1
ZITTING VAN 26 FEBRUARI 2014
Aanwezig :
de heer Filip De Landtsheer: plaatsvervangend burgemeester mevrouw Van Acker Monique : de voorzitter. mevrouwen :Nobels Hilde, Bracke Sabine,De Geest Rita, Paelinck Anny de heren: Verhoeven Philip,De Brauwer Daniel,Raman Peter,Oosterlinck Freddy, leden; G. Praet, secretaris ;
De voorzitter opent de vergadering om 20.00 uur. -------------------------------------Openbare zitting:
1. Goedkeuring van de notulen; 2. Bestuursorganen: aanpassing huishoudelijk reglement; 3.Sociale dienst: 1. Kennisname beslissing Schepencollege aanpassing gebruikersvergoeding minder mobielen centrale en handhaving reglement door het Ocmw; 2. Herziening inkomstenbarema’s mantelzorgpremie; 4. Woonzorgcentrum Hof ten Kouter: 1. Kennisname gunning levering incontinentiemateriaal; 2. Bijsturing operationele werking; 5. Ibo: 1. Overbezetting: tussentijdse evaluatie en aanvraag afwijking; 2. Gunning kruidenierswaren; 6. Personeel: aanpassing rechtspositieregeling; ------------------------------Openbare zitting:
1. Goedkeuring van de notulen. -----------------------------------------
2
De notulen van de vorige zitting worden zonder opmerkingen goedgekeurd.
2. Bestuursorganen: Goedkeuring aanpassing huishoudelijk reglement. --------------------------------------------------------------------------------------------
De Raad in openbare zitting Gelet op het Decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid art. 49; Overwegende dat op 1 januari 2014 enkele wijzigingen van het OCMWdecreet in werking traden, dit ten gevolge van het wijzigingsdecreet van 29 juni 2012; Overwegende dat wijzigingen werden doorgevoerd in art. 1§2, art. 8§4 en art. 9§1; Gelet op het ontwerp van het huishoudelijk reglement van de bestuursorganen, opgemaakt door de secretaris, zoals geviseerd als bijlage; Overwegende dat ten gronde geen opmerkingen worden gemaakt en goedkeuring verleend wordt aan onderhavig reglement; BESLUIT: met 9 ja stemmen; art. 1:- Het huishoudelijk reglement van de bestuursorganen van Ocmw Laarne, zoals geviseerd als bijlage, wordt goedgekeurd en vervangt integraal de versie dd. 27 juni 2013. art. 2:- Bovengenoemd reglement heeft nr. 24 in het register voor de bekendmaking van de reglementen van het OCMW. art.3:- Dit besluit zal worden vermeld op de lijst met beslissingen die ter kennisgeving wordt doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen en naar de heer provinciegouverneur.
3.Sociale dienst: --------------------1. Kennisname beslissing Schepencollege aanpassing gebruikersvergoeding minder mobielen centrale en handhaving reglement door het Ocmw.
3
De Raad in openbare zitting, Gelet op de beslissing van het Schepencollege dd. 28.11.13 houdende de aanpassing van de gebruikersvergoeding en de uitbreiding van dienstverlening minder mobielen vervoer; Gelet op het feit dat binnen bovengenoemde beslissing de aansluitbedragen voor de gebruikers minder mobielen centrale werden aangepast miv. 01.01.14 naar: - € 10 voor een alleenstaande (€ 5 bij aansluiting na 01.07 van het lopende jaar; - € 15 voor een gehuwd of samenwonend koppel (€ 7,5 bij aansluiting na 01.07 van het lopende jaar) Gelet op ons besluit dd. 25 november 2005 tot aanpassing van het reglement minder mobielen vervoer; Overwegende dat in bovengenoemd reglement de financiële tussenkomst vanwege het Ocmw werd vastgesteld op: - € 0,2 per gereden km voor de eerste 300 km; - bijdrage in het jaarlijks lidgeld ten bedrage van € 5; Overwegende dat het aangewezen lijkt om deze bedragen te handhaven; Overwegende dat hiervan kennis wordt genomen; Gelet op het Ocmw decreet van 19 december 2008, met latere wijzigingen; Gelet op de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met latere wijzigingen; BESLUIT:
met 9 ja stemmen;
art. 1.- Er wordt kennis genomen van de beslissing van het Schepencollege dd. 28.11.13 houdende de aanpassing van de gebruikersvergoeding van de minder mobielen centrale miv. 01.01.14 naar: - € 10 voor een alleenstaande (€ 5 bij aansluiting na 01.07 van het lopende jaar; - € 15 voor een gehuwd of samenwonend koppel (€ 7,5 bij aansluiting na 01.07 van het lopende jaar) art. 2.- De financiële tussenkomst vanwege het Ocmw in het minder mobielen vervoer, zoals vastgesteld in raadsbesluit van 25 november 2005, wordt aangehouden, meer bepaald: - € 0,2 per gereden km voor de eerste 300 km; - bijdrage in het jaarlijks lidgeld ten bedrage van € 5.
4
art. 3.- Dit besluit zal worden vermeld op de lijst met beslissingen die ter kennisgeving wordt doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen en naar de heer provinciegouverneur.
2. Herziening inkomstenbarema’s mantelzorgpremie.
De Raad in openbare zitting, Overwegende dat op basis van de tussentijdse indexaanpassingen de inkomstenbarema’s voor de toekenningsvereisten van de mantelzorgpremie, zoals opgenomen in het reglement, aangepast dienen te worden als volgt: Categorie 1: inwonende zorgbehoevende ascendent (ouder, grootouder, schoonouder) inkomsten zorgbehoevende € 18232,43 gezinsinkomen mantelzorger € 36464,87 + per persoon ten laste € 3646,49 Categorie 2: partner van de zorgbehoevende gezinsinkomen : + per persoon ten laste
€ 36464,87 € 3646,49
Categorie 3: inwonende zorgbehoevende descendent (kind, kleinkind) en bloedof aanverwant inkomsten zorgbehoevende € 18232,43 gezinsinkomen mantelzorger € 36464,87 + per persoon ten laste € 3646,49 Categorie 4: gelijkstelling na sociaal onderzoek inkomsten zorgbehoevende gezinsinkomen mantelzorger + per persoon ten laste
€ 18232,43 € 36464,87 € 3646,49
Overwegende dat voorgesteld wordt om deze indexaanpassing van toepassing te verklaren op de aanvragen mantelzorgpremie 2014 - refertejaar 2013; Overwegende dat hiervan kennis wordt genomen; Gelet op het Ocmw decreet van 19 december 2008, met latere wijzigingen; Gelet op de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met latere wijzigingen; BESLUIT:
met 9 ja stemmen;
5
art. 1.- In het reglement voor toekenning van de mantelzorgpremies 2014 refertejaar 2013, worden de inkomstenbarema’s aan de index aangepast zoals volgt: Categorie 1: inwonende zorgbehoevende ascendent (ouder, grootouder, schoonouder) inkomsten zorgbehoevende € 18232,43 gezinsinkomen mantelzorger € 36464,87 + per persoon ten laste € 3646,49 Categorie 2: partner van de zorgbehoevende gezinsinkomen : € 36464,87 + per persoon ten laste
€ 3646,49
Categorie 3: inwonende zorgbehoevende descendent (kind, kleinkind) en bloed- of aanverwant inkomsten zorgbehoevende € 18232,43 gezinsinkomen mantelzorger € 36464,87 + per persoon ten laste € 3646,49 Categorie 4: gelijkstelling na sociaal onderzoek inkomsten zorgbehoevende gezinsinkomen mantelzorger + per persoon ten laste
€ 18232,43 € 36464,87 € 3646,49
art. 2.- De aanpassing van het reglement mantelzorgpremie heeft volgnummer 25 in het register voor de bekendmaking van de reglementen. art. 3.- Dit besluit zal worden vermeld op de lijst met beslissingen die ter kennisgeving wordt doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen en naar de heer provinciegouverneur.
4. Woonzorgcentrum Hof ten Kouter: --------------------------------------------------
1. Kennisname gunning levering incontinentiemateriaal De Raad in openbare zitting, Gelet op ons besluit dd. 27.03.13 om voor de gunning van een nieuwe leveringsperiode van incontinentiemateriaal aan het woonzorgcentrum, via gezamenlijke aankoop te laten verlopen met de Ocmw’s Laarne, Hamme, Zele, Lede en Buggenhout en waarbij aan Ocmw Zele machtiging werd verleend om de gunningsprocedure, algemene offerteaanvraag op Europees niveau, op te starten;
6
Gelet op het schrijven van Ocmw Zele houdende de gunningsbeslissing dd. 10.01.14 waarbij het leveren van incontinentiemateriaal werd gegund aan de firma Ontex bvba, Genthof 5, 9255 Buggenhout; Overwegende dat de opdracht werd gegund tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van € 657451,08 incl. BTW; Gelet op het als bijlage geviseerde verslag van nazicht van de offertes; Overwegende dat de nieuwe leveringsperiode ingaat op 17.02.14 en 4 jaar geldig is; Overwegende dat de opgegeven prijzen geldig zijn gedurende de eerste 2 jaar van de uitvoering, waarbij nadien eenmalige indexatie mogelijk is Overwegende dat de 2 % korting voor contante betaling binnen de 8 kalenderdagen blijft behouden; Overwegende dat hiervan kennis wordt genomen; Overwegende dat deze uitgave zal worden geboekt op rekening 2014/OCMW-VB/0953-01/600300/OCMW/RVMW/60/IE-GEEN waar bij consultatie van de standopgave € 50000 beschikbaar was; Gelet op het Ocmw decreet van 19 december 2008, met latere wijzigingen; Gelet op de wet van 24 december 1993, betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de Koninklijke besluiten van 8 januari 1996 en 26 september 1996 ter uitvoering van voornoemde Wet; Gelet op de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met latere wijzigingen; BESLUIT:
met 9 ja stemmen;
art. 1.- Er wordt kennis genomen van de beslissing van Ocmw Zele dd. 10.01.14 tot gunning van levering van incontinentiemateriaal aan het woonzorgcentrum, aan de firma Ontex bvba, Genthof 5, 9255 Buggenhout, tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van € 657451,08 incl. BTW. art. 2.- De nieuwe leveringsperiode gaat in op 17.02.14 en is 4 jaar geldig is. De opgegeven prijzen zijn geldig gedurende de eerste 2 jaar van de uitvoering, nadien is eenmalige indexatie mogelijk. art. 3. De 2 % korting voor contante betaling binnen de 8 kalenderdagen blijft geldig.
7
art. 4.- Dit besluit zal worden vermeld op de lijst met beslissingen die ter kennisgeving wordt doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen en naar de heer provinciegouverneur.
2. Bijsturing operationele werking.
De Raad in openbare zitting, Gelet op ons besluit dd. 18.12.13 waarbij kennis werd genomen van de presentatie van de ad-interim manager over de aandachtsgebieden in het woonzorgcentrum; Overwegende dat voor de genoemde aandachtspunten door de secretaris een “Plan van aanpak” werd opgemaakt, zoals geviseerd als bijlage; Overwegende dat dit “Plan van aanpak” een beknopt overzicht geeft van de geformuleerde aandachtspunten binnen het woonzorgcentrum, alsook het vertrekpunt is om onderlinge afspraken te maken omtrent de omkadering en structurering van de opgesomde verbeterpunten zodat een globaal actieplan wordt bekomen om te evolueren naar een perfomante organisatie; Overwegende dat er 8 projecten van bijsturing werden vooropgesteld, dit met elk zijn actieplan, projectfiche en tijdspad; Overwegende dat hiermee akkoord wordt gegaan; Gelet op het Ocmw decreet van 19 december 2008, met latere wijzigingen; Gelet op de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met latere wijzigingen; BESLUIT:
met 9 ja stemmen;
art. 1.- Er wordt akkoord gegaan met het vooropgestelde “Plan van aanpak” voor de bijsturingen van de operationele werking van het woonzorgcentrum, opgemaakt door de secretaris, waarbij 8 projecten van bijsturing werden vooropgesteld, met elk zijn actieplan, projectfiche en tijdspad. art. 2.- Dit besluit zal worden vermeld op de lijst met beslissingen die ter kennisgeving wordt doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen en naar de heer provinciegouverneur.
5. Ibo:
8
--------1. Overbezetting: tussentijdse evaluatie en aanvraag afwijking.
De Raad in openbare zitting, Gelet op ons besluit dd. 27.11.13 waarbij als maatregel van de overbezetting kinderen vanaf het derde leerjaar pas vanaf 16.45 u in het Ibo terecht kunnen op maandag, dinsdag en donderdag waarbij ondertussen opvang wordt voorzien door de scholen; Overwegende dat op 28.01.14 een eerste tussentijdse evaluatie plaatsvond met de schooldirecteurs; Overwegende dat op basis van de eerste cijfergegevens blijkt dat de piek inzake overbezetting is afgenomen; Gelet op het verzoek van de directeur van de Gemeenschapsschool “De Zonnebloem” om een afwijking te bekomen op bovengenoemde maatregel; Overwegende dat, na de naschoolse opvang op “De Zonnebloem” tot 17.30 u, het onmogelijk is om de kinderen nog met de bus naar de opvang te begeleiden; Overwegende dat de bus langs de opvang komt omstreeks 16 u; dat hierbij een afwijking wordt gevraagd tot opvang van maximum 2 kinderen indien hiervoor kinderen in aanmerking komen; Overwegende dat hiermee akkoord wordt gegaan; Gelet op het Ocmw decreet van 19 december 2008, met latere wijzigingen; Gelet op de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met latere wijzigingen; BESLUIT:
met 9 ja
stemmen;
art. 1.- Er wordt kennis genomen van de tussentijdse evaluatie van de getroffen maatregelen, in zitting van 27.11.13, inzake overbezetting in het IBO. art. 2.- Aan het verzoek van de directeur van “De Zonnebloem” om bij uitzondering een afwijking te bekomen voor maximum 2 kinderen vanaf het derde leerjaar, indien deze zich na 17.30 u niet meer naar de opvang kunnen begeven, kan de schoolbus hen omstreeks 16 u afzetten aan het Ibo Kalken.
9
art. 3.- Dit besluit zal worden vermeld op de lijst met beslissingen die ter kennisgeving wordt doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen en naar de heer provinciegouverneur.
2. Gunning kruidenierswaren
De Raad in openbare zitting, Gelet op ons besluit dd.23.10.13 om voor de gunning van de levering van kruidenierswaren aan beide lokaties van het Ibo, gebruik te maken van het principe van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking; Overwegende dat een prijsaanvraag werd gericht aan verschillende handelaars binnen de gemeente; Overwegende dat enkel Voeding Verschraegen een prijsopgave indiende; Overwegende dat het aangewezen lijkt om de leveringen te gunnen aan Voeding Verschraegen; Overwegende dat de leveringsperiode loopt miv. 01.03.2014 en dit voor de periode van 3 jaar; Overwegende dat hiermee akkoord wordt gegaan; Overwegende dat deze uitgave zal worden geboekt op rekening 2014/OCMW-VB/0904-02/601200/OCMW/RVMW/60/IE-GEEN waar bij consultatie van de standopgave € 23483 beschikbaar was;
Gelet op de wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en het Koninklijk Besluit van 15 juli 2011 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren en het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 betreffende de algemene uitvoeringsregels; Gelet op het Ocmw decreet van 19 december 2008, met latere wijzigingen; Gelet op de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met latere wijzigingen; BESLUIT:
met 9 ja
stemmen;
art. 1.- De opdracht tot levering van kruidenierswaren aan beide lokaties van het Ibo wordt gegund aan voeding Verschraegen, Nerenweg 14, 9270 Kalken. art. 2.- De leveringsperiode gaat in op 1 maart 2014 en is 3 jaar geldig.
10
art. 3.- De prijzen dienen gedurende de ganse leveringsperiode te worden gehandhaafd. art. 4.- Dit besluit zal worden vermeld op de lijst met beslissingen die ter kennisgeving wordt doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen en naar de heer provinciegouverneur.
6. Personeel: aanpassing rechtspositieregeling. ------------------------------------------------------------De Raad in openbare zitting
Gelet op het Ocmw decreet van 19 december 2008, met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2009 houdende uitvoering en inwerkingtreding van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende diverse bepalingen betreffende personeel, de financiën en de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in het bijzonder deel 2, hoofdstuk 2 van het Besluit inzake de formatie;
Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 30 december 2008 houdende vaststelling rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel, met latere wijzigingen;
Gelet op ons besluit dd. 28 juni 2011 m.b.t. de afbakening van de personeelsgroepen, de vaststelling van de overgangsbepalingen inzake toekenning van feestdagen en berekening van de dagen jaarlijkse vakantie en de vaststelling van de rechtspositieregeling voor het specifiek personeel, de
11
secretaris, de financieel beheerder en het voltallig personeel van de bijzondere diensten van het OCMW, met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Overwegende dat er in bovenvermeld besluit een onderscheid gemaakt wordt tussen facultatieve wijzigingen en verplichte wijzigingen; Gelet op het feit dat er geen advies van het College van Burgemeester en Schepenen, noch onderhandeling met de vakbonden nodig is voor de verplichte wijzigingen; Dat het aan te raden is deze te integreren in de eigen rechtspositieregeling, zodat deze aan de personeelsleden kenbaar kan worden gemaakt; Overwegende dat de facultatieve wijzigingen niet onmiddellijk toepasbaar moeten worden gemaakt; Dat het ook aangewezen is een aantal wijzigingen, zoals reeds onderhandeld door het Gemeentebestuur Laarne, eveneens te integreren binnen de Rechtspositieregeling van het OCMW; Dat bovendien de opmerkingen van het Agentschap Binnenlands Bestuur, kaderend binnen het algemeen administratief toezicht, werden geïntegreerd; Dat tot slot binnen de rechtspositieregeling van het OCMW afstemming werd gebracht met de vigerende hogere regelgevingen; Gelet op het voorstel van wijziging; BESLUIT: met 9 ja stemmen art. 1:- De rechtspositieregeling, vastgesteld in zitting van 28 juni 2011, met latere wijzigingen wordt op de volgende artikels gewijzigd, zoals hierna wordt bepaald en dit zowel voor het personeel conform art. 104§2 en §6: a) Artikel 6 § 2 Te schrappen: Alleen de diploma’s die per niveau vermeld worden in bijlage I van dit besluit, komen bij aanwerving in aanmerking.
12
In te voegen: De lijst van erkende diploma's of getuigschriften per niveau wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, vastgesteld. Alleen de erkende diploma's of getuigschriften op die lijst komen bij aanwerving in aanmerking. b) Artikel 8 Te schrappen: In uitzonderlijke gevallen kan de aanstellende overheid bij de vacantverklaring van een betrekking van niveau A, B of C beslissen om de diplomavereiste die als regel geldt voor dat niveau te schrappen op basis van een grondige motivatie. Die schrapping kan, op voorwaarde dat: 1. de functie noch op basis van de functiebeschrijving, noch krachtens een reglementering van de hogere overheid een specifiek diploma vergt, en het algemene capaciteitsniveau en het potentieel van de kandidaten belangrijker zijn dan een diploma; 2. het wegvallen van de diplomavereiste gecompenseerd wordt door een vereiste inzake relevante beroepservaring; 3. de kandidaten slagen voor een specifieke selectieprocedure die naast een of meer functiegerichte competentietests ook een niveau- of capaciteitstest bevat. Voor de niveau- of capaciteitstest wordt de selectie door een extern selectiebureau uitgevoerd. Deze test gaat de andere examengedeelten vooraf. De kandidaten dienen de vermelding „geheel geschikt‟ of „geschikt‟ te bekomen. In te voegen: De raad kan bepalen dat kandidaten die niet voldoen aan de diplomavereiste die als aanwervingsvoorwaarde geldt voor de functies van niveaus A, B en C, in aanmerking komen voor aanwerving. Die afwijking van de diplomavereiste is uitzonderlijk en op grond van vooraf vastgestelde, objectieve criteria, mogelijk als de functie noch op basis van de functiebeschrijving, noch krachtens een reglementering van de hogere overheid een diploma vergt. Voor de toepassing van het eerste lid komt een kandidaat die niet over het vereiste diploma beschikt, in aanmerking als hij, ofwel : 1° voldoet aan een vereiste inzake relevante beroepservaring en slaagt voor een niveau- of capaciteitstest; 2° beschikt over een op de functie afgestemd ervaringsbewijs, uitgereikt overeenkomstig de Vlaamse regelgeving over de titels van beroepsbekwaamheid; 3° beschikt over een op de functie afgestemd attest van een beroepsopleiding die hij gevolgd heeft bij een door de Vlaamse Regering erkende instelling voor beroepsopleiding. In voorkomend geval beslist de aanstellende overheid voor de vacantverklaring van de functie of kandidaten die niet aan de diplomavereiste beantwoorden, in aanmerking komen voor aanwerving.
13
Te schrappen: In voorkomend geval beslist, na voorafgaand syndicaal overleg, de aanstellende overheid voor de vacantverklaring van de functie om geen diplomavereiste op te leggen.
In te voegen: De beslissing om geen diplomavereiste op te leggen zal worden voorgelegd aan het syndicaal overleg.
c) Artikel 20 Te schrappen: Voor de toepassing van artikel 8 behelst de selectieprocedure, naast een of meer functiegerichte competentietests, ook een niveau- of capaciteitstest, die onderzoekt of de kandidaten in staat zijn te functioneren op het niveau waarin de functie is gesitueerd. De kandidaten moeten zowel voor de niveau- of capaciteitstest als voor de functiegerichte competentietest(s) slagen. Deze test wordt afgenomen door een extern selectiebureau. In te voegen: De niveau- of capaciteitstest, vermeld in artikel 8, onderzoekt of de kandidaat in staat is te functioneren op het niveau waarin de functie is gesitueerd. De kandidaat die een attest of getuigschrift voorlegt waaruit blijkt dat hij voor dezelfde of voor een vergelijkbare functie bij dezelfde of bij een andere overheid al eerder geslaagd is voor een niveau- of capaciteitstest als vermeld in het tweede lid, behoudt het gunstige resultaat daarvan en wordt vrijgesteld van een nieuwe deelname aan een niveau- of capaciteitstest. De raad bepaalt de maximale duur van de vrijstellingen. d) Artikel 35 Te schrappen: Ten minste 2 % van het totale personeelsbestand in FTE binnen het bestuur wordt vervuld door personen met een arbeidshandicap. Voor de toepassing van dat percentage worden de betrekkingen van het verplegend en verzorgend personeel niet meegerekend. In te voegen: Ten minste 2 % van het totale aantal personeelsleden binnen het bestuur, uitgedrukt in voltijds equivalenten, bestaat uit personen met een arbeidshandicap. Voor de toepassing van dat percentage worden de betrekkingen van het verplegend en verzorgend personeel niet meegerekend. e) Artikel 40 (werd duidelijker omschreven) In te voegen:
14
Deze bepaling geldt niet voor de jobstudenten, noch voor personeelsleden met vervangingscontracten van minder dan 6 maanden. f) Artikel 48 In te voegen: De aanstellende overheid hoort het personeelslid vooraf. g) Artikel 49 § 2 In te voegen: De aanstellende overheid hoort het personeelslid vooraf. h) Artikel 78 (afstemming OCMW decreet) Te schrappen: Met toepassing van artikel 114, tweede lid, van het OCMW-decreet worden de secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW op proef geëvalueerd door door de OCMW-raad.
In te voegen: Met toepassing van artikel 114, tweede lid, van het OCMW-decreet worden de secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW op proef geëvalueerd door het Vast Bureau, en zo er geen werd opgericht, door de OCMW-raad. Te schrappen: De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid, en op basis van een verslag van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de voorzitter van het OCMW. De regels voor de opmaak van het verslag van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de voorzitter van het OCMW en voor het voorbereidend rapport van de externe deskundigen die van toepassing zijn op de evaluatie tijdens de loopbaan, zijn ook van toepassing op de evaluatie van de proeftijd. Bij staking van stemmen wordt het betrokken personeelslid geacht te voldoen. In te voegen: De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de leden van het managementteam en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn betrokken worden. Bij staking van stemmen wordt het betrokken personeelslid geacht te voldoen. i) Artikel 80 (afstemming OCMW decreet) Te schrappen:
15
Als de proeftijd van de secretaris van het OCMW en van de financieel beheerder van het OCMW voor de helft verstreken is, wordt een tussentijds evaluatiegesprek gevoerd: 1. tussen de secretaris van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW; 2. tussen de financieel beheerder van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, voorzitter van het OCMW
In te voegen: Als de proeftijd van de secretaris van het OCMW en van de financieel beheerder van het OCMW voor de helft verstreken is, wordt een tussentijds evaluatiegesprek gevoerd: 1. tussen de secretaris van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad 2. tussen de financieel beheerder van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad en de secretaris van het OCMW. j) Artikel 81 (afstemming OCMW decreet) Te schrappen: Ten laatste twee weken voor het einde van de proeftijd vindt de eindevaluatie van de proeftijd plaats door de raad. De deskundigen leveren het voorbereidend rapport over de proeftijd, vermeld in artikel 78, en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW levert het verslag vermeld in artikel 78, in bij de voorzitter van de raad die de eindevaluatie uitspreekt binnen de laatste maand van de proeftijd. In te voegen: Ten laatste twee weken voor het einde van de proeftijd vindt de eindevaluatie van de proeftijd plaats door het Vast bureau, en zo er geen werd opgericht door de raad. De deskundigen leveren het voorbereidend rapport over de proeftijd, vermeld in artikel 78, in het vast bureau, en zo er geen werd opgericht bij de OCMW raad die de eindevaluatie uitspreekt binnen de laatste maand van de proeftijd. k) Artikel 85 (afstemming OCMW decreet) Te schrappen: De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW worden geëvalueerd door de raad. De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid, en op basis van een verslag van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de voorzitter van het OCMW. Bij staking van stemmen wordt het personeelslid geacht te voldoen.
16
In te voegen: De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW worden geëvalueerd door het vast bureau, en zo er geen werd opgericht, door de raad. De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Bij staking van stemmen wordt het personeelslid geacht te voldoen. l) Artikel 87 (afstemming OCMW decreet) Te schrappen: De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria, zijnde de taakafspraken en de competenties. De evaluatiecriteria worden door de raad vastgesteld en opgenomen in de functiebeschrijving, in bijlage bij dit besluit. Conform artikel 51 van het BVR RPR OCMW worden deze evaluatiecriteria nader bepaald voor : 1° de secretaris van het OCMW: na overleg van de functiehouder met het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW 2° de financieel beheerder van het OCMW : na overleg van de financieel beheerder van het OCMW met de secretaris van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW. Na het overleg bespreekt het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW de voorgestelde evaluatiecriteria met de externe deskundigen in het personeelsbeleid die verantwoordelijk zijn voor het voorbereidend rapport voor de evaluatie en stuurt die zo nodig bij. In te voegen: De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria, zijnde de taakafspraken en de competenties. De evaluatiecriteria worden door de raad vastgesteld en opgenomen in de functiebeschrijving, in bijlage bij dit besluit. Conform artikel 51 van het BVR RPR OCMW worden deze evaluatiecriteria nader bepaald voor : 1° de secretaris van het OCMW: na overleg van de functiehouder met het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, door de OCMW raad; 2° de financieel beheerder van het OCMW : na overleg van de financieel beheerder van het OCMW met de secretaris van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, door de OCMW raad. Na het overleg bespreekt het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad de voorgestelde evaluatiecriteria met de externe deskundigen in het personeelsbeleid die verantwoordelijk zijn voor het voorbereidend rapport voor de evaluatie en stuurt die zo nodig bij. m) Artikel 89 (afstemming OCMW decreet)
17
Te schrappen: Paragraaf 2 Het verslag opgemaakt door de externe deskundigen bevat de relevante informatie die wordt ingewonnen met behulp van een gestructureerd gesprek met de leden van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, met de voorzitter van het OCMW waarin hun feedback gevraagd wordt over de wijze van functioneren van de functiehouder. De conclusies van dit gesprek worden verwerkt in een verslag van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de voorzitter van het OCMW. Paragraaf 3 Het gestructureerd gesprek heeft betrekking op de vastgestelde evaluatiecriteria, zijnde de taakafspraken en de competenties. De resultaten worden verwerkt tot conclusies. : te schrappen Paragraaf 4 De functiehouder beschikt over een mogelijkheid tot schriftelijk antwoord. Op diens verzoek wordt hij gehoord door het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW die de evaluatie doet. Hij kan zich laten bijstaan door één of meer personen naar keuze. In te voegen: Paragraaf 2 De functiehouder beschikt over een mogelijkheid tot schriftelijk antwoord. Op diens verzoek wordt hij gehoord door het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, door de raad die de evaluatie doet. Hij kan zich laten bijstaan door één of meer personen naar keuze.
n) Artikel 90 (afstemming OCMW decreet) Te schrappen: Paragraaf 1 De secretaris van het OCMW krijgt tussentijds feedback over zijn manier van functioneren. De feedback neemt de vorm aan van een functioneringsgesprek met de functiehouder. Onder functioneringsgesprek wordt verstaan: een tweegesprek tussen het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW en de functiehouder met het oog op het optimaal functioneren van het personeelslid en de optimale kwaliteit van de dienstverlening Zowel de functiehouder als het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW brengen te bespreken punten aan. Het functioneringsgesprek vindt plaats op vraag van de functiehouder of van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de voorzitter van het OCMW, met dien verstande dat er ten minste een functioneringsgesprek plaatsvindt halfweg de lopende evaluatieperiode. Als feiten of gedragingen van de functiehouder die een negatieve weerslag kunnen hebben op de evaluatie daar aanleiding toe geven, nodigt het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de
18
voorzitter van het OCMW de functiehouder in elk geval uit voor een functioneringsgesprek. Het functioneringsgesprek resulteert in een schriftelijke afsprakennota over bepaalde aandachtspunten met daarin de evaluatiecriteria zijnde taakafspraken en de competenties. De functiehouder en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW ondertekenen de afsprakennota en krijgen er een exemplaar van. Paragraaf 2 De financieel beheerder van het OCMW krijgt tussentijds feedback over zijn manier van functioneren aan de hand van een functioneringsgesprek. Onder functioneringsgesprek wordt verstaan: een tweegesprek op evenwaardig niveau tussen het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW en de secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW met het oog op het optimaal functioneren en de optimale kwaliteit van de dienstverlening. Zowel de financieel beheerder van het OCMW als het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW en de secretaris van het OCMW brengen te bespreken punten aan. Het functioneringsgesprek vindt plaats op vraag van de financieel beheerder van het OCMW of van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de voorzitter van het OCMW en de secretaris van het OCMW, met dien verstande dat er ten minste een functioneringsgesprek plaatsvindt halfweg de lopende evaluatieperiode. Als feiten of gedragingen van de financieel beheerder die een negatieve weerslag kunnen hebben op de evaluatie daar aanleiding toe geven, nodigt het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW en de secretaris van het OCMW de financieel beheerder van het OCMW in elk geval uit voor een functioneringsgesprek. Het functioneringsgesprek resulteert in schriftelijke afsprakennota met daarin de evaluatiecriteria, zijnde de taakafspraken en de competenties. De financieel beheerder van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW en de secretaris van het OCMW ondertekenen de afsprakennota en krijgen er een exemplaar van. In te voegen: Paragraaf 1 De secretaris van het OCMW krijgt tussentijds feedback over zijn manier van functioneren. De feedback neemt de vorm aan van een functioneringsgesprek met de functiehouder. Onder functioneringsgesprek wordt verstaan: een tweegesprek tussen het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad en de functiehouder met het oog op het optimaal functioneren van het personeelslid en de optimale kwaliteit van de dienstverlening Zowel de functiehouder als het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad brengen te bespreken punten aan. Het functioneringsgesprek vindt plaats op vraag van de functiehouder of van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de OCMW raad met dien verstande dat er ten minste een
19
functioneringsgesprek plaatsvindt halfweg de lopende evaluatieperiode. Als feiten of gedragingen van de functiehouder die een negatieve weerslag kunnen hebben op de evaluatie daar aanleiding toe geven, nodigt het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad de functiehouder in elk geval uit voor een functioneringsgesprek. Het functioneringsgesprek resulteert in een schriftelijke afsprakennota over bepaalde aandachtspunten met daarin de evaluatiecriteria zijnde taakafspraken en de competenties. De functiehouder en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad ondertekenen de afsprakennota en krijgen er een exemplaar van. Paragraaf 2 De financieel beheerder van het OCMW krijgt tussentijds feedback over zijn manier van functioneren aan de hand van een functioneringsgesprek. Onder functioneringsgesprek wordt verstaan: een tweegesprek op evenwaardig niveau tussen het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad en de secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW met het oog op het optimaal functioneren en de optimale kwaliteit van de dienstverlening. Zowel de financieel beheerder van het OCMW als het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad en de secretaris van het OCMW brengen te bespreken punten aan. Het functioneringsgesprek vindt plaats op vraag van de financieel beheerder van het OCMW of van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, van de OCMW raad en de secretaris van het OCMW, met dien verstande dat er ten minste een functioneringsgesprek plaatsvindt halfweg de lopende evaluatieperiode. Als feiten of gedragingen van de financieel beheerder die een negatieve weerslag kunnen hebben op de evaluatie daar aanleiding toe geven, nodigt het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad en de secretaris van het OCMW de financieel beheerder van het OCMW in elk geval uit voor een functioneringsgesprek. Het functioneringsgesprek resulteert in schriftelijke afsprakennota met daarin de evaluatiecriteria, zijnde de taakafspraken en de competenties. De financieel beheerder van het OCMW en het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de OCMW raad en de secretaris van het OCMW ondertekenen de afsprakennota en krijgen er een exemplaar van. o) Artikel 92: (afstemming OCMW decreet) Te schrappen: De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW met een negatief evaluatieresultaat krijgt onmiddellijk na kennisname van zijn ongunstig resultaat een functioneringsgesprek waarbij een begeleidingstraject, in samenspraak met externe deskundigen in personeelsbeleid, wordt opgestart. De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW die voor een periodieke evaluatie twee keer opeenvolgend een evaluatieresultaat behaalt dat ongunstig is, kan worden ontslagen wegens
20
beroepsongeschiktheid. Het ontslag is alleen mogelijk als na het doorlopen van de passende maatregelen voor de verbetering van het functioneren, vermeld in artikel 113 van het OCMW-decreet, en vastgelegd in samenspraak met de functiehouder en aansluitend bij diens takenpakket uit een tussentijdse evaluatie na een periode van ten minste een half jaar die volgt op de kennisgeving van het ongunstige evaluatieresultaat aan de functiehouder, manifest blijkt dat hij nog steeds niet voldoet. De raad beslist over de toepassing van de gevolgen met uitzondering van het ontslag wegens beroepsongeschiktheid. De raad baseert zijn beslissing op het voorbereidend rapport van de externe deskundigen in personeelsbeleid en het verslag van het vast bureau of, als er geen vast bureau werd opgericht, de voorzitter van het OCMW. De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW wordt op de hoogte gebracht binnen een periode van vijftien kalenderdagen na het afronden van de evaluatie. De raad formuleert het gemotiveerde voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid op basis van het evaluatieverslag van de tussentijdse evaluatie. In te voegen: De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW met een negatief evaluatieresultaat krijgt onmiddellijk na kennisname van zijn ongunstig resultaat een functioneringsgesprek waarbij een begeleidingstraject, in samenspraak met externe deskundigen in personeelsbeleid, wordt opgestart. De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW die voor een periodieke evaluatie twee keer opeenvolgend een evaluatieresultaat behaalt dat ongunstig is, kan worden ontslagen wegens beroepsongeschiktheid. Het ontslag is alleen mogelijk als na het doorlopen van de passende maatregelen voor de verbetering van het functioneren, vermeld in artikel 113 van het OCMW-decreet, en vastgelegd in samenspraak met de functiehouder en aansluitend bij diens takenpakket uit een tussentijdse evaluatie na een periode van ten minste een half jaar die volgt op de kennisgeving van het ongunstige evaluatieresultaat aan de functiehouder, manifest blijkt dat hij nog steeds niet voldoet. Het Vast Bureau, zo er geen werd opgericht, de OCMW raad beslist over de toepassing van de gevolgen met uitzondering van het ontslag wegens beroepsongeschiktheid. Het Vast Bureau, zo er geen werd opgericht, de OCMW raad baseert zijn beslissing op het voorbereidend rapport van de externe deskundigen in personeelsbeleid. De secretaris van het OCMW en de financieel beheerder van het OCMW wordt op de hoogte gebracht binnen een periode van vijftien kalenderdagen na het afronden van de evaluatie. Het Vast Bureau, zo er geen werd opgericht, de OCMW raad formuleert het gemotiveerde voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid op basis van het evaluatieverslag van de tussentijdse evaluatie. p) Artikel 112
21
Te schrappen: Onder overheid in artikel 109 en 111 wordt verstaan: 1. de provincies, de gemeenten en de OCMW‟s van België, en de instellingen die eronder ressorteren; 2. de diensten en instellingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en van de gewesten; 3. de diensten en instellingen van de Europese Unie; 4. de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte; 5. de lokale overheden van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte. In te voegen: Onder overheid in artikel 109 en 111 wordt verstaan: 1° de provincies, de gemeenten en de OCMW's van België, de publiekrechtelijke verenigingen waarvan ze deel uitmaken en de instellingen die eronder ressorteren; 2° de diensten en instellingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en gewesten en de internationale instellingen waarvan ze lid zijn; 3° de diensten en instellingen en de lokale overheden van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte; 4° de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen of de gesubsidieerde vrije centra voor leerlingenbegeleiding; 5° de publiekrechtelijke en vrije universiteiten; 6° elke andere instelling naar Belgisch recht of naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die beantwoordt aan collectieve behoeften van algemeen of lokaal belang en waarbij in de oprichting of bijzondere leiding ervan het overwicht van de overheid tot uiting komt. q) Artikel 143 Het personeelslid behoudt na de heraanstelling in een andere functie, ongeacht of die tot dezelfde of tot een andere graad behoort, de salarisschaal en de schaalanciënniteit die het verworven had in de functionele loopbaan van zijn vorige functie. Als het personeelslid heraangesteld wordt in een andere functie waarmee een andere functionele loopbaan met andere salarisschalen verbonden is, dan behoudt het zijn schaalanciënniteit en wordt het met die schaalanciënniteit ingeschaald in de overeenstemmende salarisschaal van de nieuwe functionele loopbaan. In te voegen: Het personeelslid dat als gevolg van die inschaling een lager jaarsalaris zou krijgen, behoudt zijn vorige jaarsalaris op persoonlijke titel zolang dat gunstiger is.
22
r) Artikel 205 Te schrappen: Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend: 1. het forfaitaire gedeelte: a. het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2009: 330,84 euro; b. vanaf 2010 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig; c. het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b), wordt verhoogd met 498,74 euro; voor de personeelsleden die op grond van de federale wetgeving over de financiering van sommige gezondheidsinstellingen recht hebben op een jaarlijkse premie en een attractiviteitspremie bedraagt de verhoging 148,74 euro d. Het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) wordt voor alle personeelsleden : 1) voor het jaar 2010 verhoogd met 100 euro ; 2) voor het jaar 2011 verhoogd met 200 euro ; 3) voor het jaar 2012 verhoogd met 300 euro e. Vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) voor alle personeelsleden verhoogd met 400 euro ;
In te voegen: Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend: 1. het forfaitaire gedeelte: a) het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2011 349,73 euro; b) vanaf 2012 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig; c) het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b), wordt verhoogd met 698,74 euro; d) voor het jaar 2012 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c), voor alle personeelsleden verhoogd met 100 euro;
23
e) vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c), voor alle personeelsleden verhoogd met 200 euro; s) Artikel 208 (rechtzetting verwijzing naar een foutief artikelnummer) 3. verplegend en verzorgend personeel van de federaal gefinancierde gezondheidsinstellingen, die de salarisbijslag van 11% ontvangen, conform artikel 213d. t) Artikel 213 a §2 In te voegen: Als berekeningsbasis voor het uurloon geldt het bruto-uursalaris, eventueel verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, de toelage voor het waarnemen van een hogere functie of de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering, de toelage voor opdrachthouderschap of de mandaattoelage. u) Artikel 213 f § 1 (rechtzetting verwijzing naar een foutief artikelnummer) Een toeslag voor avondprestaties, wordt toegekend voor de uurschijf van 19 tot 20 uur aan het personeel aan het bed van de patiënt zoals gedefinieerd in artikel 213d, tewerkgesteld en dit a prorata van de effectief uitgevoerde prestaties in deze uurschijf. v) Artikel 238 ( in navolging van de gemeentelijke RPR – omzendbrief BB 2010/01) Het personeelslid dat de afstand van en naar het werk volledig of gedeeltelijk aflegt met de fiets krijgt een maandelijkse fietsvergoeding van 0,21 euro per afgelegde kilometer. w) Artikel 239 Te schrappen: Het personeelslid dat minstens 66% arbeidsongeschikt is, en voor de verplaatsing van en naar het werk gebruikt maakt van de wagen wordt vergoed aan de kostprijs van een treinkaart tweede klasse over dezelfde afstand. In te voegen: Het personeelslid dat aan de voorwaarden voldoet voor de toekenning van een parkeerkaart door de bevoegde hogere overheid, ontvangt een vergoeding voor de verplaatsing van en naar het werk met de wagen. Die vergoeding is gelijk aan de kostprijs van een treinkaart tweede klasse over dezelfde afstand. x) Artikel 249 (verduidelijking) Paragraaf 1 Het vakantieverlof voor de in vast verband aangestelde personeelsleden en de statutaire personeelsleden op proef bij bevordering wordt toegekend op basis van de arbeidsprestaties geleverd tijdens het vakantiejaar vanaf de vaste benoeming.
24
In te voegen: Voor de statutaire personeelsleden op proef wordt het vakantieverlof toegekend op basis van de arbeidsprestaties geleverd tijdens het jaar voorafgaand aan het vakantiejaar. y) Artikel 254 (in navolging van de gemeentelijke RPR – wet 13/04/2011) Paragraaf 1 Als de moeder overlijdt, heeft het personeelslid dat vader is van het kind, recht op vaderschapsverlof, dat niet langer mag duren dan het deel van het bevallingsverlof dat nog niet opgenomen werd door de moeder bij haar overlijden. In te voegen: Hetzelfde geldt voor de meemoeder: in dit geval wordt het moederschapsverlof omgezet in geboorteverlof, dat niet langer mag duren dan heet deel van het bevallingsverlof dat nog niet opgenomen werd door de moeder bij haar overlijden. Onder meemoeder wordt verstaan: de partner van de biologische moeder, die met deze verbonden is door huwelijk of door wettelijke samenwoonst, of die via een uittreksel uit het bevolkingsregister kan aantonen gedurende minstens drie onafgebroken jaren voor de geboorte ingeschreven te zijn op hetzelfde adres als de biologische moeder .
Het personeelslid dat dit verlof wenst te nemen, brengt er het bestuur schriftelijk van op de hoogte binnen zeven dagen te rekenen vanaf het overlijden van de moeder. Dit geschrift vermeldt de aanvangsdatum van het vaderschapsverlof / geboorteverlof en de vermoedelijke duur van de afwezigheid. Paragraaf 2 Bij hospitalisatie van de moeder heeft het personeelslid dat vader is van het kind, recht op vaderschapsverlof, dat op zijn vroegst een aanvang neemt vanaf de achtste dag, te rekenen na de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de moeder meer dan zeven dagen opgenomen is in het ziekenhuis en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft. In te voegen: De meemoeder heeft in dat geval recht op geboorteverlof, onder dezelfde modaliteiten. Het vaderschapsverlof/geboorteverlof van de meemoeder eindigt als de moeder het ziekenhuis verlaat en uiterlijk bij het verstrijken van de periode die overeenstemt met het deel van het bevallingsverlof dat door de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet was opgenomen. Het personeelslid dat dit verlof wenst te nemen, brengt er het bestuur schriftelijk van op de hoogte voor de aanvang van het vaderschapsverlof/geboorteverlof. Dit geschrift vermeldt de
25
aanvangsdatum van het vaderschapsverlof/geboorteverlof en de vermoedelijke duur van de afwezigheid. Een medisch getuigschrift dat een hospitalisatie van meer dan zeven dagen van de moeder bevestigt, moet eveneens zo vlug mogelijk aan het bestuur worden overhandigd. Paragraaf 3 Het vaderschapsverlof/geboorteverlof, vermeld in §1 en §2, is voor het statutaire personeelslid bezoldigd. z) Artikel 255 (in navolging van de gemeentelijke RPR – wet 13/04/2011) In te voegen: Paragraaf 4 Voor de meemoeder, die n.a.v. de geboorte van een kind van de partner recht heeft op geboorteverlof, zal het geboorteverlof in mindering worden gebracht van het adoptieverlof. aa) Artikel 274 (in navolging van de gemeentelijke RPR – wet 13/04/2011) Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen: 2.bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van het personeelslid. Bij partners van hetzelfde geslacht moet het partnerschap worden bewezen door een huwelijksakte, een bewijs van wettelijke samenwoonst of een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de inschrijving op hetzelfde adres blijkt gedurende minstens drie onafgebroken jaren voor de geboorte. bb) Artikel 282 (afstemming hogere regelgeving – KB 28/12/2011 en 25/08/2012) Gedurende de volledige duur van de beroepsloopbaan mag het personeelslid maximum zestig maanden zijn loopbaan volledig onderbreken; het personeelslid mag voor de leeftijd van vijfenvijftig jaar gedurende maximum zestig maanden zijn prestaties verminderen. Voor de berekening van de zestig maanden wordt geen rekening gehouden met het verlof voor palliatieve verzorging, het verlof voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad dat lijdt aan een zware ziekte, het ouderschapsverlof en met de periodes van arbeidsonderbreking waarvoor geen onderbrekingsuitkering werd toegekend. Een volledige onderbreking kan onmiddellijk aansluiten bij een vermindering van prestaties, en omgekeerd. Een vorm van vermindering van arbeidsprestaties kan onmiddellijk aansluiten bij een andere. Voor de beoordeling van de minimumduur van drie maanden wordt rekening gehouden met de tesamen genomen periodes. Het personeelslid dat de leeftijd van vijfenvijftig jaar heeft bereikt, kan zijn arbeidsprestaties verminderen zonder beperking van duur. De maximumgrens van tweeënzeventig maanden zal echter weer gelden
26
zo de werknemer van minstens vijftig jaar oud na een werkhervatting die volgt op een eerste vermindering van de arbeidsprestaties een tweede vermindering aanvraagt. In te voegen: Deze toegangsleeftijd blijft vijftig jaar voor de personeelsleden die een vermindering van prestaties met 1/5 vragen en die: - hetzij gedurende minstens 5 jaar in de loop van de voorafgaande 10 jaar of gedurende 7 jaar in de loop van de voorafgaande 15 jaar een zwaar beroep hebben uitgeoefend - hetzij een beroepsloopbaan als loontrekkende hebben van minstens 28 jaar (in het stelsel van de private en de publieke sector) Het personeelslid dat zijn ambt wil opnemen voor het einde van de onderbrekingsperiode of de periode van vermindering van zijn beroepsactiviteit, stelt de hiervan één maand vooraf schriftelijk op de hoogte. cc) Artikel 293 (afstemming hogere regelgeving – wet 13/04/2011) Paragraaf 1 Een personeelslid heeft het recht zijn loopbaan volledig te onderbreken of zijn prestaties te verminderen voor de helft of met een vijfde om voor zijn kind te zorgen naar aanleiding van : - de geboorte, tot het kind twaalf jaar wordt; - de adoptie, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, en uiterlijk tot het kind twaalf jaar oud wordt ; In te voegen: - Ouderschapsverlof voor de verzorging van een gehandicapt kind kan worden opgenomen tot het kind 21 jaar wordt. Onder gehandicapt wordt verstaan dat het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, of een aandoening heeft die het gevolg heeft dat tenminste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag. Paragraaf 2 Aan de voorwaarde van de twaalfde/éénentwintigste verjaardag moet voldaan zijn uiterlijk tijdens de periode van het ouderschapsverlof. De twaalfde/ éénentwintigste verjaardag kan bovendien worden overschreden als het verlof op verzoek van de bevoegde overheid wordt uitgesteld en voor zover de schriftelijke kennisgeving is gebeurd overeenkomstig artikel 296.
27
dd) Artikel 294 (afstemming hogere regelgeving – KB 31/05/2012) Paragraaf 1 Het personeelslid heeft het recht zijn loopbaan volledig te onderbreken. De volledige onderbreking is voor een periode van vier maanden. Deze periode kan naar keuze van het personeelslid in maanden worden gesplitst. Paragraaf 2 Het voltijdse personeelslid heeft het recht zijn loopbaan halftijds te verminderen. Vermindering van de prestaties tot de helft is voor een periode van acht maanden. Deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan. Paragraaf 3 Het voltijdse personeelslid heeft het recht zijn loopbaan deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één vijfde. Vermindering van de prestaties met een vijfde is voor een periode van twintig maanden. Deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan. ee) Artikel 305 en 306 integraal te schrappen (afstemming hogere regelgeving – wet 19/7/2012 en decreet 13/07/2012) ff) Artikel 309: Te schrappen: 5. bij het geven van bloed, plasma of bloedplaatjes, één dag dienstvrijstelling, maximaal één dag per maand. Deze vrijstelling wordt verleend hetzij op de dag van de bloedgifte, hetzij de daaropvolgende dag. Is de daaropvolgende dag geen werkdag, dan wordt de dienstvrijstelling sowieso verleend op de dag van de afname In te voegen: 5. maximaal tien keer per jaar, bij het geven van bloed, plasma of bloedplaatjes. De dienstvrijstelling geldt voor de tijd die nodig is voor de gift, waarin inbegrepen de tijd die naargelang het geval nodig is voor de verplaatsing naar en van het afnamecentrum. gg) HOOFDSTUK II. OVERGANGSBEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE JAARLIJKSE VAKANTIEDAGEN EN DE FEESTDAGEN Artikel 318: (rechtzetting verwijzing naar een foutief artikelnummer) De overgangsregelingen vermeld in artikel 321 317 gelden eveneens voor het contractueel personeelslid in dienst voor 1 januari 2011 dat behoort tot het personeel in artikel 104, §6, van het OCMW-decreet, met een contract van onbepaalde duur, bepaalde duur of met een vervangingscontract, ook als die aansluitend een nieuw contract krijgt in dezelfde functie.
28
artikel 319 (rechtzetting verwijzing naar een foutief artikelnummer) De overgangsregelingen vermeld in artikel 317 321 gelden eveneens voor het contractueel personeel in dienst voor 1 januari 2011, dat behoort tot het personeel in artikel 104, §6, van het OCMW-decreet die daarna hetzij via bevordering, hetzij via interne personeelsmobiliteit overgaan naar een nieuwe functie die behoort tot de personeelsgroep van artikel 104, §6 van het OCMW-decreet. De overgangsregelingen vermeld in artikel 321 317 gelden eveneens voor het contractueel personeel in dienst voor 1 januari 2011, dat behoort tot het personeel in artikel 104, §6, van het OCMW-decreet die aansluitend statutair aangesteld worden in een nieuwe functie die behoort tot de personeelsgroep van artikel 104, §6 van het OCMWdecreet. In te voegen artikel: artikel 320 De overgangsregelingen, vermeld in artikel 317 tot en met 319 behouden de bovenvermelde personeelsleden ten persoonlijke titel tot het einde van hun loopbaan, op voorwaarde dat de tewerkstelling in het OCMW ononderbroken is en op voorwaarde dat het personeelslid tewerkgesteld blijft in een functie die valt onder categorie 104§6 van het OCMW decreet. Ononderbroken betekent dat de opeenvolgende tewerkstellingen met maximum 1 werkdag onderbroken mag worden. Indien een personeelslid van categorie 104§6 door jobrotatie, bevordering, personeelsmobiliteit, een nieuwe aanwerving of omwille van een andere reden naar een functie onder categorie 104§2 van het OCMWdecreet overstapt of omgekeerd, dan vervalt elke overgangsregeling en neemt het personeelslid meteen de nieuwe vakantie- en feestdagenregeling over dat op zijn/haar functie van toepassing is. Afwijkend op voorgaande bepaling behoudt het personeelslid onder categorie 104§2 dat op initiatief van het bestuur naar een functie onder categorie 104§6 wordt overgeplaatst, zijn/haar vakantie- en feestdagenregeling. hh) In te voegen hoofdstuk: (afstemming hogere regelgeving - wet 19/7/2012 en decreet 13/07/2012) HOOFDSTUK III. OVERGANGSBEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE VRIJWILLIGE VIERDAGENWEEK EN DE HALFTIJDSE VERVROEGDE UITTREDING. Artikel 321 Paragraaf 1 Bij decreet dd. 13 juli 2012 houdende wijziging van de wet van 10/04/1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden met ingang van 01 januari 2013 de Vlaamse lokale besturen geschrapt uit het toepassingsgebied van de wet van
29
10/04/1995 betreffende de vrijwillige vierdagenweek en de halftijdse vervroegde uittreding. Paragraaf 2 De personeelsleden die zich op datum van inwerkingstreding van het decreet in geen van beide stelsels bevinden, kunnen op die datum geen aanvraag voor halftijdse vervroegde uittreding of vrijwillige vierdagenweek meer indienen. Paragraaf 3 De personeelsleden die zich op 31/12/2012 daadwerkelijk in een stelsel van vrijwillige vierdagenweek of halftijdse vervroegde uittreding bevinden, blijven ten persoonlijke titel en voor onbepaalde duur, indien zij dat zelf wensen, onder het toepassingsgebied van de wet vallen, met inbegrip van de vastgestelde premie of het weddecomplement. ii) HOOFDSTUK IV. OPHEFFINGSBEPALINGEN EN INWERKINGTREDINGSBEPALINGEN. AFDELING 1. OPHEFFINGSBEPALINGEN Artikel 322: Worden opgeheven met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit : 1.Het administratief statuut voor het OCMW-personeel zoals het werd goedgekeurd bij ons besluit van 12/02/1999 en de later wijzigingen ervan ; 2.Het reglement voor het contractueel personeel zoals het werd goedgekeurd bij ons besluit van 12/02/1999 en de later wijzigingen ervan; 3. Het geldelijk statuut van het OCMW-personeel zoals het werd goedgekeurd bij ons besluit van 12/02/1999 en de later wijzigingen ervan.
AFDELING 2. INWERKINGTREDINGSBEPALINGEN Artikel 323 Deze rechtspositieregeling treedt in werking op de datum van het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn met uitzondering van de bepalingen van artikel 248, 251 en 321 tot en met 323 die in werking treden met ingang van 1 januari 2011.
art. 2:- Dit besluit treedt in werking op 01 maart 2014. art.3:- Een afschrift van dit besluit wordt binnen de 20 dagen overgemaakt aan de Provinciegouverneur en het College van Burgemeester en Schepenen.
30
Aangezien alle punten van de openbare zitting werden behandeld sluit de voorzitter de vergadering om 21.17 uur.
Githa Praet de secretaris
Monique Van Acker de voorzitter