C indien volgende drie voorwaarden zijn vervuld: a) de vaste gebruiker op dat ogenblik geen gebruik wenst te maken van de infrastructuur; b) de grote en kleine vergaderzalen reeds in gebruik zijn of niet geschikt zijn; c) het lokaal als vergaderruimte wordt gebruikt. Art. 17: Voor het lokaal voor cultureel gebruik op de benedenverdieping van het Ambelhuis gelden volgende tarieven: Lokaal cultureel gebruik Categorie A Categorie B Categorie C Ambelhuis Dagdeel 1 5 € 5 € 5 € Dagdeel 2 5 € 5 € 5 € Dagdeel 3 5 € 5 € 5 € Art. 18: Voor de bovenzaal van het Ambelhuis gelden volgende tarieven: Bovenzaal Ambelhuis Categorie A Categorie B Categorie C Dagdeel 1 5 € 5 € 5 € Dagdeel 2 5 € 5 € 5 € Dagdeel 3 5 € 5 € 5 € Art. 19: De bovenzaal van het Ambelhuis mag uitsluitend worden gebruikt voor muziek, letteren, podiumkunsten (theater, muziektheater en dans), voordrachten en lezingen. Art. 20: Op basis van het reglement ‘Projectsubsidies voor verenigingen’ kan een vereniging of organisatie die voor de publieke uitvoering van haar project gebruik maakt van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard recht hebben op een korting van 25% op de geldende retributie. Titel III. Waarborgen Art. 21: Voor de terbeschikkingstelling van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum gelden volgende waarborgsommen: WAARBORG CATEGORIE A – B – C Evenementenhal 500 € Polyvalente zaal 300 € Lokaal cultureel gebruik Ambelhuis 50 € Bovenzaal Ambelhuis 50 € Art. 22: De gebruikerscategorie 0 wordt vrijgesteld van het betalen van een waarborgsom. Art. 23: Voor het gebruik van de kleine en de grote vergaderzalen en het seniorenlokaal moet geen waarborgsom worden betaald.
Art. 24: §1. Voor het gebruik van éénzelfde zaal gedurende twee of meerdere opeenvolgende dagen moet slechts één keer de geldende waarborgsom worden betaald. §2. Door de gemeente Ranst erkende verenigingen, hoeven, voor de zalen die zij in Den Boomgaard huren binnen een termijn van 3 maanden, slechts eenmaal een waarborg te storten. Deze waarborg is ten bedrage van de waarborg van de duurste zaal die zij in deze periode wensen te huren. Art. 25: Op basis van artikel 6 van het ‘bijzonder subsidiereglement ten behoeve van het plaatselijk sociaal‐cultureel werk’ kan een vereniging of organisatie die voor de publieke uitvoering van een bijzondere activiteit gebruik maakt van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard recht hebben op een korting van 25% op de geldende retributie. Het ‘bijzonder subsidiereglement ten behoeve van het plaatselijk sociaal‐cultureel werk’ legt de regels en de voorwaarden vast waaraan de vereniging of organisatie en de door haar ingerichte ‘bijzondere activiteit’ moeten voldoen om in aanmerking te komen voor deze korting. Titel IV: Annuleringsvergoeding Art. 26: Naargelang het tijdstip van de laattijdige annulering, is volgend percentage van de retributie op de terbeschikkingstelling van ruimten en lokalen verschuldigd als annuleringsvergoeding: Annuleringsvergoeding Categorie A – B – C Tot minder dan 1 maand vooraf 100 % Van 1 tot minder dan 3 maanden vooraf 50 % Van 3 tot minder dan 4 maanden vooraf 35 % Meer dan 4 maanden vooraf 50 euro administratieve kost Art. 27: De gebruikerscategorie 0 wordt vrijgesteld van het betalen van een annuleringsvergoeding. Art. 28: In geval van annulering ten gevolge van overmacht of vermeende overmacht zal de zaak aan het oordeel van het college van burgemeester en schepenen worden voorgelegd. Het beheersorgaan van het gemeenschapscentrum brengt hierover advies uit. Titel V: Optionele bepalingen Art. 29: De gebruiker van het gemeenschapscentrum die eigen wijn(en), schuimwijn(en), champagne(s), sterke dranken en gedestilleerde dranken in het centrum binnenbrengt en/of consumeert, dient een vergoeding per verbruikte fles te betalen aan de concessionaris van het gemeenschapscentrum als compensatie voor de gederfde inkomsten. Voor het binnenbrengen en/of consumeren van eigen wijn(en) en/of schuimwijn(en) betaalt de gebruiker een vergoeding van 1 euro (excl. btw) per verbruikte fles. Voor het binnenbrengen en/of consumeren van eigen Champagne(s), sterke dranken en/of gedestilleerde dranken betaalt de gebruiker een vergoeding van 2,5 euro (excl. btw) per verbruikte fles. Art. 30: Op uitdrukkelijke vraag van de gebruiker kan de zaal vóór of na aanvang van de contractueel vastgelegde gebruiksperiode worden klaargezet of afgebouwd op voorwaarde dat:
-
de zaal op dat ogenblik beschikbaar is; de bevoegde ambtenaar hiertoe uitdrukkelijk de toestemming verleent;
-
de gebruiker een vergoeding betaalt van € 30 per uur dat de zaal in gebruik wordt genomen voor het klaarzetten of afbouwen met een minimum van 90 euro.
Met opm
Gebruikers uit categorie 0 en de concessionaris van het gemeenschapscentrum zijn vrijgesteld van betaling. Art. 31: Op uitdrukkelijke vraag van de gebruiker kan de concessionaris van het gemeenschapscentrum of diens aangestelde(n) bepaalde diensten aan de gebruiker leveren. Daarbij gelden volgende tarieven: - voor het klaarzetten van een lokaal of ruimte: € 25 excl. btw per persoon en per uur.
-
voor het opruimen van een lokaal of ruimte: € 25 excl. btw per persoon en per uur. voor toilet‐ en vestiairepersoneel: € 25 excl. btw per persoon en per uur. voor toogpersoneel: € 28 excl. btw per persoon en per uur.
Art. 32: In het geval de gebruiker de bepalingen vervat in de artikels 60, 61, 62 en 63 van het huishoudelijk reglement niet naleeft en geen overeenkomst heeft afgesloten met de concessionaris zoals voorzien in artikel 65 van het huishoudelijk reglement, zal de concessionaris de kostprijs voor het opruimen, vermeerderd met een forfaitaire vergoeding, aan de gebruiker aanrekenen. Volgende tarieven zijn in dat geval van toepassing:
-
voor het opruimen van een lokaal of ruimte: € 25 excl. btw per persoon en per uur. bijkomende vergoeding: € 200 excl. btw voor de evenementenhal en € 150 excl. btw voor de polyvalente zaal.
Art. 33: Indien na afloop van een activiteit een uitzonderlijke, bijkomende schoonmaakbeurt zoals bepaald in artikel 68 van het huishoudelijk reglement noodzakelijk blijkt, zal de gemeente de kostprijs voor de bijkomende schoonmaakbeurt aan de gebruiker aanrekenen en doorstorten aan de concessionaris. Volgende tarieven zijn in dat geval van toepassing:
-
voor de evenementenhal (zonder keuken): € 150 excl. btw. voor de keuken van de evenementenhal: € 50 excl. btw. voor de polyvalente zaal: € 50 excl. btw.
Titel VI: Betalingsmodaliteiten Art. 34: De retributie dient uiterlijk voor aanvang van het evenement te worden betaald. De betaling gebeurt bij voorkeur via overschrijving op het bankrekeningnummer 091‐0124178‐47 met vermelding van “factuurnummer en datum van de activiteit”. Zolang de betaling niet is gebeurd, kan niet gestart worden met de aanvang van de activiteit. Art. 35: Bij laattijdige betalingen zal, na de conforme ingebrekestelling, de wettelijk geldende interest worden toegepast. Art. 36: De invordering van de retributie gebeurt door de financieel beheerder van de gemeente. Titel VII: Slotbepalingen Art. 37: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht zoals bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. Art. 38: Dit retributiereglement geldt vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019. 0048 Retributiereglement voor het gebruik van de sporthal, de polyvalente zaal en de turnzalen
Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op het gemeenteraadsbesluit dd. 17 december 2007 houdende vaststelling van een retributiereglement op het gebruik van de sporthal, de polyvalente sportzaal en de turnzalen; Gelet op het advies van de gemeentelijke sportraad; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Voor het gebruik van de sporthal, de polyvalente sportzaal en de gemeentelijke turnzalen worden retributies vastgelegd. Art. 2: De retributies bedragen: §1. Voor de sporthal: vanaf 18 uur, woensdagnamiddag en in het weekend: voor heel de zaal: 15 euro per uur voor één terrein( 1/3 van de zaal) :5 euro per uur van 9 tot 18 uur (behalve woensdagnamiddag en in het weekend): voor heel de zaal : 10 euro per uur voor 1/3 zaal : 4 euro per uur 3° voor sportmanifestaties: voor heel de zaal: 100 euro per dag §2. Voor de polyvalente sportzaal: 5 euro per uur §3. Voor de gemeentelijke turnzalen: 5 euro per uur Art. 3: Voor het gebruik van de lokalen door jeugdverenigingen, verenigingen van de derde leeftijd en mindervaliden wordt de helft van de retributie aangerekend. Tijdens de voordeeluren vervalt dit voordeel, zodat geen dubbele vermindering toegepast wordt. Art. 4: De gebruikersvergoedingen worden verdubbeld voor verenigingen en scholen die niet gevestigd zijn in de gemeente en waarvan minder dan twee derde van de leden inwoners van de gemeente zijn. Eenzelfde verdubbeling geldt indien het individuele aanvragen betreft van personen die niet in de gemeente woonachtig zijn. Art. 5: Voor elke regelmatige gebruiker van de sporthal, turnzalen en polyvalente sportzaal moet steeds een borgsom ten bedrage van 124 euro beschikbaar zijn in de gemeentekas. Deze borgsom moet bij het ondertekenen van het contract betaald worden. Art. 6: De vastgestelde vergoeding is verschuldigd van zodra de data en uren toegewezen zijn. Niet gebruikte uren blijven verschuldigd. De vergoeding die voor het gebruik bepaald is, wordt per trimester gefactureerd. Indien de retributie niet voor de vervaldatum van de factuur betaald wordt, kan het recht tot het gebruik van de sportaccommodatie ontzegd worden. Art. 7: Onderhavig retributiereglement is niet van toepassing voor de lokalen en terreinen waarvan het gebruik bij concessie werd verleend, voor zover geen beschikbaarstelling aan derden werd voorzien.
Art. 8: Dit reglement is van toepassing van 1 januari 2014 en is geldig tot 31 december 2019. Art. 9: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0049 Retributiereglement voor het opzoeken, het samenstellen en het afleveren van administratieve stukken en inlichtingen Gelet op de artikelen 41, 162 en 170,§ 4 van de (gecoördineerde versie van de) Grondwet; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op het decreet betreffende de openbaarheid van bestuur van 26 maart 2004; Gelet op de omzendbrief VR 2006/26 d.d. 1 december 2006 betreffende de openbaarheid van bestuur; Overwegende dat het verstrekken van bepaalde informatie en het overhandigen van documenten voor het gemeentebestuur materiële kosten met zich meebrengen; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Er wordt een retributie gevestigd op de afgifte van hierna volgende administratieve stukken. Art. 2: De retributie is verschuldigd door degene die het stuk of de inlichting vraagt. Art. 3: §1 – De retributie wordt vastgesteld als volgt: 1) voor het afleveren van schriftelijke stukken op A4 (zwart/wit): 0,05 euro per kopie; 2) voor het afleveren van schriftelijke stukken op A4 (kleur): 0,10 euro per kopie; 3) voor het afleveren van schriftelijke stukken op A3(zwart/wit): 0,10 euro per kopie; 4) voor het afleveren van schriftelijke stukken op A3 (kleur): 0,20 euro per kopie; 5) voor het afleveren van een cd‐rom: 1 euro per cd‐rom; 6) voor het afleveren van een gemeenteplan: 2 euro per plan; 7) voor stedenbouwkundige opzoekingen: 50 euro per opzoeking per perceel; 8) voor opzoekingen in het rijksregister: 5 euro per opzoeking; Deze voormelde bedragen zijn exclusief verzendingskosten, behoudens hetgeen betreft de bestuursdocumenten. §2 – 1) voor het organiseren van een openbaar onderzoek in het kader van een stedenbouwkundige aanvraag en een verkavelingsaanvraag: de kosten van de aangetekende zendingen 2) voor het organiseren van een openbaar onderzoek in het kader van een milieuvergunningsaanvraag : de kosten van de aangetekende zendingen en de publicatiekosten §3 – Worden van deze retributie vrijgesteld: 1) de stukken en inlichtingen die in uitvoering van een wet of van gelijk welk reglement van de administratieve overheid door het gemeentebestuur kosteloos moeten worden afgeleverd; 2) de stedenbouwkundige opzoekingen die afgeleverd worden aan de gerechtelijke of administratieve overheden, alsook aan de instellingen van openbaar nut, in het
kader van schattingen bij onteigeningen of verwervingen van openbaar domein ten algemene nutte; 3) nieuwe bewoners verwerven éénmalig een gratis gemeenteplan in het welkomstpakket. Art. 4: §1 – De retributies voor de punten in art. 3, §1 worden betaald bij de aanvraag. §2 – De retributies voor de punten in art. 3, §2 worden betaald na het voeren van het openbaar onderzoek. Art. 5: Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht zoals bepaald in de artikels 252 en 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0050 Retributiereglement voor het ter beschikking stellen van restafvalzakken, PMD‐zakken, compostvaten en compostbakken Gelet op het Materialendecreet en op het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen VLAREMA; Gelet op het gemeentedecreet, en in het bijzonder artikelen 42, §3, 43, §1, 57, 186, 187 en 253; Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 16 december 2013 houdende het belastingreglement op het opruimen van sluikstorten; Overwegende dat het ophalen, opslaan, vervoeren en verwerken van afval een grote kost met zich meebrengt; Overwegende dat de gemeente een belangrijke rol speelt in het promoten van selectieve afvalophaling en –verwerking; Gelet op het amendement van het raadslid, L. Redig, fractievoorzitter van groen, om artikel 4 te amenderen en de oude restafvalzakken onbeperkt te kunnen laten aanbieden of minimaal 1 jaar omwille van ecologische motieven aangezien volgens het raadslid de personen die ecologisch geleefd hebben en aan preventie deden nog vele restafvalzakken in het bezit hebben en dat het niet de bedoeling kan zijn om deze personen te sanctioneren; Overwegende het antwoord van de schepen van financiën, R. Vermeesch (Open VLD); Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 10 stemmen voor, 1 onthouding (C. Engelen) en 13 tegen (L. Hofmans, H. Goris, R. Vermeesch, J. Verhaegen, Y. Caers, F. Huysmans, K. Helsen, M. Beirinckx, N. Damen, S. Deschutter, F. Bossaerts, T. Muyshondt en Sonja De Pooter) aangaande het amendement: Besluit met 13 stemmen voor en 11 onthoudingen (L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: In dit reglement wordt ten voordele van de gemeente Ranst een retributie gevestigd op het gebruik van restafvalzakken, PMD‐zakken, compostvaten, compostbakken en zakken compost van 40 liter. Art. 2: Het bedrag wordt als volgt vastgelegd: - 15 euro voor een rol van 10 restafvalzakken van 60 liter; - 10 euro voor een rol van 10 restafvalzakken van 30 liter; - 2,50 euro voor een rol van 20 PMD‐zakken van 60 liter;
- 23 euro voor een compostvat met beluchtingstok; - 50 euro voor een compostbak (basismodule); - 3 euro voor een zak compost met een inhoud van 40l Art. 3: De scholen, gelegen op het grondgebied van de gemeente Ranst, werken met dezelfde restafvalzakken van 60 liter dan de burgers. Aan de scholen wordt 50% korting toegekend voor de aankoop van een rol van 10 stuks met een inhoud van 60 liter. Art. 4: De oude restafvalzakken (witte zakken met zwarte opdruk) kunnen nog aangeboden worden voor ophaling tot en met 31 mei 2014. Art. 5: De compostbakken, compostvaten en zakken compost worden verkocht via het containerpark, geëxploiteerd door Igean. Het containerpark is gelegen in Ter Stratenweg 33, 2520 Ranst (Oelegem). Art. 6: §1. Het is verplicht de officiële restafvalzakken en PMD‐zakken te gebruiken. Restafval dat in andere dan deze recipiënten wordt aangeboden, zal niet opgehaald worden. §2. Het afval moet worden aangeboden in een degelijk gesloten restafvalzak. Deze dient de dag van de ophaling of ten vroegste de avond voordien te worden neergezet op een goed bereikbare plaats zonder evenwel een hindernis te vormen voor het verkeer. In ieder geval mag een restafvalzak of PMD‐zak niet langer dan 24 uur aan de straatkant staan. §3. Het niet‐reglementair aanbieden van afvalstoffen staat gelijk aan sluikstorten. §4. Het gewicht van de restafvalzak mag maximaal 15 kg bedragen. Het is niet toegelaten om extra afval op of naast de restafvalzak te plaatsen. Art. 7: §1. Via de restafvalzakken worden enkel die afvalstoffen ingezameld die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en die terminaal te verwijderen zijn (verbranden of storten). Volgende afvalstoffen horen dus niet thuis in de restafvalzak: - afval dat selectief ingezameld wordt via de huis‐aan‐huisophaling of het containerpark; - bedrijfsafvalstoffen; - klein gevaarlijk afval; - elke afvalstof die van die aard is dat ze lichamelijke of stoffelijke schade kan veroorzaken bij de ophaling of de verwerking ervan. §2. Via de PMD‐zakken worden plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons ingezameld. Volgende afvalstoffen horen dus niet thuis in de PMD‐zak: - yoghurtpotjes, vlootjes van boter of margarine en plastic dozen waarin ijs wordt bewaard; - plastic zakken en folie; - verpakkingen die giftige of bijtende producten hebben bevat, zoals verf of insecticiden; - injectienaalden, baxters en ander medisch afval ; - aluminiumpapier; - piepschuim; - motorolie; Art. 8: Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en vervalt op 31 december 2019. Art. 9: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht zoals bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005.
0051 Retributiereglement voor het uitlenen van gemeentelijke materialen Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005;, Gelet op de wenselijkheid een reglement goed te keuren tot regeling van het verlenen van diensten en het uitlenen van materiaal door de gemeente aan verenigingen en overkoepelende gemeentelijke raden die initiatieven nemen op socio‐cultureel, recreatief en sportief vlak; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2007 houdende goedkeuring van het reglement voor het uitlenen van gemeentelijke materialen; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen d.d. 13 oktober 2010 houdende de aanpassing van het reglement; Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het gemeentebesluit van 22 november 2011 houdende de goedkeuring van het reglement voor het uitlenen van gemeentelijke materialen wordt opgeheven en met ingang van 1 januari 2013 opgeheven en vervangen door onderstaand reglement: Artikel 1: Uit te lenen en ter beschikking gestelde materialen: Het gemeentebestuur kan materiële voorzieningen en diensten ter beschikking stellen van elke Ranstse vereniging, socio‐culturele groep of initiatief voor inwoners van Ranst, dienend voor manifestaties te Ranst. De voor bruikleen in aanmerking komende materialen, dienstverlening en nadere bepalingen zijn in het aanvraagformulier opgenomen. Deze lijst kan steeds aangevuld en gewijzigd worden door het college van burgemeester en schepenen in functie van de omstandigheden. Artikel 2: Aanvragen: §1. De aanvragen moeten schriftelijk ingediend worden bij de gemeentelijke uitleendienst en dit uiterlijk 2 weken voor het evenement of de manifestatie. De aanvragen worden in volgorde van ontvangst behandeld. §2. De aanvragen moeten gebeuren aan de hand van het in bijlage degelijk ingevuld aanvraagformulier. §3. De aanvragen kunnen maximum 6 maanden op voorhand ingediend worden. §4. De beslissing wordt schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. Artikel 3: Uitleenperiode: De terbeschikkingstelling gebeurt steeds voor de duur van de activiteit, met een maximum van 4 opeenvolgende dagen. Uitzonderingen kunnen enkel, na het indienen van een gemotiveerde reden, toegestaan worden door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 4: Goederen §1. In categorie 1 bevinden zich de materialen die door de ontleners zelf af te halen zijn en terug te brengen: - 4 feestverlichtingen inclusief lampen (25m) - 22 Verlengdraden (4x50m, 8x25m en 10x15m) - 1 grondboor (diameter 8‐10‐12 cm) - 4 borden 'verboden parkeren' bij verhuis (2 sets van 2 borden) - 70 kleine kegels (hoogte 30 cm) §2. In categorie 2 bevinden zich de materialen die door gemeentelijke diensten worden gebracht en opgehaald: - Dranghekken: (200x2m, 160x2,2m en 100x2,5m) - 4 dansvloeren voor binnen (9,9 m x 4,2 m =16 panelen per vloer) - mobiel podium (8 m x 6 m)
- 40 vlaggemasten (30x6m en 10x7m) - 2 versierpoorten voor jubilea - 8 schragen - 4 panelen - 384 stoelen stapelbaar - 92 tafels (40x(0,6x1,2), 35x(0,7x1,2) en 17x(1,8x0,65)) - 1 toiletwagen - 60 Podiumelementen Artikel 5: Modaliteiten: §1. Kleine materialen zoals vermeld in bijgevoegde lijst onder categorie 1 dienen door de ontleners zelf afgehaald en teruggebracht te worden tijdens de diensturen: - Maandag tot en met donderdag: 8u‐11u45 en 13u‐15u30 - Vrijdag: 8u‐11u45 en 13u‐14u45 §2. De andere materialen zoals vermeld in bijgevoegde lijst onder categorie 2 worden door de gemeentelijke diensten eventueel zelf gebracht en terug opgehaald, dit ook tijdens de hogervermelde diensturen. De plaats van de levering gebeurt in afspraak met de verantwoordelijke van de gemeente. Na de manifestatie zet de vereniging het materiaal bijeen op de afgesproken plaats, naargelang de instructies van de verantwoordelijke van de gemeente. Artikel 6: Plichten en verantwoordelijkheden van de ontleners: §1. De aanvrager is verantwoordelijk voor het ontleende materiaal vanaf het ogenblik van de levering ter plaatse of de afhaling tot op het ogenblik van de afhaling bij de aanvrager ter plaatse of de terugbezorging aan het bestuur. §2. Het is de ontleners niet toegelaten het materiaal aan derden over te dragen. Indien zulks wordt geconstateerd kan het college van burgemeester en schepenen beslissen de aanvrager in de toekomst uit te sluiten tot ontlenen of ter beschikking stellen van materiaal en het reeds ontleende materiaal direct terug te vorderen. §3. De aanvrager dient zorg te dragen voor het ontleende materiaal als een goede huisvader en al het mogelijke te doen om beschadiging, verlies en diefstal te voorkomen. §4. De eenvoudige aanvaarding van het materiaal zal als erkenning van deze verantwoordelijkheden beschouwd worden en als bevestiging dat de materialen in goede staat verkeren bij ontvangst. Elke klacht achteraf wordt geweigerd. §5. Afspraken voor de leveringen kunnen met de betrokken diensten worden gemaakt. §6. Alle materialen en in het bijzonder de toiletwagens dienen gereinigd te worden alvorens ze terug worden opgehaald. §7. De terbeschikkingstelling van materiaal wordt afhankelijk gesteld van het voorafgaandelijk betalen van een waarborgsom. §8. Bij beschadiging, verlies of diefstal zal de waarborgsom ingehouden worden ten bedrage van de herstellingskosten of de werkelijke waarde van het materiaal. Bij onvoldoende waarborg dient de aanvrager het tekort te voldoen op het eerste verzoek van het bestuur. Indien de toiletwagen niet gereinigd is bij de ophaling door de gemeentelijke diensten, zal de borgsom ingehouden worden. Bij nalatigheid van betaling worden de wettelijke intresten aangerekend. §9. Voor het uitlenen van het mobiel podium wordt door de gemeente een verzekering afgesloten. De ontleners dienen deze kosten voorafgaandelijk te betalen. Herstellingskosten voortkomende uit het veelvuldig gebruik en sleet van het materiaal, vallen ten laste van het gemeentebestuur. Artikel 7: Waarborg:
§1. Het bedrag van de waarborg is vooraf vastgesteld en bedraagt voor de materialen in categorie 1 25 EUR met uitzondering van de borden E3 “verboden parkeren”. Hier bedraagt de waarborg van de ontlening 150 EUR per set. §2. Het bedrag van de waarborg is vooraf vastgesteld en bedraagt onafhankelijk van het aantal materialen in categorie 2 125 EUR. §3. De materialen worden gebruiksklaar uitgeleend of ter beschikking gesteld. §4. De aanvragers geven bij de afhaling of levering van de ontleende materialen een waarborgsom. Deze waarborgsom wordt na de ontlening teruggegeven. Bij schade, verlies of diefstal wordt de waarborgsom geïnd door de gemeente en wordt er een afrekening gemaakt volgens artikel 6 punt 8. Artikel.8.‐ Aansprakelijkheid: Het gemeentebestuur kan in geen enkel geval aansprakelijk gesteld worden voor ongevallen en andere schadelijke gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de ontleende materialen. Artikel 9: Controle: Het gemeentebestuur mag te allen tijde controle uitoefenen over het gebruik, de beveiliging, ... van het uitgeleende materiaal. Art.10.‐ Schorsing van de dienstverlening: §1. Bij herhaalde overtredingen van dit reglement kan de betrokken aanvrager uitgesloten worden van het gebruik van het uitgeleende materiaal §2. Het college van burgemeester en schepenen kan mits een duidelijke en schriftelijke verantwoording beslissen dat gedurende een bepaalde periode of op een bepaald tijdstip de dienstverlening wordt geschorst om dringende redenen voorrang moet worden gegeven aan gemeentelijke noodwendigheden i.v.m. de inrichting en de werking van de gemeentelijke diensten of gemeentelijke taakopdracht. Art.11.‐ Wijziging reglement: De gemeenteraad houdt zich het recht voor dit reglement op elk ogenblik te wijzigen. Art. 2: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0052 Subsidiereglement houdende de energiekosten van jeugdverenigingen Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet; Gelet op het subsidiereglement energiekosten voor jeugdverenigingen, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 17 december 2007; Gelet op bespreking van de gemeentelijke jeugdraad van 11 december 2013 omtrent de aanpassing van het subsidiereglement energiekosten jeugdverenigingen; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het college van burgemeester en schepenen gaat over tot de betoelaging van de Ranstse erkende jeugdverenigingen voor hun energiekosten op basis van hun aantal leden en binnen de perken van het budget zoals opgenomen in de toelichting bij het budget ‐zoals
goedgekeurd door de gemeenteraad‐ onder het punt ‘een overzicht, per beleidsveld, van de te verstrekken werkings‐ en investeringssubsidies’. De erkende jeugdverenigingen zijn deze die voldoen aan de voorwaarden van erkenning en aanvraag tot erkenning als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het gemeentelijk subsidiereglement voor jeugdverenigingen. Art. 2: De energiesubsidie is een financiële tegemoetkoming van het gemeentebestuur aan de, door de gemeentelijke jeugdraad erkende, jeugdverenigingen voor hun energiekosten. Art. 3: De subsidie wordt bepaald op basis van het aantal punten dat aan een jeugdvereniging wordt toegekend. De waarde van een punt wordt als volgt berekend: Het totale begrote bedrag wordt gedeeld door het totaal aantal leden van alle jeugdverenigingen samen. Vervolgens wordt het aantal leden per vereniging vermenigvuldigd met de waarde van een punt. Art. 4: Wanneer een jeugdvereniging een lokaal betrekt aan een forfaitaire huurprijs, waarin de energie is begrepen, komt zij niet in aanmerking voor energiesubsidies. Art. 5: Onderhavig reglement geldt vanaf 1 januari 2014 tot 31 december 2019. Art. 6: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 253 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0053 Subsidiereglement houdende vorming voor de jeugd Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet; Gelet op de bespreking van de gemeentelijke jeugdraad van 11 december 2013 omtrent het reglement vormingssubsidies voor de jeugd; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Vormingssubsidie wordt verleend aan jongeren die een vorming jeugdwerk volgen. Deze subsidie kan wordt toegekend aan wie een vorming volgt die zich richt op het begeleiden van kinderen en jongeren en als dusdanig erkend is door de Vlaamse Gemeenschap als kadervorming. Vorming die georganiseerd wordt door een provinciebestuur is eveneens subsidieerbaar, indien deze vorming voldoet aan de definitie van “vorming jeugd”. Art. 2: Jongeren van 15 tot en met 25 jaar kunnen in aanmerking komen voor deze subsidie indien zij als begeleider betrokken zijn bij een Ranstse erkende jeugdvereniging of bij een jeugdwerking ingericht door het gemeentebestuur. De erkende jeugdverenigingen zijn deze die voldoen aan de voorwaarden van erkenning en aanvraag tot erkenning als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het gemeentelijk subsidiereglement voor jeugdverenigingen. Art. 3:
De vormingssubsidie bedraagt maximum 75% van het betaalde vormingsgeld. De minimumkost voor een vorming om in aanmerking te komen voor een vormingssubsidie is 25 euro met een plafond van 125 euro. Wanneer de beschikbare kredieten ontoereikend zijn wordt het percentage (75%) verminderd voor alle begunstigden van het betrokken jaar, zodat ze evenredig verdeeld worden. Art. 4: De aanvragen tot het bekomen van de subsidie dienen ten laatste op 1 maart van het jaar volgend op het jaar dat de vorming is gevolgd, overgemaakt te worden aan de jeugddienst door middel van een kopie van het attest of van een bewijs van de inrichters van de gevolgde vorming. Hierop is eveneens het bedrag van het betaalde vormingsgeld vermeld, evenals de plaats en data, waarop de vorming heeft plaatsgevonden en het onderwerp van de vorming. Art. 5: Alle gevolgde vorming van één jaar wordt verzameld en na 1 maart van het jaar volgend op het vormingsjaar uitbetaald. Art. 6: Dit reglement geldt voor vorming gevolgd vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019. Art. 7: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0054 Subsidiereglement infrastructuurwerken voor verenigingen in Ranst Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op het decreet Lokaal Cultuurbeleid van 6 juli 2012 ; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het reglement gebouwenfonds voor culturele verenigingen; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het reglement gebouwenfonds voor sportverenigingen; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende de goedkeuring van het reglement van het gebouwenfonds voor jeugdverenigingen; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 13 december 2004 houdende de goedkeuring van het organiek reglement van de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid; Overwegende dat het de voorkeur geniet om de drie bovenstaande reglementen samen te voegen tot één vermits de reglementen op de doelgroep na quasi identiek zijn en een samenvoeging het subsidieaanbod van de gemeente overzichtelijker maakt; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Gelet op het amendement van het raadslid J. De Ryck, fractievoorzitter N‐VA, houdende het voorstel dat het subsidiereglement duidelijk moet zijn en dat er geen subjectieve criteria in het reglement mogen opgenomen worden. Het raadslid stelt voor om artikel 5 aan te passen waardoor het college van burgemeester en schepenen geen interpretatiebevoedgheid niet meer heeft: “Art. 5: De helft van de toegekende subsidie voor het goedgekeurde project wordt uitgekeerd na voorlegging van een deelfactuur van de aannemer of factuur voor levering van bouwmaterialen. Na de voltooiing van het project, wordt het tweede deel van de toelage toegekend. Dit tweede deel wordt berekend op basis van de bijkomende facturen en vult
het eerste deel aan tot het vooropgestelde bedrag bereikt is. De uitbetaalde subsidie kan nooit hoger zijn dan het toegekende bedrag. Als het gefactureerde bedrag lager ligt dan het geraamde bedrag, wordt de subsidie evenredig verminderd.” Overwegende het antwoord van de schepen van financiën, R. Vermeesch (Open VLD); Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen aangaande het amendement: Besluit met eenparigheid van stemmen aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Binnen de perken van het door de gemeenteraad goedgekeurde budget, zoals opgenomen in de toelichting bij het budget onder het punt ‘een overzicht, per beleidsveld, van de te verstrekken werkings‐ en investeringssubsidies’ verleent de gemeente een geldelijke toelage aan de erkende Ranstse verenigingen die voor minimum 2.500 euro: a) bouw‐, verbouwings‐, renovatie‐ en/of verbeteringswerken aan hun lokalen laten uitvoeren; b) sportvelden renoveren of aanleggen. Indien hierboven genoemde werken niet gebeuren op terreinen of aan gebouwen die eigendom zijn van de gemeente, dan dient de vereniging bij de aanvraag schriftelijke garanties voor te leggen voor langdurig gebruik. Art. 2: De subsidie wordt berekend volgens onderstaande maximumpercentages: 2.500 euro tot 25.000 euro: maximum 30 % van de uiteindelijke kosten Meer dan 25.000 euro: maximum 50 % van de uiteindelijke kosten. Het maximumbedrag dat per werk wordt uitgekeerd bedraagt 50.000 euro. De dossiers worden behandeld in de volgorde dat de volledige aanvragen binnenkomen bij het gemeentebestuur. Art. 3: De vereniging die een aanvraag voor toelage indient, kan uitgenodigd worden door de betrokken adviesraad om de werken toe te lichten. Deze geeft advies aan het gemeentebestuur met betrekking tot de aanvragen die in aanmerking komen voor betoelaging. De uiteindelijke beslissing tot betoelaging ligt in de handen van het college van burgemeester en schepenen. Art. 4: De werken waarvoor een subsidie wordt aangevraagd mogen pas gestart worden na de toekenning van de subsidie. Er moeten werken gepland zijn aan de huidige of aan nieuwe lokalen/terreinen, gelegen in de gemeente Ranst en bestemd voor de erkende vereniging. Bij de gemotiveerde aanvraag moeten minstens twee offertes gevoegd worden van erkende aannemers. Indien de vereniging zelf met eigen vaklui de werken uitvoert, dan dienen twee offertes te worden voorgelegd van leveranciers die de nodige materialen kunnen leveren. De werken moeten aanvangen binnen de 6 maanden nadat het project is goedgekeurd door het gemeentebestuur. Het einde van de werken moet voorzien zijn binnen de 24 maanden na goedkeuring. De erkende vereniging moet kunnen aantonen over voldoende financiële middelen te beschikken voor de aanvang van de werken. Er kan geen aanvraag worden ingediend door de erkende verenigingen dewelke nog een openstaande schuld hebben bij de gemeente. Art. 5: De helft van de toegekende subsidie voor het goedgekeurde project wordt uitgekeerd na voorlegging van een deelfactuur van de aannemer of factuur voor levering van
bouwmaterialen. Na de voltooiing van het project, wordt het tweede deel van de toelage toegekend. Dit tweede deel wordt berekend op basis van de bijkomende facturen en vult het eerste deel aan tot het vooropgestelde bedrag bereikt is. De uitbetaalde subsidie kan nooit hoger zijn dan het toegekende bedrag. Als het gefactureerde bedrag lager ligt dan het geraamde bedrag, wordt de subsidie evenredig verminderd. Bij eventuele financiële moeilijkheden kan het college van burgemeester en schepenen beslissen om voortijdig het tweede deel uit te keren. Art. 6: Indien na 24 maanden slechts een gedeelte van de werken werden uitgevoerd, zal het toegekende percentage worden herzien na advies van de betrokken adviesraad. Art. 7: Dit reglement is van toepassing op alle projectaanvragen ingediend na 1 januari 2014 en is geldig tot 31 december 2019. Art. 8: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0055 Subsidiereglement ten behoeve van het plaatselijk sociaal‐cultureel werk Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, inzonderheid de artikelen 42, 43 en 252; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 21 juni 2010 houdende goedkeuring van het bijzonder subsidiereglement ten behoeve van het plaatselijk sociaal‐cultureel werk; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Algemeen: Binnen de perken van het budget zoals opgenomen in de toelichting bij het budget ‐zoals goedgekeurd door de gemeenteraad‐ onder het punt ‘een overzicht, per beleidsveld, van de te verstrekken werkings‐ en investeringssubsidies’ kan volgens de regels en de voorwaarden die hierna worden vastgesteld een bijzondere subsidie worden toegekend aan sociaal‐culturele verenigingen en organisaties die een bijzondere activiteit inrichten. Art. 2: Selectiecriteria: Personele criteria: §1. Enkel sociaal‐culturele verenigingen en organisaties, zowel publieke als private, komen in aanmerking voor een bijzondere subsidie op basis van onderhavig reglement. Verenigingen die een erfgoed‐ of toerismewerking ontwikkelen, worden eveneens beschouwd als sociaal‐culturele verenigingen. §2. Om in aanmerking te komen voor een bijzondere subsidie moeten de sociaal‐culturele verenigingen, vermeld in artikel 2§1, beantwoorden aan volgende criteria: 1° zij moeten werken met vrijwilligers; 2° zij moeten een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst; 3° zij moeten aangesloten zijn bij de Ranstse Verenigingenraad die een onderdeel vormt van de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid. Art. 3: Selectiecriteria: Materiële criteria §1. Enkel bijzondere activiteiten komen in aanmerking voor een bijzondere subsidie. §2. Bijzondere activiteiten, zoals vermeld in artikel 3§1, zijn activiteiten die beantwoorden aan elk van de volgende criteria: 1° De activiteit moet de reguliere werking van de vereniging of organisatie overstijgen. Dit houdt in dat: a) deze activiteit niet georganiseerd werd tijdens de afgelopen 2 kalenderjaren waarin de vereniging of organisatie een actieve werking heeft ontwikkeld.
b) de vereniging of organisatie kan aantonen dat er voor deze bijzondere activiteit ook buiten de reguliere kanalen van de vereniging promotie en communicatie wordt gevoerd. 2° De activiteit moet, al dan niet tegen betaling, toegankelijk zijn voor alle belangstellenden. 3° De activiteit moet minstens éénmaal plaatsvinden op het grondgebied van de gemeente Ranst. 4° De activiteit moet in hoofdzaak een culturele inslag hebben in de ruime betekenis van het woord, d.w.z. dat alleen activiteiten met als hoofdthema muziek; zang; toneel; dans; fotografie; architectuur; film; beeldende kunst; nieuwe media; vormgeving en toegepaste kunst; literatuur; vorming; culturele educatie; culturele vrijetijdsbesteding; roerend, onroerend en immaterieel erfgoed; toerisme en recreatie… in aanmerking komen voor een bijzondere subsidie. Deze opsomming is niet exhaustief. Activiteiten waarbij louter vooraf opgenomen muziek wordt afgespeeld, zoals (dans)fuiven, komen niet in aanmerking. 5° De activiteit moet duidelijk begrensd zijn in tijd en ruimte. Art. 4: De bijzondere subsidie. §1. Het bedrag van de bijzondere subsidie die door het gemeentebestuur wordt toegekend conform de artikels 2 en 3 wordt bepaald op basis van volgende twee criteria: 1° het aantal verenigingen of organisaties die instaan voor de organisatie van de bijzondere activiteit. Hierbij worden drie categorieën onderscheiden: 1) één vereniging of organisatie; 2) twee verenigingen of organisaties; 3) drie of meer verenigingen of organisaties. 2° De graad van toegankelijkheid van de bijzondere activiteit. Hierbij worden twee mogelijkheden voorzien: gratis (de activiteit is voor iedere bezoeker gratis toegankelijk) of betalend (de activiteit is niet voor iedere bezoeker gratis toegankelijk). §2. De bijzondere subsidie die door het gemeentebestuur wordt toegekend conform de artikels 2, 3 en 4§1 kan in geen geval meer bedragen dan het maximaal subsidiebedrag vastgelegd in artikel 5 van onderhavig reglement. §3. De percentages, vastgelegd in artikel 5 van onderhavig reglement, hebben uitsluitend betrekking op de aantoonbare, subsidiabele uitgaven van het bijzonder initiatief. Art. 5: De bijzondere subsidie De bijzondere subsidie die door het gemeentebestuur wordt toegekend conform de artikels 2, 3 en 4 bedraagt: Organisator Bijzondere subsidie Maximaal subsidiebedrag Betalend Gratis Betalend Gratis 1 vereniging of organisatie 25% 40% 300 euro 500 euro 2 verenigingen/organisaties 25% 40% 400 euro 750 euro 3 of meer 25% 40% 500 euro 1000 euro verenigingen/organisaties Art. 6: De bijzondere subsidie Indien de vereniging of organisatie voor de publieke uitvoering van de bijzondere activiteit gebruik maakt van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard, geniet de vereniging of organisatie, aanvullend op de bijzondere subsidie vermeld in artikel 5, een uitzonderlijke korting van 25% op de geldende retributie voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard. Art. 7: Subsidiabele uitgaven. §1. Alle aantoonbare uitgaven die rechtstreeks betrekking hebben op de organisatie van de bijzondere activiteit komen in aanmerking voor subsidiëring op basis van onderhavig reglement, met uitzondering van alle vergoedingen, onder welke vorm ook, voor eigen leden en personeelsleden (zoals onkosten‐ en vrijwilligersvergoedingen, verplaatsingskosten, kledijkosten…).
§2. Uitgaven die eigen zijn aan de reguliere werking van de organisatie en investeringen die niet uitsluitend in functie staan van de bijzondere activiteit, komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van onderhavig reglement. Art. 8: Aanvraagprocedure: §1. Het aanvraagdossier voor het bekomen van een bijzondere subsidie moet schriftelijk worden ingediend bij de cultuurdienst van de gemeente Ranst, Antwerpsesteenweg 57, 2520 Broechem‐Ranst,
[email protected]. §2. Het aanvraagdossier moet minstens volgende documenten en informatie bevatten: 1° Het standaard aanvraagformulier. Dit formulier moet door de aanvrager volledig worden ingevuld en ondertekend. Het standaard aanvraagformulier is te verkrijgen bij de cultuurdienst van de gemeente Ranst of via de gemeentelijke website www.ranst.be. Het standaard aanvraagformulier wordt als bijlage bij dit reglement gevoegd en fungeert tevens als een door het gemeentebestuur erkend volmachtformulier voor de uitbetaling van de bijzondere subsidie. 2° De vermelding van de organisator(en). Het aanvraagdossier moet een korte voorstelling bevatten van de aanvragende organisator. Indien de bijzondere activiteit wordt ingericht door 2 of meerdere verenigingen of organisaties, dan moet het aanvraagdossier niet alleen de aanvragende organisator vermelden maar ook alle medewerkende verenigingen of organisaties. Uit de omschrijving moet blijken of de aanvragende organisator beantwoordt aan de personele criteria vooropgesteld in artikel 2. Vereniging of organisaties met rechtspersoonlijkheid moeten een kopie van hun statuten toevoegen. Bij twee of meerdere organisatoren moet de aard van de samenwerking worden toegelicht. 3° Een beschrijving van de bijzondere activiteit. Uit de grondige beschrijving moet duidelijk blijken dat de activiteit beantwoordt aan de 5 materiële criteria vooropgesteld in artikel 3§2 (°1‐°5). 4° Een raming van de uitgaven en inkomsten. Het aanvraagdossier moet een gedetailleerde raming bevatten van de eigen uitgaven en de verwachte inkomsten voor/van de bijzondere activiteit. Daarbij moet duidelijk worden vermeld of de activiteit al dan niet gratis toegankelijk is voor iedere bezoeker. 5° Eventuele andere subsidies die aangevraagd zijn/zullen worden (bij andere subsidiërende instanties) voor dezelfde activiteit; Art. 9: Aanvraagprocedure §1. Het aanvraagdossier voor het bekomen van een bijzondere subsidie mag ten vroegste 1 jaar en moet ten laatste 4 maanden voor de aanvang van de bijzondere activiteit schriftelijk worden ingediend bij de cultuurdienst van de gemeente Ranst. §2. Binnen de 2 weken na ontvangst van het aanvraagdossier bezorgt de cultuurdienst de aanvragende organisator een bewijs van ontvangst. §3. Zonder een volledig en tijdig ingediend aanvraagdossier kan geen bijzondere subsidie worden toegekend. Art. 10: Toekenningsprocedure: §1. Binnen de 9 weken na ontvangst van het aanvraagdossier door de cultuurdienst brengt de bevoegde adviesraad voor cultuur een gemotiveerd advies uit aan het college van burgemeester en schepenen over het volledig en tijdig ingediende aanvraagdossier. §2. De bevoegde adviesraad voor cultuur is steeds de Raad voor Kunst en Cultuur, tenzij de bijzondere activiteit in hoofdzaak een erfgoed‐ of een toerismeactiviteit betreft. Indien de bijzondere activiteit een erfgoedactiviteit is, ligt de adviesbevoegdheid bij de gemeentelijke documentatieraad. Indien de aanvraag een toeristisch‐recreatieve activiteit betreft, brengt de Raad voor Toerisme Ranst advies uit. Bij betwisting of indien het een bijzondere activiteit betreft die onder de adviesbevoegdheid van twee of meer adviesraden voor cultuur valt, brengt de cultuurkoepel advies uit. Art. 11: Toekenningsprocedure
§1. Op basis van het advies van de bevoegde adviesraad en binnen de drie weken na ontvangst van het advies neemt het college van burgemeester en schepenen een principiële beslissing over het al dan niet toekennen van de bijzondere subsidie. §2. Indien de principiële beslissing van het college van burgemeester en schepenen afwijkt van het advies van de bevoegde adviesraad, moet het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing omstandig motiveren. §3. De cultuurdienst brengt de aanvragende organisator zo snel mogelijk op de hoogte van de principiële beslissing van het college van burgemeester en schepenen. Art. 12: Beperkingen: §1. Voor één bepaalde activiteit kan slechts één aanvraagdossier worden ingediend. §2. Wanneer een subsidie definitief is toegekend aan een vereniging of organisatie voor een bijzondere activiteit, dan kan diezelfde vereniging of organisatie geen nieuwe bijzondere subsidie aanvragen noch ontvangen voor een nieuwe activiteit die plaatsvindt binnen de twee kalenderjaren volgend op het jaar waarin de gesubsidieerde activiteit plaatsvond. Bij samenwerking tussen twee of meerdere verenigingen of organisaties aan één activiteit, vallen alle samenwerkende verenigingen onder de hier vermelde beperking. §3. De bijzondere subsidie kan niet gecumuleerd worden met een andere bijzondere gemeentelijke subsidie of toelage (bv. voor jubileumvieringen, voor receptiekosten…) voor eenzelfde activiteit. Bij samenwerking tussen twee of meerdere verenigingen of organisaties aan één activiteit, vallen alle samenwerkende verenigingen onder de hier vermelde beperking. Art. 13: Communicatie: §1. De organisator die op basis van een principiële beslissing van het college van burgemeester en schepenen recht heeft op een bijzondere subsidie, moet op al het promotiemateriaal (flyers, affiches, brochures, aankondiging op de website…) ter bekendmaking van de bijzondere activiteit steeds de tekst “Met steun van het gemeentebestuur Ranst” vermelden. §2. Informatie over de gesubsidieerde bijzondere activiteit moet door de aanvrager worden ingevoerd op www.uitdatabank.be Art. 14: Wijzigingen Indien de bijzondere activiteit niet kan plaatsvinden of indien de gegevens vermeld in het aanvraagdossier na de principiële beslissing van het college van burgemeester en schepenen substantieel wijzigen, dan dient de aanvragende organisator deze wijzigingen zo snel mogelijk mee te delen aan de cultuurdienst. Art. 15: Evaluatie: §1. Met het oog op de definitieve toekenning en de uitbetaling van het subsidiebedrag verstrekt de organisator binnen de 3 maanden na afloop van de bijzondere activiteit volgende gegevens aan de cultuurdienst: 1° Een activiteitenverslag, vergezeld van documenten die bewijzen dat de activiteit effectief heeft plaatsgevonden (bv. persartikels, foto’s…) en dat de activiteit effectief beantwoordde aan de 5 criteria vermeld in artikel 3§2 (°1‐°5). 2° Een financieel verslag met vermelding van de effectieve, subsidiabele uitgaven en met de bijbehorende bewijsstukken; §2. De cultuurdienst heeft te allen tijde het recht om bijkomende informatie over de bijzondere activiteit in te winnen bij de organisator(en) en/of derden. §3. De cultuurdienst legt het activiteitenverslag, het financieel verslag en de eventuele bijkomende informatie voor aan het college van burgemeester en schepenen. Art. 16: Evaluatie: §1. Op basis van het activiteitenverslag, het financieel verslag en eventuele bijkomende informatie beslist het college van burgemeester en schepenen over het al dan niet definitief toekennen en het uitbetalen van de bijzondere subsidie.
§2. Indien het college van burgemeester en schepenen op basis van het activiteitenverslag, het financieel verslag en eventuele bijkomende informatie vaststelt dat de activiteit inderdaad beantwoordde aan de voorwaarden vermeld in artikel 3§2 en dat de effectieve subsidiabele uitgaven overeenkomen met de geraamde subsidiabele uitgaven in het aanvraagdossier, wordt de principieel toegekende subsidie definitief toegekend. §3. Indien het college van burgemeester en schepenen op basis van het activiteitenverslag, het financieel verslag en eventuele bijkomende informatie vaststelt dat de activiteit niet beantwoordde aan de voorwaarden vermeld in artikel 3§2, vervalt de principiële toekenning en wordt er geen bijzondere subsidie uitbetaald. §4. Indien het college van burgemeester en schepenen op basis van het activiteitenverslag, het financieel verslag en eventuele bijkomende informatie vaststelt dat de activiteit wel degelijk beantwoordde aan de voorwaarden vermeld in artikel 3§2 maar dat de effectieve subsidiabele uitgaven niet overeenkomen met de geraamde subsidiabele uitgaven in het aanvraagdossier, dan wordt de principieel toegekende subsidie aangepast conform artikel 5. §5. De cultuurdienst brengt de aanvragende organisator zo snel mogelijk op de hoogte van de definitieve beslissing van het college van burgemeester en schepenen. Art. 17: Definitieve toekenning en uitbetaling §1. De bijzondere subsidie wordt uitbetaald na de definitieve toekenning door het college van burgemeester en schepenen op basis van het activiteitenverslag, het financieel verslag en eventuele bijkomende informatie. §2. De uitbetaling gebeurt uiterlijk 60 dagen na de definitieve beslissing van het college van burgemeester en schepenen op het rekeningnummer van de aanvragende organisator zoals vermeld in het standaard aanvraagformulier. §3. Indien de bijzondere activiteit wordt ingericht door 2 of meerdere verenigingen of organisaties, dan wordt de subsidie onverdeeld uitbetaald aan de aanvragende organisator. De aanvragende organisator en de medewerkende vereniging(en) of organisatie(s) dienen desgevallend zelf de onderlinge verdeling te regelen. Art. 18: Sancties en betwistingen §1. Door het indienen van een aanvraagdossier verklaart de aanvragende organisator zich akkoord met: 1° het uitnodigen van de leden van het college van burgemeester en schepenen op de bijzondere activiteit; 2° de controle door het gemeentebestuur van de juistheid van de gegevens vermeld in het aanvraagdossier, het activiteitenverslag en het financieel verslag; 3° het binnen een redelijke termijn verstrekken van bijkomende informatie en toelichtingen aangaande de bijzondere activiteit op vraag van het gemeentebestuur. §2. Het niet naleven van de bepalingen vermeld in de artikels 13, 14, 15§1 en 18§1 kunnen aanleiding geven tot het niet toekennen van een bijzondere subsidie of tot het terugvorderen van een ten onrechte toegekende bijzondere subsidie. Art. 19: Sancties en betwistingen Het college van burgemeester en schepenen beslist, na advies vanwege de bevoegde adviesraad, over niet voorziene gevallen en over alle betwistingen met betrekking tot de toepassing van dit reglement. Art. 20: Slotbepalingen §1. Door het indienen van een aanvraagdossier aanvaarden de aanvragende organisator en de eventueel samenwerkende verenigingen of organisaties de bepalingen van onderhavig reglement en de beslissingen van het college van burgemeester en schepenen. §2. De toekenning van de bijzondere subsidie gebeurt steeds binnen de perken van het beschikbare krediet. Het bij gebrek aan kredieten niet toekennen van een bijzondere subsidie door het college van burgemeester en schepenen kan in geen geval recht op
schadevergoeding doen ontstaan in hoofde van de aanvragende organisator of één van de samenwerkende verenigingen of organisaties. §3. Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht zoals bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. §4. Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en geldt tot en met 31 december 2019. 0056 Subsidiereglement voor de betoelaging van aanleg en onderhoud van knotbomenrijen en kleine landschapselementen Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 19 november 2001 houdende goedkeuring van het reglement betreffende betoelaging van aanleg en onderhoud van knotbomenrijen en kleine landschapselementen; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het gemeentebestuur van Ranst wil met dit reglement een toelage voorzien voor de aanleg en het onderhoud van knotbomenrijen en kleine landschapselementen om zo het landelijke karakter van onze gemeente te behouden. Art. 2: Onder kleine landschapselementen die voor betoelaging in aanmerking komen, worden begrepen: hagen en heggen: lijnvormige aanplantingen van houtige, streekeigen gewassen die door periodieke snoei in vorm gehouden worden: die snoei kan gaan van zeer frequent (haag) tot minimaal (heg). houtkanten en houtwallen: lijnvormige aanplantingen van streekeigen bomen en struiken die vroeger door periodiek kappen geëxploiteerd werden: de aangeplante soorten bezitten de eigenschap om nieuwe loten te vormen (hakhout of 'talie'). Een houtwal is een houtkant op een verhoogd stuk grond. Eventueel is er een combinatie met een heg of een bomenrij. bomenrijen: lijnvormige aanplant van bomen van een zelfde streekeigen boomsoort, die meestal in een rechte lijn geplaatst zijn. Ook knotbomen vallen onder dit begrip. hoogstamboomgaarden: Verzameling fruitbomen aangeplant in een recht of willekeurig verband met een minimum stamhoogte van 2 meter. veedrinkpoelen: natuurlijk of kunstmatig aangelegde vijver, met als functie te voorzien in drinkwater voor het vee en ook de voortplanting van de amfibieën te verzekeren. Aanplantingen van populieren in groepsverband, bosaanplantingen en louter commerciële laagstam en halfstamboomgaarden zijn niet onder dit reglement begrepen. Een lijst van de streekeigen boom‐ en struiksoorten maakt deel uit van dit reglement. Art. 3: Beplantingen of heraanplanting die deel uitmaken van de voorwaarden begrepen in een vergunning voor het rooien, kappen, vellen en/of grondig snoeien komen niet in aanmerking voor een toelage voor aanplant, uitgezonderd aanplantingen bij tussentijds
kappen waarbij de pare of onpare bomen blijven staan voor een periode van 5 jaar zodat de bomenrij landschappelijk bewaard blijft. Groenschermen die opgelegd worden in het kader van bouw‐ of milieuvergunning komen wel in aanmerking . Art. 4: Om voor betoelaging bij aanplant of (her)aanleg in aanmerking te komen moeten de landschapselementen aan de volgende criteria voldoen: Heggen, hagen, houtkanten, houtwallen: Minimale lengte: 20 meter Plantafstanden: 0,3 tot 0,5 meter in hagen; 3 tot 4 meter in heggen, houtwallen en houtkanten naargelang de stamomtrek van de struik. Plantgoed: minimumformaat: 60‐80 cm Bomenrij: Beworteld plantgoed: minimaal 10 bomen, plantafstand 7 tot 10 meter, stamomtrek 8 à 10 cm Niet‐beworteld plantgoed: minimaal 20 stuks, plantafstand 5 tot 7 meter, stamomtrek minstens 20 cm. Hoogstamboomgaarden: minstens 10 bomen Veedrinkpoelen: Minimumoppervlakte ter hoogte van het maaiveld: 30 m², voldoende diep zodat de poel het ganse jaar door water bevat; maximaal 1,5 meter diep. Art. 5: De toelagen bedragen voor de respectieve aanleg van: Hagen, heggen, en ‐wallen: 0,50 euro per plant Hoogstammig beworteld plantgoed ( bomenrijen en boomgaarden): 10 euro per boom Niet bewortelde poten (bomenrijen): 2,50 euro per plant Veedrinkpoelen: 5 euro per m² Art. 6: Bij gecombineerde aanleg (bv. bomenrij in houtkant, ...) dienen de verschillende bedragen per bepaling samengevoegd te worden. Art. 7: Om voor betoelaging bij onderhoud in aanmerking te komen moeten de landschapselementen aan de volgende criteria voldoen: Knotbomen: minstens 5‐jarige takken; minstens 10 bomen in de rij Veedrinkpoel: minimum oppervlakte ter hoogte van het maaiveld: 30 m². Houtwallen en –kanten: systematische snoei Art. 8: Bij beheer van de veedrinkpoelen moeten de volgende regels gevolgd worden: het slibpakket dient minstens eenmaal in de vijf jaar tot op de harde bodem worden geruimd er moet met mechanische middelen voorkomen worden dat de ondergedoken waterplanten de poel volledig bedekken rond de poel mogen in een straal van drie meter geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt worden de oevers moeten glooiend aangelegd maximum de helft van de poel mag beschaduwd worden minimum de helft van de omtrek van de poel moet voor het vee onbereikbaar gemaakt worden het spoelen van tanks waarin zich pesticiden bevonden is er verboden het uitzetten van eenden, ganzen, zwanen en gelijk welke vissoort is verboden geen enkele afvalsoort mag in de poel achtergelaten worden.
Art. 9: Betoelaging voor onderhoud bedraagt voor: Knotbomen: 7,5 euro per boom Veedrinkpoel: 5 euro per m² Houtwallen en –kanten: 2,5 euro per lopende meter Art. 10: De frequentie waarmee de premie voor onderhoud kan aangevraagd worden bedraagt voor: Knotbomen: om de 5 jaar Veedrinkpoel: om de 5 jaar Houtwallen en –kanten: om de 5 jaar Art. 11: Aanvragen om in aanmerking genomen te worden voor deze toelage moeten gericht worden aan het college van burgemeester en schepenen te Ranst, binnen de 12 maanden na factuurdatum. Art. 12: De aanvraag van de betoelaging kan enkel gebeuren door het volledig invullen van het hiervoor bestemde aanvraagformulier en het toevoegen van de gevraagde bewijsstukken. Art. 13: De aangevraagde werken dienen in overeenstemming te zijn met de van toepassing zijnde regelgeving. Bij aanplant dient rekening gehouden te worden met de voorgeschreven afstand. Art. 14: Het college van burgemeester en schepenen beslist omtrent de toekenning van de toelage en het bedrag ervan. De betoelaging wordt beperkt tot een maximum van 250 euro per aanvraag en binnen de op de begroting goedgekeurde kredieten. Indien de kredieten niet voldoende zijn voor alle aanvragen, wordt de subsidie procentueel uitgekeerd. Art. 15: De toekenning van de toelage kan worden geweigerd wanneer de uitvoering van het voorgestelde werk om natuur‐ of landschapsredenen of gezien de staat van het object door het college ongewenst geacht worden. Art. 16: Na vaststelling door de gemeentelijke diensten dat de aanplant of het onderhoud conform het reglement gebeurd zijn, zal in december van het jaar van aanplant of onderhoud tot uitbetaling overgegaan worden. Is de uitvoering gebrekkig, onvolledig of afwijkend van het goedgekeurde aanvraagdossier, dan kan de voorgestelde toelage bij collegebeslissing worden verminderd, uitgesteld of geweigerd. Art. 17: De aanvrager dient de nodige maatregelen te nemen om het landschapselement waarvoor toelage verkregen werd, in stand te houden. Na het eerste plantseizoen dienen de dode en slecht gevormde exemplaren vervangen te worden. Art. 18: Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en vervalt op 31 december 2019. Art. 19: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0057 Subsidiereglement voor de betoelaging van seniorenverenigingen Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet;
Gelet op het subsidiereglement voor de betoelaging van seniorenverenigingen goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 maart 2009; Overwegende dat het noodzakelijk is het subsidiereglement te laten goedkeuren voor de huidige legislatuur; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het subsidiereglement met het oog op de betoelaging van de seniorenverenigingen wordt goedgekeurd als volgt “Artikel 1: Algemene bepalingen: Het college van burgemeester en schepenen gaat over tot betoelaging van de Ranstse seniorenverenigingen na advies van de gemeentelijke adviesraad voor senioren Ranst op basis van de toegekende puntentotalen en binnen de voorziene begrotingskredieten. Alleen de erkende plaatselijke verenigingen komen in aanmerking voor een toelage. De verenigingen dienen hiertoe de volledig ingevulde en ondertekende subsidieaanvragen te richten aan de gemeentelijke adviesraad voor senioren Ranst (GAS). De verenigingen moeten zich onderwerpen aan eventuele controlemaatregelen van de subsidiërende overheid of van een afvaardiging van de gemeentelijke adviesraad voor senioren. Het schepencollege houdt toezicht op de puntentoekenning door de gemeentelijke adviesraad voor senioren. Eventuele betwistingen betreffende de puntenverdeling zullen in het college van burgemeester en schepenen worden behandeld na advies van de gemeentelijke adviesraad voor senioren. Artikel 2: Erkenningsprocedure. Het college van burgemeester en schepenen kan op vraag van een vereniging en na advies van de gemeentelijke adviesraad voor senioren een vereniging erkennen als plaatselijke organisatie met recht op subsidies. Om erkend te worden als plaatselijke vereniging, moet er aan volgende voorwaarden voldaan worden: 1. De vereniging moet opgericht zijn door het privé‐initiatief zonder beroepsdoeleinden of winstoogmerk. 2. Ze moet geleid worden door een bestuur dat uit minimum 3 leden bestaat en waarvan meer dan de helft van de bestuursleden woonachtig is in de gemeente. 3. Haar maatschappelijke zetel hebben in de gemeente Ranst. 4. De vereniging moet kunnen bewijzen dat ze minstens één jaar een actieve werking heeft. 5. De vereniging moet minstens uit 10 leden bestaan waarvan 3/4 inwoners moeten zijn van de gemeente. Verenigingen die geen 3/4 leden van de gemeente hebben, doch een werking ontwikkelen ten bate van de eigen inwoners, kunnen na goedkeuring door de gemeentelijke adviesraad voor senioren in aanmerking komen voor een subsidie als bevoorrechte organisatie. 6. Elke inwoner van Ranst moet lid kunnen worden van de vereniging en deelnemen aan de werking. 7. De vereniging moet lid zijn van de gemeentelijke adviesraad voor senioren. 8. Zij moeten hun leden behoorlijk verzekeren tegen burgerlijke aansprakelijkheid en ongevallen.
De aanvraag tot erkenning moet gericht worden aan de gemeentelijke adviesraad voor senioren. Ze moet de volgende documenten bevatten: 1. samenstelling van het bestuur met vermelding van naam, voornaam en adres van de bestuursleden. 2. een exemplaar van de statuten of het grondreglement of de oprichtingsvoorwaarden. 3. de opgave van het aantal leden met naam en adres. 4. het bewijs van de verzekering van de leden. 5. een activiteitenrooster of een verslag van de activiteiten van het voorbije werkjaar. Het college van burgemeester en schepenen kan de erkenning terug intrekken indien de vereniging niet meer voldoet aan de bepalingen van dit reglement. Dit houdt in dat de subsidie niet meer kan verleend worden aan de vereniging. Artikel 3: Directe subsidies. §1. Werkingssubsidies: Dit is een financiële tegemoetkoming van het gemeentebestuur aan de erkende plaatselijke vereniging voor haar werking en activiteiten. De toelagen worden verleend volgens een puntensysteem. De punten worden toegekend aan de hand van de volgende normen: 1. 34% van de subsidie worden als volgt verdeeld voor leden, bestuursleden en bestuursvergaderingen: a. 26% van het totale subsidiebedrag wordt verdeeld volgens het aantal aangesloten leden dat lidgeld betaalde voor het betrokken werkjaar. 2. 4% van het totale subsidiebedrag wordt verdeeld volgens het aantal actieve bestuursleden en 4% volgens het aantal bestuursvergaderingen. 3. De overige 66% wordt als volgt verdeeld voor de activiteiten: a. 20% voor vergaderingen voor alle leden. b. 14% voor bijeenkomsten van werkgroepen. c. 16% voor socio‐culturele activiteiten. d. 16% voor vormingsactiviteiten. De punten worden toegekend op basis van de activiteiten van het voorbije werkjaar. Als bewijsstuk voor het aantal leden geldt ofwel een ledenlijst van het verbond ofwel het aantal leden dat lidgeld betaald heeft voor het betrokken werkjaar, zoals blijkt uit de boekhouding van de vereniging. Als bestuur wordt beschouwd: een dagelijks bestuur van 4 vaste leden (voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en penningmeester). Bovendien mag per 12 leden een bijkomend bestuurslid (vrije functieverdeling) mee worden opgenomen voor de subsidieberekening. Eenzelfde activiteit mag slechts bij één subsidiecategorie in rekening worden gebracht. Voor socio‐culturele activiteiten en voor vormingsactiviteiten zijn tenminste 12 deelnemers vereist. De verenigingen zullen een jaarplanning voorleggen. §2. Huursubsidie lokalen voor seniorenverenigingen: Dit is een financiële tegemoetkoming van het gemeentebestuur aan de erkende plaatselijke seniorenverenigingen voor de huur van lokalen die noodzakelijk zijn binnen de werking van de vereniging. Verenigingen die niet beschikken over een eigen of gesubsidieerd lokaal dat voldoende groot is voor het inrichten van algemene ledenbijeenkomsten en daardoor verplicht zijn gebruik te maken van een gehuurd lokaal, kunnen deze huurbijdragen inbrengen voor subsidiëring. De subsidie wordt toegekend op basis van de huurprijs van lokalen voor algemene ledenbijeenkomsten in het voorbije werkjaar. De bewijzen worden afgeleverd samen met de bewijsstukken voor de werkingssubsidies en de subsidie wordt tegelijkertijd uitgekeerd. Voor het subsidiejaar 2009, betrekking hebbende op het werkjaar 2008, zullen deze
bewijsstukken evenwel apart van de bewijsstukken voor de werkingssubsidies worden ingediend. De huurbijdragen worden bewezen door middel van facturen en een activiteitenagenda. Indien het begrote budget ontoereikend is voor de maximumsubsidie, zal deze procentueel verdeeld worden tussen alle rechthebbenden. Art. 2: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. Dit reglement voor de betoelaging van seniorenverenigingen gaat in op 1 januari 2014 en geldt tot en met 31 december 2019.” 0058 Subsidiereglement voor de gehandicapteninstellingen Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2007 houdende goedkeuring van het reglement voor de subsidiëring van gehandicapteninstellingen; Overwegende dat de geldigheid van het huidige reglement eindigt op 31 december 2013; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegende dat de gemeenteraad het opportuun vindt de subsidiëring van gehandicapteninstellingen te bestendigen; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Aan gehandicapteninstellingen gelegen buiten het grondgebied van de gemeente Ranst wordt een subsidie uitgekeerd van 25 euro per opgevangen gehandicapte uit de gemeente Ranst per jaar. Art. 2: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. Art. 3: Dit reglement is geldig vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019. 0059 Subsidiereglement voor de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking Ranst Gelet op het gemeentedecreet en in het bijzonder art. 42, 43, 199 en 200; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 21 oktober 2002 houdende de oprichting van de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (GROS) Ranst; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 26 april 2010 houdende de goedkeuring van de aanpassing van de statuten; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 26 april 2010 houdende de goedkeuring van het subsidiereglement voor de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (GROS) Ranst; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 22 stemmen voor en 1 onthouding (C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Art. 1: De gemeenteraad keurt het onderstaande aangepaste subsidiereglement voor de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (GROS) Ranst goed; “Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen. 1.1: Binnen de perken van het krediet, daartoe goedgekeurd op de gemeentebegroting, worden subsidies verleend volgens de normen en voorwaarden die hierna worden vastgesteld. - Aan in de gemeente Ranst gevestigde natuurlijke personen of verenigingen - Aan plaatselijke afdelingen van nationale initiatieven of organisaties met een - duidelijk omschreven structuur en werking binnen de gemeente Ranst. - Aan de door het Grosbestuur voorgedragen project NGO om gedurende 3 jaar op te volgen. 1.2: Overeenkomstig de bepalingen van dit reglement gaat het college van burgemeester en schepenen over tot toekenning van de subsidies 1.3: De personen of groepen moeten zich onderwerpen aan eventuele controlemaatregelen van de subsidiërende overheid of van een afvaardiging van de GROS. 1.4: Subsidies worden verleend aan: 1. initiatieven / groepen die sensibilisering en vorming nastreven 2. projectsteun voor Ranstse personen, organisaties en projecten die actief zijn in derde wereldlanden of in landen die een grote achterstand hebben. 3. projectsteun voor 1 internationaal project 4. Plan België VZW plan international (iedere deelgemeente steunt één kindje ) 1.5: De subsidies kunnen volgende vormen aannemen: - sensibilisering - werkingssubsidies plaatselijke projecten - ondersteuning internationaal project - eenmalige projecten - noodhulp / wederopbouw 1.6: Het krediet ingeschreven in het budget van het dienstjaar wordt verdeeld volgens volgende verdeelsleutel: - 1.000 € voor vorming en sensibilisering, niet‐grosleden - 6.000 € voor projecten rond vorming en sensibilisering, Grosleden - 8.000 € voor projecten van koepel 11.11.11. nationaal - 35.000 € voor projectsubsidies, te verdelen onder de als plaatselijke erkende projecten - 1.000 € eenmalige projecten - 7.500 € noodhulp / wederopbouw - Rest budget ontwikkelingshulp voor internationaal project - Plan België . Hoofdstuk 2: Subsidieregeling. 2.1.: Sensibiliseringssteun: 2.1.1.: Voor de koepel 11.11.11. nationaal wordt jaarlijks een bedrag voorzien van 8.000 € 2.1.2: Sensibilisering Niet Gros‐leden : Voor projecten rond vorming en sensibilisering van niet – GROS ‐ leden wordt jaarlijks een bedrag voorzien van 1.000 € met een max. van 250 € per activiteit rekeninghoudend met de volgende voorwaarden: - De sensibiliserings– en of vormingsinitiatieven dienen zich te richten tot de inwoners van de gemeente Ranst
Niet GROS – leden kunnen sensibiliseringssubsidies ontvangen voor acties die aansluiten bij de thematiek van ontwikkelingssamenwerking (milleniumdoelstellingen). Deze subsidies staan los van andere subsidiëring. - Verenigingen die een beroep doen op deze subsidie dienen lid te zijn van een Ranstse gemeentelijke adviesraad. 2.1.3: Verenigingen die van deze sensibiliseringsteun gebruik wensen te maken, moeten minstens 1 maand na de activiteiten een aanvraag bij de GROS indienen, samen met de reële kost. Het dagelijks bestuur beoordeelt de aanvraag en deelt haar advies mee aan het college van burgemeester en schepenen. 2.1.4. : Sensibilisering Gros‐leden : Voor projecten voor vorming en sensibilisering van GROS ‐ leden wordt jaarlijks een bedrag voorzien van 6.000 €. Leden die enkel aan vorming en sensibilisering doen ontvangen 1.500 €. De rest wordt verdeeld onder leden die naast projectsteun ook aan vorming en sensibilisering doen. Men houdt rekening met de volgende voorwaarden: - De sensibiliserings – en of vormingsinitiatieven dienen zich te richten tot de inwoners van de gemeente Ranst - Toelichting eigen project - Aansluiten bij de thematiek van ontwikkelingssamenwerking 2.2 : Werkingssubsidies plaatselijke projecten 2.2.1 : Voor de als plaatselijke erkende projecten van GROS ‐leden wordt jaarlijks een bedrag voorzien van 35.000 € met een max. van 3.500 € per lid 2.2.2.: Aanvraagformulier/ informatieve tekst: Bij elke aanvraag tot subsidiëring dient naast het ingevulde aanvraagformulier een informatieve tekst gevoegd te worden, rekening houdend met onderstaande criteria: Criteria voor erkenning project – en/of sensibiliseringssteun: Elke aanvraag wordt door het bestuur van de GROS geëvalueerd op basis van onderstaande criteria. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke eigenschappen van het project of de activiteit, en met de wijze waarop aan het criterium wordt voldaan. Het is dus niet noodzakelijk om aan alle criteria uit onderstaande lijst te voldoen, uitgezonderd 1 en 2: 1. Binding van de aanvrager met de gemeente Ranst. 2. Werking in de gemeente Ranst. 3. Inhoud en/of doel van het project of van de projecten. 4. Sensibiliseringsactiviteit (algemeen of in functie van het project). 5. Duurzaamheid (continuïteit) van het project. 6. Invloed van de organisatie in Ranst op de werking in het projectland. 7. Financiële controle van de organisatie in Ranst over het project. 8. Eigen inzameling van financiële middelen. 9. Betrokkenheid lokale bevolking in het projectland bij het project. 10. Toekomstvisie project. 11. Concrete realisaties. + geplande activiteiten 12. Rechtstreekse contacten met het project. Indien de Ranstse organisatie via een partnerorganisatie werkt worden dezelfde criteria onderzocht m.b.t. de partnerorganisatie. 2.2.3.: Opvolgingsdossier: Het opvolgingsdossier dient elk jaar bij de subsidieaanvraag te worden gevoegd. Het bevat de volgende gegevens: - Een financieel verslag van inkomsten en uitgaven van de Ranstse organisatie. -
Een korte beschrijving van de evolutie van de werking van de Ranstse organisatie. - Een korte beschrijving van de evolutie van het project 2.2.4: Beoordelingsformulier : Het bestuur Gros zal per aanvraag een beoordelingsformulier opmaken ter kennisgeving aan het college van burgemeester en schepenen. 2.3.: Éénmalige projecten: 2.3.1.: Er wordt jaarlijks een bedrag voorzien van 1.000 € te verdelen onder de ingediende projecten met een max. van 500 € 2.3.2: In het kader van de eenmalige projectsteun kunnen naast de GROS‐leden ook andere Ranstse organisaties of personen wonende in Ranst, in hun project ondersteund worden. Deze actie moet aansluiten bij de thematiek van de ontwikkelingssamenwerking Personen die van deze projectsubsidie wensen gebruik te maken, moeten voor 1 mei van het dienstjaar een aanvraag bij de GROS indienen, samen met een kostenraming. De GROS beoordeelt deze aanvraag . Subsidies kunnen enkel ten goede komen aan het project. Groeps – of inleefreizen komen niet in aanmerking. Na de besteding van de subsidie dient verslag uitgebracht worden aan de GROS. 2.4.: Noodhulp. / wederopbouw 2.4.1: Er wordt jaarlijks een bedrag voorzien van 7.500 €. Per oproep voor noodhulp wordt er een bedrag van 2.500 euro voorzien. 2.4.2: Noodhulp wordt verleend, indien er via de algemene perskanalen zoals radio en tv, wordt opgeroepen tot het verstrekken van hulp bij een erkende ramp. De GROS heeft ervoor gekozen om in een geval van noodhulp te kiezen voor een wederopbouwsteun. Er wordt uitgekeken naar een project van een NGO werkend in het noodlijdend land. Bij grote internationale rampen start de GROS een campagne op om zoveel mogelijk plaatselijke initiatieven te coördineren en de verzamelde gelden integraal te storten op een uitgekozen project voor wederopbouw. 2.5. Ondersteuning internationaal project : Het gekozen internationaal project wordt jaarlijks geëvalueerd en krijgt het resterend bedrag, aangevuld met de niet opgenomen gelden van het bedrag dat de gemeente voorziet in het jaarlijks budget. Criteria voor internationaal project : De NGO die het uitgekozen project ondersteunt , bezorgt de GROS voldoende informatie om de Ranstse bevolking jaarlijks op de hoogte te kunnen houden van de evolutie van het desbetreffende project. Projectcriteria: - tegemoetkomen aan één van de millenniumdoelstellingen - met een lange termijn visie van minstens 5 jaar, zodat een evaluatie door de Gros - mogelijk is - betrokkenheid van de mensen ter plaatse - samenwerking met lokale of buitenlandse NGO’s - indienen van een jaarlijks financieel verslag Hoofdstuk 3: Slotbepalingen 3.1.: De vaststelling en verdeling van de werkingssubsidies gebeurt uiterlijk per 1 september van het jaar. 3.2.: De GROS maakt jaarlijks een werkings – en financieel verslag over aan het college van burgemeester en schepenen voor 30 juni.” -
Art. 2: Dit reglement is van toepassing met ingang van 1 januari 2014 en eindigend op 31 december 2019. Art. 3: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. Art.4: Het college van burgemeester en schepenen wordt verder gelast met de uitvoering van dit besluit. Art.5: Deze beslissing wordt aan de leden van de GROS toegezonden. 0060 Subsidiereglement voor de jeugdverenigingen Gelet op de artikelen 42 en 43 van het gemeentedecreet ; Gelet op de bespreking van de gemeentelijke jeugdraad van 11 december 2013 omtrent de aanpassing van het subsidiereglement voor jeugdverenigingen; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid van stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het college van burgemeester en schepenen gaat over tot de betoelaging van de erkende Ranstse jeugdverenigingen na advies van de gemeentelijke jeugdraad op basis van de toegekende puntentotalen en binnen de voorziene begrotingskredieten, volgens de normen en voorwaarden die hierna worden vastgesteld. Art. 2: Om erkend te worden door de gemeentelijke jeugdraad moet een jeugdvereniging aan volgende voorwaarden voldoen: ze moet jeugdwerk verrichten ze moet geleid worden door een bestuur dat minimum uit 3 leden bestaat, waarvan de meerderheid van de bestuursleden woonachtig is in de gemeente. ze moet haar zetel hebben in de gemeente Ranst Definities: Jeugdvereniging: de overkoepelende benaming voor jeugdbewegingen + jeugdhuizen. Jeugdbeweging: alle groeperingen die een aanbod aanreiken specifiek voor kinderen en jongeren. Jeugdhuis: locatie / organisatie die een ontmoetings‐, experimenteer‐ of ontspanningsruimte aanbiedt voor jongeren. Lid van een jeugdvereniging: iemand wordt als lid van een jeugdvereniging beschouwd, wanneer hij opgenomen is in de verzekeringspolis van de vereniging en in de ledenlijst van de vereniging. Art. 3: De aanvraag tot erkenning moet gericht worden aan de gemeentelijke jeugddienst, op ter beschikkinggestelde standaardformulieren. Ze moet volgende documenten bevatten:
-
samenstelling van het bestuur met vermelding van naam, voornaam en adres van de bestuursleden. een exemplaar van de statuten of het grondreglement of de oprichtingsvoorwaarden. de opgave van het aantal leden (ledenlijst met naam en adres). het bewijs van de verzekering van de leden. een activiteitenrooster of een verslag van de activiteiten van het voorbije werkjaar.
Art. 4: De jeugdraad kan de erkenning terug intrekken indien de vereniging niet meer voldoet aan de bepalingen van dit reglement. Dit houdt in dat de subsidie niet meer kan verleend worden aan de vereniging. Art. 5: Het gemeentebestuur kan een financiële tegemoetkoming geven aan de erkende plaatselijke jeugdverenigingen, dit zijn jeugdbewegingen en jeugdhuizen, voor hun werking en activiteiten. De verdeling tussen de jeugdbewegingen en jeugdhuizen van het begrote subsidiebedrag zal als volgt gebeuren: het totale bedrag wordt gedeeld door het totaal aantal jeugdverenigingen. Dit quotiënt wordt vermenigvuldigd met het aantal jeugdbewegingen en het aantal jeugdhuizen om het respectievelijke subsidiebedrag te bekomen. Art. 6: subsidiering jeugdbewegingen De toelagen worden verdeeld volgens een puntensysteem. De punten worden toegekend per werkjaar (1 september tot en met 31 augustus van het volgende jaar) aan de hand van de volgende normen: Basissubsidie ( =1/2 van het subsidiebedrag voor jeugdbewegingen): ledenaantal: 1 punt per lid begeleiding: 2 punten per begeleider (die geen vorming volgde) 3 punten per gebreveteerde begeleider 3 punten per begeleider die een vorming volgde die niet tot een brevet leidt (vb herfstontmoeting) 2 punten extra per begeleider enkel voor het jaar dat hij een vorming volgt die leidt tot een brevet (dat jaar krijgt hij dus 4 punten) Werkingssubsidie ( =1/2 van het subsidiebedrag voor jeugdbewegingen) op basis van het aantal actieve weken per jaar: per werkjaar worden de weken opgeteld waarin een activiteit binnen de jeugdbeweging wordt georganiseerd. Aantal punten per actieve week: 5 punten voor het aantrekken van deskundige buitenstaanders, (bv. sportmonitor): per deskundige en per activiteit waarbij hij betrokken is: 3 punten Een deskundige buitenstaander ondersteunt een niet commerciële activiteit van de jeugdbeweging. voor uitgave van een tijdschrift zowel digitaal als een papieren versie (inclusief kampboekje): 10 punten. Een exemplaar van al deze tijdschriften moeten aan het einde van het werkjaar aan de jeugddienst ter controle bezorgd worden. Hierna worden zij door de jeugddienst overgemaakt aan het gemeentelijke documentatiecentrum. de kampsubsidie is enkel geldig voor zomerkampen met een minimum duurtijd van 4 dagen en met een maximum van 15 aaneensluitende dagen (voor‐ en nawacht op kamp wordt meegerekend). Per deelnemend lid per kampdag: 1 punt Art. 7: subsidiering jeugdhuizen
Onder jeugdhuis wordt verstaan een ontmoetings‐, experimenteer‐ of ontspanningsruimte voor jongeren. Subsidie voor begeleiding ( =1/2 van het subsidiebedrag voor jeugdhuizen): 2 punten per lid van de raad van bestuur (geen brevet ‐ max. 15 personen) 3 punten per gebreveteerd lid van de raad van bestuur 2 punten extra per lid van de Raad van Bestuur of een werk / tapgroep enkel voor het jaar dat hij een vorming volgt die leidt tot een brevet (dat jaar krijgt hij dus 4 punten) 1 punt per lid van een werk/ tapgroep en Raad van Bestuur die een vorming volgt die niet tot een brevet leidt, enkel voor jaar dat vorming gevolgd werd (dat jaar krijgt hij dus 3 punten) Werkingssubsidie (=1/2 van het subsidiebedrag voor jeugdhuizen): - activiteiten van sociaal – culturele aard : 10 punten - open café – avonden (rustige muziek): 7 punten - fuiven (luide muziek): 5 punten - deskundige buitenstaander: 3 punten - tijdschriften (digitaal of papier): 10 punten per exemplaar Een exemplaar van al deze tijdschriften moeten aan het einde van het werkjaar aan de jeugddienst ter controle bezorgd worden. Hierna worden zij door de jeugddienst overgemaakt aan het gemeentelijke documentatiecentrum. Art. 8: Dit reglement geldt vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019. Art. 9: Dit reglement valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 252 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005. 0061 Subsidiereglement voor Ranstse sportverenigingen Gelet op artikel 42 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid (BS 16/8/2012); Gelet op het sportsubsidiereglement goedgekeurd door de gemeenteraad in de zitting van 14 december 2009; Gelet op het advies van de gemeentelijke sportraad; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo bij de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: erkenningsprocedure §1. Het college van burgemeester en schepenen kan op vraag van een vereniging en na advies van de gemeentelijke sportraad een vereniging erkennen als plaatselijke organisatie met recht op subsidies. Om erkend te worden als plaatselijke vereniging, moet er aan volgende voorwaarden voldaan worden: 1° De vereniging moet opgericht zijn door het privé‐initiatief zonder beroepsdoeleinden of winstoogmerk. 2° Haar zetel hebben in de gemeente Ranst.
3° De vereniging moet kunnen bewijzen dat ze minstens één jaar een actieve werking heeft. 4° De vereniging moet minstens uit 10 leden bestaan waarvan ¾ inwoners moeten zijn van de gemeente. 5° Elke inwoner van Ranst moet kunnen lid worden van de vereniging en deelnemen aan de werking. 6° De vereniging mag geen andere werkingssubsidie ontvangen voor de sportactiviteiten van de gemeente Ranst. 7° De vereniging moet zich behoorlijk verzekeren tegen burgerlijke aansprakelijkheid en een ongevallenverzekering voor haar leden hebben. §2. De aanvraag tot erkenning moet gericht worden aan de gemeentelijke sportraad p.a. sportdienst, Antwerpsesteenweg 59, 2520 Ranst. Ze moeten volgende documenten bevatten: 1° samenstelling van het bestuur met vermelding van naam, voornaam en adres van de bestuursleden 2° een exemplaar van de statuten, het reglement of de oprichtingsvoorwaarden 3° de opgave van het aantal sportbeoefenaars ( ledenlijst met naam, geboortedatum en adres) 4° het bewijs van de verzekering van de leden 5° een activiteitenrooster of een verslag van de activiteiten van het voorbije werkjaar §3. Het college van burgemeester en schepenen kan de erkenning terug intrekken indien de vereniging niet meer voldoet aan de bepalingen van dit reglement. Dit houdt in dat de subsidie niet meer kan verleend worden aan de vereniging. Art. 2: algemene bepalingen §1. Het college van burgemeester en schepenen gaat over tot betoelaging van de Ranstse sportverenigingen na advies van de gemeentelijke sportraad op basis van de toegekende puntentotalen en binnen de perken van het budget zoals opgenomen in de toelichting bij het budget ‐zoals goedgekeurd door de gemeenteraad‐ onder het punt ‘een overzicht, per beleidsveld, van de te verstrekken werkings‐ en investeringssubsidies’ (verder ‘budget’ genoemd). §2. Alleen de plaatselijke verenigingen komen in aanmerking voor een directe subsidie en eventueel een bijzondere subsidie. §3. De verenigingen dienen hiertoe de terbeschikking gestelde subsidieformulieren volledig ingevuld en ondertekend te richten aan de gemeentelijke sportraad Ranst, p.a. sportdienst, Antwerpsesteenweg 59, 2520 Ranst. §4. De verenigingen moeten zich onderwerpen aan eventuele controlemaatregelen van de subsidiërende overheid of afvaardiging van de gemeentelijke sportraad. §5. Het college van burgemeester en schepenen bij hoofde van de schepen van sport houdt toezicht op de puntentoekenning door de gemeentelijke sportraad. §6. Eventuele betwistingen betreffende de puntenverdeling zullen in het college van burgemeester en schepenen worden behandeld na advies van de gemeentelijke sportraad. Art. 3: directe subsidie §1. De directe subsidie is een financiële tegemoetkoming van het gemeentebestuur aan de plaatselijke sportvereniging voor haar werking en activiteiten onderverdeeld in de basissubsidie en de bijkomende subsidie jeugdwerking. §2. Het bedrag van de basissubsidie bedraagt 10% van het budget. De basissubsidie wordt verdeeld aan de verenigingen die aanwezig zijn op de algemene vergadering van de sportraad. §3. Het bedrag van de bijkomende subsidie bedraagt 40% van het budget. De bijkomende subsidie wordt toegekend op basis van het aantal jongeren beneden de 18 jaar die lid zijn van de vereniging, en die woonachtig zijn in één van de deelgemeenten van Ranst.
Art. 4: bijzondere subsidie voor clubwerking §1. Dit is een financiële tegemoetkoming van het gemeentebestuur aan de sportverenigingen die bepaalde activiteiten of initiatieven inrichten voor de inwoners van Ranst. §2. Het bedrag van de bijzondere subsidie bedraagt 50% van het budget. Het bedrag wordt verdeeld volgens het puntenaantal per vereniging voor onderstaande activiteiten en initiatieven. Het maximale puntenaantal per sportclub bedraagt 25. Activiteiten/Initiatieven Bijscholing van trainers/begeleiders
Gediplomeerde lesgever Promotionele activiteiten of activiteiten met als doel potentiële leden tot sport aan te zetten Opendeurdag in de sportclub voor de jeugd Initiatie in de school Gratis initiatie voor nieuwe jeugdleden Info avond voor ouders
Indicator
Punten
De cursist moet de cursus met vrucht beëindigd hebben en zich engageren om 5 minstens 2 jaar bij de club actief te blijven. Bewijs van deelname aan de cursus en/of afschrift van het diploma of getuigschrift 1 per lesgever Per organisatie of initiatief De organisatie van een opendeurdag in de sportclub voor de jeugd De organisatie van een initiatie in de school De organisatie van een gratis initiatie voor nieuwe jeugdleden De organisatie van een info avond voor ouders
Uitzonderlijke trainingssessie door De organisatie van een uitzonderlijke gasttrainer als stimulans voor de trainingssessie door gasttrainer leden De organisatie van een sportdag of Sportdag of sportweek die open sportweek die open staat voor leden en staat voor leden en niet leden niet leden mits voldoende publiciteit in de gemeente. Per initiatief het organiseren van alle Alle andere bijzondere initiatieven of andere bijzondere initiatieven of activiteiten voor de jeugd activiteiten voor de jeugd Per initiatief het organiseren van promotionele activiteiten voor 50 plussers. Alle promotionele activiteiten voor Het bewijs wordt geleverd via een folder, senioren 50plussers bericht aan de deelnemers, affiche, artikel uit clubblad… De organisatie van een promotioneel Promotionele initiatieven , met als initiatief. Het bewijs wordt geleverd via nevendoel het spijzen van de clubkas een folder, bericht aan de deelnemers, affiche, artikel uit clubblad… Medewerking aan activiteiten Per initiatief met de medewerking aan ingericht door of op initiatief van de activiteiten ingericht door of op initiatief sportraad en sportdienst van de sportraad en sportdienst Clubblad Het uitgeven van een clubblad Online terbeschikking stellen van Website informatie over de club door middel van
3 3 3 3 3 3
3
3
3
2
3 3 3
een website Aangesloten bij een federatie Per aansluiting bij een federatie 3 Art. 5: slotbepalingen Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2014 en geldt tot 31 december 2019. 0062 Subsidiereglement voor Ranstse sportverenigingen als impuls met kwalitatieve jeugdsportwerking Gelet op op artikel 42 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid (BS 16/8/2012); Gelet op het advies van de gemeentelijke sportraad; Overwegende dat het voorkeur verdient dit reglement goed te keuren tot 31 december 2019, opdat alzo de overgang naar een nieuwe legislatuur problemen kunnen voorkomen worden; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met eenparigheid stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Definities §1. Alle erkende competitieve of recreatieve sportverenigingen kunnen deze subsidies ontvangen mits ze aangesloten zijn bij een erkende Vlaamse sportfederatie . §2. Jeugdsport: sportparticipatie van kinderen en jongeren tot en met achttien jaar §3. Jeugdsportbegeleider: een sporttechnische begeleider voor jeugdsport actief in een erkende sportverenging §4. Jeugdsportcoördinator:een sportgekwalificeerde jeugdsportbegeleider die het jeugdsportbeleid in de erkende sportvereniging coördineert op het sporttechnische, beleidsmatige en organisatorische vlak. §5. Budget: is het bedrag ontvangen van Vlaamse overheid voor de impulssubsidie LSBVBPO2 Art . 2: Timing §1. Als referteperiode voor het werkingsjaar geldt de periode van 1 juni tot en met 30 mei §2. De secretaris van de erkende sportvereniging ontvangt jaarlijks de aanvraagdocumenten voor deze subsidie §3. Erkende sportverenigingen die tijdig (vermeld in aanvraagdocument), aansluitend op het werkingsjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, hun aanvraagdossier ingediend hebben op de gemeentelijke sportdienst komen in aanmerking voor verdere behandeling van het dossier. §4. Het gemeentebestuur behoudt zich het recht de gegeven informatie en bewijsstukken te verifiëren. Indien blijkt dat: de aangifte niet in overeenstemming is met de werkelijkheid de aanvrager de gevraagde inlichtingen weigert te verschaffen of de aanvrager de gevraagde inlichtingen niet tijdig verschaft vervalt voor de desbetreffende sportvereniging het recht op subsidiëring voor het betrokken jaar. §5. De uitbetaling van de subsidies gebeurt voor het einde van het jaar door overschrijving op de rekening van de sportvereniging. Art. 3: Terugbetaling van VTS‐opleidingen of gelijkwaardig
Van het gedeelte van de impulssubsidie dat bestemd is voor sportverenigingen wordt een bedrag vooraf genomen voor de terugbetaling aan sportverenigingen van de kosten om hun jeugdsportbegeleiders of jeugdsportcoördinatoren een VTS‐opleiding te laten volgen. De grootte van deze voorafname is beperkt tot maximum 25% van het totale budget. De verdeling van dit bedrag gebeurt a rato van het aantal ingediende dossiers en a rato van de effectief ingediende kosten. Enkel inschrijvingsgelden komen in aanmerking. Indien nodig wordt een procentuele verdeelsleutel toegepast. Art . 4: Verdeling van het resterende budget Het resterend budget bestemd voor deze subsidiëring van sportverenigingen wordt verdeeld op basis van volgend puntensysteem: 1. Jeugdsportbegeleiders en jeugdsportcoördinatoren aanmoedigen om bijscholingen te volgen Aantal jeugdsportbegeleiders die een bijscholing volgen inzake de begeleiding op het sporttechnische, tactische of sociaal‐pedagogische vlak. Aantal jeugdsportcoördinatoren die een bijscholing volgen inzake de coördinatie van het jeugdsportbeleid in de sportvereniging op het sporttechnische, beleidsmatige, sociaal‐ pedagogische en organisatorische vlak. Bijscholing van 1 dag: 2 p per deelnemer/per bijscholing Bijscholing van meer dan 1 dag 4 p per deelnemer/per bijscholing (maximum 12 punten per persoon per jaar) 2. Werken met sportgekwalificeerde jeugdsportbegeleiders Voorwaarde: De jeugdsportbegeleider is gedurende heel het seizoen actief in de sportvereniging en geeft minstens 1u jeugdtraining per week. Aantal jeugdsportbegeleiders met hun specifieke kwalificatie: VTS‐Instapniveau in de betrokken sporttak 1 p VTS‐Basismodule “Algemeen gedeelte” Initiator 1 p Studenten geslaagd voor 1e jaar regent/bachelor LO 1 p VTS‐Initiator in de betrokken sporttak 2 p VTS‐Basismodule “Algemeen gedeelte” Instructeur of Trainer B 2 p Studenten geslaagd voor 2e jaar regent/bachelor LO 2 p VTS‐Instructeur/Trainer B in de betrokken sporttak 4 p Regent/Bachelor LO 4 p VTS‐Trainer A in de betrokken sporttak 6 p Licentiaat/Master LO 6 p 3. Werken met een sportgekwalificeerde jeugdsportcoördinator De sportvereniging heeft een sportgekwalificeerde jeugdsportcoördinator die het jeugdsportbeleid in de erkende sportvereniging coördineert op het sporttechnische, beleidsmatige en organisatorische vlak deze persoon moet met naam, taak en contactgegevens expliciet vermeld worden in de informatiebrochure/ website van de vereniging Hij/ zij is de eerste contactpersoon voor ouders, jeugdtrainers, spelers,… Hij/ zij is jeugdsportcoördinator bij een sportvereniging met minstens 20 jeugdleden (jeugdleden = <18j) 10 p VTS‐Initiator in de betrokken sporttak 2 p VTS‐Basismodule “Algemeen gedeelte” Instructeur of Trainer B 2 p Studenten geslaagd voor 2e jaar regent/bachelor LO 2 p VTS‐Instructeur/Trainer B in de betrokken sporttak 4 p Regent/Bachelor LO 4 p VTS‐Trainer A in de betrokken sporttak 6 p Licentiaat/Master LO 6 p Art. 5: Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2014 en geldt tot 31 december 2019.
0063
Huishoudelijk reglement voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard
Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, inzonderheid de artikelen 42, 43 en 253; Gelet op het decreet Lokaal Cultuurbeleid van 6 juli 2012; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 19 januari 2009 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van heden houdende goedkeuring van het retributiereglement op het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard; Overwegende dat het wenselijk is om het huishoudelijk reglement en retributiereglement regelmatig te evalueren en aan te passen aan wijzigende omstandigheden en/of nieuwe ervaringen inzake het gebruik van het gemeenschapscentrum; Op voorstel van het college van Burgemeester en Schepenen; Besluit met eenparigheisd stemmen: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: Het huishoudelijk reglement voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard als volgt goed te keuren: “Titel I: De culturele infrastructuur van het Gemeenschapscentrum Art. 1: Dit huishoudelijk reglement is van toepassing op de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum 'Den Boomgaard'. Dit reglement maakt integraal deel uit van het contract voor het gebruik van het gemeenschapscentrum ‘Den Boomgaard’. Bij ondertekening van het gebruikerscontract verklaart de gebruiker zich uitdrukkelijk akkoord met dit reglement en verbindt hij zich ertoe alle bepalingen ervan strikt na te leven. Art. 2: Het gemeenschapscentrum ‘Den Boomgaard’ omvat volgende culturele infrastructuur: De evenementenhal, de polyvalente zaal, de grote vergaderzaal, de kleine vergaderzaal en het seniorenlokaal van het gebouwencomplex ‘Den Boomgaard’, gelegen aan de Antwerpsesteenweg 57, 2520 Broechem‐Ranst. Het lokaal voor cultureel gebruik op de benedenverdieping van het ‘Ambelhuis’ en de bovenzaal van het ‘Ambelhuis’, Ambelweg 2/4, 2520 Emblem‐Ranst. De te verhuren lokalen en ruimten zijn: De evenementenhal (800m² met een bezettingscapaciteit van 650 personen zittend en 1000 personen staand) met vast en verplaatsbaar podium, scheidingsgordijn, toog, 3 loges, regiekamer, industriële keuken, foyer, sanitaire voorzieningen en bergruimten. De polyvalente zaal (222m² met een bezettingscapaciteit van 100 personen zittend en 120 personen staand) met bijbehorende vestiaire, ingerichte keuken, sanitaire voorzieningen, bergruimte en toog. De grote vergaderzaal (63m², maximum 26 personen) met afwasruimte. De kleine vergaderzaal (22m², maximum 12 personen). Het seniorenlokaal (63m², maximum 36 personen).
Het lokaal voor cultureel gebruik op de benedenverdieping van het Ambelhuis (42 m², maximum 20 personen) met bijbehorende sanitaire voorzieningen en bergruimten. De bovenzaal van het Ambelhuis (128m², maximum 99 personen) met podium, tribune en toog. Tenzij anders bepaald zijn de lokalen en ruimten van het gemeenschapscentrum bestemd voor de organisatie van culturele, sociale en economische activiteiten zoals voordrachten, voorstellingen, tentoonstellingen, podiumactiviteiten, optredens, repetities, vergaderingen, uiteenzettingen, samenkomsten, feestelijkheden, bals, fuiven, beurzen en commerciële activiteiten. -
Het seniorenlokaal kan enkel en alleen ter beschikking worden gesteld van een gebruiker uit categorie A, B of C indien volgende drie voorwaarden zijn vervuld: a) de vaste gebruiker op dat ogenblik geen gebruik wenst te maken van de infrastructuur; b) de grote en kleine vergaderzalen reeds in gebruik zijn of niet geschikt zijn; c) het lokaal als vergaderruimte wordt gebruikt. De bovenzaal van het Ambelhuis mag uitsluitend worden gebruikt voor muziek, letteren, podiumkunsten (theater, muziektheater en dans), voordrachten en lezingen. Onder ‘commerciële activiteit’ wordt elke activiteit gerekend die niet voor alle aanwezigen gratis toegankelijk is en/of waarbij goederen worden verkocht of verhandeld, met uitzondering van voedingswaren en drankartikelen die ter plaatse worden geconsumeerd. Titel II: Het dagelijks beheer van het Gemeenschapscentrum Art. 3: Onverminderd de bepalingen van het administratief statuut en met inachtneming van het beslissingsrecht van de inrichtende overheid en van de adviserende en beslissende bevoegdheden van het beheersorgaan zoals vermeld onder artikel 6 van het organiek reglement van het beheersorgaan van het gemeenschapscentrum, is het hoofd van het gemeenschapscentrum belast met het dagelijks beheer van het centrum. Titel III: Categorieën van gebruikers Art. 4: Voor het gebruik van de lokalen en ruimten van het gemeenschapscentrum wordt een contract afgesloten tussen enerzijds de gemeente Ranst, de eigenaar en anderzijds de gebruiker die: ‐ optreedt als natuurlijk meerderjarig persoon. ‐ optreedt als rechtspersoon: de rechtspersoon dient in de overeenkomst vertegenwoordigd te worden door hun organen, d.w.z. een natuurlijke persoon die zich, binnen de grenzen van hun functie in de rechtspersoon, met de rechtspersoon zelf identificeert. ‐ optreedt als een feitelijke vereniging: een feitelijke vereniging wordt, gezien zij juridisch niet bestaat, vertegenwoordigd door een meerderjarige afgevaardigde persoon van die vereniging, die zich hoofdelijk verbindt voor de engagementen van de vereniging en voor alle verantwoordelijkheden waarin dit reglement lastens de gebruiker voorziet. De gebruiker van de zaal en de inrichter/organisator van de activiteit moeten één en dezelfde persoon zijn, hierna de gebruiker genoemd. Art. 5: Kandidaat – gebruikers vallen onder één van de volgende categorieën: Categorie 0:
Gemeentelijke ambtenaren (in het kader van hun functie) en gemeentelijke diensten. Gemeentelijke adviesraden (voor initiatieven door de adviesraden zelf georganiseerd). Publieke of semi‐publieke instanties die diensten verlenen aan de inwoners van de gemeente Ranst (O.C.M.W. Ranst, Politiezone Zara, Vorming en Onderwijs Ranst, Brandweer Ranst…). Vormings‐ en onderwijsinstellingen van Ranst (voor activiteiten tijdens de schooluren). Categorie A: Elke door een gemeentelijke adviesraad erkende vereniging van Ranst. Niet‐erkende verenigingen met zetel in Ranst die een niet‐commerciële activiteit inrichten. VZW's met zetel in Ranst die een niet‐commerciële activiteit inrichten. Inwoners van de gemeente Ranst die in eigen naam een niet‐commerciële activiteit inrichten. Niet‐gemeentelijke overheidsdiensten die een werking in de gemeente ontplooien (het opvangcentrum voor asielzoekers Broechem, de provinciale brandweer…). Vormings‐ en onderwijsinstellingen van Ranst (voor activiteiten buiten de schooluren). Categorie B: Bedrijven met zetel in Ranst die een niet‐commerciële activiteit inrichten. Niet‐erkende verenigingen met zetel in Ranst die een commerciële activiteit inrichten. Sociaal‐culturele VZW’s met zetel in Ranst die een commerciële activiteit inrichten. Inwoners van de gemeente Ranst die in eigen naam een commerciële activiteit inrichten. Sociaal‐culturele verenigingen met zetel buiten Ranst die een niet‐commerciële activiteit inrichten. Sociaal‐culturele VZW’s met zetel buiten Ranst die een niet‐commerciële activiteit inrichten. Gemeentelijke diensten, instellingen en organisaties van buiten Ranst die een niet‐ commerciële activiteit inrichten. Categorie C: Alle andere gebruikers. Titel IV: Reserveringen Art. 6: De toelating om gebruik te maken van de infrastructuur van het gemeenschapscentrum wordt verleend door het college van burgemeester en schepenen. Ongeacht de bepalingen vermeld in de volgende artikels, kan het college van burgemeester en schepenen te allen tijde de toelating tot het gebruik van de in artikel 2 opgesomde lokalen en ruimten weigeren, dit op grond van de beperking van de infrastructuur. Het college van burgemeester en schepenen kan eveneens de toelating tot het gebruik van een locatie weigeren als de goede uitbating of een deel ervan in het gedrang komt. De weigering tot gebruik wordt steeds gemotiveerd. Met het oog op de goede orde en veiligheid kan het college van burgemeester en schepenen de organisator eveneens verplichten om extra organisatorische maatregelen te treffen. De motivatie en de aard van de gevraagde maatregelen worden steeds toegelicht. Art. 7: -
Elke aanvraag om een lokaal of ruimte te gebruiken, dient via het standaard reservatieformulier schriftelijk of via de website www.denboomgaardranst.be door de gebruiker ingediend te worden bij de bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum. Art. 8: Elke aanvraag moet minstens volgende informatie bevatten: naam en adres van de gebruiker, datum van gebruik, zaal of ruimte waarvoor de aanvraag geldt, naam van de rechtspersoon of feitelijke vereniging in hoofde waarvan de gebruiker optreedt (indien van toepassing), aard van de activiteit, titel van de activiteit, naam van de verschillende groepen en/of organisaties die optreden in het kader van de activiteit (indien van toepassing) en het verloop van de activiteit. Art. 9: De bevoegde ambtenaar noteert de aanvragen chronologisch in een daartoe bestemd register. De aanvragen tot reservatie worden behandeld volgens datum van indienen. De eerste aanvrager bekomt het lokaal of de ruimte, tenzij in het geval van een repetitie zoals bepaald in artikel 14 van het retributiereglement. Bij gelijktijdige aanvragen (dit zijn aanvragen op dezelfde dag voor hetzelfde lokaal) geldt volgende voorrangregel in afnemende orde: Categorie 0 Categorie A Categorie B Categorie C Bij blijvende samenloop wordt er geloot in het bijzijn van een vertegenwoordiger van elk der aanvragers. Art. 10: De aanvraag tot reservatie kan door een gebruiker uit gebruikerscategorie 0 of A ingediend worden ten vroegste 2 jaar voor de activiteit plaats vindt. Alle andere gebruikers kunnen ten vroegste 1 jaar voorafgaand aan de geplande activiteit de reservatie aanvragen. Art. 11: Elke gebruiker kan voor een bepaalde activiteit éénmalig een vrijblijvende optie nemen voor het gebruik van één of meerdere ruimten op een bepaalde datum. Deze optie gaat in op de dag van de aanvraag en blijft 15 dagen geldig. Hierna vervalt ze automatisch, ook zonder dat dit wordt gemeld. Enkel mits uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde ambtenaar kan, in uitzonderlijke omstandigheden, de optie voor een bepaalde tijd worden verlengd. Art. 12: Ten laatste 15 dagen na de aanvraag wordt aan de aanvrager meegedeeld of het gebruik van de infrastructuur mogelijk is. Indien het gebruik mogelijk is, wordt het gebruikerscontract aan de aanvrager overgemaakt. Het gebruikerscontract moet ten laatste 15 dagen na de op het contract vermelde datum volledig ingevuld en ondertekend worden ingediend bij de bevoegde ambtenaar. Art. 13: Voor de evenementenhal en voor de polyvalente zaal moet het door de gebruiker ondertekende contract ten laatste 30 dagen voor aanvang van de activiteit bij de bevoegde ambtenaar toekomen. Voor de grote en de kleine vergaderzalen, voor het seniorenlokaal en voor de lokalen en ruimten van het Ambelhuis moet het door de gebruiker ondertekende contract ten laatste 10 dagen voor aanvang van de activiteit bij de bevoegde ambtenaar toekomen.
Art. 14: Laattijdige aanvragen kunnen ingewilligd worden indien het desbetreffende lokaal op de aangevraagde dag(en) en uren nog vrij is en indien de toewijzing geen problemen van praktische aard met zich meebrengt voor de opruim en/of de opbouw van de vorige en/of de volgende gebruikers en voor de schoonmaak. Het hoofd van het gemeenschapscentrum beslist op basis van bovenvermelde elementen of een laattijdige aanvraag al dan niet in aanmerking kan worden genomen. De beslissing wordt zo snel mogelijk aan de aanvrager meegedeeld. Art. 15: De opmaak van een contract voor bals of fuiven die publiek toegankelijk zijn kan enkel gebeuren indien de aanvrager vooraf een kennisgevingsformulier heeft ingediend bij de politie van de gemeente Ranst. Art. 16: Door de ondertekening van het gebruikerscontract en het indienen van het ondertekende contract bij de bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum, verklaart de gebruiker zich akkoord met de voorschriften opgenomen in het huishoudelijk reglement en in het geldende retributiereglement. In de gebruikersovereenkomst dienen de aard en de voorziene duurtijd van de geplande activiteit nauwkeurig en gedetailleerd omschreven te worden. Art. 17: De gebruikersovereenkomst is pas definitief als ze door beide partijen ondertekend is en in het bezit van de bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum. Art. 18: Het gebruikerscontract verzekert, behoudens anders luidend beding, een gebruiker het recht op 13 uur gebruik van een zaal of ruimte binnen één etmaal. Deze 13 uren omvatten het klaarzetten van de zaal, de activiteit zelf en het opruimen van de zaal. Voor elk bijkomend uur moet door de gebruiker uit de gebruikerscategorieën A, B en C een bijkomend bedrag per uur worden betaald. Dit uurtarief is vastgelegd in het retributiereglement van het gemeenschapscentrum. Art. 19: De toelating tot het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum kan slechts voor een beperkte periode worden verleend: het vast gebruik op een weekdag van een lokaal of ruimte van het gemeenschapscentrum kan slechts worden toegestaan voor een periode van maximaal 1 jaar; voor activiteiten die plaatsvinden op vrijdag, zaterdag of zondag kan een vaste reservatie van maximaal 2 maanden worden toegestaan. Art. 20: De toelating tot het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum geldt enkel voor de lokalen en ruimten die in het contract vermeld zijn en voor de tijdsperiode daarin bepaald. De lokalen en ruimten mogen enkel worden aangewend voor het gebruik dat in het contract staat vermeld. Het is de gebruikers verboden hun rechten op het gebruik van de lokalen en ruimten geheel of gedeeltelijk aan derden af te staan of over te dragen. Art. 21: De bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde heeft de volle bevoegdheid om controle uit te oefenen. Hij heeft dan ook het volledige toegangsrecht tot alle activiteiten, met uitzondering van besloten vergaderingen in de vergaderlokalen. Art. 22: Het college van burgemeester en schepenen kan op elk ogenblik het contract wijzigen of intrekken om redenen van openbaar nut, van dienstnoodzakelijkheid of in geval van overmacht, zonder dat hiervoor schadevergoeding van de gemeente kan worden gevorderd.
Indien van dit recht gebruik wordt gemaakt, zal hierover vooraf met de betrokkene(n) overleg worden gepleegd. De intrekking of wijziging van het contract wordt gemotiveerd. Er kan geen aanspraak worden gemaakt op enige vergoeding wegens winstderving. Art. 23: Bij het gebruik van de evenementenhal of de polyvalente zaal moet de gebruiker ten laatste 21 dagen voor aanvang van de activiteit aan de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde alle nodige informatie verstrekken met betrekking tot het openen van de zaal, het verloop van de activiteit, het opruimen en het sluiten van de zaal. Indien de gebruiker van de evenementenhal of de polyvalente zaal gebruik wil maken van: de loge(s) (enkel bij gebruik van de evenementenhal); de keuken; het beschikbare keukenmateriaal; de beschikbare borden en/of het beschikbare bestek dan moet hij dit eveneens ten laatste 21 dagen voor aanvang van de activiteit aan de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde meedelen. In geen geval kan het personeel van het gemeenschapscentrum verantwoordelijk worden gesteld voor organisatorische problemen ten gevolge van het laattijdig of foutief doorgeven van informatie of laattijdige wijzigingen vanwege de gebruiker. Art. 24: Het beheersorgaan van het gemeenschapscentrum heeft inspraakrecht en verleent advies over alle aspecten van het beheer van de infrastructuur van het gemeenschapscentrum, waaronder het gebruikersreglement, het retributiereglement en de gebruikersovereenkomsten. Het heeft bijgevolg inzagerecht in alle contracten. Titel V: Waarborg en huursom Art. 25: Samen met het overmaken van het contract moet een waarborg worden betaald. De grootte van de waarborgsom is vastgelegd in het retributiereglement op het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard. Voor het gebruik van de evenementenhal en voor het gebruik van de polyvalente zaal dient de waarborgsom te worden betaald binnen een termijn van 7 dagen, te rekenen vanaf de datum van de opmaak van het contract. Voor het gebruik van de lokalen van het Ambelhuis dient de waarborgsom te worden betaald binnen een termijn van 5 dagen, te rekenen vanaf de datum van de opmaak van het contract. Bij het in gebreke blijven van de verschuldigde som voor de waarborg, wordt de reservatie geannuleerd. De aanvrager zal hiervan in kennis worden gesteld. Art. 26: De gebruikerscategorie 0 wordt vrijgesteld van het betalen van een waarborg. Voor het gebruik van de kleine vergaderzaal, de grote vergaderzaal en het seniorenlokaal moet geen waarborgsom worden betaald. Voor het gebruik van éénzelfde zaal gedurende twee of meerdere opeenvolgende dagen moet slechts één keer de geldende waarborgsom worden betaald. Art. 27: De waarborgsom wordt na de activiteit volledig terugbetaald aan de gebruiker, tenzij een schadegeval of een ernstige tekortkoming werd vastgesteld. Art. 28: De geldende retributietarieven voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum zijn vastgelegd in een afzonderlijk retributiereglement.
De retributie dient uiterlijk voor aanvang van het evenement te worden betaald. De betaling gebeurt bij voorkeur via overschrijving op het bankrekeningnummer 091‐0124178‐ 47 met vermelding van het factuurnummer en de datum van de activiteit. Zolang de betaling niet is gebeurd, kan niet gestart worden met de aanvang van de activiteit. Art. 29: Bij laattijdige betalingen zal, na de conforme ingebrekestelling, de wettelijk geldende interest worden toegepast. Art. 30: Geen nieuwe reservatie wordt toegestaan zolang verschuldigde betalingen niet werden vereffend. Art. 31: De bevoegde ambtenaar moet tijdig en schriftelijk in kennis worden gesteld van het niet‐ gebruik van het lokaal of de ruimte waarvoor een contract werd afgesloten. Naargelang het tijdstip van de laattijdige annulering is een percentage van de retributie op de terbeschikkingstelling van de ruimten en lokalen verschuldigd als annuleringsvergoeding. De gebruikerscategorie 0 wordt vrijgesteld van het betalen van een annuleringsvergoeding. Annuleringsvergoeding voor categorie A – B – C Tot minder dan 1 maand vooraf: 100 % Van 1 tot minder dan 3 maanden vooraf: 50 % Van 3 tot minder dan 4 maanden vooraf: 35 % Meer dan 4 maanden vooraf: 50 euro administratieve kost In geval van annulering ten gevolge van overmacht of vermeende overmacht zal de zaak aan het oordeel van het college van burgemeester en schepenen worden voorgelegd. Het beheersorgaan van het gemeenschapscentrum brengt hierover advies uit. Art. 32: Indien wordt vastgesteld dat de gebruiker niet de feitelijke gebruiker en organisator/inrichter van de activiteit is of indien de werkelijke activiteit niet deze is die werd opgegeven in het gebruikerscontract, wordt de in het contract vermelde retributie verhoogd tot het maximumbedrag (gebruikerscategorie C) vermeerderd met een forfaitaire schadevergoeding ten belope van 100% van het maximumbedrag (gebruikerscategorie C). Titel VI: Aansprakelijkheid Art. 33: De verhuurde lokalen en ruimten worden geacht in goede staat aan de gebruiker ter beschikking te zijn gesteld. Elke onregelmatigheid (beschadiging, ontbreken van normaal aanwezig materiaal enz.) moet onverwijld worden gemeld aan de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde op het ogenblik dat de gebruiker de zaal, het lokaal of de ruimte in gebruik neemt. In aanwezigheid van de gebruiker wordt hiervan een verslag opgemaakt door de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde. Indien de voorafgaande melding correct en tijdig is gebeurd, wordt de gebruiker vrijgesteld van enige vergoeding voor de vastgestelde schade. Art. 34: Bij het gebruik van de evenementenhal of de polyvalente zaal stellen de bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum of diens gemachtigde en de gebruiker vooraf samen een inventaris op van de staat van de ruimte(n). Na afloop van de activiteit wordt door bovenvermelde personen een nieuwe inventaris opgemaakt waarbij eventuele schade aangericht tijdens de gebruiksperiode wordt opgetekend. De inventaris is onherroepelijk en niet betwistbaar.
Art. 35: Tenzij voor de onregelmatigheden waarvan aangifte werd gedaan op de wijze zoals vermeld in artikel 33, is de gebruiker verantwoordelijk en aansprakelijk ten opzichte van het gemeentebestuur voor elke beschadiging, van welke aard ook, aan het gebouw, de inboedel en de omliggende terreinen, veroorzaakt hetzij door hemzelf, hetzij door zijn aangestelden of medewerkers, hetzij door om het even welke derde. De verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid van de gebruiker reiken verder dan de betaalde waarborgsom. Art. 36: Iedere schade die naar aanleiding van de activiteit werd veroorzaakt, moet onmiddellijk aan de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde worden gesignaleerd. Bij betwisting over de omvang van de schade, wordt een minnelijke expertise uitgevoerd waarbij beide partijen een deskundige aanstellen. Art. 37: Bij vandalisme kunnen de gebruiker en de feitelijke vereniging of rechtspersoon die hij vertegenwoordigt door het college van burgemeester en schepenen tijdelijk worden uitgesloten van het gebruik van een lokaal of ruimte van het gemeenschapscentrum. De beslissing tot tijdelijke uitsluiting wordt genomen na onderzoek door en op advies van het beheersorgaan van het gemeenschapscentrum. De betrokken gebruiker moet in deze zaak worden gehoord. Art. 38: Geen herstelling van de schade mag geschieden dan door de zorgen van de gemeente Ranst of met haar voorafgaande schriftelijke toestemming. De kosten voor het herstel van de schade komen ten laste van de gebruiker. De bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum bepaalt de eventuele schadevergoeding aan rato van de herstellings‐ of vervangingskosten. De kosten moeten worden betaald worden binnen de 15 dagen na kennisgeving. Bij niet‐naleving van deze termijn, wordt de gebruiker uitgesloten van elk gebruik van de infrastructuur van het gemeenschapscentrum totdat het verschuldigde bedrag en de verwijlintresten zoals bepaald in artikel 29 zijn betaald. Art. 39: Het betreden van de infrastructuur van het gemeenschapscentrum gebeurt op eigen risico. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gesteld voor om het even welke schade van lichamelijke of stoffelijke aard naar aanleiding van de toegestane activiteiten noch voor schade door het gebruik van de infrastructuur van het centrum of zijn uitrusting. Er is evenmin aansprakelijkheid lastens de gemeente bij diefstal. Art. 40: Het gemeentebestuur is niet aansprakelijk voor het uitvallen of onderbreken van de elektrische verlichting, verwarming of welke nutsvoorziening dan ook waardoor de manifestatie kan worden gehinderd. Art. 41: Naargelang de aard van de activiteit, verbindt de aanvrager zich ertoe om te voldoen aan alle relevante wettelijke voorschriften en geldende reglementeringen, inzonderheid inzake: ‐openbare orde en goede zeden; ‐voorkoming van geluidshinder (zie ook art. 73); ‐drankgelegenheden, danspartijen, muziekuitvoeringen, variété‐en toneelopvoeringen; ‐rookverbod op openbare plaatsen; ‐auteursrechten (SABAM); ‐accijnzen; ‐handelspraktijken; Deze opsomming is niet limitatief.
Art. 42: De in het contract vermelde gebruiker of – in het geval van een feitelijke vereniging of rechtspersoon – diens vertegenwoordiger moet vanaf de aanvang van de voorbereidingen tot en met het einde van de activiteit aanwezig zijn. Indien dit niet het geval is, kan noch met de voorbereidingen, noch met de activiteit worden gestart, tenzij de bevoegde ambtenaar uitdrukkelijk anders bepaalt. Art. 43: De gebruiker is verplicht een verzekering burgerlijke en contractuele aansprakelijkheid af te sluiten voor de gebruikte ruimte(n). De verzekering dekt de schade, die hijzelf en zijn aangestelden, aan derden en aan de gebouwen veroorzaken. Voor het afsluiten van deze polis kan de gebruiker opteren voor het ondertekenen van de abonnementspolis burgerlijke en contractuele aansprakelijkheid (polis nr. 45.127.868) die het gemeentebestuur van Ranst ten gunste van de gebruiker heeft afgesloten bij ‘Ethias Verzekering’. Indien de gebruiker niet opteert voor bovenvermelde abonnementspolis, is hij verplicht bij een andere verzekeringsmaatschappij een polis af te sluiten. Art. 44: De door de gemeente Ranst afgesloten brandverzekering voor het gemeenschapscentrum voorziet afstand van verhaal tegenover de gebruiker. Art. 45: De gemeente betaalt op jaarbasis voor alle activiteiten die plaatsvinden in het gemeenschapscentrum de billijke vergoeding. De kosten zijn verrekend in de retributie en dienen niet bijkomend te worden betaald door de gebruiker. Art. 46: Bij tentoonstellingen is de gebruiker volledig verantwoordelijk voor de tentoongestelde werken. Het staat hem vrij om hiervoor een verzekering af te sluiten. De gebruiker is aansprakelijk voor alle eisen, boeten of strafrechtelijke gevolgen naar aanleiding van misbruik van naam, vervalsing, eerroof en andere wetsovertredingen. De gebruiker voorziet zelf toezicht tijdens de openingsuren van de tentoonstelling. Titel VII: Veiligheidsvoorschriften Art. 47: De gebruiker bevestigt door de ondertekening van het contract dat hij in kennis werd gesteld van de geldende veiligheidsvoorschriften en neemt daardoor alle verantwoordelijkheid in verband met het naleven ervan op zich. Art. 48: Het is ten strengste verboden om maatregelen te nemen waardoor de veiligheid van de aanwezige personen in het gedrang kan komen, zoals het volledig doven van de verlichting tijdens de activiteit, het uitschakelen van de noodverlichting, het versperren of afsluiten van deuren, nooduitgangen, brandblusapparaten of haspels… . De gebruiker moet erover waken dat de in‐ en uitgangen en de nooduitgangen tijdens de activiteit steeds vrij worden gehouden en door geen enkel obstakel worden belemmerd of versperd. De nooduitgangen mogen enkel en alleen in noodgevallen worden gebruikt. Versieringen en bijkomende verlichting mogen enkel worden aangebracht mits toestemming van de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde en op de wijze zoals afgesproken met de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde. Art. 49: Het is ten strengste verboden om: de veiligheid te verstoren; een groter aantal personen toe te laten dan door de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde of door de geldende reglementeringen is toegelaten;
op het elektriciteitsnet van het gemeenschapscentrum toestellen aan te sluiten die het vermogen van het aanwezige net overtreffen; Om het even welke gevaarlijke of hinderlijke voorwerpen of stoffen in de lokalen en ruimten van het gemeenschapscentrum binnen te brengen; open vuur te maken. Art. 50: Zonder uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde ambtenaar is het ten strengste verboden om: wijzigingen in de zekeringskasten of andere technische installaties aan te brengen; een andere verlichtingsbron te gebruiken dan een elektrische; toestellen en dergelijke die in het gemeenschapscentrum staan geplaatst, te verplaatsen en/of voor andere dan de normale doeleinden te gebruiken. Art. 51: Bij het gebruik van de toog en/of de keuken informeert de gebruiker zich voor aanvang van de activiteit voldoende over de werking van de toog‐ en/of keukentoestellen. Daarvoor kan hij terecht bij de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde. Art. 52: Het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften, zoals bepaald in de artikels 47 tot en met 51, kan de verplichte stopzetting van de activiteit tot gevolg hebben, zonder dat hiervoor van de gemeente enige schadevergoeding kan worden gevorderd. Titel VIII: Contractuele verbodsbepalingen en verplichtingen in hoofde van de gebruiker Art. 53: De deuren van het gemeenschapscentrum worden gesloten en ontsloten door de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde. Art. 54: Tijdens de activiteiten, maar ook tijdens de voorbereidingen en repetities, zijn de lokalen waarvoor geen contract werd afgesloten, niet toegankelijk. Art. 55: Het is ten strengste verboden om: de orde en de rust van de omgeving te verstoren; zich racistisch te gedragen of uitspraken te doen die daar aanleiding toe geven; te roken in het gemeenschapscentrum; nagels, spijkers of andere materialen die enig spoor van beschadiging kunnen achterlaten aan te brengen op ramen, deuren, muren, vloeren en zolderingen. Art. 56: Zonder uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde ambtenaar is het verboden om: eigen materialen en/of toestellen in het centrum binnen te brengen of op te bergen; gemotoriseerde voertuigen, fietsen of andere vervoersmiddelen binnen te brengen; de ruimte(n) te betreden met dieren, tenzij deze rechtstreeks te maken hebben met de aard van de georganiseerde activiteit; te schilderen, te plakken of te schrijven op ramen, deuren, muren, vloeren en zolderingen; Borden, affiches of andere aanplakbiljetten aan te brengen op deuren, muren, ramen of plafonds. Art. 57: De aanvang van het klaarzetten van de zaal is vrij te kiezen maar moet op voorhand afgesproken worden met de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde. Hetzelfde geldt voor het beëindigen van de activiteit, het opruimen en het verlaten van de zaal. -
Bovendien dient dit steeds te gebeuren in overeenstemming met de geldende bepalingen aangaande openingsuur en sluitingsuur zoals vastgelegd in de gemeentelijke reglementering terzake. De voorbereiding, de activiteit zelf en het opruimen moeten plaatsvinden binnen de voorziene 13 uren. Voor elk bijkomend uur moet door de gebruiker uit de gebruikerscategorieën A, B en C een bijkomend bedrag per uur worden betaald. Dit uurtarief is vastgelegd in het retributiereglement van het gemeenschapscentrum. Art. 58: Op uitdrukkelijke vraag van de gebruiker kan de zaal vóór aanvang van de contractueel vastgelegde gebruiksperiode worden klaargezet op voorwaarde dat: de zaal op dat ogenblik beschikbaar is; de bevoegde ambtenaar hiertoe uitdrukkelijk de toestemming verleent; de gebruiker een vast uurtarief betaalt. Het te betalen uurtarief voor het voorafgaandelijk klaarzetten van de zaal is vastgelegd in het retributiereglement van het gemeenschapscentrum. Gebruikers uit categorie 0 en de concessionaris van het gemeenschapscentrum zijn vrijgesteld van betaling. Art. 59: De gebruiker dient zich te schikken naar de contractueel vastgelegde dagen en uren en naar de richtlijnen van de bevoegde personen: de bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum, diens gemachtigde, de politie en de brandweer. Art. 60: Na het einde van de activiteit moeten de gebruikte lokalen en ruimten en het gebruikte materiaal (o.a. tafels, stoelen, frigo's, huishoudgerief…) in nette en ordelijke staat worden achtergelaten. Na afloop van de activiteit moeten de koelkasten worden leeggemaakt, gereinigd en uitgeschakeld. Na gebruik moet de toog volledig worden afgeruimd en opgekuist. Alle glazen moeten, afgewassen en afgedroogd, op de oorspronkelijke plaats worden teruggezet. Alle tafels en stoelen moeten gereinigd worden en op hun oorspronkelijke plaats worden teruggezet. De gebruiker moet er voor zorgen dat de gebruikte lokalen en ruimten op een eenvoudige en vlotte wijze kunnen worden gereinigd door de poetsdienst. Art. 61: Een lijst van het keukenmateriaal wordt aan de gebruiker ter beschikking gesteld. De keuken wordt onmiddellijk na gebruik grondig opgekuist. Werkbladen, aanrechten enz. worden afgewassen, afval wordt verwijderd, de vloer wordt gekeerd. Indien er op de vloer vocht ligt wordt dit met water verwijderd om vlekken te voorkomen. De gebruiker is ervoor verantwoordelijk dat al het materiaal proper op zijn plaats wordt teruggezet en de elektrische apparaten worden uitgeschakeld. Art. 62: Het verwijderen van materialen en voorwerpen die niet tot de inboedel van het gemeenschapscentrum behoren, gebeurt onmiddellijk na afloop van de activiteit, tenzij met de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde anders is overeengekomen. Hetzelfde geldt voor het opruimen van het afval dat in de gehuurde lokalen en ruimten en in de onmiddellijke omgeving van de gebruikte infrastructuur werd achtergelaten Indien de materialen en voorwerpen niet tijdig worden verwijderd, zullen deze op kosten van de gebruiker door het personeel van het gemeenschapscentrum worden verwijderd. Het gemeentebestuur is niet verantwoordelijk voor schade aan of diefstal van achtergelaten voorwerpen.
Art. 63: Alle afval moet worden gedeponeerd in de daarvoor voorziene afvalcontainer. Het leeggoed moet worden gesorteerd in de daartoe bestemde bakken. Deze bakken dienen opgestapeld te worden in de daartoe voorziene bergruimte. Het leeggoed moet worden gescheiden van de nog aanwezige drankvoorraad. De gebruiker plaatst alle verloren glasverpakkingen in de daarvoor bestemde grijze bak. De niet gebruikte drankvoorraad dient, gesorteerd, op de daarvoor voorziene ruimte teruggeplaatst te worden. Voor alle andere bepalingen richt de gebruiker zich tot de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde. Art. 64: Indien de gebruiker het opruimen van een lokaal of ruimte, zoals bepaald in de artikels 60, 61, 62 en 63, wenst over te laten aan de concessionaris van het gemeenschapscentrum of diens aangestelde(n), dient hij dit uiterlijk 2 weken voor aanvang van de activiteit aan de bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum of diens gemachtigde te melden. Uiterlijk 5 dagen na de aanvraag laat de concessionaris aan de gebruiker weten of hij op de vraag ingaat of niet. De concessionaris rekent de kostprijs voor het opruimen rechtstreeks aan de gebruiker aan. De kostprijs voor het opruimen is vastgelegd in het retributiereglement van het gemeenschapscentrum. Art. 65: Bij niet‐naleving van de bepalingen vervat in de artikels 60, 61, 62 en 63 en indien geen voorafgaandelijke overeenkomst met de concessionaris werd afgesloten zoals voorzien in artikel 64, dient de nalatige gebruiker de kostprijs voor het opruimen, vermeerderd met een forfaitaire vergoeding, aan de concessionaris te betalen. De kostprijs voor het opruimen en de forfaitaire vergoeding zijn vastgelegd in het retributiereglement van het gemeenschapscentrum. Art. 66: Bij activiteiten in de evenementenhal waarbij 300 personen of meer aanwezig zijn, is de gebruiker uit categorie A, B en C verplicht om gedurende de activiteit toiletpersoneel te voorzien. Het toiletpersoneel staat in voor het netjes houden van de sanitaire voorzieningen en voor het toezicht aan de toiletten. Art. 67: Indien na afloop van een activiteit blijkt dat de normale schoonmaak niet volstaat om de zaal in zijn oorspronkelijke staat te herstellen, zal uitzonderlijk een bijkomende schoonmaakbeurt plaatsvinden. De kostprijs voor deze bijkomende schoonmaakbeurt is vastgelegd in het retributiereglement en zal aan de gebruiker worden aangerekend. Art. 68: Bij het gebruik van de evenementenhal, de polyvalente zaal, de vergaderzalen of het seniorenlokaal gedurende 2 of meer opeenvolgende dagen staat de gebruiker uit gebruikerscategorie A, B of C zelf in voor de schoonmaak tijdens de huurperiode. Art. 69: Het gebruik van het vast en verplaatsbaar podium wordt uitsluitend toegestaan voor podiumactiviteiten (o.a. toneel, muziek, dans, voordrachten…). Art. 70: De in de evenementenhal aanwezige trusstructuur en de daarbij horende installatie mogen enkel gebruikt worden door mensen die een relevante kennis over het gebruik van deze installatie kunnen aantonen. Bij gebruik moet voor de activiteit de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde ambtenaar worden bekomen. Eventuele schade die wordt vastgesteld na het gebruik en die niet toe te schrijven is aan de normale slijtage van de installatie zal volledig vergoed worden door de gebruiker.
Art. 71: Voor het organiseren van een publiek toegankelijk bal of fuif moet de gebruiker van de evenementenhal of de polyvalente zaal het formulier ‘Kennisgeving van en toelating tot het organiseren van een fuif’ bij de politie aanvragen. Zonder dit formulier kan geen geldig contract tot verhuring worden opgesteld. De gebruiker en zijn medewerkers maken zich als dusdanig bekend aan alle aanwezigen. De gebruiker is verantwoordelijk voor de handhaving van de orde en de veiligheid voor, tijdens en na de activiteit. De gebruiker is aansprakelijk tegenover om het even welke derde voor alles wat tijdens het gebruik van de zaal en de organisatie van de activiteit gebeurt. Art. 72: De gebruiker, zijn medewerkers en de bezoekers horen zich welvoeglijk te gedragen, dit zowel wat betreft kleding, houding als gedrag. De gebruiker is verantwoordelijk voor elke mogelijke inbreuk hierop. Personen jonger dan 16 jaar worden alleen in de zaal toegelaten indien zij vergezeld zijn van een meerderjarig persoon die over hen toezicht uitoefent. Art. 73: Als in het gemeenschapscentrum muziek elektronisch versterkt wordt, zijn de volgende categorieën van geluidsnormen van toepassing: Het maximaal geluidsniveau situeert zich tussen 85 dB(A) LAeq,15min en 95 dB(A) LAeq,15min. In dit geval zijn metingen verplicht ter hoogte van de mengtafel of een andere representatieve meetplaats. Er mag getoetst worden aan 102 dB(A) LAmax,slow. Het geluidsniveau is hoger dan 95 dB(A) LAeq,15min en bedraagt maximaal 100 dB(A) LAeq,60min. In dit geval zijn metingen en registraties verplicht ter hoogte van de mengtafel of een andere representatieve meetplaats. Er mag getoetst worden aan 102 dB(A) LAeq,15min. Er moeten gratis oordopjes ter beschikking van het publiek gesteld worden. Titel IX: Dranken en catering Art. 74: De gebruiker is verplicht om alle dranken (koude dranken, warme dranken, alcoholische dranken…), koffie, thee en snoepgoed bij de concessionaris van het gemeenschapscentrum te bestellen. Het is ten strengste verboden om eigen dranken, koffie, thee en snoepgoed in het gemeenschapscentrum binnen te brengen en te consumeren. Art. 75: Het binnenbrengen en het consumeren van eigen wijn(en), schuimwijn(en), Champagne(s), sterke dranken en gedestilleerde dranken valt niet onder de bepalingen vermeld in artikel 73. Het is de gebruiker toegelaten om eigen wijn(en), schuimwijn(en), Champagne(s), sterke dranken en gedestilleerde dranken in het centrum binnen te brengen en te consumeren, op voorwaarde dat: de gebruiker dit uiterlijk 15 dagen voor aanvang van de activiteit schriftelijk aan de bevoegde ambtenaar of diens gemachtigde laat weten; de gebruiker een vaste vergoeding per verbruikte fles betaalt. De vaste vergoeding per fles is vastgelegd in het retributiereglement. Art. 76: Het beschikbare aanbod aan dranken, koffie, thee en snoepgoed staat duidelijk vermeld op een vastgestelde assortimentslijst met bijhorende merknamen en prijzen. De gebruiker van het gemeenschapscentrum moet op eenvoudige vraag de vastgestelde assortimentslijst kunnen bekomen.
De gebruiker kan uiterlijk 15 dagen voor aanvang van de activiteit aan de hand van de vastgestelde assortimentslijst een bestelling plaatsen. De gebruiker bestelt de gewenste dranken, koffie, thee en snoepgoed rechtstreeks bij de concessionaris van het gemeenschapscentrum of diens gemachtigde. Voor aanvang van de activiteit maken de concessionaris (of diens gemachtigde) en de gebruiker (of diens afgevaardigde) samen een begininventaris op van de ter beschikking gestelde dranken, koffie, thee en snoepgoed. Na afloop van de activiteit stellen de concessionaris (of diens gemachtigde) en de gebruiker (of diens afgevaardigde) samen een eindinventaris op van de verbruikte hoeveelheid dranken, koffie, thee, snoepgoed. Deze eindinventaris wordt door beide partijen voor akkoord ondertekend. Op basis van de eindinventaris factureert de concessionaris het effectieve verbruik rechtstreeks aan de gebruiker. Art. 77: Tenzij bij huwelijksfeesten, staat het de gebruiker van de infrastructuur van het gemeenschapscentrum vrij een beroep te doen op een cateraar naar keuze. Art.78: Bij gebruik van het gemeenschapscentrum voor een huwelijksfeest, moet de gebruiker voor het verzorgen van de catering verplicht een beroep doen op een cateraar die vermeld staat op een door het college van burgemeester en schepenen goedgekeurde lijst van cateraars, hierna ‘de lijst’ genoemd. De gebruiker beschikt over de volledige vrijheid in zijn keuze voor één van de cateraars vermeld op de lijst. Art. 79: Bij een aanvraag voor het gebruik van het gemeenschapscentrum voor een huwelijksfeest, bezorgt de bevoegde ambtenaar de aanvrager de nodige contactgegevens van alle cateraars vermeld op de lijst. De contacten tussen aanvrager en cateraar(s) dienen rechtstreeks te gebeuren zonder tussenkomst vanwege het personeel van het gemeenschapscentrum. Art. 80: Bij een aanvraag voor het gebruik van het gemeenschapscentrum voor een huwelijksfeest, kan slechts een gebruikerscontract worden opgemaakt nadat de aanvrager een geldig bewijs van overeenkomst of contract met één van de cateraars vermeld op de lijst heeft voorgelegd. Indien de gebruiker na het ondertekenen van het gebruikerscontract zijn overeenkomst of contract met één van de cateraars verbreekt, moet hij de bevoegde ambtenaar van het gemeenschapscentrum hiervan onmiddellijk schriftelijk op de hoogte brengen. In dat geval verliest het gebruikerscontract automatisch elke rechtsgeldigheid. Titel X: Slotbepalingen Art. 81: Alle punten die niet in dit reglement zijn voorzien, moeten worden voorgelegd aan het beheersorgaan van het gemeenschapscentrum. Het beheersorgaan verleent advies aan het college van burgemeester en schepenen dat beslissingsbevoegdheid heeft. Art.82: Het gemeenteraadsbesluit ter bekrachtiging van dit huishoudelijk reglement voor het gebruik van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum ‘Den Boomgaard’ zal voor het nodig gevolg aan de diensten van het provinciebestuur en van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap worden overgemaakt. Art.83: Dit huishoudelijk reglement geldt vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019.
0064 Statuten van de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid Gelet op het Cultuurpactdecreet van 28 januari 1974, waarbij de gemeentebesturen een beroep moeten doen op bestaande of op te richten organen en structuren met het oog op inspraak en advies van de gebruikersgroeperingen en de ideologische en filosofische strekkingen bij de voorbereiding en de uitvoering van het cultuurbeleid; Gelet op het decreet Lokaal Cultuurbeleid van 6 juli 2012, waardoor het gemeentebestuur met het oog op de organisatie van het overleg en de advisering bij de voorbereiding en de evaluatie van het cultuurbeleid, inzonderheid bij de opmaak en de uitvoering van het strategische meerjarenplan, een Adviesorgaan voor cultuur moet oprichten; Gelet op de bepalingen van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 (in het bijzonder art. 200); Gelet op de bespreking van de aanpassingen aan dit reglement in de Raad voor Kunst en Cultuur van 24 mei 2013; Gelet op de bespreking van de aanpassingen aan dit reglement in de Raad Toerisme Ranst van 18 april 2013; Gelet op de bespreking van de aanpassingen aan dit reglement in de Erfgoedraad van 29 mei 2013; Gelet op het amendement van het raadslid L. Van Dessel (N‐VA), houdende het voorstel om in het kader van de openbaarheid van bestuur en gelet op het aanzienlijke bedrag dat er besteed wordt (600.000 euro) er een vertegenwoordiging van elke politieke fractie, vertegenwoordigd in de gemeenteraad, de mogelijkheid moet hebben om als waarnemer de vergaderingen van deze raden te kunnen bijwonen via een toevoeging aan artikel 12 van de statuten van de gemeentelijke raad voor cultuurbeleid: “Art. 12: Waarnemers zijn: …. f) Elke politieke fractie, vertegenwoordigd in de gemeenteraad, mag een lid afvaardigen.” Overwegende het antwoord van de schepen van financiën, R. Vermeesch (Open VLD); Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 9 stemmen voor, 1 onthouding (C. Engelen) en 15 tegen (L. Van Camp, L. Redig, L. Hofmans, H. Goris, R. Vermeesch, J. Verhaegen, Y. Caers, F. Huysmans, K. Helsen, M. Beirinckx, N. Damen, S. Deschutter, F. Bossaerts, T. Muyshondt en Sonja De Pooter) aangaande het amendement: Besluit met 15 stemmen voor en 10 onthoudingen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: De statuten van de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid als volgt goed te keuren: “Titel I: erkenning Art. 1: De gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid wordt erkend als gemeentelijk adviesorgaan voor cultuur in uitvoering van het decreet lokaal cultuurbeleid van 6 juli 2102 volgens de voorwaarden bepaald in dit besluit. Titel II: opdracht en doelstellingen Art. 2:
§1. De gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen betrekken de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid bij alle aspecten van het gemeentelijk cultuur‐ , erfgoed‐ en toerismebeleid en in het bijzonder bij de opmaak, de uitvoering, evaluatie en bijsturing van het cultuurbeleid, zoals vastgelegd in de strategische meerjarenplanning van de gemeente. §2. De gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid zal in het kader van de beleidsvoorbereiding en ‐evaluatie om advies gevraagd worden over alle aangelegenheden, bedoeld in artikel 4, 1° tot en met 10° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, met uitzondering van 7° (jeugdbeleid) en 9° (lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven). §3. De gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid heeft het recht om op eigen initiatief over alle hierboven genoemde aangelegenheden en over alle andere beleidsdossiers, waarvan hij vindt dat er culturele, erfgoed of toeristisch‐recreatieve belangen in het geding zijn, advies uit te brengen aan de gemeenteraad of aan het college van burgemeester en schepenen. §4. Het gemeentebestuur kan een beroep doen op de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid om de ruimere bevolking door middel van tijdelijke overlegstructuren en activiteiten bij het gemeentelijk cultuurbeleid te betrekken. Art. 3: De gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid kan bovendien initiatieven nemen met betrekking tot: 1° Het verzamelen van informatie en documentatie inzake culturele, erfgoed en toeristisch‐ recreatieve materies. 2° Het bevorderen of organiseren van overleg, coördinatie en samenwerking tussen de betrokken culturele, erfgoed en toeristische verenigingen, organisaties en instellingen. 3° Het stimuleren van de inspraak en de participatie van de ruime lokale bevolking in het gemeentelijk cultuur‐ en toerismebeleid. 4° Het stimuleren, ondersteunen of organiseren van culturele, erfgoed en toeristisch‐ recreatieve activiteiten. Titel III: structuur Art. 4: §1. De gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid bestaat uit drie sectorale deelraden, een Cultuurkoepel en een Verenigingenraad. §2. De sectorale deelraden zijn: a) de Raad voor Kunst en Cultuur b) de Erfgoedraad c) de Raad Toerisme Ranst Titel IV: de sectorale deelraden Art. 5: §1. De Raad voor Kunst en Cultuur heeft rechtstreekse adviserende bevoegdheid voor de hele gemeente aangaande de kunsten, het sociaal‐cultureel werk, de culturele vrijetijdsbesteding en de kunst‐ en cultuurspreiding. §2. De Erfgoedraad heeft rechtstreekse adviserende bevoegdheid voor de hele gemeente aangaande cultureel erfgoed (roerend, onroerend en immaterieel erfgoed, bewaringsinstellingen… .) §3. De Raad Toerisme Ranst heeft rechtstreekse adviserende bevoegdheid voor de hele gemeente aangaande recreatie en toerisme. Art. 6: Elk van de deelraden heeft het recht om advies uit te brengen binnen de perken gesteld in artikel 5 en dit:
a) op vraag van het gemeentebestuur. b) op vraag van de Cultuurkoepel. c) op eigen initiatief. Art. 7: Om de communicatie, het overleg en de samenwerking tussen de culturele verenigingen en organisaties onderling en tussen de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid en het Ranstse culturele verenigingsleven te bevorderen, roepen de deelraden, samen met de Cultuurkoepel, minstens één keer per jaar de verenigingen en organisaties, vermeld in artikel 11§1a, samen in een Verenigingenraad. Art. 8: §1. Elke sectorale deelraad kan in zijn schoot tijdelijke werkgroepen, studiecommissies of wijkafdelingen oprichten om bepaalde, strikt omschreven aspecten van zijn werking uit te voeren. §2. In deze werkgroepen, studiecommissies of wijkafdelingen kunnen naast stemgerechtigde leden van de deelraad ook niet‐leden opgenomen worden. §3. De werkgroepen, studiecommissies of wijkafdelingen hebben geen enkele autonome bevoegdheid maar blijven te allen tijde ondergeschikt aan de deelraad waaruit ze ontstaan. §4. De deelraad legt de opdracht, samenstelling en werking van iedere werkgroep, studiecommissie of wijkafdeling nauwkeurig vast in het verslag van zijn vergadering en maakt een kopie hiervan over aan de Cultuurkoepel en aan het college van burgemeester en schepenen. Art. 9: §1. Op vraag van het gemeentebestuur vaardigt elk van de deelraden kandidaat‐ afgevaardigden van de gebruikers af om te zetelen in de beheersorganen van het gemeenschapscentrum Den Boomgaard en van de Plaatselijke Openbare Bibliotheek. Het aantal af te vaardigen kandidaten per deelraad wordt bepaald door de gemeenteraad. Elke deelraad bezorgt aan het college van burgemeester en schepenen een lijst van de voorgedragen kandidaat‐afgevaardigden. §2. Bij het bepalen van de kandidaat‐afgevaardigden van de gebruikers streeft elke deelraad in de mate van het mogelijke naar: a) een evenwichtige vertegenwoordiging van de drie categorieën van stemgerechtigde leden. b) de aanwezigheid van de diverse werksoorten binnen het culturele veld. c) een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende filosofische en ideologische strekkingen en gebruikersgroeperingen. Art. 10: Elk van de sectorale deelraden bestaat uit stemgerechtigde leden en waarnemers. Art. 11: §1. Stemgerechtigde leden zijn: a) Afgevaardigden van de culturele verenigingen en organisaties, zowel private als publieke, die werken met vrijwilligers en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst. b) Afgevaardigden van de culturele organisaties en instellingen, zowel private als publieke, die werken met professionele beroepskrachten en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst. c) Deskundigen inzake cultuur, woonachtig in de gemeente Ranst. §2. Stemgerechtigde leden mogen slechts één vereniging, organisatie of instelling vertegenwoordigen. §3. Stemgerechtigde leden moeten meerderjarig zijn. §4. Stemgerechtigde leden mogen geen politiek mandaat (in de strikte zin van de betekenis) bekleden. Art. 12:
Waarnemers zijn: a) De schepenen bevoegd voor cultuur, toerisme en erfgoed; b) De cultuurbeleidscoördinator; c) Het afdelingshoofd Vrije Tijd; d) De medewerker aangeduid door de gemeente ter ondersteuning van de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid; e) De directeur van Vorming en Onderwijs Ranst Art. 13: Bij de samenstelling van de deelraden moet gestreefd worden naar: a) een evenwichtige vertegenwoordiging van de drie categorieën van stemgerechtigde leden. b) de aanwezigheid van de diverse werksoorten binnen het culturele veld. c) een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende filosofische en ideologische strekkingen en gebruikersgroeperingen. Art. 14: Externe deskundigen kunnen uitgenodigd en gehoord worden in het kader van adviesverlening over een specifiek item. Zij kunnen echter nooit op permanente basis de vergaderingen bijwonen. Art. 15: §1. Het lidmaatschap van de deelraden bedraagt maximum 6 jaar, doch is hernieuwbaar. §2. De deelraden moeten uiterlijk binnen de zes maanden volgend op de installatie van een nieuwe gemeenteraad opnieuw worden samengesteld. §3. Na de installatie van een nieuwe gemeenteraad behartigen de oude deelraden de lopende zaken tot de nieuwe deelraden zijn samengesteld en geïnstalleerd. Art. 16: Het aantal leden per sectorale deelraad bedraagt minimum 8 en maximum 18. Art. 17: §1. De afgevaardigden van de culturele verenigingen en organisaties, zowel private als publieke, die werken met vrijwilligers of met professionelen en die een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst, worden schriftelijk voorgedragen door hun vereniging of organisatie met de uitdrukkelijke vermelding van de sectorale deelraad waarvoor zij worden afgevaardigd. §2. Om een afgevaardigde te kunnen aanwijzen, moeten de private en publieke culturele organisaties en instellingen die werken met professionele beroepskrachten voldoen aan volgende voorwaarden: a) gedurende minstens één jaar een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst met betrekking tot één of meerdere van de culturele materies opgesomd in artikel 4, 1° tot en met 10° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met uitzondering van 7° (jeugdbeleid) en 9° (lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven). b) Jaarlijks een overzicht indienen waaruit blijkt dat zij als private of publieke organisatie of instelling in het afgelopen jaar op het grondgebied van de gemeente Ranst culturele activiteiten hebben ontplooid. c) Professionele beroepskrachten in dienst hebben. §3. De sectorale deelraad aanvaardt al dan niet de voorgedragen kandidaat en brengt deze beslissing ter kennisname over aan de Cultuurkoepel en het college van burgemeester en schepenen. §4. De gemeenteraad benoemt binnen de zes maanden volgend op de installatie van een nieuwe gemeenteraad de leden van de deelraden volgens de voorwaarden gesteld onder de artikels 10 tot en met 14. §5. Een private of publieke culturele vereniging of organisatie die met vrijwilligers of professionelen werkt en een werking ontplooit op het grondgebied van de gemeente Ranst
kan door maximum twee afgevaardigden in de deelraad van haar keuze vertegenwoordigd worden. Art. 18: §1. Een organisatie of instelling die werkt met professionele beroepskrachten en die lid wenst te worden van een sectorale deelraad, dient een schriftelijke aanvraag in bij de desbetreffende deelraad. Deze schriftelijke aanvraag bevat de nodige bewijsstukken die aantonen dat de organisatie of instelling in regel is met artikel 17 §2. §2. De sectorale deelraad onderzoekt de aanvraag en kan hiertoe bijkomende documenten zoals statuten, reglementen, jaarverslagen, personeelslijsten enz. opvragen. §3. Indien de sectorale deelraad oordeelt dat de organisatie of instelling beantwoordt aan de voorwaarden gesteld onder artikel 17 §2, wordt ze aanvaard als lid van de deelraad en moet ze een afgevaardigde aanwijzen. De deelraad brengt zijn beslissing ter kennisname over aan de Cultuurkoepel en aan het college van burgemeester en schepenen. §4. De deelraad kan de erkenning van een organisatie of instelling intrekken wanneer deze niet meer beantwoordt aan de vereisten opgesomd in artikel 17 §2. Art. 19: §1. Deskundigen die lid willen worden van één van de deelraden dienen een schriftelijke aanvraag in bij de deelraad van hun keuze waarbij ze hun deskundigheid en motivatie grondig toelichten. De deelraad onderzoekt de aanvraag. Indien de deelraad oordeelt dat de kandidaat beantwoordt aan de voorwaarden vermeld onder artikel 19 §2, wordt hij aanvaard als deskundige van de deelraad. De benoeming tot lid van de deelraad gebeurt door de gemeenteraad. §2. De kandidaat‐deskundige moet voldoen aan volgende voorwaarden: a) vanuit zijn werkervaring en/of zijn engagement in de culturele sector, hetzij als vrijwilliger, hetzij als beroepskracht, een bepaalde deskundigheid bezitten; b) gedomicilieerd zijn in de gemeente Ranst; c) meerderjarig zijn; d) geen politiek mandaat (in de strikte zin van de betekenis) bekleden; e) niet reeds als afgevaardigde van een vereniging, organisatie of instelling in dezelfde deelraad zetelen. Art. 20: §1. Aan het mandaat van stemgerechtigd lid van één van de deelraden komt een einde door: 1° ontslag van het lid uit de afvaardigende vereniging, organisatie of instelling. 2° ontslag uit de sectorale deelraad. 3° het intrekken van de afvaardigingsopdracht door de afvaardigende vereniging, instelling of organisatie. 4° het aanduiden van een nieuwe afgevaardigde door de afvaardigende vereniging, organisatie of instelling. 5° als instelling of organisatie die met professionele beroepskrachten werkt niet langer te beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in artikel 17 §2. 6° het aanvaarden van een politiek mandaat (in de strikte betekenis van het woord). 7° als deskundige niet meer te voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 19 §2. 8° als vereniging, organisatie of instelling geen werking meer te ontplooien op het grondgebied van de gemeente. 9° overlijden of rechtsonbekwaamheid van het lid. 10° drie opeenvolgende afwezigheden van het lid op bijeenkomsten van de deelraad zonder zich te verontschuldigen. §2. Wanneer aan het lidmaatschap van een afgevaardigde van een publieke of private organisatie of instelling die met professionele beroepskrachten werkt, een einde komt, dient de organisatie of instelling in kwestie binnen de drie maanden in de vervanging te voorzien. Indien dit niet gebeurt, vervalt het lidmaatschap van de betrokken organisatie of
instelling en kan het alleen terug verkregen worden na het indienen van een nieuwe aanvraag. §3. Wanneer aan het mandaat van een deskundige een einde komt, kan het lidmaatschap slechts terug verkregen worden na het indienen van een nieuwe aanvraag. §4. De benoeming van een lid dat toetreedt tot een deelraad na de initiële samenstelling van de deelraad wordt voor goedkeuring voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen. Art. 21: §1. Alle stemgerechtigde leden zijn ertoe gehouden: a) de doelstellingen van de deelraad waartoe zij behoren te onderschrijven en actief mee te werken aan de realisatie ervan; b) de samenkomsten van de deelraad waartoe zij behoren bij te wonen. Indien dit onmogelijk is, wordt het lid geacht zich tijdig te verontschuldigen; c) de leden van hun afvaardigende vereniging, organisatie of instelling grondig te informeren over de werkzaamheden van de deelraad waartoe ze behoren. d) geen uitspraken te doen of handelingen te stellen die de deelraad of zijn werking kunnen schaden of die strijdig zijn met de statuten. §2. Alle stemgerechtigde leden hebben in hoofde van hun lidmaatschap: a) spreekrecht op de vergaderingen van de deelraad waartoe zij behoren; b) stemrecht op de samenkomsten van de deelraad waartoe zij behoren; c) inzagerecht in alle documenten en dossiers die het gemeentebestuur ter beschikking stelt aan de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid. Art. 22: Elke sectorale deelraad kiest onder zijn leden bij geheime stemming een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Deze verkozen leden vormen het dagelijks bestuur dat instaat voor de continuïteit van de werking. Art. 23: Elke deelraad komt zo dikwijls samen als de raad nodig acht maar minstens zes keer per jaar. Art. 24: De vergaderingen gebeuren in gesloten zitting, tenzij de deelraad hier anders over beslist. Art. 25: §1. Elke deelraad kan een huishoudelijk reglement opstellen dat de interne werking van de deelraad verder regelt. Dit reglement moet dan ter goedkeuring voorgelegd worden aan de gemeenteraad en ter kennisname overgemaakt worden aan de Cultuurkoepel. Titel V: De Ranste cultuurkoepel Art. 26: §1. De Ranstse Cultuurkoepel heeft rechtstreekse adviserende bevoegdheid over de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid. §2. De Cultuurkoepel heeft het recht om advies uit te brengen conform artikel 26 §1 en dit: a) op vraag van het gemeentebestuur. b) op vraag van één van de deelraden. c) op eigen initiatief. Art. 27: Om de communicatie, het overleg en de samenwerking tussen de culturele verenigingen en organisaties onderling en tussen de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid en het Ranstse culturele verenigingsleven te bevorderen, roept de Cultuurkoepel minstens één keer per jaar de culturele verenigingen en organisaties die werken met vrijwilligers en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst, samen in een Verenigingenraad. Art. 28:
Elke deelraad vaardigt minimum twee en maximum drie stemgerechtigde leden af naar de Ranstse Cultuurkoepel. De Cultuurkoepel telt bijgevolg minimum 6 en maximum 9 stemgerechtigde leden. Art. 29: Bij de samenstelling van de Cultuurkoepel moet gestreefd worden naar: a) een evenwichtige vertegenwoordiging van de drie categorieën van stemgerechtigde leden. b) de aanwezigheid van de diverse werksoorten binnen het culturele veld. c) een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende filosofische en ideologische strekkingen en gebruikersgroeperingen. Art. 30: §1. De waarnemers, vermeld in artikel 12, worden op de samenkomsten van de Cultuurkoepel uitgenodigd. §2. Externe deskundigen kunnen uitgenodigd en gehoord worden in het kader van adviesverlening over een specifiek item. Zij kunnen echter nooit op permanente basis de vergaderingen bijwonen. Art. 31: §1. Het lidmaatschap van de Cultuurkoepel bedraagt maximum 6 jaar, doch is hernieuwbaar. §2. Na de installatie van een nieuwe gemeenteraad behartigt de oude Cultuurkoepel de lopende zaken tot de nieuwe Cultuurkoepel is samengesteld en geïnstalleerd. Art. 32: Van zodra de deelraden benoemd werden door de gemeenteraad, duiden zij nieuwe afgevaardigden voor de Cultuurkoepel aan conform de artikels 28 en 29. Binnen de acht maanden volgend op de installatie van een nieuwe gemeenteraad, benoemt de gemeenteraad de leden van de Cultuurkoepel. Art. 33: §1. Aan het mandaat van stemgerechtigd lid van de Cultuurkoepel komt een einde door: 1° verlies van het lidmaatschap van de afvaardigende deelraad overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in artikel 20§1. 2° vrijwillig ontslag van het lid uit de Ranstse Cultuurkoepel. 3° drie opeenvolgende afwezigheden van het lid op bijeenkomsten van de Cultuurkoepel zonder zich te verontschuldigen. §2. Indien een afgevaardigde van een deelraad niet langer als stemgerechtigd lid kan zetelen in de Cultuurkoepel duidt de betrokken deelraad binnen de 3 maanden een nieuwe afgevaardigde aan conform de bepalingen vastgelegd in de artikels 28 en 29. §3. De benoeming van een lid dat toetreedt tot een deelraad na de initiële samenstelling van de deelraad wordt voor goedkeuring voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen. De Cultuurkoepel brengt deze beslissing ter kennisname over aan de deelraden. Art. 34: §1. Alle stemgerechtigde leden van de Cultuurkoepel zijn verplicht: a) de doelstellingen van de Cultuurkoepel te onderschrijven en actief mee te werken aan de realisatie ervan; b) de samenkomsten van de Cultuurkoepel bij te wonen. Indien dit onmogelijk is, wordt het lid geacht zich tijdig te verontschuldigen; c) de leden van de deelraad waartoe ze behoren grondig te informeren over de werkzaamheden van de Cultuurkoepel. §2. Alle stemgerechtigde leden van de Cultuurkoepel hebben in hoofde van hun lidmaatschap: a) spreekrecht op de bijeenkomsten van de Cultuurkoepel; b) stemrecht op de bijeenkomsten van de Cultuurkoepel;
c) inzagerecht in alle documenten en dossiers die het gemeentebestuur ter beschikking stelt aan de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid. Art. 35: De Cultuurkoepel kiest onder zijn leden bij geheime stemming een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De voorzitter, secretaris en penningmeester vormen het dagelijks bestuur dat instaat voor de continuïteit van de werking. Art. 36: De Cultuurkoepel vergadert zo dikwijls als nodig, maar minstens twee maal per jaar. Art. 37: De vergaderingen gebeuren in gesloten zitting, tenzij de Cultuurkoepel hier anders over beslist. Titel VI: de verenigingenraad Art. 38: §1. De Verenigingenraad onderzoekt, analyseert en bespreekt actuele vragen en problemen die betrekking hebben op de culturele verenigingen en organisaties die werken met vrijwilligers en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst en formuleert voorstellen ter ondersteuning en versterking van het verenigingsleven. §2. De Verenigingenraad heeft daarnaast als opdracht de communicatie, het overleg en de samenwerking tussen de culturele verenigingen en organisaties onderling en tussen de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid en het culturele verenigingsleven te bevorderen. Art. 39: De Verenigingenraad heeft geen rechtstreekse adviesbevoegdheid. De raad maakt zijn voorstel(len) over aan de deelraad die inhoudelijk bevoegd is voor de materie van het voorstel of – indien het voorstel de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid betreft – aan de Cultuurkoepel. Art. 40: De Verenigingenraad is samengesteld uit stemgerechtigde leden en waarnemers. Art. 41: De stemgerechtigde leden zijn: a) de stemgerechtigde leden van de deelraden. b) de afgevaardigden (en hun vaste plaatsvervangers) van alle culturele verenigingen en organisaties, zowel publieke als private, die werken met vrijwilligers en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente Ranst. Art. 42: Waarnemers zijn: a) De schepenen bevoegd voor cultuur, toerisme en erfgoed; b) De cultuurbeleidscoördinator; c) Het afdelingshoofd Vrije Tijd; d) De medewerker(s) aangeduid door de gemeente ter ondersteuning van de Verenigingenraad. Art. 43: Externe deskundigen kunnen uitgenodigd en gehoord worden in het kader van adviesverlening over een specifiek item. Zij kunnen echter nooit op permanente basis de Verenigingenraad bijwonen. Art. 44: Het lidmaatschap van de Verenigingenraad bedraagt maximum 6 jaar, doch is hernieuwbaar. Art. 45: De samenstelling van de Verenigingenraad wordt ter kennisgeving voorgelegd aan de gemeenteraad.
Art. 46: §1. Elke culturele vereniging en organisatie, publiek zowel als privaat, die werkt met vrijwilligers en een werking ontplooit op het grondgebied van de gemeente Ranst, heeft het recht om lid te worden van de Verenigingenraad. §2. De vereniging of organisatie, die wil toetreden tot de Verenigingenraad, richt een schriftelijk verzoek hiertoe aan de Cultuurkoepel, Antwerpsesteenweg 57, 2520 Ranst of
[email protected] met de vermelding van de namen van haar officiële afgevaardigde en diens vaste plaatsvervanger. Art. 47: De officiële afgevaardigde en diens vaste plaatsvervanger moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: a) meerderjarig zijn; b) slechts één vereniging of organisatie vertegenwoordigen. Art. 48: Indien haar aanvraag tot toetreding beantwoordt aan de voorwaarden vermeld in de artikels 46 en 47, wordt de vereniging of organisatie aanvaard als lid van de Verenigingenraad. Art. 49: §1. Verenigingen en organisaties, waarvan een afgevaardigde in één van de deelraden zetelt, duiden enkel een vaste plaatsvervanger aan. Hun afgevaardigde in de deelraad zetelt immers automatisch als afgevaardigde van de vereniging of organisatie in de Verenigingenraad. §2. Verenigingen en organisaties, waarvan twee afgevaardigden in een deelraad zetelen, duiden aan wie van beide afgevaardigden als afgevaardigde van de vereniging of organisatie in de Verenigingenraad zetelt. De andere afgevaardigde in de deelraad fungeert automatisch als plaatsvervanger voor de Verenigingenraad. Art. 50: Aan het mandaat van stemgerechtigd lid van de Verenigingenraad komt een einde door: 1° ontslag van het lid uit de afvaardigende vereniging of organisatie. 2° ontslag uit de sectorale deelraad. 3° het intrekken van de bestaande afvaardigingsopdracht en het aanduiden van een nieuwe afgevaardigde door de afvaardigende vereniging of organisatie. Art. 51: Wanneer aan het lidmaatschap van een afgevaardigde van een vereniging of organisatie een einde komt, duidt de afvaardigende vereniging of organisatie zo snel mogelijk een nieuwe afgevaardigde en een vaste plaatsvervanger aan. Onmiddellijk daarop deelt de vereniging of organisatie de namen van de nieuwe afgevaardigde en zijn plaatsvervanger aan de Cultuurkoepel mee. De Cultuurkoepel maakt de namen van de nieuwe afgevaardigde en zijn plaatsvervanger ter kennisname over aan het college van burgemeester en schepenen. Art. 52: §1. Alle stemgerechtigde leden van de Verenigingenraad zijn verplicht: a) de doelstellingen van de Verenigingenraad te onderschrijven en actief mee te werken aan de realisatie ervan; b) de samenkomsten van de Verenigingenraad bij te wonen. Afgevaardigden van de verenigingen en instellingen vermeld in artikel 11§1a die een vergadering niet kunnen bijwonen, worden vervangen door hun vaste plaatsvervanger. Indien ook de vaste plaatsvervanger niet aanwezig kan zijn, laat de vereniging of instelling dit schriftelijk aan de Cultuurkoepel weten met uitdrukkelijke vermelding van de reden(en). Indien de leden van de deelraden verhinderd zijn, worden zij geacht zich tijdig te verontschuldigen;
c) de leden van de vereniging, organisatie of instelling waartoe ze behoren grondig te informeren over de werkzaamheden van de Verenigingenraad. §2. Alle stemgerechtigde leden van de Verenigingenraad hebben in hoofde van hun lidmaatschap spreek‐ en stemrecht op de bijeenkomsten van de Verenigingenraad. §3. Leden van de deelraden die ook lid zijn van de Cultuurkoepel of van verschillende deelraden, hebben slechts één stem in de Verenigingenraad. §4. Afgevaardigden van de verenigingen en instellingen die ook lid zijn van een deelraad, hebben slechts één stem in de Verenigingenraad. Art. 53: De Cultuurkoepel roept minstens één keer per jaar de leden van de Verenigingenraad samen. Art. 54: De Verenigingenraad vindt plaats in gesloten zitting, tenzij de Cultuurkoepel hier anders over beslist. Art. 55: De Cultuurkoepel staat in voor de praktische organisatie van de Verenigingenraad, waaronder het opstellen van de agenda en de opmaak van het verslag. Na goedkeuring door de Cultuurkoepel, wordt het verslag overgemaakt aan alle leden van de Verenigingenraad en aan de leden van het college van burgemeester en schepenen. Titel VII: ondersteuning Art. 56: §1. Het gemeentebestuur ondersteunt de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid door op het gemeentelijk budget jaarlijks middelen te voorzien voor: de financiering van de werking van de Ranstse Cultuurkoepel; de financiering van de werking van elk van de verschillende deelraden; §2. De controle op de aanwending van de budgetten gebeurt door het college van burgemeester en schepenen. In het eerste trimester van elk nieuw kalenderjaar maken zowel de Cultuurkoepel als de afzonderlijke deelraden een financieel verslag op van hun werking tijdens het afgelopen jaar en leggen dit verslag ter goedkeuring voor aan het college van burgemeester en schepenen. Art. 57: Het gemeentebestuur duidt een medewerker aan die de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid administratief en logistiek ondersteunt. Art. 58: Ter dekking van de risico's ‘burgerlijke aansprakelijkheid’, ‘rechtsbijstand’ en ‘lichamelijke ongevallen’ (behandelingskosten) sluit het gemeentebestuur de nodige verzekeringspolissen af voor de stemgerechtigde leden van de Cultuurkoepel en van de verschillende deelraden. Titel VIII:adviesprocedure Art. 59: §1. Het college van burgemeester en schepenen richt zijn adviesaanvraag rechtstreeks tot de bevoegde instantie (Raad voor Kunst en Cultuur, Erfgoedraad, Raad Toerisme Ranst of Cultuurkoepel). §2. Wanneer er twijfel heerst over welke instantie bevoegd is of wanneer het een gemengde materie betreft, maakt het college zijn adviesaanvraag over aan de Cultuurkoepel. De Cultuurkoepel bepaalt in dat geval welke instantie(s) advies moet(en) uitbrengen. §3. Wanneer een deelraad een adviesaanvraag ontvangt waarvoor hij niet bevoegd is of meent niet bevoegd te zijn, brengt hij het college van burgemeester en schepenen en de Cultuurkoepel hiervan zo snel mogelijk op de hoogte.
Art. 60: §1. De Cultuurkoepel en elk van de deelraden maken hun adviezen rechtstreeks over aan het college van burgemeester en schepenen. §2. De adviezen en voorstellen van de Verenigingenraad worden voorgelegd in de deelraad die inhoudelijk bevoegd is voor de materie van het advies. Indien het advies of voorstel de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid betreft, wordt het aan de Cultuurkoepel overgemaakt. Art. 61: De Cultuurkoepel kan niet autonoom advies uitbrengen in naam van één of meerdere deelraden noch het advies van een deelraad vernietigen of blokkeren. Art. 62: §1. Wanneer het gemeentebestuur één van de deelraden of de Cultuurkoepel om advies vraagt, zal het bij de adviesaanvraag alle nodige informatie voegen. §2. De leden van de deelraden en van de Cultuurkoepel hebben het recht op inzage in alle documenten en dossiers die betrekking hebben op een adviesaanvraag, tenzij er wettelijke bezwaren zijn. Dit inzagerecht kan uitgeoefend worden via de gemeentelijke cultuurbeleidscoördinator of de gemeentesecretaris. §3. Wanneer één van de deelraden of de Cultuurkoepel op eigen initiatief een advies wenst uit te brengen, kan de deelraad of koepel steeds informatie opvragen bij het college van burgemeester en schepenen. Tenzij er wettelijke bezwaren zijn, zal het college deze informatie via de door de gemeente geëigende kanalen ter beschikking stellen. §4. De schriftelijke verzoeken om informatie vanwege één van de deelraden of vanwege de Cultuurkoepel zullen binnen de veertien dagen beantwoord worden, hetzij door de gevraagde informatie ter beschikking te stellen, hetzij door de wettelijke bezwaren tegen de informatieverstrekking mee te delen. Art. 63: §1. Het gemeentebestuur zal de vragen om advies steeds schriftelijk stellen met: a) een duidelijke omschrijving van de concrete vraag; b) opgave van de wettelijke en financiële randvoorwaarden waarmee de adviesgever rekening moet houden; c) opgave van de uiterste datum van inlevering van het advies bij het gemeentebestuur. §2. Het gemeentebestuur staat de deelraden voor het uitbrengen van advies minimaal een termijn van zes weken toe, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de adviesaanvraag. De maanden juli en augustus worden bij het berekenen van de termijn buiten beschouwing gelaten. §3. Het gemeentebestuur staat de Cultuurkoepel voor het uitbrengen van advies minimaal een termijn van zestien weken toe, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de adviesaanvraag. §4. Slechts om uitzonderlijke redenen en omwille van hoogdringendheid, kan het gemeentebestuur deze termijn gemotiveerd inkorten. §5. In onderling akkoord tussen de deelraad/Cultuurkoepel en het gemeentebestuur kan de adviestermijn verlengd worden. Art. 64: §1. De deelraad/Cultuurkoepel zal de adviezen die hij uitbrengt steeds schriftelijk aan het gemeentebestuur bezorgen. §2. In zijn adviezen zal de deelraad/Cultuurkoepel melding maken van: a) de wijze waarop het advies tot stand is gekomen met de duidelijke vermelding van welke betrokkenen op welke manier werden geraadpleegd; b) de motivering die geleid heeft tot de standpuntbepaling in het advies; c) een duidelijke weergave van het standpunt van de deelraad/Cultuurkoepel, met vermelding van de afwijkende meningen of minderheidsstandpunten.
§3. De tekst van de adviezen maakt steeds deel uit van het dossier dat wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen, de gemeenteraad of de hogere overheid. §4. Indien de deelraad/Cultuurkoepel geen advies uitbrengt binnen de afgesproken termijn, wordt het advies als gunstig beschouwd. Art. 65: §1. Het gemeentebestuur zal binnen een termijn van zes weken, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het advies, een schriftelijk en gemotiveerd antwoord aan de deelraad/Cultuurkoepel bezorgen. §2. Indien de verdere behandeling van het dossier meer tijd vergt, zal het gemeentebestuur binnen de zes weken na ontvangst van het advies de deelraad/Cultuurkoepel hiervan schriftelijk op de hoogte brengen. Het gemeentebestuur vermeldt daarbij de procedure die het dossier nog verder moet volgen en de datum waarop een definitief antwoord aan de deelraad/Cultuurkoepel zal worden overgemaakt. Art. 66: Het college van burgemeester en schepenen en de gemeenteraad moeten bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de uitgebrachte adviezen van de deelraden en van de Cultuurkoepel uitdrukkelijk motiveren. Titel IX: Slotbepalingen Art. 67: Wijzigingen in verband met de statuten van de gemeentelijke adviesraad voor cultuurbeleid kunnen slechts aan de gemeenteraad ter goedkeuring worden voorgelegd nadat elk van de deelraden, de Cultuurkoepel en de Verenigingenraad deze wijzigingen hebben goedgekeurd. 0065 Vereffening projectvereniging Intergemeentelijk Kunstenproject Antitankgracht (IKA): kennisneming De gemeenteraad neemt kennis van de vereffening van de projectvereniging IKA. 0066 Igean: waarborg verlenging lening Millegemveld Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 17 december 2007 waarbij de gemeente zich borg stelt voor de lening van € 1.725.000 afgesloten door Igean dienstverlening voor de verwerving van grond in woonuitbreidingsgebied gelegen langs de Herentalsebaan “Millegemveld”; Overwegende dat Igean dienstverlening voor het dossier "Millegemveld" op 7 november 2007 een lening aangegaan bij Belfius Bank; Overwegende dat de vervaldatum van deze lening is op 23 april 2013; Omdat het project nog niet werd verwezenlijkt, heeft de raad van bestuur van IGEAN dienstverlening in zitting van 28 november 2012 beslist hiervoor een verlening van de lening aan te gaan voor 1.971.601,88 euro met eindvervaldag 23 april 214; Gelet op het schrijven van Igean dienstverlening van 26 maart 2013 met de vraag om zich borg te stellen bij Belfiusbank; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen voor en 12 onthoudingen (L. Van Camp, L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Art. 1: De gemeenteraad hecht zijn goedkeuring aan de verdaging van de lening 330 en de gemeenteraad verklaart zich solidair borg te stellen t.o.v. de bankinstelling, wat betreft zowel het kapitaal als de te kapitaliseren intresten en de onkosten van de door IGEAN dienstverlening afgesloten verrichting van € 1.971.601,88. Art. 2: De gemeenteraad verbindt zich tot dekking van de bedragen die door IGEAN dienstverlening mochten verschuldigd zijn en die aan de gemeente aangerekend worden. Art. 3: Deze door de gemeente gegeven machtiging geldt als onherroepelijke delegatie in het voordeel van de bankinstelling. Art. 4: Dit besluit is onderworpen aan het algemeen toezicht zoals voorzien in de gemeentedecreet en de toepasselijke decreten. 0067 Igean: waarborg lening Millegemveld (Schaubroekweg) Aangezien Igean dienstverlening, met zetel te 2160 Wommelgem, Doornaardstraat 60, in de raad van bestuur van 23 oktober 2013 besloten heeft een krediet van € 265.000 aan te gaan voor de verwerving van grond gekend onder 1ste afdeling, sectie B, nrs. 70e3 en 70m2 te Ranst; Overwegende dat Igean dienstverlening na onderhandelingen het akkoord van de eigenaars bekomen heeft tot verkoop van deze gronden voor een bedrag van € 265.000; Aangezien deze lening dient gewaarborgd te worden door de gemeente; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen voor en 12 onthoudingen (L. Van Camp, L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De gemeenteraad verklaart zich solidair borg te stellen tegenover de bankinstelling, wat betreft zowel het kapitaal als de te kapitaliseren intresten en de onkosten van de door Igean dienstverlening afgesloten verrichting van € 265.000. Art. 2: De gemeenteraad verbindt zich tot dekking van de bedragen die door IGEAN dienstverlening mochten verschuldigd zijn en die aan de gemeente aangerekend worden. Art. 3: Deze door de gemeente gegeven machtiging geldt als onherroepelijke delegatie in het voordeel van de bankinstelling. Art. 4: Dit besluit is onderworpen aan het algemeen toezicht zoals voorzien in de gemeentewet en de toepasselijke decreten. 0068 Interne kredietaanpassingen 3/2013 en 53/2013: kennisname Gelet op het gemeentedecreet, inzonderheid artikel 155;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, inzonderheid artikel 16bis; Gelet op het budget 2013, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 17 december 2012; Gelet op de interne budgetwijziging nr. 1/2013, goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen in zitting van 28 februari 2013; Gelet op de interne kredietaanpassing 51/2013 waarvan de gemeenteraad heeft kennisgenomen op 18 maart 2013; Gelet op de budgetwijzigingen nr. 2/2013 en 52/2013, goedgekeurd door de gemeenteraad van 24 juni 2013; Overwegende dat een wijziging van een aantal uitgavenkredieten noodzakelijk is maar dat dit kan via een interne kredietaanpassing zoals omschreven in artikel 16 bis van het ARGC; Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen d.d. 28 november 2013. Besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Enig artikel: Kennis wordt genomen van de interne kredietaanpassingen 3/2013 en 53/2013 door het college van burgemeester en schepenen van 28 november 2013 waardoor de budgetten van de gemeente worden aangepast binnen de contouren van het budget 2013. Het geraamd resultaat van het budget 2013 ondergaat hierdoor geen wijziging. 0069 Budgetwijziging nr. 4 gewone dienst en nr. 54/2013 buitengewone dienst Gelet op het gemeentedecreet, inzonderheid de artikelen 43, 148 tot 157; Gelet op het artikel 7 van het decreet van 28 april 1993, houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten; Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit; Gelet op het algemeen beleidsprogramma en het financieel meerjarenplan zoals goedgekeurd in de zitting van 17 december 2007; Gelet op het budget 2013, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 17 december 2012; Gelet op de interne budgetwijziging nr. 1/2013, goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen in zitting van 28 februari 2013; Gelet op de interne kredietaanpassing 51/2013 waarvan de gemeenteraad heeft kennisgenomen op 18 maart 2013; Gelet op de budgetwijzigingen nr. 2/2013 en 52/2013, goedgekeurd door de gemeenteraad van 24 juni 2013; Gelet op de interne kredietaanpassingen 3/2013 en 53/2013 goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen op 28 november 2013; Overwegende dat een wijziging van het vigerende budget noodzakelijk geacht wordt, Overwegende dat het college in zitting van 5 december 2013 heeft beslist de budgetwijzigingen 4/2013 en 54/2013 op de agenda van de gemeenteraad te agenderen. Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen voor, 10 onthoudingen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) en 2 tegen (L. Van Camp en L. Redig):
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De financiële nota wordt overeenkomstig de als bijlage opgenomen aanpassingen gewijzigd. De gewone begroting sluit met een geraamd algemeen begrotingsresultaat van 6.385.727,84 euro. De buitengewone begroting sluit met een geraamd algemeen begrotingsresultaat van 24.371,84. euro. Art. 2: Dit besluit wordt voor algemeen toezicht overgemaakt aan de provinciegouverneur en voor kennisgeving aan de Vlaamse Regering. 0070 Strategisch meerjarenplan 2014‐2019 en budget 2014 gemeente Ranst Gelet op het gemeentedecreet, in het bijzonder Titel IV, Hoofdstuk II en III; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids‐ en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd; Gelet op het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de bijlagen bij dit besluit, zoals gewijzigd; Gelet op de omzendbrief BB 2013/4. Strategische meerjarenplanning (meerjarenplan 2014‐ 2019) en budgettering (budget 2014) volgens de beleids‐ en beheerscyclus; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen voor, 10 onthoudingen (J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) en 2 tegen (L. Van Camp en L. Redig): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De gemeenteraad keurt het meerjarenplan 2014‐2019 goed. Het meerjarenplan 2014‐ 2019, inclusief de indeling van beleidsvelden in beleidsdomeinen en de lijst van prioritaire doelstellingen, maakt integraal deel uit van dit besluit. Art. 2: De gemeenteraad keurt het budget 2014 goed. Het budget 2014, inclusief de indeling van beleidsvelden in beleidsdomeinen en de lijst van prioritaire doelstellingen, maakt integraal deel uit van dit besluit. 0071 OCMW: dotatie 2014 Gelet op het gemeentedecreet en in het bijzonder art. 270‐271; Gelet op het decreet betreffende de organisatie van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van 19 december 2008 en in het bijzonder art. 144‐159; Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids‐ en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de beslissing van de minister bevoegd voor binnenlandse aangelegenheden van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de
beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de OCMW’s en latere wijzigingen; Gelet op de omzendbrief betreffende de instructies voor het opstellen van de meerjarenplannen en de budgetten 2014 van de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Vlaams gewest; Overwegende dat het voorliggend ontwerp van het budget 2014 opgesteld is in overleg met het managementteam van het OCMW en de gemeente; Gelet op het advies van het college van burgemeester en schepenen van 7 november 2013; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 24 stemmen voor en 1 onthouding (C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: De gemeenteraad keurt de gemeentelijke bijdrage aan het OCMW als volgt goed: Gemeentelijke bijdrage 2.014 Exploitatie 1.342.671 Teruggave rekening 2012 ‐56.273 Aflossingen 58.485 Totaal GB in werking/aflossingen 1.344.883 Investeringen gemeente 20.000 Totaal gemeentelijke bijdrage 1.364.883 Art. 2: Afschrift van deze beslissing zal aan het OCMW en de gouverneur worden overgemaakt. 0072 Politiezone Zara: dotatie 2014 Gelet op artikel 40 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, dat o.a. stipuleert dat elke gemeenteraad van de zone de dotatie stemt die aan het lokaal politiekorps moet worden toegekend en die aan de politiezone wordt gestort; Gelet op artikel 71 van de wet op de geïntegreerde politie dat voorschrijft dat de besluiten van de gemeenteraad en van de politieraad betreffende de begroting van de lokale politie en de erin aangebrachte wijzigingen ‐ alsook de besluiten betreffende de bijdrage van de gemeente die deel uitmaakt van een meergemeentezone ‐ aan de politieraad en de erin aangebrachte wijzigingen aan de gouverneur ter goedkeuring dienen overgemaakt; Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001 houdende de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke dotaties in de schoot van een meergemeente politiezone; Gelet op artikel 253 §1 4° van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005; Overwegende dat de gemeente Ranst behoort tot een meergemeentezone die samengesteld is uit de gemeenten Ranst en Zandhoven; Overwegende dat de omzendbrief BA 2011/03 stipuleert dat men er ter stelligste moet voor zorgen dat de gemeentelijke dotaties aan de politiezone worden vastgesteld in een afzonderlijk gemeenteraadsbesluit; Gelet op het besluit van de gemeenteraad van heden houdende de vaststelling van het meerjarenplan 2014‐2019 en van het budget 2014;
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 24 stemmen voor en 1 onthouding (C. Engelen): ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Een exploitatiedotatie wordt aan de politiezone “ZARA” toegekend ten belope van €2.108.925 uitgetrokken onder artikel 330‐01/435‐01 van de gewone uitgaven van het gemeentebudget voor het dienstjaar 2014. Art. 2: Deze beslissing zal, voor verder gevolg, aan mevrouw de Gouverneur van de provincie Antwerpen en aan de politiezone “ZARA” worden overgemaakt. 0073 Strategisch meerjarenplan 2014‐2019 OCMW Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet betreffende de organisatie van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn d.d. 19 december 2008 en in het bijzonder art. 144‐159; Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids‐ en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de beslissing van de minister bevoegd voor binnenlandse aangelegenheden van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de OCMW’s en latere wijzigingen; Gelet op de omzendbrief betreffende de instructies voor het opstellen van de meerjarenplannen en de budgetten 2014 van de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Vlaams gewest; Overwegende dat het voorliggend ontwerp van het meerjarenplan 2014 ‐ 2019 opgesteld is in overleg met het managementteam van het OCMW en de gemeente; Gelet op het advies van het college van burgemeester en schepenen van 7 november 2013; Gelet op de toelichting zoals verstrekt door de heer Stan De Schutter, OCMW‐voorzitter op de OCMW‐raad en op de gemeenteraad; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit met 13 stemmen voor en 12 onthoudingen (L. Van Camp, L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen) aangaande het besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Het meerjarenplan 2014 – 2019 van het OCMW, inclusief de strategische en financiële nota bij het meerjarenplan 2014 ‐2019, goed te keuren. Het meerjarenplan 2014‐2019, inclusief de indeling van beleidsvelden in beleidsdomeinen en de lijst van prioritaire doelstellingen, maakt integraal deel uit van dit besluit. Art. 2: Afschrift van deze beslissing zal aan het OCMW en aan de gouverneur worden overgemaakt.
0074 Budget 2014 OCMW Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet betreffende de organisatie van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van 19 december 2008 en in het bijzonder art. 144‐159; Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids‐ en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de beslissing van de minister bevoegd voor binnenlandse aangelegenheden van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de OCMW’s en latere wijzigingen; Gelet op de omzendbrief betreffende de instructies voor het opstellen van de meerjarenplannen en de budgetten 2014 van de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Vlaams gewest; Overwegende dat het voorliggend ontwerp van het budget 2014 opgesteld is in overleg met het managementteam van het OCMW en de gemeente; Gelet op het advies van het college van burgemeester en schepenen van 7 november 2013; Gelet op de toelichting zoals verstrekt door de heer Stan De Schutter, schepen‐OCMW‐ voorzitter op de OCMW‐raad en op de gemeenteraad; Overwegende het voorstel van het college van burgemeester en schepenen. Besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: Akte te nemen van het budget 2014 van het OCMW, inclusief de strategische en financiële nota, die past binnen het meerjarenplan 2014 ‐2019 zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Art. 2: Afschrift van deze beslissing zal aan het OCMW en aan de gouverneur worden overgemaakt. Besloten zitting 0075 Aanduiding leden Gecoro Gelet op artikel 42 en 200 van het gemeentedecreet; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en in het bijzonder artikelen 1.3. en 1.3.4 houdende de bepalingen van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 houdende de vaststelling van nadere regels voor de samenstelling, de organisatie en de werkwijze van de provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening; Overwegende de verplichting van de gemeente tot oprichting van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening waarbij het aantal inwoners bepalend is voor het aantal leden van de gecoro; Overwegende dat de Gecoro naast haar opdrachten, die decretaal geregeld worden, ook advies kan geven, opmerkingen kan maken of voorstellen kan doen over alle aangelegenheden met betrekking tot ruimtelijke ordening, op eigen initiatief of op verzoek van het college van burgemeester en schepenen of van de gemeenteraad.
Overwegende dat de gemeente Ranst in de categorie zetelt van de gemeenten tussen de 10.000 en 30.000 inwoners en hierdoor minstens 9 en maximum 13 leden moet bevatten waarbij minstens 1/4de van de leden deskundigen inzake ruimtelijke ordening moeten zijn; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 18 februari 2013 waarbij het ledenaantal van de GECORO wordt vastgelegd op 12 personen; het aantal deskundigen wordt bepaald op 3 personen, het aantal leden van de maatschappelijke geledingen wordt vastgesteld op 9 personen; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 18 februari 2013 tot aanduiding van 5 verschillende maatschappelijke geledingen waarbij deze als volgt wordt vastgesteld: ‐ 2 leden van één of meer milieu‐ en natuurverenigingen; ‐ 2 leden van één of meer verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers; ‐ 2 leden van een vereniging van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers. ‐ 2 leden van één of meer verenigingen van handelaars; ‐ 1 lid van een vereniging van werknemers; Overwegende dat er 3 effectieve deskundigen dienen gekozen worden en 2 plaatsvervangers‐deskundigen; Gelet op het schrijven van de Bestendige Deputatie van 14 juni 2013 waarin geschreven staat dat de 2/3de verhouding, conform artikel 200 van het gemeentedecreet, moet berekend worden uit de deskundigen en de effectieve leden; Overwegende dat er dus minstens 4 vrouwelijke effectieve leden dienen gekozen te worden; Gelet op de publicatie in het gemeentelijk informatieblad van januari 2013, op de gemeentelijke website vanaf 17 december 2012, via de gemeentelijke nieuwsbrief en de brief aan de verenigingen van april 2013 tot de oproep tot kandidaten voor de Gecoro; Gelet op het belang dat de gemeenteraad hecht aan de ervaring van de kandidaten, van wie enkelen reeds eerder in de Gecoro hebben gezeteld; Overwegende dat een aantal kandidaten reeds meewerkte vanuit de Gecoro aan de opmaak van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en aan de verschillende gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen; Overwegende dat kandidaten middels hun sollicitatiebrief blijk geven van motivatie enerzijds en middels hun curriculum vitae getuigen van ervaring met betrekking tot ruimtelijke ordening of zelfs administratief recht anderzijds; Overwegende de binnengekomen kandidaturen, als volgt: ‐ vertegenwoordigers van milieu‐ en/of natuurverenigingen: Peeters Clark als vertegenwoordiger en Willems Ann als plaatsvervanger, voorgedragen door Natuurpunt De Wielewaal op 25 februari 2013 Maes John als vertegenwoordiger en de Meyer Erwin als plaatsvervanger, voorgedragen door Natuurpunt Zevenbergenbos op 12 februari 2013 en aanvulling op 25 november 2013 Stuyck Jan als vertegenwoordiger en De Pooter Alfons als plaatsvervanger, voorgdragen door de Wildbeheereenheid Ranst op 29 april 2013 en aanvulling op 21 november 2013 ‐ leden van één of meer verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers: Claessens Hugo als vertegenwoordiger en Paul Van der Schoot als plaatsvervanger, voorgedragen door de Landelijke Raad op 28 februari 2013 Martens Frans als vertegenwoordiger en De Meutter Hans als plaatsvervanger, voorgedragen door de Landelijke Raad op 28 februari 2013 ‐ leden van een vereniging van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers:
Stabel Koenraad (Kurt) als vertegenwoordiger en Declerck Mieke, als plaatsvervanger voorgedragen door VOKA, een belangenvereniging van werkgevers op 30 juni 2013 en aangevuld op 16 december 2013 Smits Katia als vertegenwoordiger en Van Grootel Marc als plaatsvervanger, voorgedragen door VOKA, een belangenvereniging van werkgevers op 21 maart 2013 ‐ leden van één of meer verenigingen van handelaars: Verdonck Christel als vertegenwoordiger en Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger, voorgedragen door de Middenstand Ranst op 5 september 2013 Breugelmans Elke als vertegenwoordiger en Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger, voorgedragen door de Middenstand Ranst op 5 september 2013 ‐ vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties: Marcel Van de Peer als vertegenwoordiger en Van Steenbergen Stefaan als plaatsvervanger, voorgedragen door ACV op 28 februari 2013 ‐ inwoners met enige deskundigheid ruimtelijke ordening: Bally Johan, advocaat met specialisatie in ruimtelijke ordeningsdossier bij GSJ en huidig voorzitter van de Gecoro op 25 februari 2013 Demol Kasper, communicatie‐adviseur in planningsprojecten bij Connect op 3 maart 2013 Goovaerts Hans, burgerlijk ingenier en zaakvoerder Gowaco ‐ Studie en adviesbureau voor wegen en rioleringswerken en huidig lid van de gecoro op 28 februari 2013 Goris René, landmeter‐expert en huidig lid van de gecoro op 25 februari 2013 Janssens Kathleen, stadsecretaris bij de stad Lier op 6 mei 2013 Minnen Kris, architect op 4 februari 2013 Rymen Joris, geïnteresseerde burger op 29 januari 2013 Sebrechts Dirk, gëinteresseerde burger en huidig lid van de Gecoro op 27 februari 2013 Vermeulen Jan, 30 jaar werkzaam bij de netwerkbeheerder Eandis op 14 februari 2013 Overwegende de beraadslaging en elektronische geheime stemming voor de vertegenwoordiger van milieu‐ en/of natuurverenigingen: 25 leden namen deel aan de elektronische geheime stemming voor: Peeters Clark als vertegenwoordiger en Willems Ann als plaatsvervanger voorgedragen door Natuurpunt De Wielewaal: Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 1 onthouding – 13 neen 24 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming aangezien de schepen S. De Schutter de zitting verlaten heeft wegens verwantschap met de heer John Maes De heer John Maes als vertegenwoordiger en de Meyer Erwin als plaatsvervanger, voorgedragen door Natuurpunt Zevenbergenbos: Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 24 ja – 0 onthouding – 0 neen 24 leden namen deel aan beraadslaging en de elektronische geheime stemming aangezien de voorzitter S. De Pooter de zitting verlaten heeft wegens verwantschap met de heer Alfons De Pooter. Het raadslid – schepen J. Verhaegen neemt het voorzitterschap waar. Schepen S. De Schutter vervoegt de zitting. -
De heer Stuyck Jan als vertegenwoordiger en De Pooter Alfons als plaatsvervanger, voorgdragen door de Wildbeheereenheid Ranst: Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 1 onthouding – 11 neen Overwegende dat na de beraadslaging en de elektronische stemming de voorzitter S. De Pooter de zitting vervoegt en het voorzitterschap terug opneemt. Overwegende dat de heer John Maes, als vertegenwoordiger, en de heer Erwin De Meyer, als plaatsvervanger, met unanimiteit verkozen is tot lidmaatschap van de Gecoro als vertegenwoordiger van de maatschappelijke geleding natuur en/of milieuverenigingen en als zodanig kan zetelen in de gecoro met instemming van de voltallige gemeenteraad omwille van zijn expertise vanuit Natuurpunt VZW – Zevenbergenbos als verdienste voor de gemeenschap in Ranst. Overwegende dat de heer Jan Stuyck als vertegenwoordiger en de heer Alfons De Pooter als plaatsvervanger de volstrekte meerderheid behaald hebben conform de rechtsspraak van de Raad Van State (Raad Van State, Brouckaert e.a., nr. 191.916 van 26 maart 2009) en de secundaire rechtsleer (L. Dujardin e.a., Praktisch handboek voor gemeenterecht, Brugge, Die Keure, 2012, p. 205‐206) en als zodanig kan zetelen in de gecoro met instemming van de volstrekte meerderheid van de gemeenteraad omwille van zijn expertise als lid van de Wildbeheereenheid Ranst en door zijn ervaring als lid van de gecoro in het verleden als verdienste voor de gemeenschap in Ranst. Overwegende dat de heer Clark Peeters als vertegenwoordiger en mw. Ann Willems als plaatsvervanger geen volstrekte meerderheid behaalden en 2 andere kandidaten wel de volstrekte meerderheid behaalden wordt de heer Clark Peeters als vertegenwoordiger en mw. Ann Willems als plaatsvervanger niet aangesteld als lid van de gecoro als vertegenwoordiger (en plaatsvervanger) van de maatschappelijke geleding van een milieu en/of natuurvereniging. Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de vertegenwoordiger van verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers: 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: Hugo Claessens als vertegenwoordiger en Paul Van der Schoot als plaatsvervanger, voorgedragen door de Landelijke Raad Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 22 ja – 3 onthoudingen – 0 neen 24 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming aangezien het gemeenteraadslid M. Beirinckx de zitting verlaten heeft wegens verwantschap met de heer Frans Martens Frans Martens als vertegenwoordiger en Hans De Meutter als plaatsvervanger, voorgedragen door de Landelijke Raad Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 0 onthouding – 12 neen Overwegende dat na de beraadslaging en de elektronische stemming het gemeenteraadslid M. Beirickx de zitting vervoegt Overwegende dat de heer Hugo Claessens, als vertegenwoordiger en de heer Paul Van der Schoot als plaatsvervanger met volstrekte meerderheid verkozen is tot lidmaatschap van de Gecoro als vertegenwoordiger van de maatschappelijke geleding van verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers en als zodanig kan zetelen in de gecoro omwille van zijn expertise vanuit de landelijke raad Ranst en omwille van zijn ervaring als lid van de gecoro in het verleden als verdienste voor de gemeenschap in Ranst. Overwegende de staking van stemmen voor het lidmaatschap van de heer Frans Martens als vertegenwoordiger en Hans De Meutter als plaatsvervanger, voorgedragen door de
Landelijke Raad; Overwegende dat de bij staking van stemmen conform art. 36 van het gemeentedecreet de jongste verkozen wordt geacht; Overwegende dat er geen andere kandidaten zijn voorgedragen voor de maatschappelijke geleding van de verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers en dat de heer Paul Van der Schoot als vertegenwoordiger en de heer Hans De Meutter als plaatsvervanger kan zetelen omwille van zijn expertise vanuit de landelijke raad Ranst en omwille van zijn ervaring als lid van de gecoro in het verleden als verdienste voor de gemeenschap in Ranst. Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de vertegenwoordiger van verenigingen van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers: 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: Mw. Smits Katia als vertegenwoordiger en de heer Van Grootel Marc als plaatsvervanger, voorgedragen door VOKA, een belangenvereniging van werkgevers Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 22 ja – 3 onthoudingen – 0 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Stabel Koenraad (Kurt) als vertegenwoordiger en mw. Declerck Mieke, als plaatsvervanger voorgedragen door VOKA, een belangenvereniging van werkgevers Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 19 ja – 3 onthoudingen – 3 neen Overwegende dat zowel de heer Koenraad Stabel, als vertegenwoordiger en mw. Declerck Mieke als plaatsvervanger als mw. Katia Smits als vertegenwoordiger en de heer Marc Van Grootel als plaatsvervanger met volstrekte meerderheid verkozen zijn tot het lidmaatschap van de Gecoro als vertegenwoordiger van de maatschappelijke geleding van verenigingen van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers en als zodanig kan zetelen in de gecoro omwille van zijn expertise vanuit VOKA en omwille van hun ervaring als lid van de gecoro in het verleden als verdienste voor de gemeenschap in Ranst; Overwegende dat er geen andere kandidaten zijn voorgedragen voor de maatschappelijke geleding van de verenigingen van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers. Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de vertegenwoordiger van verenigingen van handelaars: 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: Mw. Verdonck Christel als vertegenwoordiger en de heer Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger, voorgedragen door de Middenstand Ranst Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 22 ja – 3 onthoudingen – 0 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: Mw. Breugelmans Elke als vertegenwoordiger en de heer Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger, voorgedragen door de Middenstand Ranst Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 22 ja – 2 onthoudingen – 0 neen Overwegende dat zowel mw. Verdonck Christel, als vertegenwoordiger en de heer Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger als mw. Breugelmans Elke als vertegenwoordiger en de heer Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger met volstrekte meerderheid verkozen zijn tot
het lidmaatschap van de Gecoro als vertegenwoordiger van de maatschappelijke geleding van verenigingen van handelaars en als zodanig kan zetelen in de gecoro met omwille van zijn expertise vanuit de middenstand van Ranst als verdienste voor de gemeenschap in Ranst; Overwegende dat er geen andere kandidaten zijn voorgedragen voor de maatschappelijke geleding van de verenigingen van handelaars. Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de vertegenwoordiger van verenigingen van werknemers: 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Marcel Van de Peer als vertegenwoordiger en de heer Stefaan Van Steenbergen als plaatsvervanger, voorgedragen door het ACV Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 25 ja – 0 onthoudingen – 0 neen Overwegende dat de heer Marcel Van de Peer, als vertegenwoordiger en de heer Stefaan Van Steenbergen als plaatsvervanger met unanimiteit verkozen is tot lidmaatschap van de Gecoro als vertegenwoordiger van de maatschappelijke geleding van werknemersverenigingen en als zodanig kan zetelen in de gecoro met instemming van de voltallige gemeenteraad omwille van zijn expertise vanuit het ACV en vanuit zijn ervaring als lid van de gecoro in de vorige bestuursperiodes als verdienste voor de gemeenschap in Ranst; Overwegende dat er geen andere kandidaten zijn voorgedragen voor de maatschappelijke geleding van de verenigingen van werknemers. Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de deskundigen waarbij er 3 effectieven verkozen dienen te worden en 2 plaatsvervangers: 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Bally Johan, advocaat met specialisatie in Ruimtelijke ordeningsdossiers bij GSJ Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 14 ja – 0 onthoudingen – 11 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Demol Kasper, communicatie‐adviseur in planningsprojecten bij Connect Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 0 onthoudingen – 13 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Goovaerts Hans burgerlijk ingenieur en zaakvoerder Gowaco ‐ Studie en adviesbureau voor wegen en rioleringswerken Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 16 ja – 0 onthoudingen – 9 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Goris René, landmeter‐expert Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 3 ja – 0 onthoudingen – 22 neen 24 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor aangezien de schepen R. Vermeesch de zitting verlaten heeft wegens verwantschap met mw. Kathleen Janssens: Mw. Janssens Kathleen, stadsecretaris bij de stad Lier
Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 0 onthoudingen – 12 neen De schepen R. Vermeesch vervoegt de zitting. 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Minnen Kris, architect Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 3 ja – 0 onthoudingen – 22 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Rymen Joris, geïnteresseerde burger Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 0 onthoudingen – 13 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Sebrechts Dirk, gëinteresseerde burger en lid van de Gecoro Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 3 ja – 0 onthoudingen – 19 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Vermeulen Jan, 30 jaar werkzaam bij de netwerkbeheerde Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 0 onthoudingen – 13 neen Overwegende de uitslag van de stemming waarbij enkel de heer Johan Bally met 14 stemmen en de heer Hans Goovaerts met 16 stemmen de volstrekte meerderheid behaalden en als deskundige verkozen zijn tot het lidmaatschap van de Gecoro omwille van hun expertise, respectievelijk enerzijds als jurist en advocaat van een gerenommeerd advocatenkantoor op het gebied van ruimtelijke ordening en anderzijds als burgerlijk ingenieur en als zaakvoerder van Gowaco van het studiebureau voor mobiliteitsdossiers en wegenis‐ en rioleringswerken. Beiden zijn tevens lid van de huidige gecoro, respectievelijk als voorzitter en als lid wat als een verdienste voor de gemeenschap in Ranst wordt gezien. Overwegende dat zowel de heer De Mol Kasper, mw. Janssens Kathleen, de heer Rymen Joris en de heer Vermeulen Jan allen 12 stemmen behaalden, de meeste van de overblijvende kandidaten voor de resterende vacature; Overwegende dat artikel 36 van het gemeentedecreet voorschrijft dat de jongste kandidaten met de meeste stemmen mogen deelnemen aan de 2de ronde; Gelet op de attesten van woonst waarbij de leeftijd van de kandidaten als volgt is: De heer De Mol Kasper, ° 17 januari 1987 mw. Janssens Kathleen, ° 14 september 1973 De heer Rymen Joris, ° 6 juni 1943 De heer Vermeulen Jan, ° 14 maart 1961 Overwegende dat de heer De Mol Kasper en mw. Janssens Kathleen toegelaten worden tot de 2de stemronde: 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Demol Kasper, communicatie‐adviseur in planningsprojecten bij Connect Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 0 onthoudingen – 13 neen 24 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor aangezien de schepen R. Vermeesch de zitting verlaten heeft wegens verwantschap met mw. Kathleen Janssens:
Mw. Janssens Kathleen, stadsecretaris bij de stad Lier Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 0 onthoudingen – 12 neen De schepen R. Vermeesch vervoegt de zitting. Overwegende dat er opnieuw een staking van stemmen is en dat conform artikel 36 van het gemeentedecreet de jongste kandidaat, de heer De Mol Kasper de voorkeur krijgt en als deskundige verkozen is tot het lidmaatschap van de Gecoro omwille van zijn functie communicatie‐adviseur in planningsprojecten bij Connect en omwille van zijn engagement om zich in te zetten voor een goed ruimtelijk ordeningsbeleid in Ranst wat als een verdienste voor de gemeenschap in Ranst wordt gezien. Gelet op de verkiezing van de effectieve leden van de Gecoro met volgende samenstelling: ‐ vertegenwoordigers van milieu‐ en/of natuurverenigingen De heer Maes John als vertegenwoordiger De heer Stuyck Jan als vertegenwoordiger ‐ leden van één of meer verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers; De heer Claessens Hugo als vertegenwoordiger De heer Martens Frans als vertegenwoordiger ‐ leden van een vereniging van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers. De heer Stabel Koenraad (Kurt) als vertegenwoordiger Mw. Smits Katia als vertegenwoordiger ‐ leden van één of meer verenigingen van handelaars: Mw. Verdonck Christel als vertegenwoordiger MW. Breugelmans Elke als vertegenwoordiger ‐ vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties De heer Marcel Van de Peer ‐ inwoners met enige deskundigheid ruimtelijke ordening: De heer Bally Johan De heer Demol Kasper De heer Goovaerts Hans Overwegende dat er via de verkiezing van de effectieve leden van de Gecoro van de 12 effectieve vertegenwoordigers er 9 van hetzelfde geslacht zijn en dat er als zodanig niet voldaan wordt aan het gemeentedecreet, in het bijzonder artikel 200, en het schrijven van de Bestendige Deputatie van 14 juni 2013 waarin geschreven staat dat de 2/3de verhouding moet berekend worden uit de deskundigen en de effectieve leden en dat dit minimaal 4 verkozenen van elk geslacht moeten zijn om een rechtsgeldige Gecoro te kunnen installeren; Overwegende de schriftelijke vraag van de gemeentesecretaris van 28 november 2013 aan de Bestendige Deputatie, departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit bij email om oplossingen voor dit probleem te vinden; Overwegende het antwoord van mw. Véronique Elsemans, Juriste, Stafdienst Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit van de Provincie Antwerpen en mw. Sofie De Keersmaeker, Adjunct van de directeur, Vlaamse overheid, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Afdeling Binnenlands Bestuur Antwerpen van 3 december 2013 met de suggestie als oplossing een bijkomende oproep te plaatsen of anderzijds de Gecoro uit te breiden binnen het decretale kader van artikel 1.3.3 van de VCRO naar 13; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen oordeelt dat een bijkomende oproep niet veel soelaas zal brengen aangezien er al verschillende oproepen geweest zijn en dat er geen bijkomende kandidaten van het vrouwelijke geslacht gevonden werden zowel bij de maatschappelijke geledingen als bij de deskundigen. Bovendien oordeelt het college van burgemeester en schepen dat het aanbod deskundige‐kandidaten de vraag ruim overtreft. In de kandidaten‐lijst is er nog veel kwaliteit te vinden die een
meerwaarde kunnen betekenen voor het ruimtelijk ordeningsbeleid in Ranst zoals een landmeter‐expert die al verscheidene jaren zetelt in de gecoro, een architect, een stadssecretaris van een naburige stad met expertise in de gemeentelijke werking en stadsontwikkeling en een deskundige van de netbeheerder die gespecialiseerd is in verkavelingen. Overwegende dat een nieuwe oproep afbreuk doet aan de kwaliteiten van de huidige kandidaten, dat een uitbreiding van het aantal deskundigen een oplossing kan bieden voor de gender‐parititeit zoals beschreven in art. 200 van het gemeentedecreet en dat een bijkomende oproep geen garantie biedt na een jaar om bijkomende kandidaten te vinden, stelt het college van burgemeester en schepenen voor om de Gecoro met 1 deskundig effectief lid uit te breiden. Overwegende het antwoord van mw. Véronique Elsemans, Juriste, Stafdienst Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit van de Provincie Antwerpen dat bij de verhoging van het ledenaantal wordt verhoogd naar 13, wil dit zeggen dat de gecoro zal moeten bestaan uit 4,33 vrouwen (effectieve leden) en dat de Bestendige Deputatie dit in het verleden naar beneden heeft afgerond, in casu 4 leden; Overwegende de sluiting van de geheime zitting en de heropening van de openbare zitting door de voorzitter van de gemeenteraad met het voorstel om de gemeenteraadsbeslissing van 18 februari 2013 waarbij het ledenaantal van de Gecoro wordt vastgelegd op 12 personen met het aantal deskundigen op 3 personen en het aantal leden van de maatschappelijke geledingen op 9 personen aan te passen tot 13 personen met het aantal deskundigen op 4 effectieve leden met 2 plaatsvervangers en de maatschappelijke geledingen op 9 leden; Gelet op de stemming in openbare zitting houdende het voorstel tot uitbreiding van de Gecoro tot 13 leden met 9 afgevaardigden van de maatschappelijke geledingen zoals vastgesteld in het besluit van 18 februari 2013 en 4 deskundigen (exclusief 2 plaatsvervangers) waarbij het besluit wordt aangenomen met 13 stemmen voor en 12 tegen (L. Van Camp, L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz, P. Teurfs en C. Engelen); Overwegende de sluiting van de openbare zitting en de heropening van de geheime zitting door de voorzitter van de gemeenteraad; Overwegende het protest van de fracties groen en N‐VA houdende organisatie en behandeling van het punt; Overwegende het verlaten van de zaal van de fracties groen en N‐VA met de respectievelijke raadsleden L. Van Camp, L. Redig, J. Dillen, L. Van Dessel, J. De Ryck, A. Willems, L. Baeten, J. Oliviers, S. Raemaekers, J. Welz en P. Teurfs; Overwegende dat er 14 raadsleden blijven zetelen en als zodanig het quorum gerespecteerd blijft; Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor 1 bijkomende effectieve deskundige: 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Goris René, landmeter‐expert Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthoudingen – 12 neen 13 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor aangezien de schepen R. Vermeesch de zitting verlaten heeft wegens verwantschap met mw. Kathleen Janssens: Mw. Janssens Kathleen, stadsecretaris bij de stad Lier Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 11 ja – 1 onthoudingen – 0 neen De schepen R. Vermeesch vervoegt de zitting. 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor:
De heer Minnen Kris, architect Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthoudingen – 12 neen 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Rymen Joris, geïnteresseerde burger Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthoudingen – 12 neen 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Sebrechts Dirk, gëinteresseerde burger en lid van de Gecoro Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthoudingen – 13 neen 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Vermeulen Jan, 30 jaar werkzaam bij de netwerkbeheerde Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthoudingen – 12 neen Overwegende de uitslag van de stemming waarbij enkel mw. Kathleen Janssens met 11 stemmen de volstrekte meerderheid behaalde en als deskundige verkozen is tot het lidmaatschap van de Gecoro omwille van haar expertise, respectievelijk enerzijds als juriste en anderzijds als stadssecretaris van een naburige gemeente met een bijzonder affiniteit voor stadsontwikkeling (tevens een onderdeel van haar vorige functie in de stad Antwerpen) wat als een meerwaarde en een verdienste voor de gemeenschap in Ranst wordt gezien. Gelet op de verkiezing van de effectieve leden van de Gecoro met volgende samenstelling: ‐ vertegenwoordigers van milieu‐ en/of natuurverenigingen De heer Maes John als vertegenwoordiger De heer Stuyck Jan als vertegenwoordiger ‐ leden van één of meer verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers; De heer Claessens Hugo als vertegenwoordiger De heer Martens Frans als vertegenwoordiger ‐ leden van een vereniging van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers. De heer Stabel Koenraad (Kurt) als vertegenwoordiger Mw. Smits Katia als vertegenwoordiger ‐ leden van één of meer verenigingen van handelaars: Mw. Verdonck Christel als vertegenwoordiger MW. Breugelmans Elke als vertegenwoordiger ‐ vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties De heer Marcel Van de Peer ‐ inwoners met enige deskundigheid ruimtelijke ordening: De heer Bally Johan De heer Demol Kasper De heer Goovaerts Hans Mw. Kathleen Janssens Overwegende dat er via de verkiezing van de effectieve leden van de Gecoro van de 13 effectieve vertegenwoordigers er 9 van hetzelfde geslacht zijn en dat er als zodanig voldaan wordt aan de interpretatie van de Bestendige Deputatie van het gemeentedecreet en in het bijzonder artikel 200 en het schrijven van de Bestendige Deputatie van 14 juni 2013 waarin geschreven staat dat de 2/3de verhouding moet berekend worden uit de deskundigen en de
effectieve leden en dat dit minimaal 4 verkozenen van elk geslacht moeten zijn om een rechtsgeldige Gecoro te kunnen installeren; Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de plaatsvervangende deskundigen waarbij er 2 plaatsvervangers dienen verkozen te worden: 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Goris René, landmeter‐expert Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 13 ja – 1 onthouding – 0 neen 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Minnen Kris, architect Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthouding – 13 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Rymen Joris, geïnteresseerde burger Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthouding – 13 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Sebrechts Dirk, gëinteresseerde burger en lid van de Gecoro Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 13 ja – 1 onthoudingen – 0 neen 25 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Vermeulen Jan, 30 jaar werkzaam bij de netwerkbeheerde Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 0 ja – 1 onthoudingen – 12 neen Overwegende de uitslag van de stemming waarbij enkel de heer René Goris met 13 stemmen en de heer Dirk Sebrechts met 13 stemmen de volstrekte meerderheid behaalden en als plaatsvervangend‐deskundige verkozen zijn tot het lidmaatschap van de Gecoro omwille van hun expertise, respectievelijk enerzijds landmeter‐expert op het gebied van ruimtelijke ordening en anderzijds als geïnteresseerde burger. Beiden zijn tevens lid van de huidige gecoro, respectievelijk als voorzitter en als lid wat als een verdienste voor de gemeenschap in Ranst wordt gezien. Gelet op artikel 1.3.3. §2 van de VCRO waarbij de voorzitter en de secretaris van de Gecoro door de gemeenteraad worden benoemd op voordracht van het college van burgemeester en schepenen; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om de heer J. Bailly opnieuw voor te dragen als voorzitter omwille van zijn expertise als jurist en advocaat van een gerenommeerd advocatenkantoor op het gebied van ruimtelijke ordening en omwille van zijn ervaring als voorzitter van de huidige gecoro; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 26 april 2010 met de goedkeuring van de personeelsformatie en de goedkeuring van de functiebeschrijving van de stedenbouwkundig ambtenaar met de taak van secretaris van de gecoro; Gelet op de aanvaarding van de heer Johan Bailly van zijn voordracht tot voorzitter van de Gecoro; Gelet op de aanvaarding van mw. Liesbeth Luyckx, stedenbouwkundig ambtenaar, van de functie van secretaris van de gecoro; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om de stedenbouwkundig ambtenaar, mw. Liesbeth Luyckx, als vaste secretaris aan te duiden voor
de Gecoro omwille van haar expertise op het gebied van ruimtelijke ordening, haar opleiding van master in de ruimtelijke planning en haar expertise in Ranst; Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de voorzitter van de Gecoro: 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: De heer Johan Bailly, voorzitter Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 12 ja – 1 onthouding – 0 neen Overwegende de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor de vaste secretaris van de Gecoro: 14 leden namen deel aan de beraadslaging en de elektronische geheime stemming voor: Mw. Liesbeth Luyckx Overwegende de afkondiging van de stemmen door de voorzitter: 13 ja – 1 onthouding – 0 neen Overwegende de uitslag van de stemming waarbij de heer Johan Bally met 12 stemmen en mw. Liesbeth Luyckx met 13 stemmen de volstrekte meerderheid behaalden en respectievelijk als voorzitter en vaste secretaris van de Gecoro verkozen zijn omwille van hun expertise, respectievelijk enerzijds als jurist en advocaat van een gerenommeerd advocatenkantoor op het gebied van ruimtelijke ordening en anderzijds als master in de ruimtelijke planning en gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar. Beiden zijn tevens lid van de huidige gecoro, respectievelijk als voorzitter en als secretaris wat als een verdienste voor de gemeenschap in Ranst wordt gezien. Besluit: ‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Art. 1: In afwijking van de beslissing van 18 februari 2013 wordt de samenstelling van de GECORO uitgebreid met 1 deskundige en als volgt vastgesteld: De volgende maatschappelijke geledingen, inclusief het aantal leden worden weerhouden: ‐ 2 effectieve leden (en 2 plaatsvervangers) van één of meer milieu‐ en natuurverenigingen ‐ 2 effectieve leden (en 2 plaatsvervangers) van één of meer verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers ‐ 2 effectieve leden (en 2 plaatsvervangers) van een vereniging van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers ‐ 2 effectieve leden (en 2 plaatsvervangers) van één of meer verenigingen van handelaars ‐ 1 effectief lid (en 1 plaatsvervanger) van een vereniging van werknemers ‐ 4 deskundigen (en 2 plaatsvervangers) Art. 2: De GECORO wordt samengesteld met volgende stemgerechtigde leden: ‐ 2 vertegenwoordigers van milieu‐ en/of natuurverenigingen: De heer Maes John als vertegenwoordiger en de heer De Meyer Erwin als plaatsvervanger, voorgedragen door Natuurpunt Zevenbergenbos De heer Stuyck Jan als vertegenwoordiger en de heer De Pooter Alfons als plaatsvervanger, voorgedragen door de Wildbeheereenheid Ranst ‐ 2 leden van één of meer verenigingen van landbouwers en/of tuinbouwers:
De heer Claessens Hugo als vertegenwoordiger en de heer Van der Schoot Paul als plaatsvervanger, voorgedragen door de Landelijke Raad De heer Martens Frans als vertegenwoordiger en de heer De Meutter Hans als plaatsvervanger, voorgedragen door de Landelijke Raad 2 leden van een vereniging van werkgevers of zelfstandigen met uitsluiting van verenigingen van handelaars, landbouwers en tuinbouwers: De heer Stabel Koenraad (Kurt), als vertegenwoordiger en mw. De Clerck Mieke als plaatsvervanger, voorgedragen door VOKA, een belangenvereniging van werkgevers Mw. Smits Katia als vertegenwoordiger en de heer Van Grootel Marc als plaatsvervanger, voorgedragen door VOKA, een belangenvereniging van werkgevers 2 leden van één of meer verenigingen van handelaars: Mw. Verdonck Christel als vertegenwoordiger en de heer Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger, voorgedragen door de Middenstand Ranst Mw. Elke Breugelmans als vertegenwoordiger en de heer Van Eccelpoel Rudi als plaatsvervanger, voorgedragen door de Middenstand Ranst 1 vertegenwoordigers van werknemersorganisaties: De heer Marcel Van de Peer als vertegenwoordiger en de heer Van Steenbergen Stefaan als plaatsvervanger, voorgedragen door ACV 4 inwoners met enige deskundigheid ruimtelijke ordening als effectieve leden: De heer Bally Johan: De heer Demol Kasper De heer Goovaerts Hans De heer Janssens Kathleen 2 inwoners met enige deskundigheid ruimtelijke ordening als plaatsvervangende leden: De heer Goris René De heer Sebrechts Dirk -
‐
‐
‐
‐
‐
Art. 3: De gemeenteraad duid de heer Johan Bally als voorzitter en mw. Liesbeth Luyckx, stedenbouwkundig ambtenaar als vaste secretaris aan van de GECORO. Art.4: De gemeenteraadsleden mogen de toelichtingen bijwonen en mogen deelnemen aan een eventuele bespreking van het onderwerp, maar zij mogen de beraadslaging over het advies en de stemming erover niet bijwonen. Art. 5: Het lidmaatschap van de GECORO is verbonden aan de gemeentelijke legislatuur. De oude gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening blijft evenwel aan tot de Vlaamse regering de nieuwe GECORO, die bij het begin van een volgende legislatuur wordt verkozen, heeft goedgekeurd. Art. 6: Deze beslissing zal voor goedkeuring worden overgemaakt aan de bestendige deputatie voor goedkeuring. Gedaan te Ranst in zitting datum als boven. Op bevel, De secretaris, De voorzitter,