Schoon volk -Quiz Zijn we meer gelijkend dan verschillend? Test je kennis en begrip van de menselijke diversiteit aan de hand van de volgende vragen! 1. Vragen Vraag 1: Wat vertelt huidskleur over een persoon? A. Het geeft zijn of haar ras aan B. Het geeft informatie over zijn of haar culturele erfenis C. Het geeft inzicht in zijn of haar aanleg voor bepaalde ziektes D. Geen van de voorgaande Vraag 2: Huidskleur evolueerde als een aanpassing aan: A. Het ras B. De hoeveelheid UV-straling van de zon C. Het klimaat Vraag 3: Mensen hebben bij benadering 25.000 genen. Hoeveel genen onderscheiden alle leden van een ras van de leden van een ander ras? A. Geen B. 1 C. 23 D. 142 E. 1008 F. we weten het niet Vraag 4: Leden van een ras kunnen geïdentificeerd worden aan de hand van: A. bloedgroep B. huidskleur C. afstamming D. genen E. geen van de voorgaande F. Alle voorgaande Vraag 5: De ultieme bron van alle menselijke genetische variatie is: A. Mutaties in DNA sequenties B. Natuurlijke selectie C. Geografie D. Ras Vraag 6: Welke groep bevat de grootste genetische variatie? A. Mensen B. Chimpansees C. Pinguïns
D. Fruitvliegjes E. Olifanten Vraag 7: Welke 2 bevolkingsgroepen zullen gemiddeld gezien het meest genetisch gelijk zijn? A. Italianen en Ethiopiërs B. Senegalezen en Kenianen C. Italianen and Zweden D. Chinezen en Sioux-indianen E. Saoedi-Arabiërs en Ethiopiërs Vraag 8: De grootste menselijke genetische variatie vind men terug: A. binnen eender welke locale populatie, zowel bij de Vlamingen als bij de Zulu (Zuid-Afrika) of de Hmong (Zuid-Azië) B. tussen 2 populaties op hetzelfde continent, bv tussen Ieren en Polen C. tussen 2 populaties op verschillende continenten, bv tussen Belgen en Koreanen D. tussen eender welke 2 continenten, bv tussen Afrika en Azië E. tussen grote en kleine mensen Vraag 9: Welk continent heeft de grootste menselijke genetische diversiteit? A. Europa B. Azië C. Afrika D. Noord-Amerika E. Zuid-Amerika Vraag 10: Kunnen wetenschappers het ras van een persoon bepalen door naar zijn DNA te kijken? A. Ja B. Neen C. Niet zeker Vraag 11: Welke van de volgende worden zowel door omgevings- als genetische factoren bepaald? A. Huidskleur B. Lengte C. Ziekte D. Alle voorgaande
Vraag 12: Is ras een juiste weergave van genetische diversiteit? A. Ja B. Neen C. Niet zeker Vraag 13: Sikkelcelanemie is een aandoening die in België vaak voorkomt bij Afrikaanse minderheden en ontstaat door een erfelijke verandering van de rode bloedkleurstof in de rode bloedcellen: de hemoglobine. De functie van de hemoglobine is het opnemen en loslaten van zuurstof. Op die manier kan bloedarmoede ontstaan. Wat is waar:
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
A. Sikkelcelanemie veroorzaakt een donkere huidskleur B. Het sikkelcelkenmerk komt vooral in Afrika voor en in enkele andere delen van de wereld, namelijk daar waar malaria voorkomt omdat dit kenmerk bescherming tegen malaria biedt. C. Sikkelcelanemie is een ziekte die men enkel terugvindt bij mensen met Afrikaanse wortels. Vraag 14: Het slachtoffer zijn van discriminatie kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid die de verdeling en concentratie van ziektes in verschillende groepen beïnvloedt. A. Waar B. Onwaar C. Niet zeker
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
2. Antwoorden Vraag 1: Wat vertelt huidskleur over een persoon? Antwoord D: geen van de voorgaande. Huidskleur geeft niet voldoende informatie over iemands “ras”, cultuur of aanleg voor bepaalde ziektes. “Ras” is een culturele uitvinding gebaseerd op een aantal ideeën ontwikkeld in de recente geschiedenis en wetenschap. Huidskleur kan wel inzicht geven in het geografische voorouderschap van iemand.
Vraag 2: Huidskleur evolueerde als een aanpassing aan.. Antwoord B: de hoeveelheid UV-straling van de zon Huidskleur is een aanpassing aan de UV-straling (ultraviolet) van de zon. UV-straling helpt het lichaam vitamine D aan te maken. Die is nodig om calcium aan te maken voor de ontwikkeling van sterke beenderen. Te veel UV-straling breekt echter foliumzuur (Vitamine B11) af, wat een andere noodzakelijke voedingsstof is. Het lichaam ontwikkelde dus huidpigmentatie als manier om de nood aan vitamine D en foliumzuur in evenwicht te houden. Mensen met voorouders uit de tropen hebben soms een donkerdere huid. Noordelijker of zuidelijker, dus naar de wereldpolen toe, heeft men dan weer een lichtere huidskleur. Zowel Sub-Sahara Afrikanen, zuidelijke Indiërs, Aboriginals uit Australië en Melanesiërs uit de Stille Zuidzee hebben een donkere huidskleur. (zie ook bijlage voor hogere resolutie-kaartjes)
Jaarlijkse gemiddelde UV-straling
Huidskleur variaties
We hebben allemaal hetzelfde kleurpigment in onze huid: melanine. Dit is een donkerbruin pigment dat in verschillende hoeveelheden in speciale cellen in ons huid aangemaakt wordt. Als wij geen melanine zouden hebben (zoals bij albinisme) dan zouden wij een zeer witte of roze huid hebben. Als wij slechts kleine hoeveelheden melanine kunnen aanmaken, zijn wij “blank”. Als wij heel veel melanine kunnen aanmaken, zijn wij zeer donkerbruin. Tussenin vinden wij alle variaties van bruin. Arabieren, Indonesiërs, Iraniërs, WestAziaten, Noord-Afrikanen behoren volgens alle mogelijke opdelingstheorieën tot het Kaukasische, blanke mensengroep, hoewel hun huidskleur door vermenging met zwarte volkeren donkerder is dan die van NoordEuropese blanken. De huidskleur gaat dus niet dieper dan de huid! De meeste trekken worden onafhankelijk van elkaar overgeërfd en de genen die de huidskleur beïnvloeden hebben niets te maken met de genen die het haartype, oogvorm of bloedgroep bepalen. Laat staan meer complexe eigenschappen als intelligentie, muzikaal talent of atletische bekwaamheid. Je kunt toch niet de oogkleur afleiden van iemand zijn lengte? Of de bloedgroep van de grootte van het hoofd? Als je trouwens vanaf de evenaar tot in Scandinavië zou wandelen, zou je nergens een duidelijke grens tussen het ene en het andere volk kunnen terugvinden, ook al vertellen foto’s en media ons dat iemand uit Kongo er duidelijk anders uitziet dan een Egyptenaar, Turk, Italiaan of Zweed. De overgang gebeurt echter heel
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
geleidelijk en de categorieën wit (roze?) en zwart (bruin?) geven enkel de uitersten van een heel geleidelijk aan glijdende schaal weer. Mensen hebben de hele geschiedenis door gemigreerd en zich vermengd. Er bestaan geen pure rassen, alleen graduele variaties. Oorspronkelijk was de huidskleur het voornaamste raskenmerk, waarschijnlijk omdat de mens nu eenmaal visueel is ingesteld. Een marsmannetje dat voor het eerst de aarde bezoekt zou vanwege de huidskleuren meteen zien dat er verschillende "menselijke rassen" zijn, argumenteren sommigen. Toen Christoffel Columbus echter in Amerika aankwam, vond hij niet dat de mensen er daar anders uitzagen dan hijzelf. Hij beschreef de huidskleur van de "Indianen" als "niet donker, maar licht". Later hadden andere Europeanen het over "witte" Indianen. Weer andere tijdgenoten meenden "zwarten" te zien. Ook werden "bruine" Indianen beschreven. "Wit" kwam echter het meest voor. Pas eind achttiende eeuw begon men Indianen als het "rode ras" te zien. Sommige Indianen verfden zich rood, en hoewel de Europeanen ter plaatse heel goed wisten dat het om het aanbrengen van een soort klei ging, kwam toch de term "roodhuiden" in zwang. Het "gele ras" blijkt al evenzeer een sociale constructie. Europese reizigers noemden de Chinezen in de zestiende eeuw een "withuidig volk" en vergeleken hen met Duitsers, Spanjaarden en Italianen. Sommige reizigers achtten Chinezen zelfs witter dan Europeanen. Pas twee eeuwen later begon men over "het gele ras" te fantaseren. Dat kwam waarschijnlijk door een samengaan van allerlei associaties. Geel was in China namelijk de kleur van alles dat keizerlijk was en werd zodoende veel gebruikt. De keuze voor "geel" als "dominant raskenmerk" was dus evenmin als bij de Indianen gebaseerd op daadwerkelijke waarneming. Van Europeanen krijg je ook nogal vaak te horen dat àlle Aziaten of àlle Afrikanen op elkaar lijken. Dit heeft te maken met het feit dat er in de eigen populatie een grote variatie is naar oog-, haar- en huidskleur, terwijl men bij andere volkeren alleen maar zwartharige en bruinogige mensen ziet. Wat afwijkt slorpt zoveel aandacht op dat we geen oog hebben voor de veel grotere onderlinge verschillen.
Vraag 3: Mensen hebben bij benadering 25.000 genen. Hoeveel genen onderscheiden alle leden van een ras van de leden van een ander ras? Antwoord A: geen. Er bestaan geen kenmerken, geen trekken (zelfs niet één gen), die alle leden van een zogenaamd “ras” onderscheiden van de leden van een ander “ras”. Na de Tweede Wereldoorlog hebben wereldwijd de meeste wetenschappers afstand genomen van het begrip "menselijke rassen". Men moest erkennen dat een dergelijke indeling van mensen geen biologisch gegeven was. Er was dus eerst het racisme, en daarna pas de indeling in "menselijke rassen". Charles Darwin schreef in 1871 al hoe moeilijk het was om het aantal rassen te bepalen: sommige “deskundigen” spraken van 1 soort, velen van 4 of 5 soorten, anderen dan weer van 30 “rassen” of subsoorten. Zo ontstond in 1988, in Zuid-Afrika de mogelijkheid om zijn rasaanduiding te wijzigen. Twintigmaal zoveel mensen wilden van de aanduiding 'zwart' naar 'kleurling' overgaan, als andersom. De arbitraire indeling in rassen gebeurde steeds op het zicht. Tot op vandaag nog kan iemand met een meerderheid aan “blank bloed”, als zwart bestempeld worden. Pas in 1994 verklaarde de invloedrijke Amerikaanse antropologenvereniging AAA dat het begrip volkomen onwetenschappelijk is: als er al verschillen gemeten worden tussen groepen die door racisten als "menselijke rassen" worden aangemerkt, dan zijn dat "geen gevolgen van hun biologische erfenis, maar het product van historische en hedendaagse sociale, economische, onderwijskundige en politieke omstandigheden”. Rassen bestaan dus niet als een biologische entiteit, maar wel als een sociologische constructie, als producten van onze perceptie. Ons geloof in rassen heeft met “gezond verstand” te maken. Het vroegere geloof dat de aarde plat was leek vroeger ook heel logisch. “Rassen” zijn een relatief modern idee, vroeger deelde men mensen immers niet in volgens fysieke kenmerken, maar wel volgens taal, godsdienst, status of klasse.
Vraag 4: Leden van een ras kunnen geïdentificeerd worden aan de hand van: Antwoord E: geen van de voorgaande.
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
Er zijn geen kenmerken, of trekken (zelfs niet één gen), die terug te vinden zijn bij àlle leden van een zogenaamd “ras” en die dan weer zouden ontbreken in een ander “ras”. A, B, en O bloedgroepen vinden we terug in heel de wereldbevolking (het percentage Esten en Papoea’s met A, B, en O bloed is nagenoeg identiek). Huidskleur varieert met breedtegraad, niet met “ras”. Sub-Sahara-Afrikanen, de Dravidiërs en Tamils uit ZuidIndië, de Aboriginals uit Australië (waar blond haar geen uitzondering is!) en de Melanesiërs uit de Stille Oceaan hebben allemaal een donkere huid. Europeanen en Chinezen hebben een duidelijk verschil in uiterlijk voorkomen. Toch ligt hun huidskleur veel dichter bij elkaar dan dat ze elk afzonderlijk ligt ten opzichte van die van Congolezen. Testen we echter op bloedgroep, dan liggen de resultaten van de Europeanen en de Afrikanen weer veel dichter bij elkaar dan elk afzonderlijk ten opzichte van Chinezen. Zo zijn er veel andere trekken (neusgrootte, oogkleur, lengte,…) waarop men volkeren zou kunnen vergelijken. Afstamming is moeilijk te achterhalen: als je 10 generaties teruggaat heb je 1024 voorouders, als 30 generaties zou terug gaan (ongeveer 1000 jaar) kom je uit bij 1 miljard voorouders (want je hebt 2 ouders, 4 grootouders enz)! Dit betekent dat elke historische figuur die meer dan 1000 jaar geleden leefde (Karel De Grote, Julius Caesar,…) en kinderen en kleinkinderen had, heel waarschijnlijk een van je voorouders is! Vraag 5: De ultieme bron van alle menselijke genetische variatie is? Antwoord A: mutaties in DNA sequenties Genetische mutaties worden veroorzaakt door willekeurige kopiëren van veranderingen in basenparen tijdens DNA-replicatie. Natuurlijke selectie en geografie beïnvloeden wel de soorten genetische mutaties. Mensen zijn genetisch meer gelijkend dan verschillend.
Vraag 6: Welke groep bevat de grootste genetische variatie? Antwoord D; fruitvliegjes Fruitvliegjes bestaan al heel lang en hebben bovendien een korte levensduur, zodoende hebben zich over de generaties heen vele genetische mutaties opgestapeld. De moderne mens is echter een van de meest genetisch homogene soorten) en ook een relatief jonge soort (ongeveer 150.000 tot 200.000 jaar oud). De mens loopt dus nog niet lang genoeg rond om een grote genetische variatie te accumuleren. Bovendien hebben mensen zich altijd verplaatst en vermengd (migratie is dus niet enkel een recent fenomeen), wat onze “genenpool” verder homogeen maakt. Onderhuids zijn we allemaal heel gelijkaardig. Mensen zijn voor 99,9% genetisch identiek. Fruitvliegen hebben tienmaal zoveel onderlinge genetische verschillen als mensen.
Vraag 7: Welke 2 bevolkingsgroepen zullen gemiddeld gezien het meest genetisch gelijk zijn? Antwoord E.: Saoedi-Arabiërs en Ethiopiërs. Populaties die geografisch dicht bij elkaar wonen hebben de neiging ook genetisch meer op elkaar te lijken dan groepen die ver van elkaar wonen. Dit omdat er dan in het verleden een grotere waarschijnlijkheid was voor vermenging en er daarom meer genen gedeeld werden. Ook al worden Senegalezen en Kenianen enerzijds en Italianen en Zweden anderzijds traditioneel onder hetzelfde “ras” geplaatst, ze leven verder van elkaar en hadden dus minder contact en vermenging dan Saoedi’s en Ethiopiërs.
Vraag 8: De grootste menselijke genetische variatie vind men terug.. Antwoord A: binnen eender welke locale populatie, zowel bij de Vlamingen als bij de Zulu (Zuid-Afrika) of de Hmong (Zuid-Azië) 85% van alle menselijke variatie vinden we terug binnen 1 populatie, of het nu Belgen, Ieren, Nigerianen of Koreanen zijn. Er is véél meer variatie binnen in één groep dan tussen groepen. Er kunnen dus meer
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
genetische verschillen zijn tussen twee willekeurige Belgen dan tussen een Belg en een willekeurige Koreaan. Gemiddeld kan 94% van alle genetische variatie op elk continent gevonden worden. Mocht een wereldwijde ramp alle mensen behalve bijvoorbeeld de Aziaten uitroeien, zou dus nog 94% van het menselijke genetische materiaal bewaard blijven. Slechts 6 % van de genetische diversiteit laat zich herleiden tot wat men een “ras” noemde. De genetische verschillen tussen individuen zijn dus onnoemelijk veel groter dan de genetische verschillen tussen rassen. Vraag 9: Welk continent heeft de grootste menselijke genetische diversiteit? Antwoord C: Afrika. De oorsprong van de moderne mens (Homo sapiens sapiens) wordt via DNA-onderzoek in Afrika gesitueerd. Menselijk DNA en specifieke allelen (bepaald type gen dat op een bepaalde plaats van een chromosoom kan voorkomen) kunnen teruggebracht worden tot een Afrikaanse populatie die 100.000 jaar geleden leefde. Wetenschappers kunnen onze genetische afkomst onderzoeken door de weg van het mitochondriale DNA en Y-chromosoom DNA te volgen, deze worden onveranderd doorgegeven van generatie tot generatie. Het grootste deel van onze evolutie als soort brachten we daar samen door. Ongeveer 50 tot 70.000 jaar geleden verlieten die eerste mensengroepen Afrika en verspreidden zich over de wereld. Alle andere wereldpopulaties kunnen gezien worden als een onderdeel van die Afrikaanse. Elk menselijk genetisch kenmerk kan ook in Afrika gevonden worden, met uitzondering van de relatief recente variaties begunstigd door de omgeving of seksuele selectie, zoals een lichtere huid. Afrikaanse populaties bevatten bijna alle DNA varianten die men vindt bij Aziaten en Europeanen plus een aantal nieuwere varianten. Toen vroege populaties begonnen te migreren vanuit Afrika naar Azië en Europa namen ze slechts een deel van de Afrikaanse genetische variaties met zich mee. Er bleven nog heel wat DNAvariaties achter in Afrika.
Vraag 10: Kunnen wetenschappers het ras van een persoon bepalen door naar zijn DNA te kijken? Antwoord B: neen. Er is geen gen voor “ras”. Het is wel mogelijk om aan de hand van DNA de genetische afstamming van iemand te traceren. Aangezien de mens uit Afrika migreerde, ondergingen de genen in de loop der tijden kleine veranderingen, overal ter wereld. Elk van deze veranderingen is een “marker” van iemands voorouders die leefden waar de veranderingen zich voordeden. Voor een geneticus zijn deze als mijlpalen langs een weg, die via lokale mensen naar de Afrikaanse bron leiden. Elke genetische verandering vertelt een deeltje van het verhaal van onze menselijke geschiedenis. Een wetenschapper moet naar vele deeltjes van het DNA kijken om een betrouwbaar verhaal te krijgen. Vraag 11: Welke van de volgende worden zowel door omgevings- als genetische factoren bepaald? Antwoord D: alle voorgaande. Genen en omgeving samen maken een persoon uniek. Kenmerken zoals huidskleur, lengte, aanleg voor ziektes worden bepaald door een complexe combinatie van genetische kenmerken, omgevingsfactoren en culturele ervaringen.
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
Vraag 12: Is ras een juiste weergave van genetische diversiteit? Antwoord B: neen. Het concept van “ras” geeft geen juist beeld van de menselijke genetische diversiteit. De reële patronen van genetische diversiteit zoals geobserveerd in het menselijke genoom en DNA stemmen hier niet mee overeen. Opdeling in rassen op basis van zichtbare fysieke kenmerken zoals huidskleur, haartype of vorm van de neus, zijn eerder willekeurige verschillen. Je kunt ze niet bundelen in categorieën van rassen. De verschillen tussen deze zogenaamde "rassen" zijn kleiner dan de verschillen binnen deze groepen. Er is dus maar 1 ras, namelijk het menselijke ras of de menselijke soort. De diversiteit bij mensen is erg laag in vergelijking met bijvoorbeeld honden of koeien waar je wel kan spreken over rassen (De anti-discriminatiewet spreekt daarom ook van “een verschil in behandeling gebaseerd op een zogenaamd ras”). Het begrip ras is natuurlijk wel een begrip dat in de geschiedenis veel is misbruikt voor diverse, vooral politieke, doeleinden. Het voornamelijk 19de-eeuwse begrip menselijk ras (de rassentheorieën dateren vooral van de late 18de en begin 19de eeuw) hangt samen met het idee dat het mogelijk zou zijn de homo sapiens biologisch in te delen in subtakken, volgens uiterlijke kenmerken zoals onder andere huidskleur of gezichtstrekken. Natuurlijk werden deze subtakken hiërarchisch gerangschikt (aan de hand van bijvoorbeeld een verschil in schedelinhoud), om zo de maatschappelijke rangorde als getrouwe weergave van biologische verschillen te kunnen rechtvaardigen. Zwarten, maar ook vrouwen, armen en vreemdelingen waren als van nature minderwaardig en dus ondergeschikt. Dat vinden we ook nog terug in de benaming 'mongooltje' voor iemand met het syndroom van Down. John Down was de arts die in 1866 de afwijking identificeerde. Volgens Down droegen personen met dat syndroom de anatomische kenmerken van lagere rassen. Enkele toevallige gelijkenissen met Aziaten (vooral de ogen) suggereerden de benaming 'mongolisme': een specifieke vorm van raciale degeneratie. Racisme is de verzamelterm voor alle opvattingen die aan het begrip “ras” een doorslaggevende betekenis toekennen bij het indelen van de mensheid. Velen gebruiken “racisme” in algemene zin als aanduiding van xenofobie (angst voor vreemdelingen) of etnocentrisme (het centraal stellen van de eigen cultuur en dit gebruiken als maatstaf of waardeoordeel voor de normen en gewoonten van een andere cultuur, resulterend in een gevoel van eigen superioriteit). Wel bestaan er binnen de soort Homo sapiens populaties die zich onderscheiden en die over de generaties als zodanig herkenbaar zijn. In die zin vervangt het begrip etniciteit tegenwoordig ook wel het begrip "menselijk ras". Een etniciteit is in de eerste plaats een sociaal-culturele identiteit, die een bepaalde groep mensen of een aantal bevolkingsgroepen verbindt, waarbij men zich identificeert met gezamenlijke factoren zoals nationaliteit, stamverwantschap, religie, taal, cultuur of geschiedenis. Het kan in een aantal contexten wel degelijk zinvol zijn om aan te geven wat de etnische achtergrond van een persoon is. o Medicijnen werken soms verschillend bij mensen van verschillende herkomst o Vele ziekten hebben een verschillende kans om voor te komen bij mensen van verschillende herkomst. De resistentieontwikkeling bij mensen is een evolutionair proces. Een goed voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de teloorgang van het Incarijk als gevolg van ziekten die door Europeanen werden meegebracht (vb. het influenzavirus, de mazelen). o Sommige erfelijke eigenschappen komen in de ene groep vaker voor dan in een andere, zie bv de Sikkelcelziekte of Lactose-intolerantie o De culturele identiteit wordt vaak ook door een persoon zelf ontleend aan de etnische achtergrond o Op cosmetisch vlak hangt de vraag naar producten sterk af van huidskleur en haartype
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
Vraag 13: Sikkelcelanemie is een aandoening die in België vaak voorkomt bij Afrikaanse minderheden en ontstaat door een erfelijke verandering van de rode bloedkleurstof in de rode bloedcellen: de hemoglobine. De functie van de hemoglobine is het opnemen en loslaten van zuurstof. Op die manier kan bloedarmoede ontstaan. Wat is waar? Antwoord B: het sikkelcelkenmerk komt vooral in Afrika voor en in enkele andere delen van de wereld, namelijk daar waar malaria voorkomt omdat dit kenmerk bescherming tegen malaria biedt Genetische ziektes worden geërfd via de familie, niet via het “ras”. Omdat sikkelcelziekte van oorsprong een verdedigingsmechanisme is tegen malaria, komt het voornamelijk voor bij mensen met voorouders uit Westen Centraal Afrika. Maar ook op het Saoedische schiereiland, in Turkije, Zuid-Azië en andere delen van de wereld komt sikkelcelziekte voor. Een Griek heeft dus een grotere kans drager te zijn dan een Zuid-Afrikaan. De aanwezigheid van sikkelcelziekte is dus geen indicator van een “ras”, maar wel van een voorouder uit een malariagebied. Vergelijkbaar is bijvoorbeeld lactose-intolerantie, een extra gevoeligheid voor zuivelproducten, wat gemiddeld gezien vaker voorkomt onder mensen van Aziatische origine. Anorexia nervosa en boulimie kan je zo ook als etnische ziektes beschouwen want ze zijn typisch westers.
Vraag 14: Het slachtoffer zijn van discriminatie kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid die de verdeling en concentratie van ziektes in verschillende groepen beïnvloedt. Antwoord A: waar. Het slachtoffer is van discriminatie brengt stress met zich mee die de lichaamsmechanismen en dus ziektes beïnvloeden. Talrijke studies hebben een verband gevonden tussen discriminatie enerzijds en mentale stress en verhoogde hart- en vaatziekten. Andere factoren zoals werkstress kunnen natuurlijk ook tot ziektes leiden.
Geïnspireerd door http://www.understandingrace.org http://www.pbs.org/race http://nl.wikipedia.org/
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be
Bijlage: kaartjes (© George Chaplin)
Kaart 1: Jaarlijkse gemiddelde UV-straling, gebaseerd op gegevens van de NASA TOMS satellieten. UVstraling is het hoogst in de tropen en vooral rond de evenaar (rode en blauwe gebieden), ook al is breedtegraad niet de enige bepalende factor. De extreem noordelijke en zuidelijke zones (grijze gebieden) ontvangen heel weinig UV-straling, en ook alleen maar in het hart van de zomer.
Kaart 2:Voorspelde huidskleur voor moderne mensen op basis van gemeten huidreflectiegegevens en omgevingsfactoren, in het bijzonder de UV-straling. Deze kleurvariatie benadert de reële huidskleur. De huidstint is het meest donker rond de evenaar en de tropen, en wordt bleker met een hogere breedtegraad.
Atlas, Carnotstraat 110, 2060 Antwerpen www.atlas-antwerpen.be